Overwinteren in Spanje en Portugal 11 januari – 23 maart 2014 Door Johan en Loes Schaerlaeckens Met een lichte kater na de gezellige M&L quiz vertrekken we op zaterdag 11 januari naar het zuiden. Het wordt alweer onze 7e overwinteringsreis. Deze reis zal in het teken staan van de iberische lynx. Ik zie maar liefst 7 verschillende dieren op 5 verschillende plaatsen. Dit aantal zal ik waarschijnlijk nooit meer halen want tijdens onze aanwezigheid vaagde een nieuwe Aziatische virusziekte de konijnenpopulatie weg, het stapelvoedsel van de lynx. Maar misschien juist daarom zag ik zoveel lynxen omdat ze door het geringe voedselaanbod mobieler waren dan gewoonlijk. In siërra de Andŭjar horen we dat de wijfjes dit jaar geen jongen grootbrengen en dat dominante mannetjes andere lynxen uit hun gebied verdrijven. Een zorgwekkende situatie voor de zeldzaamste kattensoort ter wereld. Pierre en Mieke Adriaensen houden ons gezelschap gedurende de reisperiode van El Hondo tot en met de Coto Doňana. Na 450 km vinden we een mooi plaatsje aan het vogelrijke Lac d'Orient. Daar staat Loes een verrassing te wachten: Pierre en Mieke Adriaensen brengen een onverwacht verjaardagsbezoek. We hadden eigenlijk pas in Zuid-Spanje met elkaar afgesproken. We maken mooie fietstochtjes en vieren Loes’ verjaardag in een authentiek Frans restaurantje waarvan de eigenaar me, in niet mis te verstane woorden, duidelijk maakt dat ik te chagrijnig kijk tot hilariteit van de anderen.
Op weg naar Zuid-Frankrijk: Op de hoogvlaktes van het Centraal Massief (1000 meter) daalt de temperatuur tot beneden het vriespunt. De sneeuw bereikt de randen van de wegen.
Zonsondergang boven Lac d’Orient in Frankrijk Waarnemingen Lac d’Orient e.o.: zeearenden (2 adulte vogels), slechtvalk, ijsduikers (2), roodkeelduiker, kraanvogel (1000+), kleine zwaan (300), kievit (10.000+). Wij doen nog enkele gebieden in Zuid-Frankrijk. Pierre en Mieke rijden in één ruk door naar Aiguamolls d’Emporda in Noordoost Spanje. De Camargue en de Crau in Z.O.-Frankrijk zijn leuk maar kil. Toch geniet ik van mijn jaarlijkse, hobbelige fietstochtje over de Crauvlaktes met kleine trappen, witbuikzandhoenders, rode wouwen, blauwe kieken en zingende veldleeuweriken. De Camargue valt tegen door het gure weer. Waarnemingen Crau: kleine trap (5 groepen), witbuikzandhoen (steeds tussen de opvliegende trappen), rode wouw (9), zuidelijke klapekster, blauwe kiek (6 jagende mannetjes), veldleeuwerik (op één plaats 5 zingende vogels). Slechte weersvoorspellingen van ‘weeronline’ (de omgeving van Nice zal onder water lopen) drijven ons versneld naar N.O.-Spanje waar we een nacht bij het Infocentrum van Aiguamolls d’Emporda in de gietende regen overnachten. Vanuit de hut zien we (in de regen) nog wel zwarte ruiters, lepelaars, wilde zwijnen en een groep damherten. We besluiten in geforceerd reistempo de zon op te zoeken. Na 300 km is het, ter hoogte van de Ebro-delta, nog altijd bar en boos, terwijl onze interactieve Tomtom goed weer afgeeft voor El Hondo (omgeving Alicante). Het kost even 40 euro aan tol maar dan zijn 700 km redelijk snel overbrugd, zelfs met een camper. Op 19 januari arriveren we op ‘El Marjal’ de reusachtige maar uitstekende camping op 3 km van het magistrale reservaat ‘El Hondo’. De zon staat in volle glorie aan de hemel met temperaturen die oplopen tot 20 graden. We zijn pas een goede week onderweg, hebben veel goede gebieden overgeslagen, maar voelen eindelijk de weldadige warmte van de zon. De dartelende 100den rotszwaluwen bewijzen ons gelijk. In elk struikje van betekenis friemelen tjiftjafs en kleine zwartkoppen. In Nederland is het bar en boos.
Enkele dagen later arriveren Pierre en Mieke die een heuse storm in de Ebrodelta doorstaan hebben, zodanig zelfs dat Pierre ’s nachts het bed uit moet om de camper met de kop in de wind te zetten om een beetje van het ‘wiegelen’ af te zijn. Vorig jaar kreeg ik de bastaardarend in El Hondo niet gevonden. Nu zien we, tijdens heerlijke fietstochtjes, 4 verschillende bastaardarenden waarbij het weelderig ‘spotted’ juveniele ex op enkele tientallen meters voor ons langs vliegt. Een adulte vogel showt zijn kleed pal boven ons. We spreken de bekende (hier wonende) Engelse ornitholoog Graham Critchell die heel somber is over de toekomst van het marmereendje. Er zouden in de gehele regio nog maar 3 paartjes broeden. Volgens hem is het een kwestie van tijd voor de soort uit Spanje is verdwenen. Uitgebreid vertelt hij over zijn pogingen voor een beter beheer bij de lokale autoriteiten om de soort te behouden voor de regio. “Het enige wat ik eraan over gehouden heb, is een chronisch hoge bloeddruk”, besluit hij bitter. We nemen ons voor de komende weken extra alert te zijn op dit prachtige ‘marbled’ eendje dat voor Europa verloren dreigt te gaan..
El Hondo: Meer dan een half uur lang konden we, vanuit deze hut, een adulte bastaardarend bewonderen. Waarnemingen El Hondo: Het is elke dag heerlijk fietsen met bastaardarend (4 verschillende vogels in 4 verschillende kleden), dwergarend (50+), bruine kiek (50+), visarend (minstens 3), zwartkoprietzanger (foeragerende vogel op enkele meters), witkopeend, knobbelmeerkoet (uitgezette vogel), blauwborst, ijsvogel, lepelaar, flamingo, grote stern, rotszwaluw (500+), zwarte ibis, klapekster, hop, geoorde fuut (200+), alle 'witte' reigers, kleine zwartkop (overal), provençaalse grasmus, tjiftjaf (enorme aantallen overwinterende exx), audouins- en dunbekmeeuw, drieteenstrandloper.
Op 26 januari vertrekken we naar Cabo de Gata de uiterste zuidoostpunt van Spanje, het enige gebied in Europa dat als woestijn geclassificeerd is. Grote gedeeltes zien er ook uit als een heuse woestijn. Je waant je in het wilde westen. Niet voor niets zijn films als “Indiana Jones”, “Lawrence of Arabia” en “The good, the bad and the ugly” hier opgenomen. De jaarlijkse neerslag bedraagt minder dan 200 mm. Op veel plaatsen wordt het landschap verpest door afschuwelijke ‘greenhouses’ maar binnen wandel- en fietsafstand van camping ‘Cabo de Gata’ liggen fraaie vulkanische rotsgebergtes, beschermde salina’s, een wondermooie brakwaterlagune en uitgestrekte zoutsteppes. “Wat er niet zit, zijn roofvogels” bezweer ik Pierre. Behalve een enkele torenvalk, een passerende dwergarend en een zeldzame buizerd zag ik nooit roofpieten. Een dag later zien we aan de voet van het rotsgebergte een koppel havikarenden: een volwassen wijfje en een immatuur mannetje, een pas gesettled paartje volgens ons. Op bijna dezelfde plaats zien we 1 dag later ook een adulte steenarend. Soms lijkt het of al mijn ferme uitspraken gedoemd zijn om gelogenstraft te worden. Pierre pikt een groepje woestijnvinken op die naast de weg, aan het foerageren zijn. We hebben nog een gedenkwaardige waarneming. Op het infocentrum horen we dat er in 2008 morinellen zijn gezien. Ze zouden zelfs in december nog zijn gezien. Na ons buitensporige geluk in oktober in Hongarije bestempel ik de missie als kansloos en tijdverlies. Dat soort woorden zijn echter niet aan Pierre besteed. Op onze laatste ochtend fietsen we naar het gebied waarvan we een vage plaatsaanduiding hebben. Ter plaatse letten we, net als in Hongarije, meer op het biotoop dan of we al dan niet precies goed zitten. Op een steenachtige, kort begroeide vlakte zie ik 4 steltlopers door een groep goudplevieren rennen: de telescoop levert een prachtig plaatje op: morinelplevieren. Ik laat de groep vogels, van kop naar staart, door het beeld lopen en tel 19 vogels. Gewoontegetrouw hebben we geen fatsoenlijk fototoestel bij ons.
Tot mijn stomme verbazing ontdekken we boven de rotsen (waar ik de jaren ervoor geen enkele roofvogel kon ontdekken) een paartje havikarenden en een steenarend. Zwarte tapuit, blauwe
rotslijster en steenuiltjes zijn een welkome bonus. Pierre lijkt door een nieuwe telescoop te kijken maar hij gebruikt nog altijd zijn museumrijpe Kowa. In de gortdroge steppes zien we zwartbuikzandhoenders, grielen en grote groepen kleine kortteenleeuweriken. Boven zee jagen vliegen vale pijlstormvogels, jan van genten en zelfs twee grote jagers. Pierre ziet een dolfijn springen. Net als andere jaren is de Lagune de Morales, op 1,5 k van de camping, bijzonder rijk aan vogels. De zoutpannen tussen San Miguel del Cabo en La Almadabra zijn een meer dan geslaagde combinatie van extensieve zoutwinning en natuurbescherming. Audouins meeuw, grote stern en dunbekmeeuw zijn talrijk. De aantallen steltlopers vallen dit jaar tegen. Goudplevieren zijn er wel in grote getalen.
Ook de dames amuseren zich uitstekend in het zonnetje. “Vanaf morgen gaan lijnen”, neem ik me heilig voor als ik deze foto onder ogen krijg. Met een keur aan gezellige Spaanse restaurantjes en 2 uitstekende kokkinnen in het gezelschap is daar echter een ijzersterk karakter voor nodig.
Het duurde even voordat we een groepje woestijnvinken ontdekten.
Op de punt van Rambla de Morales houden zich altijd wel drieteenstrandlopers, steenlopers en strandplevieren op. Achter de Rambla strekken zich enorme zoutsteppes uit waar we o.a. een groep van 19 morinelplevieren, meerdere grielen en groepjes zwartbuikzandhoenders ontdekten.
In de lagune ‘Rambla de Morales’ op 1,5 km van de camping, laten tientallen witkopeenden en drieteenstrandlopers zich uitstekend bekijken
En, na een stevige fietstocht, is het heerlijk wokken in het zonnetje maar ook de restaurantjes in Cabo de Gata waren niet te versmaden. Probeer zo maar eens te lijnen (zelfs met een ijzersterk karakter).
Aan Playa de Monsul ontdekken Pierre en Mieke een overwinterende alpenheggemus Waarnemingen Cabo de Gata: havikarend, steenarend, witkopeend (40+), grote jager, kraanvogel, flamingo, lepelaar, audouinsmeeuw, dunbekmeeuw, blauwborst, zwarte tapuit, griel, zwartbuikzandhoen, kleine zwartkop, provencaalse grasmus. blauwe rotslijster, europese kanarie (enorme groepen), woestijnvink, kleine kortteenleeuwerik (groepen van vele tientallen, maar ook zingend), veld-, boom-, thekla- en kuifleeuwerik, grauwe gors (zingend), drieteenstrandloper, steenloper, bonte strandloper, kleine strandloper, zwarte ruiter, wulp, grutto, zilver- en goudplevier, tureluur, steltkluut, rotgans (??!!!!!), steenuil, alpenheggenmus, kuifaalscholver, morinelplevier (19 exx), alk. Op zaterdag 1 februari rijden we naar Los Pinos in Las Vinas aan de voet van siërra de Andŭjar. Dit gedeelte van de siërra Morena herbergt ’s werelds enige levensvatbare populatie van de iberische lynx, de zeldzaamste katachtige ter wereld met zo’n 300 dieren in het wild. Het is altijd een beetje spannend: Gaan we de lynx zien? Is Ramon nog de baas? Zal hij ons verwelkomen zoals de vorige jaren met gratis staanplaats, gratis elektriciteit en gratis Internet? In het druk bezette restaurant genieten we alvast van een heerlijke Spaanse variant van ‘maigret de canard’. Enkele obers komen al handen schudden en even later wurmt ook patron Ramon zich tussen de tafeltjes door om ons met een ferme omhelzing te verwelkomen. Hij was door een van zijn obers gewaarschuwd dat zijn ‘amigos Holandeses’ gearriveerd waren. “Con caravana”? (met de camper?) vraagt hij, waarna we dezelfde voorkeursbehandeling als de andere jaren krijgen. Met Pierres camper overbruggen we de komende drie dagen de 20 km naar ‘La Lancha’ waar je de meeste kans hebt om iberische lynxen te zien. De eerste 10 km gaan over een smalle weg en de laatste 10 km zitten vol met gaten maar Pierre is een uiterst kundig chauffeur. Deze zondag is het druk op La Lancha, maar dat heeft ook zijn voordelen. Meer ogen, meer kansen. Zo lang er geen lynxen te zien zijn, genieten we (in het zonnetje) van
de boven ons roepende en baltsende keizerarenden. Ook steenarend is de laatste jaren een vaste waarde net zoals vale en monniksgieren. Na enkele uurtjes hebben we geluk. Pierres Spaanse buurman ontdekt op de ‘moeder van alle heuveltjes’ een liggende lynx die, heerlijk ontspannen, zijn vacht aan het verzorgen is. Ik ben nog ruimschoots op tijd maar binnen een mum van tijd staat er een woud van mensen en telescopen op de heuvel. De ontdekker is zo vriendelijk mijn telescoop te richten. ‘Grootte’ is een betrekkelijk begrip maar ik heb de stellige indruk dat dit het grootste mannetje is dat ik ooit geien heb. De bakkebaarden lijken mij net zo indrukwekkend als de manen van een leeuw. Het is misschien wel mijn 25ste lynx maar ik krijg nog altijd kippenvel. De dames hebben een grotere afstand te overbruggen. Loes heeft geluk en kan (door een Spaanse telescoop) de lynx aan de voet van de heuvel bewonderen. Mieke wurmt zich door de menigte en is niet alleen buiten adem maar ook …..1 seconde te laat. Medelijden is niet aan haar besteed want hardnekkig blijft ze de vallei door de telescoop afturen. En warempel……na een minuut of vijf herontdekt ze de lynx nu gezeten op een rots. Ze laat de internationale complimenten bescheiden (maar licht blozend) over zich heen komen. De volgende 2 dagen is het weer aanmerkelijk minder. De derde dag sta ik op de heuvel met naast mij een jeugdig Vlaams koppel die al 3 dagen vergeefs op zoek is naar de lynx. Als er een ‘collared’ mannetje door mijn beeld loopt, bedenk ik me geen moment en maak plaats voor beiden. Ik herinner me mijn emoties bij mijn eerste lynx maar al te goed. Binnen een fractie van een seconde heeft het meisje niet alleen het beeld onscherp maar ook de telescoop verdraaid. Ze is te aardig om boos op te worden. Pierre komt vergeefs het heuveltje opgestormd want ik krijg de lynx niet meer teruggevonden. Dagen later komen Loes en ik stom toevallig hetzelfde koppel in de Coto tegen. “En……?” vraagt Loes niet te nadrukkelijk om geen zout in de wonde te strooien. “Eén dag later een lynx op minder dan 10 meter voor de auto”, antwoordt ze. “Kippenvel?” vraag ik. “Kippenvel en veel tranen!!!” antwoordt ze wat verlegen. Geweldig toch!! Loes en ik denken tegelijkertijd aan een soortgelijke ervaring met een goede kennis.
Elk jaar is het een beetje thuiskomen in “Los Pinos”. Zoals vorige jaren worden we enthousiast begroet en in de watten gelegd door Ramon (midden) en zijn personeel
Elke lynx wordt ’s avonds uitbundig gevierd in het gezellige restaurant. De paella smaakte super. Na de alcoholrijke maaltijd zetten de obers, na afloop van de maaltijd, soms een fles likeur (uiteraard gratis) op tafel wat de sfeer duidelijk ten goede komt.
Onderweg naar la Lancha komen we steevast tientallen edelherten, damherten en moeflons tegen. Jonge mannetjes testen alvast hun krachten.
Waarnemingen Andŭjar: iberische lynx, edelhert, moeflon, damhert, wild zwijn, steenarend, keizerarend (roepend, baltsend), havik, monniksgier, vale gier, alpenkraai, appelvink (verrassend talrijk), grijze gors, grauwe gors, grote gele kwik, klapekster, hop. Vlamingen hadden een groep steenbokken bij de stuwdam. Na 4 fantastische dagen in Andŭjar vertrekken we op 5 februari naar de oostkant van de Guadalrivier. Pierre en Mieke gaan Sevilla bezoeken. De Brazo del Este bij Pinzon is een deel van de Coto Doňana. Dit gebied is onbekend (en onderschat) bij veel vogelaars. Het is echter fabuleus als er voldoende water staat. Een brede, verhoogde dijkweg voert dwars door een voormalige (en nu beschermde) meander van de Guadalquivir. Ook het authentieke dorpje Pinzon is fantastisch. Toeristen komen hier nooit. Na het dramatische verhaal van Graham Critchell zijn we gefocust op marmereendjes waarvan we, na enig zoeken, een paartje ontdekken tussen 100den krooneenden, slobeenden, wintertalingen, pijlstaarten en smienten. Op de vlaktes foerageren zwarte ooievaars. Tijdens een wandeling vliegt een groep van 150 kwakken op. Boven ons trekken slierten zwarte ibissen. ’s Avonds komen zo’n 50 bruine kieken invallen op de slaapplaats, een mannetje blauwe kiek vliegt er als charmante dissonant tussen. Traditiegetrouw eten we ’s middags in ons favoriete restaurantje in Pinzon. Voor een fles rode wijn, 1 pilsje, 3 soorten tapa’s, een grote fruitmand en 2 kopjes koffie betalen we € 10,00 p.p. Een Spanjaard komt ons de hand schudden. Waarom? Hij heeft ons zien fietsen!!! Een dag later bezoeken we de marisma’s rondom het Algaida forest. Boven het bos hangen rode wouwen (slaapplaats). Kleine torenvalken, huis- en boerenzwaluwen, witjes, distelvlinders en zelfs een vroege Spaanse pijpbloemvlinder geven een lentegevoel. Op de Tarelalagune (vorig jaar 8 marmers) krioelt het van de eenden waaronder kroon- en witkopeenden (tientallen). Marmers laten het afweten (vorig jaar 8). Zou Graham dan toch gelijk hebben? Het weer wordt slechter zodat we besluiten het weekend op camping La Aldea in El Rocio door te brengen. Hemelsbreed is de afstand 35 km maar met de camper (via Sevilla) 165 km.
Een vroege Spaanse pijpbloemvlinder kwam als een volslagen verrassing
Waarnemingen oostelijke Doňana: Bruine kiek (50+), blauwe kiek, visarend (2), dwergarend (roepend en baltsend), slechtvalk, rode wouw, kleine torenvalk, lepelaar, kraanvogel, zwarte ibis, ralreiger, kwak (200+), zwarte ooievaar (15), witte ooievaar, purperkoet (1000+), witkopeend, marmereend, krooneend, pijlstaart, bonte strandloper, huiszwaluw, boeren- en oeverzwaluw Op de camping is het vrij rustig. Op zondag komen Pierre en Mieke aan. Gedurende het weekend 8 en 9 februari regent en stormt het 2 dagen. Het is soms zelfs niet verantwoord om de satelliet op te zetten zodat we alleen Sven goud zien halen. Ondanks de vele regens ligt ‘El Madre’ bij El Rocio er fantastisch bij. Er zijn kleine eilandjes en brede slikranden en het barst van de vogels, vooral steltlopers. We vieren Miekes verjaardag in een leuk restaurantje in het centrum van El Rocio. Op maandag valt de wind weg. Nadat we de Nederlandse schaatsers goud, zilver en brons zien halen op de 500 meter (in het land der blinden…) fietsen Pierre en ik naar ons favoriete plekje in het N.P., 3 km achter El Rocio. Pierre wijsmaken dat hij niet op het geluk van vorig jaar moet rekenen, haalt weinig uit. Hij is een onverbeterlijke optimist. Op het laatste moment komt Mieke een fototoestelletje afgeven, je weet immers nooit. Vorig jaar hadden we 2 lynxen op enkele tientalen meters en het jaar daarvoor konden Vital en ik langdurig Baja bewonderen, de wilde uitgezette Andŭjarlynx. Ook in 2013 zijn 2 Andŭjarlynxen in de Coto Doňana uitgezet om de genenverarming van de Doňanapopulatie tegen te gaan. Hieronder volgt het beeldverslag van onze lynxwaarneming, helaas met slechts een simpel toestelletje.
We staan net een half uurtje. Gelukkig geen mensen. Op dit pad komen de lynxen meestal aanlopen. Hordes edelherten, reeën en wilde zwijnen trekken in de late namiddag de vlaktes op. Dan hoor ik Pierre achter mij fluisteren en driftig richting pad gesticuleren. Het is prijs. Op 50 meter voor ons komt een mannetjeslynx recht op ons af gelopen.
Pal voor het hek zet de lynx zijn geursporen af, gaat zitten en kijkt enkele malen achterom. Vorig jaar duidde dat op een tweede lynx. De stalen omheining van het nationaal Park belemmert nauwelijks het zicht op het prachtige dier maar zijn wel vervelend om goede foto’s te maken. Wij beseffen dat de lynx zijn weg zal vervolgen en bidden dat hij het pad zal oversteken. Bij de campers hadden we dit scenario al besproken en zelfs een hupothetische oplossing gevonden om de kat naar de overkant te krijgen. In dat geval zou hij ons op enkele meters passeren (wij staan altijd verdekt opgesteld onder een reusachtige pijnboom).
We zien dat de lynx een GPS-collar heeft. Misschien is dat nodig maar wij vinden het steeds doodzonde. De spanning stijgt: Steekt de lynx over of vervolgt hij zijn pad achter het raster? De kat heeft ons niet gezien.
Helaas zet de lynx zet de lynx zijn route voort pal achter het afschuwelijke raster dat ook nog eens zijn prachtige kop uit het (foto)zicht houdt. Pierre past later de afstand af van onze boom tot het raster: 18 meter. Geen wereldfoto’s wel een wereld waarneming. We zijn weer zo blij als kinderen. “Huggen’ doen we niet, wel een stille ‘high five”. Een mens heeft weinig nodig om gelukkig te zijn. Na het lynx avontuur vertrekken we van de camping. We willen Pierre en Mieke nog enkele geheime plekjes van de Doňana laten zien. Aan de rand van het Aznalcazar Pinewood liggen nog enkele schilderachtige plekjes waar, behalve veel vogels, ook regelmatig lynxen jagen.
Helaas staat het grindpad onder water zodat we onze plannen omgooien en naar de wondermooie Dehesa de Abajo rijden. Hier staat ons een verrassing te wachten. Het inwendige van het altijd gesloten hoofdgebouw is omgetoverd tot een geweldig infocentrum met, behalve een mooie inforuimte, een gezellig cafeetje met een keur aan hapjes, vriendelijke obers en gratis Internet. Het minder goede nieuws is dat we wel mogen overnachten met de camper maar dat we € 10,- moeten betalen; € 5 voor de dag parking en € 5 om te overnachten. Nadat we (= Pierre) elektriciteit geritseld hebben, ervaren we dat niet meer als een probleem, temeer daar de Lagune barstensvol met vogels ligt. Pierre schat het aantal op meer dan 100.000. Dat zal misschien wel overdreven zijn maar het zijn er vele 1000den. Tijdens een fietstochtje door de rijstvelden genieten we van de speelvluchten van enorme groepen grutto’s en zwarte ibissen. Tijdens onze eerste wandeling langs het meer hebben we binnen enkele minuten 5 marmereendjes, knobbelmeerkoeten, 2 roepende kuifkoekoeken, 1000den zwaluwen (w.o. een groep van 100 vale gierzwaluw) en 2 klapeksters. Helaas is het weer nog altijd te slecht om mooie foto’s te maken die de aantallen goed weergeven. Als Pierre en ik tijdens onze voorlaatste dag samen weer langs de lagune wandelen, worden we (ongevraagd) vergezeld door een Nederlandse vogelaar die ons met stijgend respect behandelt als we achtereenvolgens enkele dwergarenden, 2 knobbelmeerkoeten en 3 marmereendjes uit de 1000den vogels plukken. Hij is stomverbaasd als we vertellen dat we enkele dagen geleden achter El Rocio een lynx gezien hebben. Deze terloopse mededeling zal nog een staartje krijgen. Op de laatste dag die we samen doorbrengen, fietsen we met zijn vieren naar San Antonio Valverde v.v., een afstand van 60 km. De dames nemen de oostelijk route, wij de westelijke. Pierre en ik kampen met een fikse tegenwind. Door ‘kop over kop’ af te lossen, verzachten we de pijn. Het blijft gelukkig droog en de grindpaden zijn ferm verbeterd (ook goed met de camper te doen). Door onze vele stops zijn de dames toch nog eerder bij het infocentrum. Het was ons vorig jaar al opgevallen dat de kwalitatieve dienstverlening in dit centrum hard achteruit gaat; chagrijnige mensen, geen hapjes meer en het gebouw wordt verwaarloosd. Toch kijken Pierre en Mieke hun ogen uit. Zowel het landschap als de vogelrijkdom zijn enorm. Waarnemingen Dehesa de Abajo en Valverde: Visarend, dwergarend (algemeen), blauwe kiek (een vijftal mannetjes op weg nar Valverde), bruine kiek (300+), kleine torenvalk (kolonie op weg naar Valverde), rode wouw (een 10tal overwinterende vogels), slechtvalk, grijze wouw (door anderen, door ons gemist), grutto (3000+), vale gier (40 nabij Valverde), bonte strandloper, zwarte ruiter, groenpoot, watersnip, kemphaan, witgat, kluut, steltkluut, marmereend (6 vogels), zomertaling (mannetje), pijlstaart, smient, krooneend, zwarte ibis (1000+ lange slierten vaak overvliegend), knobbelmeerkoet, purperkoet, lepelaar, flamingo (2000+), kraanvogel, ralreiger (een vijftal), alle overige ‘witte’reigers, kwak, kraanvogel (toch nog een groep van 100 vogels), zwarte ooievaar (algemeen), reuzenstern, grote stern, kuifkoekoek, kalanderleeuwerik, grauwe gors, hop, klapekster, vale gierzwaluw (zou de laatste jaren zelfs in Sevilla overwinteren), boerenzwaluw (100den), huiszwaluw (100den), rugsteeppad, zuideuropese boomkikkers, veenmol.
De Lagune van Abajo lag vol met vogels. De marmereendjes lagen steeds pal voor de eilandjes in de beschutte zones
Groepen flamingo’s, grutto’s en zwarte ibissen vliegen af en aan.
Tijdens de trek kun je hier enorme aantallen watervogels aantreffen. Op de dehesa broedt Europa’s grootste kolonie boom broedende ooievaars: 500 paartjes. De dehesa wordt ook regelmatig bezocht door 2 lynxen van de Aznalcazar populatie. In de inforuimte hangt een fantastische foto van 2 lynxen die op 1 km van de parking genomen is. Op zaterdagmorgen nemen we afscheid. Pierre en Mieke hebben, inclusief enkele Extremadura bezoekjes, een week om thuis te komen. Wij vertrekken naar El Rocio. Aangezien het weercijfer de komende 2 weken niet onder de 9 komt, gaan we hier nog wat fietsen en wandelen. Op de camping La Aldea komen we dezelfde Nederlander die we een dag eerder de lynx plaats gaven. Als ik maandagavond naar ‘mijn’ lynx plaatsje fiets, zie ik tot mijn stomme verbazing dat hij met een zestal andere campinggasten staat te posten. Geïrriteerd vraag ik hem waarom het nodig is de halve camping te mobiliseren na een, in vertrouwen, gegeven plaats. Eigenlijk heb ik hem niets te verwijten want het is mijn eigen schuld. Weer een lesje geleerd. Zijn Vlaamse buurman op de camping, een fotograaf, heeft (als een vloek in het landschap) zelfs stelling genomen pal tegen het raster waarlangs de lynxen zich gewoonlijk verplaatsen. Het lukt me niet mijn ergernis te verbergen. Boos voorspel ik ze van welk pad de lynx de dehesa zal oplopen, hoe hij de Belg gewaar zal worden en vervolgens dieper de dehesa in zal lopen, in plaats van naar het hoofdpad. Meestal komt dit soort boude uitspraken als een boemerang op me terug. De Vlaming blijft alvast halsstarrig zitten. Hij vindt de foto blijkbaar belangrijker dan mijn hypothetische scenario. “Kein Respekt” fluistert mijn Zwitserse buurman Emil (ook door de Nederlander opgetrommeld). Hij lijkt partij voor mijn zienswijze gekozen te hebben. Loes maant me tot kalmte. En warempel: een uur later gebeurt exact wat ik voorspelde: op 50 meter komt een lynx uit de dehesa gewandeld, monstert het hoofdpad en de spierwitte kop van de
Vlaming en wandelt dieper de dehesa in. De Vlaming heeft alleen kontfoto’s. Gelukkig draait de lynx zich nog eenmaal om. Hij is dan al op grote afstand. De Belg heeft zijn foto (en Loes ook maar dan op veilige afstand en met hek). Ik ben nog altijd boos. Dat dit prachtige dier door ons zijn gedrag heeft moeten veranderen, steekt me.
Door de verstorende invloed van een Vlaamse fotograaf, koos deze lynx (zij het relaxed) het hazenpad. Het is een jong mannetje van 2 jaar. Dit is een van de weinige lynxen met zowel Doňana als Andŭjar bloed. De moeder is een Doňana lynx en de vader is Baja, de hier uitgezette wilde Andŭjar lynx. Baja zagen we vier jaar geleden met Vital, foto Loes Als Loes en ik ’s avonds een pilsje pakken in het restaurant, schuift de rest, m.u.v. de Vlaming, aan. Mijn status blijkt veranderd te zijn. “Elk nadeel hep zijn voordeel” oreerde het orakel al. Ook nu: We maken nader kennis met de Zwitser die ook op de camping onze buurman blijkt te zijn. Emil Rechsteiner is een eminent Zwitsers fotograaf met onwaarschijnlijk mooie foto’s van bijv lammergieren, maar ook orchideeën: Zie: www.rhone-web.ch/heimatkunst/rechsteiner/ Zelf had hij die avond geen fotospullen bij zich. Met zijn 70 jaar is Emil, dank zij vele bergwandelingen, ongelooflijk kras. Elke avond overbrugt hij de 5 km naar de lynxplek te voet. Hij komt me uitleggen wat zijn tactiek gaat zijn de komende dagen: Hij leent een ladder op de camping, rijdt met z’n camper zo ver als mogelijk is, legt de rest van de afstand (1,5 km) met de ladder en de fotospullen op zijn rug te voet af en klimt in de oude pijnboom die op het lynx pad uitkijkt. Voor de lynx zal hij vrijwel onzichtbaar zijn en hij heeft vrij uitzicht zonder het beeldverpestende hekwerk. Met al die belangstelling concentreer ik me toch maar op een andere plek die me tijdens onze campertochtjes met Pierre en Mieke al eerder opgevallen was. Het is 7 km fietsen maar na 4 km kom je in een beschermd halfopen landschap dat aan het pinewood grenst. Hier lopen nog altijd volop konijntjes. Door een openstaande poort kom ik na 1,5 km, aan een wondermooie randvlakte van het pinewood. Ik zit, op 100 meter van het zandpad, uit het zicht van alles en iedereen en op (hemelsbreed) nog geen km afstand van de anderen. Ik reken op niets, zeker als een vos voor me langs loopt. “Waar lynxen zitten, zitten weinig vossen en mangoestes”, leerde Doňana ranger Enrique me destijds. Als ik een half uur later op 100 meter afstand een tiental blauwe eksters fel alarmerend zie stoten op een onzichtbaar punt aan de voet van een steeneik, denk ik dan ook aan een vos. Voetje voor voetje beweeg ik me geluidloos naar het punt. De blauwe eksters zijn inmiddels gevlogen. Op 15 meter ben ik er zeker van dat ik een mogelijke vos (of toch lynx) zou hebben zien liggen. “Een hermelijntje of zoiets”, concludeer ik. Ik overbrug de laatste meters als er …. vanuit het niets….een lynx opstaat en de bush inloopt. Na 10 seconden ben ik hem kwijt. Bij elke lynx giert de adrenaline door je lijf maar nu ben ik te verbaasd. Ik geef mezelf een stevige reprimande, gezakt voor het Arendsoogexamen.
Emil brengt enkele avonden uren door in de boom. Hij zal de lynx slechts eenmaal zien en dat is de avond waarop hij zijn fototoestel niet bij heeft.
Blauwe eksters kunnen heel fel reageren op een passerende lynx, foto Emil
Inmiddels hebben de anderen enkele vruchteloze avonden doorgebracht. Dat verbaast me niet. De Vlaming heeft zich de kritiek een beetje aangetrokken, hij heeft het hek ‘versierd’ met groene takken en zichzelf van top tot teen in camouflagekleding gestoken. In Europa’s laatste ongerepte gebieden ervaar ik de laatste jaren steeds meer de storende invloed die fotografen uitoefenen. Het zijn, de goeden niet te na gesproken, vaak mensen met weinig kennis van zaken, weinig respect voor hun object en de hinderlijke eigenschap om steevast hun kaartje te overhandigen met daarop hun website. Ze moeten immers hun foto’s showen. Op onze laatste avond zijn alleen de Nederlander, Emil en ik ter plaatse. Emil zit voor de zoveelste avond in de boom. Na een wandelingetje zie ik een jeep met daarin 2 Doňana rangers bij de Nederlander staan. Zij adviseren hem niet op deze plaats te posten omdat lynxen op deze plaats vaak oversteken. Ik voeg me bij het groepje. Tot mijn stomme verbazing is Enrique een van de rangers. Drie jaar geleden mocht ik met Enrique in zijn jeep het park in en hadden we lange gesprekken over het wel en wee van de iberische lynx. Hij woont nu in het park te midden van de lynxen. Na een ferme handdruk vertelt Enrique, heel wat vriendelijker nu, dat de druk van lynxwatchers en –fotografen op zich verplaatsende, jagende lynxen steeds groter wordt. Als voorbeeld laat hij een foto zien van iemand die hij vanmorgen weggestuurd heeft. Het is onze Vlaamse vriend die, na onze kritiek, maar de ochtenden uitgekozen heeft om de ultieme lynxfoto te maken. Enrique geeft tal van voorbeelden (geluid afdraaien, geurmiddelen, fototraps, betreden park etc) waarvan een toenemend aantal fotografen zich bedient om lynxen vast te leggen. Terwijl hij zijn lijst afwerkt, hoor ik gekraak naast mij. Ik houd mijn hart vast want het is de tot dan toe onontdekte Emil die naar beneden klautert. Even later komt hij vanachter de boom met de ladder op de schouder tot stomme verbazing van beide rangers. “Maar……. deze is nieuw voor mij,” reageert Enrique gevat en, net als de Vlaming, moet Emil met de ladder op de foto. Loes laat haar foto zien van de kleine lynx van enkele dagen eerder. Enrique kent elke individuele lynx. Het levert een verrassing op. De lynx is een nakomeling van een Andŭjar mannetje (Baja) en een Doňana wijfje, een van de eerste lynxen met mixed blood. Baja is uitgezet met het doel een verdere genenverarming van de Doňana populatie tegen te gaan. Enrique besluit wat triestig met de te verwachten a.s. catastrofe die de iberische lynx te wachten staat. De Aziatische virusziekte die de konijnen in rap tempo wegvaagt, heeft nu ook de Doňana bereikt. Als voorbeeld laat hij 2 in plastic ingepakte konijnenlijkjes zien. Hij vreest voor de totale instorting van de populatie van de iberische lynx. Hij vertelt dat er in Andŭjar al nauwelijks jongen geboren zijn. De Andŭjar populatie zou al inkrimpen. Dit is waar men al jaren bang voor is. Benieuwd hoe dit gaat aflopen. We bezoeken de infocentra La Rocina en Acebuche waar, gewoontegetrouw, weinig is te zien. Een bezoek aan de Atlantische Oceaan, 14 km ten noordwesten van Matalascanas, levert een 40tal migrerende grote jagers op. Een prachtig gezicht. Ze zijn vaak in gevecht met meeuwen, liggen op het water of trekken, solitair of in kleine groepjes, niet ver uit de kust noordwaarts. Tijdens een dag gegarandeerd goed weer besluiten we vanuit de camping Valverde te bezoeken. Bij Casa la Bomba nemen we de rechtertak en rijden bij de T-kruising ter hoogte van het infocentrum 5 km naar rechts tot de afsluitpoort waar het niet toegankelijke deel van het Nationaal Park begint. Daar beginnen de pinewoods van de Doňana. Pas hier zien we onze eerste 2 grijze wouwen. Verder 3 keizerarenden, een 10tal rode wouwen, een mannetje blauwe kiek, smelleken en een 50tal vale gieren pal langs de weg bij het kadaver van een paard. Het is de laatste dagen weer schitterend weer. Tijdens het weekend verlaten we de camping niet. De natuurgebieden worden dan overstroomd door Spanjaarden. Loes bezoekt dan steevast het gerenommeerde kerkje in El Rocio. Ook laten we ons het ‘menu del dia’ in het aangrenzende restaurant goed smaken.
Tussen Vada de Simon en Casa la Bomba kwamen we steevast een vijftal kuifkoekoeken tegen, voor Emil was de ‘häherkuckuck’ een nieuwe soort waarop hij zijn grote kwaliteiten als fotograaf kon botvieren. foto Emil
Deze vale gieren zijn zo volgevreten, dat het ze niet lukt het luchtruim te kiezen, De in de Doňana overwinterende vale gieren broeden in de Grazalema Sierra. In dit gedeelte van de Doňana met veel herten, koeien en paarden vinden ze hun tafeltje gedekt. Dit maal betrof het een dood paard, dat zo vriendelijk was zijn laatste adem pal tegen het grindpad uit te blazen, foto’s Loes
EL Rocio is in Spanje beroemd om de jaarlijkse pelgrimstocht (Romeria del Rocio). Het dorp telt maar 1600 inwoners. Maar op de 49ste dag na Pasen bezoeken een miljoen zuidelijke Spanjaarden het stadje te paard of met paard en wagen. In zogenaamde Hermandads (broederschappen) komen ze ‘La Blanca Paloma’ (de maagd Maria) aanbidden in traditionele flamencokleding. De camping vraagt dan € 75 per nacht voor een staanplaats, heel wat meer dan de € 16 die wij nu betalen, foto Loes
Op zondag bezoekt Loes steevast het kerkje in El Rocio. De kerk zit steeds afgeladen vol, niet alleen met Spanjaarden maar ook veel toeristen bezoeken de kerkdienst. De dienst wordt begeleid door gitaarmuziek van steeds wisselende ‘Hermandads’. Ik bewonderde toen de vogelrijkdom in het aangrenzende ‘El Madre’ maar elke zondag probeert men met harde karbietklappen de boze geesten weg te jagen. Dat lukte bij mij wonderbaarlijk snel, foto Loes
Op maandag 24 februari rijden we weer naar Dehesa de Abajo. We worden hartelijk verwelkomd door het personeel en de hond die we tijdens ons vorige bezoek al stevig verwend hebben. Nu heb ik een paar blikken hondenvoer bij wat me een eeuwigdurende vriendschap oplevert. Ons eerste wandelingetje langs de wegkant van ‘Laguna de Rianzuela’ levert al een groepje van 5 marmereenden, 2 witoogeenden, 2 knobbelmeerkoeten en de bekende rits aan roofvogel-, steltloper- en eendensoorten op. Na het openstellen van het infocentrum is het wat drukker geworden hier. Elke dag arriveren er wel een paar bussen. Ook nu zijn we € 10 per dag kwijt (€ 5 parkeerkosten en € 5 overnachtingskosten). Anderzijds hebben we gratis Internet, elektriciteit en kunnen wat eten of een kopje koffie drinken. Op kennis van vogels hoef je in een Spaans infocentrum overigens niet te rekenen. De vriendelijkheid van de mensen maakt veel goed.
Tijdens ons laatste bezoek aan Dehesa de Abajo op 4 maart met Emil, wemelde het nog altijd van de grutto’s. De compacte bruine groep zijn allemaal grutto’s, meer dan 1000 schatten we, foto Emil
Marmereendjes liggen meestal ver weg (hier een groep van 5). Zoek ze nooit tussen de massa’s eenden op het open water maar altijd in de beschutting van eilandjes, rietkragen etc. Als broedbiotoop hebben ze voorkeur voor plas/dras gebieden die steeds zeldzamer worden. Met Pierre stelden we mijn Swarovski en zijn stokoude Kowa telescoop naast elkaar op, beide gericht op de marmers. Zijn Kowa geeft nog altijd een scherp beeld maar je gaat (na een blik door de Swarovski) wel spontaan op zoek naar de lichtknop.
De grauwe gors is ontzettend talrijk tussen Abajo en Valverde, foto Loes
Overzicht van de belangrijkste waarnemingen Abajo/Valverde e.o. t/m februari: keizerarend (5 vogels: zowel op de marisma’s als vanaf de toegangspoort naar Doňana), slangenarend (enkele vogels vanaf eind februari), visarend (een vijftal vogels), dwergarend (alg boven Abajo), vale gier (algemeen tegen het N.P.), zwarte wouw (sterk in aantal toenemend vanaf half februari), rode wouw (15tal maar veel minder algemeen dan 7 jaar geleden), grijze wouw (dit jaar alleen maar vanaf toegangspoort Doňana), blauwe kiek (een 15tal vogels, overwegend mannetjes), bruine kiek, smelleken (slechts 3), torenvalk, kleine torenvalk, slechtvalk (3 vogels, 1 ervan met zeer lichtgrijs vleugeldek, sterk denkend aan lanner), velduil (slechts 2 vogels), kerkuil (zie Loes’ foto), steenuil, geoorde fuut, dodaars, goudplevier, kluut, steltkluut, bonte strandloper, kemphaan, groenpoot, witgat, watersnip, grutto (3000+ vogels), lepelaar (algemeen), zwarte ooievaar (een 10tal vogels), flamingo, kraanvogel (300+), zwarte ibis (1000den), kwak (100den), knobbelmeerkoet, grote zilver, kleine zilver, koereiger, ralreiger (enkele overwinterende exx), kwartel (vanaf eind febr. roepend op meerdere plaatsen), marmereend (8 vogels op Abajo), witoogeend (2 vogels op Abajo), smient, pijlstaart, krooneend, reuzenstern (5 vogels), grote stern, klapekster, hop, kuifkoekoek, ijsvogel, kalanderleeuwerik (groepen van 100+ maar ook zingend), kleine kortteenleeuwerik (groepen maar ook zingend), veldleeuwerik, boomleeuwerik (zingend), grauwe gors (overal zingend), kleine zwartkop, provençaalse grasmus, blauwborst, europese kanarie, spaanse mus, vale gierzwaluw (alg), gierzwaluw (vanaf eind februari), boeren-, oever- en huiszwaluw (vanaf half februari nestelend in El Rocio), lynx (jong mannetje Abajo), mangoeste (samen met Emil 2 langzaam overstekende dieren op 15 meter), vos, damhert (algemeen tegen N.P.), edelhert (algemeen tegen N.P.)
Het heropende infocentrum van Dehesa de Abajo. Het is heerlijk overnachten met de camper. De dehesa bestaat uit de wondermooie Laguna de Rianzuela. Op de overige 400 ha groeien superoude wilde olijfbomen waar 400 paartjes ooievaars in broeden. De dehesa grenst aan het Aznalcalzar Pinewood van waaruit lynxen de dehesa bezoeken, foto Loes
‘s Morgens en ‘s avonds maak ik steeds even een fietstochtje door de Abajo dehesa. Van vorige bezoeken weet ik dat lynxen regelmatig deze dehesa bezoeken vanuit het aangrenzende Aznalcalzar Pinewood. Mogelijk is er zelfs al een residentieel paartje in de Abajo dehesa. Om de lynxen te lokken zijn overal konijnenburchten gecreëerd en uitgerasterd om de lynxen van voldoende voedsel te voorzien. In het infocentrum hangt een prachtige foto van een paartje. De foto is op één km van de parking genomen. Op onze tweede avond fiets ik om 17.00 uur de dehesa op. Ik kijk vooral naar links en rechts maar (na 1400 m) zie ik in een ooghoek 200 meter voor me de glimp van een overstekende lynx die in de struiken verdwijnt. Het is een waarneming van niets maar volgens mij heeft de lynx mij ook niet gezien. Ik zet de fiets aan de kant, overbrug de 200 meter en wacht een tiental minuten. Lynxen slaan zelden op de vlucht en als ze al opgeschrikt worden, verwijderen ze zich meestal op hun dooie gemak en meestal niet ver. Het wachten levert niets op. Wijs geworden door mijn ervaring bij Casa de Encantadas sluip ik super behoedzaam de dehesa in. Net als bij visotters is het een absolute voorwaarde dat je de lynx eerder ziet dan hij jou. Op nog geen 100 meter van het pad word ik gered door een struikje waarachter ik (op 15 meter, met het blote oog) beweging zie. Het is de lynx die zich, heerlijk relaxed, aan het wassen is. Hij heeft een blauwe collar om. Ik laat me op m’n knieën zakken en kijk zeker 10 minuten gebiologeerd door mijn kijker naar de prachtige kop. Ik word tenslotte moe in mijn armen maar besef dat dit wel eens mijn laatste iberische lynx kan zijn. Soms onderbreekt hij de wasbeurt, houdt zijn kop stil en lijkt me recht aan te kijken. Toch denk ik dat hij gewoon richting pad kijk. Dit is mijn zesde lynx maar de mooiste van de reis. Dit is mijn LSD. Elke lynxwaarneming geeft een euforisch gevoel. Je raakt eraan verslaafd en het is afkicken als je zijn gebied verlaat. En.. toch nog geslaagd voor het Arendsoog examen (al is het via een her-). Na 10 minuten wordt een luidruchtige groep Spaanse mountainbikers hem wat te veel. Hij staat op en wandelt dieper de dehesa in. Soms zou ik wel eens willen weten hoeveel lynxen ik al, zonder het te weten, op enkele tientallen meters gepasseerd ben. Loes is verbaasd dat ik zo snel terug ben. Van de 25 minuten dat ik weg ben geweest, heb ik 10 minuten naar een lynx gekeken. Een ijskoude ‘Heineken’ is dan het enige passende vervolg op deze super waarneming. De ecoloog van het reservaat feliciteert me even later en zegt dat er de laatste 2 maanden geen lynxen zijn gezien en dat de voedselsituatie zeer nijpend is. Hij informeert me dat de Abajo lynx(en) overgeschakeld zijn op waterhoentjes en meerkoeten. Hij kent de ‘bluecollared’ lynx. Het is het tweejarige jong van het paartje op de foto in het infocentrum. Een dag later (26 februari) gaan we met de camper, laat in de middag, op zoek naar velduilen. We zien er 2 maar de show wordt gestolen door een kerkuil (om 18.30 uur) die op een identieke wijze, al jagend, met de camper meevliegt als 2 jaar geleden (op dezelfde plaats) een velduil deed.
Op zoek naar velduilen verraste deze kerkuil ons (18.30 uur). We zagen hem niet alleen op identieke wijze maar ook nog eens op dezelfde plaats (misschien wel hetzelfde paaltje) als twee jaar geleden de velduil. Je ziet het ondergaande zonnetje in zijn rechteroog. Op deze foto kijkt hij ons aan maar meestal richtte de uil de kop omlaag op zoek naar prooi. We zijn overigens stomverbaasd over de mogelijkheden van Loes’ ‘eenvoudige’ Panasonic Lumix maar ook de fotografe verdient natuurlijk de nodige credits, foto Loes
Deze velduil vloog 2 jaar geleden naast de auto met ons mee. Net als de kerkuil, meestal met de kop omlaag op zoek naar prooi in de slootrand. Er zouden dat jaar 22 velduilen in de marisma’s rond Valverde overwinterd hebben. Dit jaar konden we er maar 2 ontdekken, foto Loes
Totaal niet schuw en meestal met de kop omlaag, op zoek naar mogelijke prooi, foto Loes Na deze prachtige ervaringen nemen we afscheid van de hond die elke nacht trouw tegen de camper aan lag. Hopelijk overleeft hij het zonder baasje. We rijden naar een prachtig stukje natuur in het breedste deel van de Corridor Verde tussen Villamanrique en het Aznalcazar Pinewood. De parking bij het Mariabeeld in de Vado de Quema is ons wat te druk maar 300 meter verder vinden we een hemels picknickplekje. De Corridor Verde is ontstaan door een dambreuk rond de ijzermijnen in Aznalcollar. Een modderstroom van 6 miljoen ton zware metalen stroomde in het dal van de Guadiamar rivier. Meer dan 4000 ha grond werd besmet door de giftige modderstroom. Dit was aanleiding tot het inrichten van een groene corridor langs de rivier. De natuur heeft zich sindsdien spectaculair hersteld. Vissen, jagen en het weiden van vee is tot op de dag van vandaag verboden in de groene corridor. In feite is de natuur in de coridor nu veel rijker dan voor de ramp. De lynx gebruikt de groene corridor als migratiemogelijkheid tussen zijn kerngebied en het Axnalcazar Pinewood waar nu een 15tal lynxen zouden leven.
We zitten nog maar net of er hangen 3 slangenarenden, 2 zwarte ooievaars en 2 grijze wouwen boven ons. De grijze wouwen zijn aan het baltsen en jagen een buizerd weg. We maken een wandeling door de Corridor en hopen op onze eerste roodkopklauwier maar die laat het nog afweten.
Een hemels picknickplekje in de Corridor Verde met o.a. grijze wouwen, zwarte ooievaars en slangenarenden boven ons. Ik maak wat fietstochtjes her en der. Loes verkiest korte wandelingetjes en het zonnetje, foto Loes ’s Avonds fiets ik (3 km) naar het Aznalcazar Pinewood. Er zouden tussen de 10 tot 15 lynxen rondlopen in de Pinewoods. De aangrenzende Dehesa de Tornero zou een van de betere plaatsen zijn. Ik blijf rondstruinen tot roepende bos- en steenuilen me er op attent maken dat ik terug moet. De volgende ochtend, vrijdag, maak ik een mooie fietstocht dwars door de Corridor Verde tot ik weer bij Dehesa de Tornero aan de rand van het Aznalcazar Pinewood uitkom. Ik stop regelmatig om de dehesa in te kijken. Tot mijn stomme verbazing zie ik een lynx op de open dehesa richting Pinewoods lopen. Het is nauwelijks te geloven maar dit is toch echt mijn zevende lynx in vijf verschillende gebieden. Misschien noodzaakt het gebrek aan voedsel de lynxen tot veel trektochten of heb ik gewoon geluk gehad of begin ik er misschien toch een beetje kijk op te krijgen. Terug bij de camper blijkt het erg druk te zijn met wandelaars, mountainbikers etc. Het is de dag van Andalusië, een feestdag die in het teken staat van de eigen culturele identiteit van Andalusië. Voor de volgende dag (zaterdag) wordt er slecht weer voorspeld zodat we besluiten nog maar een weekendje op de camping in El Rocio door te brengen.
Op zoek naar de roodkopklauwier in de Corridor Verde. Het weiden van vee is verboden. Waarom er wel paarden mogen lopen, is mij onduidelijk. Het zal wel iets met menselijke consumptie te maken hebben. Dit veulen had een sms’je ontvangen van de Abajo hond en hoopt op een blik paardenvoer, foto Loes Op de camping hernieuwen we de kennismaking met Helene en Emil. Emil is een voortreffelijk fotograaf maar kent de plekjes niet zo goed. Het duurt dan ook niet lang voor we besluiten een autotootje te huren en 2 dagen samen op te trekken. Dat levert niet alleen mooie foto’s (zie hierboven en Emils website) maar ook mooie waarnemingen op. Top of the bill zijn de 2 mangoestes die, pal voor de auto, op hun gemak, het grindpad oversteken. Ooit eenmaal had ik een vluchtige waarneming van een mangoeste in de Doňana. Vele malen heb ik er daarna bewust naar gezocht en nu komen ze, totaal onverwacht, fantastisch in mijn blikveld. Maar zo gaat het vaak, leert de ervaring. Na bijna 3 weken nemen we afscheid van de Coto Doňana. Zeven verschillende lynxen op 5 verschillende plaatsen is de rijke oogst van Andŭjar en de Coto Doňana. Twee lynxen in Andŭjar en vijf in de Coto. Toch staat de iberische lynx een zwarte en zware toekomst te wachten. Tijdens het schrijven van dit verslag vaagt een nieuwe Aziatische virusziekte de konijnenstand volledig weg. De specialisten die ik spreek, vrezen het ergste. De Andŭjar populatie zou al inkrimpen. De ziekte heeft nu ook Doňana bereikt. We rijden naar Castro Verde, een fenomenaal steppegebied in de Alentejo in Zuid-Portugal. De zuidelijke Portugese snelweg IP 1 is recent tolweg geworden. Onmiddellijk na de oversteek van de grensrivier de Guadiana draaien we, pal na de tolpoort, rechtsaf op de N 122, IC 27 richting Mértola en rijden, parallel aan de Spaanse grens en de Guadiana door een prachtig landschap naar het noorden. Het is druk op de camping in Castro Verde. Elk jaar staan hier
vooral (afstandelijke) Finnen. We installeren ons en betalen (met korting van de ANWB “Camping Key”) € 7,50 per nacht. Er is openbare, gratis WIFI die echter regelmatig uitvalt. Deze camping is een van de goedkoopste die we kennen, zo betaal je voor de wasmachine € 1,50 en de droger € 1,00. De was ligt in een recordtijd weer zuiver in de kastjes. Ik dacht dat ik het steppegebied op mijn duimpje kende maar tijdens een van onze vele fietstochtjes ontdek ik toch nog een mij onbekend vrijwel onberoerd steppegebied waar kleine trap (groep van 200 vogels) en grote trap (groep van 60 vogels, waarvan 45 hanen) talrijk zijn. Informatie bij het infocentrum leert me dat dit gebied in particuliere handen is. De boer krijgt weliswaar vergoeding voor zijn extensieve beheer maar steeds ligt het gevaar op de loer dat je het gebied het jaar daarop omgeploegd aantreft. Het projectgebied (Natura 2000) van Castro Verde is 80.000 ha groot waarvan LPN (Ligue for the Protection of Nature) 2000 ha in eigendom heeft. LPN is een particuliere instelling. De conservatieve lokale, regionale en nationale overheden in Portugal bekommeren zich al jaren niet om de natuurwaarden van hun land. LPN moet het vooral van Europese steun hebben. Op hun eigendom houden ze het aloude drieslagstelsel in stand. Extensief beheerde graanvelden worden omgeploegd en blijven enkele jaren braak liggen. Zo ontstaat er een mooie mozaïek van graanvelden, geploegd land en braak land met veel bloemen (de zgn fallows). Deze beheersvorm is zeer aantrekkelijk voor tal van zeldzame steppenvogels. Helaas wordt het agrarisch beheer in de overige 78.000 ha steeds intensiever waardoor de biodiversiteit achteruit gaat. Met kunstmest heb je het drieslagstelsel immers niet nodig. Toch heeft het gebied nog veel te bieden. Het is, samen met het Spaanse Villafafila, een van de laatste interessante steppegebieden in West Europa. Vooral nu ook de steppes van de Extremadura ten prooi zijn gevallen aan overbegrazing en intensieve landbouw. Vanaf 7 maart hebben we een uiterst aangenaam weekje. Onder een heerlijk zonnetje maken we elke dag lange fietstochtjes door de mooiste steppes en dehesa’s die we weten te liggen. Het zonnetje doet de temperaturen tot boven de 20 graden oplopen. Na de meeste fietstochtjes leggen we (soms doodmoe) aan bij het restaurantje La Paniche in Castro Verde. Een dagmenu kost hier € 7,50. Dit is inclusief ½ liter wijn, salade, een toetje en koffie.
Er leven bijna 1000 grote trappen in de Castro Verde. Op de lekking areas zie je ze, in deze tijd van het jaar, overal baltsen. Dit zijn 2 overvliegende wijfjes. Grote trappen zijn Europa’s zwaarst vliegende vogels. De imposante mannetjes wegen maar liefst 16 kg, foto Emil In Guerreiro overnachten we weer 2 nachten bij de bushalte. De lokale bevolking (enkele tientallen mensen) heeft er geen problemen mee. Vorig jaar veranderden Mieke en Loes deze
bushalte in een heus friteskot terwijl Pierre en ik vanuit onze luie stoeltjes naar overvliegende trappen, keizerarenden, monniksgieren en vale gieren keken. Ook dit jaar doen we de mooiste waarnemingen in de omgeving van dit gehuchtje. Op een warme avond zien we (vanaf ons geheime heuveltje) 42 grote traphanen en 31 kleine trappen heerlijk door elkaar ravotten, beide soorten baltsend. De mannetjes kleine trap rennend als gekken door de groep. Soms maken ze korte vliegsprongetje met opgeheven kop. Andere stilstaande mannetjes brengen de kop omhoog en stoten het typische prrrrt uit. Ook zien we vaak de karakteristieke baltsvlucht met de wat tragere vleugelslagen waarbij de vleugels laag gehouden worden. Probleem is dat je niet weet waar je je telescoop moet richten. Er is overal wat gaande. Pal naast en tussen de kleine trappen ontluiken, vanuit het niets, witte vlekken in de vlakte: baltsende grote traphanen. Het testosterongehalte is dermate hoog dat de trappen zelfs hun soortgenoten fysiek belagen waarbij de veren in het rond vliegen. Het auditieve decor van dit prachtige schouwspel zijn roepende kwartels, steenuiltjes en kalanders. Boven de trappen zweven gieren, rode wouwen, blauwe kieken en witte ooievaars. Het schemert al als we naar de camper terug fietsen. Overal rondom ons roepen grielen, tot zelfs vlak bij de camper. Waarnemingen Castro Verde: steenarend (1 juv vogel), keizerarend (tenminste 4 vogels w.o. een adulte vogel), slangenarend, dwergarend, vale gier, monniksgier (steeds 2 vanaf bushalte Guerreiro), kleine torenvalk (200+), rode wouw (talrijk), zwarte wouw, blauwe kiek (overwinterende vogels), bruine kiek, smelleken, steenuil (talrijk), kerkuil, grote trap (300+ met balts op meerdere lekking areas, grootste groep 60 vogels waarvan 45 hanen), kleine trap (eenmaal groep van 200 vogels, balts begint aanvang maart), griel (w.o. groep van 15, steeds luid roepend in de omgeving van Guerreiro), zwartbuikzandhoen (regelmatig, grootste groep 11 vogels), rode patrijs, blauwe ekster, witte ooievaar (talrijk), kraanvogel (late solitaire vogel), kwartel (overal roepend), kalander (overal zingend), grauwe gors (zeer talrijk), zuidelijke klapekster (30+), roodkopklauwier (de eerste vogel pas op 12-3), hop, kuifkoekoek, roodstuitzwaluw, kortteen-, veld-, boom-, kuif- en thekla leeuwerik.
Steenuiltjes zijn talrijk in Castro Verde. Het mannetje geneert zich niet voor de fotograaf maar t wijfje kijkt (met één oog) argwanend toe, foto Emil
De karakteristieke pose van een steenuiltje, foto Emil.
We hebben helaas te weinig tijd om de komst van de grauwe kieken, bijeneters en scharrelaars af te wachten. Langzaam maar zeker beginnen we aan de thuisreis. Om niet al te ver af te hoeven wijken, bezoeken we alleen 2 magistrale roofvogelgebieden in de siërra San Pedro (de westelijke Extremadura): het kapelletje op de heuveltop 7 km ten zuiden van Aliseda en het dal van de Rio Salor, 3 km ten noorden van Herreruela. Op beide plaatsen brengen we een nacht door en laten van 9 tot 14.00 het (roof)vogelgeweld over ons komen. In het dal van de Rio Salor hebben we nog een bijzondere waarneming. Tijdens de schemeravond van 15 maart ontdek ik een vissende otter aan de andere kant van de brug. De camper staat aan de verkeerde kant van de rivier zodat ik Loes niet kan waarschuwen. Als de zon de volgende ochtend opkomt, zijn we beide present. Een Spanjereis zonder visotter is als frites zonder mayo. Een uur lang turen we vergeefs de rivier af: geen otters. Na het ontbijt plaats ik mijn ducdalf zo dat ik de hele rivier in beeld heb: geen otters. Vanaf 11.00 uur gaat het hele roofvogelscala hier de lucht in wat een andere setting vraagt. De blik is nu opwaarts gericht. Het is echter een tweede natuur geworden om af en toe de rivier te scannen en waarachtig; rond 12.00 uur zien we een visotter die op zijn gemak een vis aan het oppeuzelen is. Als de buit binnen is, hervat hij de jacht. De kleine visjes worden met de kop boven water opgegeten, voor de grotere vissen gaat hij aan de kant of zoekt een boven water uitstekend rotsblok op. Nu kunnen we gedurende een half uur lang allebei de visotter bekijken. Het blijft een ongelooflijk sierlijk, behendig, speels en koddig dier. Heerlijk om naar te kijken vooral als de otter geen enkel benul heeft van je aanwezigheid. Waarnemingen kapelletje Aliseda en de Rio Salor vallei: keizerarend (adulte vogels boven het kapelletje, juveniele vogels boven de Rio Salor), steenarend (3 vogels boven de Rio Salor, 2 boven het kapelletje), slangenarend, havikarend (2 exx boven beide plaatsen), dwergarend, monniksgier (talrijk, vanuit het kapelletje ook te zien op nest), vale gier, aasgier (op beide plaatsen 2 vogels), zwarte ooievaar, zwarte wouw, hop, ijsvogel, blauwe rotslijster, zwarte tapuit, grijze gors, boomleeuwerik, appelvink, grote gele kwik, oeverloper, witgatje.
De zwarte ooievaar is een bekende verschijning boven de Portillo del Tietar en de Rio Salor, foto Emil
Zowel bij Portillo del Tietar als bij het (verlaten) stationnetje van Herreruela komen vale en monniksgieren soms op ooghoogte over, foto Emil Na de lynx-, visotter- en mangoestesuccessen besluiten we een ultieme poging te doen voor de iberische wolf in siërra de la Culebra in Noord West Spanje. Ik weet een plek waar hij vorig jaar jongen heeft grootgebracht. Onderweg overnachten we in camping Monfragüe. We worden omhelsd door receptioniste Marion en krijgen een ferme handdruk van de obers en de eigenares in het restaurant. We zijn zo voldaan dat we niet eens de moeite nemen om het aangrenzende park te bezoeken. We overbruggen de 300 km naar de Culebra. Onderweg kunnen we met de grootste moeite een parelhagedis ontwijken. Een dag later posten we een avond en een ochtend langs de bekende pista in siërra de la Culebra. We zien reeën, edelherten, wilde zwijnen, een vos maar geen wolven. Niet elk schot is een eendvogel. Ook de iberische bruine beer moet wachten tot dit najaar; slecht weer in siërra de Somiedo drijft ons versneld naar Frankrijk. De gewonnen dagen maken we goed door 2 formidabele maaltijden te nuttigen in Auberge de la Gabriëre. Ook hier staat het vogelen, mede door het matige weer, op een laag pitje. Het thuisgevoel overheerst. Niet geplaagd door files komen we op 23 maart in het vertrouwde Chaam waar talloze zaken om aandacht vragen. Alleen de weegschaal blijft onberoerd. Toch hopen we op 23 april weer richting Baltische Staten te vertrekken. Het leven is zwaar. Johan en Loes Schaerlaeckens,
[email protected]