Zuid-Portugal en Zuid-Spanje 19 maart - 2 april 2012
Velduil in de Corridor Verde, Coto Doňana, foto Loes
Reisverslag van Johan en Loes Schaerlaeckens
Zuid-Portugal en Zuid-Spanje, 19 maart- 2 april 2012 Eind januari 2012 moesten we onze vijfde Spanje-winterreis vroegtijdig afbreken (zie www.travellingbirder.com onder “Spain”) wegens privéomstandigheden. Nu alles weer genormaliseerd is, zochten we de eerste helft van maart Internet af om een gedeelte van de reis in te halen. Vrij snel vonden we een aanbod dat precies aansloot bij waar we naar op zoek waren (Algarve, Portugal eind maart/begin april). Het aanbod was verbluffend goedkoop. Voor twee weken betalen we bij bbi-reizen € 574 euro p.p. inclusief retourvlucht, studio, alle maaltijden en drankjes. De “all inclusive Golden club Cabanas” in het vissersdorpje Cabanas ligt strategisch perfect zodat we behalve de Algarvegebieden ook de Odiel marshes (Spanje), de Coto Doňana (Spanje) en het prachtige steppegebied Castro Verde (80 km ten noorden van de Algarve) kunnen bezoeken. Op Internet zijn de reviews over het hotelcomplex overwegend positief hoewel er ook klachten zijn over het eten, de simpele accommodatie (daterend uit de jaren ’70) en de harde matrassen. Via www.rentalcars.com hebben we (voor 2 weken) bij Goldcar een auto gereserveerd.
Algemene indrukken De indruk die ik in het voorjaar van 2008 van de Algarve kreeg, werd dit voorjaar bevestigd. De reservaten zijn niet veel meer dan postzegels in de volgebouwde zuidkust van Portugal. De drukte aan mensen, de kunstmatige setting, de intensieve visserij en zoutwinning, de alom aanwezige bebouwing, de overdadige infrastructuur, de steeds maar opstijgende en landende vliegtuigen, het voortdurende geronk van de motormaaiers op de overal aanwezige golfbanen temperen al snel je enthousiasme. Het gebied is wel heel leuk om doortrekkende steltlopers en zangvogels waar te nemen maar het blijft minder dan een flauwe afspiegeling van de beste gebieden van de Coto Doňana en de Odiel marshes. Hier is ook de rust en de ongereptheid veel groter. De steppes van Castro Verde beantwoordden aan de hooggespannen verwachtingen. De steppevogels zijn praktisch alleen nog maar aanwezig in de gebieden die eigendom zijn van LPN (= 1800 ha). De landbouw in het overige Natura 2000 projectgebied (= 80.000 ha) wordt met het jaar intensiever en vogelarmer. We hebben in twee weken 2300 km gereden. Het verste gebied was de Coto Doňana (150 km, vnl over snelwegen). We hebben zowel de Coto Doňana als de Odiel marshes (70 km) twee maal bezocht. We hadden 2 overnachtingen in het Castro Verde pseudo steppegebied.
Bronnen Behalve de gebruikelijke verslagen die vooral op Internet (www.travellingbirder.com) te vinden is, hebben wij gebruikt gemaakt van: - “Where to watch birds in southern and western Spain” van Ernest Garcia, third edition van 2008, ISBN 978-0-7136-8315-8 - “Birdwatching on Spain’s southern coast” van John R. Butler, second edition van 2004, ISBN 84-89954-38-0 - “A birdwatching guide to Southern Spain”, Malcolm Palmer, 2002, ISBN 1 900159 66 X - Voor wie de Coto bezoekt kunnen we het boekje “Where to watch birds in Doňana” niet genoeg aanbevelen. Van F.C. Moreno en J.G. Gutierrez, first edition van 2006. ISBN 8496553-20-5
- Hoewel enigszins gedateerd bewijst: “Where to watch birds in Spain” nog altijd goede diensten. Van SEO/birdlife, first edition van 1994. ISBN: 84-87334-14-8 Zie ook onze verslagen op www.travellingbirder.com: “Frankrijk, Spanje, Portugal: 13 januari – 24 april 2008” “Frankrijk, Spanje, Portugal: september – november 2008”. “Frankrijk, Spanje, Portugal: november 2009 – april 2010” “Frankrijk, Spanje en Portugal, 12 december 2010 - 25 maart 2011”
De bezochte gebieden, de data, de bijzondere waarnemingen Hieronder een overzicht van de bezochte gebieden en de bijzondere waarnemingen die we er gedaan hebben. Castro Marim 20 maart en 26 maart (Portugal): kemphaan, grutto, rosse grutto, zwarte ruiter, groenpootruiter, tureluur, kluut, steltkluut, wulp, watersnip, kleine strandloper, bonte strandloper, strand-, zilver- en bontbekplevier, flamingo, bruine kiek, grauwe kiek (doortrekkend mannetje op 26-3), kuifkoekoek (elk jaar bij infocentrum), griel, zuidelijke klapekster, hop, grote stern, roodkopklauwier, kortteenleeuwerik, geoorde fuut (zomerkleed). Natural da Ria Formosa bij “Ludo”, 20 maart en 22 maart (Portugal): zwarte wouw, bruine kiek, dwergarend, slechtvalk, kemphaan, grutto, rosse grutto, zwarte ruiter, groenpootruiter, tureluur, kluut, steltkluut, wulp, regenwulp, steenloper, witgat, oeverloper, zilverplevier, watersnip, kleine strandloper, drieteenstrandloper, bonte strandloper, strand-, zilver- en bontbekplevier, flamingo, purperkoet, lepelaar, oeverzwaluw, yellow bishop, krooneend, iberische groene specht, steenuil, blauwe ekster (talrijk), hop, grauwe gors. Odiel marshes 21 en 31 maart (Spanje): visarend (4 exx, 2 vogels op nest, waarschijnlijk 3 broedgevallen), blauwe kiek, bruine kiek, alle hierboven genoemde steltlopers + de eerste 3 kanoetstrandlopers en scholeksters, geoorde fuut, dunbekmeeuw, audouinsmeeuw (elk jaar op dezelfde plaats), klapekster, griel (op 2 plaatsen), roodkopklauwier, grote stern (talrijk), reuzenstern, roodstuitzwaluw (de eerste vogels pas op 28-3), migrerende duiker spec. boven zee. Coto Doňana (dehesa de Abajo, San Antonio Valverde), 23 en 30 maart (Spanje): zwarte wouw (500+), rode wouw (slechts 2, veel talrijker in de winter), grijze wouw, dwergarend (50+), slangenarend (5), visarend, vale gier (20+), blauwe kiek, bruine kiek, kleine torenvalk (talrijk), velduil (briljante waarneming en foto), vorkstaartplevier (tussen de 300 en 400 vogels als een wolk boven ons), zwarte ibis (100+), kwak (100+), lepelaar (talrijk), flamingo, grote zilverreiger, purperreiger (een 15tal), zwarte ooievaar (1), witte ooievaar (500+), purperkoet (talrijk), knobbelmeerkoet (2), klapekster, roodkopklauwier, geoorde fuut, zomertaling, grutto (200+), kemphaan, zwarte ruiter, groenpootruiter, watersnip, bonte strandloper, kluut, steltkluut, bontbek-, strand-, en kleine plevier, witwangstern (200+), lachstern, gier-, huis, oever- en boerenzwaluw, grauwe gors (talrijk), trek van gekraagde roodstaart, tapuit, baardgrasmus, blonde tapuit, graspieper, veldleeuwerik, rietgors, roodkopklauwier, europese kanarie, bijeneter, edelhert (40).
Pera Marsh (= Lagoa dos Salgados), 25 maart (Portugal): watersnip, bosruiter (de enige van de reis!!), kemphaan, kluut, drieteen-, bonte en kleine strandloper, lach- en reuzenstern, strand- en bontbekplevier. Isla Cristina, 26 maart (Spanje): De hierboven genoemde soorten steltlopers met eerste waarneming van krombekstrandloper (een tiental). Castro Verde 26 – 28 maart (Portugal): vale gier, slechtvalk, slangenarend, rode wouw (talrijk), zwarte wouw, grauwe kiek (50+ met o.a. kolonies van 12 en 8 vogels w.o. 2 melanistische mannetjes), keizerarend (3 immature vogels), kleine torenvalk (100+), boomvalk (doortrekkend op 28-3), steenuil, grote trap (100+ met tientallen baltsende mannetjes), kleine trap (50+ met 12 baltsende mannetjes), griel, roodkopklauwier (talrijk), zdl klapekster (talrijk), zwartbuikzandhoen (25+ w.o. een groep van 12), kuifkoekoek, koekoek (roepend), nachtegaal (zingend), bijeneter (trek), baardgrasmus, kalanderleeuwerik (zeer talrijk), kortteenleeuwerik. Binnen een straal van één km van het hotel: provençaalse grasmus, kleine zwartkop, roodkopklauwier (talrijk in het aangrenzende savannegebiedje), rode patrijs, blauwe ekster (1), wulp, grutto, oeverloper, zilverplevier, bonte strandloper, groenpootruiter, regenwulp, dunbekmeeuw, lachstern, grote stern, geoorde fuut, steenuil, nachtegaal (5 zangposten op de laatste dag), grasmus (laatste dag), pijpbloemvlinder, koningspage.
Roodkopklauwier, talrijk in het savannegebiedje naast het hotel, foto Michael
Dagverslag Maandag 19 maart Op maandag 19 maart vertrekken we ´s nachts om 1.30 uur vanuit Chaam naar Schiphol. We hebben online bij Comfort parking een parkeerplek gereserveerd zodat we niemand lastig moeten vallen voor vervoer. We betalen voor 15 dagen € 95,00. Op de weg is het uitermate rustig en bij de parking staan ze ons al op te wachten. We geven de autosleutel af en de auto wordt overdekt geparkeerd. Met een busje worden we voor de vertrekhal afgezet. We checken
in en hebben een voorspoedige vlucht naar Faro waar we om 8.30 uur plaatselijke tijd (- 1 uur) landen. Bij Gold Car (pal naast het vliegveld) pikken we de Seat Ibiza op. Omdat we veel op pad zullen zijn en Spanje willen bezoeken, opteren we toch maar voor ´afkoop eigen risico´ (= € 10,- per dag zodat het totaalbedrag voor 14 dagen (inclusief volle tank) € 229,00 wordt. We kunnen de tank zo leeg mogelijk inleveren. Zo slaan ze hier natuurlijk ook nog een slaatje uit . We rijden via de IP 1 naar Tavira en vanaf Tavira de N 125 naar Cabanas (50 km). Bij aankomst zien we dat zowat de helft van de passagiers van het (tot de laatste stoel bezette) vliegtuig voor deze reis geboekt heeft. We hadden het kunnen weten. Met dit goedkope arrangement (vlucht, studio, gratis maaltijden en drankjes) zijn aan alle voorwaarden voldaan om hordes Nederlanders aan te trekken. Voor de receptie staat een enorme rij. In een rij staan gaat me niet af, laat staan lang in een rij staan. Loes sluit geduldig aan terwijl ik de onaangename taak op me neem om de omgeving te verkennen. Pal naast het hotel ligt (2 keer linksom en, na 200 meter, smal wandelpaadje rechts tegenover parking) een mooi savannegebiedje dat naar een riviertje loopt. Ik zie de eerste blauwe ekster, 2 rode patrijzen en massa’s kuifleeuweriken. Overal vliegen vlinders waaronder wondermooie pijpbloemvlinders en koningspages. Kwetterende huis- en boerenzwaluwen, imiterende zwarte spreeuwen, een weldadig zonnetje met een temperatuur van rond de 20 graden maken het wandelen tot een feest. We kunnen pas om 12.00 uur op de kamer zodat we op het terras genieten van (gratis) cappuccino en cola. Boven ons hangen tientallen huiszwaluwen, een aantal al bezig met de nestbouw. De ruime kamer valt alleszins mee. Er is een terrasje, magnetron, elektrische kookplaat, koelkast, t.v. (met BVN). Zelfs het (volgens de reviews) harde matras valt mee, zeker na de extra hoofdkussens. In de zuivere badkamer ontdekken we een ligbad. Wat ons betreft, hebben de muggenzifters ongelijk. Zeker nadat we in het zonnetje genieten van een uitstekend buffetmaaltijd (met gratis witte, rode wijn, bier of fris). Wat wil een mens nog meer, zeker voor dat geld. Buiten zien we op het grasveld 2 hoppen en een oeverloper foerageren. Na de copieuze maaltijd doen we een dutje als compensatie voor de praktisch slapeloze nacht. Om 14.00 uur gaan we wandelen. We volgen het paadje door het prachtige savannegebiedje dat na een km bij de monding van een riviertje uitkomt met een mooie minidelta. Langs de lagune wandelen we terug naar Cabanas. Tussen Tavira en Olhão liggen prachtige lagunes van de oceaan afgescheiden door eilandjes en een landstrook. Zo wordt de kust beschermd tegen de Atlantische oceaan. In deze lagunes zouden meer dan een miljoen zeepaardjes leven. Tijdens de wandeling langs deze lagune zien (en horen) we koe- en kleine zilverreiger, grutto, wulp, regenwulp (voortdurend roepend exx), bonte strandloper, scholekster, zilverplevier, oeverloper, kluut, watersnip, tureluur, groenpootruiter, tureluur, dunbekmeeuw, jagende grote sterns, witte ooievaar, hop (ook roepend), kleine zwartkop, provençaalse grasmus, zwarte roodstaart, zingende zwartkop en kuifleeuwerik. Ook nu weer enkele koningspages en pijpbloemvlinders. De kop is eraf. Ook ´s avonds is er volop keuze bij het buffet. We liggen vroeg op bed en proberen een nachtje slaap in te halen. Dinsdag 20 maart Als we om 7.30 uur opstaan is het nog frisjes maar het wordt al snel aangenaam. Tijdens ons wandelingetje naar het restaurant (100 meter) horen we 2 hoppen roepen. Het ontbijt biedt alles wat een mens zich maar kan wensen (w.o. bacon and eggs). De koffie is zoals koffie moet zijn.
Foeragerende hop pal naast het hotel, foto Loes Deze ochtend willen we Castro Marim bezoeken tegen de Spaanse grens waar de rivier de Guadiana in de Atlantische oceaan uitmondt. We kennen het gebied van vorige reizen. Via de 125 rijden we tot vlak voor S. Antonio. Hier nemen we de weg richting Castro Marim. Over de 122 naar het noorden en vlak voorbij het viaduct nemen we de weg rechts naar het infocentrum (= aangegeven). Kom je van de snelweg af moet je eerst even naar het noorden rijden (richting Beja/Azinhal) voor je het bord ziet. We rijden de tunnel van de snelweg onderdoor en zien al vrij snel de vogelbevolking op de poeltjes rechts van het grindpad: kemphanen, 1 zwarte ruiter, 5 kleine strandlopers, enkele steltkluten en tureluurtjes. We parkeren de auto bij het infocentrum en doen de uitgezette wandeling. De eerste vogels die we zien zijn 2 luidruchtige kuifkoekoeken, het barst van de roodborsttapuiten, kuifleeuweriken en (regelmatig) graszangers. Boven de grote zoutsteppe richting Guadiana vliegen 2 grielen, wulpen, grutto’s en 1 wijfje bruine kiek. We turen deze zoutsteppe af naar kleine trappen maar ontdekken alleen groepen leeuweriken (te ver voor de soort) en een iberische veldhaas. We komen een ranger tegen die betwijfelt of er nog altijd kleine trappen broeden. De ooievaars zitten op de kunstnesten. Langs de plasjes rechts van het grindpad zien we strand-, zilver- en bontbekplevieren, watersnippen, groenpoot- en zwarte ruiters, bonte en kleine strandlopers. Op de zoutpannen dobberen bergeenden en slobeenden. Verder nog zuidelijke klapekster en hop. De steltlopers zitten niet in die aantallen waarop we hoopten. Misschien door de grote droogte die er heerst. De laatste maanden heeft het nauwelijks geregend, men praat over de ergste droogte van de laatste 60 jaar. We gaan nog even het grindpad op dat richting viaduct en parallel aan de Guadiana loopt. Op de kale vlakte zien we een groep kortteenleeuweriken, waarschijnlijk pas terug uit de winterverblijven. Tijdens de winter zagen
we vooral kleine kortteenleeuweriken. Na de wandeling rijden we naar een ander gedeelte van het reservaat. Via Castro Marim, richting S. Antonio. Pal voor de rivier Esteiro Carrasquera gaan we rechts het grindpad op en parkeren de auto bij de ruïne. Boven de rivier jagen grote sterns. Aan de rand van de dehesa rechts zien we onze eerste roodkopklauwier. Boven de dehesa jaagt een mannetje bruine kiek. Na 1 km ligt rechts van de rivier een grote zoutpan met flamingo’s, bergeenden, geoorde fuutjes (zomerkleed), kemphanen, zwarte ruiters en bonte strandlopers. Bij enkele van de bonte strandlopers en de zwarte ruiters zie je het begin van het zomerkleed. We rijden via S. Antonio terug naar het hotel. Na de (uitstekende) lunch pikken we even een middagdutje. Om 14.00 uur vertrekken via de 125 richting Faro. Op advies van Eugene van de Linden gaan we enkele kilometers voor Olhão linksaf richting Aldeia de Marim (gelijknamige afslag). Ons valt het gebied wat tegen maar misschien is het in de winter beter. Wel zien we zo’n 50 lepelaars. We denken dat we nog genoeg tijd hebben om, volgens velen, het beste gebied van de Parque Natural da Ria Formosa te bezoeken, nl het gebied rondom de vervallen boerderij “Ludo”. Je kunt het gebied bereiken via Quinta do Lago of via de oostelijke ingang (het vliegveld van Faro). We kiezen voor de laatste optie. We doorkruisen Olhão en Faro. In Faro volgen we de richting van het vliegveld. Bij de rotonde met de grote beelden, pal voor het vliegveld, gaan we rechtsaf en, na 500 meter, weer rechtsaf op een brede verharde weg die schuin terug loopt. Deze weg volgen we 800 meter tot de eerste rotonde die we voor driekwart ronden en het grindpad (dus linksaf richting Pontal) inslaan.
De vogelrijke slenk, even voor Ludo, foto Loes Dit grindpad volgen we (enkele km’s) tot we bij “Ludo” komen. Even voor “Ludo” ligt rechts een mooie slenk met o.a. krooneenden Dit grindpad volgen we (enkele km’s) tot we bij “Ludo” komen. Even voor “Ludo” ligt rechts een mooie slenk met o.a. krooneenden, roepende dodaarsjes, cetti’s zangers en een kolonie aalscholvers.
We parkeren de auto bij “Ludo”, laten de boerderij rechts liggen en wandelen rechtdoor met rechts het golfterrein en links de salines en slenken waar we 2 zwarte wouwen, lepelaars en flamingo’s zien. Na ongeveer 2 km komen we bij de observatiehut die uitkijkt op de zoetwaterlagune op het golfterrein. We zien oeverzwaluwen, purperkoeten, 2 yellow bishops, krak- en slobeenden, schildpadden maar niet het verhoopte wouwaapje. De waarnemingen vallen wat tegen maar misschien hadden we te weinig tijd. Via de IP 1 rijden we terug naar Cabanas waar ons een uitstekende maaltijd wacht. Woensdag 21 maart Het weer is, zoals elke ochtend, uitstekend maar misschien snakt men hier naar wat regen. Vandaag staan de Odiel marshes in Spanje (= 75 km) op het programma. Een vruchtbaar bezoek aan de Odiel marshes loont alleen als het eb is. De steltlopers foerageren dan op de slikvlaktes, vaak pal naast de dijkweg. Gisteren hebben we bij de receptie een lunchpakket besteld dat we na het ontbijt ophalen. Het lunchpakket bestaat uit 2 belegde broodjes, een flesje water, een pakje sap, een banaan en een appel. Pal voor San Antoinio gaan we linksaf naar de IP 1 richting Spanje. In Spanje gaat de snelweg over in de A 40. We blijven deze volgen (trek van gierzwaluwen) tot afslag 99. Hier blijven we consequent “Corrales” volgen (dus niet de snelweg opgaan). In Corrales globaal rechtdoor blijven rijden (= Huelva volgen) tot bij de laatste rotonde (= einde bebouwde kom Corrales) waar op bruine borden “Islas Dique Juan Carlos” en “Marismas del Odiel” staat aangegeven. De dijk oprijden (het verkeer wordt ineens een heel stuk rustiger). Het infocemtrum ligt na 3 km links. De dijk kun je zo’n 20 km afrijden. Alleen interessant als het eb is.
Odiel marshes (“Parque Natural Marismas del Odiel”) De Odiel moerassen vormen een 8000 ha groot moerassig getijdengebied waar de rivieren de Odiel en de Tinto samenvloeien voor ze in de Atlantische Oceaan stromen. Het bestaat uit zoutpannen en getijdenmoerassen. Er zijn ook enkele zoetwaterplassen. Er loopt een goede, rustige (doodlopende) 20 km lange weg dwars door het reservaat: de “Islas Dique Juan Carlos 1”. Door het praktisch ontbreken van verkeer op deze weg kun je overal stoppen om de vogels te bekijken. De weg is ook heerlijk om te fietsen. Nadeel is wel dat je links tegen het lelijke havencomplex van Huelva aankijkt en rechts de hoge bebouwing van Punta Umbria. Je rijdt veelal tussen getijdenmoerassen, maar er zijn ook bosschages en schelpstranden. Het is belangrijk de eb en vloed tijden te checken. Tijdens vloed zie je weinig vogels. Aan het begin van deze weg (na km 3) ligt een uitstekend infocentrum met een grote parking. Achter het infocentrum liggen enkele zoetwaterplasjes (met vaak sterns). Aan de overkant van de weg kun je tussen de zoutpannen wandelen. Boven de rivier vliegen vaak reuzensterns en visarend. De Odiel marshes zijn o.a. bekend om zijn overwinterende en broedende visarenden en vooral interessant tijdens de trek (steltlopers). We zijn om 8.45 uur vertrokken en om 9.30 uur rijden we de dijk op. Op het zoetwaterplasje pal voor het infocentrum zien we foeragerende lepelaars en flamingo’s. We parkeren bij het infocentrum. Bij het infocentrum vertelt een ranger (na een blik op zijn horloge!) dat het ’t laatste uur van het lage tij is. Hij vertelt dat de vogels het moeilijk hebben door de grote droogte deze winter.
poetsende lepelaars, foto Loes Wel een succes zijn de visarenden. De twee broedende koppels brengen elk jaar jongen groot en men hoopt dit jaar op 3 tot zelfs 4 paartjes. Men heeft nieuwe kunstnesten geplaatst (goed te zien vanaf de dijk). De visarend gaat hier een zonnige toekomst tegemoet.
rustende steenlopers, foto Michael Fisher Op grond van zijn mededeling besluiten we eerst de getijdengebieden bezoeken. Het gebied begint een km of 6 voorbij de brug. Boven de marismas zien we een kiek jagen. We verwachten een mannetje grauw maar als de vogel wat dichterbij komt, blijkt het toch een mannetje blauw te zijn. Beide soorten zijn in deze tijd van het jaar mogelijk. We zien een enorme mix aan steltlopers: oeverloper (zoetwaterplasje infocentrum), regenwulpen
(roepend), wulpen (jodelend), scholeksters, enkele grutto’s maar vooral rosse grutto’s, watersnippen, bonte strandlopers (de talrijkste steltlopersoort), kleine strandlopers, strandplevieren, bontbekplevieren, zilverplevieren (heel talrijk), drieteenstrandlopers, steenlopers, tureluurs, kemphanen, zwarte ruiters, groenpootruiters en 3 kanoet strandlopers. Boven de vlaktes jagen bruine kiekendieven. In het gebied tegenover het infocentrum zien we (zoals elk jaar) een jagende visarend, geoorde fuutjes en enkele dunbekmeeuwen. In de bosschages enkele klapeksters en roodkopklauwieren. Enkele km’s voorbij de brug zien we op de vlakte rechts een tweede visarend op het nest zitten. Voorbij dit nest ligt rechts een mooi mediterraan bosgebied (waar kameleon voorkomt) met rechts een parkeerplaats. Zoals elk jaar zien we tijdens de wandeling op de grindvlakte aan de overkant enkele grielen. We rijden de dijk af en genieten van de variëteit aan steltlopers die soms op een 30tal meter van de auto foerageren. De eerste parking bij het begin van het getijdengebied levert, op de traditionele plaats, 2 reuzensterns op. Waar het getijdengebied ophoudt, wordt de weg minder van kwaliteit. Een km deze weg op, ligt links een gebied dat goed is voor grielen en roodkopklauwieren. Pal voorbij dit grielengebied ligt links een zandstrook waar vaak audouinsmeeuwen zitten. We lunchen met uitzicht op deze zandbank waar we nu een mixgroep van 3 audouinsmeeuwen, 10 grote sterns, 15 drieteenstrandlopers en tientallen rosse grutto’s zien. We wandelen naar zee waar het, op een migrerende duiker spec na, heel rustig is. Als we terugrijden ligt heel het gebied onder water. We waren net op tijd. We komen regelmatig een Engelse vogelaar tegen met wie we steeds gegevens uitwisselen. Hij mist de grielen en de kanoeten maar tijdens ons laatste gesprekje slaat hij ons om de oren met enkele vorkstaartplevieren. Om 16.00 uur rijden we terug naar Cabanas. Donderdag 22 maart Na het ontbijt vertrekken we voor een tweede, maar nu uitgebreider bezoek, aan Ludo. We rijden deze keer via de snelweg. De weg is langer maar de reistijd korter. Vanaf het vliegveld nemen we dezelfde route als op 20-3. Eenmaal in het bos foerageren witgatjes langs de greppels. Boven de ooievaar-, aalscholverkolonie hangen 2 dwergarenden en 3 zwarte wouwen. Op de slenk rechts, pal voor Ludo, dobberen net als eergisteren krak- en krooneenden en dodaarsjes. We horen cetti’s zangers, iberische groene specht en zwartkop. We parkeren de auto bij Ludo en wandelen vóór de boerderij door een mooi extensief, agrarisch landschap richting heuveltje. Op de boerderij kijkt een steenuiltje ons roerloos aan. Er vliegen veel blauwe eksters. Een hop roept en grauwe gors is talrijk (ook zingend). We wandelen terug naar Ludo en gaan tegenover Ludo linksaf, richting strand. Na, ongeveer een km, voor de lagune rechtsaf, dit pad helemaal (1 km?) afwandelen tot je rechtsaf kunt en via de kijkhut terug naar Ludo (totaal 6 km?). Op een van de plassen dobberen tientallen smienten en wintertalingen. We zien weer een heel scala aan steltlopers; kluten, drieteen-, bonte en kleine strandlopers, groenpoot- en zwarte ruiters, grutto’s en rosse grutto’s, wulpen, regenwulpen, steenlopers, zilverplevieren, oeverlopers, groenpoot- en zwarte ruiters. Uiteraard ook lepelaars, kleine zilverreigers en flamingo’s. Vanuit de uitkijkhut kunnen we weer geen wouwaap ontdekken wel veel meerkoeten. Dit ontlokt bij Loes: “Ik wouw aapjes maar kreeg meer koeten”. Pal voor de auto kunnen we nog een laag overvliegende slechtvalk noteren.
We zijn om 13.00 uur terug in Cabanas, mooi op tijd voor de lunch. We hebben inmiddels een vast tafeltje naast een (nog ouder) Vlaams stel. Het koddige Vlaamse mannetje heeft de eigenaardigheid dat hij de gerechten in willekeurige volgorde opeet. Soms volgt de soep als laatste. Ik schat dat hij tussen de 10 – 15 jaar ouder is dan ik. Als hij vertelt dat de hop vroeger algemeen was rond zijn boerderij, vraag ik hoe oud hij is: “85”. Het leeftijdsverschil blijkt 21 jaar te zijn. Ik vraag me af of hij er nu jonger uitziet of ik veel ouder. Een verifiërende blik in de spiegel leert dat beide het geval is. Aan een ander tafeltje nemen 2 Duitse stelletjes hun dessert al mee bij de eerste gang. Bij de (beperkte) hoeveelheid reuzenaardbeien doen ze dat zelfs heel overdreven. Gek waar je allemaal zo op let. ’s Middags wandelen we naar het pittoreske vissersdorpje en pakken een pilsje (€ 0,90) op een van de vele terrasjes. We zien dat we zondagmiddag Ajax – PSV kunnen kijken in een van de cafeetjes. Vrijdag 23 maart Verleden jaren vonden we al dat de beste vogelgebieden van de Algarve niet kunnen tippen aan de betere Doňana gebieden. Dat gaan we vandaag aan de lijve ondervinden. We gaan vandaag Dehesa de Abajo en de omgeving van het infocentrum van J.A. Valverde bezoeken. De afstand bedraagt 150 km. In totaal rijden we vandaag 380 km waarvan het overgrote deel op een rustige snelweg waar we 130 aan kunnen houden. Het voordeel is dat we de streek goed kennen zodat we nergens hoeven te zoeken. Om 7.00 uur pikken we ons (op voorhand bestelde) lunchpakket bij de receptie op. Via de snelweg rijden we naar het Spaanse Aznalcazar (afrit 28, via Pilas naar Aznalcazar). In Aznalcazar volgen we richting (Las) Colinas. Dit weggetje (met veel drempels) loopt door het prachtige Aznalcazar pinewood waar een tiental iberische lynxen leven (vandaar de vele drempels). Al om 8.30 uur rijden we dit mooie bos binnen. We hebben nog altijd de hele dag voor ons. Tamelijk vooraan in het bos ligt links een prachtige grote, open heidevlakte. Hier stoppen we. Veel roofvogels gaan de lucht in. We zien enkele buizerds, een 15-tal zwarte wouwen en zeker 5 dwergarenden. Op de T-kruising bij Colinas gaan we rechtsaf richting dehesa de Abajo. We stoppen bij de plasjes. We zijn nog net even te vroeg voor de hier broedende bijeneters. Wel zien we foeragerende zwarte ibissen (vorige winters ook knobbelmeerkoeten). Ook ontdekken we een groep van zo’n 40 kwakken. Loes slaagt erin mooie foto’s te maken zonder de dieren te verstoren. De mix van zwarte wouwen (50+), buizerds, witte ooievaars (50+), bruine kieken (2) en dwergarenden (6) in de lucht is fantastisch. De rijstvelden links liggen er kurkdroog en stoffig bij. We rijden naar het infocentrum van Abajo en wandelen naar de achterkant van de lagune (met onderweg hop, zingende zwartkop, klapekster en roodkopklauwier). Op het achterste deel van de lagune (veel plas/dras) zijn de aantallen vogels (en soorten) nauwelijks te bevatten: purperkoeten, 2 knobbelmeerkoeten (gemakkelijk te herkennen door de halsband), zwarte ibissen, slobeenden (vele 100den), wintertalingen, zomertalingen (5), grutto’s (ongeveer 200), kemphanen, zwarte ruiters, groenpootruiters, watersnippen, bonte strandlopers, kluten (tientallen), steltkluten (100den), lepelaars, flamingo’s, geoorde futen, bontbek-, strand- en kleine plevieren (alle drie de pleviersoorten op één plek). Boven het water vliegen tientallen witwangsterns, 1 dwergstern en een tiental lachsterns. Boven de dehesa 100+ ooievaars, 6 dwergarenden, 100+ zwarte wouw, 1 rode wouw (in de winter veel
talrijker), 2 slangenarenden, gier-, huis, oever- en boerenzwaluwen. Na dit genoeglijke uurtje onder een behaaglijk zonnetje rijden we door een prachtige streek richting J.A. Valverde.
Infocentrum J.A. Valverde De naam van dit infocentrum is een hommage aan José Antonio Valverde die in 2003 overleden is. Hij was een van de grondvesters van het Coto Doňana National Park. Hij heeft (zoals dat nu eenmaal gaat) veel tegenslagen moeten ondervinden voor de lokale en nationale overheden het belang van de Coto Doňana inzagen. Hij is ook een van de stichters van de Spanish Ornithological Society (nu SEO/birdlife). In het centrum is ook de expositie “Los Caminos del Aigua” (de wegen van het water). Het info-centrum heeft toiletten en een cafetaria voor hapjes, koffie en een drankje. Er lopen geen tracks vanuit het centrum het gebied in. Naast het gebouw is nog een rieten scherm van zo’n 100 meter. Even oostelijker van het centrum ligt de gerestaureerde lagune “Lucio del Lobo”, waar ook (als er water in staat) vaak leuke soorten gezien worden. Westelijk kun je het grindpad zo’n 3 km tot de slagboom afrijden. Route vanaf uitrit dehesa de Abajo( 32 km): Op de harde weg rechtsaf. Na 3 km de doorsteek maken door Vado de Don Simon. Op de T-kruising linksaf. Na 4 km (links ligt Vado de los Vaqueros naar Isla Mayor) rechtdoor waar de asfaltweg in een grindweg overgaat. Na 7 km bij de stuw (Casa de Bombas) rechtsaf. Na ongeveer 8 km over de brug links en onmiddellijk weer rechts. Na 5 km linksaf. Je rijdt nu langs de wondermooie Cano de Guadiamar (via ‘Plan Doňana 2005’ is de oorspronkelijke loop hersteld met wondermooie plas-dras vlaktes als gevolg). Na 4 km op de T-kruising links. Na 500 m ligt het centrum rechts. Op de T-kruising kun je ook nog enkele km’s naar rechts, richting N.P. Terugweg: Bij het infocentrum doorrijden (rechts hele mooie lagunes w.o. Lucio del Lobo), na 10 km linksaf richting Casa de Bombas. Je hebt dan de gehele ronde gemaakt. Onderweg zien we nog 4 groepen kwakken langs de ‘Corridor Verde’. In de ‘Vado de Don Simon’ (zie hierboven) ontdekken we 5 purperreigers, zwarte ibis is algemeen. Op de extensieve vlaktes naar Casa de Bombas jagen 3 blauwe kieken (ik rekende eigenlijk weer op de eerste grauwe). Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze vlaktes elk jaar extensiever beheerd worden, hoewel ze niet onder een vorm van natuurbeheer lijken te vallen. Misschien slaat de verzilting toe. Overal zingen grauwe gorzen. Kalanderleeuweriken kunnen we niet ontdekken (wel talrijk in de winter). Bij Casa de Bombas zitten een 100tal oeverzwaluwen op het grindpad. Hier slaan we rechtsaf met zowel blonde als gewone tapuiten (trek). Het valt op hoe enorm verbeterd de weg is. Het zou nu zelfs goed te doen zijn om met de camper naar het infocentrum te rijden (wel via de rechtertak). In de winter fiets ik meestal vanuit dehesa Abajo naar het centrum (70 km v.v.). De wondermooie Cano de Guadiamar staat helaas zo goed als droog zodat we, behalve kleine plevier, oeverlopen en bruine kiek, weinig zien. Halverwege dit grindpad staat links een grote vierkante betonnen blok met een 15tal kleine torenvalken. Ver weg zien we een 40tal vale gieren hangen. Op de T-kruising (infocentrum ligt na 400 m links) gaan we rechts naar de brug waar nog wel water staat. Hier zien we zowel lach- als witwangsterns. Op een van de paaltjes zit een visarend. In het riet zien we een vijftal purperreigers. Op de slikvlaktes foerageren lepelaars, grutto’s (100+), kluten, kemphanen, zwarte ruiters, groenpootruiters en zwarte ibissen.
In het prachtige infocentrum doen we ons tegoed aan heerlijke koffie en tortilla’s. We kijken uit op foeragerende o.a. zwarte ibissen, purperreigers en zomertalingen, ook hier lach- en witwangsterns en groepjes kwakken.
Verscholen, maar goed zichtbaar, overal groepjes kwakken, foto Loes De dienstdoende ranger had 10 minuten eerder een langs vliegende roerdomp. De kolonie zwarte ibissen wordt elk jaar groter. Vanaf begin mei zie je 100den vogels op de nesten zitten. De Doňanapopulatie bestaat inmiddels uit meer dan 2000 vogels. De ranger vertelt nog een mooi verhaal. Twee jaar geleden zagen Vital van Gorp en ik achter El Rocio een ‘collared’ mannetjeslynx op 30 meter. Ranger Enrique Ales vertelde ons toen dat we ‘Baja’ gezien hadden. Een mannetjeslynx die in Andújar gevangen was en in Doňana is losgelaten om het dreigende inteeltgevaar van de Doňanapopulatie tegen te gaan. Deze Baja is onlangs gewond geraakt na een gevecht met een ander jonger mannetje. Hij is gevonden door een ranger en opgeknapt in Acebuche en gisteren weer losgelaten. In Acebuche is een “breeding programme” voor de iberische lynx. Hier geboren lynxen worden uitgezet in gebieden die men nu aan het ‘voorbereiden’ is. Dat voorbereiden houdt vooral in het opkrikken van de konijnenstand, het creëren van draagvlak en het aanleggen van faunapassages. Volgens de ranger zouden er nu bijna 100 lynxen in de Doňana lopen. Jonge dieren zouden uitzwerven richting Portugal en Huelva. Dit verklaart dat we op de terugweg van Hinojos naar Chucena gloednieuwe rasters en faunapassages tegenkwamen. De automobilisten worden ook gewaarschuwd de snelheid te matigen i.v.m. overstekende lynxen. We wisten niet dat de lynxen al in deze (fel gecultiveerde) noordoostelijke uithoek zaten. Tegenover het infocentrum zien we een slangenarend. We rijden de grindweg af naar het westen tot aan de
slagboom. Regelmatig zien we skeletten op de vlaktes waaraan de vale gieren zich tegoed hebben gedaan (n.b. deze gieren zijn afkomstig van het Grazalema gebergte). Bij de slagboom nog een 50tal edelherten, 40 vale gieren, een rode wouw en een biddende slangenarend. We besluiten via de andere tak (langs Lucio del Lobo) terug te rijden. Lucio del Lobo is een geslaagd Natura 2000 project. Men heeft de lagune vergraven zodat hij langer water bevat. Tegen deze enorme droogte is de lagune echter niet opgewassen. We zien nergens meer water staan. Wel zien we veel (migrerende) kleine vogeltjes met o.a. grauwe gorzen (massaal), veldleeuweriken, graspiepers, putters, tapuiten, gekraagde roodstaart, rietgorzen, roodborsttapuiten, roodkopklauwieren en europese kanaries. Op een van de elektriciteitspalen kunnen we onze vijfde slangenarend uitstekend bekijken. Het is inmiddels weer gaan regenen. Op het eind van deze grindweg slaan we linksaf richting Casa de Bombas. Voor zover we de ranger begrepen hebben, zouden in de buurt van deze hoek zo’n 20 velduilen overwinterd hebben. Richting Casa de Bombas ligt rechts van het grindpad een enorm natuurgebied dat in privé-eigendom is. In een groepje eucalyptusbomen midden in dit gebied broedt al 4 jaar een paartje keizerarenden. Je kunt het groepje bomen zien staan maar de afstand is, zelfs met de telescoop te ver, om de arenden te zien. Ook zouden er marmereendjes broeden. De (enige) toegang ligt ten zuiden van Isla Mayor. De eigenaar zou bezoek van toeristen overigens niet op prijs stellen. Om dat te voorkomen vraagt hij € 500 entreegeld per dag!!!. We weten overigens niet in hoeverre dit verhaal klopt. Het traject na Casa de Bombas heeft nog een paar verrassingen in petto. In de Corridor Verde foerageren grote zilverreiger, lepelaar en purperreiger gebroederlijk naast elkaar. Op een van de weinige plaatsen waar je naar de rivier kunt wandelen, stoten we een zwarte ooievaar op (in de winter is deze soort hier vrij algemeen). De vogel strijkt een beetje verder neer. We zijn nog maar net op de harde weg als we, pal rechts van de weg, een velduil op een paal zien zitten. De vogel is weinig schuw en zelfs met haar simpele panasonix lumix kan Loes uitstekende foto’s maken. De uil vliegt even met ons op. Onmiddellijk na het neerstrijken (meestal op een paaltje) tuurt hij steeds de slootranden af op zoek naar prooi. We kunnen de vogel bekijken tot hij na 10 minuten de marisma’s invliegt. Tijd om te herstellen hebben we niet want nog geen minuut later eist een grijze wouw onze aandacht op. Zo strijden binnen een straal van één kilometer lepelaar, grote zilverreiger, purperreiger, zwarte ooievaar, velduil en grijze wouw om de schoonheidsprijs. De velduil wint.
Het loopt inmiddels tegen vijven. Eenmaal op de snelweg geven we vol gas en tegen 18.30 uur rijden we Cabanas binnen. We hebben een geweldige dag achter de rug. Het is onmogelijk dat je dit soort dagen in de Algarve meemaakt. Zaterdag 24 maart Het is een sombere dag, het regent zelfs. De grond zuigt dankbaar elk beetje vocht op, helaas niet meer dan een druppel op de gloeiende plaat. We brengen de ochtend op de kamer door met het vervullen van allerlei (vakantie)karweitjes. Na de lunch maak ik nog een wandelingetje door het savannegebiedje naast het hotel. Nu zie ik maar liefst drie mannetjes roodkopklauwieren (de eerste dag nul) in een relatief klein gebiedje. Rode patrijs is talrijk. Bij de monding van de rivier jagen enkele lachsterns. Op de ruïne in de delta zit een steenuil in het zonnetje. Een kiekendief ontlokt een vloek door bruin te zijn. Via de lagune loop ik terug naar het hotel. Op de gazonnetjes van de strandbungalows foerageren enkele hoppen. Loes heeft ondertussen het dorpje verkend. Zondag 25 maart Het weer is weer helemaal opgeklaard. Na het ontbijt rijden we naar het Pera Marsh (= Lagoa dos Salgados), 3 km ten westen van Albufeira. We rijden over de snelweg (A 22 - IC 4) tot afslag 8 naar Pera. In Pera (na 78 km) steken we de 125 over en rijden door het dorpje, richting Albufeira (de 526). Bij de rotonde, pal na Pera, gaan we de tweede afslag rechts richting “Praia Grande”. Bij de splitsing van de grindpaden houden we links aan en komen zo bij de lagune. We rijden deze keer op de coördinaten uit een Engels verslag. Dat werkt uitstekend: We toetsen N 37°5’47’’47 en W 8°20’6’’17 in op de TomTom en een kind doet de was. Het gebied is klein maar vogelrijk. Het uitgezette vlonderpad doet wat overdreven aan. Ook het open observatieplatform houdt weinig rekening met de verstoringgevoeligheid van de vogels. We zien onze eerste bosruiters; algemeen in Nederland maar een vrij zeldzame doortrekker in de Algarve. Verder de bekende steltlopersoorten w.o. watersnippen, kemphanen, (veel) kluten, drieteen-, bonte en kleine strandlopers, lach- en reuzensterns (2), strand- en bontbekplevieren.
De Algarve, een overdaad aan steltlopers We wandelen tot aan het strand en komen een groep Engelse vogelaars tegen waarvan de sympathieke Portugese gids (Georg: www.birdwatching-algarve.com) vertelt dat hij gisteren 2 mannetjes kleine trap heeft gezien vanaf het heuveltje bij het infocentrum van Castro Marim.
Om 11.00 uur rijden we naar ons tweede gebied; de Rio Alvor (Alvor Estany). Nu verlaten we ons geheel op de coördinaten: N 37°7’56’’65 en W 8°36’42’’54. We kunnen geen nieuwe soorten ontdekken. Bovendien vallen de aantallen vogels wat tegen. We nuttigen het lunchpakket, maken een wandeling en rijden terug naar de thuisbasis. Om 15.30 uur wandelen we naar het dorpje. In het gezellige cafeetje Marina, vooraan op de boulevard, kunnen we Ajax – PSV live volgen. Frank (de B.) geeft zijn vriend Philip (C.) met 2 – 0 het nakijken. Behalve 3 t.v.’s met live voetbalwedstrijden, hebben we hier vriendelijke bediening, gratis Internet, heerlijk koel bier en lekkere hapjes. Maandag 26 maart Het wordt vandaag onze laatste Algarvedag wat vogels betreft. We hebben niet het gevoel nog veel nieuws te kunnen zien. Onze oren (vooral die van Loes) zijn al enkele dagen (vergeefs) gespitst op het “pruut, pruut” van de eerste doortrekkende bijeneters. Na het ontbijt rijden we naar Castro Marim in een poging de kleine trappen te ontdekken. Dat lukt niet. Wel zien we (nu eindelijk met zekerheid) ons eerste mannetje grauwe kiek. In stilte wensen we hem succes voor het vervolg van zijn reis. O.a. deze soort heeft het moeilijk in een Europa dat met het jaar niet alleen mensonvriendelijker maar ook steeds natuuronvriendelijker wordt. Onze tank is bijna leeg en we besluiten de tankbeurt te combineren met een bezoekje aan Isla Cristina. In Spanje is een liter benzine € 0,25 cent goedkoper dan in Portugal. Je bespaart al gauw € 10,met een keertje tanken. We herinneren ons van een vorig bezoek dat de Marisma de Cristina (onderdeel van de delta van de Guadiana) bij eb geweldig rijk is aan steltlopers. Het is niet fijn maar wel veilig wandelen over de brug pal voor Isla Cristina. Onder ons foerageren vele 100den steltlopers. Al snel kunnen we een nieuwe steltlopersoort aan de lijst toevoegen; de krombekstrandloper. Die is pas terug uit de winterkwartieren want ook de Portugese gids had ze nog niet gezien. De vogels (een zestal) zijn nog geheel in winterkleed maar foerageren tussen de langsnavelige alpina bonte strandlopers. Ze zijn duidelijk groter, staan (relatief veel) hoger op de poten, hebben een langere nek, de punt van de snavel is meer gebogen en soms is, zelfs in zit, de lichte stuit te zien. Enkele jaren geleden had ik hier in de winter 22 soorten steltlopers in 2 uur tijd. Nu zijn het er wat minder maar de variëteit aan soorten blijft indrukwekkend al moet je het geluid van de langs razende auto’s voor lief nemen. Na de lunch rijden we naar het vlakbij gelegen Forto de Rato, de meest oostelijke afslag naar Tavira: ongeveer 3 km voor Alvira bij de rotonde “zona commercial” volgen (= linksaf) en de volgende rotonde “Rio Formosa” (= links) volgen. Een leuk maar druk gebied met de bekende soorten (ook hier krombekken) maar bijlange na niet in die aantallen van sommige andere gebieden. Tot slot bezoeken we het 20 km verder gelegen pittoreske vissersdorpje Fuseta, dat nog een authentieke indruk maakt. De lokale bevolking is òf aan het jeu de boulen òf de visnetten aan het herstellen. Ook hier weer tal van vogels maar niets dat enige opwinding teweeg brengt. Wat accommodatie, eten, vogels en gebieden betreft zijn we duidelijk toe aan een break. Morgen gaan we voor 3 dagen naar het Castro Verde steppegebied. Enkele dagen geleden heb ik ‘on line’ een bungalow gehuurd (€ 40,-) op de ons bekende camping van Castro Verde. Verleden jaren (zie de verslagen op ‘travellingbirder’) hebben we uiterst genoeglijke dagen in dit prachtige gebied doorgebracht.
Dinsdag 27 maart Na het ontbijt vertrekken we naar Castro Verde (90 km). Behalve het lunchpakket smokkelen we een paar hard gekookte eitjes mee, dat zullen ze ons niet euvel duiden. Via de 125 rijden we tot de afslag naar de A 22. Deze volgen we tot afslag 18 (ook de Castro Marim-route) richting Beja. Onderweg stoppen we bij enkele mooie riviertjes met vooral blauwe eksters en enkele rotszwaluwen. We blijven de N 122 volgen tot 12 km voor Mértola. Hier gaan we, voor een tussenstop, rechtsaf richting Roncào met ook de aanduiding “Penha da Aguia” (= arendenrots). Door een prachtig landschap rijden we de weg af en volgen de borden “Penha da Aguia” Onderweg ‘krioelt’ het van de hoppen, klapeksters, thekla’s, roodkopklauwieren en konijntjes. Voorbij Roncào slaan we linksaf en zien in de verte (= 3,2 km) de Rio Guadiana liggen. Na 9 km parkeren we de auto op ons vertrouwde plekje van vorig jaar. Op de rots broeden overigens geen arenden (meer?). We zijn nog maar net uit de auto of we horen onze eerste migrerende bijeneters. In de struiken een nieuwe reissoort; baardgrasmus. Rondom ons grauwe gorzen, klapeksters, hoppen, kleine zwartkoppen en op het muurtje een gekke gekko. Rode patrijzen roepen overal. Steenarend en alpenkraai laten zich niet zien maar waarschijnlijk is het nog te vroeg (op de dag).
Het steppegebied van Castro Verde Castro Verde is een beschermd steppegebied van 80.000 ha waarvan 1700 ha (sinds 23-21800 ha) in eigendom van LPN. Er broeden grote en kleine trappen, scharrelaars, grauwe kiekendieven, zwartbuikzandhoenders, grielen, kalanderleeuweriken, kleine torenvalken en grijze wouwen Men spant zich de laatste jaren vooral in voor het behoud van de kleine torenvalk. Nadat deze op het eind van de 20ste eeuw in Portugal op punt van uitsterven stond (150 paartjes), heeft men een reddingsactie op touw gezet. Nu broeden er weer 450 paartjes waarvan 80% in het Castro Verde gebied. In Castro Verde proberen ze (met Europees geld) het oude drieslagstelsel in stand te houden. Dit houdt in dat er gebieden ingezaaid worden met graan en vervolgens geoogst worden. De stoppelvelden worden na enige tijd geploegd en blijven vervolgens 2 of 3 jaar braak liggen waarna de cyclus opnieuw begint. Zo ontstaat een mooie mozaïek van braak land (met veel bloemen), geploegd land en graanvelden. Het is dit mozaïekplaatje wat deze rijkdom aan (zeldzame) vogels oplevert. Alle steppegebieden in de Extremadura kunnen hier een puntje aan zuigen. Na dit intermezzo vervolgen we de weg richting Mértola en nemen (pal voor Mértola) de afslag naar Almodòvar. Na enkele kilometers gaan we rechtsaf bij Namorados en via João Serre volgen we deze weg tot we bij de N 125 Mértola – Castro Verde komen. Enkele km’s voor deze kruising stoppen we en doen onze eerste steppewaarnemingen: kleine torenvalken, een paartje luidruchtige kuifkoekoeken, 2 rode wouwen, een mannetje grauwe kiek, -tig ooievaars, een zwevende vale gier en een zestal parmantig rondstappende grote trappen. De hernieuwde kennismaking met het steppegebied begint hoopgevend. Desondanks missen we de kleurenpracht van vorige jaren. Het is de laatste maanden te droog geweest voor de normaal zo uitbundige, kleurrijke steppevegetatie. We steken de N 125 over en rijden de N 122 enkele kilometers af. Aan de rechterkant staat een boerderijruïne. Tussen het boerderijtje en de weg zien we onze eerste kleine trap in prachtkleed, aan de andere kant van de weg nog
eens 16 grote trappen en enkele rode wouwen. Boven de velden jagen 2 mannetjes en 1 wijfje grauwe kiek. We besluiten eerst in te checken in onze bungalow op de Castro Verde camping. Hadden we vorig jaar in de camper wel wifi, nu in de bungalow helaas niet (iets te ver van de receptie). We rijden terug richting Mértola en slaan, na ongeveer 9 kilometer, rechtsaf richting Viseus. In Viseus gaan we linksaf en vervolgen de weg tot Guerreiro. We rijden het dorpje door, volgen de zandweg tot de ruïne aan de rechterkant, parkeren de auto weg en settlen ons op een heuveltje met mooi uitzicht. Helaas is een fotograaf de velden af aan het struinen waarbij hij de ene na de andere groep grote trappen opjaagt. We zien een overvliegende griel, overvliegende bijeneters, rode patrijzen, rode wouwen en grauwe kieken. Op de ruïne poseren 2 steenuiltjes. Vorig jaar hadden we op deze plek ook baltsende kleine trappen, slangenarend en 2 grijze wouwen. Ook hier liggen de steppes er dor bij. We rijden Guerreiro door en gaan, aan de rand van het dorp, het grindpad rechts op. Dit pad loopt 4 km door tot S. Marcos da Ataboeira. Dit is (met voorsprong) de beste steppeweg in het C.V.-gebied. We stoppen bij de LPN-poort en zien links 3 kleine trappen baltsen in de dorre begroeiing. De poort staat wagenwijd open, er staan geen verbodsborden, dus rijden we langzaam door. Waar vorig jaar een enorme begrazingseenheid was, staat nu overal (erg dun) graan. Zo werkt het drieslagstelsel. Als het goed is, ligt dit gebied volgend jaar braak. We zien overal grote trappen met veel baltsende mannetjes. Op een gegeven moment komt er een groep van meer dan 80 trappen overvliegen, een imposant gezicht. Overal zien we baltsende, zingende kalanderleeuweriken. Met hun langzame vleugelslagen hoog in de lucht zorgen ze af en toe voor verwarring. De grote plas rechts van het pad staat gelukkig nog goed vol. Op het water dobberen dodaarsjes, wintertalingen en krakeenden. Aan de andere kant van het grindpad zien we 12 zwartbuikzandhoenders foerageren. Op een hoopje stenen poseert een steenuiltje. Boven de vlaktes rode wouwen en grauwe kieken. Op de terugweg zien we in de buurt van Viseus nog een griel en een mannetje kleine trap. We rijden nu in Viseus door tot Sta Barbara de Padroes. Hier gaan we bij de rotonde rechtsaf richting Castro Verde. Pal voorbij het dorpje Viseus tellen we rechts van de weg, boven een graanveld, een 9tal buitelende grauwe kieken. Wat een fantastisch gezicht. We vervolgen de weg die door mooie extensieve dehesa’s voert, doorkruist door enkele riviertjes. Dit levert nog 2 grijze wouwen op. Onze eerste dag is geslaagd. Bij de Intermarché doen we boodschappen. De opgewarmde kant en klaarmaaltijd wordt met enige moeite naar binnen gewerkt maar dat nemen we voor lief. Behalve het gebrek aan wifi hebben we geen klagen over het bungalowtje, we slapen uitstekend. Woensdag 28 maart. Om 7.30 uur zijn we al op pad. Ontbijten doen we in het veld. Via de ventweg (met kuifkoekoek, tapuit, steenuil en slechtvalk) van de IP 2 rijden we naar het infocentrum van LPN (richting Entradas). Beatriz Estanque ‘technica do projecto life esteparias’ die we kennen van vorig jaar, komt net aangereden. Ze beaamt mijn vermoeden dat er maar weinig baltsende kleine trappen zijn. De broedgebieden van de kleine trap, de zgn ‘fallows’ (braakliggende gronden begroeid met kruiden) komen, door de aanhoudende droogte, nauwelijks tot wasdom. Er vliegen zelfs nog kleine trappen in groepen rond. Om dezelfde reden is de wandeling vanaf het infocentrum op dit moment niet zo interessant. Daar zien we dus vanaf. Van vorig jaar
weet ik een stek waar zich, een maand eerder in het jaar, voortdurend kleine trappen in groepen (w.o. één groep van 250 vogels) ophielden. We rijden naar de N 2 richting Aljustrel. De wandeling (geen exacte plaats vanwege de kwetsbaarheid) is een schot in de roos. Op de vlakte zie ik een 50tal kleine trappen: een groep van 35 (overwegend mannetjes), een groep van 8, enkele tweetallen en enkele solitaire mannetjes. Het zijn vooral de solitaire mannetjes die uitbundig baltsen. Alle mannetjes zijn in volledig prachtkleed. Regelmatig doorkruisen rode wouwen, kleine torenvalken (vele tientallen) en grauwe kiekendieven het beeld. Op een van de rotsjes zit (net als vorige jaar) een slechtvalk. Het zijn prachtige plaatjes. Bij mijn bezoek aan de Castro Verde steppes vormen de balts van de kleine trap en de grauwe kiek het hoogtepunt. Castro Verde is nog goed voor een tragi-komisch voorvalletje of beter een ‘doorsnee’ blunder: Terug bij de auto, wil ik mijn laatste waarneming inspreken. Vergeefs zoek ik al m´n zakken af: geen dictafoontje. Loes slaat een diepe zucht. Dit is de derde in drie jaar tijd. Zelf weet ik maar al te goed wat een gemis dit is. Ik beleef m’n dictafoontje meer als metgezel dan als instrument. Na tientallen verslagen is het een diep ingeworteld automatisme geworden elke waarneming in te spreken. Destijds ervoer ik het verlies als een soort fantoomgevoel: je denkt iets te hebben wat er niet is. Pal na het verlies van m’n laatste dictafoontje betrapte Loes me er zelfs op dat ik een waarneming insprak in een lege hand. Toen ze vroeg wat ik aan het doen was, maakte ik me ervan af met een grapje maar volgens mij stond ze op het punt de alzheimerkliniek te bellen. Ik sjok dus terug het veld in. Ik weet vrij nauwkeurig waar ik m’n grote boodschap heb gedaan, daar moet het liggen. Ik zoek de naaste omgeving van m’n kunstwerk af: geen dictafoontje en de boodschap omdraaien gaat me net iets te ver. M’n laatste kans ligt bij het riviertje waar ik m’n handen gewassen heb. Ter plaatse volgt op de opluchting al gauw de grote domper: het dictafoontje ligt er ……. maar onder water. Ik neem het maar mee als bewijs van m’n goede wil. Tegen beter weten in legt Loes het druipende dictafoontje te drogen op het dashbord. Als ik enkele uurtjes later aan het puzzelen ben waar de spraakrecorder op m’n smartphone zit, krijg ik demonstratief het dictafoontje van Loes aangereikt. Niet zonder reden natuurlijk: hij doet het weer. M’n stem lijkt zelfs wat voller geworden te zijn. Ik test hem met “hij doet het weer”. Als ik de opname afdraai, hoor ik “dank zij Loes”. Stomverbaasd vraag ik me af of hij onder water gemuteerd is met een eigen mening als gevolg. Het blijkt gelukkig een andere opname te zijn waarin ik Loes bedank voor het aanwijzen van de eerste slangenarend. Het merk: Olympus. Nu maar hopen dat de fabrikant dit leest en mij als blijk van waardering voor de gratis reclame een half dozijn dictafoontjes opstuurt zodat ik er weer 6 jaar tegen kan. Opgelucht rijden we naar de volgende stek. Beatriz informeerde ons dat er ook dit jaar onvolwassen keizerarenden in het gebied rondzwerven. De beste kans maken we vanaf een door haar aangeduide heuveltop: Over de N 123 richting Mértola. Pal voorbij St Marcos de Ataboeira gaat er links een weg naar Salto. Pal vóór dit dorpje de afslag naar rechts en dan (na 2 km) de heuvel met het kapelletje oprijden. Je hebt een heel mooi uitzicht over het gebied. Volgens haar laten zich hier soms ook vale gieren zien en (met veel geluk) zelfs monniksgier en havikarend. De oostkant biedt de meeste kans op keizerarenden. Onmiddellijk na het uitstappen horen we onze eerste koekoek. Aan de westkant buitelen 9 grauwe kieken boven
een graanveld. Hier ook 2 slangenarenden. Dan settlen we ons op het hoogste punt en kijken uit over een mooi gebied. Er komt een groep grote trappen invallen. Ook hier jagen grauwe kieken, twee slangenarenden, kleine torenvalken en rode wouwen maar keizerarenden laten zich niet zien. Tegen 14.00 uur rijden we terug naar Castro Verde. We eten in het aanbevolen restaurant bij de brandweerkazerne. Het is er druk. Voor de € 20 voor 2 personen eten we matig. Het is nog zo warm dat we eerst een tukje doen in onze bungalow. Om 15.30 uur rijden we via de ‘dehesaweg’ richting Guerreiro. We nemen de ring rond Castro Verde. Tot onze stomme verbazing ligt er een (pas) doodgereden mangoeste aan de kant van de weg in een boomloos gebied, dicht bij de bebouwde kom. We stoppen bij de riviertjes die het dehesalandschap doorkruisen. We horen onze eerste (6) zingende nachtegalen. Zelfs boven de dehesa vliegen grauwe kieken. Bij een van de riviertjes horen we naast elkaar een twee lettergrepige hop (“oep-oep”) naast een vier lettergrepige hop (“oepoep-oep-oep”) roepen. Als ik Loes hierop opmerkzaam maak, reageert ze met: “laat ze toch, het gemiddelde klopt toch!!”. De rivieren zitten vol met schildpadden. Bijeneters vliegen nu overal. Wat ik niet begrijp is dat ik geen roodstuitzwaluwen zie. In Sta Barbara de Padroes gaan we linksaf richting Viseus. Pal voor Viseus stoppen we weer bij het graanveld. Nu tellen we 12 grauwe kieken waaronder 2 melanistische mannetjes. Het blijft een fantastisch schouwspel de sierlijke kieken door elkaar te zien dwarrelen. Ik neem me voor een mailtje naar Beatriz te sturen met het verzoek dit graanveld niet te vroeg maaien. Voor Guerreiro hebben we rechts van de weg nog een baltsend mannetje kleine trap en deze keer horen we hem ook roepen. Pal voor Guerreiro rijden we links de steppeweg weer in. De eerste stop levert een roepende kwartel op. Bij de LPN poort baltsen 3 kleine trappen, nu ook eentje rechts van de weg. We rijden tot de hoogte van de plas. We stappen uit en genieten van de grandeur van de steppes: tientallen baltsende grote trappen, foeragerende zwartbuiken, overal zingende kalanderleeuweriken, zingende kortteenleeuweriken, een overvliegende griel, 2 baltsende kleine trappen, kleine torenvalkjes, rode wouwen en grauwe kieken. Mensen zien we niet, heerlijk. We denken dat dit het slot is van een mooie dag maar het hoogtepunt moet nog komen. We zijn nog maar net aan het rijden of we zien 2 arenden laag boven de steppes vliegen. Zelfs al rijdend zien we dat het 2 immature keizerarenden zijn. De arenden hebben alleen maar belangstelling voor elkaar. Regelmatig gaan ze op de grond zitten of vallen elkaar, laag boven de grond, speels aan. Beatriz hoopte al dat ze binnenkort gaan broeden binnen de grenzen van het reservaat. We kunnen ze een tiental minuten bekijken tot ze achter een heuvelrug uit het zicht verdwijnen. Na “dehesa de Abajo” is dit weer zo’n topdag die lang in het geheugen zal blijven hangen. In de Intermarché doen we ons tegoed aan koffie en koeken waardoor het al donker is als we bij de bungalow aankomen. Donderdag 29 maart Om 8.00 uur ga ik op stap. Het is bewolkt en frisjes. Loes doet het deze ochtend rustig aan. Ik rijd de weg naar Mértola af en parkeer de auto bij de LPN hoofdingang tegenover het dorpje S. Marcos da Ataboeira. Na de (open) poort, sla ik direct linksaf. Dit pad loopt naar de
belangrijkste ‘lekking area’ van de grote trap in het Castro Verde gebied. Al vrij snel zie ik de baltsvlucht van een drietal mannetjes kleine trap.
De mannetjes kleine trap moesten dit voorjaar baltsen in een dorre steppevegetatie Ze vliegen met opgeheven kop met ondiepe, oppervlakkige snelle vleugelslagen, heel anders dan de normale vlucht. In tegenstelling tot de vorige dagen hoor ik enkele kleine trappen roepen, zonder ze te zien. De vorige dagen was het vaak andersom. Na 1,5 km wandelen is het aantal grote trappen gigantisch. Oplichtende witte vlekken van baltsende traphanen versieren overal het landschap. Hier staan ook een viertal eenpersoonshutten voor fotografen. Tegen betaling word je uiterst vroeg in de ochtend hier naar toe gebracht. Met wat geluk komen de trappen pal voor je hut baltsen. Veel verbluffende foto’s van baltsende traphanen die je op Internet tegenkomt, zijn vanuit deze hutten gemaakt. Ik vermoed dat er zo’n 200 vogels rondlopen w.o. zo’n 50 baltsende hanen, heel indrukwekkend. Minder indrukwekkend is een zwarte hond die door het gebied raast. Hij jaagt wel groepjes zwartbuiken, 2 grielen en kleine trappen op. Het aantal kalanders is gigantisch. De trek van bijeneters komt langzaam op zijn hoogtepunt. Ik hoor ze nu overal. Laag boven de vlakte trekt een smelleken naar het noorden. Na het ontbijt rekenen we af en rijden langzaam door een mooi stukje Portugal (de steppes gaan langzaam over in de heuvels die de Guadiana begrenzen) naar de weg Mértola – Castro Marim. We kunnen het niet nalaten om bij Viseus nog een kwartiertje het grauwe kiekenschouwspel te bewonderen. We tellen 12 vogels. Het is nu waarschijnlijk het hoogtepunt van de balts, de vogels halen de gekste toeren uit. Het zijn onwaarschijnlijk behendige vliegers. In de Extremadura zagen we ze soms leeuweriken uit de lucht plukken. 300 Meter voor de afslag links naar Romeiras zien we weer een immature keizerarend, waarschijnlijk een van de twee vogels van gisteren. Als het wat op lijkt te klaren, brengen we alsnog een bezoekje aan “Penha da Aguia”. Steenarenden zien we niet, wel slangenarenden en
onze eerste boomvalk. We horen een koekoek en (overal) bijeneters. Aan de overkant van de Guadiana zien we zelfs een groep bijeneters boven de nestgaten zitten. Deze vogels zijn al thuis. Wij een uurtje later. Na getankt te hebben in Spanje rijden we om 15.30 uur de parking van het hotel op. Castro Verde heeft alles gegeven waar we op hoopten. ’s Avonds regent het. We bestellen een lunchpakket bij de receptie want (als het weer meezit) willen we morgen nog een keertje naar de Coto Doňana. Vrijdag 30 maart We brengen vandaag een tweede bezoek aan de Coto Doňana. We hopen andere soorten aan te treffen dan op 23 maart. We vertrekken om 7.15 uur (met lunchpakket) en rijden om 8.45 uur het Aznalcazar pinewood binnen. Stilletjes hoop je natuurlijk op een overstekende lynx maar lynxen zien in de Doňana is veel moeilijker dan in siërra de Andújar. Boven het bos weer zwarte wouwen en dwergarenden. Op de droge rijstvelden zien we een tiental witwangsterns achter een tractor aanvliegen. Dit verschijnsel ken ik alleen van meeuwen. Naast de plasjes rechts van de weg zingen enkele nachtegalen. In de struiken houden zich nog altijd kwakken op. Boven de Abajo lagune is het aantal sterntjes en zwaluwen fel toegenomen. Bijeneters vliegen overal. We gaan naar de schuilhutten en zien kwakken en purperreigers. Dit jaar geen marmereendjes. Achteraan de lagune barst het weer van de vogels waaronder nog altijd 100+ grutto’s. De kemphanen zijn nog in winterkleed. Boven ons de schrille roep van tientallen zwarte wouwen met regelmatig dwergarenden ertussen. Slangenarenden kunnen we niet ontdekken. Op ons dooie gemak rijden we langs de Corridor Verde naar S. Antonio Valverde. Weer geen kalanders, die zullen hier vooral overwinteren. We zien alleen nog maar enkele bruine kieken op de immense vlaktes. Bij Vado de los Vaqueros zit een visarend op een paal. In de begroeiing zingt een kleine karekiet. Bij Casa de Bombas jagen lachsterns. In de lage begroeiing van de Corridor zien we regelmatig baardgrasmussen en gekraaagde roodstaarten. Vreemd om deze soorten zo ver buiten hun eigenlijke biotopen te zien. Op de vlaktes nu ook veel gewone tapuiten. Bij de Cano de Guadiamar de eerste echte verrassing van de dag. Boven het nu droge moeras vliegt een wolk van tussen de 300 en 400 vorkstaartplevieren, een prachtwaarneming. Lang geleden dat ik vorkstaartplevieren zag. In dit aantal hebben we ze nog nooit gezien. Meestal zitten we al te noordelijk als de soort aankomt. In het infocentrum kletsen we weer lang met de Donanaranger die we kennen van vorig jaar. Ze bevestigt dat er nu al zo’n 100 lynxen in de Doňana rondlopen. Het gebied is eigenlijk te klein voor dit aantal met als gevolg toenemende gevechten tussen mannetjes en steeds meer dieren die het gebied verlaten en doodgereden worden. Ook zitten in de zuidelijke Doňana te weinig konijnen. Men probeert dit probleem nu op te lossen door kunstmatige konijnenburchten aan te leggen. Voorbeelden van zo’n burcht zie je op de Dehesa de Abajo overal. We rijden weer via de andere tak terug (met o.a. slangenarend en veel roodkopklauwieren). Als het (flink) begint te regenen, rijden we huiswaarts. Zaterdag 31 maart Het is somber weer en het zal het grootste gedeelte van de dag regenen. Voor de Portugese boeren en de brandweerlieden een zegen. We besluiten toch nog een bezoekje aan de Odiel marshes te brengen. We hebben pech want als we aankomen is het opkomende vloed. We zien de laatste groepen steltlopers van de slikvlaktes opvliegen. Ter hoogte van het infocentrum zien we (nu pas!!) onze eerste roodstuitzwaluwen. Vanwege het hoge water hebben we tijd in overvloed om de visarendnesten te checken. We zien op 3 van de nesten een visarend zitten. De aantallen steltlopers zijn nu uiteraard veel lager dan wanneer het eb zou zijn. Jammer want we waren benieuwd naar de aantallen krombekken en kanoetstrandlopers. Wel opvallend veel groepjes (grootste groep 35) lepelaars. Deze soort is hier broedvogel. Op de grielenstek (na
500 meter op het slechte traject links) zien we 3 baardgrasmussen. Doordat de begroeiing steeds meer van het zicht belemmert zien we slechts een griel. Ook enkele dunbekmeeuwen maar deze keer geen audouinsmeeuwen. De regenbuien nemen alsmaar toe en we zien het water steeds verder opkomen. Het bezoek is kortstondiger dan de planning. We zijn nu wel op tijd voor de lunch. De rest van de middag werken we aan de foto’s en het verslag. Dit moet snel klaar zijn want op 16 april vertrekken we weer richting Estland. Zondag 1 april Het is een triestige, regenachtige dag. We maken nog een wandelingetje door het savannegebiedje. Het aantal roodkopklauwieren is nog verder toegenomen. In een relatief klein gebiedje tellen we tussen de 10 en 15 vogels. Er zingen nu ook een vijftal nachtegalen. We zien de eerste grasmus. Op deze bewolkte dag roepen de steenuiltjes op twee plaatsen. Langs het strand hebben we roepende regenwulpen. ’s Middags wandelen we naar het gezellige Marina op de boulevard om wat te internetten. Tijdens het diner nemen we afscheid van beide Vlamingen. Die vinden het ook niet erg als ze dinsdag weer naar huis kunnen. Vreemd genoeg moeten ze nog overstappen in Almeria. Maandag 2 april We staan om 6.00 uur op, leveren de auto in op het vliegveld en hebben een probleemloze vlucht. Om 16.00 uur rijden we Chaam binnen. We hebben nog twee weken om onze reis naar Estland – Finland – Zweden voor te bereiden. Johan en Loes Schaerlaeckens,
[email protected]