De nieuwe markt De nieuwe markt Piet van de Griendt zat nu een jaar met al zijn regionale tijdschriften in Deventer en hij wist dat het noodzakelijk was dat er ander drukwerk bij moest komen. Dat kondigde hij op de eerste jaarvergadering zo aan:
“NOTULEN Van de gewone jaarlijksche vergadering van aandeelhouders der N.V. Nederlandsche Diepdruk Inrichting te Deventer op 30 Juni 1932 te 3 uur n.m. Aanwezig zijn alle aandeelhouders met totaal 60 stemmen. De voorzitter, de heer L.A.F. Prins, opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom op deze eerste algemene vergadering sedert de oprichting der N.V. Notulen zijn er niet voor te lezen daar het hier de eerste vergadering betreft. Als punt 2 komt op de agenda het punt mededelingen voor. De directeur merkt op dat het hier eigenlijk slechts een enkele mededeling betreft, namelijk die, dat het nodig is gebleken voor het drukken van de bijlage ‘Elck wat Wils’, welke wekelijks bij de in diepdruk uitgevoerde illustratie wordt meegeleverd, een boekdruk rotatiepers aan te schaffen. In overleg met H.H. commissarissen heeft hij eerst verscheidene pogingen gedaan om een goede tweedehands pers hiervoor te vinden. Daar dit echter niet goed wilde slagen heeft hij tenslotte, na goedkeuring van de H.H. commissarissen, een nieuwe pers besteld welke thans bijna gereed is en die binnenkort in bedrijf zal worden gesteld. De aankoop van deze pers vraagt een kapitaal uitgave van ƒ 30.000. Voorlopig zal voor 2 dagen per week werk voor deze pers te bekomen zijn. Er zal echter spoedig gezocht worden door aanwerving van handels- en reclamedrukwerk om deze pers meer productief te doen zijn. In ieder geval moet deze nieuwe pers, hoewel ze vrij duur is, toch de mogelijkheid bieden om prima kwaliteitswerk te leveren en ook nog concurrerend te zijn. Wel beveelt hij aan om deze pers ruim af te schrijven, daar de waarde van gebruikte persen van dit soort tegenwoordig zeer ver beneden de aankoopwaarde ligt. Vervolgens wordt het jaarverslag over het boekjaar 1931 voorgelezen en met een woord van dank van den voorzitter aan den directeur wordt het verslag goedgekeurd.”
Deventer 30 Juni 1932 L.A.F. Prins P. v.d. Griendt
En er kwam drukwerk bij, heel veel drukwerk, met name handels- en reclame drukwerk. Van de Griendt had met succes een nieuwe markt ontdekt, de retailmarkt.
32
Nieuwe markt
De Kogel (anekdote) Het was waarschijnlijk een tekenaar wachtend op inspiratie, die een houten liniaal met een doffe droge knal tegen de vloer liet tikken. Op dat moment kwam de chef van de afdeling binnen. Hij schrok van de knal en geloofde direct wat hem werd verteld. Het zou om een kogel gaan, afkomstig van de militairen die op de schietbaan oefenden. Deze was door de ruit boven in de tekenkamer, ingeslagen. De goede man maakte onmiddellijk rechtsomkeert teneinde directeur Van de Griendt te melden, dat hij bijna was Vermoord in eigen bedrijf ! Bij inspectie van de ruiten bleek dat er inderdaad in een bovenruit een klein rond gaatje zat. Omdat buiten op de schietbaan druk werd geschoten werd het ijzer met handen gesmeed toen het nog heet was. De kapitein, die dadelijk was meegegaan om het kogelgaatje zelf te constateren, gaf twee van zijn manschappen opdracht de kogel in de tekenkamer op te sporen. Wat hebben die twee knapen gezocht ! Soms met de neus op de grond Werkelijk in alle hoeken en gaten. De kogel werd echter nooit gevonden.
Nieuwe markt
33
Het kasboek
34
Nieuwe markt
Het kasboek
Nieuwe markt
35
Spectrum In 1934 ging de Machinefabriek Lemstra, die direct naast de N.D.I. lag, failliet. Dat kwam Van de Griendt niet slecht uit. Het bedrijfje werd overgenomen en hij vestigde er zijn eigen clichébedrijf onder de naam ‘Spectrum’ in. De heer Rolloos sr., meegekomen met Van de Griendt als technisch bedrijfsleider, kreeg hiervan de leiding.
Reclame voor de firma Spectrum
36
Nieuwe markt
De Stuwdam Dat de klanten de weg naar de Deventer drukkerij wisten te vinden werd in maart 1935 bevestigd. De heer Van de Griendt kreeg bezoek van Jilles Limburg, schrijver en letterkundige uit Wassenaar. Hij wilde een weekblad uitgeven uitgevoerd in koperdiepdruk. Hij vond namelijk dat er in Nederland (van oorsprong toch een protestantse natie) een tegenhanger van de goed uitgevoerde Rooms Katholieke illustratie moest komen. Dit op absoluut protestants christelijke grondslag. Na de vele besprekingen die daar op volgden, kwamen de beide heren tot een akkoord. Met ingang van 1 september 1935 was er een overeenkomst. Piet van de Griendt en Jilles Limburg zouden samen een uitgeversvennootschap stichten. Een commanditaire uitgeversvennootschap, met de naam ‘De Stuwdam’. Deze naam werd gekozen om een stuw te zijn voor alle neutrale en anti-christelijke lectuur die al in Nederland uitgegeven werd.
Commanditair vennoot De heer Limburg was directeur en hoofdredacteur en de heer P. van de Griendt was commanditair vennoot. Het kapitaal van de vennootschap bedroeg ƒ 10.000,—, dat in zijn geheel werd ingebracht door Piet van de Griendt, terwijl Jilles Limburg voor zijn idee tot oprichting van het blad stond. Met zijn kennis en inzet zou hij zorgen voor de redactionele verzorging van het weekblad ‘De Stuwdam’. Ook zou hij naar buiten toe optreden als representatief directeur. Verder was hij verantwoordelijk voor alle economische en financiële aangelegenheden, ook voor zover het de redactie betrof, zonder dat hij in overleg moest treden met Piet van de Griendt. Het blad ‘De Stuwdam’ had een verkoopprijs van 15 cent voor losse exemplaren, en bij een abonnement 12,5 cent per week, ofwel ƒ 15,— per kwartaal. Mocht het noodzakelijk zijn om de verkoopprijs aan te passen, dan zou die beslissing bij Van de Griendt liggen. Verder kwamen zij overeen dat, wanneer er zich een veranderde situatie voordeed in de vennootschap, het weekblad bij de Nederlandsche Diepdruk Inrichting in Deventer gedrukt zou blijven. Op 7 september 1935 kwam ‘De Stuwdam’ met als bijblad ‘Stuwende jeugd’ op de markt.
Financiële problemen Drie jaar later, op 30 maart 1938, moest Piet van de Griendt op de aandeelhouders vergadering tot zijn spijt mededelen, dat in 1937 de N.V. door een financieel probleem was getroffen. Wat betreft de Stuwdam moest er veel geld bij, namelijk ƒ 90.000,—. De C.V. ‘De Stuwdam’ kon niet meer aan haar verplichtingen voldoen. Om de schade zoveel mogelijk te beperken, werd ‘De Stuwdam’ overgedaan aan uitgeverij ’Het Koggeschip’ in Amsterdam, voor de somma van ƒ 30.000,—. Het contract was al op 1 december 1937 getekend, met dien verstande dat het weekblad bij de N.D.I. in Deventer, op een voor haar gunstige prijsafspraak, gedrukt zou blijven. Bij eventuele winst zou een gedeelte terug worden gegeven. De N.D.I. kende dus ook haar tegenslagen en was financieel beschadigd.
Nieuwe markt
37
7 september 1935 De Stuwdam, het blad voor christelijk Nederland.
38
Nieuwe markt
Tegenslagen Ook Piet van de Griendt kreeg tegenslagen te verwerken. In 1934 maakte de jonge onderneming nog een winst van ƒ 36.000,—, maar die winst zakte in 1935 al tot beneden de ƒ 30.000,—. Toen in 1936 een belangrijke commissaris (de heer L.A.F. Prins, commissaris en financier uit Wassenaar) niet aan zijn verplichtingen kon voldoen, dreigden er liquiditeits moeilijkheden. De heer Prins was failliet verklaard en hij vorderde al zijn geld op. Daar kwam nog bij dat een paar maanden later, in 1937, zich een financieel debacle voordeed met het tijdschrift ‘De Stuwdam’. Hierdoor kwam Piet van de Griendt in grote financiële problemen en moest andere wegen zoeken om aan geld te ontkomen. Eerst kreeg hij contact met het Telegraaf-concern. Een afvaardiging kwam voorrijden in een luxe auto met chauffeuse. Ze ‘huppelden wat rond’ (volgens een oud medewerker) en gingen onverrichter zake weer weg. Ze zagen het met de N.D.I. niet zitten. Een fout waar ze later zeker spijt van zullen hebben gehad.
De gebroeders Teulings Begin november 1937 zocht Piet van de Griendt, directeur van zowel de N.N.U.M. als de N.D.I., contact met de gebroeders Teulings, van de C.N. Teulings Koninklijke Drukkerijen in Den Bosch. Hij wilde zijn regionale bladen en zijn gehele aandelenpakket te koop aanbieden. Voor de gebroeders Teulings leek dat een interessant aanbod. Hun blad ‘Stad en Land’ leed verlies, maar met de oplage van de N.N.U.M.-bladen van Piet van de Griendt zou dat verholpen zijn. Weliswaar zou er naast de drukkerijen in Amsterdam en Den Bosch nu een derde drukkerij in Deventer bijkomen, maar misschien konden ze dan Amsterdam laten vervallen. Eerst zouden er echter nog wel enkele problemen opgelost moeten worden. Was de drukkerij namelijk wel winstgevend? En hoe zat het met de verhouding tot de Spaarne-stad? De N.D.I. had immers duidelijke verplichtingen aan deze felle concurrent van Teulings. In een acte van 1928 waarin de verhouding tussen N.N.U.M. en Spaarnestad was geregeld, stond dat de hele schuld opeisbaar zou worden als de bladen aan derden zouden worden overgedragen. Op dat moment stond aan de Spaarnestad nog ƒ 45.000,— schuld open, plus de verschuldigde rente over die hoofdsom. Uiteindelijk kwamen er op 31 maart 1938 twee contracten tot stand. De eerste waarbij de N.N.U.M. de bladen overdroeg aan de Geïllustreerde Pers en waarbij de heer Van de Griendt zijn eigen aandelen N.D.I. (hij had het volledige pakket in zijn bezit) aan de gebroeders Teulings overdroeg. Het tweede contract tussen de N.D.I. en de G.P. was dat het drukken van al die regionale bladen bij de N.D.I. zou gebeuren en de N.D.I. zou eventueel ook ‘Stad en Land’ moeten gaan drukken.
Nieuwe markt
39
De Geïllustreerde Pers De gebroeders Teulings: van familiebedrijf tot Geïllustreerde Pers In 1919 mocht de drukkerij van de gebroeders L.J.J.M. en C.J.J.M Teulings in Den Bosch zich ‘Koninklijk’ noemen. Deze erkenning viel het familiebedrijf te beurt bij het 75-jarig bestaan. De drukkerij had toen al vanaf het midden van de 19e eeuw in het zuiden van ons land gedraaid. Na korte tijd had het zijn vleugels uitgeslagen. Boven de grote rivieren en in Amsterdam waren al twee drukkerijen overgenomen. Tekenend voor zowel de ondernemingsdrift als de gezindheid van de gebroeders Teulings, was de uitgave van de ‘Verklaring van de Nederlandsche Catechismus’, het tijdschrift ‘De Beiaard’ en het NoordBrabantse dagblad ‘Het Huisgezin’. Verder werd de educatieve uitgeverij Malmberg in het snel groeiende concern opgenomen.
De crisisjaren Maar de crisisjaren kwamen ook hard aan in de uitgeverswereld. Vaste abonnees en verkooppunten in winkels en kiosken boden toen nog geen bestaanszekerheid. De inkomsten moesten vooral via colporteurs en bezorgers komen. Dit waren kleine ondernemers die bereid waren om bij elke deur aan te bellen, om huisvrouwen, al was het dan geen abonnement op een periodiek, dan toch maar een los nummer aan te praten. Het was een strijd om het naakte bestaan waarin grote naijver en beroering heerste. In 1934 brak er een staking uit onder de bezorgers van De Spaarnestad over de uitbetaling van provisie. Colporteurs, controleurs en bezorgers richtten een vakbondje op dat er hard tegenaan ging. Toen het na een wekenlange staking tot een definitieve breuk kwam met de uitgever, gingen de verkopers samen met een Amsterdamse drukker zelf een blad exploiteren dat zij ‘Stad en Land’ noemden. Ondanks de eerste oplage van dertigduizend exemplaren, brak er een tijdperk van uitzichtloze ellende aan. Met andere bladen werd fel geconcurreerd, alsof de markt helemaal verzadigd was. Men verhuisde van de ene drukkerij naar de andere en maakte steeds meer schulden. Uiteindelijk kwam de drukorder bij Teulings Grafische Bedrijven in Amsterdam terecht, die de zaak overnam van uitgeverij Strenholt.
De Geïllustreerde Pers De heer Teulings zette gelijk een nieuwe onderneming op. Deze nieuwe onderneming werd bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als ‘De Geïllustreerde Pers’, oprichtingsdatum 29 december 1936. Het kapitaal bestond uit twintig aandelen van elk vijfhonderd gulden. De oplage van ‘Stad en Land’ bedroeg toen zevenduizend exemplaren. Men werkte met verlies, totdat Leo Theulings in 1938 het in financiële en juridische moeilijkheden verkerende bedrijf, de Nederlandsche Diepdruk Inrichting in Deventer kon overnemen. Daardoor kwam het Teulings-concern mede in het bezit van een vijftal regionale bladen, onder de hoofdtitel ‘De Week In Beeld’. Later werden die bladen met ‘Stad en Land’ samengevoegd tot één uitgave. Zoals al eerder vermeld, kon het gebeuren dat de abonnees van de ‘Week in Beeld’ drie gratis bijlagen bij hun blad ontvingen. Dat was het kinderblad ‘Olijk en Vrolijk’, een humoristisch blaadje bestaande uit een samenvoeging van ‘De Optimist’ en ‘Elck wat Wils’ en een blaadje dat uitkwam sinds 1938. Een blad voor vrouwen en meisjes ‘Margriet’ genaamd. De bijlage werd later als zelfstandig blad uitgegeven en dat bleek een geslaagde ‘kunstgreep’ te zijn.
40
Geïllustreerde Pers
De gebroeders Teulings. Het college van commissarissen in 1951
C.J.J.M. Teulings
L.J.J.M. Teulings
Geïllustreerde Pers
41
Elisabeth Bode De Elisabeth Bode In de jaren dertig kwam er veel drukwerk van de persen. We laten enkele bladen de revue passeren. Piet van de Griendt raakte als drukker nauw betrokken bij het noodlijdende maandblad ‘De Elisabeth Bode’. Deze was voor het eerst verschenen op 24 mei 1929. De betrokkenheid groeide uit tot een heel lange relatie. Dat bleek van groot belang voor het voortbestaan van de Elisabeth Bode. Het blad verscheen oorspronkelijk één keer per 14 dagen, 4 pagina’s groot en vrijwel zonder illustraties. Toen er in 1937 plannen waren om de Elisabeth Bode onder te brengen in een gelijknamige stichting en er 8 pagina’s van te maken, was P. van de Griendt vanaf het begin bij alle besprekingen betrokken. De Elisabeth Bode was immers al eerder regelmatig bij de N.D.I. gedrukt. Helaas verliepen die besprekingen niet altijd even gemakkelijk. Het ene na het andere conceptcontract werd gewijzigd en weer opnieuw besproken. Pas in september 1938 werd het officiële contract gezegeld en getekend. Dit nam niet weg, dat de Elisabeth Bode al vanaf 8 mei 1937 gedrukt werd bij de N.D.I. in Deventer. Acht pagina’s groot en één maal per 14 dagen verschijnend.
Het contract Wat stond er nu in contract? Hieruit een klein stukje. “Bij een oplage van 10.000 exemplaren der Elisabeth Bode, verbindt de stichting zich aan de drukker voor drukloon te voldoen een bedrag van ƒ 275,— (tweehonderd en vijfenzeventig gulden), echter met dien verstande dat de drukker slechts een terstond opeisbare vordering voor drukloon zal hebben van ƒ 157,— (eenhonderd zeven en vijftig gulden), terwijl hij voor het restant zijnde ƒ 118,— (eenhonderd en achttien gulden), in de boeken der stichting zal worden gecrediteerd.” De stichting was niet verplicht om op dat gecrediteerde bedrag af te lossen, voordat de oplage gestegen zou zijn tot 30.000 exemplaren.
De Tweede Wereldoorlog Maar de oorlog kwam, en met de oorlog ook de perscensuur. Zo ook voor de Elisabeth Bode. Dominee Nawijn, één van de toenmalige redacteuren, trok regelmatig naar Deventer om foto’s uit te zoeken voor zijn blad. Zo werd op een keer een mooie foto uitgezocht van een rijtoer per arrenslee in het Wilhelmina park te Apeldoorn. Deze plaat werd geplaatst in het nummer van 11 januari 1941. Maar volgens de censuur zou één van de personen koningin Wilhelmina zijn en dat viel verkeerd bij de commissie voor persreorganisatie. De heer Poelstra in Den Haag deelde de Nederlandse Diepdruk Inrichting in Deventer dan ook mede, dat het rijksbureau voor de grafische industrie, vanaf 1 november 1941 geen papier meer disponibel zou stellen. Dit hield eigenlijk in dat de Elisabeth Bode niet meer mocht verschijnen. De Elisabeth Bode was een voorbeeld van hoe het met alle tijdschriften in de oorlog zou gaan.
42
Elisabeth Bode
Nieuw contract Elisabeth Bode Na de oorlog begon men weer opnieuw, nadat het eerste contract nietig werd verklaard. Nog tijdens de oorlog, om precies te zijn op 30 december 1942, werd een nieuw contract opgemaakt. Enkele zinsneden uit het nieuwe contract van 1942: “Overwegende, dat de medewerking van Van de Griendt voor het blad de Elisabeth Bode en de stichting, in de eerste jaren van het bestaan daarvan van groot belang is geweest. En de stichting, ingeval het blad de Elisabeth Bode te eniger tijd weer zou kunnen verschijnen, deze op de medewerking en de vakkundige adviezen van Van de Griendt blijft prijsstellen. Omdat de partijen reeds nu de mogelijke toekomstige samenwerking contractueel wensen te regelen, komen ze het navolgende overeen. Zodra de stichting wederom het blad de Elisabeth Bode, ofwel een ander blad van gelijke strekking zal gaan uitgeven, verbindt zij zich, dit te doen drukken bij een door Van de Griendt aan te wijzen drukkerij, waar dan dit drukken onder Van de Griendt’s verantwoording en voor diens rekening zal plaatsvinden.” Van de Griendt neemt zich nu dus al voor, alsmede de verplichting op zich, om de Elisabeth Bode te drukken respectievelijk voor zijn rekening te doen drukken, waarvoor op dat moment de prijzen golden van voor de oorlog. Of zoals de stem vertelde op de band van oud bedrijfsleider van der Klis: “ Piet van de Griendt zei: Ik betaal, de rekening komt later wel.” Het zij vermeld dat de heren in Den Haag van de commissie voor pers-reorganisatie en het departement van Volksvoorlichting en Kunsten, waar Piet van de Griendt in de oorlog regelmatig protesteerde, allen een Hollands klinkende naam hadden, en vermoedelijk Nederlandse collaborateurs in Duitse dienst waren.
Na de oorlog Na de oorlog gaat de Elisabeth Bode naar Rotogravure Leiden. In september 1966 komt het weer naar Deventer, waar het blad één maal per vier weken gedrukt wordt, in een oplage van 217.000 exemplaren. De Elisabeth Bode bleef tot maart 1993 bij de N.D.I. en verhuisde toen naar drukkerij Misset in Doetinchem. Het paste niet meer in het orderpakket van Deventer.
Elisabeth Bode
43
Elisabeth Bode uit 1931
44
Elisabeth Bode
Protestbrief aan de Commissie voor Pers-Reorganisatie
Elisabeth Bode
45
De Nederlandsche Diepdruk Inrichting heeft ook veel drukwerk over het Koninklijke Huis gemaakt.
46
Elisabeth Bode
De dankbrief van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana.
Elisabeth Bode
47