Overzicht 2012 De FOD Economie en het concurrentievermogen van onze economie
Overzicht 2012 De FOD Economie en het concurrentievermogen van onze economie
2
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. 02 277 51 11 Vanuit het buitenland: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever:
Jean-Marc Delporte Voorzitter van het Directiecomité Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel
Wettelijk depot: D/2013/2295/37 T/0245-13
@ Sergey Nivens - Photolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voorwoord Met enthousiasme en vastberadenheid nam ik op 25 juni 2012 het roer van de FOD Economie in handen. Ik ontdekte er een uitstekende organisatie, een grote technische expertise en een diversiteit aan bevoegdheden die een reële impact hebben op het economische leven. De FOD Economie, die efficiëntie hoog in het vaandel draagt en zin wil geven aan zijn actie, ging eind 2011 van start met een update van zijn strategie, die heel 2012 in beslag nam. Ons Directiecomité, dat aandacht heeft voor de evolutie van de internationale vraagstukken, op één lijn zit met de Europese verbintenissen en de sociaaleconomische prioriteiten van onze regering rechtstreeks ondersteunt, voerde een grondige strategische reflectie aangaande de aanwezige bedreigingen en kansen, de aan te nemen uitdagingen en de te halen doelstellingen. Deze strategie wil de vier “kerntaken” van onze FOD: de markt kennen, ze reglementeren, ze controleren en het Belgische standpunt coördineren, kruisen met de vier “krachtlijnen”: de consument beschermen, streven naar een duurzame economie, een competitieve economie ondersteunen en een transparante markt waarborgen.
3
De actie van de FOD sluit aan bij een kwetsbaar economisch klimaat en een evoluerende institutionele context die hij volledig tracht te doorgronden. De FOD baseert zich op zijn exclusieve federale opdracht om de voorwaarden te creëren voor een competitieve, evenwichtige en duurzame werking van de goederen- en dienstenmarkt en om in die hoedanigheid de ambities van de Interne Markt op Belgisch niveau om te zetten. Tegelijk schenkt onze FOD bijzondere aandacht aan een open, loyaal en constructief partnerschap met de gewesten, waarmee hij in voortdurende dialoog staat. De FOD is zich ook volkomen bewust van de moeilijke budgettaire context die hem, net zoals alle overheidsdiensten, verplicht in de toekomst meer te doen met minder. Dit is een intern leidmotief dat organisatorische keuzes vergt evenals een heroriëntering van zijn middelen ten voordele van de echte prioriteiten.
4
In juli 2012 startte de federale regering een relancestrategie om het concurrentievermogen van onze ondernemingen te versterken, de koopkracht van de burgers te vrijwaren en meer kwaliteitsbanen te scheppen. De FOD Economie heeft deze strategie in het kader van zijn bevoegdheden dan ook overgenomen door zijn expertise en zijn beheers- en analyse-instrumenten te benutten en zo innovatie te stimuleren, evenwichtige betrekkingen tussen de marktspelers tot stand te brengen en de concurrentiekracht van onze economie te bevorderen. Onze FOD is vastberaden van plan zijn taak en zijn verantwoordelijkheden op te nemen, in uitstekende verstandhouding en nauwe samenwerking met alle bevoegde administratieve spelers. Deze editie 2012 van het jaaroverzicht, die grotendeels gestructureerd is volgens de hoofdlijnen van het relanceplan van de regering, belicht de door de FOD Economie gevoerde acties en projecten in domeinen als marktwerking, prijzen en mededinging, netwerkindustrieën, innovatie, kmo’s, overheidsopdrachten, administratieve vereenvoudiging en fraudebestrijding. Ik ben ervan overtuigd dat dit overzicht de fundamentele en verwachte rol van de FOD Economie ten gunste van het concurrentievermogen nog meer bevestigt. Veel leesgenot. Jean-Marc Delporte Voorzitter van het Directiecomité
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
INHOUDSTAFEL Voorwoord....................................................................................................................................................................................................................3 Inleiding: concurrentievermogen in het middelpunt van elk debat............................................... 10 1.
De elementen van het concurrentievermogen .......................................................................................... 12 1.1. Definitie en concept....................................................................................................................................................................12 1.2. Het Scorebord Concurrentievermogen............................................................................................................13 1.2.1. Doelstelling van het project........................................................................................................................13 1.2.2. De dimensies van het concurrentievermogen ................................................................14 1.3. Monitoring en federale relancestrategie.......................................................................................................15
2.
De marktwerking.............................................................................................................................................................................. 16 2.1. De mededinging...............................................................................................................................................................................16 2.1.1. De strategische doelstellingen van de Mededingingsautoriteit...............16 2.1.2. Gerealiseerde acties ...........................................................................................................................................17 2.2. Consumptieprijsindex..............................................................................................................................................................19 2.3. Het Prijzenobservatorium..................................................................................................................................................21 2.4. De sectorale screening .........................................................................................................................................................22
3.
De netwerkindustrieën: sleutelsectoren van het concurrentievermogen in België........................................................................................................................................................................................................ 24 3.1. De energie ..............................................................................................................................................................................................24 3.1.1. De zekerheid van de energiebevoorrading ..........................................................................24 3.1.2. Prijs van elektriciteit en aardgas.........................................................................................................30 3.1.3. Administratieve vereenvoudiging.......................................................................................................32 3.1.4. Nucleaire energie.....................................................................................................................................................33 3.1.5. Interne energiemarkt.........................................................................................................................................34 3.1.6. SET-Plan...............................................................................................................................................................................35 3.1.7. Monitoring van de op de markt gebrachte apparaten...........................................35
5
3.1.8. Controle van petroleumproducten....................................................................................................37 3.1.9. Demand Side Management en Demand Response..................................................38 3.2. De telecommunicatie ..............................................................................................................................................................39 3.2.2. Vast internet ...................................................................................................................................................................41 3.2.3. Mobiel internet.............................................................................................................................................................42 3.2.4. Telefoon..................................................................................................................................................................................44 3.2.5. Maatregelen.....................................................................................................................................................................46 4.
De strategie voor innovatie.................................................................................................................................................. 48 4.1. Intellectuele eigendom...........................................................................................................................................................48 4.1.1. Nieuwe stap naar hervorming van het Europese octrooisysteem..............................................................................................................................48 4.1.2. Benelux Patent Platform project........................................................................................................50
6
4.1.3. De handhaving van auteursrecht en naburige rechten op het internet..............................................................................................................................................................51 4.1.4. Intellectuele eigendom en elektronische economie................................................53 4.2. Normalisatie .......................................................................................................................................................................................54 4.3. Overheidsopdrachten...............................................................................................................................................................56 4.3.1. De innovatiestrategie .........................................................................................................................................56 4.3.2. Concrete acties............................................................................................................................................................57 4.4. Luchtvaart................................................................................................................................................................................................59 4.5. Defensie-industrie........................................................................................................................................................................60 4.5.1. Economische weerslag bij defensiebestellingen.........................................................60 4.5.2. Firmaveiligheidsmachtiging......................................................................................................................61 4.6. Reach..............................................................................................................................................................................................................62 4.7. Duurzame ontwikkeling........................................................................................................................................................64 5.
Ondernemingen en kmo’s...................................................................................................................................................... 65 5.1. Het “Kmo-plan 2012”...............................................................................................................................................................65
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5.2. De Belgische omzetting van de Europese Small Business Act......................................66 5.2.1. De SBA Fact Sheets...............................................................................................................................................66 5.2.2. Het netwerk van kmo-vertegenwoordigers.........................................................................67 5.3. Bedrijven en internationalisering ..........................................................................................................................68 5.3.1. Onze bedrijven ondersteunen in een internationale omgeving.................68 5.3.2. Economische douaneregelingen .......................................................................................................70 5.3.3. Opvolgen van vrijhandelsovereenkomsten............................................................................71 5.3.4. Markttoegang derde landen......................................................................................................................72 5.3.5. Promotie van België in het buitenland........................................................................................75 6.
Administratieve vereenvoudiging............................................................................................................................... 78 6.1. Het federale actieplan administratieve vereenvoudiging........................................................78 6.2. De Kruispuntbank van Ondernemingen.........................................................................................................79 6.3. Dienstenrichtlijn..............................................................................................................................................................................80 6.3.1. Peer review.......................................................................................................................................................................81 6.3.2. Criteria voor de vergunningsstelsels............................................................................................81 6.3.3. Centraal contactpunt en elektronisch loket.........................................................................81 6.3.4. Werkgroep EUGO ....................................................................................................................................................82 6.4. E-government en elektronische economie ..............................................................................................83 6.5. De statistieken....................................................................................................................................................................................84
7.
De strijd tegen de economische fraude en piraterij............................................................................. 85 7.1. Klachtenbeheer................................................................................................................................................................................86 7.2. ADR en BELMED: een alternatieve oplossing voor geschillen........................................87 7.3. Fraudebestrijding...........................................................................................................................................................................88 7.4. Specifieke acties op het vlak van controle op de markt............................................................91 7.4.1. Opkopen van goud – preventieve witwaswetgeving...................................................91 7.4.2. OPSON II...............................................................................................................................................................................91
7
7.4.3. Problematiek in de meubelsector.....................................................................................................92 7.4.4. Controle van de aardolieproducten..................................................................................................93 7.4.5. Diamant..................................................................................................................................................................................95 7.4.6. De elektronische handel.................................................................................................................................96 7.5. Coördinatie van de economische-fraudebestrijding......................................................................98 7.6. Bestrijding van namaak en piraterij.....................................................................................................................99 7.6.1. Het Belgische model ...................................................................................................................................... 100 7.6.2. De acties van de ADCB in 2012 ........................................................................................................ 102 8.
Enkele kerncijfers van de FOD Economie...................................................................................................... 104 8.1. Dienst voor de Intellectuele Eigendom........................................................................................................ 104 8.2. Economische inspectie...................................................................................................................................................... 106
8
8.3. Telecommunicatie en informatiemaatschappij ............................................................................... 107 8.4. Kruispuntbank van Ondernemingen............................................................................................................... 108 8.5. Het Contact Center.................................................................................................................................................................. 108 8.6. Klachten over de dienstverlening........................................................................................................................ 110
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Lijst van tabellen Tabel 1. Marktaandeel Belgacom.........................................................................................................................................................44 Tabel 2. Onderzoek over handel op internet...........................................................................................................................97 Tabel 3. Aanvragen voor titels van intellectuele eigendom............................................................................ 105 Tabel 4. Verleningen van titels van intellectuele eigendom.......................................................................... 105 Tabel 5. Bescherming en veiligheid van de consument...................................................................................... 106 Tabel 6. Top 5 van vragen aan het Contact Center in 2012............................................................................. 109
Lijst van grafieken Grafiek 1. Penetratiegraad van het aantal breedbandverbindingen.....................................................40 Grafiek 2. Internetsnelheden en ultrasnelle breedbandverbindingen...............................................42 Grafiek 3. Penetratiegraad van het aantal mobiele breedbandverbindingen...........................43 Grafiek 4. Aantal vaste en mobiele telefonieabonnementen per 100 inwoners (2011).......................................................................................................................................................45 Grafiek 5. De tien beginselen van de Small Business Act...................................................................................67
9
Inleiding: concurrentievermogen in het middelpunt van elk debat Op Europees vlak In een economische context die door globalisering en door een exponentiële toename van de internationale handel wordt gekenmerkt, is het concurrentievermogen van essentieel belang voor de economieën. Het oprukken van de opkomende landen verplicht de gevorderde industrieën in te spelen op de structurele hefbomen van hun concurrentievermogen om hun marktaandelen in de internationale handel te behouden.
@ koy979 - Photolia.com
10
Het verbeteren van het concurrentievermogen van de ondernemingen en economieën staat centraal in de strategieën van de Europese Unie. De Lissabonstrategie streefde er inderdaad naar om van de EU de meest competitieve economie ter wereld te maken, evenals de huidige EUROPA 2020-strategie waarin drie prioriteiten, die elkaar verstevigen, bepaald werden: slimme, duurzame, en inclusieve groei. In het licht hiervan heeft de EU vijf ambitieuze doelstellingen vastgelegd, te bereiken tegen 2020, op het vlak van tewerkstelling, innovatie, onderwijs en sociale inclusie en energie. Alle lidstaten hebben zich ertoe verbonden deze doelstellingen te verwezenlijken en te vertalen in realistische nationale doelstellingen. Om de inspanningen van alle lidstaten te coördineren, werd het Europees semester ingevoerd: een jaarlijkse cyclus voor de coördinatie van de economische beleidslijnen. Deze begint met de goedkeuring door de Europese Commissie van een “jaarlijkse groeianalyse” die de prioriteiten op het vlak van economische herstel en jobcreatie voor het eerstvolgende jaar vastlegt. Na het ene soberheidsplan na het andere tegen de schuldencrisis aaneen te hebben geregen, besloten de staatshoofden en regeringsleiders op de Europese top van 28 en 29 juni 2012 tot een “Pact voor groei en banen” met als doel de economie te stimuleren zonder het overheidstekort te doen oplopen. In dit pact verschijnen de vijf prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse 2012: een begrotingssanering zonder de groei te fnuiken, de normale kredietverlening aan de economie herstellen, de groei en de competitiviteit
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
bevorderen, de werkloosheid bestrijden en maatregelen nemen om de sociale gevolgen van de crisis op te vangen, en ten slotte de overheid moderniseren. Het “Pact voor groei en banen” steunt eveneens op het verder uitbouwen van de interne markt. De voorjaarsbijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders sluit de eerste fase van het Europees semester af en evalueert zodoende de geboekte vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen 2012 en bij de aangegane verbintenissen voor het Euro Plus-pact. De lidstaten zullen bovendien richtsnoeren aangereikt krijgen voor de verwezenlijking van hun nationale hervormingsprogramma’s en stabiliteits- (of convergentie-) programma’s op basis van de jaarlijkse groeianalyse evenals voor de tenuitvoerlegging van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. In dit kader buigt de Europese Raad zich over de stand van zaken van de tenuitvoerlegging van het Pact voor groei en banen, met name wat betreft de eengemaakte markt en slimme regelgeving.
De federale regering is vastbesloten om België opnieuw op weg naar duurzame groei te zetten en kwaliteitsvolle banen te creëren. Zo initieerde ze een nieuwe relancestrategie die in de lijn ligt van de sinds het begin van de nieuwe legislatuur genomen structurele maatregelen, rekening houdend met de begrotingsdiscipline. Dit plan sluit ook aan bij de Europese prioriteiten als vastgelegd op de Europese Raad van juni 2012 met als doel de competitiviteit van de ondernemingen te stimuleren, de arbeidsmarkt te herstellen, de koopkracht te beschermen om de binnenlandse vraag te ondersteunen, en dit zonder de openbare financiën aan te tasten. Deze strategie wordt vertaald in een reeks concrete maatregelen, onderverdeeld in 3 grote domeinen (concurrentievermogen van de ondernemingen, scheppen van banen, koopkracht van de burgers en de overheden) en 12 pijlers. Een aantal van deze pijlers hebben rechtstreeks betrekking op de competenties van de FOD Economie, met name energie, werking van de markt, onderzoek en innovatie, kmo’s, overheidsopdrachten en administratieve vereenvoudiging. Het is dus logisch dat de FOD Economie werd aangeduid als een van de actoren van de opvolgings- en monitoringprocedure van de relancestrategie.
11
@ RealPhotoItaly - Photolia.com
Op Belgisch vlak
@ alphaspirit - Photolia.com
12
1. De elementen van het concurrentievermogen 1.1. Definitie en concept Het concurrentievermogen is een complex concept waarvoor geen algemeen geldende definitie bestaat. Het heeft verschillende betekenissen al naargelang het verwijst naar een land, een sector of een onderneming. Het concurrentievermogen heeft niettemin twee kenmerken: enerzijds is het een relatief concept, omdat het pas zin heeft bij een vergelijking met een soortgelijke grootheid (land, sector of onderneming), en anderzijds verwijst het naar een dynamisch en veranderlijk concept dat een constante bijsturing veronderstelt naargelang de economische omstandigheden van het land en van de internationale markt. De complexiteit van het concept noopt tot het in ogenschouw nemen van verschillende complementaire invalshoeken om de concurrentiepositie van een economie volledig te kunnen beoordelen. In dit kader selecteerde de FOD Economie drie invalshoeken in het hierna volgende Scorebord Concurrentievermogen. De eerste betreft de samengestelde indicatoren van het concurrentievermogen die ontwikkeld werden door internationale organisaties, met als bekendste het World Economic Forum (WEF) en het International Institute for Management Development (IMD). Deze organisaties rangschikken de landen op grond van verschillende (gewogen) indicatoren die betrekking hebben op het concurrentievermogen. Deze invalshoek heeft het voordeel dat men snel de positie van een economie kan vergelijken en bepalen, maar werpt wel enkele bezwaren op over methodiek en betrouwbaarheid van de gebruikte gegevens.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De tweede invalshoek bekijkt de buitenlandse prestaties, meer bepaald de betalingsbalans en de exportmarktaandelen. Deze macro-economische invalshoek moet men aanvullen met een meer gerichte meso-economische invalshoek over het sectorale concurrentievermogen. De derde invalshoek vloeit voort uit de recente werkzaamheden over de internationale handel en neemt de structurele factoren van het concurrentievermogen onder de loep, meer bepaald alle elementen die langetermijneffecten kunnen hebben op de prestaties van een economie. De OESO geeft daarvan een eenvoudige definitie: een indicator die het voor- of nadeel van een land meet bij het verkopen van zijn producten op de internationale markten. Deze definitie berust op twee belangrijke dimensies: het prijsconcurrentievermogen en het niet-prijsconcurrentievermogen. • Het prijsconcurrentievermogen hangt, naast de wisselkoers, vooral af van de arbeidskosten en kapitaalkosten en van de directe en indirecte productiekosten. Er is een rechtstreekse weerslag op de verkoopprijs van de producten. • Het niet-prijsconcurrentievermogen gaat over structurele en kwalitatieve aspecten en berust voornamelijk op het O&O-aandeel en het innovatie-, kwaliteits-, productiviteits- en aanpassingsvermogen. Het is de actie maar vooral ook de interactie van het geheel van deze factoren die het mogelijk maakt om de concurrentiepositie van een economie te bepalen. Het concurrentievermogen is dan ook de resultante van een veelheid aan zowel nationale als internationale factoren. Met de toegenomen slagkracht van de nieuwe lidstaten van de EU en van de opkomende landen wordt het echter steeds duidelijker dat ontwikkelde en rijpe economieën zoals België hun concurrentievermogen vooral structureel moeten aanpakken om hun exportprestaties te verbeteren of ten minste toch te behouden. Daartoe zijn maatregelen nodig, waarvan er sommige tot de bevoegdheid van het departement behoren, met name op het gebied van O&O en innovatie, onderwijs en scholing, ondernemerschap, marktwerking, duurdere marktsegmenten in de uitvoerstructuur, …
1.2. Het Scorebord Concurrentievermogen 1.2.1. Doelstelling van het project Het Scorebord Concurrentievermogen, het nieuwe hulpmiddel ontworpen door de FOD Economie, is bedoeld om de concurrentiepositie van de Belgische economie te situeren ten opzichte van onze belangrijkste handelspartners, met name Duitsland, Frankrijk en Nederland. Dankzij een kleurencode kan men direct zien op welke gebieden België be-
13
ter of minder goed presteert dan de genoemde handelspartners. Naast de algemene positie van België kan men dankzij dit hulpmiddel ook de belangrijkste sterke en zwakke punten bepalen. Het Scorebord Concurrentievermogen berust daartoe op een aantal kwantitatieve gegevens die voornamelijk uit officiële bronnen afkomstig zijn en die de belangrijkste indicatoren van het prijsconcurrentievermogen en het niet-prijsconcurrentievermogen weergeven. Voor de toelichting van de voornaamste indicatoren en de evaluatie van de concurrentiepositie van België worden verschillende jaren bekeken. De eerste publicatie is voorzien voor het tweede semester 2013 en zal enkel online beschikbaar zijn, op de website van het departement, in een aangepaste gebruiksvorm. Het scorebord wordt halfjaarlijks bijgewerkt.
1.2.2. De dimensies van het concurrentievermogen Het concurrentievermogen mag niet gezien worden als een doel op zich, maar als een middel voor een duurzame economische groei die een verhoging van het tewerkstellingspeil, van de levensstandaard en van het sociale welzijn van de bevolking in de hand werkt. Er werden zeven dimensies onderscheiden.
14
Ze bestrijken een voldoende ruim spectrum om verschillende aspecten van het concurrentievermogen te omvatten. Elke dimensie bevat een aantal statistische indicatoren. Deze lijst met indicatoren is niet vast, maar kan evolueren naargelang het onderzoeksveld of de economische actualiteit. Economische prestaties Verschillende macro-economische aggregaten die in verband staan met het concurrentievermogen komen in dit deel aan bod. Bij de keuze werd rekening gehouden met de indicatoren die gekozen werden in het kader van de door de EU ingevoerde procedure voor de aanpak van macro-economische onevenwichtigheden (PMO). Het bbpverloop, het saldo op de lopende rekening, de inflatie, de interestvoeten, het begrotingssaldo, de schuld en het exportmarktaandeel alsook de inkomende en uitgaande investeringsstromen worden bestudeerd in het licht van het concurrentievermogen. Prijsconcurrentievermogen In dit deel worden de voornaamste factoren van het prijsconcurrentievermogen behandeld, meer bepaald de handelsvoorwaarden, de wisselkoersen, de arbeidskosten, de arbeidsproductiviteit en de totale factorproductiviteit. Globaal is het prijsconcurrentievermogen van België de laatste jaren verslechterd, voornamelijk als gevolg van de gestegen arbeidskosten en een stagnatie van de arbeidsproductiviteit. Niet-prijsconcurrentievermogen Innovatie, kenniseconomie, onderwijs en scholing alsook ondernemerschap vormen de belangrijkste studiegebieden van dit deel. In de ontwikkelde economieën speelt het niet-concurrentievermogen een fundamentele rol, want het kan op lange termijn de concurrentiepositie van een economie consolideren. Voor innovatie en kennis-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
economie ligt België globaal genomen rond het gemiddelde van de EU, maar het blijft toch vaak achterop bij zijn handelspartners. België neemt wel een vrij gunstige plaats in op het vlak van octrooien. Voor onderwijs lopen de resultaten enigszins uiteen: voor de totale overheidsuitgaven voor onderwijs en ook qua aandeel diploma’s hoger onderwijs behoort België tot de beste leerlingen van de EU, maar bij diploma’s voor wetenschappelijke richtingen scoort België iets minder goed. Het ondernemerschap vormt evenwel een aandachtspunt. Marktwerking In dit deel worden de mededinging, het prijspeil en de tevredenheid van consumenten in netwerkindustrieën onder de loep genomen. De keuze voor deze facetten hangt samen met de bevoegdheden van ons departement. Ook de aspecten “business facilitation” en fiscaliteit (voor de economie in haar geheel) komen aan bod. België behaalt globaal genomen gemiddelde EU-resultaten voor prijzen en concurrentie in netwerkindustrieën, maar blijft achterop ten opzichte van onze drie belangrijkste handelspartners. Arbeidsmarkt Deze dimensie omhelst een gedetailleerde evolutie van de tewerkstellingsgraad en van de werkloosheidsgraad.
15
Het concurrentievermogen is een instrument in dienst van een duurzame economische groei. Bovendien zijn milieuvraagstukken en economische vraagstukken meer en meer met elkaar verweven. Beide laatste dimensies bieden kernindicatoren die een algemeen beeld vormen van de vorderingen op weg naar duurzame ontwikkeling in het licht van de doelstellingen die in de strategie bepaald zijn.
1.3. Monitoring en federale relancestrategie Het Federaal Planbureau is belast met het ontwikkelen van een procedure om de doeltreffendheid van de maatregelen die werden genomen in het kader van de federale relancestrategie, op te volgen. Deze federale monitoring moet gebeuren op basis van een halfjaarlijkse reporting waarvan het eerste rapport tegen september 2013 wordt verwacht. In het kader hiervan staat de FOD Economie in voor de coördinatie van twee van de vijf aangekaarte domeinen, met name “Concurrentievermogen van de ondernemingen” en “Energieprijzen en werking van de markten”. Hij heeft dus als taak de gegevens van de voorgestelde indicatoren te verzamelen en een beschrijvende analyse ervan uit te voeren.
@ Sergey Nivens - Photolia.com
Duurzame ontwikkeling en sociale samenhang
@ Sergey Nivens - Photolia.com
16
2. De marktwerking Zoals elders in dit verslag werd gesteld, wordt het concurrentievermogen van een land beïnvloed door een veelheid van factoren. Eén van de onderliggende determinanten is de functioneringswijze van een product- en of goederenmarkt. In een optimaal werkende markt, winnen efficiënte ondernemingen het ten opzichte van minder efficiënte ondernemingen, waardoor de gemiddelde productiviteit van de in die markt actieve ondernemingen er op vooruitgaat. Op zijn beurt heeft deze efficiëntiewinst een opwaartse impact op het concurrentievermogen van de ondernemingen in die sector. Naast de specifieke aandacht voor de marktwerking, volgt de FOD Economie van dichtbij het concurrentievermogen op voor een aantal specifieke sectoren.
2.1. De mededinging 2.1.1. De strategische doelstellingen van de Mededingingsautoriteit Het realiseren van de doelstellingen van de Mededingingsautoriteit draagt bij tot de verbetering van de marktwerking, wat het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen op de internationale markten ten goede komt, maar draagt ook bij om aan de consumenten kwaliteitsproducten en -diensten te leveren tegen een redelijke prijs.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De strategische prioriteiten van de Algemene Directie Mededinging laten zich door volgende twee doelstellingen omschrijven: • bijdragen aan het definiëren en het verwezenlijken van een ambitieus mededingingsbeleid, met als doel het structurele concurrentievermogen van de Belgische economie te verbeteren en de koopkracht van de burgers te ondersteunen; • aan België de mogelijkheid geven om bij te dragen aan het concurrentienetwerk van de EU (European Competition Network). Om dit te bewerkstelligen heeft de directie steeds gestreefd naar: • het uitbreiden van de samenwerking met de andere algemene directies van de FOD Economie in het uitwerken en uitvoeren van het mededingingsbeleid; • een versterking van de samenwerking met de sectorale regulatoren; • het verbeteren van de Belgische bijdrage aan het Europese en internationale mededingingsbeleid.
2.1.2. Gerealiseerde acties Naar een nieuwe mededingingsautoriteit De Algemene Directie Mededinging heeft in 2012 bijgedragen tot de vorming en de opstart van de nieuwe Belgische Mededingingsautoriteit. Volgens het voorontwerp van wet, momenteel ter discussie in het parlement, zal de huidige mededingingsautoriteit omgevormd worden tot een onafhankelijke autoriteit, met behoud van het onderscheid tussen onderzoeks- en beslissingsbevoegdheid. Dat vertaalt zich naar een eenvoudiger structuur met een voorzitter van de nieuwe instelling die het beslissingscollege zal voorzitten, altijd bijgestaan door twee onafhankelijke experten. De onderzoeken worden geleid door de auditeur-generaal. Het voorontwerp voorziet in een herschikking van de huidige taken van het auditoraat en van de algemene directie naar een auditoraat als onderzoeksdienst, geleid door de auditeur-generaal. Het voorontwerp voorziet ook in een aantal procedureverbeteringen: • een efficiëntere procedure op het vlak van voorlopige maatregelen; • een procedure op het vlak van transacties om het afsluiten van inbreukprocedures te versnellen, wat zowel in het belang van de ondernemingen is, die de onzekerheid en de kosten voor een langdurige procedure willen vermijden, als in het belang van de toepassing van de mededingingsregels;
17
• een meer flexibele procedure voor administratieve beslissingen zonder de onafhankelijkheid van het Mededingingscollege in het gedrang te brengen, en • sancties voor fysieke personen. Een samenwerking binnen de FOD Om haar opdrachten en doelstellingen te realiseren legt de Algemene Directie Mededinging de nadruk op een nauwe samenwerking met de andere algemene directies van de FOD Economie. Voor de realisatie van dit doel werd gewerkt op twee actieterreinen.
18
• De systematische samenwerking met het Prijzenobservatorium (de Algemene Directie Economisch Potentieel en de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie) laat toe om instrumenten te ontwikkelen voor een proactief mededingingsbeleid. Meer specifiek richt deze samenwerking zich op het identificeren van sectoren met een zwakke mededinging. Deze samenwerking werd progressief gestructureerd rond de verslagen van het Prijzenobservatorium die in belangrijke mate bijdragen tot de bepaling van de prioriteiten van de Mededingingsautoriteit. • Specifieke kennis of competentie ontwikkelen op het vlak van huiszoekingen. Naast de samenwerking met de Algemene Directie Controle en Bemiddeling, werd de vorming van de inspecteurs in Forensic IT verhoogd, in samenwerking met de ICT-dienst, om de knowhow voor de huiszoekingen te verbeteren op het vlak van informaticagegevens. Een externe samenwerking met de belanghebbenden De Algemene Directie Mededinging zorgt voor een nauwere samenwerking met de sectorale regulatoren. Bovendien is ze een actieve speler in het Europese netwerk van mededingingsautoriteiten (ECN), het mededingingscomité van de OESO en het internationale netwerk van mededingingsautoriteiten. Zij heeft bijdragen geleverd in het bijzonder met bettrekking tot vorderingen tot schadevergoeding wegens schending van de mededingingsregels, de richtlijnen met betrekking tot de toepassing van artikel 82 EG, de clementieprogramma’s, de verbintenissen, de impact van de economische en financiële crisis op het mededingingsbeleid, de prijzen en de koopkracht (onderzoek van voedingsproducten en van distributieketens), de getrouwheidskortingen en koppelverkopen, de verbintenissen, de weigering tot verkoop, de uitwisseling van informatie tussen concurrenten, de herziening van verordening 1/2003, de herziening van verordening 139/2004 van de Raad (de concentratieverordening), de herziening van verordening 1400/2002 (autodistributie) en de toepassing van de mededingingsregels in kleine economieën.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Andere acties De directie heeft honderden vragen behandeld over de meest diverse markten en producten (de luchthaventarieven, het onderhoud van alarmsystemen, de architecten, de rijscholen, banken in IJsland, bakkerijen, bunkering, kredietkaarten, spaarrekeningen, de brandstofdistributie, elektrische en optische apparatuur, duivenwedstrijden, geneesmiddelen, zware voertuigen, elektriciteit, frieten, vers en verwerkt fruit, groenten, melk, varkens, lokale radiostations, doe-het-zelfzaken, telecommunicatiediensten, een regeling tussen de dagbladuitgevers en Apple). De directie is ook ingegaan op kwesties over schade die werd veroorzaakt door een schending van de mededingingsregels, de rechten van de bedrijven tijdens de inspecties, legal privilege, de berekening van de omzet volgens de regels van de Belgische controle op concentraties, clausules van niet-concurrentiebedingen, enz..
2.2. Consumptieprijsindex Elke maand worden ongeveer 140.000 prijzen opgenomen in 10.000 verkooppunten. Al deze prijzen leiden uiteindelijk tot de consumptieprijsindex en de daarvan afgeleide gezondheidsindex. In België zijn de lonen en sociale uitkeringen rechtstreeks gekoppeld aan de gezondheidsindex. In 2012 werd de negende indexhervorming opgestart die van kracht wordt in januari 2014. Zoals bij de vorige indexhervorming werd het prijsopnamestaal, de lijst van getuigenproducten en hun gewichten geactualiseerd. Bovendien worden de berekeningsmethodes geëvalueerd en indien nodig aangepast. In afwachting van het in werking treden van de nieuwe index, werden een aantal maatregelen genomen. Met die maatregelen beoogt de regering de index nauwer te laten aansluiten bij het werkelijk koopgedrag van de consumenten. Sinds januari 2013 wordt in de index rekening gehouden met het prijseffect van solden en wordt voor de berekening van de indexen voor huisbrandolie rekening gehouden met het seizoenspatroon in de gezinsaankopen van huisbrandolie. De Indexcommissie bestudeerde, op vraag van de minister van Economie, nog bijkomende maatregelen voor de berekening van de consumptieprijsindexen voor aardgas, elektriciteit en de telecomdiensten.
19
Voor aardgas en elektriciteit werd onderzocht op welke manier er in de index beter rekening gehouden kan worden met de energiefactuur van de consument. De liberalisering van de markt voor elektriciteit en aardgas dwong de administratie vanaf 2005 tot een geleidelijke herziening van de berekeningswijze van de indices voor deze producten. Inderdaad ging de berekeningswijze van een “betalingsbenadering” (index gebaseerd op de prijs van de jaarlijkse factuur die slaat op de voorbije twaalf maanden) naar een “verwervingsbenadering” (index gebaseerd op de geschatte kostprijs op jaarbasis bij de ondertekening van een contract). In functie van de indexhervorming wordt geëvalueerd op welke manier de telecomdiensten beter kunnen verrekend worden. Er wordt een methodologie uitgewerkt om in de index de prijzen voor bundels (bv. televisie, internet en telefoon in één pakket) te verrekenen en om rekening te houden met het koop- en switchgedrag van de consument.
20
Ten slotte wordt nagegaan of men gebruik kan maken van kassascangegevens van supermarkten voor het berekenen van de indexen voor de voedings- en huishoudartikelen. Het gebruik van gescande gegevens heeft een aantal onmiskenbare voordelen, maar de praktische uitwerking vormt hierbij een grote uitdaging. Via gescande gegevens kunnen de prijzen van vrijwel alle verkochte goederen gevolgd worden, in plaats van de huidige selectie van representatieve getuigen. Men houdt rekening met werkelijke transactieprijzen, zoals ze aan de kassa betaald worden, in plaats van de geafficheerde prijzen. Men volgt het prijsverloop van die producten die consumenten daadwerkelijk kopen, in plaats van bij de bepaling van het staal te moeten inschatten welke de meest representatieve goederen zijn. Er kan een betere gewichtsbepaling gebeuren door weging per distributieketen en productgroep. Bovendien kan het wijzigend aankoopgedrag van de consument op een systematische manier geïmplementeerd worden in de index. Dit alles moet leiden tot een betere inflatiemeting. Bepaalde regeringsbeslissingen zijn conform de regelgeving voor de geharmoniseerde consumptieprijsindex (GICP), andere echter niet. De geharmoniseerde index van de consumptieprijzen is een maatstaf die een correcte vergelijking mogelijk maakt tussen de inflatie van de lidstaten van de Europese Unie. Uit de geharmoniseerde index van de lidstaten wordt door Eurostat tevens een GICP van de eurozone (alsook van de hele Europese Unie) berekend. Rekening houden met het prijseffect van solden is conform de GICP-regelgeving. De solden worden trouwens sinds 2000 verrekend in de GICP. Een afvlakking of spreiding in de tijd is echter niet toegelaten in de GICP. Overstappen naar de betalingsbenadering voor aardgas en elektriciteit is niet conform de GICP-regelgeving.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Net zoals het overstappen naar een soortgelijke benadering voor huisbrandolie, aan de hand van een twaalfmaandelijks voortschrijdend gemiddelde. Gebruik van scangegevens van supermarkten voor het berekenen van de indexen voor de voedings- en huishoudartikelen is daarentegen wel conform de GICP-regelgeving. Eurostat stimuleert bovendien het onderzoek en de implementatie via een aantal projecten. Men moet echter wel opmerken dat de (nationale) consumptieprijsindex (CPI) en de geharmoniseerde consumptieprijsindex (GICP) een verschillende finaliteit hebben. Hierdoor is een verschillende methodologische behandeling gerechtvaardigd. De methodologie van de GICP is ontwikkeld vanuit het monetaire beleid van de ECB, waarbij een van de doelstellingen het aftoetsen van de prijsstabiliteit is. Hierbij moet de inflatie van de lidstaten uiteraard volgens dezelfde normen berekend worden en moet ze gebaseerd zijn op de actuele prijsniveaus. De nationale CPI’s daarentegen hebben een finaliteit die door elk land onafhankelijk bepaald kan worden. De hierboven vermelde maatregelen voor de CPI zijn perfect te legitimeren omdat ze overeenstemmen met de doelstelling om het koopkrachtbehoud via de automatische koppeling van lonen en uitkeringen op een correcte manier te verzekeren.
21
Toen de inflatie piekte in 2008, werd in de regeringsverklaring1 van Leterme I, voor het eerst gewag gemaakt van een “Prijzenobservatorium”. Begin 2009 werd het takenpakket van het Instituut voor Nationale Rekeningen dan ook uitgebreid met het luik prijsobservatie en prijsanalyse. De wet (wet van 8 maart 2009, tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende diverse en sociale bepalingen) stipuleerde dat de FOD Economie deze taak moet uitvoeren. De dienst sector- en marktmonitoring staat in voor de analyse en de redactie van deze verslagen. In de verslagen wordt er aandacht besteed aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo en de bijdrage tot de inflatie van elk van de vijf grote productgroepen: energiedragers, bewerkte en nietbewerkte levensmiddelen, diensten en ten slotte industriële, niet-energetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht en wordt het verloop van de consumptieprijzen vervolgens vergeleken met dat in de buurlanden.
1
Zie hoofdstuk 3 van het federale regeerakkoord van 8 maart 2008.
@ Andrey Burmakin - Photolia.com
2.3. Het Prijzenobservatorium
De analyses van het Prijzenobservatorium worden, conform de wet, enkel gepubliceerd na de goedkeuring van de Raad van Bestuur van het INR en de validering door het Wetenschappelijk Comité voor Analyse van de Prijzen. In een aantal gevallen werd in de verslagen gewezen op een afwijkend prijsverloop in België, zonder dat daar op basis van publieke cijfers een afdoende verklaring voor was. Diverse instellingen, waaronder het federale parlement, waren vragende partij om de scope van het onderzoeksdomein van het Prijzenobservatorium uit te breiden en om maatregelen te koppelen aan de vaststellingen die door het Prijzenobservatorium gedaan worden.
22
In de federale regeringsverklaring van Di Rupo2, werd er dan ook expliciet verwezen naar “maatregelen gericht op een effectieve (prijs-)analyse en op prijsbeheersing”. De tekst stelt verder dat het Prijzenobservatorium in zijn opdrachten zal worden versterkt en dat het de nodige middelen zal krijgen om marges te analyseren en abnormale prijsschommelingen op te sporen. Deze acties worden gekoppeld aan het voeren van een ambitieus concurrentiebeleid. De federale regering keurde intussen, op 7 december 2012, een wetsontwerp goed waarin deze maatregelen een uitwerking krijgen. Aan de hand van de beschikbare statistieken zal het Prijzenobservatorium deze bijkomende taken invullen.
2.4. De sectorale screening Sinds enkele jaren realiseert de dienst Sector- en Marktmonitoring studiewerk op het vlak van “indicatoren van marktwerking”. Het directoraat-generaal voor Economische en Financiële zaken van de Europese Commissie (DG ECFIN) ontwikkelde in 2007 een methodologie voor sectorale screening. In 2009 werd de methodologie van de Commissie toegepast op de Belgische sectoren en België was de eerste lidstaat die de oefening voltooide3. In 2009 zette de dienst Monitoring samen met de HogeschoolUniversiteit Brussel (HUB) en de KULeuven een studieproject op “Monitoring of Markets and Sectors” (een zgn. “Agora-project”), gericht op de ontwikkeling en toepassing op de Belgische marktsectoren van individuele en samengestelde indicatoren van marktwerking. De resultaten van het project werden begin 2012 gepubliceerd op de website van de FOD Economie4. 2
Zie deel II.2.4 Koopkracht, prijsbeheersing, bescherming van de consument en financiële regulering van de ontwerpverklaring over het algemeen beleid van 1 december 2011.
3
Zie FOD Economie (2011), Panorama van de Belgische economie 2010, blz. 64-83.
4 Zie: http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/analyses_studies/monitoring_of_markets_ and_sectors_mms_project_final_report.jsp.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voorbeelden van deze individuele indicatoren zijn de Herfindahl-Hirschman index (HHI), een graadmeter voor marktconcentratie of de invoerpenetratie, een indicator voor de mate waarin Belgische ondernemingen, behorende tot een bepaalde sector, te maken hebben met concurrentie op de Belgische markt vanwege ingevoerde producten. Een hoge importpenetratie betekent dat ondernemingen die lokaal produceren voor de prijszetting op de Belgische markt zullen moeten rekening houden met de buitenlandse concurrentie. Al deze indicatoren worden “top-down” berekend per sector, gedetailleerd tot op Nace-4- of zelfs -5-digits-niveau. Individuele indicatoren kunnen op verschillende manieren (via wegingen, enz.) omgezet worden naar een samengestelde indicator per sector, die tussen 0 en 1 ligt en een benadering wil geven van de “kans op mededingingsbeperkend gedrag” vanwege de ondernemingen behorende tot de sector. De dienst Sector en Marktmonitoring bouwde een groeiende kennis op van de mogelijkheden en ook de inherente zwakheden van het gebruik van dergelijke “top-down”indicatoren. De voornaamste les is dat dergelijke indicatoren wel degelijk een interessante en waardevolle inspiratiebron kunnen vormen voor instanties of autoriteiten, bevoegd voor een bepaald aspect van de marktwerking (bv. de Mededingingsautoriteit of diensten belast met consumentenbescherming) maar zeker niet meer dan dat zonder een veldonderzoek. Inderdaad, zowel de variabelen zelf, gebruikt voor de berekeningen, als de indeling in Nace-sectoren vormen slechts een zeer gebrekkige benadering van “de relevante markt” dat een basisbegrip is voor het concept “marktwerking”. In dit verband startte de FOD Economie in 2012 een uitwisseling met de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA), wiens ervaringen met de “Competition Index” inspirerend zijn5. De waarden van de “top-down”-indicatoren komen dan ook best tot hun recht wanneer ze aangevuld worden met kwalitatieve “bottom-up” informatie. De analyse van de kleinhandelssector en het Panorama van de Belgische economie6 zijn er goede voorbeelden van.
5 Zie http://www.nma.nl/documenten_en_publicaties/archiefpagina_documenten_en_publicaties/ discussion_papers/the_economic_detection_instrument_of_the_netherlands_competition_authority.aspx 6
Zie FOD Economie, Panorama van de Belgische economie van 2011, blz. 68-172 en Bijlage 2 (blz. 215-216).
23
3. De netwerkindustrieën: sleutelsectoren van het concurrentievermogen in België 3.1. De energie 3.1.1. De zekerheid van de energiebevoorrading
a) De situatie in België
Met het publiceren van nauwkeurige en betrouwbare statistieken over het verbruik per economische sector, verstrekt de Algemene Directie Energie waardevolle informatie over de evolutie van de trends of over de energieafhankelijkheid van een bepaald product, met betrekking tot een land of regio van de gehele wereld.
24
In 2010 heeft het primaire energieverbruik in België een record van 61,9 Mtoe bereikt. Het finale energieverbruik bedroeg 42,5 Mtoe. Het aandeel van de industrie in het totale eindverbruik was goed voor 26,9 %, dat van de huishoudelijke sector 35,2 %, het vervoer 20,9 % en de niet-energetische toepassingen 17 %.
@ anekoho - Photolia.com
Aangezien België geen eigen fossiele brandstoffen heeft, is de continuïteit van de energievoorziening sterk afhankelijk van de invoer (energieafhankelijkheid van 88,34 % in 2010), wat een aanzienlijke kost en risico vertegenwoordigt.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Een diversificatie van de energiemix, inzonderheid door de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en gedecentraliseerde productie, diversificatie van de invoer (met concurrentie en gunstige effecten op de prijzen) en de instelling van energie-efficiëntiemaatregelen zijn oplossingen voor deze afhankelijkheid. Met de doelstelling van 13 % voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik in 2020 (klimaat- en energiepakket) ligt België net als zijn Europese partners, in de lijn van de ontwikkeling van hernieuwbare energie. De studie ”Towards 100 % renewable energy in Belgium by 2050” gepubliceerd in december 2012 schat overigens in het kader van haar eigen veronderstellingen, dat er tussen 20.000 en 60.000 banen zullen worden gecreëerd tegen 2030. Hierna volgt een overzicht van de bevoorradingszekerheid in ons land voor elektriciteit, aardgas en aardolieproducten. Bevoorradingszekerheid voor elektriciteit Het aandeel van de elektriciteit geproduceerd vanuit hernieuwbare energiebronnen in de totale elektriciteitsproductie in België neemt toe: het gaat van 6,83 % in 2010 naar 9,29 % in 2011, ver boven de indicatieve doelstelling van 6,2 % die was vastgelegd voor 2011 in het Nationale Actieplan op het gebied van duurzame energie. De massale ontwikkeling van intermitterende hernieuwbare energie en de prioriteit die er op het netwerk werd aan gegeven, verminderen het aantal uren waarin thermische elektriciteitscentrales nodig zijn. Dit verkleint hun winstgevendheid en roept de vraag op van hun voortgezette werking en van het niveau van de elektrische voorraadzekerheid. Hun aandeel in de productie in de elektrische mix is al gedaald van 45,6 % in 2010 tot 40,99 % in 2011. Uit deze waarneming blijkt een onrustwekkende bevriezing van de investeringen in projecten die niet voldoen aan de financiële closing (6 projecten voor gasturbines met gecombineerde gascyclus die de noodzakelijke federale vergunning hebben ontvangen zijn in dit geval). Op vraag van de staatssecretaris voor Energie heeft de Algemene Directie Energie in juni 2012 het verslag gepubliceerd over de mogelijkheden voor elektriciteitsproductie 2012-2017 teneinde een evenwicht tussen vraag en aanbod te realiseren.
25
Op basis van het hiervoor genoemde rapport, besloot de Ministerraad tot: • de verlenging met 10 jaar van de uitbating van de centrale van Tihange 1, • de terbeschikkingstelling op de markt van 1000 MW kernenergie om de concurrentie te bevorderen, • de goedkeuring van een juridisch kader om de sluiting van de centrales te voorkomen, • de goedkeuring van steunmaatregelen voor investeringen in flexibele units door erover te waken dat de rendabiliteit van de bestaande installaties niet wordt aangetast. Deze maatregelen worden ontwikkeld in het uitrustingsplan van de staatssecretaris voor Energie, Melchior Wathelet in 2013. De acties voor het beheer van de vraag en de versterking van de interconnecties vormen ook aanvullende maatregelen voor de bevoorradingszekerheid. De netto-invoer draagt immers bij tot het evenwicht van vraag en aanbod. In 2011 beliep de invoer 2.537 GWh, 3,04 % van het waargenomen verbruik.
26
Op langere termijn zullen het onderzoek en de ontwikkeling voor opslag worden bevorderd om de bevoorradingszekerheid te garanderen. Enkele technologieën geven nu al veelbelovende resultaten (verbeterde batterijcomponenten en het integreren ervan in het netwerk, de technologie “power to gas”, het gebruik van elektrische autobatterijen als reserves R1 en R2, etc.). Bevoorradingszekerheid voor aardgas Het aandeel van aardgas in de totale primaire energieconsumptie in België is de laatste jaren steevast gestegen en bedraagt nu 27 % (in 2010). België produceert zelf geen gas en is dus volledig afhankelijk van zijn gasinvoer. Om te vermijden dat deze afhankelijkheid zich vertaalt in een dreiging voor de bevoorradingszekerheid is het essentieel dat de invoer voldoende gediversifieerd is. De belangrijkste leveranciers, langs pijpleidingen, zijn Nederland (29 %) en Noorwegen (37 %). Qatar (14 %) is de enige lng-leverancier (cijfers 2010). Op dit moment is de diversificatie voldoende en zodoende is er geen onmiddellijke dreiging voor de bevoorradingszekerheid. De HHI index (Herfindahl-Hirschman Index) is een maatstaf voor marktconcentratie en België haalt hier een gemiddelde score in een vergelijking met de andere EU landen. Daarnaast is het transmissienet van België het meest uitgebreide en gebruikte net van Noordwest-Europa. België is een draaischijf geworden voor aardgas in de regio. Dit draagt ontegensprekelijk bij tot de bevoorradingszekerheid.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Ondanks de huidige goede papieren van ons land in termen van bevoorradingszekerheid, zijn er een aantal risico’s voor de toekomst. Zowel de voorraden L-gas uit Nederland als de reserves in Noorwegen dreigen vanaf 2030 uitgeput te raken. Die afhankelijkheid van Noors gas kan ook nadelig zijn als er een technisch mankement ontstaat aan de Zeepipe (de pijplijn die Noorwegen met België verbindt). Van zodra de bevoorrading uit deze landen daalt, zullen substantiële alternatieven nodig zijn. Dit zal allicht leiden tot een grotere afhankelijkheid van Rusland en het Midden-Oosten. Voor de levering van lng is België volledig afhankelijk van Qatar. Dit maakt ons land bijzonder kwetsbaar voor een onderbreking van de lng-import uit dit land, bijvoorbeeld naar aanleiding van politieke onrust in het Midden-Oosten. Voor L-gas is er op dit moment geen opslagmogelijkheid in België. Ook de opslagmogelijkheden voor H-gas in België zijn beperkt. Dit maakt seizoensbalancering moeilijk en is dus nadelig voor de bevoorradingszekerheid. Onze buurlanden (e.g. Duitsland, Frankrijk, GB en Nederland) beschikken wel over voldoende gasopslagruimte en wij profiteren mee van hun opslagflexibiliteit.
Voor ruwe olie is België volledig afhankelijk van invoer (ongeveer 30 miljoen ton in 2011, voornamelijk uit Rusland en het Midden-Oosten). Alhoewel de geïmporteerde olie wordt verwerkt in de Belgische raffinaderijen en een deel van de binnenlandse vraag bijgevolg wordt gedekt door deze productie, wordt toch een aanzienlijk percentage van het verbruik van aardolieproducten (afgewerkte producten) ingevoerd (meer dan 2 miljoen ton netto-invoer in 2011), vooral uit de buurlanden (52 % van de stromen gaan naar of komen uit Nederland). Elke verstoring in de bevoorradingsketen kan een grote impact hebben op het bedrijfsleven en de Belgische economie. De vorming van strategische voorraden onder internationale regelgeving (EU en IEA) zorgt ervoor dat aan de vraag wordt voldaan in het geval van een crisis, en stelt aldus de markt gerust over de beschikbaarheid van brandstoffen of andere energieproducten.
27
@ marcus dehlzeit - Photolia.com
Bevoorradingszekerheid voor aardolieproducten
b) Het plan Wathelet
Na vele beraadslagingen, analyses en voorbereidende werkzaamheden heeft de regering een plan ontwikkeld om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening te waarborgen op korte, middellange en lange termijn. Dit plan schetst ook het pad naar een elektrisch model op basis van een groeiende bijdrage van hernieuwbare energie; dit impliceert eveneens de ontwikkeling via flexibele productiecapaciteiten (in aanvulling op hernieuwbare capaciteiten) en het gebruik van innovatieve instrumenten, niet alleen meer op basis van productie als zodanig, maar ook op basis van het vraagbeheer, de opslag, de interconnecties, enz. De bevoorradingszekerheid op korte termijn: mechanismen voor shutdowns (tijdelijke of definitieve) van thermische productie-eenheden van elektriciteit
28
Om te voorkomen dat een afzonderlijke beslissing leidt tot de declassering van een eenheid die nog nuttig zou zijn voor de markt, wordt voorgesteld dat na de mededeling aan de autoriteiten van een definitieve sluiting, de productie-eenheid wordt aangeboden op de markt, bijvoorbeeld met een veiling. Zijn een of meerdere marktspelers geïnteresseerd in de overname van deze eenheid, dan kunnen ze elk een bod doen. De producent die van plan is om een eenheid definitief stil te leggen kan geen aanbod afslaan dat wordt beschouwd als zijnde in overeenstemming met de totale kosten van het sociale passief, de milieu- en technische kosten die direct verband houden met het productiemiddel in kwestie. Een dergelijke mechanisme maakt het mogelijk om de productie-eenheden te behouden die nog aangepast zijn aan de markt, zonder dat er kosten ontstaan, noch voor de staat noch voor de verbruiker. Het heeft ook een positief effect op de versterking van de concurrentie op de productiemarkt. In geval de commercialisering van deze productie-eenheid niet tot stand komt, moet het mogelijk zijn om deze eenheid te blijven gebruiken gedurende een bepaalde periode indien dit nodig is om de bevoorradingszekerheid te handhaven in afwachting van de komst van nieuwe productiemiddelen. In dit geval kan de productie-eenheid per ministerieel besluit worden opgenomen voor een hernieuwbare periode in een systeem van “strategische reserve”. In het geval van een tijdelijke stopzetting van een productie-eenheid en als men op basis van de beschikbare eenheden op het netwerk, de mogelijkheden zou inschatten op het gebied van import en strategische reserves, zou de bevoorradingszekerheid kunnen worden bedreigd op korte termijn, aangezien de producenten waarvan de eenheden tijdelijk uitgeschakeld zijn, hun eenheden opnieuw op het net moeten brengen/ operationeel maken binnen de eerder vastgestelde termijn. De criteria voor het op gang brengen van de verplichting tot opstarten zouden natuurlijk openbaar en transparant worden gemaakt.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Timing die resoluter en geschikter is voor de progressieve uitstap uit de kernenergie De timing van de uitstap uit de kernenergie is aangepast om rekening te houden met de noodzaak om de bevoorradingszekerheid en de logica van het sluiten van kernreactoren onmiddellijk na de winter, die het seizoen is waarin het verbruik het hoogste is, te waarborgen: • 1 april 2016: sluiting van Doel 1 en 2 (in plaats van februari-december 2015) • 1 april 2022: sluiting van Doel 3 (in plaats van 1 oktober 2022) • 1 april 2023 sluiting Tihange 2 (in plaats van 1 februari 2023) • 1 april 2025 sluiting Tihange 1, sluiting Doel 4 (in plaats van 1 juli 2025) en Tihange 3 (in plaats van 1 september 2025) Terbeschikkingstelling van de productie van de kerncentrale waarvan het leven werd verlengd met tien jaar Om meer concurrentie mogelijk te maken en te voorkomen dat de nieuwe timing voor de kernuitstap een destabiliserende invloed zou hebben op de marktwerking, zou de schijf kernenergie waarvan het leven zou worden verlengd met tien jaar, ter beschikking worden gesteld van de markt vanaf 1 april 2015 tot aan de stopzetting van de productie. De exploitant van de installatie zal worden vergoed tegen een prijs die zijn kosten dekt (met inbegrip van de investeringen voor de veiligheid) verhoogd met een billijke marge (kost +). Aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit op aardgas (STEG) In een perfect functionerende markt, moet de brutomarge op een niveau liggen dat toelaat om de kosten van de flexibele centrales te dekken en een voldoende marge te bieden, zelfs als hun productie daalt. Dit is thans niet het geval. Daarom wordt voorgesteld om een aanbestedingsprocedure op starten7 om steun te bieden voor de nieuwe productiecapaciteiten, door de investeerders te verzekeren tegen het risico van een gebrek aan rendabiliteit. Wanneer het rendement van de jaaropbrengst lager is dan het gewaarborgde rendement, zal de exploitant van de centrale een financiële tegenprestatie ontvangen ten belope van het gederfde bedrag. Het systeem van gewaarborgd rendement zal worden toegekend op basis van een aanbesteding in functie van het gevraagde niveau van gewaarborgd rendement. Er kunnen andere criteria worden ingevoerd zoals de mogelijkheid om deel te nemen aan het balanceren van het netwerk, de verwachte datum van het productiebegin, de noodzakelijke capaciteit, enz.. 7
Op basis van artikel 5 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
29
Leveringszekerheid op de langere termijn Vanuit het perspectief van de bevoorradingszekerheid op langere termijn, zullen maatregelen worden genomen op verschillende gebieden met betrekking tot de werking van de elektriciteitssector, inzonderheid voor de volgende aspecten: een beter beheer van de stromen op het transmissienet, een betere integratie van hernieuwbare energie of een actiever beheer van de vraag naar elektriciteit (de ontwikkeling van interconnecties, actief beheer van de vraag, met inbegrip van onderbreekbare contracten), opslag, een betere integratie van de hernieuwbare energie, beter structureel beheer van ondersteunende diensten, markttoezicht, administratieve vereenvoudiging, enz.
3.1.2. Prijs van elektriciteit en aardgas
@ Kautz15 - Photolia.com
30
In 2012 staat de prijs van elektriciteit en aardgas nog steeds in het middelpunt van de actualiteit. Veel studies hebben gewezen op de prijsverschillen tussen België en zijn buurlanden. Het was onder meer duidelijk dat de prijs van de molecule zelf (het product zelf: de elektriciteit of het gas zonder vervoer- en distributiekosten, exclusief belastingen en diverse kosten) hoger is in ons land, terwijl de markten van Centraal- en West-Europa steeds meer met elkaar verbonden zijn en de beurzen van deze landen aan elkaar gekoppeld zijn. Afgezien van de relatieve waarde van deze prijs, was hun variabiliteit ook hoger in België. De Belgische consument moest daarom het hoofd bieden aan frequentere prijswijzigingen dan de consumenten van de buurlanden. Dit had ook een negatieve invloed op de index. In januari 2012, ter gelegenheid van de omzetting in Belgisch recht van het derde Europese energiepakket, kreeg de CREG nieuwe bevoegdheden op het vlak van toezicht op de prijzen van elektriciteit en gas (creatie van een zogenaamde “veiligheidsnet”). Voortaan zal elke indexering van het variabele deel eerst worden gecontroleerd door de CREG en elke wijziging in de prijsformule of elke nieuwe prijsformule eerst worden goedgekeurd door de CREG. Bovendien kan een indexatie van het variabele deel van de prijs niet vaker dan 4 keer per jaar (voordien was de indexering meestal maandelijks). De CREG bepleitte om de criteria voor de toelaatbaarheid van de indexeringsparameters te bepalen om ze transparanter en begrijpelijker te maken voor de consu-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
ment, en representatiever voor de werkelijke kosten voor de voorziening van elke leverancier. Een van de doelstellingen nagestreefd door de vastlegging van deze nieuwe indexeringscriteria bestond erin om te verhinderen dat de prijzen van elektriciteit en gas stijgen wanneer de oliequoteringen stijgen, dat wil zeggen om eens en voor altijd de band tussen de olieprijs, en de prijzen voor het gas en de elektriciteit te verbreken. Na lange maanden van discussie, werden de nieuwe toelaatbaarheidscriteria van de indexeringsparameters gepubliceerd einde december 2012. Een overgangsperiode van twee jaar, die deze link beperkt tussen de aardolieprijzen op de internationale markten en de prijzen van aardgas werd uiteindelijk voorzien (in het geval waarin de werkelijke levering van de leverancier bestaat uit gas waarvan de indexering ten minste gedeeltelijk gebaseerd is op de olie-index, voorziet de indexeringsformule een maximumpercentage dat de koersen van de beursquoteringen op de Europese oliemarkt verhoogt met 50 % voor 2013, met 35 % voor 2014 en met 0 % vanaf 2015). Gelet op de prijsstijgingen voor elektriciteit en gas en de prijsverschillen met de buurlanden en in afwachting van deze nieuwe indexeringscriteria die door de toezichthouder zijn bepaald, besloot de regering om de opwaartse indexering van het variabele gedeelte van de prijzen van elektriciteit en gas te bevriezen vanaf 1 april tot 31 december 2012. Neerwaartse indexeringen bleven natuurlijk toegestaan. Na publicatie (in december 2012) van deze nieuwe criteria voor het indexeren en integreren hiervan in de nieuwe prijsformules (voor de leveranciers die ze nog niet geïntegreerd hadden), werd deze bevriezing van opwaartse indexering opgeheven op 1 januari 2013. De ingewikkelde en vaak onbegrijpelijke indexatieformules zijn sindsdien verdwenen. Vervolgens waren we getuige van een algemene prijsdaling, hoofdzakelijk bij de historische operatoren (Electrabel en EDF-Luminus). De prijsafwijkingen tussen de duurste en goedkoopste prijsaanbiedingen voor alle regio’s, werden bijgevolg sterk kleiner. Zelfs de prijzen voor historische contracten (voor “slapende” of inactieve verbruikers) daalden. Parallel met deze tijdelijke bevriezing van de indexeringen, lanceerde de regering een grote voorlichtings- en sensibiliseringscampagne over de prijsverschillen tussen de verschillende energieleveranciers, met het doel het publiek aan te moedigen om de prijsoffertes van de verschillende aanbieders te vergelijken. Deze campagne (“Durf vergelijken”) kende een groot succes en bracht honderdduizenden huishoudens ertoe om van leverancier van elektriciteit en/of gas te veranderen, aan de hand van beschikbare simulaties en vergelijkingen van prijzen op de websites van verschillende gewestelijke regulatoren of andere particuliere organisaties. Het aantal verbruikers dat formules van groepsaankoop toepaste steeg ook aanzienlijk.
31
Enkele opvallende gegevens voor 2012: • de energierekening van een huishouden dat zich met gas verwarmt daalde met +/-250 euro per jaar, • de gasprijzen daalden met 5 tot 6 % en deze van elektriciteit met 2 tot 3 %, • de grootste van de twee gevestigde exploitanten (Electrabel) heeft meer dan 300.000 klanten verloren voor elektriciteit en 210.000 klanten voor gas.
3.1.3. Administratieve vereenvoudiging Het vereenvoudigen van de vergunningsverleningsprocedures voor energieinfrastructuur (netwerken en productiefaciliteiten) werd door staatssecretaris Wathelet als één van zijn prioriteiten naar voor geschoven. De nodige vergunningen worden echter niet enkel afgeleverd door de federale overheid, maar eveneens door de gewestelijke administraties bevoegd voor ruimtelijke ordening en leefmilieu.
32
Daarom ondertekende de federale staatssecretaris en de gewestelijke ministers bevoegd voor Energie op 21 mei 2012 een intentieverklaring waarin ze zich engageren om hun collega’s bevoegd voor ruimtelijke ordening en leefmilieu actief te betrekken bij het doorvoeren van vereenvoudigingsmaatregelen en de uitvoering van de Europese verordening over richtsnoeren voor een trans-Europese energie-infrastructuur. Deze Europese wetgeving voorziet in het stroomlijnen van de milieu-gerelateerde vergunningen, de oprichting van een one-stop shop voor het coördineren van de vergunningsverlening en deadlines voor het afronden van alle procedures. In 2013 zullen op federaal niveau wetswijzigingen voor het vereenvoudigen van de procedures met betrekking tot de verklaring van openbaar nut, de wegvergunning en de productievergunning worden doorgevoerd, zal de discussie met alle betrokken overheden over de invulling van de one-stop shop worden afgerond en zal een studie voor een herziening ten gronde van de basiswetten voor netwerken en productie-installaties in de gas- en elektriciteitssector worden opgestart. Al deze maatregelen moeten het investeringsklimaat in de energiesector en het concurrentievermogen van de Belgische projecten in de geïntegreerde energiemarkt verbeteren.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.1.4. Nucleaire energie Verschillende initiatieven zijn aan de gang om het concurrentievermogen van de Belgische industrie in de nucleaire sector te verbeteren. Een contactcel werd opgericht bij AGORIA (de federatie voor de technologische industrie) voor de bevordering van de contacten tussen de ITER-Organisatie (de bouwheer van de ITER-machine die de wetenschappelijke en technische haalbaarheid van fusie als waardevolle energiebron moet aantonen) en de Gemeenschappelijke Onderneming F4E (de onderneming in Barcelona, die de Europese bijdrage aan ITER coördineert en beheert). De bedoeling is zoveel mogelijk bestellingen te bekomen vanwege ITER en F4E bij de Belgisch industrie. Er werd tot nu toe een redelijk succes geboekt, maar de inspanningen moeten gehandhaafd worden om het succes van het verleden te bestendigen.
België neemt deel aan de bredere aanpak in het fusiedomein (drie projecten in Japan als compensatie voor ITER in Europa). Door deze deelname kunnen bepaalde Belgische bedrijven spitstechnologiecomponenten leveren, waardoor zij hun bekwaamheid kunnen uitbreiden, hun marktpositie kunnen versterken en goede referenties kunnen voorleggen voor het bekomen van andere bestellingen. België biedt ook steun aan de verbetering van de nucleaire veiligheid in de vroegere Oostbloklanden. Door de uitvoering van een aantal bilaterale projecten, wordt niet alleen de situatie in de genoemde landen verbeterd, maar kunnen de betrokken Belgische firma’s en instellingen hun deskundigheid tentoonspreiden, waardoor zij een grotere bekendheid verwerven. Dat laat hen toe contracten en bestellingen te bekomen van derden, wat de tewerkstelling in ons land ten goede komt. Dank zij het SCK.CEN en het I.R.E. dekt België een belangrijk deel van de wereldbehoeften van medische radio-isotopen. Beide doen inspanningen om hun markt-
33
@ meryll - Photolia.com
De federale staat verleent steun aan de Belgische onderzoeksinstellingen en industrie voor de levering en de bouw van prototypes voor ITER. Door deze steun wordt de kans van de Belgische bedrijven, die de prototypes bouwen, vergroot om bestellingen te bekomen vanwege ITER en F4E voor de levering van gelijksoortige componenten.
positie te bestendigen en eventueel zelfs uit te breiden. Om hun toekomst veilig te stellen doen beide op het ogenblik grote inspanningen om de medische radio-isotopen te kunnen produceren op basis van laagverrijkt uranium. Tevens verrichten zij onderzoeks- en ontwikkelingswerk om nieuwe radio-isotopen te ontwikkelen ten behoeve van de geneeskunde. Dat verzekert niet alleen een betere behandeling van de patiënten, maar verhoogt ook hun afzetgebied en versterkt hun positie in het domein.
34
Naast allerlei onderzoeksactiviteiten over nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en het beheer van het radioactief afval, heeft de regering het SCK.CEN toegestaan over te gaan tot de verwezenlijking van het MYRRHA-project (een nieuwe onderzoeksreactor ter vervanging van de huidige BR2-reator). De regering heeft een financiële bijdrage goedgekeurd aan de detailstudie van de nieuwe reactor. Naast de bestendiging van de huidige toepassingen van de BR2-reactor (ontwikkeling en productie van medische radio-isotopen, dopering van silicium voor de vermogenelektronica gebruikt in windturbines, zonnecellen, hydride elektrische wagens) zal deze reactor onder meer ook studies toelaten op de transmutatie van radioactief afval (vermindering van het volume en verkorting van de levensduur, met het oog op een gemakkelijker aanvaarding van de geologische berging), op materialen voor fusiereactoren, enz. De tot nu toe gestarte activiteiten hebben reeds een verhoging van de tewerkstelling toegelaten op het SCK.CEN. Dat zal in de toekomst nog versterkt worden. Het zal tevens de tewerkstelling bevorderen, niet alleen in de streek, maar ook in de rest van België en erbuiten. Dank zij zijn grote expertise opgebouwd in het beheer van radioactief afval krijgt België herhaalde verzoeken vanuit het buitenland om radioactief afval te verwerken en te conditioneren in de installaties van Belgoprocess te Dessel, onder toezicht van NIRAS om te verzekeren dat alles veilig en financieel correct verloopt. Vorig jaar is gestart met de eerste verwerkingscampagnes van buitenlands afval. Dat draagt bij tot de tewerkstelling in de streek en vermindert de lasten voor de Belgische afvalproducenten (waaronder de Belgische staat). Tevens heeft NIRAS een afvalplan uitgewerkt voor het beheer op lange termijn van afval. De bedoeling van dit plan is een veilige en betrouwbare oplossing uit te werken, die de toekomstige generaties beschermt tegen de mogelijke gevaren van het genoemde afval, zodat zij geen lasten meer te dragen hebben met betrekking tot dit afval. Het plan is overgemaakt aan de regering voor goedkeuring.
3.1.5. Interne energiemarkt Op 15 november 2012 publiceerde de Europese Commissie een mededeling over de stand van zaken van de Europese interne energiemarkt. De Commissie besloot dat de voordelen van het liberaliseringsproces duidelijk beginnen te worden, maar dat de deadline van 2014 voor het afronden van het proces niet gehaald lijkt te worden.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Bovendien zouden de introductie van gereguleerde energieprijzen, capaciteitsmechanismen, en andere nationale maatregelen de huidige verwezenlijkingen bedreigen. De Commissie stelt dan ook meerdere acties voor om de liberalisering tot een goed einde te brengen. Tijdens het eerste semester van 2013 zullen binnen de Raad van de Europese Unie raadsconclusies over het thema “Interne Energiemarkt” worden onderhandeld. Bovendien wordt uitgekeken naar de richtsnoeren van de Commissie over capaciteitsmechanismen, een onderwerp dat brandend actueel is in WestEuropa. Het is dus essentieel dat de Belgische visie in beide documenten vertegenwoordigd is.
3.1.6. SET-Plan Het SET-Plan is het energietechnologiebeleid voor Europa. Het strategische plan zorgt voor de versnelling van de ontwikkeling en de toepassing van kosteneffectieve lage koolstoftechnologie. Het omvat maatregelen gerelateerd aan planning, implementatie, middelen en internationale coöperatie in het gebied van energietechnologie. België neemt binnen het SET-Plan deel aan verschillende activiteiten zoals de European Industrial Initiatives (Wind, Solar, CCS, Bio-energy, Grid, Nuclear), EERA (Europeaan Energy Research Alliance) en de European Technology Platform. De Steering Group, waaraan de directeur-generaal van de Algemene Directie Energie deelnam, overziet de implementatie van het SET-Plan en het herzien van zijn progressie. Ze is verantwoordelijk voor het coördineren van het beleid en de programma’s, het promoten van gemeenschappelijke activiteiten en het identificeren van middelen om op deze manier de implementatie van het SET-Plan te verzekeren. Het SET-Plan stelt concrete acties voor om een coherent energieonderzoekslandschap te creëren binnen Europa. Het idee is om de onderzoeksactiviteiten zo te organiseren dat de juiste technologieën, met het grootste potentieel, worden geselecteerd om zo samen te plannen hoe het geld het best geïnvesteerd wordt.
3.1.7. Monitoring van de op de markt gebrachte apparaten De AD Energie neemt deel aan het opstellen van richtlijnen van de Europese Unie (EU) over de veiligheid en energie-efficiëntie van apparaten die werken op elektriciteit of op gas en zorgt voor hun omzetting in Belgisch recht. Voor de bestaande richtlijnen waakt zij over hun uitvoering. Het betreft:
35
• 4 richtlijnen die minimumeisen opleggen over het niveau van veiligheid (2006/95/ EG - Laagspanning 2004/108/EG - EMC 94/9/EG - 2009/142/EG en ATEX Gastoestellen); • en twee kaderrichtlijnen: • richtlijn 2009/125/EG (ecoconcept), die minimale eisen oplegt voor energieefficiëntie met regelgeving per productcategorie; • richtlijn 2010/30/EU (ELD), die de meest efficiënte producten promoot via de informatie op het etiket, zoals vereist door de voorschriften van de gedelegeerde regelgevingen (stijgende prestatieniveaus van G/rood naar A+++/donkergroen).
36
In 2012 werden vier nieuwe ecoconcept-regelgevingen bekrachtigd met betrekking tot lampen met gerichte stralenbundels, wasdrogers, pompen en airconditioningtoestellen wat leidt tot een totaal van 16 bestaande regelgevingen (op een geschat totaal van 35 à 40 finale regelgevingen). Voor de gedelegeerde regelgeving van energie-etikettering, zijn er op dit moment 7 (op een geschat totaal van 15), waarvan 2 zijn verschenen in 2012 (over lampen en armaturen en over wasdrogers). De AD Energie stuurt de energie-etikettering en werkt nauw samen (technische en reglementaire expertise) met het Directoraat-generaal Leefmilieu voor het ecoconcept gelet op de gemeenschappelijke aspecten die vallen onder de twee verordeningen. Na de publicatie van het nieuwe Europese wettelijke kader in 2008 (reglementen 764 en 765 en besluit 768), worden 3 veiligheidsrichtlijnen herzien om ze af te stemmen op het besluit 768: de richtlijnen Laagspanning, EMC en ATEX. De AD Energie neemt actief deel aan de werkzaamheden op dit gebied. De publicatie van de nieuwe richtlijnen wordt verwacht in het najaar van 2013. De toepassing van deze Europese regelgeving maakt het mogelijk om een minimumniveau aan veiligheid van deze toestellen aan te houden en hun energie-efficiëntie te bevorderen. Dit resulteert eveneens in een eerlijke concurrentie op de Europese markt op het gebied van veiligheid en energiebesparing. Het resulteert ook in een toename van het concurrentievermogen van de Belgische en Europese ondernemingen op de internationale markt. Maar opdat deze EU-maatregelen echt effectief zouden zijn, is markttoezicht essentieel. De herziene richtlijnen over ecoconcept en energie-etikettering benadrukken duidelijk dit punt. Dit is ook het geval in het nieuwe wettelijke kader. Inzonderheid de verordening 765-2008 bevat een belangrijk hoofdstuk over het markttoezicht en het besluit 768-2008 verduidelijkt de rol van de marktspelers. Het markttoezicht wordt door de EU volgens het subsidiariteitsbeginsel toevertrouwd aan de lidstaten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In deze context voert de AD Energie reeds jaren toezicht uit op de elektrische- en gastoestellen die worden verkocht op de Belgische markt. Zij controleert of deze apparaten inderdaad voldoen aan de Europese richtlijnen en voorschriften. Hiervoor gaat de AD Energie op twee manieren te werk. Ten eerste: een visueel toezicht (onderzoek naar zichtbare technische gebreken) en een administratief toezicht (controle op de markeringen, technische documentatie, verklaringen over conformiteit met de richtlijnen, .....) laten toe om een eerste screening uit te voeren van de apparaten die op de markt worden gebracht. Dit toezicht verplicht de marktspelers ook om te voldoen aan Europese voorschriften en om de aanpassingen uit te voeren wanneer niet-nalevingen worden vastgesteld. In het geval van een ernstige tekortkoming van een apparaat, kan de controle leiden tot het verbod op het op de markt brengen van het product. De AD Energie heeft zo een degelijke kennis ontwikkeld van de markt voor energieproducten, gepaard met een goede kennis van de netwerken van commercialisering en van de marktspelers.
Zo werden in 2012 meer dan 200 apparaten getest op hun veiligheid en/of de juistheid van de gegevens op het energielabel. Dit resulteerde in 19 verboden.
3.1.8. Controle van petroleumproducten Het Fonds voor de Analyse van Aardolieproducten (Fapetro) waakt over de kwaliteit van de aardolieproducten die in België op de markt worden gebracht. Hiervoor worden jaarlijks en steekproefsgewijs ong. 10 000 monsters over heel België genomen. Er wordt nagegaan of deze stalen in overeenstemming zijn met de geldende nationale en Europese normen. In geval van non-conformiteit met de geldende normen moet een boete betaald worden door de persoon die verantwoordelijk is voor het op de markt brengen van het product.
37
@ sdecoret - Photolia.com
Ten tweede: de contacten met de Belgische overheidsdiensten (douane, politie, parket, ....) en Europese (andere lidstaten) administraties, in combinatie met ervaring, klachten en andere bronnen van informatie, laten toe om de toestellen te traceren die het voorwerp moeten uitmaken van een doorgedreven analyse. Dit meer doorgedreven toezicht wordt dan uitgevoerd op deze apparaten, geconcretiseerd via het bemonsteren en testen in erkende en geaccrediteerde laboratoria. Het betreft hier de controle van de conformiteit van deze toestellen met de Europese geharmoniseerde normen.
De monstername is aangepast in functie van het aandeel diesel, benzine en gasolie verwarming dat in België verbruikt wordt. Fapetro controleert de kwaliteit van: • de motorbrandstoffen bij publieke verdeelpunten (tankstations), • de motorbrandstoffen bij de pompen voor eigen gebruik, • de gasolie verwarming en diesel bij primaire depots, bij levering, • lampolie.
3.1.9. Demand Side Management en Demand Response
38
Demand Side Management (DSM) en Demand Response (DR) zijn essentieel om de flexibiliteit van het netwerk te versterken en om eventuele (dagelijkse en seizoengebonden) piekperiodes op te vangen. DSM en DR hebben tot gevolg dat de consumenten actiever zijn op de energiemarkt. Ze hebben het gevoel mee te werken aan de oplossing door efficiënter met energie om te gaan en door zelf energie te produceren (SER). Zo kunnen de consumenten een actieve rol spelen bij het in evenwicht brengen van het netwerk. Daarvoor zijn er een aantal instrumenten beschikbaar: dynamische tarieven (de door de eindverbruiker betaalde prijs wordt rechtstreeks aangepast volgens bepaalde factoren, zoals de marktprijs, de prijs op piekmomenten of andere parameters die geïntegreerd worden in het leveringscontract), informatiecampagnes, energie-efficiënte maatregelen aan de vraag- en aanbodzijde, grootschalige installatie van nieuwe technologieën (slimme meters, lastcontrole op elektrische apparaten, …), maar ook rantsoenering (geforceerde beperking) van de energievraag, aansporings- of beloningsprogramma’s en andere marktinstrumenten. Om een efficiënt DSM-beleid op te stellen is het primordiaal dat de belangrijkste stakeholders geïdentificeerd en betrokken worden. De aggregatoren (die de energievraag samenbrengen om zich als unieke gesprekspartner te profileren tegenover de energieleveranciers) spelen hierin een rol en moeten samenwerken om tot een gemeenschappelijke aanpak te komen om op consumentenniveau de inspanningen te verhogen. De netbeheerders zijn eveneens betrokken partij omdat DSM een oplossing biedt op 3 soorten problemen: het helpt een economisch evenwicht (tussen vraag en aanbod) te garanderen, het netwerkevenwicht te versterken en het congestierisico (last- en ook spanningsproblemen) te verminderen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Bij het gebruik van DSM-instrumenten moet er gelet worden op bepaalde noodzaken en mogelijke tegenstrijdigheden (een plaatselijke congestie kan voor een probleem op het transportnetwerk zorgen, sommige industriële processen hebben nood aan een constante energievoorziening, …). En tenslotte moet ook de consument overtuigd zijn van (en toegang krijgen tot) potentiële winsten van deze nieuwe instrumenten, om hierbij een rol te kunnen spelen. Om het evenwicht tussen vraag en aanbod van energie en de noodzakelijke flexibiliteit van de energiemarkt te garanderen, wordt er meer en meer beroep gedaan op marktkoppelingen met de buurlanden, alsook op de zogenaamde “ondersteunende diensten”. Deze diensten worden door bepaalde actoren (die over capaciteitsvoorraden beschikken) met de netwerkoperatoren onderhandeld om het beheer van het elektriciteitsnetwerk te vergemakkelijken. De overheid is er verantwoordelijk voor om een gunstig wettelijk kader te scheppen dat deze nieuwe praktijken en een nieuwe aanpak van de energiemarkt bevordert. Met het oog hierop hield de FOD Economie op 14 december 2012 een eerste rondetafel over DSM & DR.
Hoewel België al over een uitgebreide internetinfrastructuur (vast en mobiel) met snelle internettoegang beschikt, is de volgende stap het ontwikkelen van internetnetwerken van de volgende generatie, die zeer snelle, zelfs ultrasnelle verbindingen mogelijk maken. Daartoe moeten operatoren aanzienlijke investeringen doen. De overheid moet van haar kant diverse belemmeringen opheffen die toe te schrijven zijn aan een zeer strikte milieuwetgeving (4G-normen) of aan soms logge en ingewikkelde administratieve procedures (kabelvergunning). Tot slot moet er een “national broadband”-actieplan worden uitgestippeld waaraan de betrokken partijen kunnen deelnemen om de te ondernemen stappen te definiëren. De internetpenetratiegraad ligt in België op een respectabel peil, maar er kan nog vooruitgang worden geboekt. Daarom moeten er aantrekkelijker tarieven worden aangeboden, vooral dan op het vlak van packages (multiple play). Bovendien moet het computergebruik in kleine ondernemingen enerzijds en in bepaalde lagen van de bevolking anderzijds worden opgedreven. Ook de competenties in informatie-
@ violetkaipa - Photolia.com
3.2. De telecommunicatie
39
technologieën kunnen nog worden verbeterd. In dat verband heeft België de eerste stappen gezet door een “Digital Champion” aan te wijzen die onder meer als taak heeft acties te ondernemen om digitale vaardigheden te stimuleren in onderwijs, economie en bij de zwakste groepen in de Belgische samenleving. De instanties voor de regulering van elektronische communicatie en de mededingingsautoriteiten moeten maatregelen treffen om de mededinging in de ICT8 te verscherpen. Tot slot zal de aanneming van het nationale plan “Digital Agenda.be” op termijn het concurrentievermogen van onze economie versterken. De uitvoering van dit plan moet toelaten dat België tot de koplopers kan behoren op het vlak van ICT-gebruik door alle burgers in alle economische en sociale sectoren.
3.1.2. Internetpenetratiegraad Grafiek 1. Penetratiegraad van het aantal breedbandverbindingen Penetratie % januari 2011
40
Penetratie % januari 2012
45% 40,6% 40%
38,5% 35,0%
35% 30,8%
32,7%
32,4%
32,0%
33,3%
30% 26,5%
27,7%
25%
20%
15%
10%
5%
0% België
Nederland
Bron: Communications Committee.
8
Informatie- en Communicatietechnologie.
Frankrijk
Duitsland
EU27
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De Belgische penetratiegraad van vaste breedbandverbindingen ligt boven het EU27gemiddelde, maar ons land heeft een achterstand vergeleken met zijn drie buurlanden9. Dit is des te verbazender omdat België de hoogste territoriale breedbanddekking10 heeft binnen de EU. Om deze slechte prestatie van België te verklaren, kunnen er verschillende hypothesen worden aangehaald, waaronder de kostprijs voor toegang, het computergebruikspercentage en het competentieniveau op het vlak van informatietechnologie. Samengevat kan worden gesteld dat de internetpenetratiegraad via vaste lijnen in ons land tamelijk hoog ligt, maar onze drie buurlanden, en vooral Nederland, behalen hogere scores. De tarieven voor packages (multiple play) zijn in ons land minder aantrekkelijk. Het computergebruik is in het algemeen minder verbreid in onze kleine ondernemingen. Hoewel vele landgenoten al gebruik maken van een computer, is er bij de bevolking op dat vlak nog vooruitgang te boeken. Tot slot moeten de vaardigheden verder verbeterd worden, wil België bij het koppeloton van landen behoren die het internet gebruiken.
3.2.2. Vast internet Als we naar de snelheid van de breedbandverbindingen kijken, zien we dat het grootste deel van de Belgische breedbandverbindingen een snelheid hebben tussen 10 en 30 Mbps (39,2 %). Nog opvallender is echter het hoge aantal snelle (28,5 %) en ultrasnelle (1,5 %) breedbandverbindingen in ons land. Dit is voornamelijk te danken aan het historisch uitgebreide koperen kabelnetwerk (twistedpair of coax) in ons land. Op het vlak van snel internet (≥ 30 Mbps) situeert ons land zich dus al op een zeer goed niveau11, maar er moeten nog inspanningen worden geleverd, net zoals in de andere EU-landen, om de ambitieuze doelstellingen van de Digital Agenda for Europe (DAE) tegen 2020 te halen. Om dit te realiseren moeten de volgende jaren vooral door de telecomoperatoren aanzienlijke investeringen worden gedaan, wil België een internetinfrastructuur uitbouwen die zeer hoge snelheden aankan.
9
Duitsland, Frankrijk, Nederland.
10
Het dekkingspercentage voor vast basisbreedbandinternet bedraagt 100 % van de Belgische bevolking (tegen 95,3 % voor het Europese gemiddelde).
11
In België biedt 30 % van de vaste breedbandverbindingen een snelheid van 30 Mbps of meer, wat ruim boven het Europese gemiddelde ligt (8,5 %).
41
Grafiek 2. Internetsnelheden en ultrasnelle breedbandverbindingen Frankrijk
28,5% 23,0%
> 144 Kbps en < 2 Mbps
min. 2 Mbps en < 10 Mbps min. 10 Mbps en < 30 Mbps
min. 30 Mbps en < 100 Mbps
1,3%
0,4%
2,1%
0,0%
0%
1,5%
7,8% 2,9%
1,3%
42
3,7%
10%
7,2%
8,2%
12,0%
20%
19,3%
17,6%
21,4%
30%
EU27
39,9%
29,4%
40%
39,2%
35,8%
43,4%
50%
39,1%
60%
Duitsland
58,0%
Nederland 56,7%
België
100 Mbps en hoger
Bron: Communications Committee.
3.2.3. Mobiel internet Als we naar de penetratiegraad voor mobiele breedbandverbindingen gaan kijken, stellen we vast dat ons land het op dit gebied een heel stuk slechter doet. In januari 2012 was de gemiddelde penetratiegraad voor de EU27 43,1 %, terwijl dit voor België slechts 19,1 % bedroeg. Ook in vergelijking met onze buurlanden doen we het opvallend minder goed. Als reden voor de lage penetratiegraad van België kunnen we aanhalen dat mobiel internet pas sinds de opkomst van de smartphones en tablets in ons land veelvuldig aangeboden wordt door de mobiele telecomoperatoren, en dat de tarieven voor mobiel dataverbruik aanvankelijk vrij hoog lagen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 3. Penetratiegraad van het aantal mobiele breedbandverbindingen Penetratie % juli 2011
Penetratie % januari 2012
49,2%
50% 45%
43,1% 39,3%
40%
38,7% 35,0%
35% 29,2%
30%
34,6%
29,1%
25% 19,1%
20% 16,0% 15% 10%
43
5% 0% België
Nederland
Frankrijk
Duitsland
EU27
Bron: Communications Committee.
In België blijven de prijzen doorgaans vrij hoog. Volgens een door de OESO in 2012 gevoerde studie zijn de in België aangeboden basistarieven voor mobiel internet relatief concurrerend, maar er wordt een omgekeerde trend waargenomen voor intensieve gebruikers of voor diegenen die een hogesnelheidsverbinding willen. Bovendien bemoeilijkt de veelheid aan voorgestelde tariefformules in België de taak van de klant die een aantrekkelijk aanbod zoekt. Ook bedrijven zien het potentieel van mobiel internet en bieden hun personeelsleden vaak toestellen (smartphones, tablets, laptops,…) aan met een mobiel dataabonnement. Uit onderzoek van Eurostat12 blijkt dat in januari 2012 maar liefst 45 % van de Belgische ondernemingen aan bepaalde personeelsleden dit extralegaal voordeel toekende. Onze buurlanden kunnen gelijkaardige percentages voorleggen.
12
Bron: Eurostat, Statistics in focus, 46/2012.
Om het mobiel internetgebruik in ons land te stimuleren, heeft het BIPT eind 2011 vier 4G-licenties (LTE) geveild. 4G moet het mogelijk maken om veel sneller mobiel te surfen dan het geval is op het bestaande 3G-netwerk. De drie grote operatoren Belgacom Mobile (Proximus), Orange Group (Mobistar) en KPN Group (Base) kochten elk een 4G-licentie. De vierde licentie werd toegekend aan BUCD. Op dit moment wordt mobiel surfen op het 4G-netwerk enkel, en in zéér beperkte mate, aangeboden door Proximus. Het aantal Belgische steden waar 4G beschikbaar is, zou geleidelijk moeten toenemen, maar Brussel maakt hier geen deel van uit gelet op de strikte milieunormen. Een onvolledige 4G-dekking vormt een belemmering voor de internetontwikkeling bij mobiele stadsgebruikers, maar ook in sommige minder dichtbevolkte gebieden waar vaste breedbandverbindingen een rendabiliteitsprobleem vormen.
3.2.4. Telefoon
44
Elk jaar neemt het gewicht van de historische telecomoperator in België licht af, maar het blijft nog groot vooral op de markt van de vaste telefonie. Tabel 1. Marktaandeel Belgacom 2009
2010
2011
Toegang tot netwerk voor vaste telefonie
77,0 %
73,0 %
69,0 %
Toegang tot netwerk voor mobiele telefonie
42,0 %
41,5 %
40,6 %
Bron: BIPT, Situatie van de elektronische communicatiesector in 2011.
De prijzen voor telecommunicatie in België dalen (5% in 2011 voor vaste telefonie en 12% voor mobiele telefonie) in vergelijking met vorig jaar. Grafiek 4 geeft de penetratiegraad van (vaste en mobiele) telefonie in België weer in vergelijking met onze buurlanden.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 4. Aantal vaste en mobiele telefonieabonnementen per 100 inwoners (2011) Aantal vaste telefonieabonnementen per 100 inwoners Aantal mobiele telefonieabonnementen per 100 inwoners
140%
132,3% 119,0%
116,6%
120%
105,0% 100%
80% 63,0% 60%
55,9% 43,1%
42,8%
40%
20%
45
0% België
Nederland
Frankrijk
Duitsland
Bron: ITU.
Wat het gebruik van vaste telefonie betreft, zijn de Belgische en Nederlandse resultaten vergelijkbaar terwijl de penetratiegraad van de vaste telefonie blijkbaar hoger is in Frankrijk en Duitsland. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan een substitutie-effect dat veroorzaakt wordt door een veel sterkere kabelnetdekking in België en Nederland. In de meeste zones van beide landen is het perfect mogelijk een abonnement voor vaste telefonie via de kabel (teledistributie) of via het klassieke telefoonnetwerk (koperdraad) te nemen. Dergelijke keuze is daarentegen onmogelijk of zeldzaam in de twee buurlanden. Door actief gebruik te maken van deze mogelijkheid, hebben operatoren zoals Telenet en Voo Belgische consumenten ertoe gebracht hun vaste lijn op te zeggen. Voor mobiele telefonie zijn er zelfs meer abonnementen dan inwoners in België: 116,6 mobiele telefonieabonnementen per 100 inwoners. Wat de netwerken en infrastructuur betreft kunnen we hier nog even roaming aanhalen. Het is belangrijk voor de consument dat hij ook over de landsgrenzen heen nor-
maal gebruik kan maken van zijn gsm of smartphone en dat de tarieven voor roaming ook niet te hoog zijn. In 2011 daalde de prijs van een uitgaande spraakoproep naar het buitenland met 11,5 % t.o.v. het jaar voordien. De gemiddelde prijs voor een sms over de grenzen heen daalde met maar liefst 16,7 %.
3.2.5. Maatregelen De instanties voor de regulering van elektronische communicatie en de mededingingsautoriteiten moeten maatregelen treffen om de mededinging in de telecommunicatiesector, maar eventueel ook in andere ICT-markten, te verscherpen. Als voorbeeld kunnen twee in 2011 genomen maatregelen worden aangehaald:
46
• Het BIPT en de mediaregulatoren in België hebben een beslissing genomen over de analyse van de radio-omroepmarkt. Deze beslissing gelast de verschillende kabeloperatoren om hun netwerk open te stellen voor alternatieve operatoren. Het is de bedoeling dat deze operatoren de kabeloperatoren met gelijke wapens kunnen beconcurreren. De mededinging op de radio-omroepmarkt zal daardoor gestimuleerd worden, wat zal leiden tot tariefvoordelen en een meer gediversifieerd aanbod voor de eindgebuiker. • Het BIPT en de mediaregulatoren in België hebben een beslissing goedgekeurd op basis waarvan Belgacom verplicht wordt toegang te bieden tot alternatieve spelers op het vlak van ontbundeling van de lokale lus en toegang tot bitsnelheid. Zo kunnen alternatieve operatoren de eindgebruiker internetproducten aanbieden via het Belgacomnetwerk. In 2012 diende de FOD Economie een ontwerp van nationaal plan “Digital Agenda.be” in bij de minister voor telecommunicatie. Bedoeling is dat het in 2009 gestarte plan wordt aangepast, rekening houdend met de doelstellingen van de Europese strategie “A Digital Agenda for Europe”. Met de verwezenlijking van dit plan moet België tot de koplopers behoren voor het ICT-gebruik door alle burgers in alle economische en sociale sectoren. Om alle actiepunten uit te voeren, zal nauw overleg tussen alle bevoegde spelers nodig zijn. Een gecoördineerde aanpak die rekening houdt met de institutionele verdeling tussen de verschillende beleidsniveaus in ons land is dan ook essentieel. In 2012 organiseerde de FOD Economie op initiatief van de Algemene Directie Telecommunicatie en Informatiemaatschappij drie conferenties over thema’s die het concurrentievermogen van de in België gevestigde ondernemingen kan verbeteren:
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
• “De RFID-technologie, een meerwaarde voor ondernemingen: werking, voordelen, en risico’s” (25.02.2012) Deze conferentie had als doel ondernemingen duidelijke en begrijpbare informatie te geven over de werking van de RFID-technologie en hun met concrete voorbeelden aan te tonen welke voordelen zij eruit kunnen puren. Met deze conferentie wilde de FOD Economie het gebruik van RFID-chips promoten om de positie van de Belgische ondernemingen voor innovatie en concurrentievermogen te versterken, rekening houdend met de specifieke risico’s die aan deze technologie verbonden zijn. • “Connecting Europe Facility” (26.09.2012) De Europese Commissie heeft een ontwerpverordening tot oprichting van de “Connecting Europe Facility” (CEF) goedgekeurd. De bedoeling van de CEF is om grote pan-Europese projecten over energie, transport en informatie- en communicatietechnologieën te financieren om zo de interne markt te versterken. De CEF is dan ook een niet-onbelangrijk instrument om de telecommunicatiesector te helpen bij de ontwikkeling van internetnetwerken in Europa. Deze conferentie maakte het mogelijk de sector te sensibiliseren voor de mogelijkheden van dit nieuwe financieringsmechanisme. • “E-skills, een sleutel voor het concurrentievermogen van de ondernemingen” (13.12.2012) In haar “Digital Agenda for Europe” vraagt de Europese Commissie de lidstaten om beleidslijnen te implementeren met het oog op de bevordering van digitale vaardigheden. Deze vaardigheden vormen immers de grondslag van kennismaatschappijen. In die context en met het oog op het toekomstige nationale plan voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden organiseerde de FOD Economie, in samenwerking met de Europese Commissie, een conferentie over dit thema. Tot slot lanceerde de FOD Economie in 2012 een overheidsopdracht met als voorwerp de verwezenlijking van een studie over “cloud computing” die gebaseerd is op een juridische benadering en waarbij het economische aspect in aanmerking wordt genomen. Het eindrapport moet de FOD Economie informeren over dit fenomeen en maatregelen voorstellen om de ontwikkeling van de Belgische economie te stimuleren dankzij innoverende en betrouwbare cloud computing. De opdracht werd in september 2012 gegund. Er werd een tussentijds rapport ingediend en het eindrapport wordt verwacht voor de tweede helft van 2013.
47
@ alphaspirit - Photolia.com
48
4. De strategie voor innovatie 4.1. Intellectuele eigendom 4.1.1. Nieuwe stap naar hervorming van het Europese octrooisysteem Na decennia van onderhandelingen over een verbetering van het Europese octrooisysteem, hebben de lidstaten van de Europese Unie in december 2012 twee verordeningen aangenomen die een Europees octrooi met eenheidseffect creëren, en een ontwerpovereenkomst voor een eengemaakt octrooigerecht goedgekeurd. Deze hervormingen zijn noodzakelijk om de innovatie in Europa te stimuleren. Het huidige Europese octrooisysteem is immers complex. Een eengemaakt octrooi Momenteel moet een octrooiaanvrager bij het Europees Octrooibureau, na verlening van zijn Europees octrooi, het octrooi nog valideren in de verschillende lidstaten. Na validatie wordt dit Europees octrooi dan als een nationaal octrooi in elk van deze lidstaten behandeld (betaling van jaarlijkse instandhoudingstaksen, vertaling van de octrooien naar de nationale talen, procedures voor de rechtbank in verband met geldigheid,…).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Er werd daarom overeengekomen dat de octrooiaanvragers bij het Europees Octrooibureau ervoor kunnen kiezen om, in plaats van het Europees octrooi in verschillende lidstaten afzonderlijk te valideren, eenheidswerking aan te vragen waardoor het Europees octrooi automatisch een eenvormige bescherming op het grondgebied van de 25 deelnemende lidstaten biedt. Het Europees octrooi met eenheidseffect kan alleen worden beperkt, overgedragen, herroepen of vervallen worden verklaard voor het volledige grondgebied van alle deelnemende lidstaten. Het Europees octrooi wordt verleend in het Engels, Frans of Duits. Er is slechts tijdens een overgangsperiode van 6 jaar nog een vertaling nodig voor het verkrijgen van het Europees octrooi met eenheidswerking (een vertaling naar het Engels indien het octrooi wordt verleend in het Frans of het Duits, en een vertaling naar een EU-taal indien het octrooi wordt verleend in het Engels). Na deze overgangsperiode zal geen vertaling meer nodig zijn, maar zal het Europees octrooi met eenheidswerking via automatische vertaalsoftware geconsulteerd kunnen worden in gelijk welke EU-taal. Een eengemaakte geschillenregeling Momenteel zijn de nationale rechtbanken bevoegd om uitspraken te doen over de geldigheid van de nationale octrooien en van de Europese octrooien die nationaal gevalideerd worden, en over de inbreuken op deze octrooien. Met andere woorden, om een Europees octrooi effectief te verdedigen op het grondgebied van de EU, zal de octrooihouder vaak verschillende procedures voor de rechtbanken van verschillende lidstaten moeten voeren. Dit is uiteraard zeer tijdrovend en duur. Bovendien zijn er ook risico’s op tegenstrijdige uitspraken. Het eengemaakte octrooigerecht biedt een eengemaakte gerechtelijke structuur aan voor procedures in verband met geldigheid van het Europese octrooi (zowel de klassieke Europese octrooien, als de Europese octrooien met unitair effect), en voor inbreukprocedures (namaak). Dergelijke eengemaakte structuur belet dat de octrooihouder in verschillende lidstaten moet procederen. Het gerecht van eerste aanleg van het eengemaakte octrooigerecht zal bestaan uit een centrale afdeling, en uit lokale en regionale afdelingen. Op deze manier kan de nabijheid van de rechtspraak steeds worden gegarandeerd aan de gebruikers. Alle afdelingen van het eengemaakte octrooigerecht (gerecht van eerste aanleg en hof van beroep) zullen multinationaal zijn samengesteld waardoor er naar een geharmoniseerde octrooipraktijk wordt gestreefd.
49
Kalender Deze hervormingen treden nog niet dadelijk in werking. De verschillende staten moeten immers nog de overeenkomst over het eengemaakte octrooigerecht ondertekenen en ratificeren. Er moeten ook nog een hele reeks maatregelen genomen worden voordat de hervormingen effectief zijn (de oprichting van een nieuwe rechtbank heeft uiteraard heel wat voeten in de aarde). Normaal gezien zou het eerste Europese octrooi met eenheidseffect ten vroegste worden verleend in de loop van 2014.
4.1.2. Benelux Patent Platform project In 2011 hebben de nationale octrooidiensten van de Benelux (België, Nederland en Luxemburg) besloten om samen een gemeenschappelijke informaticastructuur te ontwikkelen voor het beheer van octrooiprocedures (zowel voor nationale, Europese en internationale octrooiaanvragen als voor aanvullende beschermingscertificaten).
50
Deze informaticastructuur trekt volop de kaart van de digitalisering: elektronische indiening, elektronische betaling, elektronische online publicatie, geavanceerde zoekfaciliteiten,… worden allemaal mogelijk. Een specifieke interface voor businesspartners (octrooigemachtigden, het Europees Octrooibureau en de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom) wordt gecreëerd. Deze gemeenschappelijke structuur biedt daarnaast nog verschillende voordelen: • het ontwikkelen van een gemeenschappelijke structuur biedt uiteraard heel wat schaalvoordelen, en laat toe de kosten te drukken, zowel bij de ontwikkeling zelf als bij het onderhoud van het systeem; • het Benelux Patent Platform zal de positie van de Benelux-landen kunnen versterken bij de onderhandelingen over standaarden en interfaces met de intergouvernementele IE-organisaties (World Intellectual Property Organization, Europees Octrooibureau). De openbare aanbesteding van het Benelux Patent Platform project werd in 2012 gecoördineerd door de Raad van Bestuur van het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom. De uitvoering van het project zal officieel worden opgestart begin 2013 en in 2014 worden voltooid.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.1.3. De handhaving van auteursrecht en naburige rechten op het internet Een competitieve, duurzame en evenwichtige markt voor producten die beschermd worden door het auteursrecht, veronderstelt dat ook op het internet de auteursrechten gerespecteerd worden. De auteursrechtelijke principes die in de fysieke wereld gelden, gelden ook in de digitale wereld: wanneer men muziek wil beluisteren, films wil bekijken, boeken wil lezen, dan moeten daarbij de rechten van de auteurs en de naburige rechthebbenden gerespecteerd worden. Meestal zal dit concreet betekenen dat toestemming van de rechthebbenden bekomen moet worden. Toestemming zal doorgaans verleend worden tegen de betaling van een vergoeding. Men kan hierbij bv. denken aan het downloaden van muziek, films of boeken via onlineplatformen. Soms zal die vergoeding betaald worden door de aanbieder van de dienst, en moet de eindgebruiker niet rechtstreeks iets betalen. Men kan hierbij denken aan het online beluisteren van radiostations, of beluisteren van muziek via streamingsites die bv. gefinancierd worden via reclame-inkomsten. De naleving van de intellectuele eigendomsrechten in een digitale omgeving is een complexe problematiek, waarbij rekening moet worden gehouden met verschillende juridische domeinen, met de ontwikkelingen op Europees niveau en met de rechtstechnische aspecten van de verschillende benaderingswijzen. Gezien de noodzaak van een evenwichtige benadering van de handhaving van het auteursrecht op het internet, heeft de minister van Economie de Raad voor de Intellectuele Eigendom13 verzocht een advies uit te brengen over deze problematiek. Aldus heeft de Raad voor de Intellectuele Eigendom op 29 juni 2012 een advies verleend over de handhaving van auteursrechten en naburige rechten op het internet14. Uit de discussies binnen de Raad kunnen, onder voorbehoud van de specifieke bemerkingen in het verdere advies, volgende algemene krachtlijnen en standpunten worden opgetekend.
13
De Raad voor de Intellectuele Eigendom is een raadgevend orgaan in de FOD Economie, samengesteld uit experten in intellectuele eigendomsrechten en uit vertegenwoordigers van verschillende sectoren (bedrijfswereld, rechthebbenden, gemachtigden, vertegenwoordigers van beheersvennootschappen en consumenten).
14
http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/Intellectuele_Eigendom/Instellingen_en_actoren/ Raad_Intellectuele_Eigendom/adviezen/Advies_29_06_2012/
51
• Het is in het algemeen belang dat wetten ook hun volle toepassing kennen op het internet. Zo ook moet het auteursrecht en de naburige rechten nageleefd en effectief gehandhaafd worden voor de verschillende vormen van exploitaties van werken en prestaties op het internet. Een status-quo van de huidige situatie zou schadelijk zijn voor de auteurs en andere rechthebbenden. • De juridische middelen om het auteursrecht op internet te doen naleven moeten in verhouding staan tot het legitieme doel dat wordt nagestreefd, namelijk de houders van rechten in staat stellen om ook op het internet hun werken en prestaties te valoriseren. Die maatregelen moeten niet absoluut zijn en, zoals aangegeven door het Hof van Justitie van de Europese Unie, rekening houden met andere vrijheden en fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van ondernemen, de bescherming van de privacy en het recht op een eerlijk proces. Ze moeten bovendien in overeenstemming zijn met de specifieke regels over de aansprakelijkheid voor bepaalde activiteiten van internetdienstverleners die als tussenpersoon optreden, zoals bedoeld in het Europese recht.
52
• De juridische middelen om het auteursrecht te doen naleven op het internet moeten een aanvulling zijn bij maatregelen die het wettelijke aanbod van beschermde werken op het internet stimuleren, en moeten samen met andere maatregelen bijdragen tot de uitbreiding en de bescherming van dergelijk aanbod. • De juridische middelen om het auteursrecht te doen naleven op het internet moeten een juridische zekerheid en voorspelbaarheid bieden aan alle betrokkenen. • Het bestaande juridische kader moet geanalyseerd worden om duplicatie en overlapping van rechtsmiddelen te vermijden. • Er bestaat geen uniek juridisch model om een effectieve naleving van het auteursrecht op het internet te verzekeren. Men moet veeleer, rekening houdende met het bestaande juridische arsenaal, een reeks maatregelen overwegen gericht op enerzijds, “het onwettig ter beschikking stellen van beschermde werken en prestaties” (maatregelen “stroomopwaarts”) en, anderzijds, “het ontvangen/reproduceren van beschermde werken en prestaties die illegaal op internet werden geplaatst” (maatregelen “stroomafwaarts”). De Raad is daarbij van oordeel dat er voorrang moet worden gegeven aan maatregelen, die erop gericht zijn die activiteiten te stoppen waarbij op duidelijk onwettige wijze en op grote schaal, beschermde werken en prestaties op het internet ter beschikking worden gesteld. Ten aanzien van consumenten is volgens de Raad een pedagogische aanpak te verkiezen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Om de fundamentele vrijheden en rechten te eerbiedigen, moeten deze maatregelen meer bepaald de vorm aannemen van “notice and action” procedures en, indien mogelijk, gebaseerd zijn op een nauwe en actieve samenwerking tussen houders van rechten, internetproviders en overheden. Om het proportionaliteitsprincipe te garanderen, zullen deze maatregelen voldoende precies moeten worden verwoord. Dit advies van de Raad toont aan dat hoewel het respect voor het auteursrecht op het internet een complexe zaak is, waarbij er verschillende belangen spelen, er toch enkele krachtlijnen zijn die zowel door rechthebbenden, consumenten als internet service providers kunnen gedragen worden.
4.1.4. Intellectuele eigendom en elektronische economie Invoering van een algemeen juridisch kader voor de “verleners van vertrouwensdiensten”
Binnen deze context ijvert de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt van de FOD Economie voor het invoeren van een algemeen, samenhangend en transparant juridisch stelsel voor de derde vertrouwenspersonen en de diensten die zij verlenen. Dergelijk stelsel moet de rechtszekerheid vergroten, de consument en de burger bescherming garanderen, en een eerlijke, gezonde concurrentie tussen de operatoren verzekeren. Het zal daarnaast ook innovatiebevorderend werken en het creëren van nieuwe activiteiten en duurzame ondernemingen stimuleren.
53
@ 3desc - Photolia.com
In België bestaat sinds juli 2001 een wetgeving over de elektronische handtekening en de verleners van certificatiediensten, en sinds maart 2003 een wetgeving over bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij. Nadere analyse leidt evenwel tot de vaststelling, dat deze nieuwe wetteksten nog niet volstaan om een juridische zekerheid te garanderen die op zijn minst gelijkwaardig is aan de zekerheid die “in de papieren wereld” wordt geboden, toch althans niet zolang er niet snel antwoorden worden gegeven op vragen in verband met de elektronisch aangetekende brief, de elektronische tijdsregistratie en de archivering van elektronische documenten.
De goedkeuringsprocedure van deze wetgeving werd in 2012 opnieuw in gang gezet door de minister van Economie.
4.2. Normalisatie Voor onze ondernemingen en in het bijzonder onze kmo’s zijn de normen het beste middel om de conformiteit van hun producten en diensten aan te tonen, vertrouwen te scheppen en marktaandeel te verwerven, meer specifiek voor de uitvoer. De normen vormen eveneens de ideale basis van waaruit innovatie zich op een stevig fundament kan ontwikkelen. Normen maken middelen vrij die kunnen worden geïnvesteerd in innovatie dankzij kostenverlagingen die voornamelijk voortkomen uit schaalvoordelen, uit de vermindering van transactiekosten en uit het sluiten van eenvoudigere handelsovereenkomsten. Bovendien bevorderen normen ook innovatie doordat ze het mogelijk maken om te anticiperen op technische voorschriften en om toegang te krijgen tot gestandaardiseerde onderdelen.
54
Vooruitgang die tot innovatie leidt kan ook worden bereikt dankzij normalisatie, om zo de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen aan te gaan, namelijk de bescherming van consumenten en werknemers, de ontwikkeling van een groenere en duurzamere economie en de inachtneming van problemen in verband met gehandicapte personen en de vergrijzing. In 2012 heeft de FOD Economie actief bijgedragen aan de ontwikkeling van de nieuwe Europese verordening over de Europese normalisatie, om de voordelen van de normalisatie te kunnen versterken en een beter antwoord op deze uitdagingen te kunnen bieden. Op nationaal vlak is de FOD Economie ook een belangrijke motor geweest bij de reflectie over de invoeging van normalisatie in de economische en sociale structuur. Als zodanig en in symbiose met de Hoge Raad voor Normalisatie en het Bureau voor Normalisatie, heeft de FOD Economie op een gerichte manier zijn steun versterkt, en zal deze verder versterken, voor de acties ondernomen op sectorale basis door de collectieve onderzoekscentra, om de toegang van de kmo’s tot de normalisatiewerkzaamheden en de normen zelf te vergemakkelijken. Deze acties betreffen enerzijds de sensibilisatie van de kmo’s voor normen via de “Normen-Antennes”, en anderzijds de “studies voor prenormalisatie”. De ondernemingen die door de Normen-Antennes over de inhoud van de toekomstige normen worden ingelicht, verwerven een beter inzicht in de trends en de praktijken van de sector, zodat ze hun strategie voor onderzoek en ontwikkeling en hun investe-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
ringen in overeenstemming hiermee kunnen oriënteren. Zij kunnen ook de ontwerpnormen bijsturen om de invoering van voor hen nadelige specificaties te vermijden. De studies voor prenormalisatie laten de ontwikkeling van technische en wetenschappelijke kennis toe die voor de ontwikkeling van normen vereist is, in het bijzonder rekening houdend met de belangen van onze meest innovatieve ondernemingen. Bovendien zullen meer in het bijzonder door het Bureau voor Normalisatie andere acties ondernomen worden om de toegang van de maatschappelijke actoren en de academische wereld tot de normalisatiewerkzaamheden en tot de normen zelf te vergemakkelijken. Op het vlak van telecommunicatie Het ETSI (European Telecommunications Standards Institute) is in 1988 door de CEPT (European Conference of Postal and Telecommunications Administrations) en de EU opgericht met als opdracht technische normen over telecommunicatie op te stellen. Het instituut telt 617 leden uit 56 verschillende landen: administraties, operatoren, fabrikanten, dienstverleners, universiteiten, onderzoekslaboratoria en consumenten.
55
Als voorbeeld kunnen we het nationale IPv6-plan aanhalen dat de Belgische Ministerraad op 22 juni 2012 goedkeurde. Dit ambitieuze plan, opgesteld door de Algemene Directie Telecommunicatie en Informatiemaatschappij, omvat tien concrete acties die in de toekomst uitgevoerd worden. IPv6 zal binnenkort de opvolger zijn van IPv4, aangezien de voorraad IPv4-adressen bijna opgebruikt is. Aangezien deze twee protocollen niet onderling compatibel zijn, voorziet het plan dat er bij publieke aanbestedingen een clausule opgenomen moet worden, die vermeldt dat de geleverde informaticatoepassingen zowel gebruikt moeten kunnen worden met IPv4 als met IPv6. Er zullen dus steeds twee versies gemaakt moeten worden, aangezien de IPv6-adressen nieuwe adressen zijn, terwijl de IPv4-adressen blijven bestaan. Verder moeten de bedrijven, die IPv6compatibel materiaal leveren aan een overheidsinstantie, ook zorgen voor een degelijke naverkoopdienst.
@ alphaspirit - Photolia.com
België wordt vertegenwoordigd door het BIPT. Dit neemt echter niet weg dat de FOD Economie zich ook engageert in specifieke projecten zoals netneutraliteit, IPv6 en RFID om zo in samenwerking met het BIPT tot degelijke standaarden te komen.
4.3. Overheidsopdrachten 4.3.1. De innovatiestrategie Reeds een aantal jaren werkt de FOD Economie aan de uitbouw van het project, “innovatie via overheidsopdrachten”. Dit project werd geënt op de doelstellingen van de EU-strategie. Inderdaad, onder het kerninitiatief “Innovatie-unie” stelt de Europese Commissie dat “de randvoorwaarden voor bedrijven die willen innoveren, moeten worden verbeterd (d.w.z. het EU-octrooi invoeren en een gespecialiseerde octrooirechtbank oprichten, de regelgeving over auteursrecht en merken moderniseren, de toegang van kmo’s tot intellectuele-eigendomsbescherming verbeteren, vaart zetten achter interoperabele normen, de toegang tot kapitaal verbeteren en meer gebruik maken van de vraagzijde, bv. met overheidsopdrachten en slimme regelgeving)”.
56
Dit project heeft als doel om vanuit de vraag van de overheid de markt te stimuleren om innovatieve ideeën effectief om te zetten in producten en diensten. Door hun omvang kunnen overheidsopdrachten immers een belangrijke rol spelen om de innovatie vanuit de vraagzijde bij ondernemingen aan te wakkeren. Het basisidee hierbij is dat de overheidsopdrachten als economisch instrument moet worden ingezet. Het project beoogt de voorwaarden te scheppen om: 1. de aanbestedende overheden te stimuleren het instrument van de overheidsopdrachten optimaal te benutten en hen aan te zetten innovatieve oplossingen aan te trekken door onder andere de vraagspecificatie prestatiegericht in de markt te zetten, en 2. de overheidsopdrachten toegankelijker te maken voor ondernemingen en hen in staat te stellen aanbiedingen te formuleren door gebruik te maken van hun innovatiekracht. Het is genoegzaam gekend dat een open en prestatiegerichte omschrijving van de behoefte in bestekken, een doordachte keuze van de meest geschikte procedure, het toelaten van variante oplossingen, een evenwichtige omgang met de intellectuele eigendomsrechten, belangrijke instrumenten binnen de regelgeving overheidsopdrachten zijn die innovatie kunnen stimuleren. Vertrekkende vanuit zijn bevoegdheden en competenties die aansluiten op de hierboven genoemde instrumenten trekt de FOD Economie dan ook de kaart van de optimale toepassing en benutting van de aanbestedingsregels voor de aankoop van innovatieve producten en diensten, waarbij vorming en ondersteuning van de overheidsaankopers centraal staan.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Van dit project wordt als resultaat verwacht dat: • de aanbestedende overheden betere impulsen zullen kunnen geven bij hun aanbestedingen om innovatie in de producten en bij de uitvoering van werken en diensten te stimuleren; • de ondernemingen beter in staat zullen zijn om offertes op te stellen die beantwoorden aan de innovatieve vraag van de aanbestedende overheden; • meer innovatieve producten en diensten sneller in de markt worden opgenomen; • de verschillende actoren beter toegang krijgen tot de reglementeringen die hen moet helpen vraag en aanbod te optimaliseren. De FOD Economie wil dit realiseren door: • te voorzien in uitwisseling van informatie en inzichten tussen de actoren om de verschillende belangen duidelijker op elkaar te kunnen afstemmen; • te zorgen voor een transversale, gestructureerde doorstroom van informatie. • de toegang tot de reglementeringen die wegen op overheidsopdrachten te vergemakkelijken en dit zowel voor de “overheidsaankopers” als voor de “bieder” op overheidsopdrachten; • de toegang tot de overheidsopdrachten voor de ondernemingen te verbeteren met bijzondere aandacht voor kmo’s, gezien het voor hen niet altijd even gemakkelijk is om zich op deze markt te begeven; • te zorgen voor ondersteuning en vorming ten behoeve van de aanbestedende overheden inzake de reglementering overheidsopdrachten en technische materies zoals normalisatie, intellectuele eigendom, technische specificaties voor bouwmaterialen, die overheidsopdrachten sterk beïnvloeden; • een actieve rol te vervullen bij de Commissie Overheidsopdrachten en dit via de leden die de FOD vertegenwoordigen in de Commissie, waarbij zij via voorstellen de economische aspecten van overheidsopdrachten bespreekbaar kunnen maken.
4.3.2. Concrete acties Vorige jaren werden reeds twee seminaries georganiseerd waarin onder andere het financieel programma van de Europese Commissie en initiatieven van overheden over “précommerciële inkoop” werden besproken. Ook werd het groenboek voor modernisering van het EU-beleid van overheidsopdrachten door het Directoraat-generaal Interne Markt van de Europese Commissie voorgesteld en besproken. Einde 2011 werd een bevraging bij de overheidsaankopers georganiseerd die peilde naar hun kennis en problemen die zij ondervinden en hun ondersteuningsnoden bij
57
overheidsopdrachten. In totaal hebben 383 personen deelgenomen aan de bevraging. Uit deze bevraging is onder andere gebleken dat: • de complexiteit van de wetgeving en de procedures als belangrijke hindernis worden gezien om aankoopprocedures tot een goed einde te brengen; • het moeilijk blijkt om de vraagspecificatie zodanig te formuleren dat die zowel nauw aansluit bij de behoefte van de aanbestedende overheid en terzelfdertijd toch voldoende open is naar de markt toe; • het moeilijk kan zijn om de geschikte normen te vinden die voldoen aan de vraagspecificatie; • het niet gemakkelijk is om de voorwaarden voor intellectuele eigendomsrechten te formuleren, in het bijzonder wanneer deze intellectuele rechten te maken hebben met gebruikslicenties, methodes en knowhow.
58
Uit de bevraging blijkt ook dat er wel degelijk een “opleidingsnood” is bij de aanbestedende overheden, waarbij er vooral interesse is voor praktisch gerichte ondersteuning, zoals uitgewerkte voorbeelden en uitwisseling van goede praktijken. In hun suggesties schuiven de bevraagden een viertal ondersteuningsnoden naar voor: • een helpdesk/juridische ondersteuning per telefoon; • een gecentraliseerde bibliotheek waar bestekken kunnen gecentraliseerd worden en waar typebestekken en typeclausules te vinden zijn. • een bespreking van praktijkdossiers met de gevolgen en oplossingen; • een netwerk/aankopersplatform om best practices uit te wisselen, informatie te delen. Zich steunend op conclusies van hogergenoemde bevraging wil de FOD Economie dit doen door het organiseren van participatieve workshops en het opzetten van een kennispool waarbij de deelnemers vooral praktijkvoorbeelden, best practices, …, kunnen bespreken en aan elkaar doorgeven. De resultaten van dergelijke workshops kunnen vervolgens opnieuw worden gecommuniceerd naar een breder publiek. In oktober 2012 werd in deze context een workshop georganiseerd met als titel “opstellen van technische specificaties en prestatie-eisen, gebruik en verwijzen naar normen: Hoe pakt u het aan? Wat is uw ervaring?” Dit thema werd gekozen omdat een juiste manier van omschrijven van de vraagspecificatie in bestekken van groot belang is, niet alleen voor de aanbestedende overheid
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
maar ook voor de economische partners. Dit kan door prestatie-eisen of functionele eisen te formuleren of door naar normen te verwijzen. Als een dergelijke verwijzing onoordeelkundig gebeurt, kan dit er toe leiden dat de aangeboden oplossingen niet overeenstemmen met de behoefte van de aanbestedende overheid, en bovendien kan dit het innovatievermogen van de aanbieders hinderen. Omgekeerd kan een juist gebruik van normen er voor zorgen dat makkelijker en innovatiegericht aangekocht kan worden. Een goed geformuleerde technisch neutrale vraagspecificatie opstellen, is voor de overheidsaankoper vaak een moeilijke opdracht. Omwille van de expertise die de FOD Economie in dit domein heeft, werd deze workshop gezien als een eerste stap om tot een kennispool te komen waarin naast het theoretische kader dat werd geschetst ook praktijkdossiers werden besproken. Zowel experten overheidsopdrachten uit overheidsdiensten, vertegenwoordigers van onderzoekscentra als sectorfederaties hebben hun bijdrage geleverd aan deze workshop. Het project wil de weg verder opgaan om de aanbestedende overheden verder te stimuleren “innovatiegericht” aan te kopen en dit te integreren in hun aankoopbeleid. In de loop van 2013 zullen verdere initiatieven worden genomen om de aanbestedende overheden en de economische actoren samen te brengen. Naar alle waarschijnlijkheid worden in 2013 ook de nieuwe regels over “plaatsing overheidsopdrachten “ en “algemene aannemingsvoorwaarden” van toepassing. Het verdient hier ook de aandacht om wijzigingen / vernieuwingen onder de loep te nemen en de nodige informatie-uitwisseling hieromtrent te organiseren.
59
Op het vlak van innovatie in de sector van de Belgische luchtvaartindustrie is een belangrijke taak weggelegd voor de Algemene Directie Economisch Potentieel. Deze directie ondersteunt innovatie via het financieren van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, de O&O&I-projecten, in het kader van de AIRBUS-programma’s. Deze financiering gebeurt onder de vorm van terugbetaalbare voorschotten volgens de Europese regels voor staatssteun, vervat in de communautaire kaderregeling over staatssteun voor O&O&I, goedgekeurd door de Europese Commissie. Op basis van deze regels moeten de projecten een sterk innovatief karakter hebben om in aanmerking te komen voor staatssteun. De FOD Economie, in overleg met de POD Wetenschapsbeleid en de luchtvaartindustrie onderzoeken hoe dit systeem uitgebreid kan worden naar andere vliegtuigmodellen.
@ Vitas - Photolia.com
4.4. Luchtvaart
4.5. Defensie-industrie 4.5.1. Economische weerslag bij defensiebestellingen De FOD Economie is bevoegd voor de behandeling van de economische weerslag die verbonden wordt aan bestellingen van typisch militair materiaal door het Ministerie van Defensie. Hij beschouwt de economische weerslag in de eerste plaats als een hefboom om het technologische peil van onze bedrijven te behouden of zelfs op te krikken. Daarnaast is het een stimulans op het vlak van tewerkstelling of handels(on) evenwicht. Bij de evaluatie van voorstellen van economische weerslag primeren innovatieaspecten op andere criteria. Zo bevat de economische clausule van een bestek elementen om nieuwe innoverende projecten te stimuleren. Stages voor jonggediplomeerden in buitenlandse hoogtechnologische bedrijven en investeringen in Belgische innovatiefondsen zijn daarvan concrete voorbeelden.
60
Bij de uitvoering (follow-up) van lopende compensatiedossiers werden voorstellen enkel als economische compensaties goedgekeurd als ze conform de economische bedingen waren en een aanvaardbaar technologisch peil hadden.
@ criodyn - Photolia.com
De economische weerslag verbonden aan defensiebestellingen die gecatalogeerd worden onder art. 346 (ex-223, ex-296) van het EU-verdrag, behoren tot de bevoegdheid van de minister van Economie. De wettelijke basis voor dit soort overheidsaankopen is gedefinieerd in volgende documenten: • het KB van 6 februari 1997 betreffende militaire bestellingen, gewijzigd door het KB van 6 december 2001; •
het KB van 29 april 2001 betreffende militaire bestellingen in het kader van internationale samenwerking; • in België werden de nodige acties ondernomen om de omzetting van de nieuwe Europese Defensierichtlijn naar onze wetgeving door te voeren. De desbetreffende wet werd op 13 augustus 2011 door het parlement gestemd. Deze wet en de KB’s van uitvoering werden op 01.02.2012 in het Staatsblad gepubliceerd. De bestellingen die bij wijze van industriële return bij de Belgische nijverheid werden geplaatst, gekoppeld aan reeds vroeger bestelde programma’s, en als dusdanig als economische weerslag (alle
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
categorieën samen: directe deelname, semidirecte en indirecte compensatie) goedgekeurd en gefactureerd, waren goed voor een totaal bedrag van 39,4 miljoen euro in 2012. De daadwerkelijke economische compensaties waren echter groter dan deze bedragen, aangezien er nog een aantal projecten, alhoewel de contractuele uitvoeringstermijn reeds verlopen is, nog steeds voortduren. Dit onderstreept het belang van het compensatiebeleid op lange termijn.
4.5.2. Firmaveiligheidsmachtiging De firmaveiligheidsmachtiging (rechtspersoon) vindt haar wettelijke basis in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. Artikel 8 van deze wet stelt: “Niemand heeft toegang tot geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen, tenzij hij houder is van een overeenstemmende veiligheidsmachtiging en voor zover de kennisname en de toegang noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn functie of zijn opdracht …”. Onder “noodzakelijke kennisname” verstaat men de redenen die de toegang tot de informatie, documenten, enzovoort, rechtvaardigen. De toegang tot lokalen, gebouwen of terreinen die geclassificeerde informatie, documenten, gegevens, materieel of materialen bevatten is aan dezelfde regels onderhevig. Een rechtspersoon die, om een bepaalde overeenkomst uit te voeren, wegens een aantoonbare noodzaak van kennisname toegang moet verkrijgen tot geclassificeerde gegevens of installaties, moet dus houder zijn van een veiligheidsmachtiging. Ook bepaalde leden van deze rechtspersoon moeten in geval van noodzakelijke kennisname over een veiligheidsmachtiging beschikken. In beide gevallen moet het bedrijf een aanvraag indienen om dergelijke machtigingen te verkrijgen. Het is de Nationale Veiligheidsoverheid (NVO) die de veiligheidsmachtigingen verleent. De Algemene Directie Economisch Potentieel werd door de NVO belast met de administratieve fase van het veiligheidsonderzoek “industrie”. Dit onderzoek bestaat uit een grondige studie van de financiële situatie van de rechtspersoon door een financieel analist. De financieel analist maakt een verslag op met de adresgegevens van de rechtspersoon, de rechtsvorm, de activiteiten, het aantal tewerkgestelden, de kapitaalsituatie, het aandeelhouderschap, kerncijfers, de resultaten, de financiële structuur, de betaalwijzen, bestaande schulden bij de RSZ en de fiscale administraties, de sectorscore, commentaren en conclusies. De financieel analist beschikt daarbij over informatiebronnen zoals de Kruispuntbank van Ondernemingen,
61
Belfirst, Graydon, Dun & Bradstreet, Nationale Bank van België, gespecialiseerde pers. Na dit onderzoek wordt een advies over de soliditeit en bestendigheid van de onderneming ingediend bij de NVO. Wanneer de volledige procedure afgewerkt is, beslist de NVO de veiligheidsmachtiging te verlenen en wordt het bedrijf op de hoogte gebracht. Op basis van deze beslissing neemt de Directie Luchtvaart en Defensie de informatie op in haar interne database, die ook andere nuttige inlichtingen over ondernemingen bevat. Deze database zal de directie met name van pas komen wanneer zij aanbestedingen vanuit de NAVO of andere instellingen moet aankondigen. Op grond van de vereiste criteria, meer bepaald dat de bedrijven over een veiligheidsmachtiging moeten beschikken, wordt deze database geraadpleegd en worden de aanbestedingen naar de bedrijven gestuurd die aan deze criteria voldoen. In de loop van 2012 werkte de Directie Luchtvaart en Defensie 152 dossiers met een grondige financiële analyse af.
62
4.6. Reach
@ Sergey Nivens - Photolia.com
De REACH-verordening moet voornamelijk “een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu waarborgen”15. Met name innovatie moet aangemoedigd worden om te komen tot de vervanging van de meest verontrustende stoffen door alternatieven die milieuvriendelijker zijn en beter voor de gezondheid van de mens. Met de goedkeuring van de REACH-verordening kwam de EU de verklaring na die ze afgelegd had op de Wereldtop Duurzame Ontwikkeling van Johannesburg, namelijk “aiming to achieve by 2020 that chemicals are used and produced in ways that lead to the minimization of significant adverse effects on human health and the environment”. Deze verbintenis gold voor alle ondertekenaars, en de EU wilde hierbij een voorlopersrol vervullen. Als bedrijven die op wereldvlak actief zijn, zich aan de REACH-verordening moeten aanpassen en analyses en studies moeten uitvoeren, hebben ze er alle belang bij dat de andere internationale partners compatibele regels aannemen en dat er in verschillende derde landen zogenaamde “REACH-like” reglementen opduiken.
15 Artikel 1, paragraaf 1 van verordening (EG) nr. 1907/2006.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Gezien de grote krachtinspanning die nodig was om chemische producten beter te leren kennen heeft REACH duidelijk een groot aantal wetenschappers uit de chemische nijverheid en talrijke andere sectoren (metaal, textiel, bouwmaterialen, elektronica ...) van hun wetenschappelijk basisonderzoek weggehaald om tijdig met de registratiefase klaar te zijn. De betere kennis van de eigenschappen van chemische stoffen zorgt niettemin voor een verbeterde uitwisseling van informatie over de veiligheid van de producten in de waardeketens. Daarnaast wil de REACH-verordening in de eerste plaats de meest zorgwekkende stoffen (“kandidatenlijst”) opsporen om gepaste maatregelen te kunnen treffen, met name in de vorm van een beperking of vergunningsplicht om ze te kunnen gebruiken. Deze maatregelen moeten vooral de vervanging door andere stoffen of procedés aanmoedigen. De Commissie zou tegen 1 juni 2012 haar eerste herziene versie van de verordening publiceren. De afkondiging werd weliswaar uitgesteld tot februari 2013, maar de Commissie publiceerde anderzijds 12 studies over de toepassing en de gevolgen van de verordening, onder meer “Impact of the REACH regulation on the innovativeness of EU chemical industry”16. De resultaten waren tot eind 2011 niet helemaal overtuigend, maar de vooruitzichten op middellange termijn blijven gunstig. De FOD Economie volgt de evolutie van de REACH-verordening op de voet, in nauwe samenwerking met zijn collega’s van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, niet alleen door deel te nemen aan de werkzaamheden van het nieuwe nationale REACH-Comité, maar ook door via zijn helpdesk de ondernemingen te informeren, met name de kleine of middelgrote ondernemingen, door deel te nemen aan de werkzaamheden van het Comité Sociaaleconomische Analyse van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) te Helsinki en via de talrijke contacten die gelegd werden met de Belgische federaties en bedrijven die actief zijn in België voor een grondige analyse van de dossiers. Uit deze contacten blijkt inderdaad dat Belgische bedrijven erg begaan zijn met het probleem van de meest zorgwekkende stoffen en de vervanging ervan. Zij trachten vaak op deze evolutie naar veiligere nieuwe producten te anticiperen. Ook op internationaal vlak verdedigen wij in de lopende bilaterale akkoorden de samenwerkingsclausules en de afschaffing van technische hinderpalen voor de handel. Zo kunnen de bedrijven die in deze nieuwe producten investeren deze ook wereldwijd 16 Zie: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/chemicals/documents/reach/review2012/index_en.htm.
63
aanbieden doordat ze reeds klaar zijn voor de nieuwe eisen die geleidelijk in de aanloop van 2020 opgelegd zullen worden.
4.7. Duurzame ontwikkeling België steunt de strategie “Europa 2020”, die onder andere de bevordering van duurzame groei van onze economie beoogt, en wil zich daarmee bij de groep van de Europese pioniers aansluiten bij de overgang naar nieuwe vormen van duurzame economische productie en consumptie. Door in zijn doelstellingen “de voorwaarden scheppen voor een duurzame werking van de goederen- en dienstenmarkt” op te nemen, benadrukt het departement het belang van een duurzame ontwikkeling van onze economie. De krachtlijn “duurzame economie” van de strategische matrix van onze FOD toont eveneens aan hoe belangrijk het voor de FOD is om op strategisch en operationeel vlak transversaal bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling.
64
Overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 september 2004 coördineert de cel Duurzame Ontwikkeling, die in 2012 een nieuwe impuls kreeg, de transversale acties over duurzame ontwikkeling binnen het departement. Ze beoogt meerdere doelen: de verschillende initiatieven voor de uitwerking en de uitvoering van het federale plan voor duurzame ontwikkeling coördineren, de bestaande synergiën tussen de verschillende initiatieven over duurzame ontwikkeling in de FOD versterken, bijdragen tot de ontwikkeling van transversale initiatieven en nieuwe acties, of beschouwingen uitwerken, zowel op strategisch, functioneel, personeels- en reglementair vlak, alsook op vrijwillige basis. De cel Duurzame Ontwikkeling steunt op de actieve bijdrage en samenwerking van alle algemene directies van het departement. Ze kan met name rekenen op de expertise van de werkgroep “Task Force Duurzame economie” die ondernemingen de weg wil wijzen naar een duurzame economische groei. In 2012 focusten de acties van de cel zich vooral op de definitie van de term “duurzame economie”, maar ook op de deelname aan en de organisatie van de “Dag van de duurzame ontwikkeling”. Daarnaast droeg de cel ook bij tot de langetermijnvisie van de overheid op het vlak van duurzame ontwikkeling, tot de opmaak van een derde federaal plan voor duurzame ontwikkeling en werd er aandacht besteed aan de organisatie van de “Middag van de duurzame ontwikkeling” die de medewerkers over dit onderwerp bewust wil maken. Het overwegen van nieuwe acties, het uitwisselen van goede praktijken en het ontmoeten van de stakeholders stonden vorig jaar ook op het programma van de cel.
@ pershkova - Photolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5. Ondernemingen en kmo’s De zesde as van de “relancestrategie” betreft de ondersteuning van de kmo’s, die als een essentiële motor van onze economie gezien worden. Aangezien de kmo’s betrokken zijn bij de meeste federale administraties, zijn voor de maatregelen van deze as een zestal overheidsdiensten bevoegd. In aansluiting op deze kmo-as heeft de regering op 20 juli 2012 kennis genomen van het “Kmo-plan 2012” voorgelegd door de minister van Zelfstandigen en Kmo.
5.1. Het “Kmo-plan 2012” De bedoeling van dit specifiek voor de kmo en zelfstandigen bestemde plan is de oprichting van ondernemingen aan te moedigen, hun werking te bevorderen en de zelfstandigen beter te beschermen. Het bevat een veertigtal over zes gebieden verdeelde maatregelen: de toegang tot financiering (8 maatregelen), de administratieve vereenvoudiging (14), de verbetering van het sociaal statuut voor zelfstandigen (4), hulp bij tewerkstelling (3), sectorale maatregelen (7) en de ondersteuning van de internationalisering (2).
65
Het Kmo-actieplan 2012 kadert ook in de voor de kmo’s op Europees vlak vastgelegde prioriteiten, met name de Europese Small Business Act (SBA). De bedoeling van de SBA is echter de algemene aanpak op het gebied van ondernemerschap te verbeteren, het “denk eerst klein”-beginsel onomkeerbaar te verankeren in zowel het wetgevende proces als de werkwijze van de administraties, en kmo-groei te bevorderen. In dit opzicht sluiten de volgende maatregelen van het Kmo-plan 2012 aan bij de Europese doelstellingen: de versterking van het één-loket, de veralgemening van het “only once”-beginsel, met name via de Kruispuntbank van Ondernemingen, om te vermijden dat de ondernemingen herhaaldelijk door de overheden bevraagd worden, en ten slotte de toepassing van een “kmo-toets” ter beoordeling van de impact op de kmo van de voor hen aangenomen wet- en regelgevende maatregelen. De FOD Economie neemt deel aan de uitwerking van deze kmo-toets die in een globale, door de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging gecoördineerde “regelgevingseffectbeoordeling” moet kaderen.
66
5.2. De Belgische omzetting van de Europese Small Business Act 5.2.1. De SBA Fact Sheets De omzetting van de 10 beginselen van de SBA door de lidstaten is het onderwerp van een jaarlijkse opvolging door de Europese Commissie met de “SBA Fact Sheets”17. Deze fiches geven een overzicht van het ondernemerschapsklimaat in elke lidstaat. Ze worden opgesteld op de basis van talrijke zowel kwalitatieve (een inventaris van de politieke maatregelen) als kwantitatieve gegevens (cijfergegevens en statistieken) die elk van de tien beginselen van de Small Business Act verduidelijken. Globaal gezien heeft België in 2012 een positief SBA-profiel. Ons land zit boven het Europese gemiddelde op het vlak van toegang tot financiering, vaardigheden en innovatie, tweede kans en staatssteun en overheidsopdrachten. De andere domeinen situeren zich rond het Europese gemiddelde: het adequaat reageren van de overheid, de eengemaakte markt en het milieu. Daarentegen zijn de Belgische prestaties voor de SBA-beginselen van ondernemerschap, “denk eerst klein” en internationalisering onvoldoende.
17
http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/facts-figures-analysis/performance-review/index_ en.htm#h2-2 .
2. Tweede kans 3. Denk eerst klein
0,68
0,57
0,55
0,65
4. Adequaat reagerende overheid "De voorwaarden scheppen duurzame en evenwichtige werking 0,67 voor een competitieve, 0,71 van de goederenen dienstenmarkt in België." 5. Staatssteun & overheids0,47 0,41 opdrachten 0,69 0,58 6. Toegang tot financiering 0,58 0,54 7. Eengemaakte markt 8. Vaardigheden en innovatie 9. Milieu 10. Internationalisering
0,57 0,53 0,41
0,4 0,49 0,48
Grafiek 5. De tien beginselen van de Small Business Act
10. Internationalisering
1. Ondernemerschap 0,8 0,6
België 2. Tweede kans
EU27
0,4 9. Milieu
0,2
3. Denk eerst klein
0,0 4. Adequaat reagerende overheid
8. Vaardigheden en innovatie
5. Staatssteun & overheidsopdrachten
7. Eengemaakte markt 6. Toegang tot financiering Bron: EU- SBA fact sheet 2012.
5.2.2. Het netwerk van kmo-vertegenwoordigers In het kader van de revisie van de SBA in 2011 heeft de Commissie een nieuwe beheerstructuur opgericht met het oog op een betere opvolging van de voortgang van de omzetting. De lidstaten hebben hiervoor hun nationale vertegenwoordiger van kmo’s (“SME Envoy “) benoemd. Voor België heeft de minister van kmo de directeur-generaal van de Algemene Directie K.M.O.-beleid van de FOD Economie aangewezen om deze opdracht uit te voeren. De bedoeling van het netwerk van kmo-vertegenwoordigers18 is de omzetting van de SBA te verzekeren, verslag uit te brengen over zijn voortgang op nationaal vlak, de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen en nieuwe initiatieven ten gunste van de kmo’s voor te stellen. Het netwerk van kmo-vertegenwoordigers is in 2012, op initiatief van de Europese Commissie vier keer bijeengekomen. De vertegenwoordiger van de Europese kmo’s, de heer Calleja, heeft het eerste activiteitenverslag van het netwerk voorgelegd tijdens de kmo-vergadering die in november 2012 in Cyprus plaatsvond.
18
http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/small-business-act/sme-envoy/index_en.htm.
67
@ Franck Boston - Photolia.com
68
5.3. Bedrijven en internationalisering 5.3.1. Onze bedrijven ondersteunen in een internationale omgeving Oorsprong De FOD Economie ijvert niet alleen voor de toepassing maar ook voor de vereenvoudiging en modernisering van de oorsprongsregels. Hij verdedigt de offensieve en defensieve belangen van de Belgische sectoren. Zijn inspanningen dragen bij tot een versteviging van het externe concurrentievermogen van België. De Algemene Directie Economische Potentieel volgde de werkzaamheden in Genève over de harmonisatie van niet-preferentiële oorsprongsregels op. In het kader van de UCC-onderhandelingen (Union Customs Code) pleitte de dienst voor het behoud van de huidige EU-voorschriften voor het bepalen en certificeren van de oorsprong van goederen. Het doel is te komen tot een duidelijk, samenhangend, voorspelbaar en “ondernemingsvriendelijk” wettelijk kader. Daarnaast werd het gebruik van het elektronische systeem (DigiChambers) voor het aanvragen van oorsprongscertificaten aantrekkelijker gemaakt door een lagere vergoeding te vragen dan voor de klassieke procedure op papier. Bovendien kan de verbinding met het systeem DigiChambers voortaan gebeuren met de e-ID (elektronische identiteitskaart). Op horizontaal vlak bleef de Algemene Directie Economische Potentieel deelnemen aan de besprekingen over de herziening van het stelsel van preferentiële oorsprongs-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
regels APS. Het ging daarbij om de tweede pijler van de herziening van het APS, gewijd aan het systeem van geregistreerde exporteurs (REX) en de invoering van zelfcertificatie. De bedoeling is de procedures te verlichten en het concurrentievermogen van de bedrijven te versterken. In het kader van de herziening van de “pan-Euro-Med”-oorsprongsregels alsook in het kader van onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met India, Canada, Singapore en Maleisië ijverde de dienst daarnaast voor vereenvoudiging en modernisering van de oorsprongsregels, waarbij tegelijk de offensieve en defensieve belangen van de Belgische sectoren verdedigd werden19. Bovendien organiseerde de dienst in het kader van de prinselijke economische zending naar Turkije voor de bedrijven een seminarie over ”het begrip oorsprong in het kader van de handelsbetrekkingen met Turkije”. De bedoeling was de bedrijven te informeren over de talrijke kansen die de preferentiële oorsprongsregels te bieden hebben. Analyses van de OESO Het handelscomité van de OESO heeft als taak nauwkeurige en objectieve analyses over het handelsbeleid te verspreiden. De Algemene Directie Economisch Potentieel neemt deel aan de besprekingen van het Comité en organiseert eventueel de verspreiding van de resultaten onder de beroepsorganisaties. Faciliteren van de handel De FOD Economie nam deel aan de voorbereidingen van de WTO-onderhandelingen. Het akkoord in wording bevat talrijke bepalingen die de handel kunnen vergemakkelijken door verschillende maatregelen te treffen en/of te rationaliseren, die genomen worden in het kader van met name voorafgaande beslissingen, bezwaarprocedures, grotere onpartijdigheid, transparantie en strijd tegen discriminatie, invoer- en uitvoerheffingen, beslag en uitklaring van de goederen, doorvoer, enz. De meeste van deze maatregelen hebben een invloed op het concurrentievermogen van de ondernemingen. Handelsbeschermende instrumenten Handelsbeschermende instrumenten (antidumping, antisubsidie en vrijwaring) zijn een tweesnijdend zwaard: terwijl ze de producenten in de EU beschermen, worden de kosten gedragen door een diffuse groep van vaak niet gecoördineerde invoerders, verwerkers en eindconsumenten. De dienst Handelsbeleid volgt, steunend op de kennis van de sectorloketten, de handelsbeschermende dossiers van de EU op, is het aanspreekpunt voor de verschillende belanghebbenden (Belgische 19
Meer info over pan-Euro-Med: http://ec.europa.eu/taxation_customs/customs/customs_duties/rules_origin/preferential/article_783_en.htm
69
en buitenlandse bedrijven, beroepsfederaties, buitenlandse ambassades,…) en vertegenwoordigt ons land in het Antidumpingcomité. De EU opende in 2012 19 nieuwe antidumping- en antisubsidieonderzoeken. De meest spraakmakende case is ongetwijfeld de start van een antidumping- en antisubsidieonderzoek tegen de invoer van Chinese zonnepanelen en hun belangrijkste onderdelen. In termen van invoervolume gaat het om de grootste EU-case ooit (21 miljard euro invoer in 2011). Het initiatief leidde al tot felle kritiek en zelfs vergeldingsacties vanwege China. Tegen juni 2013 zal de EC, na consultatie van de lidstaten, een besluit moeten nemen over het instellen van voorlopige maatregelen. Tegen december 2013 zal de beslissing over definitieve maatregelen vallen.
5.3.2. Economische douaneregelingen Tariefschorsingen en –contingenten
70
Conform artikel 31 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, komen tariefschorsingen en -contingenten overeen met vrijstellingen van invoerrechten bij goedereninvoer uit een derde land voor een onbeperkte hoeveelheid (tariefschorsing) of een beperkte hoeveelheid (contingent). In dit kader van vrijstelling van de betaling van invoerrechten voor zowel landbouwals niet-landbouwproducten speelt de Algemene Directie Economisch Potentieel een zeer actieve rol. Zij helpt met name de bedrijven bij het indienen van hun aanvragen en verdedigt deze dossiers op Europees niveau. In 2012 werden 342 nieuwe schorsings- en 11 nieuwe contingentsaanvragen ingediend waarvan 11 en 1 Belgische. Dit resulteerde voor de Belgische bedrijven in een aanzienlijke besparing op de douanerechten van respectievelijk 2 miljoen en 360.000 euro. Als hier ook de lopende schorsingen worden bijgeteld, schommelt de besparing op douanerechten voor de Belgische bedrijven rond 105 miljoen euro per jaar. Deze besparingen zijn zeker in tijden van economische crisis van cruciaal belang voor het behoud of de verbetering van de concurrentiepositie en het concurrentievermogen van onze bedrijven, alsook voor het aantrekken van investeringen. Elk semester wordt er een oproep gelanceerd opdat bedrijven nieuwe aanvragen zouden indienen. Actief veredelingsverkeer Actieve veredeling is een economische douaneregeling die de bedrijven toelaat grondstoffen of halfafgewerkte producten uit derde landen in te voeren, in de Europese Unie te verwerken en deze verwerkte goederen terug uit te voeren buiten de EU zonder betaling van invoerrechten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De wetgeving hiervoor vindt men in het Communautair Douanewetboek en de bijhorende toepassingsbepalingen. De FOD Economie is in deze dossiers bevoegd voor het verifiëren of de economische voorwaarden voor het verlenen van een vergunning zijn vervuld. Uit contacten met onze bedrijven is gebleken dat het verkrijgen van een vergunning actieve veredeling hen de mogelijkheid biedt te concurreren op derde landen markten met andere wereldspelers en dus hun externe concurrentievermogen aanzienlijk te verhogen. Behandeling onder douanetoezicht Behandeling onder douanetoezicht is een economische douaneregeling die bedrijven toelaat grondstoffen of halfafgewerkte producten in te voeren tegen het voordelige invoerrecht (soms zelfs nulrecht), dat op de eindproducten van toepassing is, en deze te verwerken. De eindproducten mogen in de EU in het vrije verkeer worden gesteld. De dienst Handelsbeleid gaf in 2012 11 adviezen voor be- en verwerkingsdossiers onder douanetoezicht op een totaal van 30 door Douane & Accijnzen afgeleverde vergunningen. Protocol met FOD Financiën In 2012 werd een protocol afgesloten tussen de FOD Financiën, Douane & Accijnzen en de FOD Economie over de maandelijkse informatieverstrekking inzake economische douaneregelingen en preferentiële handel. Deze informatie is van groot belang voor de Algemene Directie Economisch Potentieel om in het kader van het externe concurrentievermogen beleidsvoorstellen te kunnen formuleren.
5.3.3. Opvolgen van vrijhandelsovereenkomsten De Algemene Directie Economische Potentieel maakt nota’s op met betrekking tot de belangen van het Belgische handelsbeleid in het kader van toekomstige handelsakkoorden tussen de Europese Unie en haar partners. Dit gebeurt in samenwerking met de beroepsfederaties en, in het kader van de Interministeriële Economische Commissie, met de gewesten. In 2012 werd dit gedaan voor de Verenigde Staten en voor Vietnam. De federaties beschikken over de eindversie van het document zodat ze hun leden kunnen aanmoedigen om nieuwe uitvoermarkten voor hun producten (goederen en diensten) aan te boren. Naast dit voorbereidende werk voor de onderhandelingen die door de Europese Commissie gevoerd worden, volgt de Algemene Directie de voorbereiding en de spe-
71
cifieke vergaderingen op van de Raad van de Europese Unie (georganiseerd volgens artikel 207 van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Op die manier worden de belangen van de sectoren verdedigd van bij de mandaatbespreking tot de ondertekening van de handelsakkoorden. De Belgische bedrijven worden via hun beroepsfederaties geïnformeerd op de overlegvergaderingen die door het departement worden georganiseerd.
5.3.4. Markttoegang derde landen Markttoegangstrategie van de EU
72
De Europese markttoegangstrategie beoogt, dankzij een nauwe samenwerking tussen EC, lidstaten en bedrijfsleven, handelsbelemmeringen in derde landen stelselmatig op te sporen, te analyseren en weg te werken. Uitvoer wordt beschouwd als de motor van onze economie en de FOD Economie bleef zich dan ook in 2012 samen met andere federale en gefedereerde entiteiten inzetten voor Belgische ondernemingen die moeilijkheden ondervinden bij uitvoer naar derde landen. De dienst Handelsbeleid neemt in dit kader deel aan de maandelijkse meetings van het Comité Markttoegang. De thematische werkgroepen (chemie, alcoholische dranken, medische apparatuur,…) worden gevolgd door de sectorale loketten. Handelsbelemmeringen kunnen diverse vormen aannemen: hoge invoerrechten, omslachtige douaneprocedures, sanitaire maatregelen, normen en standaarden, uitvoerrestricties op grondstoffen, local content vereisten,… Maar ook antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen die derde landen instellen kunnen een handelsbelemmering vormen voor onze Belgische exporteurs. Zo startte Zuid-Afrika in 2012 een vrijwaringsonderzoek tegen de invoer van diepvriesfrieten, waarvan België de belangrijkste exporteur is. Het gaat om een zwakke case die niet aan de WTOstandaarden voldoet en dus als protectionistisch kan worden bestempeld. De dienst Handelsbeleid, alsook de ambassade in Pretoria, ijverden bij de industrie en de EC voor het afsluiten van deze zaak. In 2012 liet de EC alle bestaande instrumenten, maatregelen en diensten ter ondersteuning van de exportactiviteiten van kmo’s in kaart brengen. Het betreft zowel de gratis als de betalende ondersteunende diensten in de 27 lidstaten en in 25 prioritaire derde landen. Kmo’s blijken vaak onvoldoende op de hoogte van het grote aanbod aan dergelijke diensten. Alle contactpunten zullen daarom samengebracht worden op één portaalsite. Overheidsopdrachten Opdat onze bedrijven maximaal de vruchten zouden kunnen plukken van opportuniteiten die zich wereldwijd aandienen op het vlak van overheidsopdrach-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
ten is het essentieel dat ze op buitenlandse aanbestedingsmarkten op gelijke voet kunnen meedingen met binnenlandse bedrijven. Helaas blijven nog te veel aanbestedingsmarkten in derde landen afgesloten voor EU- en Belgische ondernemingen. • WTO-overeenkomst voor overheidsopdrachten De plurilaterale WTO-overeenkomst voor overheidsopdrachten (GPA) is momenteel de enige juridisch bindende overeenkomst binnen de WTO op het vlak van overheidsopdrachten. 15 industrielanden (EU + o.a. US, Japan, Canada en Korea) verbinden er zich via de GPA toe hun markten wederzijds open te stellen voor bepaalde soorten aankopen van bepaalde overheidsdiensten boven specifieke drempels. In 2012 boog het Comité voor Overheidsopdrachten in Genève zich o.m. over de toetredingsaanvraag van China. China diende in november 2012 een nieuw GPA-marktaanbod in (derde herziene bod). De GPA-leden beschouwen dit aanbod nog als ruimschoots onvoldoende. China moet meer inspanningen leveren op het vlak van subcentrale entiteiten en de soorten overheidsopdrachten die opengesteld zouden worden. Daarnaast zijn er ook toetredingsonderhandelingen aan de gang met 9 andere kandidaat-landen (Nieuw-Zeeland, Oekraïne, Jordanië,…). • Vrijhandelsakkoorden Een ander instrument om meer markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten te bekomen zijn bilaterale akkoorden met derde landen. De EU streeft bij het afsluiten van nieuwe vrijhandelsovereenkomsten dan ook naar een ambitieus en zo uitgebreid mogelijk hoofdstuk over overheidsopdrachten. Zo bevatten de in 2012 afgesloten FTA met Singapore en de DCFTA met Oekraïne een betekenisvol aanbestedingshoofdstuk en maken overheidsopdrachten een essentieel deel uit van de lopende onderhandelingen met o.a. Japan (FTA), Canada (CETA), India (FTA), Vietnam (FTA) en Armenië (DCFTA). • Voorstel voor een instrument inzake internationale overheidsopdrachten In maart 2012 lanceerde de EC een voorstel voor een verordening over de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie [COM(2012) 124 final]. Individuele aanbestedende diensten zouden onder bepaalde voorwaarden en mits toestemming van de EC inschrijvingen mogen weigeren als die voor meer dan de helft bestaan uit goederen/diensten uit derde landen die geen wederkerige markttoegang toekennen. Wanneer Europese leveranciers in derde landen herhaaldelijk ernstig gediscrimineerd worden kan de EC daarnaast beslissen om de toegang van dit derde land tot de EU-markt te beperken/verbieden.
73
Ondanks het nobele beoogde doel, nl. het creëren van een instrument dat derde landen aanzet hun aanbestedingsmarkten open te stellen voor EU-ondernemingen, zijn de reacties binnen de Raad, het EP en het bedrijfsleven op het voorstel erg verdeeld. Er rijzen immers twijfels bij de effectiviteit en praktische toepasbaarheid ervan. Het grootste risico is dat de EU in eigen vel snijdt door de EU-markt af te sluiten voor buitenlandse concurrentie. Via twee vergaderingen van de in 2012 in het leven geroepen IEC “Opening overheidsopdrachten” vergaarde de Algemene Directie Economische Potentieel de standpunten van de verschillende stakeholders. De discussie omtrent dit voorstel zal in de Raadswerkgroep Handelsvraagstukken alsook in het EP verdergezet worden. Het aankaarten van specifieke problemen bij prinselijke zendingen
74
De Algemene Directie Economisch Potentieel stelt voorbereidende dossiers op voor de minister naar aanleiding van de prinselijke economische zendingen. In samenwerking met de algemene directies die kandidaat zijn, worden de dossiers samengesteld, om de stand van de handelsbetrekkingen tussen België en de bezochte partner toe te lichten, te kijken welk sectorenbeleid deze landen voeren en welke investeringskansen en welke hinderpalen er voor de bedrijven kunnen zijn tijdens de zendingen in Vietnam in maart, in Japan in juni, in Turkije in oktober, in Australië en Nieuw-Zeeland in november. Deze dossiers werden systematisch bezorgd aan de minister, aan Buitenlandse Zaken en aan het Agentschap Buitenlandse Handel. Exportondersteuning en exportbevordering De FOD economie maakt deel uit van Finexpo, het federale instrument dat subsidies geeft aan exportprojecten in het buitenland onder zeer strikte voorwaarden en conform het OESO-arrangement. Zo gaat het enkel om projecten die niet commercieel leefbaar zijn, in de uitrustingssector, en enkel voor die landen waar nog steun mag gegeven worden. De taak is de vinger aan de pols te houden om te zien hoe er flexibel, maar toch binnen het wettelijke kader (zowel Belgisch als internationaal) kan ingespeeld worden op de noden van het bedrijfsleven zodat ze de concurrentie met de bedrijven uit andere landen aankunnen. Er wordt daarom vergeleken met de instrumenten die in andere landen bestaan. Voor 2012 hebben de hoge liquiditeitskosten van de Belgische banken een belangrijke rol gespeeld. Oplossingen worden gezocht voor de concurrentienadelen ten opzichte van bedrijven die gevestigd zijn in landen die aan “direct lending” doen, en dus deze handicap van de hoge liquiditeitskosten niet hebben. De FOD Economie onderzocht welke andere instrumenten ons Belgisch bedrijfsleven kunnen helpen om dit soort projecten nog te kunnen uitvoeren. Daarnaast heeft hij als taak ieder project op het Belgische belang van de transactie te toetsen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Ook in de verzekeringsinstelling Nationale Delcrederedienst heeft de FOD een vertegenwoordiger die er vooral op toeziet dat het Belgische bedrijfsleven zijn producten en projecten ook kan uitvoeren naar landen waarvoor er een politiek risico bestaat. De dossiers van de Raad worden voorbereid door de dienst Buitenlandse Investeringen, gezien de nauwe samenhang met Finexpo. Hij bestudeert de houding van andere exportkredietagentschappen in andere landen.
5.3.5. Promotie van België in het buitenland Buitenlandse investeringen
De FOD Economie staat verder in voor de coördinatie tussen de federale en regionale overheden en zorgt voor informatiepakketten (in het Engels, Chinees en Japans) voor investeerders via onze ambassades in het buitenland, via buitenlandse ambassades in België en via allerhande evenementen. De website wordt steeds actueel gehouden. Als lid van het OESO-investeringscomité wordt, op zijn verzoek, ook het investeringsbeleid van diverse niet-lidstaten onderzocht en worden aanbevelingen gedaan. De dienst doet onderzoek naar de investeringsbeschermingsakkoorden die diverse landen hebben, en volgt wereldwijd de huidige tendensen. De EU is op dit vlak bevoegd voor directe buitenlandse investeringen en neemt deze als aparte topic op in de vrijhandelsakkoorden. Dit alles wordt getoetst aan de ervaring van een aantal lidstaten met hun bilaterale investeringsverdragen, en de interpretaties ervan in concrete arbitragegevallen.
75
@ pico - Photolia.com
Het samenwerkingsakkoord van 1995 inzake het aantrekken van buitenlandse investeringen geeft de taken van iedere bevoegde instantie duidelijk aan. De maandelijkse verbindingscel voor buitenlandse investeringen wordt alternerend voor 6 maanden voorgezeten door een regio. De FOD Economie verzorgt het secretariaat. Binnen de verbindingscel worden o.m. de topics aangekaart die het concurrentievermogen en het imago van België kunnen verbeteren. Er worden gezamenlijke studies gemaakt, een gemeenschappelijke presentatie over België, gezamenlijke acties tijdens prinselijke missies enz. Met de stakeholders zoals ambassades en internationale kamers van koophandel worden nauwe contacten onderhouden.
Deelname aan internationale tentoonstellingen De belangrijkste opdracht van de Dienst Internationale Tentoonstellingen bestaat erin België en de gewesten en gemeenschappen maar ook de bedrijven van het land op economisch en sociaaleconomisch gebied te vertegenwoordigen door het organiseren van de deelname aan internationale tentoonstellingen en wereldtentoonstellingen. Via deze evenementen draagt de dienst bij tot de bevordering van de Belgische buitenlandse investeringen en de commerciële en culturele betrekkingen. De dienst vervult daarnaast ook zijn rol van vertegenwoordiger van België bij het Internationaal Bureau voor Tentoonstellingen in Parijs, waar hij deelneemt aan de werkzaamheden en bijdraagt tot de werking en de ontwikkeling van de organisatie. • Internationale tentoonstelling van Yeosu 2012
76
Van 12 mei tot 12 augustus 2012 vond in Zuid-Korea de internationale tentoonstelling van Yeosu plaats. De organisator wou de aandacht van een internationaal publiek vestigen op het thema “levende kusten en oceanen”. Tijdens het drie maanden durende evenement kwamen niet minder dan 8.203.956 bezoekers de realisaties bewonderen die 104 landen en 10 internationale organisaties waaronder de OESO, de UNO en de FAO - rond dit thema hadden uitgewerkt. Gezien zijn band met de Noordzee en zijn kennis over vele van de betrokken materies kon België niet afwezig zijn. Het Belgische paviljoen telde vele originele attracties met een mengeling van traditie en innovatie, vakmanschap en technologie. Met als resultaat dat iets meer dan 500.000 bezoekers kwamen wandelen langs een virtuele dijk in Oostende op een kermisavond. Dankzij de talrijke schermen had men uitzicht op het offshore windmolenpark en kon men niet alleen zandwinningsschepen bewonderen, maar ook de schatten aan biodiversiteit van de Belgische kust en waterlopen. In totaal deelden 6 gewestelijke en federale instellingen en een dertigtal privépartners in het succes van de Belgische deelname aan de Expo Yeosu 2012, waar hun aanwezigheid verdiend opgemerkt werd.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
• Internationale tuinbouwtentoonstelling Floriade Venlo 2012 Om de 3 à 4 jaar kennen de Internationale Associatie van Tuinbouwproducenten en het Bureau voor Internationale Tentoonstellingen aan een kandidaat-stad de organisatie toe van een tentoonstelling die uitsluitend gewijd is aan de tuinbouw. In 2012 bouwde de Nederlandse stad Venlo een immens park uit om er de paviljoenen van 42 deelnemende landen onder te brengen. Van 5 april tot 7 oktober 2012 kreeg de Floriade twee miljoen liefhebbers over de bebloemde vloeren. Tevens kwamen er 59 internationale handelsmissies langs en vonden er 800 vergaderingen en conferenties plaats. België heeft deze gelegenheid niet aan zich laten voorbijgaan. De drie gewesten hebben opnieuw de handen in elkaar geslagen om het land te vertegenwoordigen. De architectuur van het paviljoen kon door iedereen gesmaakt worden. Tienduizenden bezoekers toonden belangstelling voor het concept van het gebouw, dat bouwkunde en tuinbouwkunde samenbracht. Verschillende partners van het Commissariaat hielden er B2Bseminaries. Het paviljoen sprak overigens zodanig tot de verbeelding dat de Nederlandse organisator vroeg om het na de tentoonstelling intact te houden als aandenken aan Venlo 2012. Een eerbetoon van onze Noorderburen dat het Commissariaat zonder aarzelen heeft aanvaard. Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) Het Belgische Nationaal Contactpunt (NCP), het uitvoeringsorgaan van de OESOrichtlijnen voor multinationale ondernemingen heeft in 2012 een seminarie georganiseerd om het bedrijfsleven te informeren over dit in 2011 geactualiseerde instrument, dat door 44 overheden wordt gesteund. Het heeft tot doel de concurrentiepositie van het bedrijfsleven in deze 44 landen veilig stellen door van bedrijven dezelfde gedragsregels te verwachten wanneer ze werken in het buitenland. Daarnaast wordt via de OESO getracht de andere grote spelers op de markt als China en India te overtuigen om ook van hun bedrijven gelijkaardige regels te verwachten.
77
@ alphaspirit - Photolia.com
78
6. Administratieve vereenvoudiging 6.1. Het federale actieplan administratieve vereenvoudiging Het regeerakkoord voorziet in de versterking van de inspanningen rond administratieve vereenvoudiging ten bate van burgers en ondernemingen. Om deze doelstelling te bereiken, werd de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging (DAV) belast met de coördinatie van het federaal actieplan Administratieve vereenvoudiging 2012-2015 in samenwerking met alle overheidsdiensten. De FOD Economie heeft deelgenomen aan de opstelling van dit plan voor wat zijn bevoegdheden betreft en is nu belast met de opvolging en de uitvoering van dit federale plan. Een reeks vereenvoudigingsprojecten werden voor de periode 2012-2015 bepaald. Sommige projecten werden al in de loop van 2012 tot een goed einde gebracht en dragen zo bij tot de vermindering van de administratieve last van de ondernemingen. Het gaat hier vooral om de vereenvoudiging van statistische peilingen die naar de ondernemingen werden opgestuurd en die het voorwerp hebben uitgemaakt van aanzienlijke aanpassingen door de betrokken diensten in de Algemene Directie Statistiek en Economische informatie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
6.2. De Kruispuntbank van Ondernemingen 2012 was een schakeljaar met veel veranderingen & innovaties voor de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Deze vonden bovendien plaats op diverse domeinen. Zowel technisch (databankstructuur, applicaties etc.) als juridisch zijn er grote aanpassingen gebeurd en nog gepland voor 2013. Hierdoor wordt het mogelijk om flexibeler, goedkoper en efficiënter in te spelen op de vragen en behoeftes van initiatoren enerzijds en de snel veranderende economische werkelijkheid anderzijds. Hier volgt een overzicht van de belangrijkste verwezenlijkingen. • “wet 2.0”: aanpassing van de KBO wet van 16.01.2003. De belangrijkste veranderingen zijn: • uitbreiding gegevens Public Search. Meer ondernemingsgegevens (zoals functies en rechtstoestanden) zullen voor de burger beschikbaar worden. Op deze manier is er een transparanter zicht op ondernemingen (en dus meer zekerheid voor de burger). Aangezien de Public search wekelijks door meer dan 300 000 bezoekers wordt geraadpleegd, bevordert dit ook het concurrentievermogen van de ondernemingen; • open data: bepaalde gegevens van KBO zullen vrij beschikbaar gesteld worden aan alle geïnteresseerden. Dit stimuleert de ontwikkeling van toepassingen en nieuwe economische activiteiten op basis van ondernemingsgegevens en speelt dus in op de huidige trend van creatieve “mobile apps”, alsook op een open en transparant overheidsbeleid. • MESIA: Overgang van mainframe naar LUW (Linux/Unix/Windows) en herschrijving van de toepassingen naar JAVA. Belangrijkste gevolgen van deze modernisering zijn: • kostenbesparend; alsook de mogelijkheid om flexibeler in te spelen op diverse veranderende contexten; • halvering van aantal rollen en vereenvoudiging van de roltoekenning voor alle veiligheidsbeheerders (in samenwerking met Fedict). Ook hebben we in 2012 onze medewerking verleend aan het Actieplan van het College voor de Strijd tegen de Fiscale en Sociale Fraude, wat onrechtstreeks het concurrentievermogen van de ondernemingen ten goede komt. Kortom, de verschillende projecten die gerealiseerd werden in 2012 binnen KBO hebben de basis gelegd voor toekomstige initiatieven en projecten die onder meer kaderen in de administratieve vereenvoudiging en dit voor zowel burgers, ondernemingen, andere overheidsdiensten als voor de interne werking van KBO.
79
6.3. Dienstenrichtlijn De Dienstenrichtlijn20 omvat een reeks maatregelen die de lidstaten in nationale wetgeving moesten omzetten vóór 28 december 2009 om de vrije vestiging en het vrije verkeer van dienstverrichters te vergemakkelijken, zonder daarbij de kwaliteit van deze diensten uit het oog te verliezen. De Dienstenrichtlijn heeft dan ook een positieve impact op de bedrijven en de consumenten. De diensten vormen een van de pijlers van het concurrentievermogen, de groei en de tewerkstelling. In 2009 maakte een gezamenlijke studie21 van de Nationale Bank van België en het Federaal Planbureau over de uitvoering van de dienstenrichtlijn gewag van een verhoging van het bbp met ongeveer 0,5 tot 1,0 %. Een in 2012 uitgevoerde impactstudie van de Europese Commissie22 spreekt van een verworven positieve impact van 0,8 % van het bbp van de EU (0,6 % voor BE) met in het beste geval een later maximum van 2,6 % van het bbp (2,3 % voor BE).
80
Deze cijfers tonen het nut aan van de inspanningen die de FOD Economie geleverd heeft om ten volle bij te dragen tot de integratie van de dienstenactiviteiten in de interne markt van de EU. Naar aanleiding van de beslissingen die genomen werden in de Ministerraad en in het Overlegcomité staat de FOD Economie in voor de verbinding met de diensten van de Europese Commissie en coördineert de FOD de daadwerkelijke omzetting van de Dienstenrichtlijn, zowel door de federale Belgische autoriteiten als door de gewesten en gemeenschappen. In het kader van deze opdracht draagt de FOD Economie met name bij tot de uitvoering van het actieplan als bijlage bij de mededeling van de Europese Commissie van 8 juni 2012: “een partnerschap voor nieuwe groei in diensten, 2012-2015”23. De belangrijkste doelstellingen van dit actieplan zijn: a) de wetgeving volledig in overeenstemming brengen met de onvoorwaardelijke eisen van de dienstenrichtlijn, alle overdreven eisen wegwerken in de prioritaire sectoren detailhandel, bouw, en zakelijke dienstverlening; b) zorgen voor centrale contactpunten die volledig in overeenstemming zijn met de Dienstenrichtlijn;
20
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
21
De economische gevolgen van de Dienstenrichtlijn in België: een verkenning. Te raadplegen op: http://www.plan.be/publications/Publication_det.php?lang=nl&TM=30&KeyPub=871.
22
The economic impact of the Services Directive: A first assessment following implementation. European Economy. Economic Papers. nr. 456, juni 2012.
23
COM(2012) 261 final.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
c) de administratieve samenwerking verbeteren via het interne markt informatiesysteem van de EU (IMI); d) het discriminatieverbod met betrekking tot nationaliteit en verblijfplaats daadwerkelijk toepassen.
6.3.1. Peer review De uitvoering van het hierboven genoemde actieplan ging in november 2012 van start met een peer review onder leiding van de diensten van de Commissie. Deze spitste zich toe op een analyse van de beperkingen met betrekking tot de rechtsvormen van vennootschappen en het kapitaalbezit ervan voor boekhouders, belastingadviseurs, architecten, dierenartsen en octrooigemachtigden. Een soortgelijke oefening zal begin 2013 plaatsvinden met betrekking tot de clausule van vrije dienstverlening. De resultaten van de oefeningen zullen midden 2013 worden geëvalueerd. Op basis daarvan zal de Commissie wellicht nationale aanbevelingen doen in het kader van het “Europese semester”. Voor deelname aan de “peer review” is enige coördinatie vereist, waarvoor de FOD Economie zorgt, om te zien welke instanties bevoegd zijn en met hen de in te nemen standpunten overeen te komen volgens het principe van politieke verantwoordelijkheid van de bevoegde instanties.
6.3.2. Criteria voor de vergunningsstelsels De Dienstenrichtlijn bewandelt twee pistes. De eerste bestaat erin de lidstaten ertoe aan te zetten hun bestaande en nieuwe eisen op het gebied van vergunningen in de breedste zin van het woord, permanent te beoordelen. Vergunningsstelsels moeten duidelijk zijn, vooraf openbaar gemaakt, objectief en onpartijdig; ze mogen geen ontmoedigend effect hebben en de dienstverrichting niet bemoeilijken of vertragen. Ook moet worden gelet op de snelheid van afhandeling van de procedure. Bovendien mogen ze niet discriminerend zijn, gerechtvaardigd om dwingende redenen van algemeen belang en proportioneel. De Algemene Directie KMO-beleid is verantwoordelijk voor tal van vergunningen en waakt over de correcte toepassing zoals die is toevertrouwd aan de Orde van Architecten, het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten, het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars, de Federale Raden van Landmeters-Experten en het Instituut van Auto-Experten dat binnenkort wordt opgericht, en de Erkende Ondernemingsloketten. Over die laatste volgt hieronder meer. Nieuwe regels moeten aan de Europese Commissie worden meegedeeld en worden in de bovenstaande zin beoordeeld.
6.3.3. Centraal contactpunt en elektronisch loket De tweede pijler van de vereenvoudiging betreft de centrale contactpunten en internet. België heeft de rol van centraal contactpunt toevertrouwd aan de erkende ondernemingsloketten. Europa wil daar verder in gaan. Zo zullen de centrale contactpunten in
81
staat moeten zijn om alle aanvragen voor vergunningen aan te nemen, ongeacht het overheidsniveau. Bovendien zullen alle Belgische dienstverrichters of onderdanen van de Europese Economische Ruimte alle procedures en formaliteiten met betrekking tot de uitoefening van diensten vlot op afstand en via elektronische weg moeten kunnen vervullen (liefst niet gewoon via e-mail maar bij voorkeur met specifieke online toepassingen) via een centraal contactpunt of bij de betrokken instantie. De realisatie van deze tweede pijler is een enorme opdracht voor de Algemene Directie KMO-beleid en haar dienst Ondernemingsloketten. In 2012 werkte deze laatste mee aan de uitwerking van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gewesten en gemeenschappen. De centrale contactpunten moeten namelijk alle vergunningsaanvragen kunnen ontvangen, zowel die van de federale overheid als die van gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten. Er blijven nog enkele discussiepunten over, maar normaal gezien zou het akkoord in 2013 rond moeten zijn.
82
De centrale contactpunten of ondernemingsloketten spelen een cruciale rol bij de inschrijving van handelsondernemingen en ambachtsbedrijven enerzijds en niet-commerciële privaatrechtelijke bedrijven anderzijds in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Enkel zij mogen de inschrijvingen uitvoeren. Wanneer zij een handelsonderneming of ambachtsbedrijf inschrijven, moeten zij ook controleren of de onderneming over bepaalde vooraf verkregen erkenningen of vergunningen beschikt (basiskennis bedrijfsbeheer, beroepsbekwaamheid voor 26 activiteiten, vergunning voor ambulante activiteiten, beroepskaart voor buitenlanders en vergunning beenhouwer-spekslager).
6.3.4. Werkgroep EUGO De Algemene Directie KMO-beleid neemt ook deel aan de werkzaamheden van de werkgroep EUGO. Dat is een werkgroep die opgericht werd en geleid wordt door de Europese Commissie en waarin alle lidstaten van de Europese Economische Ruimte vertegenwoordigd zijn om kennis en ervaring uit te wisselen en meer bekendheid te geven aan de centrale contactpunten (Points of Single Contact). De Algemene Directie KMO-beleid heeft tot taak de “boodschap over te brengen” aan de andere betrokken organisaties zoals het Agentschap administratieve vereenvoudiging, Fedict en de 9 erkende ondernemingsloketten, verslag uit te brengen aan de Europese Commissie over de activiteiten van deze laatste, en maatregelen voor te stellen. De belangrijke thema’s zijn momenteel een verdere ontwikkeling en verbetering van de elektronische hulpmiddelen, met name de federale website business. belgium.be en de site van de erkende ondernemingsloketten, die zouden moeten beschikken over elektronische formulieren in de drie landstalen en in het Engels, alsook over het “Handvest voor centrale contactpunten”.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Dit “handvest”, dat nog in voorbereiding is, streeft naar een afzonderlijk bilateraal akkoord tussen de Europese Unie en elke lidstaat. Met dit handvest wil de Europese Commissie de lidstaten ertoe aanzetten om verder te gaan in hun “Points of Single Contact” dan wat strikt vereist is op grond van de Dienstenrichtlijn.
6.4. E-government en elektronische economie De Europese Commissie publiceerde op 4 juni 2012 een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (COM(2012) 238 fin.)24. Het voornaamste doel van dit verordeningsvoorstel is het invoeren van een juridisch kader, om zodoende meer vertrouwen te wekken in de elektronische transacties in de interne markt. Dergelijk kader is erop gericht, veilige en continue elektronische interacties mogelijk te maken tussen ondernemingen, particulieren en overheid, en op die manier meer efficiëntie te brengen in de onlinedienstverlening van de overheid maar ook in de private dienstverlening en de elektronische handel binnen de EU. Op enkele wijzigingen na, werden in het verordeningsvoorstel nagenoeg alle bepalingen overgenomen van richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, en wordt tevens die richtlijn opgeheven. Het verordeningsvoorstel vertrekt vanuit de vaststelling dat laatstgenoemde richtlijn onvoldoende waarborgen bood om een volledig grens- en sectoroverschrijdend kader te creëren voor veilige, betrouwbare en vlotte elektronische transacties. Het vult de huidige wetgeving aan met bepalingen in verband met de wederzijdse erkenning op EU-niveau van de bekend gemaakte elektronische identificatiesystemen (hoofdstuk II), enerzijds, en in verband met de aanvullende vertrouwensdiensten voor de elektronische handtekening (hoofdstuk III) anderzijds. Zo bevat het voorstel eveneens bepalingen in verband met de elektronische zegels, de elektronische tijdsregistratie, de elektronische documenten, de elektronische leveringsdiensten (soort elektronische aangetekende brief) en de website-authenticatie. Het Cypriotische voorzitterschap lanceerde een discussieronde over de tekst binnen de werkgroep Telecom en informatiemaatschappij van de Raad. Tijdens die diverse bijeenkomsten werd het voorstel aan een eerste grondig onderzoek onderworpen en dat resulteerde in een voortgangsverslag dat eind december 2012 door het secretariaat van de Raad werd voorbereid. Gezien de complexiteit van het dossier valt te verwachten dat er nog talrijke discussierondes zullen plaatsvinden in de loop van 2013. 24
De tekst van dit voorstel is te vinden op volgend webadres (enkel in het Frans en het Duits): http:// ec.europa.eu/information_society/policy/esignature/docs/regulation/com_2012_238_fr.pdf.
83
6.5. De statistieken In 2012 werden de inspanningen voortgezet om de administratieve last van de statistieken voor de ondernemingen te verminderen. Zo werd vanaf 1 januari 2012 de maandelijkse enquête over de bedrijvigheid in de burgerlijke utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw vereenvoudigd. Enerzijds werden sommigen vragen uit de vragenlijst weggelaten (sommige vereiste gegevens zijn beschikbaar via het gebruik van gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid). Anderzijds worden alleen de bedrijven met 20 werknemers of meer nog exhaustief ondervraagd. De anderen worden op basis van een roterende steekproef ondervraagd.
84
Tijdens de plenaire vergadering van 17 oktober heeft de Hoge Raad voor de Statistiek een gunstig advies uitgebracht over de afschaffing vanaf 1 januari 2013 van de driemaandelijkse steekproefenquête naar de ontwikkeling van de lonen in de nijverheid. De afschaffing is verantwoord aangezien de arbeidskost efficiënter wordt opgevolgd met een andere indicator, namelijk de arbeidskostenindex. Die wordt ook driemaandelijks berekend, op basis van gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Er werden ook inspanningen gedaan om de landbouwstatistieken te vereenvoudigen. In de landbouwenquête van mei, die ieder jaar naar bijna 30.000 bedrijven wordt gestuurd, werden de meeste vragen over de oppervlakte van de teelten geschrapt, omdat die informatie beschikbaar is in de aangiften van oppervlakten die de landbouwers elk jaar invullen voor de regionale overheid verantwoordelijk voor landbouw. De landbouwenquête van november, die ongeveer 15.000 landbouwers ieder jaar moesten invullen, werd gewoon afgeschaft. De experts van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie hebben namelijk een model ontwikkeld waarmee de grootte van de rundvee- en varkensstapel geschat kan worden op basis van Sanitel, de databank van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Parallel met deze specifieke inspanningen voor bepaalde enquêtes heeft de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie haar project voortgezet om de gegevensverzameling te moderniseren en zo de taak van de respondenten te vergemakkelijken. De enquêteformulieren worden onder andere systematisch in elektronisch formaat aangemaakt en op het internet geplaatst. Deze methode levert twee voordelen op: een soepelere methode om ondernemingen te ondervragen en een kwaliteitscontrole zodra de gegevens worden ingevoerd.
@ alphaspirit - Photolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
7. De strijd tegen de economische fraude en piraterij Er is concurrentie wanneer een onderneming, met winstgevend resultaat, kan rivaliseren met een of meerdere ondernemingen door gelijkwaardige producten of diensten aan te bieden aan vergelijkbare prijzen. De concurrentie wordt evenwel “oneerlijk” wanneer een onderneming, zelfs zonder over een machtspositie te beschikken, ten nadele of zelfs ter eliminering van haar concurrenten producten of diensten verkoopt die verwarring kunnen scheppen met die van andere marktdeelnemers, op artificiële wijze haar prijzen manipuleert en meer in het algemeen op parasitaire wijze de regels naast zich neerlegt die het handelsleven beheersen. De activiteiten van ondernemingen vragen bijgevolg een wettelijk kader dat enerzijds garant staat voor eerlijke concurrentie en anderzijds voldoende zekerheid biedt met betrekking tot vakbekwaamheid. Het bestaan van evenwichtige rechtsregels is echter niet voldoende, zij moeten ook nageleefd worden en daar waar nodig ook gecontroleerd en gesanctioneerd worden. Reglementering die niet wordt gerespecteerd, leidt immers tot onzekerheid en economisch nadeel voor de ondernemingen die ze wel naleven.
85
De FOD Economie identificeert in dit verband via onder meer zijn klachtenbehandelingssysteem eventuele disfuncties van de markt en ziet meer in het algemeen toe op het bewaren van de eerlijke concurrentie door acties die zowel preventief als repressief kunnen zijn. Preventief, daar waar er nog mogelijkheid bestaat om via processen-verbaal van waarschuwing een spoedig einde van de inbreuken te bewerkstelligen, repressief door het opstellen van processen-verbaal die tot sanctionering aanleiding geven. In tabel 5 (zie punt 8.2) wordt per gecontroleerde wetgeving het aantal uitgevoerde onderzoeken en het hieraan verleende gevolg weergegeven. Hierna wordt nadere toelichting verschaft bij een aantal van de hierbij in 2012 gebruikte middelen en uitgewerkte onderzoeken, waarbij het hoofdaccent wordt gelegd op de bestrijding van de economische fraude en piraterij.
7.1. Klachtenbeheer 86
De doelstelling van een economische controledienst zoals de ADCB bestaat er met name in de disfuncties van het economische leven op het vlak van de marktpraktijken uit te schakelen en de consumentenbescherming te bewerkstelligen. De middelen die daartoe worden aangewend, moeten op economisch vlak verantwoord zijn. Ze moeten immers niet worden ingezet voor acties waarvan de maatschappelijke impact beperkt is en die veeleer de individuele belangen van één enkele burger dienen. Toch moet iedereen kunnen worden geholpen bij zijn zoektocht naar een oplossing voor een geschil. Voor de verwezenlijking van die missie is een performant beheersysteem vereist dat hoofdzakelijk gericht is op de grote instroom van meldingen vanwege de marktsectoren, zijnde de consumenten en de ondernemers. Een risicoanalyse is een probaat instrument om de verwerking van de informatie te kanaliseren in een efficiënte strategie. Daarom heeft de ADCB sinds 2011 een verbeterd systeem voor klachtenbehandeling uitgewerkt met een verscherpte risicoanalyse. Op die manier kan een maximum aan middelen worden ingezet voor de belangrijkste risicofactoren, zonder dat daarbij uit het oog wordt verloren dat elke melding tot een beter inzicht in de markt kan leiden. Aan elke melding wordt dus een adequater gevolg gegeven. Aldus wordt elke klager geholpen op de snelste en meest efficiënte manier met het gepaste middel, dat een onderzoek kan zijn of een andere vorm van begeleiding. De uitvoering van die risicoanalyse werd toevertrouwd aan het Front Office van de centrale administratie van de ADCB.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In 2012 heeft dit Front Office 16.193 dossiers behandeld, waarvan • 12.521 meldingen; • 2.030 verzoeken om onderzoek uitgaande van andere overheden; • 1.544 vragen om informatie.
7.2. ADR en BELMED: een alternatieve oplossing voor geschillen Of men nu bedrijfsleider is, in het bijzonder van een kmo, of consument, een van de redenen waarom men er vaak van afziet online grensoverschrijdende aankopen te doen, is dat men niet weet wat te doen of tot wie zich te richten in geval van problemen met een consument (als bedrijfsleider) of met een verkoper (als consument) wanneer die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie. Naar de rechtbank stappen bij een geschil is zeker de laatst denkbare oplossing. Dat is de reden waarom de FOD Economie sinds enkele jaren alle initiatieven steunt in verband met de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen. Zo werd in 2011 Belmed opgericht, een onlineplatform voor de beslechting van consumentengeschillen. Belmed kan geschillen behandelen tussen een consument die gevestigd is in een van de lidstaten van de Europese Unie en een onderneming die ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Op die manier voelen de partijen in kwestie zich minder weerloos en durven ze de stap te zetten naar grensoverschrijdende transacties. De ondernemingen kunnen zo hun handicap wegwerken inzake concurrentievermogen ten aanzien van de concurrenten die actief zijn in de niches van de onlinehandel. Door gebruik te maken van buitengerechtelijke procedures kan de onderneming de administratieve en financiële last van het geschil ook verlichten, die onvermijdelijk een impact heeft op haar concurrentievermogen. Het is eveneens in die context dat de FOD Economie in 2012 actief het initiatief van de Europese Commissie heeft gesteund om de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (ADR) beter te omkaderen. De Commissie diende eind 2011 een voorstel voor richtlijn in bij het Europees Parlement en de Raad betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen25. Na de goedkeuring ervan door het Europees Parlement en de Raad, zal de FOD Economie zich in 2013 wijden aan de omzetting van de richtlijn. 25
Voorstel voor richtlijn in bij het Europees Parlement en de Raad betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van verordening (EG) nr. 2006/2004 en van richtlijn 2009/22/EG, en het voorstel van verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen.
87
7.3. Fraudebestrijding Dat malafide organisaties of individuen misbruik maken van de goedgelovigheid van anderen is iets van alle tijden: valse beloftes over geldwinst of over een verbetering van uw gezondheidstoestand of prestaties, verzoeken waarbij een beroep wordt gedaan op uw goed hart of uw menslievendheid. Dagelijks worden zowel vakmensen als consumenten op een dwaalspoor gezet via e-mail, telefoon, reclamedrukwerk of advertenties in de pers. De nieuwe technologieën hebben die beweging niet afgeremd, integendeel. De ADCB brengt het oneerlijke karakter van die praktijken aan het licht in het kader van haar controlebevoegdheden op het vlak van handelspraktijken. Zij neemt de nodige maatregelen om die een halt toe te roepen in het algemeen belang van de consumenten en de ondernemers.
88
Massafraude staat voor alle vormen van fraude waarbij gebruik wordt gemaakt van massacommunicatietechnieken, zoals telemarketing, internet en massamailings (postbedelingen), die tot doel hebben contact te leggen en te communiceren met (potentiële) slachtoffers.
@ alphaspirit - Photolia.com
Dit fenomeen heeft in de laatste tien à vijftien jaar wereldwijd – ook in België – een enorme groei gekend. In de meeste gevallen wordt bij deze praktijken gebruik gemaakt van een grensoverschrijdend element in de communicatiestructuur om te ontsnappen aan onmiddellijke actie van de controlediensten. In antwoord op de globalisering van het fenomeen werd een internationale werkgroep opgestart (International Mass Marketing Fraud Working Group), waarin onder andere de US, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Nederland, Nigeria en België stappen ondernemen om grensoverschrijdend samen te werken. In België zitten, net zoals in de meeste andere landen, de bevoegdheden en de informatie voor de strijd tegen massafraude verspreid over verschillende instanties. Daarom nam de ADCB, vanuit haar centrale positie als consumentenbeschermingsautoriteit en vanuit haar brede waaier aan bevoegdheden, het initiatief om een nationaal coördinatieplatform tegen massafraude op te starten waarin alle betrokken partijen worden samengebracht.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Naast de ADCB bestond dit platform in 2012 uit het College van procureurs-generaal, het parket-generaal, het parket van Brussel, de cellen FUSE en FCCU van de federale gerechtelijke politie, de CCU van Brussel en het CFI. De doelstellingen van het platform zijn: • identificeren van vormen van massafraude en beschikbare informatie; • bepalen van de juiste aanpak (combinatie repressie en preventie); • kiezen van de juiste partners voor nationale samenwerking; • initiëren en coördineren van sensibiliseringscampagnes rond massafraude. Sensibilisering Jaarlijks wordt in de maand maart onder de noemer “Fraud Prevention Month” een sensibiliseringscampagne georganiseerd rond een specifiek thema. In 2012 werd geopteerd voor een doelpubliek van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), verenigingen, openbare diensten, … Zij zijn in zekere zin ook consumenten, vooral als ze worden benaderd door malafide bedrijven die hen een onduidelijk formulier laten ondertekenen waarmee ze gebonden zijn aan het betalen van ongeveer 1.000 euro per jaar gedurende minstens drie jaar. Om deze praktijk van de zogenaamde “bedrijvengidsen” of “reclameronselaars” voor het voetlicht te brengen, ontwikkelde de ADCB een campagne waarbij ze haar eigen bedrijvengids “Belgian Online Register” aan de man trachtte te brengen. We stuurden 10.000 faxen naar ondernemers, verenigingen, scholen, … in heel België met de vraag om hun gegevens te corrigeren. Wie de moeite nam om de kleine lettertjes te lezen, zag meteen dat er een serieuze adder onder het gras zat. Ondertekenen betekende namelijk een contract van 3 jaar a rato van 965 euro per jaar. Een aanzienlijke hap uit het gemiddelde kmo- of verenigingsbudget. Het resultaat was niet min: 189 respondenten (2,76%) stuurden een ondertekend contract terug, ondanks de letterlijke verwijzing naar de FOD Economie in de kleine lettertjes, en de aanwezigheid van het echte adres en faxnummer van de FOD. De FOD Economie kan in principe dus 541.365 euro claimen in de volgende 3 jaar. Verder werden twee Facebookpagina’s (“Pasoplichting” in het Nederlands en “Marnaque” in het Frans) gelanceerd om mensen te informeren over vormen van massafraude en bij uitbreiding over hun consumentenrechten in het algemeen. Anderzijds geeft dit ook de mogelijkheid om snel waarschuwingen de wereld in te sturen over nieuwe praktijken die opduiken. Eind 2012 waren er, zonder actieve promotie, in totaal een 350-tal actieve volgers.
89
Er werd eveneens besloten dat dringend werk moet worden gemaakt van een uniek meldpunt in de schoot van de ADCB. Daarom werd een project ingediend in het kader van “Optifed” (Optifed heeft als doel duurzame besparingen te verwezenlijken en de werking van de federale overheid te verbeteren door te zorgen voor een intensere samenwerking tussen verschillende overheidsdiensten). Dit meldpunt in de vorm van een elektronisch platform zal niet enkel een centraal punt voor massafraude zijn, maar zal het onder meer ook mogelijk moeten maken: • voor de Belgische aanbieders van internetdiensten, om bij een uniek contactpunt op federaal niveau vermeende misbruiken op hun netwerk inzake openbare orde, openbare veiligheid, consumentenbescherming en volksgezondheid te melden; • voor de bevoegde overheden (politie, procureur des Konings, onderzoeksrechter, Staatsveiligheid, ADCB van de FOD Economie, FAGG, FAVV, …), om sneller verwittigd te worden en met behulp van aan de omstandigheden aangepaste technologieën adequaat te reageren op inbreuken die de belangen schaden die zij moeten beschermen (gereglementeerde procedure van Notice & Action, die tot doel heeft een antwoord te bieden op de juridische en praktische moeilijkheden die naar voren zijn gekomen uit de actuele werkzaamheden van de Europese Unie op dat vlak26;
90
• voor België, om via gepaste technische middelen de vastgestelde inbreuken te melden aan de betrokken lidstaat en aan de Europese Commissie, met inachtneming van de regels van de interne markt en van het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij binnen de Europese Unie in het bijzonder. Naast die omvangrijke werkzaamheden van algemene strekking, voert de FOD Economie specifieke acties voor preventie van consumentenbedrog en economische fraude, meer bepaald over e-commerce-websites die goederen en diensten aanbieden die te mooi zijn om waar te zijn, over sluikwerk, namaak en piraterij. Zo was er een speciale communicatie omtrent de fraude met de tickets voor de Olympische Spelen; de modus operandi van verschillende vormen van consumentenbedrog werd uiteengezet op basis van concrete gevallen op een specifieke Facebookpagina van de FOD Economie27 , en rond de “.be”-domeinnamen is er een specifieke samenwerking met DNS Belgium.
26 (http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2012/clean-and-open-internet_en.htm). 27
http://www.facebook.com/Pasoplichting en http://www.facebook.com/Marnaque.
@ Schlierner - Photolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
7.4. Specifieke acties op het vlak van controle op de markt 7.4.1. Opkopen van goud – preventieve witwaswetgeving28 De stijging van de goudprijs van de voorbije jaren ligt aan de basis van een florerende handel in goudaankopen. Niet alleen bonafide ondernemingen zoals juweliers, gespecialiseerde recyclagebedrijven en smelterijen zijn hier actief. Ook malafide handelaars hebben deze markt ontdekt en gebruiken dit kanaal om geld van criminele oorsprong wit te wassen. Met de grote bedragen aan cash, de vlotte verhandelbaarheid en de moeilijke traceerbaarheid van versmolten goud als beleggingsinstrument, is het één van de favoriete witwaskanalen aan het worden, ook voor buitenlandse opkopers die hiervoor speciaal naar België afzakken. Zelfs in hotels worden special events voor het aankopen van oud goud en juwelen voor particulieren georganiseerd. In dit verband werden door de ADCB in 2012 tientallen gevallen van illegale goudaankopen verhinderd of stilgelegd.
7.4.2. OPSON II De Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB) van de FOD Economie heeft in de periode van maandag 26 november 2012 tot en met vrijdag 7 december 2012, samen met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) en de Administratie der Douane en Accijnzen, deelgenomen aan de operatie OPSON II. Dit is een internationale operatie, gecoördineerd en ondersteund door EUROPOL en INTERPOL, die zich richt tegen de handel in namaakproducten van voeding en drank en tegen de handel in producten van voeding en drank die niet aan nationale en/of internationale kwaliteitseisen en voedselveiligheidseisen voldoen of die niet voldoen aan de regels voor geografische aanduidingen of oorsprongsbenamingen.
28
Wet van 11.01.1993 (BS van 09.02.1993), zie: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/loi_a.pl?langua ge=nl&caller=list&cn=1993011141&la=n&fromtab=wet&sql=dt=’wet’&tri=dd+as+rank&rech=1&n umero=1, en:
http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/specifieke_domeinen/Financiele_diensten/strijd_tegen_witwassen/.
91
De volgende producten werden door de Belgische autoriteiten gecontroleerd: kazen (met een speciale aandacht voor feta en Parmezaanse kaas), melkpoeder, kaviaar, mousserende wijnen (met een speciale aandacht voor champagne), portwijnen en wodka. De operatie verliep in twee fases, namelijk enerzijds controle aan de buitengrenzen (havens van Antwerpen en Zeebrugge; Brucargo) van goederen uit derde landen en controle van de bagage op namaakproducten van reizigers komende uit bepaalde landen, en anderzijds controle in drankenhandels, (Oost-Europese) speciaalzaken en nachtwinkels. De ADCB heeft in totaal 11 processen-verbaal van waarschuwing opgesteld, namelijk 7 voor de taal in de etikettering, 1 voor de prijsaanduiding en 3 voor onwettige verkoop (dranken uitsluitend bestemd voor verkoop op de luchthaven alsook ijsjes niet bestemd voor individuele verkoop). Er werden geen inbreuken vastgesteld op het vlak van de naleving van de wettelijke bepalingen voor geografische aanduidingen of oorsprongsbenamingen van de geselecteerde producten.
7.4.3. Problematiek in de meubelsector
@ virtua73 - Photolia.com
92
Winkels die zich net lang genoeg vestigen om, dankzij uitgekiende verkooptechnieken, zetels of bedden van de hand te doen tegen verre van concurrentiële prijzen: vele mensen die telefonisch en vervolgens per brief werden gecontacteerd, hebben daarvan het gelag betaald, vooral in Wallonië en in Brussel. Bij “Marseilleverkopen” wordt
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
gebruikgemaakt van bijzondere marketingmethodes die aanleiding geven tot veelvuldige klachten en inbreuken op de economische wetten. We zien bedenkelijke bedrijven en vestigingen verrijzen die personeel inzetten voor telkens heel korte periodes, en die hun toevlucht nemen tot telemarketingcampagnes die erg hinderlijk zijn voor de consumenten die zich belaagd voelen. Die praktijken verstoren de markt ernstig en ondermijnen de transparantie ervan. De handelspraktijken die in de vele klachten worden beschreven, kunnen worden bestempeld als misleidende en/of agressieve handelspraktijken als bedoeld in de artikelen 83 en volgende van de WMPC29. Deze verkooppraktijk omvat een luik consumentenkrediet, aangezien de consumenten kunnen worden overtuigd om een kredietovereenkomst tegen 0% af te sluiten. Via meldingen van inbreuken op de marktpraktijken heeft de ADCB klachten ontvangen over de met de kredietgevers afgesloten kredietovereenkomsten. Van eind 2011 tot juni 2012 stond een specifieke actie geprogrammeerd. Het hoofddoel van het algemeen onderzoek was eventuele misleidende of agressieve oneerlijke handelspraktijken op het spoor te komen: telemarketingcampagnes, verkooptechnieken, misleidende aanduidingen over de prijzen of prijsvermindering, … Het doel was die sector te omkaderen door de strikte naleving af te dwingen van de voorschriften over de materies waarvoor wij bevoegd zijn, met name de bepalingen inzake oneerlijke handelspraktijken van de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en de consumentenbescherming. Er werd een specifieke taskforce opgericht om deze praktijken een halt toe te roepen in nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie. De taskforce heeft als taak de acties te coördineren en snel informatie door te spelen over de bewuste verkopen, zodat controles kunnen worden georganiseerd. Onderzoekstaken hebben de ambtenaren van de ADCB ertoe gebracht bewarend beslag te leggen op de goederen die het voorwerp uitmaakten van een inbreuk. Dat beslag werd door het Openbaar Ministerie bevestigd. Er werden dossiers overgemaakt aan het parket, waar ze in onderzoek zijn.
7.4.4. Controle van de aardolieproducten De klachten die verband houden met de kwaliteit van aardolieproducten kunnen efficiënt worden behandeld dankzij de samenwerking van de ADCB met de Algemene Directie Energie en in het bijzonder met FAPETRO (het Fonds voor de analyse van aardolieproducten), dat over erg performante tools beschikt om te be29
Wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en de consumentenbescherming (BS 12.04.2010) http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_ name=wet&cn=2010040603
93
antwoorden aan de noden op het vlak van expertise en analyse van de kwaliteit van de producten. In 2012 werden meer dan 300 processen-verbaal van waarschuwing betekend, waarvan ongeveer 6% in het kader van controles bij privépompen; verder werden er 29 pro justitia’s opgesteld, waarvan er 5 betrekking hadden op privépompen. In 2011 werden slechts 15 pro justitia’s opgesteld. De pro justitia’s worden pas opgesteld wanneer een uitbater van een pomp, of in het geval van privépompen een leverancier, hoewel hij op de hoogte is van de aanwezigheid van aardolieproducten buiten de specificaties van de normen, geen (doeltreffende) maatregelen neemt om dat te verhelpen. In 2012 werd een tankstation waar herhaaldelijk inbreuken werden vastgesteld ook gedurende enkele weken verzegeld. Die operatie werd gevoerd in samenwerking met de douane en het Parket van Kortrijk.
94
Deze cijfers geven een stijging weer van het aantal gevallen van recidive in vergelijking met 2011. De verklaring is wellicht dezelfde als in 2011: een verlaging van de marges van bepaalde professionals uit de sector, die soms minder oplettend zijn bij de behandelingen van de brandstoffen, oorzaak van de meeste kwaliteitsproblemen. Daarnaast was FAPETRO in 2011, naar aanleiding van diverse incidenten waarover in de pers werd bericht, van start gegaan met controles bij pomphouders die lampolie (kerosine) in het klein verkopen. Het aanzienlijke aantal vastgestelde inbreuken bij het begin van de controles (ongeveer 30 % niet-conform product) heeft het mogelijk gemaakt om praktijken aan het licht te brengen die het leven of de gezondheid van de consumenten in gevaar brengen. In 2012 is de omvang van de problematiek dankzij de actie van de ADCB en FAPETRO beduidend afgenomen, en de resultaten van de analyses zijn teruggevallen tot niveaus die vergelijkbaar zijn met die voor de andere aardolieproducten. De klachten en controles gaan vaak over andere dan kwalitatieve aspecten van de producten. Zo heeft de ADCB een aantal dossiers behandeld over de prijsaffichering, de handelspraktijken van de leveranciers van vloeibare brandstoffen, en over het toepassen van hogere prijzen dan de maximumprijzen die in het kader van de programmaovereenkomst werden vastgelegd. In een context van hoge brandstofprijzen blijft de consument oplettend voor deze aspecten en uit hij zijn grieven frequent bij de ADCB. Het feit dat de prijzen voor aardolieproducten hoog bleven in 2012 heeft geleid tot een relatief groot aantal consumentenklachten en effectieve vaststellingen van inbreuken. De legitimiteit van doeltreffende controlediensten is dus bijzonder gebleken in de aardoliesector. In 2012 werden in deze specifieke context 7 pro justitia’s opgesteld, naast de 29 eerder genoemde pro justitia’s (kwaliteit van de producten).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
7.4.5. Diamant
@ Steve Young - Photolia.com
De diamantsector is een economisch zeer belangrijke sector voor België. Dit blijkt uit de cijfers van de in- en uitvoer van diamant, maar ook uit het aantal actieve diamanthandelaren. De Belgische in- en uitvoer van diamant was in 2012 goed voor een omzet van ongeveer 42 miljard euro. De AD Economisch Potentieel is bevoegd voor het toezicht op de handelingen gesteld in de diamantsector in België. Dit toezicht houdt het volgende in: registratie van diamanthandelaren, fysieke inspectie van zendingen diamant die in- of uitgevoerd worden (centralisatie van de formaliteiten in het Diamond Office, verplichte jaarlijkse aangifte van de voorraden en de bedrijvigheid. De AD Economisch Potentieel is ook bevoegd voor de implementatie van het “Kimberley Process Certification Scheme” voor de internationale handel in ruwe diamant (KPCS). Binnen het Kimberley process streeft de directie naar een uniforme toepassing van de regels op internationaal niveau door alle deelnemende landen. In dat verband hebben medewerkers in 2012 een actieve bijdrage geleverd aan de besprekingen en onderhandelingen in het kader van handhavingsmechanismen op internationaal vlak. In het kader van de bilaterale uitwisseling van gegevens van Kimberley Process certificaten hebben België en India zich geëngageerd in een pilootproject voor een meer doorgedreven en geautomatiseerde uitwisseling van die gegevens. De onderhandelingen rond de technische details zijn in een eindfase gekomen waarbij verwacht wordt om snel te kunnen overgaan tot het testen van de gegevensuitwisseling. Een ontwerp MOU ligt op tafel voor finale goedkeuring door beide partijen. De AD Economisch Potentieel is eveneens toezichthoudende overheid in het kader van de wetgeving in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in de diamantsector. In 2012 werd door de directie gewerkt aan een actualisering van de toepassingsmodaliteiten voor de geregistreerde diamanthandelaren. Zodra het nieuwe reglement klaar is, zullen informatiesessies georganiseerd worden om de diamanthandelaren van de modaliteiten op de hoogte te brengen.
95
In het laatste trimester van 2013 zal de internationale Financiële Actiegroep (FATF) haar vierde evaluatieronde opstarten in het kader van de internationale normen ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Er wordt verwacht dat hierbij bijzondere aandacht zal worden besteed aan de Belgische diamantsector en bijgevolg aan de FOD Economie als toezichthoudende overheid. De dienst Vergunningen is in 2012 gestart met de voorbereiding van de evaluatieronde in samenwerking met de AD Controle en Bemiddeling. Er zullen ook bijkomende controles ingesteld worden en dit controlesysteem moet efficiënt zijn in de strijd tegen witwassen en financiering van terrorisme. Een kleine interne werkgroep samengesteld uit personeelsleden van beide directies is bezig met de concrete voorbereidingen inzake controles.
96
Het toezichtsysteem in de diamantsector en de bijhorende onderzoeken die ingesteld worden, hebben als doel de fraude te bestrijden en dus de eerlijke concurrentie te vrijwaren. Op internationaal niveau zorgt de dienst ervoor dat het Belgische toezichtsysteem als beste praktijk in de verf gezet wordt en streeft ze mee naar een gelijk speelveld in andere diamantcentra, door middel van presentaties, zowel nationaal als internationaal. Informatie rond reglementering wordt op geregelde tijdstippen gecommuniceerd aan de diamantsector. Dit gaat over regelgeving in verband met het toezicht in de diamantsector, de implementatie van het Kimberley Process Certificatenschema voor de internationale handel in ruwe diamant, over de wetgeving in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, over de verplichtingen van de diamanthandelaren bij het indienen van verslagen en aangiften.
7.4.6. De elektronische handel Om het vertrouwen van de consumenten en de ondernemingen te winnen, volstaat het niet een kwaliteitsvol juridisch kader te scheppen. De consumenten moeten regelmatig worden geïnformeerd over hun rechten, en de ondernemingen over hun plichten. Elke lidstaat moet er ook op toezien dat de dienstverleners die op zijn grondgebied gevestigd zijn de opgelegde regels respecteren. Om aan die doelstelling te voldoen, controleert de FOD Economie de in België gevestigde websites en treedt zo snel mogelijk op wanneer de regels niet gerespecteerd worden die voortvloeien uit de richtlijn over elektronische handel (inhoud van de dienst, identificatie en gedrag van de dienstverlener, reclame, prijsbeleid, …).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In 2012 heeft de ADCB van de FOD Economie een algemeen onderzoek inzake e-commerce gevoerd, gericht op “webwinkels”. Dat heeft ertoe geleid dat heel wat van die webwinkels in overeenstemming met de voorschriften werden gebracht. Het is een bemoedigend teken, dat ook aantoont dat de opgestelde processen-verbaal van waarschuwing, die een pedagogische bedoeling hebben, doeltreffend zijn. Het algemene onderzoek over handel op internet vormt in feite een vervolg op eenzelfde onderzoek dat in 2011 werd gevoerd. In 2012 werd volgens dezelfde methodiek dezelfde wetgeving gecontroleerd. In totaal werden 451 websites bezocht in 2012, in 2011 waren dat er 875. In vergelijking met het vorige jaar werd een procentuele daling in het aantal inbreuken waargenomen en dus ook een daling van het aantal opgestelde processen-verbaal van waarschuwing. Tabel 2. Onderzoek over handel op internet Gecontroleerde websites
Websites in overtreding
Pv van waarschuwing
Pro justitia
% Pvw
% Pj
% inbreuken
2012
451
292
289
15
64,08 %
3,32 %
64,75 %
2011
875
711
706
25
80,69 %
2,86 %
81,26 %
Bron: FOD Economie.
Bij de eerste controle bleek 47,45 % van de websites minstens één van de verplichte identificatiegegevens niet te vermelden: • vermelding van de naam: 8,2 % overtredingen; • vermelding van adres: 8,2 % overtredingen; • vermelding van ondernemingsnummer: 34,62 % overtredingen; • vermelding van een e-mailadres: 13,89 % overtredingen. Bij de eerste controle bleek tevens dat 22,83 % van de websites de totale prijs niet of onduidelijk vermeldde. In 10,2 % van de gevallen betrof dit onduidelijkheid over of afwezigheid van de btw, in 18,2 % was er onduidelijkheid over de leverings- of verzendingskosten en in 1,13 % was er onzekerheid over andere vormen van belasting, zoals Recupel. Bij de eerste controle over het herroepingsrecht werd bij 34,81 % van de websites vastgesteld dat onvoldoende informatie over het bestaan van het herroepingsrecht werd verstrekt, en 18,4 % van de websites vermeldde een kortere dan de wettelijk
97
voorgeschreven herroepingstermijn van 14 dagen. Wanneer voor het verkochte product geen herroepingsrecht bestond, werd dit op 25,27 % van de websites niet of onvoldoende vermeld. Ten slotte werden bij het algemeen onderzoek op 1,77 % van de onderzochte websites vooraf aangevinkte betalende opties aangetroffen. Via zijn verschillende acties zorgt de FOD Economie ervoor dat de Belgische dienstverleners het vertrouwen van alle Europese consumenten waard zijn, wanneer ze voldoen aan de essentiële vereisten op het vlak van consumentenbescherming en transparantie. Op die manier draagt de FOD Economie ertoe bij het concurrentievermogen van de ondernemingen te versterken.
98
Op het vlak van elektronische handel, die per definitie enkel kan worden gerealiseerd met een ICT-infrastructuur en ICT-diensten, is het bovendien belangrijk een vruchtbare samenwerking op te zetten met de verschillende technische tussenpersonen: domeinnaamregistreerders, hostingproviders, beheerders van veiling- of zoekertjesplatformen, toegangsproviders, … In 2012 heeft de FOD Economie die verschillende betrokken partijen gesensibiliseerd om adequate maatregelen te treffen in functie van hun specifieke activiteiten, zodat ook zij het vertrouwen van de consumenten en de ondernemingen in de elektronische handel helpen te versterken. Over elektronische handel, niet via internet, maar via premium-sms’en, werd in 2012 een samenwerkingsprotocol afgesloten tussen de FOD Economie en de Ethische Commissie voor de Telecommunicatie voor het beheer van dossiers over handelspraktijken. Dankzij die samenwerking krijgt men een globaal beeld van de praktijken in de sector en kan ieder volgens zijn specifieke bevoegdheden adequate maatregelen treffen om een competitieve, duurzame en evenwichtige werking te verzekeren van de markt van deze diensten waarvan de consumenten steeds vaker gebruikmaken.
7.5. Coördinatie van de economische-fraudebestrijding Een van de activiteiten van de ADCB betreft in het bijzonder de economische fraudebestrijding, naast de strijd tegen de fiscale en sociale fraude, gecoördineerd door staatssecretaris John Crombez. Sinds 2008 maakt de directeur-generaal van de ADCB deel uit van het College voor de strijd tegen de Fiscale en Sociale Fraude. De ADCB speelt een belangrijke rol bij de coördinatie van de economische-fraudebestrijding als voorzitter van de Interdepartementale Commissie voor de Coördinatie van de strijd tegen de economische fraude (ICCF). De ICCF is de nationale autoriteit, bevoegd op het vlak van de fraudebestrijding, aangeduid voor de samenwerking met het Europees Bureau voor Fraudebestrijding OLAF. De ICCF, één van de comités van de
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Interministeriële Economische Commissie (IEC), heeft hierbij als opdracht o.a. permanent overleg te plegen tussen de bevoegde diensten met het oog op het nastreven van een maximale coördinatie van de controles, gelet op de financiële verantwoordelijkheid van de federale overheid t.o.v. de Europese Unie. In het kader van het programma markttoezicht van de FOD Economie met als doelstellingen de instrumenten voor de bestrijding van de economische fraude te versterken en allerlei praktijken van economische fraude en bedrog efficiënt te bestrijden, volgt de ICCF continu de werking op van het project “Instellen van een bewakingssysteem waardoor problemen vroeger kunnen worden gesignaleerd” op de trimestriële ICCF-vergaderingen. Met dit systeem worden permanent signalen gedetecteerd en geanalyseerd met het oog op fraudebestrijding. Dit sharepoint, opgericht op het niveau van de ICCF, doet dienst als meldpunt voor dossiers waarbij er een vermoeden van fraude is. Dankzij de integratie in een sharepoint-applicatie van alle beschikbare gegevens uit de verschillende databanken van de verschillende administraties krijgen alle betrokken administraties een volledig beeld van alle dossiers.
7.6. Bestrijding van namaak en piraterij Namaak is een verschijnsel dat zich uitbreidt, geen enkele economische sector ontziet en zowel de consumenten als de ondernemingen treft. Imitaties of kopies van voorwerpen misleiden de consument: ze zijn niet enkel goedkoper, maar ook van minder goede kwaliteit. Sommige nagemaakte producten houden een gevaar in voor de gezondheid of de veiligheid van de consument. Namaak is schadelijk voor de investeringen van ondernemingen in onderzoek en ontwikkeling, leidt tot oneerlijke concurrentie en vormt aldus een daad die indruist tegen eerlijke handelsgebruiken.
99
@ Kirill_M - Photolia.com
Via een online-informatienetwerk informeren de partners elkaar constant en permanent over mogelijke vormen van economische fraude in de volgende sectoren: voedingswaren, tabakswaren, farmaceutische producten, audiovisuele producten, brandstoffen, diamant en juwelen, meubelen, tweedehandsvoertuigen, financiële diensten, immobiliën en timesharing, kleding en modesector, bedrog, internetfraude, namaak, fiscale en sociale fraude.
Vroeger ambachtelijk, nu georganiseerd in de vorm van echte industriële kopieer- en imitatie-industrie, is namaak is een fenomeen van wereldwijde omvang geworden dat de ondernemingen die het best geplaatst zijn op de markt aanvalt en destabiliseert. De kleine, clandestiene ateliers hebben plaatsgemaakt voor een echte industrie die is uitgerust met hightechinstallaties en over een complex distributienetwerk beschikt. Tegenwoordig komen de namaakproducten soms vóór de “authentieke” goederen op de markt. Namaak levert duidelijk hogere winstmarges op dan andere misdrijven. Daarbij lopen de daders slechts een klein risico gevat te worden, en zijn de sancties nog relatief miniem. Deze situatie, die gekenmerkt wordt door de ratio “low risk/high return”, doet experts vermoeden dat namaak en piraterij op termijn de favoriete financieringsbronnen zullen worden van de georganiseerde misdaad en van terroristische groeperingen. De strijd tegen deze vorm van fraude is dus prioritair, zowel om de bescherming van de consument te verzekeren, als om ondersteuning te bieden aan de ondernemingen en een eerlijke concurrentie op de markt te waarborgen.
100
De acties kunnen worden ingedeeld naargelang ze betrekking hebben: • op de illegale markt van namaak, d.w.z. kopieën van een product, een dienst, een naam beschermd door een intellectueel eigendomsrecht (octrooi, merk, auteursrecht, tekening, model, …); • of op piraterij, d.w.z. zonder dat de intellectuele eigendomsrechten werden betaald, of op de markt van parallelimporten, waarbij de definities worden gehanteerd van artikel 2 van verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (Publicatieblad L 196 van 02.08.2003).
7.6.1. Het Belgische model De wet van 15 mei 2007 betreffende de bestrijding van de namaak en piraterij van rechten van intellectuele eigendom stelt de titularissen van een intellectueel eigendomsrecht en de overheid doeltreffende bestrijdingsmiddelen ter beschikking. Zij ligt in het verlengde van de Europese douanereglementering en breidt de repressie uit tot de Belgische interne markt van niet alleen namaak van merken, maar ook van andere inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten, zoals tekeningen en modellen, uitvindingsoctrooien en auteursrechten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Die wet omvat bepalingen die verschillende controleoverheden aanbelangen. Zo bevat ze nuttige bepalingen voor de toepassing van verordening EG 1383/2003 van 22 juli 2003 bij het optreden van douaneautoriteiten aan de buitengrenzen. Op intracommunautair niveau treedt de federale politie verder op in het kader van haar algemene bevoegdheid. De wet bevat ook bepalingen die de rol definiëren van de ambtenaren van de ADCB en van de douaneautoriteiten. Zo beschikken die beide autoriteiten over uitgebreide bevoegdheden voor het opsporen en vaststellen van inbreuken. De wet van 15 mei 2007 werd gewijzigd door de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen (artikelen 40 tot 44, Belgisch Staatsblad van 10 mei 2010) om de kosten voor transport, opslag en vernietiging van de door de overheden in beslag genomen namaakgoederen drastisch te verlagen. De wetswijziging brengt de kosten voor de inspectiediensten tot een minimum terug dankzij de invoering van een cascadesysteem, waarbij achtereenvolgens de eigenaar, de houder, de geadresseerde van de goederen en de houder van het merkenrecht gehouden zijn tot het dragen van de kosten voor opslag en vernietiging. Op 20 oktober 2011 werd eindelijk het koninklijk uitvoeringsbesluit van de wet van 15 mei 2007 goedgekeurd (BS 7 november 2011) dat nog de toepassingsmodaliteiten moest vaststellen voor de procedure van minnelijke schikking en voor de terugvordering van de kosten. Voortaan kunnen de ADCB en de douane administratieve minnelijke schikkingen voorstellen. Die mogelijkheid werd ingevoerd om de parketten te ontlasten van de behandeling van de voornamelijk lichtere inbreuken. De procedure mag enkel worden aangewend indien de benadeelde partij ervan afziet klacht in te dienen. Het koninklijk besluit verleent de ambtenaren, door de minister aangewezen, de bevoegdheid de strafvordering te doen vervallen met een voorstel tot minnelijke schikking. Naast het voordeel van een gewaarborgde eenheid van rechtspraak, maakt dit stelsel van administratieve minnelijke schikking een snellere en meer doeltreffende bestraffing mogelijk. Heel wat dossiers zullen op die manier niet verder geraken dan het stadium van de administratieve procedure en zullen bijgevolg niet langer de parketten en correctionele rechtbanken overspoelen. Die zullen meer aandacht kunnen schenken aan de dossiers die zij ontvangen, en die sneller kunnen behandelen. Tegelijkertijd zullen de lichtere inbreuken, die vroeger door de overbelaste parketten werden geseponeerd, daadwerkelijk worden bestraft. De wet van 15 mei 2007 voorziet in een coördinatie tussen de controleoverheden (douane, ADCB en federale politie). Vanaf het ogenblik dat de wet in werking is getreden, werd een subwerkgroep “Coördinatie van de strijd tegen namaak en piraterij” opgericht
101
in de Interministeriële Economische Commissie, de Interdepartementale Commissie voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding in de Economische sectoren (ICCF). Ook vertegenwoordigers van de FOD Justitie, een magistraat van het parket-generaal, het FAVV (voedselveiligheid) en het FAGG (geneesmiddelen), vertegenwoordigers van de FOD Financiën en van de federale politie maken er deel van uit. Op termijn moet een ontwerp van koninklijk besluit de coördinatie van de strijd tegen namaak institutionaliseren. Er zou ook een jaarverslag moeten komen over de samenwerking op het terrein tussen controleoverheden.
7.6.2. De acties van de ADCB in 2012 In de loop van 2012 werden heel wat dossiers over namaak geopend. De ADCB heeft klachten behandeld van particulieren (consumenten of handelaars) en van rechtenhouders, dossiers geopend op initiatief van controleambtenaren en tot slot dossiers afkomstig van diverse kanalen (politie, douane, parketten, …).
102
De intellectuele eigendomsrechten die in deze dossiers in opspraak komen, hebben voor het merendeel betrekking op het merkenrecht. Vaak kan men spreken van “multinamaak”, met gelijktijdige inbreuk op verschillende rechten van intellectuele eigendom (merkenrecht gekoppeld aan tekeningen en modellen en auteursrecht). Andere dossiers hadden betrekking op het octrooirecht of gingen over inbreuken op het auteursrecht. Op het vlak van markttoezicht hebben de ambtenaren van de taskforce namaak zowat 2.782 handelszaken gecontroleerd (4.082 in 2011), zowel gevestigde als ambulante handelszaken, alsook beursstanden. De daling in het aantal gecontroleerde handelszaken is te verklaren door een verlaging van het aantal ambtenaren (in voltijds equivalent) en doordat de taskforce namaak op een efficiëntere manier controleert. In totaal werden 308 pro justitia’s, 15 processen-verbaal met voorstel tot minnelijke schikking en 86 processen-verbaal van waarschuwing opgemaakt. Er werden voor alle productcategorieën samen in totaal 402.756 namaakartikelen van de markt gehaald met een geschatte marktwaarde van 7.803.537 euro. Doelen en resultaten in 2012 Van januari tot december 2012 werden in samenwerking met andere controle-instanties (politie en douane) 52 acties gevoerd. Onze toezichtsmethodes werden verfijnd om tot bij de bron te komen en netwerken te ontmantelen. Dankzij de ervaring die sinds 2007 werd opgedaan, kunnen vandaag de doelen beter worden bepaald en kunnen efficiëntere actieplannen worden ontvouwd.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voorbeelden van vastgestelde namaak zijn kettingzagen en fototoestellen, waspoeders, -shampoos en tandpasta’s, magazijnen en garageboxen, gelnagels met logo’s van luxemerken, juwelen, onderdelen voor motoren, merkkleding, merchandising in verband met de Belgische nationale voetbalploeg. In verband met fraude op internet, werden controles uitgevoerd op het vlak van: • cardsharing; • verkopers van namaak op de sociale netwerken; • valse websites voor merkkledij. Controles tegen wie illegale inhoud op het internet plaatst (illegale upload) De FOD Economie en de Belgian Anti-Piracy Federation (BAF) hebben op 17 oktober 2012 een samenwerkingsakkoord ondertekend om de strijd tegen piraterij en namaak op het internet op te voeren om de middelen, de technische middelen, de kennis en de onderzoeksbevoegdheden van hun organisatie zo goed mogelijk te benutten bij de verwezenlijking van hun doelstellingen. Tot dan richtte de ADCB zijn aandacht voornamelijk op het aanbod van materiële namaakvoorwerpen op internet, en niet zozeer op het ter beschikking stellen van beschermde digitale inhoud. Bij gebrek aan informatie van de rechtenhouders over de identiteit van de aanbieders aan wie ze al dan niet machtigingen hebben gegeven, is het dan ook moeilijk voor de ADCB om te weten of er al dan niet inbreuk is gemaakt op een intellectueel eigendomsrecht. De Belgian Anti-Piracy Federation is een vzw die in België en Luxemburg strijdt tegen namaak en piraterij van de werken van haar leden. Die leden zijn producenten en uitvoerders van films, muziek en videogames. Daartoe gaat de federatie onder meer op het internet op zoek naar personen die de intellectuele eigendomsrechten van haar leden schenden. De informatie die de BAF verzamelt tijdens de uitoefening van haar taken kan de basis vormen voor een doorgedreven onderzoek door de FOD Economie. Vanuit die invalshoek stuurt de BAF de informatie door waarover ze beschikt. De ADCB belast zich met de onderzoekstaken die ze nuttig acht, de vaststelling van inbreuken, en de concrete maatregelen die moeten worden genomen om de illegale inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken.
103
@ Sergey Nivens - Photolia.com
104
8. Enkele kerncijfers van de FOD Economie 8.1. Dienst voor de Intellectuele Eigendom Voor de kenniseconomie is de bescherming van de resultaten van innovatie, onderzoek en ontwikkeling zoals uitvindingen, kweekproducten, merken en modellen, tegen namaak en piraterij van essentieel belang. Deze bescherming kan worden verzekerd met intellectuele eigendomsrechten. De Dienst voor de Intellectuele Eigendom registreert de Belgische, Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen voor uitvindingen, de aanvragen voor een Belgisch aanvullend beschermingscertificaat voor een geneesmiddel of een gewasbeschermingsmiddel, de aanvragen voor een Belgisch kwekerscertificaat en de aanvragen voor een Benelux-merk, -tekening of –model. Hij verleent en publiceert de Belgische octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en kwekerscertificaten. Een overzicht van het aantal aanvragen voor verschillende titels van intellectuele eigendom (IE) wordt in tabel 3 gegeven. Er wordt eveneens weergegeven hoeveel aanvragen voor deze IE-titels worden ingediend door Belgische aanvragers.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 3. Aanvragen voor titels van intellectuele eigendom Belgische octrooien Totaal
Belgische aanvragers
Benelux-merken Totaal
Belgische aanvragers
Benelux-tekeningen en -modellen Totaal
Belgische aanvragers
2008
709
574
23.454
5.384
844
192
2009
817
669
21.486
5.262
987
205
2010
769
630
22.204
5.444
1.178
289
2011
763
633
22.612
5.287
995
169
2012
883
756
21.492
5.434
1.069
193
Bron: FOD Economie.
Uit de gegevens blijkt dat het aantal Belgische octrooiaanvragen de laatste jaren is toegenomen. De belangrijkste redenen van deze toename zijn: • de taks die de aanvrager moet betalen voor een rapport van nieuwheidsonderzoek met een schriftelijke opinie over de octrooieerbaarheid van de uitvinding, bedraagt vanaf 1 januari 2008 nog slechts 300 euro (vergeleken met 887 euro die voorheen werd gevraagd voor een onderzoeksrapport zonder schriftelijke opinie); • er werden verschillende fiscale maatregelen geïntroduceerd die eveneens de innovatie stimuleren en de kostprijs van een octrooiaanvraag gevoelig drukken. Het gaat hier onder meer om maatregelen ten aanzien van wetenschappelijk personeel, het belastingkrediet voor O&O-kosten (artikel 289quater e.v. WIB, van toepassing vanaf het aanslagjaar 2007) en de aftrekbaarheid van octrooi-inkomsten (maatregel ingevoerd door de programmawet van 27 april 2007). Tabel 4 bevat een overzicht van het aantal verleningen van verschillende titels van intellectuele eigendom. Er wordt eveneens weergegeven hoeveel van deze toegekende IE-titels eigendom zijn van Belgische titularissen. Tabel 4. Verleningen van titels van intellectuele eigendom Belgische octrooien
Benelux-merken
Totaal
Belgische titularissen
2008
526
393
19.865
4.646
776
163
2009
365
268
18.205
4.733
780
151
2010
532
419
18.221
4.649
888
209
2011
541
420
18.913
4.471
868
148
2012
795
621
18.184
4.560
1.114
234
Bron: FOD Economie.
Totaal
Belgische titularissen
Benelux-tekeningen en -modellen Totaal
Belgische titularissen
105
8.2. Economische inspectie Tabel 5. Bescherming en veiligheid van de consument Onderzoeken
Pj
Pvw
9.506
1.739
1.016
177
14
17
3.149
263
81
Huwelijksbemiddeling
114
14
17
Consumentenkrediet
821
61
73
Terugvordering
287
11
8
Wettelijke waarborg
702
6
9
3.879
235
61
Opgelegde prijzen en prijzen onder toezicht
404
33
10
Aardolieproducten
346
4
0
19.385
2.380
1.292
Voorwaarden voor beroepstoegang
3.405
835
188
Beroepskaart voor vreemdelingen
11
2
1
Sluitingsuren
374
154
66
Ambulante handel
246
192
15
9
0
0
Sluikwerk
319
128
74
Wet op de informatiemaatschappij
537
61
19
Aangifte van diamantvoorraden
391
16
1
40
0
0
288
43
26
EG-onderzoeken
2.136
140
16
Andere
4.335
402
135
Totaal
12.091
1.973
541
Algemeen totaal
31.476
4.353
1.833
Wet op de marktpraktijken Reiscontracten Namaak
Veiligheid van de consumenten
106
Totaal Eerlijke concurrentie
Handelsvestigingen
Nijverheidscompensaties Bedrog met kilometertellers
Bron: FOD Economie.
@ Scanrail - Photolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
8.3. Telecommunicatie en informatiemaatschappij Huishoudens 79 % van de Belgische huishoudens beschikt over minstens één computer, voor gezinnen met kinderen loopt dit zelfs op tot 94 %. Het percentage breedbandverbindingen bij de Belgische huishoudens is tussen 2006 en 2011 gestegen van 48 % naar 74 %. Hiermee zit België boven het Europese gemiddelde van 67 %. 94 % van de Belgen gebruikt een mobiele telefoon. In 2011 bedroeg het aantal actieve abonnees 12,5 miljoen (+3,2 % tegenover 2010), wat een penetratiegraad van 115 % vertegenwoordigt. Het Europese gemiddelde bedroeg 127 %. Tussen 2005 en 2011 is de digitale kloof met 60 % verminderd bij de Belgische bevolking. In 2011 had slechts 14 % van de Belgen tussen 16 en 74 jaar nog nooit gebruik gemaakt van het internet (EU-gemiddelde: 24,3 %). In 2011 tekende 49 % van de gezinnen in op een multiple play aanbieding. Een jaar eerder was dit nog maar 40 %. Gebruik van e-services 45 % van de Belgen heeft de afgelopen 12 maanden online aankopen verricht. Dit is 2 % meer dan het jaar voordien.
107
In 2010 haalde e-government in België een toegankelijkheidsniveau van 72,9 % (+30 % tegenover 2009). Voor bedrijven bedraagt dit toegankelijkheidsniveau 87,5 %, waardoor het net iets onder het Europese gemiddelde van 89,4 % ligt. Het totale aantal gebruikers van tax-on-web is op vijf jaar tijd gestegen met 212 %. Voor de particulieren was er een stijging van maar liefst 598 % op vijf jaar! Infrastructuur 92 % van het Belgische grondgebied wordt gedekt door 3G+ netwerken. Toch gebruikt slechts 19 % van de Belgische bevolking mobiel internet. Het Europese gemiddelde ligt veel hoger met 43 % van de gebruikers. Ondernemingen 76 % van de Belgische ondernemingen beschikt over een eigen website, dit is 7 % meer dan het Europese gemiddelde. Toch kan men bij slechts 14 % van de Belgische bedrijfswebsites online bestellen of reserveren.
108
8.4. Kruispuntbank van Ondernemingen Actieve ondernemingen in KBO: 1 529 858 Actieve vestigingseenheden van ondernemingen in KBO: 1 220 970 Er zijn ongeveer 1.200 gebruikers per dag Er zijn ongeveer 1.200 transacties per dag Top 20 van meest geraadpleegde pagina’s op de website komen uit volgende 3 domeinen: KBO Public search, index & prijzen De absolute toppagina: link naar Public Search KBO: 1.419.668 bezoekers
8.5. Het Contact Center Het Contact Center heeft tot doel aan de informatiebehoeften van consument en onderneming te voldoen door de contacten met de overheid te vergemakkelijken. Het Contact Center behandelt alle thema’s die de FOD Economie onder zijn bevoegdheden heeft. Het Contact Center verwerkte in 2012 96.367 contacten. Er werden 94.742 vragen gesteld aan het Contact Center. Er kwamen 77.082 vragen binnen via telefoon, 14.601 per e-mail, 1.421 via het webformulier, beschikbaar op de website van onze FOD, 1.487 via voicemail en 151 per fax. Het Contact Center nam een actieve rol op in de administratieve ondersteuning van de campagne “Gas-elektriciteit, Durf vergelijken”. Het Contact Center verwerkte in het kader van deze campagne 1.625 contacten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 6. Top 5 van vragen aan het Contact Center in 2012 Thema
Aantal vragen
In % van het totaal aantal vragen
Energie
24.395
26
- sociale maatregelen op de energiefactuur
20.884
22
2.101
2
621
1
Kruispuntbank van Ondernemingen
22.987
24
Doorgeefluik
12.051
13
Enquêtes
8.791
9
Consumentenbescherming
7.346
8
- klachten
1.751
2
- alternatieve geschillenoplossing
1.571
2
- voorlichting van de consument
1.084
1
- gas en elektriciteitsmarkt - controle elektrische installaties
Bron: FOD Economie, Contact Center.
Het aantal behandelde contacten door het Contact Center kende op zich een dalend verloop in 2012. Het aantal contacten daalde met 11 % ten opzichte van 2011. In 2012 behandelde het Contact Center informatieaanvragen rond volgende grote thema’s: De ondernemingen (het betreft hier 32 % van het totaal aantal vragen, 30.573 vragen) Het merendeel van de vragen hebben betrekking op de Kruispuntbank van Ondernemingen en de ondernemingsloketten (24% van het totaal aantal vragen). Verder zien we dat er voornamelijk vragen zijn in verband met de te ondernemen procedures voor starters en ambulante handel. De consumenten (39 % van het totaal aantal vragen, 37.067 vragen) Dit zijn voornamelijk vragen over energie, de wet marktpraktijken en consumentenbescherming, over de procedure om een klacht in te dienen tegen een oneerlijke handelspraktijk, over de garantieproblematiek en over reiscontracten.
109
De meeste vragen over energie hadden betrekking op het sociaal tarief voor energie. De administratieve vereenvoudiging door het automatiseren van het sociaal tarief in 2010 heeft ervoor gezorgd dat er een daling is in de vragen hieromtrent. Dit onderwerp blijft hoe dan ook het grootste thema binnen het Contact Center. Statistieken en enquêtes (14 % van het totaal aantal gestelde vragen, 13.724 vragen in 2012) Dit omvat vragen naar cijfermateriaal en vragen in verband met de enquêtes uitgevoerd door onze FOD. Het uitbreiden van de dienstverlening rond de enquêtes voor ondernemingen, zorgt voor een stijging van vragen over dit thema. Het doorgeefluik (13 % van het totaal aantal gestelde vragen, 12.051 vragen in 2012)
110
Het betreft in de eerste plaats vragen, die het Contact Center op basis van zijn FAQ’s niet kan beantwoorden. 7 % van ons totaal aantal gestelde vragen wordt voor antwoord doorgestuurd naar de gespecialiseerde dienst. In de tweede plaatst omvat het doorgeefluik ook de vragen in verband met bevoegdheden die niet eigen zijn aan onze FOD (3 % van het totaal aantal gestelde vragen, 3.117).
@ Janina Dierks - Photolia.com
8.6. Klachten over de dienstverlening In 2011 stapte de FOD Economie mee in het federaal netwerk klachtenmanagement dat als doel heeft tot een uniforme klachtenbehandeling te komen in de federale overheidsdiensten. In totaal ontving de FOD Economie in 2012 23 klachten over de werking/dienstverlening, waarvan 20 ontvankelijk waren. 87 % van de ontvangen klachten (of 20 op 23) werden binnen de vooropgestelde termijn van 15 werkdagen beantwoord. Het grootste deel van de klachten ging over de kwaliteit van de geleverde dienst (bijvoorbeeld geen of laat antwoord op een brief of e-mail), daarnaast handelden ze ook over de behandelende ambtenaar (bijvoorbeeld ongepast gedrag). Op basis van de cijfers over klachten werden drie actiepunten naar voor geschoven voor 2013. • Veel van de problemen konden opgelost worden door de burger sneller te antwoorden en hem meer informatie te geven. Dat zal een aandachts-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
punt zijn bij de communicatie rond enerzijds het klachtenmanagement in 2013 en anderzijds het charter voor de klantvriendelijkheid dat de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken zal lanceren in 2013. • De FOD Economie heeft 4 waarden, waaronder “tot uw dienst”. In de verdere communicatie rond deze waarden, zal klantgerichtheid een belangrijke rol krijgen. • Er wordt gewerkt aan een betere communicatie in verband met enquêteurs die bij de burger enquêtes afnemen in opdracht van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. In 2013 zal, op basis van een omzendbrief van de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, de klachtenbehandeling in de FOD Economie verder gestructureerd en geharmoniseerd worden.
111
Lijst van afkortingen
112
AD
Algemene Directie
ADCB
Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie
ADR
Alternatif Dispute Resolution (alternatieve geschillenoplossing)
BAF
Belgian anti-piracy Federation
bbp
bruto binnenlands product
Benelux
Unie van België, Nederland en Luxemburg
BIPT
Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie
BS
Belgisch Staatsblad
CETA
Comprehensive Economic and Trade Agreement
CFI
Cel voor Financiële Informatieverwerking
CFTA
Comprehensive economic and trade agreement
CPI Consumptieprijsindex CREG
Commissie voor de Regelgeving van de Elektriciteit en het Gas
DCFTA
Deep and comprehensive free trade agreement
DG Directoraat-generaal EC
Europese Commissie
ECB
Europese Centrale Bank
ECN
Europese netwerk van mededingingsautoriteiten
EP
Europees parlement
EU
Europese unie
FAGG
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
FAPETRO
Fonds voor de analyse van aardolieproducten
FAVV
Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
FOD
Federale Overheidsdienst
FOD Economie
FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
FTA
Free trade agreement
ICT
Informatie- en communicatietechnologie
Gwh Gigawattuur
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
GICP
Geharmoniseerde consumtieprijsindex
GPA
Plurilaterale WTO-overeenkomst over overheidsopdrachten
ICCF
Interdepartementale Commissie voor de coördinatie van de strijd tegen de economische fraude
IEA
Internationaal Energie Agentschap
IEC
Interministeriële Economische Commissie
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
IRE
Nationaal instituut voor Radio-elementen
KBO
Kruispuntbank van Ondernemingen
kmo
kleine of middelgrote onderneming
lng
Liquid natural gas (vloeibaar aardgas)
Mbps Megabyte/second MOU
Memory of Understanding
Mtoe
Miljoen ton olie-equivalent
Nace
Europese activiteitennomenclatuur
NIRAS
Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen
NVO
Nationale Veiligheidsoverheid
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
O&O
Onderzoek en ontwikkeling
pj
pro justitia
pv proces-verbaal pvw
proces-verbaal van waarschuwing
SBA
Small Business Act
WIB
Wetboek van Inkomstenbelasting
WMCB
Wet betreffende Marktpraktijken en Consumentenbescherming
WTO
World Trade Organisation (Wereldhandelsorganisatie)
113
@alphaspirit - fotolia.com
Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be