Overwinteren in Spanje 2012 -2013 Het is al weer het zesde jaar op rij dat we overwinteren in Zuid-Spanje. Het zal een gedenkwaardige reis worden met bizar mooie waarnemingen van iberische lynxen, visotters en zeldzame steppenvogels. Hieronder volgt een samenvatting van onze avonturen. Door: Johan en Loes Schaerlaeckens Op zondag 9 december 2012 vertrekken we om 9.00 uur in onze camper richting Spanje. Sneeuw en regen teisteren noordelijk Europa. Het plan om Lac du Der en de gorges van de Jonte en de Tarn te bezoeken verdwijnt in de prullenbak. Ook de tolvrije maar 1000 meter hoog gelegen route ten zuiden van Clermond Ferrand moet eraan geloven. We nemen de kortste, snelste (en duurste) (tol)route naar het zuiden. In de Belgische Ardennen daalt de temperatuur tot -3°. Regen verandert in sneeuw. Het wordt zelfs een beetje link als we door een sneeuwlaag moeten ploeteren, een somber begin van de reis. De Crauvlakte Na 2 dagen auto rijden begint de vakantie in de Crauvlaktes, even ten noorden van de Camargue. Met het zonnetje stijgen zowel temperatuur als humeur. De steeds beter beschermde Crauvlakte is een van de laatste toevluchtsoorden van de kleine trap en de enige plaats in Frankrijk waar het witbuikzandhoen voorkomt. Met de kleine trap gaat het mega slecht, vooral in Spanje waar, in record tempo, alle extensieve steppegebieden omgezet zijn/worden in monotone intensieve agrivlaktes. De Crau is de enige plaats waar de kleine trap in aantal toeneemt, vorig jaar overwinterden er zelfs meer dan 2000 vogels. Wij zien er 320 in verschillende groepen (waarvan één 80+). Pas op de laatste dag zien we 2 groepen witbuikzandhoenders. Op de steppes overwinteren veld- en boomleeuweriken, grijze gorzen, rode wouwen, smellekens, blauwe kieken, slechtvalken, kraanvogels en goudplevieren.
Foeragerende watersnip in “Marais de Vigueirat”
De Camargue en de Alpillen We bezoeken een, voor ons, nieuw gebied “Marais de Vigueirat” een stukje Camargue dat tegen de Crau grenst. Er is een mooie wandeling uitgezet over een vlonderpad. Hier kun je met je 80 nog terecht. We zien blauwe en bruine kieken, buidelmezen, vuurgoudhaantjes en onze eerste dwergarend. Een strategisch, goed gecamoufleerde schuilhut kijkt uit over een vogelrijk meer met foeragerende watersnippen en waterrallen binnen handbereik. Ondanks de borden ‘stationnement nocturne interdit´ blijven we overnachten. Langzaam maar zeker verdwijnen alle auto’s tot we alleen staan. Door de heftige mistral kunnen we geen t.v. kijken. We hebben echter 7000+ digitale boeken bij. Onder het warme dekbedje is het heerlijk toeven: Loes op haar iPad, ik op de e-reader, een easy listening muziekje op de achtergrond en een schommelstoelgevoel door de huilende mistralwind rond de wiegende camper. Wie doet ons wat!! In “Les Alpilles” zien we wel alpenheggenmussen maar missen de rotskruiper. In de Camargue doen we een fantastische waarneming van een bastaardarend die we, vol in de telescoop, boven een groep van 500+ krooneenden zien jagen. In de Camargue overwinteren grote aantallen steltlopers, kiekendieven, eenden en ‘zilveren’ reigers. De koddige kleine zwartkoppen en de meer heimelijke provençaalse grasmussen geven een subtropisch gevoel. Op 19 december krijgen we slecht nieuws van zoon Willie. Ze hebben in ons huis ingebroken! Tijdens onze reizen hebben we dit risico al vaak besproken. Het valt gelukkig mee. Er is niets wezenlijks meegenomen. Ook de inbraakschade is beperkt. Onze buren en Willie ruimen alles op en buurman Ben zet nieuwe sluitingen. Met de verzekering treffen we een goede regeling waardoor we de definitieve reparatie kunnen uitstellen. Het levert een naar gevoel op maar we hoeven niet naar huis.
De alom aanwezige kleine zwartkoppen geven je een subtropisch gevoel
Op Etang de Consecanière (Camargue) overwinteren elk jaar zo’n 1000 krooneenden. De prachtige mannetjes vallen al van ver op door hun rode snavel. Dit meer is elke winter een gekend jachtgebied van 2 bastaardarenden Aiguamolls de l’Emporda Het weer is redelijk in de Camargue maar ‘weeronline’ geeft voor noordwest Spanje nog beter weer. Tijd om te vertrekken, Loes verlangt naar de zon. In enkele uurtjes rijden we naar het Natuurpark Aiguamolls de l’Emporda in Noordoost Spanje. We kennen het gebied (en zijn restaurants) inmiddels uitstekend. We zijn net op tijd om een groep wilde zwijnen door de moerassen te zien banjeren. Aiguamolls is zo´n ander perfect “ouden van dagen-reservaat”. Een relaxt wandelpad voert langs mooie gebieden en goed geplaatste uitkijkhutten. Het gebied wordt vooral bezocht door Engelse vogelfotografen. In het reservaat wordt niet gejaagd en de vogels hebben dat gauw in de gaten. Vanuit de hutten kun je allerlei soorten eenden, ooievaars, kraanvogels, wilde zwijnen en (vanaf half februari) klein waterhoen en/of porseleinhoen uitstekend fotograferen. We overnachten op de rustige parking. Overdag zijn er wat wandelaars maar ´s nachts staan we helemaal alleen. Hoppen en steenuiltjes zijn dan onze buren. Het voordeel is dat we ´s ochtends steeds als eersten in de uitkijkhutten zijn. De zoetwatermeren zitten barstensvol met vogels en op zee zwemmen, niet ver uit de kust, 14 parelduikers. Dank zij een tip van een vriendelijke boswachter vinden we zwartkoprietzangers (zijn roepje verraadt hem steeds) en een groep van 30 grielen. Pal voor ons strijkt een slechtvalk neer in een boom met een nog levende spreeuw in zijn poten. We zien hem aan zijn nog levende prooi plukken. Een fantastisch maar macaber gezicht. Ze zijn hier dolenthousiast over 2 overwinterende kolganzen. Iedere keer ervaren we weer dat het weer aanmerkelijk beter wordt, als je de Spaans/Franse grens eenmaal gepasseerd bent. Het weer in Nederland is inmiddels bar en boos.
Op het beschermde strand van Aiguamolls deinen drieteenstrandlopers synchroon mee met de aanrollende golven De Ebrodelta 200 km zuidelijker ligt de fantastische Ebrodelta. Gezien het uitstekende weer besluiten we eerst een bezoek te brengen aan “El Port”, het gebergte dat uitkijkt over de Delta. Op de eerste grote parking in de bergen is het prijs. We zien een adulte steenarend, een tiental vale gieren en (daar hoopten we op) een juveniele havikarend. We rijden nog enkele km’s door naar een tweede parking. Een rondje met de telescoop levert twee prachtige steenbokken op die heel rustig op een rotsplateau liggen. In de Ebrodelta krijgen we een sms’je van Ad (Jansen) en Aletta die ook op weg zijn naar het zuiden. Nadat we samen het gloednieuwe infocentrum bezocht hebben, kijken we, onder een heerlijk zonnetje, vanuit de strandstoeltjes uit op de overweldigende vogelrijkdom van de Laguna la Tancada: reuzenstern, grote stern, lepelaar, watersnip, tureluur, wulp, zwarte ruiter, bonte strandloper, groenpootruiter, zilverplevier, witgat, oeverloper, drieteenstrandloper, kleine strandloper, strandplevier, bontbekplevier, steenloper, kluut, flamingo, ijsvogel, ‘zilveren’ reigers, dunbekmeeuw, geoorde fuut, bruine kiek, ijsvogel, purperkoet, zwarte ibis, rietgors, hop, kleine zwartkop, graszanger, tjiftjaf, kleine kortteenleeuwerik (15 vogels foeragerend pal voor de campers) en kuifleeuwerik. We genieten van de kookkunsten van Aletta en overnachten op de punt van de Delta (Illa de Buda) in gezelschap van overwinterende dwerg- en visarenden. De avond ervoor zagen we de slaapvlucht van een 1000tal zwarte ibissen. Ad en Aletta overleggen wat de komende weken de voorrang krijgt; de iberische lynx of het Spaanse zonnetje. Het zonnetje wint en ze besluiten langs de kust verder naar het zuiden af te zakken. Wij doen hetzelfde maar in een langzamer tempo. Zij hebben 4 weken, wij 4 maanden.
Reuzensterns (voorgrond) zijn een tamelijk gewone verschijning in de Ebrodelta
Zwarte ibissen worden elk jaar talrijker in de Ebrodelta
In één blikveld telden we meer dan 100 strandplevieren in de Laguna la Tancada in de Ebrodelta We zoeken een rustig gelegen camping om Oudjaar door te brengen. Op de uitermate rustige camping Ribamar in natuurreservaat ‘Sierre de Irta’ zo’n 100 km ten noorden van Valencia hebben we geen last van het irritante geknal. We zijn ‘s morgens bijtijds wakker. Tientallen jaren lang was nieuwjaarsdag een dag met kloppende hoofdpijn. Nu zijn we zo fris als een (bejaard) hoentje, zeker na een ontbijt met lekker vers, warm stokbrood. We wensen elkaar net zo’n fijn jaar toe als we de laatste jaren hebben gehad en rijden verder zuidwaarts. We nemen een omweg om wat steppegebieden te bezoeken. We zien 45 grote trappen, 50 zwartbuiken en (horen) witbuiken. Toch schiet mijn bloeddruk steeds de hoogte in als ik de ontluisterende teloorgang van de prachtige, voormalig extensieve steppegebieden zie. Ze maken plaats voor zwarte akkers met beregeningsinstallaties. Voeg daarbij de 100den windmolens die de toppen van voorheen prachtige sierra’s ontsieren en uitgestrekte velden met zonnepanelen. Het blijft onbegrijpelijk dat je in de verslagen zo weinig tegenkomt over de ontluistering van het Europese landschap. Intensieve landbouw en biodiversiteit gaan nu eenmaal niet samen. Natura 2000 houdt zich alleen maar bezig met bestaande natuurgebieden, zo de landbouwlobby ontlopend. Gemakshalve vergeten ze dat het agrarische gebied de grote bulk van het landoppervlakte uitmaakt. Tot zover mijn traditionele klaagzang. El Hondo Op de viersterren camping “El Marjal” zitten we maar 2 km van El Hondo waar vorig jaar 4 bastaardarenden overwinterden. Ik zet een prestatie van wereldformaat neer als ik, na 3 dagen intensief zoeken, geen bastaardarend gevonden krijg. De 15 dwergarenden (6 vogels in één beeld) zijn maar een schrale troost. De nabijgelegen (25 km) zoutpannen van Santa Pola zijn een mekka voor steltlopers, audouins- en dunbekmeeuwen. Voor we richting Almería rijden, bezoeken we eerst een steppegebied ten zuiden van Murcia. Hier zou zwartbuikzandhoen ‘numerous’ zijn. Bij een bezoekje vorig jaar bleek dit uitermate te kloppen. We houden ons hart vast wat ze afgelopen jaar weer om zeep hebben geholpen. Onze bange voorgevoelens worden bewaarheid. De steppes hebben weer 20% aan oppervlakte ingeleverd ten faveure van intensieve (geïrrigeerde) landbouw. Toch zien we nog zo’n 50 zwartbuiken, 5 blauwe kieken, 3 bruine kieken, steenuiltjes, zdlk klapeksters en een
verbluffen aantal leeuweriken: kalander-, kleine kortteen-, kuif-, thekla-, boom- en veld-. Steen- en havikarend worden hier ook vaak gezien.
De tijd dat we ons zorgen moesten maken over het al dan niet uitsterven van audouins meeuwen ligt gelukkig achter ons. In de Santa Pola zoutpannen is het niet moeilijk om 50 vogels in één beeld te spotten
Dunbekmeeuwen zijn echte ADHD-meeuwen, altijd rusteloos en altijd in beweging
Cabo de Gata, Almeria Op 9 januari rijden we naar camping “Cabo de Gata” en vergapen we ons elke dag aan de enorme vogelrijkdom. Het is hier heerlijk relaxed wandelen en fietsen. Cabo de Gata is de uiterste zuidoostpunt van Spanje in de provincie Almería, het enige gebied in Europa dat als woestijn geclassificeerd is. De laatste maand hebben we elke dag zon (20 graden). Van het verschijnsel (de naam is ons ontschoten) dat waterdamp condenseert in vloeibare vorm en vervolgens naar beneden valt, hebben we geen last. Gebronsd wandelen en fietsen we elke dag in korte broek en t-shirt. Onze camping is omgeven door uitgestrekte, beschermde zoutsteppes waar we elke dag klapeksters, zo’n 50 grielen en 6 soorten leeuweriken zien. De lente komt al op gang met roepende hoppen, zingende leeuweriken en zelfs een supervroege (of overwinterende?) huiszwaluw tussen 100den rotszwaluwen. Op een terrasje van de boulevard genieten we van een heerlijke pintbegeleidende ‘brochette’. Tussen de happen door kijken we naar de boven zee vliegende jan van genten, vale pijlstormvogels en zelfs 2 (meeuwen achtervolgende) grote jagers. We zetten het drukbezochte terras op stelten als er een walvisachtige pal onder de kust doorkomt. Aan de enorme rugvin te zien een orka. Ontsteltenis alom. Misschien meer door mijn opwinding dan door de orka. Binnen wandel- en fietsafstand liggen verder fraaie rotsgebergtes (met woestijnvinken, zwarte tapuiten en blauwe rotslijsters), beschermde salina’s (met 1000den overwinterende steltlopers, lepelaars, audouinsmeeuwen), een zoetwaterlagune (met o.a. 50 witkopeenden) en uitgestrekte zoutsteppes met 100den grielen en groepjes zwartbuikzandhoenders. Wat we niet zien zijn roofvogels.
Grote sterns vliegen vanuit zee naar hun roestplaats op de salina’s. We zagen een groep van meer dan 300 vogels
Steenlopers zijn verrassend algemeen aan het strand van Cabo de Gata Sierra de Andújar: op zoek naar de iberische lynx, deel 1 We rijden naar siërra de Andújar, het domein van de mondiaal bedreigde iberische lynx. Het is elk jaar spannend of en hoe we de lynx gaan zien. In Linares huren we een auto omdat de weg voor de camper te slecht is. Bij Los Pinos in Las Viňas worden we hartelijk verwelkomd door Ramon, de patron. Net als vorige jaren mogen we de camper (gratis) achter het restaurant zetten. In de camper hebben we stroom en zowel uitstekende Internet- als satellietverbinding. De camper krijgt 10 dagen rust. Loes ook want als tegenprestatie voor de geboden gastvrijheid willen we elke dag in het restaurant gaan eten. We brengen 10 fantastische, veelal zonnige dagen door in Siërra de Andújar. De eerste lynx meldt zich al op de eerste dag om 10.15 uur. We staan in een druilerig regentje op het heuveltje samen met een Spanjaard en een Schot. We praten (al kijkend) zachtjes tot de Spanjaard een beweging ziet en ‘el lince’ roept. De vermeende lynx blijkt echter een vos te zijn. De zenuwen staan gespannen. Op de talrijke moeflons, dam- en edelherten attenderen we elkaar niet. Mijn adem stokt even in de keel als ik beweging in de struiken zie. Dat blijkt echter een wild zwijn te zijn. Dan is het wel prijs. De Spanjaard ziet een lynx op een rots springen. We kunnen de kat gedurende minuten bekijken. Tijdens een van onze vele wandelingetjes loop ik achter een Engelsman langs die ingespannen door zijn telescoop staat te turen. Als ik vraag of hij wat ziet antwoordt hij: “I don’t know what I am looking at: a rock or a lynx”. Als ik vraag of ik even mag kijken zie ik een duidelijke lynx naast het pad zitten. Op zijn gemak loopt de lynx naar de schaduw van een rots. De reden wordt snel duidelijk als hij zijn buik tegen de grond drukt en richting 2 spelende konijnen sluipt. Helaas staakt hij de jacht. We kunnen hem lange tijd observeren.
Een iberische lynx zonnend op een rots, een foto uit ons archief. Even later zagen we deze lynx de weg oversteken. Twee vriendelijke Engelsen stelden hun foto’s ter beschikking. Een dag later onze derde lynx.. Door de kijker zie ik een lynx door de bush wandelen. Doorgeven waar zo’n beest precies loopt in het enorme landschap is echter onmogelijk. Je ogen van de kijker weghalen is dodelijk: je vindt hem niet meer terug. Ik heb geluk als de lynx midden op een pad gaat zitten. Een ideaal moment om van kijker naar telescoop te wisselen om zo de lynx aan Loes te laten zien. Zelfs het pad (een van de vele) krijg ik pas na een tiental seconden gevonden. De lynx is verdwenen. Wat erger is: we krijgen hem niet meer teruggevonden. In thermiekbellen verzamelen zich ondertussen steenarenden, keizerarenden, vale en monniksgieren. Keizerarenden zie je nergens zo goed als hier. Elke dag horen we het “auk, auk, auk” van roepende keizerarenden. Door de kijker zien we de arenden baltsen; tijdens de duikvlucht met de vleugels tegen het lichaam gevouwen en op het laatste moment weer uitspreidend waarbij het wit op de voorvleugels lijkt op te lichten. We zien minstens 5 vogels. Ook het aantal steenarenden lijkt toe te nemen. We zien bijna elke dag volwassen en juveniele vogels. De keizerarenden zijn er niet van gediend: Tot twee maal toe zagen we hoe een territoriaal paartje keizerarenden eendrachtig een steenarend wegjoeg. Na een wijntje aan de bar (met gratis tapa’s) eten we elke avond een menu del dia voor € 9,50 in het gezellige restaurant. We worden bediend door vriendelijke obers die we al jaren kennen. Na elke maaltijd zetten ze ons een ander likeurtje voor. Nergens in Spanje hebben we zo’n ‘thuiskomgevoel’ als hier. Voor 10 dagen stroom/parkeergelegenheid/Internet zijn de kosten: nada. We rijden naar een aangrenzend gedeelte van siërra Andújar; siërra Cardeña y Montoro. Ook in deze siërra zou zich in de vallei van de Yeguasrivier een stabiele lynxpopulatie ophouden. De superlieve dame van het Infocentrum in Cardeña vertelt ons dat we eerst 7 km moeten fietsen waarna een 3,5 km steile afdaling naar de rivier leidt. Het slechte nieuws is dat de laatste 3,5 km strikt verboden terrein is. We parkeren de camper in Cardeña en fietsen door een mooi dehesalandschap 7 km bergafwaarts naar Venta Cereza. Mensen zien we nauwelijks wel schaapskuddes.
Het leefgebied van de iberische lynx, op elk plekje kan op elk moment een lynx opduiken. Je staat ook vele uren vruchteloos te turen tot zelfs de rotsen lijken te bewegen. Foto Loes
Op weg naar la Lancha zie je overal edelherten. Foto Loes
Tijdens een van haar wandelingetje botste Loes op dit wild zwijn. Ze is inmiddels zo ervaren dat ze de rust bewaart om een foto te nemen. Foto Loes
Dit herderinnetje was op zoek naar haar zwarte schaap. Toen ze die gevonden had, trouwden ze en ze leefden nog lang en gelukkig. Foto het zwarte schaap
Pal voorbij dit mooie gehuchtje staat een poort (met de nodige borden) die aangeven dat het wandelpad zonder schriftelijke toestemming verboden is. Een Engels sprekende Spaanse dame waarschuwt ons dat het pad 3,5 km stevig bergafwaarts gaat. We beginnen aan een ferme wandeling. Naarmate we het hellende pad verder afdalen, krijgen we meer schrik voor de terugweg. Anderzijds gaat het onze eer te boven om te draaien zonder de rivier gezien te hebben. Het gebied waar we door wandelen, is het meest ongerepte dat we ooit in Spanje zagen. Vanaf de poort zien we niemand meer. Uiteindelijk komen we bij de rivier waar het, in het zonnetje, heerlijk toeven is. Toch spookt steeds de terugwandeling door ons hoofd. We realiseren ons dat dit de meeste zware tocht van de laatste jaren zal worden. Van lynxen zien we alleen maar sporen. Boven ons baltst een paartje steenarenden heel uitbundig. Uiteindelijk hijsen we ons omhoog om aan de barre tocht te beginnen. Terug op het wandelpad staat een ranger naast zijn jeep wijdbeens en met de handen in de zij overduidelijk op ons te wachten. Op barse toon vraagt hij naar onze permits om ons vervolgens, in niet mis te verstane woorden, duidelijk te maken dat we op verboden terrein zijn. Hij heeft onze fietsen bij de ingang zien staan. De enige juiste houding is dan je zo nederig mogelijk op te stellen. We herhalen een veel uitgevoerd toneelstukje wat een combinatie is van: je van de domme houden (“tekst niet begrepen”) en nederig je excuses aanbieden. Als je hier het juiste gezicht bij zet, smelten de meeste Spanjaarden. Zo ook deze. Al gauw is het psychologische moment daar dat we kunnen vragen of we met hem terug mogen rijden. Tot onze enorme opluchting knikt hij instemmend. Zelfs in zijn jeep doen we er nog 20 minuten over. Loes zucht enkele keren terecht: “dat hadden we nooit gehaald”. Zelfs de fietstocht van 7 km gaat nog behoorlijk bergop. Ik kijk meestal tegen de verdwijnende rug van Loes wiens elektrische fiets haar moeiteloos de hellinkjes ophelpt. Tablas de Damiel en de steppes van Calatrava, deel 1 Op vrijdag 1 februari rijden we naar de steppes van Calatrava ten oosten van Ciudad Real. In dit, voor ons nieuwe, gebied zouden zich veel steppevogels ophouden. Vooral Vicente Malagon Sanroma, tourleader van Natura Indomita, is lovend. Als we hem om de exacte plekken vragen, is het antwoord wat teleurstellend: Het gebied is alleen maar te doen met een 4 x 4. Alleen krijg je de steppevogels nooit gevonden; ze zitten verspreid en het gebied is reusachtig groot. Kortom: een kansloze missie. Zijn niet uitgesproken suggestie is natuurlijk dat we alleen kans maken als we hem voor enkele dagen inhuren. Zo gaat dat meestal bij dit soort jongens. We rijden toch naar het gebied, beklimmen de hoogste heuvel vanwaar we de meest kansrijke steppes zien liggen. We parkeren de camper bij een verlaten loodmijn, maken een fietstocht naar de steppes en binnen enkele uren zien we 150 kleine trappen, 120 grote trappen, 160 witbuikzandhoenders (w.o een groep van 105) en overal groepjes zwartbuiken. Het aantal kalanderleeuweriken en goudplevieren is onvoorstelbaar. Wat kansloze missie…!!! Nu we zo dichtbij zijn, bezoeken we ook het bekende Nationaal Park: Tablas de Daimiel. Dit is een hersteld moerasgebied waar 2 rivieren samenvloeien. We komen in een oase van rust bij een mooi infocentrum met ruime parkeerplekken. Traditiegetrouw is de receptioniste uiterst lief en uiterst ondeskundig. Nadat we een formulier ingevuld hebben, krijgen we gratis elektriciteit op een rustig plekje. Het zijn echter niet de moeras- maar de steppevogels die de show stelen. Jaren geleden zag ik ooit een groep van 400 kleine trappen. Met het steeds intensiever wordende landbouwkundig gebruik van de steppes gaat de afname van de kleine trap in Spanje nog sneller dan bij ons de grutto. Groot is dan ook mijn verbazing als ik tijdens een fietstochtje door de Daimielsteppes vanaf een heuveltop een megagroep bruine vlekken zie door de telescoop. Voor kleine trappen lijkt de groep te groot. Het is te ver weg om er iets van te maken. Ik oriënteer me op de plaats en fiets ernaar toe. In je achterhoofd hoop je toch op de moeder van alle groepen. Na een kwartier denk ik dat ik ter plaatse ben. Tot mijn verbazing liggen de extensieve vlaktes er verlaten bij. Er vliegt slechts een solitaire kleine trap
op. Ik snap er niets van en vrees voor beginnende hallucinaties. Het is al donker als ik terug bij de camper ben. De dag erop bezoek ik met Loes hetzelfde gebied met de camper. We vinden de groep terug maar nu zijn we beter voorbereid. Achter een gebouwtje onthult de telescoop een megagroep kleine trappen. Ik tel iedere keer tot 100 en Loes houdt de 100tallen bij. We komen uit op 607 w.o. tientallen witbuikzandhoenders. Een schaapherder kijkt even later stomverbaasd als hij een bebaarde grijsaard van 64 een rondje door de steppes ziet dansen. De Extremadura Nabij Obando bezoeken we (in de Extremadura) een slaapplaats van kraanvogels. Op de uitgestrekte natte vlaktes staan vele 1000den kranen. Van alle kanten komen nog vogels aanvliegen. In de omgeving zien we grijze wouwen, klapeksters, blauwe kieken en zwarte ooievaars.
Overal kraanvogels, zover het oog strekt, foto Loes Het is schitterend weer als we op 9 februari naar een van onze lievelingsplekjes rijden: de vallei van de Rio Zújar. In Nederland heersen barre weersomstandigheden maar hier is het lente: Tijdens door zon overgoten fietstochtjes zien (en horen) we: klepperende ooievaars, roepende hoppen, een kolonie bruine kieken, rode wouwen, havikarenden, vale gieren, alpenkraaien, roodstuit- rots-, oever-, huis- en boerenzwaluwen, spaanse mussen, theklaleeuweriken, cetti’s zangers, grauwe gorzen, roodborsttapuiten. kuifkoekoeken (2 vroege exx op 9 februari), mediterrane boomkikkers en ribbensalamanders, Rond de camper scharrelen rode patrijzen. Ook veel vlinders: atalanta’s, distelvlinders maar vooral luzernevlinders. De mooiste waarneming in deze vallei dient zich echter in de vroege ochtend aan. Terwijl Loes de croissantjes opwarmt,wandel ik naar de rivier. Voor een eilandje in een van de plassen zie ik een rimpeling in het water en luchtbelletjes: visotter. Niet één maar drie. Ik zie ze duiken en visjes met de kop boven water opeten. Als ze alle drie onder zijn, ga ik als een bliksemschicht Loes halen. Als we alle twee ter plaatse zijn, krijgen we een euforisch schouwspel te zien: De visotters zijn nog bezig met vissen en hebben ons nog altijd niet in de gaten. De telescoop zwaait van het ene dier naar het andere. Het zijn niet 3 maar 4 otters. Twee volwassen beesten en 2 bijna volgroeide jongen. Pal voor ons gaan ze een robbertje waterstoeien: In een wriemelende brei wentelen 4 koppen, staarten en lijven zich om elkaar heen: er is geen staart aan vast te knopen. Donderdag 14 februari is een zonnige dag. We rijden richting Plasencia. We hebben met Pierre en Mieke Adriaensen afgesproken op camping Monfragüe in Plasencia. Gezien onze absurd mooie waarnemingen hebben we besloten onze geplande route aan te passen en een gedeelte nogmaals te doen. Omdat Pierre en Mieke nog nooit lynxen hebben gezien, trekken we 2 dagen uit voor een bezoek aan Andújar hoewel de paartijd op z’n eind loopt. Op de bijna onbereden N V stoppen we bij de brug over de Rio Taag om naar de enorme aantallen
huiszwaluwen te kijken. Het is een tweede natuur geworden om het water te scannen op visotters en terecht: midden op het water is een visotter aan het vissen. Er zijn weinig dieren die zo gemakkelijk hun voedsel bemachtigen als otters. Na twee duiken zwemt de otter met een vis aan de kant en begint hem op te peuzelen. Boven hem kijkt een ijsvogeltje jaloers toe. Na de maaltijd maakt de otter uitvoerig zijn pels schoon. Wonderlijk hoe effectief de gelobde poten hun werk doen. Wat verder weg ontdekken we een tweede visotter. De eerste visotter zwemt onder de rotsen langs onze kant uit en onder de brug door waar Loes hem op de gevoelige plaat kan vastleggen.
Een visotter kruipt de rotsen op waar Loes hem op de gevoelige plaat kan vastleggen Op 15 februari arriveren Pierre en Mieke tegen 17.00 uur op de camping. We zullen de komende weken samen doorbrengen. “De focus gaat vanaf nu op andere zaken” mailden ze al, nadat ze allebei met werken gestopt zijn. Een dag later bezoeken we Monfragüe. Bij Portillo de Tiétar poseert een adulte keizerarend op het topje van een rots pal naast een vale gier. We rijden terug naar de brug over de Tajo waar Loes en ik de 2 visotters zagen. Het is 12.00 uur, zondag en op meerdere plaatsen klinkt het geknal van jagers. We achten ons kansloos voor otters. Boven ons gaan monniks- en vale gieren de lucht in. Na 20 minuten besluiten beide dames de weg verder af te wandelen. Pierre en ik checken de gieren op arenden, bewonderen ijsvogel en man blauwe rotslijster. Na een zonnende schildpad staan we op het punt van vertrekken als ik een laatste blik over de Taag werp. Onder een rotsformatie herken ik de onmiskenbare rimpels van een zwemmende visotter. Om Pierre niet voor niets in een staat van euforie te brengen check ik, voor alle zekerheid, de waarneming door de kijker: visotter. Als de otter de oever opkruipt, zien we een Amerikaanse nerts wegschieten. De otter zoekt zijn weggetje door de rotsblokken en besluit het water weer op te zoeken. Via de luchtbellenstroom kunnen we de otter lang volgen.
Als de luchtvoorraad van de pels op is, zijn we de otter kwijt tot Pierre de otter weer de kant ziet opkruipen. De otter zoekt een vlak plateautje, legt zich op de rug en schuiert zich zoals je honden vaak ziet doen. Hij is zich helemaal niet bewust van 2 aandachtige toeschouwers. Vervolgens lijkt hij te gaan slapen waarbij zijn lichaam schokkende bewegingen maakt. “Hij zal toch geen jongen gaan werpen?” vragen we ons af. Dan krijgt zijn pels een schoonmaakbeurt. Na 10 minuten laat hij zich in het water zakken. Tijd om te vertrekken Op 17 februari zijn nog altijd 6000 kraanvogels aanwezig op de slaapplaats bij Obando. Op nabijgelegen vlaktes ontdekken we 70 grote trappen, 50 kleine trappen en een groep van 35 grielen. We willen ook Mieke graag visotters laten zien en dat lukt bijzonder in de Zújarvallei. Op 30 meter afstand kronkelen de twee jonkies om elkaar heen in een ondiep plasje. Na deze meevaller trotseren we dreigende buien en wandelen het pad tussen irrigatiekanaal en rivier verder af. Loes en ik vertellen over onze waarneming van 2 oehoes die enkele jaren geleden pal naast de weg in een kale boom zaten. We moeten ons verhaal onderbreken als Pierre en Mieke ons zowat tegelijkertijd attenderen op 2 grote vogels in een nabijgelegen boom: oehoes. De boom staat op 25 meter (later afgepast door Pierre) van de weg. Ze blijven zelfs zitten als we er langs lopen. De vogels verwaardigen zich nauwelijks de ogen te openen, zo vertrouwen ze op hun schutkleur. Een dag later maken we een relaxed fietstochtje langs de wondermooie rivier. De thermometer op Loes’ E-bike geeft al snel een weldadige 21 graden aan. Vanaf 11.30 uur zien we steenarend, rode wouwen, tientallen bruine kieken en, waar we stiekem op hoopten: 2 adulte havikarenden die zo laag overkomen dat Loes er redelijke foto’s van kan maken.
Een van de twee adulte havikarenden komt laag over, foto Loes
In de loop van de middag koelt het nauwelijks af. Het blijft zo warm dat de dames besluiten om de mannen te verrassen met zelfgebakken frietjes met hamburgers en een groentestoofpotje.
In de rustige vallei van de Rio Zújar is het zo zonnig dat de dames ons verrassen met zelfgebakken frietjes Tablas de Damiel en de steppes van Calatrava, deel 2 In Tablas de Damiel doen we een herhaalde poging voor de megagroep kleine trappen. Ter plaatse zien we slechts een solitaire kleine trap opvliegen en buiten het zicht invallen. “Waar er één zit, zitten er meer,“ concludeert Pierre kordaat. In de regen lopen we de licht stijgende weg verder af tot we een 20tal kleine trappen in beeld hebben in een tot dan toe onzichtbare vallei. Nog een 100 meter verder ontrolt zich een fantastisch schouwspel. Voor ons foerageren 450 kleine trappen met daartussen, verspreid tussen de trappen, minstens 70 witbuikzandhoenders. Als het droger èn lichter wordt zien we dat veel trapmannetjes al in beginnend zomerkleed zijn. Zonder een voor ons waarneembare aanleiding vliegt de hele groep op. Het nasale rrreeeeh-aa van de witbuiken strijdt om schoonheid met de witte vleugelvlekken van de 100den trappen. We realiseren ons terdege dat dit verdwijnende plaatjes zijn op de Spaanse steppes. ´s Middags regent het bijna onafgebroken. Loes ontdekt dat we bezoek krijgen van een kletsnatte, weinig schuwe vos die ons onbekommerd aankijkt en Pierre naar zijn camera doet grijpen. Loes maakt prachtige foto’s. De Calatrava steppes leveren dezelfde mooie plaatjes op als enkele weken geleden. Deze keer zien we minder trappen maar meer zwartbuikzandhoenders; zo’n 140. Langzaam stijgt de spanning als we door de wondermooie siërra Morena richting Andújar rijden. Zal 2 dagen genoeg zijn voor de iberische lynx??
De omgeving van het infocentrum van Tablas de Damiel is ´s avonds verlaten door mensen. Deze weinig schuwe vos is daarom niet blij met deze verstoring. Pierre is net op tijd met zijn camera
Toen had Loes deze foto al gemaakt, foto Loes
Sierra de Andújar: op zoek naar de iberische lynx, deel 2 Op zondag 24 februari arriveren we in Las Viňas. De anders zo rustige parking bij “Los Pinos” staat barstensvol met auto’s. De receptioniste herkent ons als ‘amigos de Ramon’ zodat we op het privéterrein mogen parkeren. De tafeltjes in het restaurant zijn tot de laatste plaats bezet. Onze goede verstandhouding met Ramon werpt echter snel zijn vruchten af. Ondanks de drukte verwelkomt hij ons met een snelle omhelzing om vervolgens persoonlijk een tafel voor ons vrij te maken. De Spaanse variant van ‘Maigret de Canard’ smaakt uitstekend. ’s Avonds regelt Ramon elektriciteit. We kunnen uitgebreid skypen met het thuisfront. Het maakt niet uit of dat naar Denemarken, Zundert, Chaam, Gilze of Emmeloord is. Waar is de tijd dat we over een krakende hoteltelefoon moeizaam contact zochten. In de vroege maandagochtend overbruggen we de 20 km naar la Lancha, het core lynxgebied. Als ervaren chauffeur heeft Pierre verrassend weinig moeite met de smalle en, op sommige plaatsen, slechte weg. Door ervaringen wijs geworden wissel ik de mobiele nummers uit met een sympathiek groepje Engelsen voor als ‘el lince iberico’ zich bij een van de groepen mocht aandienen. Eenmaal ter plaatse installeren we ons en scannen de gehele dag vruchteloos de vallei. Op een verre helling zit een groep van 200+ gieren (w.o tientallen monniks-) rond een kadaver. Twee wilde zwijnen, edelherten, damherten, moeflons, keizerarenden (roepend en baltsend), 2 steenarenden, alpenkraaien, havik, sperwer, hop, grijze gors, blauwe rotslijster, appelvinken, europese kanaries, zingende provençaalse grasmussen en klapeksters zouden ons overal razend enthousiast maken maar niet hier. Dè waarneming blijft echter uit. Op kanaal 1 van de walkie-talkies horen we berichten (in het Engels) zonder enige stemverheffing. Er is enige opwinding als een Spanjaard een slapende lynx denkt te zien maar dat blijkt een rots te zijn. Een uurtje later staan we op punt van vertrekken. Een beetje gefrustreerd mompel ik in mijn walkie-talkie “LYNX, ten meters in front of us!!!” 100 Meter verder zien we Engelsen de rots afsprinten. Zo hadden we het niet bedoeld. Nog geen 10 seconden later krijgen we een telefoontje van Jill, een van de vier Engelsen. Ze hebben een lynx in beeld. Geen dolletje terug want het is prijs. Omdat we rijdensklaar waren, zijn we in no time ter plaatse. We zien een ‘collared’ mannetje lynx langzaam naar een stroompje afdalen en in de struiken verdwijnen. Pierre en Mieke zijn razend enthousiast hoewel de waarneming op zijn best het predicaat ‘middelmatig’ verdient. Ik herinner me echter nog goed wat een adrenaline zo’n eerste waarneming door je lijf jaagt. Onderweg naar ‘huis’ verbazen we ons over het toevallig samenvallen van mijn ingesproken zinnetje met het tijdstip van de lynxwaarneming. Het ‘menu del dia’ gaat ‘s avonds vergezeld door de nodige wijntjes en biertjes. Al op de eerste dag hebben we de hoofdprijs. De dag erna wisselen we de mobiele nummers uit met drie Nederlanders die pas gearriveerd zijn. Het is een mooie, heldere dag. Terwijl Loes en Mieke het ontbijt opdienen, krijg ik een telefoontje van de Nederlanders. Ze hebben twee lynxen in beeld. We weten niet hoe gauw we op moeten ruimen. Pierre keert de camper 400 meter verder en (hoog)gespannen rijden we het grindpad terug af. Ter plaatse gebaren de sympathieke Engelsen waar we Pierres bus kunnen parkeren en maar liefst drie telescopen worden onmiddellijk vrijgemaakt. De lynxen zijn ontdekt door een deskundige Engelse gids. Ze onthullen een onvoorstelbaar mooi plaatje. Een mannetjeslynx ligt op de rots met daaronder het vrouwtje. Twee lynxen in één beeld, beide in ontspannen liggende rusthouding. We zijn op tijd en kunnen onze eigen telescopen nog richten om van dit bizar mooie schouwspel te genieten. Dit is wel een topwaarneming. Als, na enkele minuten, het wijfje onderaan de rots vertrekt, blijft het mannetje niet lang meer liggen. Ongelooflijk soepel springt hij de rots af en gaat haar achterna. We zien hem en haar enige malen door de dehesa lopen tot ze uit het zicht verdwijnen. Als we, nog enigszins beduusd, de weg afrijden om te keren, rijden we abusievelijk het omkeerpunt voorbij en mompelen: “Het opperwezen zal er wel iets mee voorhebben”. Dat klopt. Verder dan gepland kunnen we pas draaien. Op de terugweg zien we de groep lynxwatchers die de lynxen teruggevonden hebben. Opnieuw zien
we de dieren door de dehesa lopen. De deskundige gids concludeert dat hij verderop moet zijn en wordt slaafs gevolgd door de rest van de groep. Eigenwijs als we zijn, blijven we staan en krijgen het zoekende mannetje nog enkele malen, eenmaal zelfs sprintend, dichterbij en schitterend in beeld. Uren later dan gepland kunnen we pas ontbijten. Als Mieke ons terloops op enkele edelherten wijst, wordt een van de beesten door Pierre en Loes gepromoveerd tot rennende lynx. Beiden zetten het op een sprint (bij Loes tientallen jaren geleden) maar kunnen de beesten uiteraard niet terugvinden. Mieke komt niet meer bij van de slappe lach. Loes en Pierre moeten het nog enige tijd ontgelden: “de eerste lynx met een gewei” etc.
Iedereen in euforie als er een lynx waargenomen wordt, foto Loes
Wij zijn echter de enigen van het gehele gezelschap die daar ter plaatse een ijskoude pint op kunnen pakken De Coto Doňana Na de geslaagde lynxexpeditie overbruggen we op woensdag 27 februari de 240 km naar camping Villsom in Dos Hermanas, even ten zuiden van Sevilla. Pierre, Mieke en Loes brengen met de bus een bezoek aan Sevilla. Ze zijn zich niet bewust dat Andalusië haar
‘nationale’ feestdag viert. Dit gaat gepaard met een massale maar vreedzame demonstratie tegen het Spaanse bezuinigingsbeleid en de corruptie van de regerende conservatieve P.P. (Partido Popular). De demonstratie verloopt ordelijk maar hindert het busverkeer. Voor € 25,nemen ze een taxi naar de Chinees in Dos Hermanas waar ik, na een sms’je van Loes, al zit te wachten achter een koele pint.
Het kille bezuinigingsbeleid van de Spaanse regering en de corruptie van de regerende Partido Popular wakkert het onafhankelijkheidsgevoel aan, foto Pierre Op 2 maart beginnen we aan onze expeditie door de Coto de Doňana. We gaan eerst de gebieden aan de oostzijde van de Guadalquivir bezoeken. We zien onze eerste slangenarenden in de befaamde Brazo del Estes. Het dorpje Pinzon grenst aan de mooiste van beide brazo’s. In dit afgelegen typisch Spaanse dorpje komen nooit toeristen. We zien een 12tal zwarte ooievaars, 350 kwakken, 500 zwarte ibissen, buidelmezen, witwangsterns, krooneenden, reuzensterns, dwergmeeuwen, gierzwaluwen, zomertalingen, bruine kieken, dwergarenden en ralreigers. De meeste indruk maakt echter het bezoek aan het plaatselijke restaurantje. De baas komt trots vertellen dat hij ons herkent van vorige jaren. Het varkenshaasje met roquefortsausje smaakt overheerlijk. Hij attendeert ons op de live uitzending van Barca – Real Madrid. Met de nodige ‘rioja’s’ voelen we ons al snel thuis in dit gemoedelijke Spaanse sfeertje. De stemming wordt nog verhoogd als de patron met een mierzoet drankje aan komt zetten; Knebep: een vodka met caramel smaakje. Als hij ziet dat we overduidelijk genieten, schenkt hij een tweede keer in. We proosten op zijn gezondheid waarna hij, met een joviaal gebaar, de hele fles op tafel zet. Als hij Mieke en Loes mee achter het gordijn meeneemt hebben ze geen idee wat hen te wachten staat. Ze worden meegetroond naar een zaal waar Bingo wordt gespeeld. Doordat de cijfers geprojecteerd worden, kunnen ze een spelletje meespelen. Om 18.00 uur verlaten we, enigszins beneveld, het restaurant na een super gezellige middag. Pierre en Mieke maken nog even een fietstochtje naar de Brazo. In de schemering zien ze 34 bruine kieken op de slaapplaats invallen. Op de terugweg maakt Mieke nog een valpartijtje maar dat lag aan het losse grind (zei ze). Op Pierres verlanglijstje staat nog de marmereend. Een dag later ontdekken we 11 exx in de marisma’s aan de oostkant van de Guadalquivir samen met bruine kieken, zwarte wouwen, rode wouwen, vale gieren, dwergarenden, visarenden, kleine torenvalken, flamingo’s, witte ooievaars, kraanvogels, grutto’s, zwarte ibissen, lepelaars, groenpootruiters, kluten, watersnippen, tureluurs,
krooneenden, witkopeenden, tafeleenden, wintertalingen, gele kwikken en grauwe gorzen. Als Pierre en ik van een van onze fietstochtjes terugkomen, vallen meteen de rode hoofdjes van de dames op: “Van de stevige wandeling en de warme camper”, beweren ze, terwijl ze de lege fles Cava opruimen. De moeder van alle waarnemingen: De weersvoorspellingen zijn dermate slecht dat we besluiten enkele dagen op de camping van El Rocio door te brengen. We bezoeken El Rocio, de infocentra La Rocina en El Acebuche en natuurlijk ‘El Madre’, de moeder van alle moerassen waar een juveniele keizerarend de kust afstruint. Pierre weet inmiddels van de lynx “Baja” die Vital en ik enkele jaren geleden achter El Rocio zagen. “Baja” is een wilde Andújarlynx die uitgezet is in de Doňanapopulatie om het gevaar van inteelt tegen te gaan. Echte Doňanalynxen heb ik nooit gezien. Nu alles zich op een presenteerblaadje aanbiedt, besluiten Pierre en ik om ’s avonds op dezelfde plaats te gaan posten waar we “Baja” zagen. We installeren ons zo dat we uitzicht hebben op een grote vlakte en op het pad waar Baja destijds verdween. We scannen de vlakte en zien tientallen edelherten en wilde zwijnen de vlakte oplopen vanuit de dichtere begroeiing. Als ik even terugkijk naar het pad, stokt de adem in de keel en lopen de rillingen over m´n rug. Aan de overkant van het grindpad zit, op hooguit op 25 meter, een wijfjes lynx, die ons recht aankijkt. Waarschijnlijk heeft zij over willen steken en heeft onze aanwezigheid haar besluiteloos gemaakt. Hoewel we door de kijkers alle details zien, richten we, gewoontegetrouw, de telescoop. Het beeld is helemaal gevuld met de prachtige kop van de iberische lynx die ons nog altijd recht maar onbevangen aankijkt. De lynx blijft minutenlang onbeweeglijk zitten. In slow motion wisselen we van kijker naar telescoop tot Pierre in zijn kijkerbeeld het mannetje ontdekt, nog vóór het wijfje dit doet. Even later draait ook het wijfje met een heftige beweging haar kop om en wandelt/sprint naar de andere lynx. We zien ze beide door de dehesa wandelen. Ik heb nu tientallen iberische lynxen gezien maar nog nooit een die me minutenlang op 25 meter aankeek. Als ik naar Pierre kijk om te zien hoe hij deze ervaring verwerkt heeft, zie ik niets meer: hij ligt in katzwijm. Wat overdreven natuurlijk maar in enkele dagen 3 Andújar en 2 Doňanalynxen zien is wel heel bijzonder en dat laat Pierre duidelijk merken. De dames verwijten ons later terecht dat we zo dom waren geen fototoestel mee te nemen.
De fraaie muurschildering bij het infocentrum in Cardeña, foto Mieke
Dehesa de Abajo Het is nog altijd bewolkt als we een dag later naar dehesa de Abajo rijden. Onderweg waarschuwen verkeersborden de automobilisten voor overstekende lynxen. Met 500 paartjes boombroedende ooievaars herbergt Dehesa de Abajo de grootste populatie van Europa. Er wordt flink gecopuleerd op de nesten. Andere ooievaars vliegen af en aan met nestmateriaal. Boven ons horen we constant de vibrerende groep van zwarte wouwen. Zoals verwacht verbazen Pierre en Mieke zich over de weergaloze schoonheid van dit deel van de Doňana. Deze dehesa is een uitloper van het Aznacalzar pinewood en wordt regelmatig bezocht door een wijfjeslynx. Vele konijnenburchten zijn hiertoe uitgerasterd. Boven ons hangen tientallen zwarte wouwen, dwergarenden, kraanvogels, 1000den migrerende vale gierzwaluwen, oever-, roodstuit-, huis- en boerenzwaluwen en een solitaire alpengierzwaluw. Op het water dobberen o.a. krooneenden en knobbelmeerkoeten. In het ondiepe gedeelte foerageren grutto’s, lepelaars, 100den flamingo’s en zwarte ibissen. Baardgrasmus en blonde tapuit zijn net terug van hun winterkwartier. ’s Avonds roepen mediterrane boomkikkers, rugstreeppadden en veenmollen. Groepjes kwakken trekken richting lagune.
100den flamingo’s boven de wondermooie lagune van dehesa de Abajo.
Foto Mieke
Als ze een halsring om hebben, is het niet moeilijk knobbelmeerkoeten te ontdekken. Door de vele regens kunnen we het infocentrum San Antonio Valverde helaas niet bereiken. De ´Vado de Simon´ staat volledig onder water.
Hoewel Pierre een dappere poging lijkt te ondernemen, is er de laatste weken zoveel regen gevallen dat een van de mooiste gedeeltes van de Coto Doňana onbereikbaar is. Foto Mieke
´s Nachts worden we overvallen door hevige windstoten en regen- en onweersbuien. We merken echter weinig van dit alles en slapen de slaap der onschuldigen. Pas dan kun je met recht zeggen dat je met pensioen bent. Een van de fietstochtjes levert (op 9 maart) onze derde roodkopklauwier op. Het is dan nog altijd vroeg voor roodkopklauwieren.
Als de eerste roodkopklauwieren binnen zijn, is het echt lente
We zien deze reis enkele 100den overwinterende kwakken, w.o. een groep bij Abajo
Odiel marshes Op 10 maart gaan we naar de Odiel marshes (Huelva), wat eerder dan gepland. Het weer wordt dramatisch onderweg. We moeten zelfs onder een viaduct stoppen als grote hagelstenen de campers teisteren. In het infocentrum horen we dat het de volgende dag vanaf 8.00 uur laag water wordt. Dat is de beste tijd, de vogels foerageren dan op de slikken van dit reusachtige getijdengebied. We rijden enkele malen de doodlopende dijkweg af, de ene keer met de camper de andere keer met de fiets. Op de droogvallende slikvlaktes foerageren 100den steltlopers pal tegen de dijk maar ook andere soorten laten zich niet onbetuigd. Zo noteren we lepelaar, goudplevier, groenpootruiter, kluut, steltkluut, bonte strandloper, steenloper, oeverloper, witgat, kleine strandloper, strandplevier, grutto, bontbekplevier, tureluur, zilverplevier, drieteenstrandloper, wulp, regenwulp, rosse grutto, reuzenstern, grote stern, visdief, lachstern (1 vroege vogel), visarend, bruine kiek, blauwe kiek, audouins meeuw en dunbekmeeuw. De toptijd van de steltlopertrek is eind maart, begin april. Van de drie (kunstmatige) visarendnesten is er dit jaar maar een bezet. We zien de kop van de vogel boven het nest uitsteken. We overnachten in de windschaduw van een mooi mediterraan bos. Op de kiezelstranden zien we 6 grielen. Op een van de schorren zit een visarend die fel aangevallen wordt door meeuwen. Enkele km’s verder wandelen we naar het strand en stuiten op een dode dolfijn. Boven zee zien we jan van genten en een tiental grote jagers naar het noorden trekken.
We overnachten aan de rand van een mediterraan bos dat het leefgebied vormt van de in Europa zeldzame kameleon. Foto Mieke
Bij eb foerageren de vogels pal tegen de dijkweg, zoals hier een groenpootruiter Onze volgende halte is het Portugese Castro Marim (pal voorbij de grens). We horen dat er (voor Portugal) een zeer bijzondere vogelsoort aanwezig is: ijseend. Het is moeilijk om dat in de juiste context te plaatsen nadat we vorig jaar nog 1000den ijseenden hebben gezien in Estland. Ondertussen komt de regen weer met bakken uit de hemel. Een beetje vervelend voor Pierre en Mieke want dit weer verwacht je niet in Zuid-Spanje. Loes en ik hebben zoveel schitterende dagen gehad dat het voor ons niets uitmaakt. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat we sommige spectaculaire soorten juist aan het sombere weer te danken hebben (2 Doňanalynxen, sommige visotters en de 2 oehoes). Castro Verde Op 12 maart rijden we naar het Castro Verde steppegebied, 80 km ten noorden van de Algarve. Door een prachtig landschap rijden we, parallel aan de Guadianarivier, naar het noorden. We maken heerlijke fietstochtjes en prachtige wandelingen door bloemrijke steppes en prachtige dehesa’s. In deze steppe leven nog 9000 kleine trappen en 900 grote trappen. De steppes worden in toenemende mate bezocht door iberische keizerarenden, vale en monniksgieren. We kijken naar de adembenemende balts van tientallen grote traphanen. De groepen kleine trappen zijn zich in deze tijd aan het opsplitsen. We zien solitaire baltsende hanen maar ook nog groepen van rond de 100 vogels. Boven de steppes jagen vele rode wouwen, blauwe kieken en 100den kleine torenvalken. We tellen elke dag tientallen zuidelijke klapeksters. Op weinig plaatsen in Europa zijn m.n. rode wouw, kleine torenvalk en (zuidelijke) klapekster zo talrijk als hier. We doen nog meer mooie waarnemingen: iberische veldhazen, roepende koekoek (19 maart), roepende kwartels, hoppen, roodstuitzwaluwen, 2 immature aasgieren, slangenarend, dwergarenden, steenarend, keizerarenden (minstens 4 vogels), steenuiltjes, monniks- en vale gieren, grijze wouw, overal zingende grauwe gorzen, blonde tapuiten, theklaleeuweriken, (massa´s) kalanderleeuweriken, groepen zwartbuikzandhoenders en luidruchtige kuifkoekoeken. Voor de hier talrijk broedende grauwe kieken en scharrelaars is het nog net even te vroeg.
Vooral Mieke is gebiologeerd door oude, verlaten boerderijtjes. Haar onderzoek in een van die pittoreske ruïnetjes levert een kerkuil op. Foto Mieke
De balts van de grote trap blijft een adembenemend schouwspel. Foto Mieke We overnachten aan de rand van het dorpje Mnt do Guereiro. De weinige bewoners zijn heel vriendelijk. We parkeren de campers bij de (niet gebruikte) bushalte aan de rand van het dorp. Als we tussen de fiets- en wandeltochtjes voor de campers uitrusten, komen er o.a. monniksgieren, keizerarenden en grote trappen overvliegen. De dames veranderen de bushalte in een heus friteskot. Pierre voelt zich hier zo thuis dat hij niet snapt dat zijn elektrische kacheltje niet werkt. Mieke moet hem duidelijk maken dat we niet aan de stroom staan. Als
hij even later toch nog probeert batterijen op te laden is de conclusie duidelijk: of de wijn van gisteravond was bijzonder sterk of hij heeft zijn voorland bereikt. Op de ‘lekking area’ van de grote trap zien we het nooit vervelende schouwspel van baltsende traphanen. We hebben prachtig zicht zonder de vogels te verstoren. Dat wordt anders als er 90 vogels recht op ons af komen vliegen. Ze landen binnen 200 meter maar vinden dat blijkbaar iets te gortig want na korte tijd stijgen ze weer op. Even later strijkt een andere groep van 80 trappen op de baltsplaats neer. Enkele traphanen beginnen onmiddellijk te baltsen. Vijf wijfjes bekijken (in zithouding) quasi onverschillig naar het toneelstukje dat ter ere van hen wordt opgevoerd. In totaal tellen we zo’n 200 vogels. Het lokale boertje legt ons geen strobreed in de weg en legt uitvoerig uit hoe we over het raster moeten zonder een elektrische schok te krijgen: “shok, shok” herhaalt hij steeds als hij aanduidt welke draad we niet mogen aanraken. De koeien die we zien, zijn allemaal van hem vertelt hij trots. Het zijn prachtige dagen op de steppes. Wat jammer dat Europa zijn agrarische landschap zo verwaarloost anders was dit soort plaatjes op veel meer plaatsen mogelijk.
Aan de koffie met steeds die onafscheidelijke koek. Of deze kersverse pensionado het naar zijn zin had?? Ik dacht van wel. Na 3 Andújarlynxen, 2 Doňanalynxen, een tiental restaurantjes en een kammetje in de buurt zag hij er 3 jaar jonger uit dan toen hij vertrok. Foto Mieke
Enkele sfeerplaatjes van de kleurrijke Castro Verde steppes, foto´s Mieke en Loes
Kuifkoekoeken verraden zich steeds door hun harde krie, krie,krie,….
Zoals altijd integreren we moeiteloos in de lokale bevolking. Foto Loes
Mooie bloemrijke dehesa’s…… Foto Loes
Met mooie riviertjes. Foto Loes Na een super barbecue nemen we op 20 maart afscheid van elkaar. We hebben 4,5 week samen doorgebracht. Het was reuze gezellig en, ondanks de vele regenbuien, hebben we veel
gezien. Pierre en Mieke gaan cultuur snuiven in Merida. Loes en ik laten ons programma leiden door ‘weeronline’: Als er na 2 dagen zon, weer een aantal sombere dagen aanbreken, vertrekken we als een speer naar de Rio de Salor vallei in de siërra San Pedro. Bij zonnig weer is het roofvogelgeweld onvoorstelbaar in deze mooie vallei. Het is niet moeilijk om binnen 2 uur 5 soorten arenden en 3 soorten gieren te zien. Voeg daarbij zwarte ooievaar, 2 soorten torenvalken, 2 soorten wouwen, zwarte tapuit, blauwe rotslijster, 5 soorten zwaluwen, grijze gors, migrerende bijeneters, kans op visotters en het landschap tekent zich een beetje uit. Helaas laat de zon zich minder lang zien dan gehoopt. Pierre is wat eerder ter plaatse en scoort alle hierboven genoemde soorten. La Brenne Ons volgend doel is Somiedo. In het Cantabrisch gebergte weten we (mede dankzij Jan K.) uitstekende plekken voor iberische bruine beer en iberische wolf. Helaas. ‘Weeronline’ voorspelt alleen maar regen. In Salamanca besluiten we onze bijna 4 maanden durende reis af te sluiten in het vertrouwde La Brenne. In Fuentes de la Nava worden we op 24 maart uitgezwaaid door 38 grote trappen, de laatste vogels die we in Spanje zien. Ons bezoek aan La Brenne heeft niet alleen een ornithologische maar ook (en vooral) een culinaire reden. Op maandag 25 en dinsdag 26 maart maken we mooie fietstochtjes met steeds (hoe kant het anders) het fabuleuze restaurant ‘Auberge de la Gabriëre’ als eindpunt. In deze tijd van het jaar zijn visarenden een gewone verschijning. Boven een van de meren zien we 3 vogels. Ondanks de koude nachten ontdekken we (tot onze verbazing) achter ‘La Cherine’ 4 smaragdhagedissen, 2 aspis adders en 2 ringslangen. Loes kan mooie foto’s maken. Voor zonnende boomkikkers (die we hier ook altijd zien) zal het nog even te koud geweest zijn.
Loes ontdekte alle smaragdhagedissen. Ik de 4 slangen. Deze smaragdhagedis fotografeerde ze op 27 maart, na een vriesnacht, bij een ochtendtemperatuur van 10 graden.
Enkele meters verder een groter exemplaar.
Een volwassen aspisadder met verblekende rugtekening. Aspisadders proberen bij verstoring weg te kruipen maar kunnen bij beetpakken flink toehappen waarbij de beet gevaarlijk is omdat de grote giftanden een sterk werkend gif injecteren. Dit weerhield Loes er niet van om deze slang op enkele dm’s te fotograferen. Foto Loes
Een jonge aspisadder met karakteristieke rugtekening. Foto Loes In La Brenne gaat het goed met de ‘zilveren’ reigers. Zowel grote als kleine als koereiger zijn talrijk. Kwakken lijken het de laatste jaren wat minder te doen. Voor purperreigers, zingende nachtegalen en zomertortels is het blijkbaar nog te vroeg. Zwartkoppen, tjiftjafs, veldleeuweriken en (enkele) cirlgorzen zingen overal. Boven de visvijvers jagen boerenzwaluwen. Op de camping van Rosnay horen we ’s morgens een hop roepen. Ook zien we de eerste witwangsterns binnenkomen. Het laatste gebied dat we bezoeken is het kleine trappen gebied zo’n 80 km ten noorden van La Brenne. De trappen zijn of nog niet gearriveerd, òf zwerven ergens rond in een niet door mij ontdekte groep. De laatste vogel die we bewust bekijken is een baltsend mannetje blauwe kiek. Op 28 maart overbruggen we de laatste 600 km naar huis. Loes wil (eindelijk) naar de kleinkinderen. De thuisreis verloopt voorspoedig doordat we deze keer slechts gering oponthoud hebben in Parijs en Antwerpen. Sommige foto’s zijn van onze Engelse vriend Mike Fisher. Het volledige verslag met alle waargenomen soorten, precieze routes en exacte plaatsen is bij ons op te vragen. Gezien de kwetsbaarheid van sommige plaatsen kan het opsturen ervan niet gegarandeerd worden. Johan en Loes Schaerlaeckens,
[email protected]