Overlap in zorg voor de jeugd en speciaal onderwijs nulmeting multifocale zorg Stadsregio Amsterdam
In opdracht van: Stadsregio Amsterdam i.s.m. Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Projectnummer: 13242
H. Booi
J. Slot
D. Stojmenovska
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300
Telefoon 020 251 0474
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
www.os.amsterdam.nl
[email protected]
Amsterdam, juni 2014
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
___________________________ Foto voorpagina: fotograaf Edwin van Eis (2011)
2
Overlap in zorg voor de jeugd
Inhoud Inleiding
5
Samenvatting
7
1 Aantallen cliënten 1.1 Jeugdzorg 1.2 Jeugd-GGZ 1.3 Jeugd-(L)VB 1.4 Aantal leerlingen in speciaal onderwijs
11 11 12 14 14
2 Overlap vanuit de Jeugdzorg
17
3 Overlap vanuit de GGZ
19
4 Overlap vanuit jeugd-(L)VB
21
5 Overlap vanuit speciaal (basis)onderwijs
23
6 Overlap over de vier zorgvormen
27
7 Overlap in de behandelingen Jeugdzorg en jeugd-GGZ 7.1 Verschillen naar leeftijd en geslacht 7.2 Gaat het om specifieke Jeugdzorgtrajecten? Is er sprake van een patroon? 7.3 Verdieping: combinaties van behandelingen, volgtijdelijkheid en startpositie 7.4 Verschillen in kosten
31 32 34 36 41
8 Overlap in behandelingen met speciaal onderwijs
43
9 Overlap op gezinsniveau
47
Bijlage 1: Technische toelichting 2.3 Gebiedsindeling en dekkingsgraad 2.4 Koppelingskenmerk cliëntniveau 9.1 Koppelingskenmerk gezinsniveau
51 51 52 53
Bijlage 2: Opdrachtformulering nulmeting multifocale zorg
55
3
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
4
Overlap in zorg voor de jeugd
Inleiding
De Jeugdzorg wordt gedecentraliseerd, vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de Jeugdzorg. Dit geldt ook voor (delen van) de Jeugd-GGZ en de Jeugd-(L)VB. De gemeenten binnen de Stadsregio Amsterdam grijpen deze stelselwijziging aan om de werkwijze in de zorg voor de jeugd te veranderen. Deze transitie van de Jeugdzorg wordt voorafgaand aan de werkelijke decentralisatie op verschillende manieren uitgetest in proeftuinen en er wordt informatie verzameld om inzicht te krijgen in de omvang van de opgave die straks bij de gemeente ligt. Een van de voorgestelde en ingezette veranderingen is het aanbieden van multifocale trajecten. Kinderen die op dit moment Jeugdzorg en GGZ/(L)VB-hulp krijgen, krijgen dit soms langs elkaar heen. Ook in gezinnen waarbij meerdere gezinsleden (kinderen en ouders) GGZ-hulp krijgen en kinderen Jeugdzorg krijgen, is er op dit moment weinig afstemming tussen de verschillende trajecten. Het voorstel is nu dat wanneer de regie van Jeugdzorg en GGZ/(L)VB bij de gemeente ligt, zij gecombineerde (multifocale) trajecten krijgen aangeboden. In de aanloop hiernaartoe worden door de Stadsregio Amsterdam en AGIS/Achmea er al op kleinere schaal multifocale trajecten toegepast. Ook het speciaal (basis)onderwijs kan hierbij een rol hebben. Uit de praktijk is bekend dat het voorkomt dat jongeren een combinatie van zorg nodig hebben (en soms ook krijgen) vanuit Jeugdzorg, Jeugd-GGZ en Jeugd-(L)VB en eventueel ook naar het speciaal (basis)onderwijs gaan, maar in welke mate is niet bekend. Dit onderzoek, in opdracht van het bestuurlijk overleg multifocale zorg (namens hen de werkgroep nulmeting), heeft tot doel inzicht te krijgen in de mate van overlap in deze typen zorg en het speciaal (basis)onderwijs (zie bijlage voor onderzoeksopdracht). Voordat er naar de overlap gekeken wordt, wordt eerst een beeld geschetst van de totale gebruik van Jeugdzorg, Jeugd-GGZ, Jeugd-(L)VB en leerlingen speciaal (basis)onderwijs in het eerste hoofdstuk. Vervolgens wordt ingegaan op de overlap tussen de drie typen zorg en het speciaal (basis)onderwijs. De overlap wordt bekeken over verschillende periodes: binnen een enkel jaar, over twee jaren en over drie jaren heen. Er wordt daarna naar de overlap op het behandelingen niveau gekeken. De centrale vraag hier is: Welke GGZ behandelingen komen vaak in combinatie van andere zorgvormen voor? Bovendien, wordt de zorg volgtijdelijk gegeven, of vindt het tegelijkertijd plaats? Uiteindelijk kijkt deze rapportage naar de type behandelingen die in combinatie met speciaal onderwijs voorkomen.
5
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Schematisch is de overlap als volgt: Jeugdzorg
enkel jeugdzorg
GGZ
(L)VB
enkel GGZ
enkel (L)VB
+
+
jeugdzorg en S(B)O +
+
jeugdzorg en (L)VB +
jeugdzorg en S(B)O
+
jeugdzorg en (L)VB +
enkel S(B)O
+
jeugdzorg en GGZ +
S(B)O
+
GGZ en (L)VB +
GGZ en S(B)O +
GGZ en S(B)O +
+ (L)VB en S(B)O
+
+
jeugdzorg, GGZ en (L)VB +
+
+ GGZ, (L)VB en S(B)O
+
+
+
jeugdzorg, GGZ, (L)VB en S(B)O = jeugdzorg totaal
= GGZ totaal
=
=
(L)VB totaal
(S(B)O totaal
In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de overlap op gezinsniveau. Het gaat om kinderen die bekend zijn bij Jeugdzorg waarbij ouders een behandeling hebben vanwege psychiatrische problematiek. jeugdzorg totaal
ouders met GGZ
ouders zonder GGZ Om deze analyses te kunnen doen is informatie nodig over zorggebruik op cliëntniveau en op adresniveau. Deze gegevens zijn nodig om de koppelingen te kunnen maken. Dit zijn zeer privacygevoelige gegevens. Om deze koppeling mogelijk te maken is er veel overleg geweest tussen alle deelnemende partijen in het project (SRA, DMO, AGIS/Achmea, het Jeugdzorgoverleg, GGZ Nederland en O+S) over de randvoorwaarde en privacyborging. Er zijn privacy-overeenkomsten opgesteld tussen de dataleveranciers en O+S en de koppeling is gemeld bij het CPB. Ook is het onderzoeksvoorstel besproken en goedgekeurd in de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam. De aanloop van het project was daarom lang, dit besloeg ruim een jaar.
6
Overlap in zorg voor de jeugd
Samenvatting
In dit onderzoek wordt naar de volgende zorgvormen gekeken: 1 - Jeugdzorg (cliënten Bureau Jeugdzorg en instellingen jeugdhulpverlening); - jeugd-GGZ (alleen tweedelijns J-GGZ); 2 - jeugd-(L)VB (AWBZ); 3 - speciaal (basis)onderwijs. De jeugd-GGZ kent de meeste cliënten: 6,6% van alle 0-17 jarigen in de Stadsregio ontving tweedelijns Jeugd-GGZ in 2011. De Jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg en de instellingen voor jeugdhulpverlening) had 3,8% van de kinderen in de stadsregio als cliënt. De groep jongeren met hulp voor een licht verstandelijke beperking is klein, in 2012 ontving 0,52% van de jongeren zorg vanwege hun licht verstandelijke beperking (jeugd(L)VB) uit de AWBZ via Zorg In Natura. Voor Amsterdam is ook naar het speciaal onderwijs gekeken, 2,6% van de jongeren volgt speciaal (basis) onderwijs. Jongens maken meer gebruik van de verschillende zorgvormen. 4,6% Van de jongens ontvangt Jeugdzorg ten opzichte van 3,5% van de meisjes in de Stadsregio. In de J-GGZ is de verhouding nog iets schever: 8% van de jongens en 5% van de meisjes in de Stadsregio ontvangt tweedelijns GGZ. Ook bij de (L)VB-zorg ligt de nadruk op de jongens: 0,70% van de jongens in Amsterdam en 0,35% van de meisjes ontvangt deze vorm van zorg. Op het speciaal (basis)onderwijs zijn jongens ook oververtegenwoordigd: 3,6% van de jongens volgt dit onderwijstype, ten opzichte van 1,6% van de meisjes. Deze oververtegenwoordiging van jongens in de zorg heeft deels een oorsprong in de neiging van jongens om problemen te externaliseren, waar meisjes eerder internaliseren en langer onopgemerkt blijven. Onderstaande tabel geeft de overlap in de vier verschillende zorgvormen weer. Vanuit de Jeugdzorg en jeugd-GGZ gezien heeft bijna de helft (respectievelijk 48% en 47%) gecombineerde zorg. Vanuit de Jeugdzorg gezien gaat het vooral om een overlap met de GGZ (30%). Vanuit de GGZ gezien gaat het voornamelijk om Jeugdzorg (23%) en speciaal onderwijs (16%). Bijna alle (L)VB cliënten hebben gecombineerde zorg; 46% zit op het speciaal basisonderwijs, 23% van hen ontving ook GGZ, en 11% zit zowel op het speciaal (basis)onderwijs als bij de GGZ. Ook jongeren die op het speciaal onderwijs zitten, ontvangen in de regel (81%) ook een andere vorm van zorg, voornamelijk GGZ (38%), Jeugdzorg (16%) of een combinatie van Jeugdzorg en GGZ (13%).
1
Het gaat om de instellingen: Spirit, Altra, HVO Querido, De Bascule en MOC Kabouterhuis. De zorg gegeven door de William Schrikkergroep is niet meegenomen. 2 Alleen de cliënten die zorg in natura kregen uitbetaald via het AGIS zorgkantoor zijn meegenomen in dit onderzoek. Cliënten die een PGB ontvingen blijven buiten beeld, evenals de cliënten ten zuiden van Amsterdam (zorgkantoor Zorg en Zekerheid). 3 Hiervoor zijn alleen gegevens van kinderen die op school gaan in Amsterdam opgenomen.
7
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 5.1.1 Zorg voor de jeugd overlap met speciaal onderwijs, Amsterdam (procenten)
Jeugdzorg
GGZ
(L)VB
SO
enkelvoudig
+GGZ
+(L)VB
+S(B)O
+GGZ+(L)VB
+GGZ+S(B)O
+(L)VB+S(B)O
52
30
1
9
1
7
0
enkelvoudig +Jeugdzorg
+(L)VB
+S(B)O
+(L)VB+S(B)O
+Jeugdzorg+(L)VB
+Jeugdzorg+S(B)O
23
2
16
1
0
5
enkelvoudig +Jeugdzorg
53
+GGZ
+S(B)O
+GGZ+SO
+Jeugdzorg+ GGZ
+Jeugdzorg+SO
3
8
23
46
11
4
4
enkelvoudig
Jeugdzorg
+GGZ
+(L)VB
+GGZ+(L)VB
+Jeugdzorg+(L)VB
+Jeugdzorg+GGZ
19
16
38
10
3
1
13
alle vier totaal 0
100
alle vier totaal 0
100
alle vier totaal 1
100
alle vier totaal 0
100
bron: BJAA/ instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
Wanneer er over een langere periode wordt gekeken neemt de overlap toe. - 43% van de jongeren die Jeugdzorg ontvangen heeft in 2010 of 2011 heeft ook J-GGZ gehad in deze periode. - 28% van de jongeren die J-GGZ ontvangen heeft in 2010 of 2011 heeft ook Jeugdzorg gehad in deze periode. - 24% van de jongeren op het speciaal basis onderwijs in schooljaar 2010/’11 of 2011/’12 heeft ook Jeugdzorg gehad in deze periode 2010-2011. Jongeren die vanwege een verslaving of een persoonlijkheidsstoornis (o.a. schizofrenie) in behandeling zijn bij de GGZ, zijn relatief vaak ook bekend bij Jeugdzorg (respectievelijk 51% en 31% in 2010-2011). De groep die deze GGZ-behandelingen heeft is wel klein, het gaat om ongeveer 100 behandelingen per jaar. Het bereik van Jeugdzorg bij kinderen in de basisschoolleeftijd is lager dan bij kinderen in de middelbare schoolleeftijd, terwijl dit bij de GGZ niet verschilt. Dit is ook terug te zien in de overlap in behandelingen. Jongeren van 12-17 jaar met een GGZ-behandeling zijn vaker bekend bij Jeugdzorg dan kinderen van 5-11 jaar. Dit geldt ongeacht de type behandeling (met uitzondering van crisisopnamen in de GGZ). Een verklaring voor het lagere gebruik van jeugdzorg bij jongere kinderen is dat de basisschool een meer beschermde omgeving kan bieden dan de middelbare school en 4 problemen met de opvoeding groter kunnen worden in de puberteit. Wanneer er sprake is van overlap in Jeugdzorg- en GGZ-behandelingen, dan gaat het in meerderheid om één traject in de Jeugdzorg en één traject in de GGZ. Binnen de jeugdhulp gegeven door instellingen is er vaker sprake van stapeling van trajecten, in zowel de GGZ als de Jeugdzorg. In 60% van de gevallen gaat het om volgtijdelijke zorg, de trajecten volgen elkaar op. Deze stapeling begint in de regel in de Jeugdzorg (80% van de volgtijdelijke zorg). Wellicht dat de Jeugd-GGZ zelf een deel van de Jeugdzorg uitvoert, andersom zijn de mogelijkheden van Jeugdzorg om zelf J-GGZ te verlenen beperkt. Volgtijdelijke zorg lijkt iets duurder te zijn dan wanneer dezelfde trajecten gelijktijdig worden aangeboden. Of dit in de aard van de trajecten ligt of werkelijk aan de 4
8
SCP (2013). Groeit de jeugdzorg door? Het beroep op voorzieningen: realisatie 2001-2011 en raming 20112017.
Overlap in zorg voor de jeugd
volgtijdelijkheid is niet direct te zeggen. Ook wanneer er in de Jeugdzorg wordt gestart, lijken de kosten hoger uit te vallen. Kinderen die Jeugdzorg krijgen en op het speciaal (basis)onderwijs zitten, zitten meestal in cluster 4 (61%), het schooltype voor kinderen met gedragsproblemen. Voor kinderen in de jeugdreclassering is dit nog vaker het geval: wanneer zij op het speciaal onderwijs zitten, dan zitten ze in cluster 4 (81%). In de periode 2010-2011 werd er in 9000 gezinnen Jeugdzorg gegeven in de Stadsregio. In 34% van de gezinnen waren ouders bekend bij de volwassen-GGZ. Is er sprake van zowel Jeugdzorg als jeugd-GGZ in een gezin, dan zijn de ouders nog vaker bekend in de volwassen-GGZ: 54% van de gezinnen. Het gaat dan vaak om behandelingen zonder diagnose (‘geen aandoening bepaald’, 45%, vaak korte behandelingen), om stemmingsstoornissen (15%) en persoonlijkheidsstoornissen (11%).
9
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
10
Overlap in zorg voor de jeugd
1 Aantallen cliënten
Deze paragraaf geeft een overzicht van de grootte van de afzonderlijke groepen cliënten in de Jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugd-(L)VB, de het aantal leerlingen in speciaal onderwijs.
1.1 Jeugdzorg 5
Er zijn per jaar ongeveer 10600 kinderen die Jeugdzorg krijgen in de Stadsregio. In 2012 kregen ongeveer 10350 kinderen Jeugdzorg. Het merendeel van hen woont in Amsterdam (6700). Het gaat om 3,8% van de kinderen in de Stadsregio. Het Jeugdzorggebruik is in Amsterdam niet alleen absoluut, maar ook relatief hoog, hier gaat het om 4,9% van de 0-17 jarigen. Daarnaast is het aandeel in Diemen (3,6% in 2012) Purmerend (3,5% in 2012, 4,2% in 2011) en Zaanstad (3,0% in 2012 en 3,7% in 2011) hoger dan in andere gemeenten. Figuur 1.1 Cliënten Jeugdzorg 0-17 jaar, 2010-2012 (procenten)
Stadsregio Edam-Volendam, Waterland Beemster, Landsmeer, Zeevang Aalsmeer, Amstelveen Oostzaan, Wormerland Ouder-Amstel, Uithoorn Haarlemmermeer Zaanstad Purmerend Diemen Amsterdam
% 0
1
2 2012
3 2011
4
5
2010
bron: BJAA /instellingen Jeugdzorg/bewerking O+S
Jongens krijgen vaker Jeugdzorg dan meisjes. In 2012 kreeg 4,6% van alle jongens en 3,5% van alle meisjes in de Stadsregio Jeugdzorg. De meeste gemeenten wijken hier niet 5
Het gaat om de instellingen: Spirit, Altra, HVO Querido, De Bascule en MOC Kabouterhuis. De zorg gegeven door de William Schrikkergroep is niet meegenomen.
11
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
veel vanaf. Het verschil in Amsterdam (in alle drie jaren), Edam-Volendam (2010) en Haarlemmermeer, Purmerend, Oostzaan en Wormerland is wat kleiner. Van alle 0-17 jarigen krijgen kinderen tussen 12 en 17 jaar het vaakst (3,5% over de drie jaren) Jeugdzorg, gevolgd door kinderen 5 tot 11 jaar (1,7%) en 0-4 jarigen ongeveer 1%. Het is opvallend dat 12-17 jarigen in Amsterdam vaker Jeugdzorg krijgen dan gemiddeld. Ongeveer 9,5% van de 12-17 jarigen in Amsterdam krijgt Jeugdzorg. Figuur 1.2 Cliënten Jeugdzorg naar geslacht en leeftijd (procenten) geslacht
leeftijd %
% 5
4
4
3
3
2 2
1 1
0
2010
2011
jongens
2012
meisjes
0
2010
2011
0 tot 4
5 tot 11
2012
12 tot 17
bron: BJAA /instellingen Jeugdzorg/bewerking O+S
Een deel van de kinderen krijgt langer hulp en komt in meerdere jaren voor. Ongeveer 22% van de cliënten krijgen Jeugdzorg over twee jaren (2010 en 2011).
1.2 Jeugd-GGZ Naar schatting ontvingen 17400 jongeren in de Stadsregio GGZ-hulp in 2011. Het gebruik neemt toe, in 2009 was het 6%, in 2011 6,6%. Deze toename was er in alle gebieden van de Stadsregio. In tegenstelling tot het gebruik van Jeugdzorg wijkt het gebruik van GGZ in de meeste gemeenten niet veel af van dit gemiddelde van 6,6%. Alleen in de dorpen ten noorden van Amsterdam is het gebruik beduidend lager (4,1% in EdamVolendam/Waterland, 5,3% in Beemster/Landsmeer/Zeevang en 5,9 in Oostzaan/Wormerland). Deze getallen betreffen een schatting, op basis van gegevens van AGIS/Achmea cliënten. In de gemeenten ten zuiden van Amsterdam is de dekkingsgraad van AGIS/Achmea relatief laag, rond de 0,30. De uitkomsten voor deze gemeenten (Haarlemmermeer, Aalsmeer/Amstelveen, Ouder-Amstel/Uithoorn) zijn daarom minder zeker dan voor de overige gemeenten (veelal een dekkingsgraad van 0,60).
12
Overlap in zorg voor de jeugd
Figuur 1.3 Schatting cliënten Jeugd-GGZ, 2009-2011 (procenten)
Stadsregio Edam-Volendam, Waterland Beemster, Landsmeer, Zeevang Oostzaan, Wormerland Zaanstad Amsterdam Diemen Purmerend Ouder-Amstel, Uithoorn Aalsmeer, Amstelveen Haarlemmermeer
% 0
1
2
3
4
2011
2010
5
6
7
8
2009
bron: AGIS/Achmea/bewerking O+S
In 2011 ontving 8% van alle jongens en 5% van alle meisjes in de Stadsregio Jeugd-GGZ. Het verschil tussen jongens en meisjes is daarmee wat groter dan in de Jeugdzorg. Er zijn geen opvallende verschillen wat betreft geslacht over gemeenten. De toename in jeugd-GGZ zit vooral bij de 5-11 jarigen. In 2009 maakte zij minder gebruik van jeugd-GGZ dan de 12-17 jarigen. In 2011 is dit omgedraaid. Bij de 5-11 jarigen ging het gebruik van 7% in 2009 naar 8,6% in 2011. Bij de 12-17 jarigen nam dit iets af (van 8,9% in 2009 naar 8,3% in 2011). Figuur 1.4 Cliënten Jeugd-GGZ naar geslacht en leeftijd (procenten) geslacht
leeftijd
%
%
8
9
7
8 7
6
6
5 5
4 4
3 3
2
2
1 0
1 0
2009
2010
jongens
2011
meisjes
2009
2010
0 tot 4
5 tot 11
2011
12 tot 17
bron: AGIS/Achmea/bewerking O+S
13
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Jeugd-GGZ is vaker langdurig dan Jeugdzorg: 32% van de cliënten ontving zorg over twee jaren (Jeugdzorg 22%).
1.3 Jeugd-(L)VB In dit onderzoek wordt uitgegaan van een selectie van de jongeren met jeugd-(L)VB. Het gaat om alle jongeren die vanuit de AWBZ Zorg in Natura ontvingen op basis van een (L)VB-indicatie via het AGIS zorgkantoor. Dit betekent dat jongeren die zorg bekostigd kregen vanuit een PGB niet in beeld zijn, evenals jongeren die vanuit een ander zorgkantoor zorg vergoed kregen. Het AGIS Zorgkantoor bedient Amsterdam en de gemeenten van de Stadsregio ten noorden van Amsterdam. De gemeenten ten zuiden van Amsterdam vallen onder het zorgkantoor van Zorg en Zekerheid. Er is geprobeerd ook deze data mee te nemen in de analyse, maar dit bleek niet mogelijk. Met de gegevens uit de AWBZ komen alleen de jongeren in beeld die zorg krijgen vanwege hun (licht) verstandelijke beperking. De groep licht verstandelijke beperkten die, al dan niet terecht, geen zorg ontvangen blijft buiten beeld. In Amsterdam gaat het in 2012 naar schatting om 840 jongeren met zorg voor een (licht) verstandelijke beperking. Dit is 0,58% van alle 0-17 jarigen in Amsterdam. Samen met de gemeenten ten noorden van Amsterdam gaat het in 2012 om 1140 jongeren, of 0,52% van alle 0-17 jarigen in deze gemeenten. De Jeugd-(L)VB zorg verschilt naar leeftijd en geslacht. 1,00% van alle 12-17 jarigen in deze gemeenten krijgt Jeugd-(L)VB. Voor 0-4 en 5-11 jarigen is dit 0,10% en 0,50%, respectievelijk. 0,70% van alle jongens en 0,35% van alle meisjes krijgt Jeugd-(L)VB.
1.4 Aantal leerlingen in speciaal onderwijs Deze paragraaf geeft inzicht in het aantal leerlingen in speciaal (basis)onderwijs in Amsterdam in het schooljaar 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013. Gegevens over speciaal (basis)onderwijs zijn alleen voor leerlingen die in Amsterdam naar school gaan bekend. Deze gegevens zijn beschikbaar binnen de gemeente Amsterdam, er zijn geen gegevens opgevraagd bij andere gemeenten. Een aantal van de leerlingen op de Amsterdamse scholen komt echter van buiten Amsterdam: ongeveer 500 of 12% van alle leerlingen komen namelijk vanuit een andere regiogemeente. Daarmee komt de overlap vanuit het speciaal (basis)onderwijs in een groot deel van de Stadsregio in beeld. Er wordt een verder indeling naar stadsdeel, leeftijd en geslacht gemaakt. Het aantal leerlingen in speciaal basisonderwijs en de verschillende clusters van speciaal onderwijs zijn ook in beeld gebracht. In 2012/2013 zaten ongeveer 4180 0-17 jarigen op het speciaal (basis)onderwijs. Dit is 2,6% van alle 0-17 jarigen in Amsterdam. De deelname aan het speciaal (basis)onderwijs is wat afgenomen: in 2011/2012 en 2010/2011 zaten er 2,7% en 2,8% (respectievelijk) van alle 0-17 jarigen in Amsterdam op het speciaal (basis)onderwijs.
14
Overlap in zorg voor de jeugd
Per stadsdeel verschilt de deelname aan het speciaal (basis)onderwijs, deze is het laagst in Centrum en Zuid (1,4%) en het hoogst in Noord (3,5%) en Zuidoost (3,6%). 5-11 jarigen en jongens zitten vaker op het speciaal (basis)onderwijs. Tabel 1.5 Leerlingen in speciaal (basis)onderwijs in Amsterdam naar stadsdeel, 2012/2013 (procenten) 2012/2013 Centrum
1,4
West
2,0
Nieuw-West
3,0
Zuid
1,4
Oost
2,3
Noord
3,5
Zuidoost
3,6
Amsterdam
2,6
van buiten Amsterdam
0,4 bron: DMO/bewerking O+S
Tabel 1.6 Leerlingen in speciaal (basis)onderwijs in Amsterdam naar kenmerken, 2010-2012 (procenten) 2010/2011
2011/2012
2012/2013
0 tot 4
0,1
0,2
0,1
5 tot 11
4,3
4,2
3,9
12 tot 17
4,0
3,9
3,7
jongens
4,0
3,9
3,6
meisjes
1,6
1,6
1,6 bron: DMO /bewerking O+S
Het speciaal onderwijs bestaat uit 4 clusters. Cluster 1 bestaat uit scholen voor blinde en slechtziende kinderen. Cluster 2 omvat scholen voor dove en slechthorende kinderen, kinderen met ernstige taalmoeilijkheden of spraakmoeilijkheden, en kinderen met communicatieve problemen, zoals bij bepaalde vormen van autisme. Cluster 3 zijn scholen voor leerlingen met verstandelijke of lichamelijke beperkingen, langdurig zieke kinderen en leerlingen met epilepsie. Cluster 4 bestaat uit scholen voor kinderen met psychiatrische stoornissen en ernstige gedragsproblemen. Ook scholen die verbonden zijn aan pedologische (kinderkundige) instituten vallen onder dit cluster. Speciaal basisonderwijs is bedoeld voor kinderen met opvoedingsmoeilijkheden, moeilijk lerende kinderen, en alle andere kinderen die speciale ondersteuning en aandacht nodig hebben. De meerderheid van de leerlingen in speciaal (basis)onderwijs (25%) gaan naar scholen voor gehandicapte en langdurig zieke kinderen (cluster 3). Bij de leerlingen van buiten Amsterdam gaat het vaker (34%) om cluster 4 – stoornissen en gedragsproblemen. Kinderen die in Amsterdam wonen gaan beduidend vaker (32%) naar special basisscholen t.o.v. leerlingen van buiten Amsterdam (12%). Ook hebben scholen voor dove en slechthorende kinderen meer belang (27%) voor leerlingen van buiten Amsterdam.
15
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Kinderen die in Centrum (28%), Nieuw-West(27%) en Noord (26%) wonen, zitten wat vaker in cluster 3. Kinderen in Zuidoost (27%) en Zuid (25%) zitten vaker in cluster 4. Tabel 1.7 Leerlingen in speciaal onderwijs naar clusters, 2012/2013 (procenten) speciaal basisonderwijs
speciaal onderwijs cluster 1
Centrum
eindtotaal
cluster 2
cluster 3
cluster 4
onbekend totaal
25
2
15
28
22
7
75
100
West
36
1
15
24
20
5
64
100
Nieuw-West
36
1
17
27
15
5
64
100
Zuid
36
3
13
15
25
8
64
100
Oost
29
1
18
24
23
6
71
100
Noord
32
2
12
26
24
5
68
100
Zuidoost
30
1
10
25
27
6
70
100
Amsterdam van buiten Amsterdam
32
1
15
25
22
6
68
100
12
3
27
25
34
0
88
100
totaal
30
2
15
25
23
5
70
100
bron: DMO/bewerking O+S
16
Overlap in zorg voor de jeugd
2 Overlap vanuit de Jeugdzorg
In deze paragraaf wordt gekeken naar de overlap van uit de Jeugdzorg met de J-GGZ. Overlap vanuit de Jeugdzorg Van de 10600 jongeren per jaar die in een traject van Jeugdzorg zitten heeft 33% in het zelfde jaar ook geestelijke gezondheidszorg gehad. In 2010 was dit 34% en in 2011 32%. Wanneer de periode 2010-2011 samen wordt genomen neemt het percentage toe tot 43%. Het gaat dan om 17620 jongeren die in de periode 2010-2011 Jeugdzorg hebben ontvangen. Daarvan hebben er naar schatting 7500 in deze periode ook een GGZbehandeling gehad. Figuur 2.1 Jongeren met GGZ-hulp binnen de Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten)
43% Jeugdzorg met GGZ 57%
Jeugdzorg zonder GGZ
bron: BJAA /instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Per gemeente verschilt deze overlap. In Ouder-Amstel/Uithoorn, Oostzaan/Wormerland, en Aalsmeer/Amstelveen is de Jeugdzorg relatief laag, maar komt het wel vaak voor in combinatie met GGZ. Hier ligt de overlap vanuit de Jeugdzorg boven de 55%. In Amsterdam wordt relatief veel jeugdhulp verleend, maar gebeurt dit minder vaak in combinatie met GGZ (39%).
17
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 2.2 Jongeren met GGZ-hulp binnen de Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten)
Stadsregio Amsterdam Beemster, Landsmeer, Zeevang Diemen Purmerend Zaanstad Edam-Volendam, Waterland Haarlemmermeer Aalsmeer, Amstelveen Oostzaan, Wormerland Ouder-Amstel, Uithoorn 0
10
20
30
40
50
60
70
%
bron: BJAA /instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
De overlap met GGZ vanuit Jeugdzorg is gelijk voor 5-11 en 12-17 jarigen – 49%. 30% van de kinderen tussen 0 en 4 jaar die Jeugdzorg krijgen, ontvangen ook jeugd-GGZ. Tabel 2.3 Jongeren met GGZ-hulp binnen de Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten) 2010-2011 0-4 jaar
30
5-11 jaar
49
12-17 jaar
49 bron: instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Hoe langer de periode, hoe meer overlap er ontstaat tussen de GGZ en de Jeugdzorg. Met de huidige beschikbare bestanden is de overlap tussen Jeugdzorg in 2010-2012 en GGZ in 2009-2011 te bepalen. In deze periode heeft 48% van de cliënten Jeugdzorg ook GGZ gehad. Jongeren die langdurig Jeugdzorg ontvangen, hebben vaker ook een combinatie met een GGZ-behandeling. Van de 3900 jongeren in de Stadsregio die zowel in 2010 als in 2011 Jeugdzorg ontvingen, heeft 67% ook GGZ.
18
Overlap in zorg voor de jeugd
3 Overlap vanuit de GGZ
In deze paragraaf wordt gekeken naar de overlap vanuit de J-GGZ met Jeugdzorg. Vanuit de geestelijke gezondheidszorg is de overlap met de Jeugdzorg kleiner. Dit is ook een logisch gevolg van de grootte van de cliëntgroepen, er zijn meer GGZ cliënten dan Jeugdzorgcliënten waarmee ook de kans op overlap van uit de GGZ kleiner is. Van de 16300 GGZ-cliënten in 2010 had 22% ook Jeugdzorg. Het jaar daarop waren er naar schatting 17400 GGZ-cliënten en daarvan had 20% Jeugdzorg. Over een periode van twee jaar, 2010-2011 is de overlap vanuit de GGZ 28%. Figuur 3.1 Jongeren met Jeugdzorg binnen de geestelijke gezondheidszorg, 2010-2011 (procenten)
28%
GGZ met jeugdzorg GGZ zonder jeugdzorg
72%
bron: BJAA /instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
In de grotere gemeenten is de overlap groter dan in de kleinere gemeenten. In Amsterdam heeft 33% van de GGZ-cliënten ook Jeugdzorg. In Purmerend is dit aandeel 31% en in Zaanstad 29%. Bij de andere gemeenten ligt het de overlap op 19-26%.
19
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 3.2 Jongeren met Jeugdzorg binnen de geestelijke gezondheidszorg, 2010-2011 (procenten)
Stadsregio Haarlemmermeer Beemster, Landsmeer, Zeevang Aalsmeer, Amstelveen Ouder-Amstel, Uithoorn Diemen Edam-Volendam, Waterland Oostzaan, Wormerland Zaanstad Purmerend Amsterdam 0
5
10
15
20
25
30
35
%
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Jongeren tussen de 12 en 17 jaar hebben het vaakst GGZ in combinatie met Jeugdzorg, 35% van de GGZ-cliënten in deze leeftijdsgroep heeft ook Jeugdzorg. Daarna volgende de 0-4 jarigen (25%) en de 5-11 jarigen (21%). Tabel 3.3 Jongeren met Jeugdzorg binnen de geestelijke gezondheidszorg, 2010-2011 2010-2011 0-4 jaar
25
5-11 jaar
21
12-17 jaar
35 bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Hoe langer de periode, hoe meer overlap er ontstaat tussen de Jeugdzorg en de GGZ. Met de huidige beschikbare bestanden is de overlap tussen GGZ in 2009-2011 en Jeugdzorg in 2010-2012 te bepalen. In deze periode heeft 32% van de GGZ-cliënten ook Jeugdzorg gehad. Jongeren die langdurig GGZ ontvangen, hebben vaker ook een combinatie met Jeugdzorg. Van de 8500 jongeren in de Stadsregio die zowel in 2010 als in 2011 GGZ ontvingen, krijgt 35% ook Jeugdzorg.
20
Overlap in zorg voor de jeugd
4 Overlap vanuit jeugd-(L)VB
Er wordt dit onderzoek uitgegaan van een selectie van jongeren met (L)VB (zie hoofdstuk 1 paragraaf 3). Daarnaast is de overlap in de Jeugdzorg, Jeugd-GGZ en Jeugd-(L)VB is met de beschikbare informatie niet goed te bepalen. Er zijn geen overlappende jaren beschikbaar voor J-GGZ en J-(L)VB. Op het moment van de data-uitvraag waren de Jeugd-GGZ -data tot en met 2011 beschikbaar en de AWBZ-data (Jeugd-(L)VB) alleen over 2012. Daarmee is er geen overlappend jaar beschikbaar tussen Jeugd-GGZ en Jeugd-(L)VB. Wel is het zo dat jongeren die zorg krijgen voor hun (licht) verstandelijke beperking vanuit de AWBZ dit vaak ieder jaar krijgen toegewezen. De jongeren die in 2012 zorg uit de AWBZ ontvingen, zullen dit vaak ook in 2011 hebben gehad. De onderstaande gegevens geven een indicatief beeld op basis van de overlap over meerdere jaren. Het gaat hierom de (L)VB-hulp in 2012, de Jeugdzorg in 2012, en de GGZ-hulp in 2011. Het aantal jeugd-(L)VB cliënten in de gemeenten ten noorden van Amsterdam is te klein om een waardevolle analyse te maken; daarom gaat het hierbij alleen om Amsterdam. De overlap vanuit de Jeugdzorg en de GGZ met Jeugd-(L)VB is beperkt – het gaat hier respectievelijk om een overlap van 1% en 2%. Dit verschilt niet naar leeftijd en geslacht. Overlap vanuit de (L)VB Van de 840 jongeren met (L)VB-hulp heeft 8% ook Jeugdzorg. Tussen de GGZ en de (L)VB-zorg is er meer overlap. Van de 840 jongeren met (L)VB-hulp heeft 23% ook GGZ. Het gaat hierom de (L)VB-hulp in 2012 en de GGZ-hulp in 2011. Tabel 4.1 Overlap jeugd-(L)VB (2012) met Jeugdzorg (2012) en GGZ (2011)
Jeugdzorg GGZ
unieke cliënten Jeugdzorg/GGZtotaal 6715
unieke cliënten (L)VB- totaal 837
cliënten (L)VB met Jeugdzorg/GGZ 71
overlap vanuit Jeugdzorg/GGZ (%) 1
overlap vanuit (L)VB (%) 8
8725
837
189
2
23
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
21
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
22
Overlap in zorg voor de jeugd
5 Overlap vanuit speciaal (basis)onderwijs
Het gaat hierbij om de overlap tussen Jeugdzorg en Jeugd-GGZ met leerlingen in het speciaal (basis)onderwijs in 2010 en 2011 (Jeugdzorg en Jeugd-GGZ in 2010 en/of 2011 en speciaal (basis)onderwijs in het schooljaar 2010/11 en/of 2011/2012) in de gemeente Amsterdam. Waar mogelijk gaat de analyse in op de verschillen tussen leeftijdsgroepen, stadsdelen, en geslacht. Overlap vanuit speciaal (basis)onderwijs met Jeugdzorg Over de periode 2010-2011 kreeg 24% van de leerlingen in speciaal (basis)onderwijs ook Jeugdzorg. Figuur 5.1 Jongeren met Jeugdzorg binnen het speciaal onderwijs, 2010-2011 (procenten)
24%
leerlingen speciaal (basis)onderwijs met jeugdzorg
leerlingen speciaal (basis)onderwijs zonder jeugdzorg
76%
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/DMO/bewerking O+S
De overlap over twee jaren is aanzienlijk hoger dan wanneer er over een kortere periode wordt gekeken: jongeren die in 2010/’11 op het speciaal onderwijs zaten hadden in 14% van de gevallen in 2010 ook Jeugdzorg.
23
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 5.2 Overlap Jeugdzorg en speciaal (basis)onderwijs, 2010 en 2011
2010 2011 2010-2011
unieke cliënten Jeugdzorg totaal
leerlingen S(B)O - totaal
leerlingen S(B)O met Jeugdzorg
overlap vanuit Jeugdzorg (%)
overlap vanuit S(B)O (%)
6858
3975
564
8
14
6958
3923
649
9
17
11482
4885
1163
10
24
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/DMO/bewerking O+S
Er gaan veel minder kinderen op het speciaal (basis)onderwijs dan er cliënten bij Jeugdzorg zijn. De overlap vanuit de Jeugdzorg gezien met het speciaal (basis)onderwijs is dan ook klein: 10% van de Jeugdzorgcliënten zit op het speciaal (basis) onderwijs. In de navolgende tabel wordt gekeken naar de kenmerken van cliënten in de Jeugdzorg die op het speciaal (basis)onderwijs zitten. De overlap vanuit het speciaal (basis)onderwijs is groter bij de 12-17 jarigen dan bij de 511 jarigen. Ruim een kwart (27%) van de 12-17 jarigen op het speciaal onderwijs is cliënt bij Jeugdzorg, ten opzichte van 21% bij de 5-11 jarigen. Jongens zijn vaker cliënt bij Jeugdzorg en zitten vaker op het speciaal(basis)onderwijs dan meisjes. Daarnaast is ook de overlap bij jongens groter: 26% van de jongens die op het speciaal(basis)onderwijs zitten, heeft ook Jeugdzorg. Bij meisjes op het speciaal(basis)onderwijs is dit 18%. De overlap met Jeugdzorg is het hoogst bij leerlingen die in Zuid wonen en op het speciaal (basis)onderwijs zitten (31%), gevolgd door Centrum (29%), en het laagst in Nieuw-West (19%) en Zuidoost (21%). Tabel 5.3 Cliënten Jeugdzorg binnen het speciaal (basis)onderwijs naar kenmerken, 2010-2011 2010-2011 0-4 jaar
-
5-11 jaar
21
12-17 jaar
27
jongens
26
meisjes
18
Centrum
29
West
25
Nieuw-West
19
Zuid
31
Oost
26
Noord
28
Zuidoost
21 bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/DMO/bewerking O+S
24
Overlap in zorg voor de jeugd
Overlap vanuit speciaal (basis)onderwijs met GGZ Bekeken vanuit het speciaal (basis)onderwijs is de overlap over twee jaar 44%: bijna de helft van de leerlingen op het S(B)O heeft ook J-GGZ ontvangen in 2010-2011. Figuur 5.4 Jongeren met GGZ binnen het speciaal (basis)onderwijs, 2010-2011 (procenten)
44%
56%
leerlingen speciaal (basis)onderwijs met GGZ
leerlingen speciaal (basis)onderwijs zonder GGZ
bron: AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
Andersom is de overlap lager, omdat er veel meer kinderen J-GGZ ontvangen dan er kinderen naar het speciaal(basis)onderwijs gaan. Van de cliënten J-GGZ ging 16% ook naar het speciaal(basis)onderwijs in de periode 2010-2011. Tabel 5.5 Overlap GGZ en speciaal (basis)onderwijs, 2010 en 2011 unieke cliënten GGZ - totaal
leerlingen S(B)O - totaal
leerlingen S(B)O met GGZ
overlap vanuit GGZ (%)
overlap vanuit S(B)O (%)
2010
8073
3975
1214
15
31
2011
8725
3923
1313
15
33
13400
4885
2164
16
44
2010-2011
bron: AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
De overlap vanuit het speciaal (basis)onderwijs met de GGZ is bij de leeftijdsgroepen nagenoeg gelijk. Zowel van de kinderen in de basisschoolleeftijd als in de middelbare schoolleeftijd heeft iets minder dan de helft ook GGZ. Jongens zitten vaker op het speciaal (basis)onderwijs en zijn vaker in behandeling bij de GGZ. Net als bij de overlap tussen speciaal (basis)onderwijs en Jeugdzorg is ook hier de overlap bij jongens groter. Bij jongens is de overlap 50%, bij meisjes 30%.
25
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Jongeren die in Zuidoost en Nieuw-West wonen en op het speciaal onderwijs zitten, hebben minder vaak geestelijke gezondheidszorg dan jongeren in Centrum, Zuid (beide 58%) en West (55%). Tabel 5.5 Jongeren met GGZ binnen het speciaal (basis)onderwijs naar kenmerken, 2010- 2011 (procenten) 2010-2011 0-4 jaar
51
5-11 jaar
44
12-17 jaar
44
jongens
50
meisjes
30
Centrum
58
West
55
Nieuw-West
38
Zuid
58
Oost
49
Noord
43
Zuidoost
35 bron: AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
26
Overlap in zorg voor de jeugd
6 Overlap over de vier zorgvormen
De jongeren die bij deze analyse zijn meegenomen, zijn in zorg in de Jeugdzorg (2012), GGZ (2011) en AWBZ (2012), en speciaal onderwijs in 2012 en woonachtig in Amsterdam. Vanuit de Jeugdzorg en J-GGZ heeft de helft van de cliënten met gecombineerde zorg te maken. In het speciaal onderwijs is de overlap nog groter: 80% van de leerlingen heeft ook een andere vorm van zorg. Bijna alle jongeren met (L)VB-zorg hebben ook een andere vorm van zorg. 6
Jongeren met Jeugdzorg hebben vaak GGZ (30%) , zitten op het speciaal (basis)onderwijs (9%), of een combinatie daarvan (7%). Bij de gecombineerde zorg vanuit de GGZ gezien gaat het voornamelijk om Jeugdzorg (23%), maar ook speciaal (basis)onderwijs: 16% van alle GGZ cliënten zat ook op het speciaal onderwijs. Jongeren met zorg uit de AWBZ vanwege hun licht verstandelijke beperking hebben daarnaast ook vaak GGZ (23%), zitten op het speciaal (basis)onderwijs (46%), of een combinatie daarvan (11%). 81% van de jongeren die op het speciaal (basis)onderwijs zitten, ontvangt ook een vorm van zorg. Het gaat voornamelijk om GGZ (38%), gevolgd door Jeugdzorg (16%) en (L)VBzorg (10%). 13% van de leerlingen in speciaal (basis)onderwijs ontvangt beide Jeugdzorg en GGZ. Tabel 6.1 Zorg voor de jeugd overlap met speciaal onderwijs, Amsterdam (procenten)
Jeugdzorg
GGZ
(L)VB
SO
enkelvoudig
+GGZ
+(L)VB
+S(B)O
+GGZ+(L)VB
+GGZ+S(B)O
+(L)VB+S(B)O
52
30
1
9
1
7
0
enkelvoudig +Jeugdzorg
+(L)VB
+S(B)O
+(L)VB+S(B)O
+Jeugdzorg+(L)VB
+Jeugdzorg+S(B)O
23
2
16
1
0
5
enkelvoudig +Jeugdzorg
53
+GGZ
+S(B)O
+GGZ+SO
+Jeugdzorg+ GGZ
+Jeugdzorg+SO
3
8
23
46
11
4
4
enkelvoudig
Jeugdzorg
+GGZ
+(L)VB
+GGZ+(L)VB
+Jeugdzorg+(L)VB
+Jeugdzorg+GGZ
19
16
38
10
3
1
13
alle vier totaal 0
100
alle vier totaal 0
100
alle vier totaal 1
100
alle vier totaal 0
100
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
6
Het gaat hierbij om de overlap van GGZ in 2011 en jeugdzorg in 2012. In de vorige paragraaf werd de overlap tussen GGZ en jeugdzorg in Amsterdam over twee jaren bepaald (2010 en 2011) en lag dit daarmee hoger: 43%.
27
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 6.2 Overlap vanuit de Jeugdzorg in Amsterdam, 2010-2011 (procenten) 7%
0%
1% 9% 1%
enkelvoudige jeugdzorg jeugdzorg +GGZ jeugdzorg +(L)VB jeugdzorg +S(B)O 52%
jeugdzorg +GGZ+(L)VB jeugdzorg +GGZ+S(B)O jeugdzorg +(L)VB+S(B)O
30%
alle vier
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S Figuur 6.3 Overlap vanuit de J-GGZ in Amsterdam, 2010-2011 (procenten) 5% 0% 1% 0%
16% enkelvoudige GGZ GGZ +jeugdzorg GGZ +(L)VB
2%
GGZ +S(B)O 53%
GGZ +(L)VB+S(B)O GGZ +jeugdzorg+(L)VB GGZ +jeugdzorg+S(B)O alle vier
23%
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
28
Overlap in zorg voor de jeugd
Figuur 6.4 Overlap vanuit de L(V)B zorg in Amsterdam, 2010-2011 (procenten) 4%
4% 1% 3%
8%
11% enkelvoudige L(V)B L(V)B +jeugdzorg 23%
L(V)B +GGZ L(V)B +S(B)O L(V)B +GGZ+S(B)O L(V)B +jeugdzorg+ GGZ L(V)B +jeugdzorg+S(B)O alle vier
46%
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S Figuur 6.5 Overlap vanuit de S(B)O in Amsterdam, 2010-2011 (procenten) 0% 13% 19% 1% 3% enkelvoudige S(B)O S(B)O + jeugdzorg 10%
S(B)O +GGZ S(B)O +(L)VB 16%
S(B)O +GGZ+(L)VB S(B)O +jeugdzorg+(L)VB S(B)O +jeugdzorg+GGZ alle vier
38%
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
29
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
30
Overlap in zorg voor de jeugd
7 Overlap in de behandelingen Jeugdzorg en jeugd-GGZ
Welke behandelingen komen vaak in combinatie met andere zorgvormen voor? Deze paragraaf geeft inzicht in de overlap tussen de GGZ-behandelingen en Jeugdzorg in 2010 en 2011. Wanneer een cliënt Jeugdzorg in 2010 of 2011 en J-GGZ in 2010 of 2011 kreeg, is er sprake van een overlap. Per GGZ-diagnose wordt gekeken hoe vaak deze in combinatie met Jeugdzorg voorkomt. Vervolgens wordt gekeken of er verschillen naar leeftijd en geslacht zijn. Ten slotte wordt gekeken of het om specifieke Jeugdzorgtrajecten gaat, of er sprake is van een patroon. Overlap met Jeugdzorg behandelingen per GGZ-diagnose De meest voorkomende behandelingen binnen de GGZ zijn behandelingen voor ontwikkelingsstoornissen (7515), gevolgd door angststoornissen (1095). In bijna de helft van de GGZ-behandelingen is er echter nog geen behandeling bepaald (9953). Bij crisis, korte behandeling en diagnose wordt geen diagnose aangeleverd in verband met privacy. Alleen bij de meer intensieve behandelingen is er de verplichting een diagnose aan te leveren. Hier gaat het voornamelijk om korte behandelingen (4695) en diagnostiek (3023). Ook worden veel behandelingen onder ‘overige aandoeningen’ geplaatst (2754). Een kwart van deze GGZ-behandelingen hebben overlap met een behandeling in de Jeugdzorg over de periode 2010-2011. De grootste overlap is er bij cliënten die een behandeling krijgen vanwege een verslaving (‘aan middelen verbonden stoornis’): deze behandeling komt in de helft van de gevallen samen met een Jeugdzorgbehandeling voor. In absolute aantallen is dit echter geen grote categorie, naar schatting 150 behandelingstrajecten in twee jaar. Ook bij de persoonlijkheidsstoornissen komt de overlap wat hoger uit dan gemiddeld: 33%. Hiervoor geldt eveneens dat het absolute aantal behandelingen voor deze stoornis relatief laag ligt (naar schatting 200). Een andere opvallende categorie zijn de crisisopnames, in 63% van de gevallen is de betreffende cliënt ook bekend bij Jeugdzorg in 2010-2011. In ruim de helft van de gevallen (57%) gaat het dan om een noodbed voorziening bij Spirit of om een andere vorm van crisisopvang bij Spirit of Altra (samen 26%). De periode waarin deze opname wordt geregistreerd is soms volgtijdelijk met Jeugdzorg, maar vaak is er sprake van overlap. Kinderen die behandeld worden voor angststoornissen komen relatief weinig met Jeugdzorg in aanraking, de overlap bij deze categorie is 16%.
31
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 7.1 Overlap met Jeugdzorg per GGZ-diagnose, 2010-2011 (procenten) schatting totaal aantal behandelingen
aandachtstekort- en gedragsstoornissen
7240
% behandelingen met overlap Jeugdzorg 26,8
pervasieve stoornissen
2500
29,6
overige stoornissen kindertijd
4240
13,0
13980
23,1
depressie
390
22,6
stemmingsstoornissen, depressieve stoornissen
390
32,7
bipolaire en overige stemmingsstoornissen
110
29,8
stemmingsstoornissen totaal
hoofdcategorie
ontwikkelingsstoornis totaal
890
27,9
aan alcohol verbonden stoornissen
10
-
aan overige middelen verbonden stoornissen
50
50,0
overige aan een middel verbonden stoornissen
90
51,1
aan middelen verbonden stoornissen totaal
150
51,3
persoonlijkheidsstoornis
100
33,9
90
32,7
200
33,3
aanpassingsstoornissen totaal
1240
20,2
angststoornissen totaal
2040
16,1
andere aandoeningen
3980
26,0
restgroep diagnoses
1150
14,9
overige aandoeningen en diagnoses totaal
5120
23,5
crisis
1490
63,3
diagnostiek
5620
22,2
indirect
2650
31,0
behandeling kort
8730
21,2
20
-
geen aandoening bepaald totaal
18520
26,3
totaal alle GGZ-behandelingen
42140
24,4
schizofrenie en andere psychotische stoornissen persoonlijkheidsstoornissen totaal
geen behandeling
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Intramurale geestelijke gezondheidszorg komt vaak in combinatie voor met Jeugdzorg, de helft van de intramurale trajecten hadden overlap met een Jeugdzorgtraject. Bij de extramurale trajecten ligt dit op 24%. Tabel 7.2 Overlap met Jeugdzorg, extramurale of intramurale zorg, 2010-2011 (procenten) type zorg extramuraal
24,1
intramuraal
48,7
totaal
24,4 bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
7.1 Verschillen naar leeftijd en geslacht De overlap (ongeacht de GGZ hoofdcategorie) in behandelingen is het hoogst voor kinderen tussen 12 en 17 jaar (32% t.o.v. 24% gemiddeld). Daarna volgende jongste
32
Overlap in zorg voor de jeugd
kinderen, bij de 0-4 jarigen is de overlap 24%. Bij de 5-11 jarigen is minder vaak sprake van overlap: 17% van de behandelingen komt in combinatie voor. Kinderen in de leeftijdsgroep 5-11 jaar zijn minder vaak bekend bij Jeugdzorg, in paragraaf 1.1 werd al geconstateerd dat de overlap bij hen tussen GGZ en Jeugdzorg minder groot is dan bij de jongere en oudere leeftijdscategorie. Op behandelingenniveau is ditzelfde patroon te zien. Terwijl behandelingen bij jongeren tussen 12-17 jaar met bijvoorbeeld een ontwikkelingsstoornis in 35% van de gevallen tegelijk voorkomen met Jeugdzorg, is dit bij de 5-11 jarigen maar in 16% van de behandelingen het geval. Dit geldt bij bijna alle behandelingen dat de overlap bij kinderen in de basisschoolleeftijd de helft lager ligt dan bij de kinderen in de middelbare schoolleeftijd. Uitzondering vormen de crisisopnamen (overlap 59% bij de 5-11 jarigen) en de ‘restgroep diagnoses’ waar de overlap bij alle leeftijdsgroepen laag is (18% bij de 5-11 jarigen, 17% bij de 12-17 jarigen). Tabel 7.3 Schatting aantal behandelingen GGZ en overlap met Jeugdzorg per GGZ-diagnose naar leeftijdsgroep, 2010-2011 (procenten)
aandachtstekort- en gedragsstoornissen
behandelingen (abs.)
0-4 jaar overlap (%)
behandelingen (abs.)
5-11 jaar overlap (%)
behandelingen (abs.)
overlap (%)
12-17 jaar
80
*
3770
17,9
3400
36,2
pervasieve stoornissen
120
*
1340
26,9
1040
34,4
overige stoornissen kindertijd
210
28,3
3310
8,9
720
27,2
ontwikkelingsstoornis totaal
400
28,1
8420
15,8
5160
34,6
depressie
-
*
70
*
330
25,0
stemmingsstoornissen, depressieve stoornissen
-
*
40
*
350
33,5
bipolaire en overige stemmingsstoornissen
-
*
20
*
90
*
stemmingsstoornissen totaal
-
*
130
*
760
29,3
aan alcohol verbonden stoornissen
-
*
-
*
10
*
aan overige middelen verbonden stoornissen
-
*
-
*
50
*
overige aan een middel verbonden stoornissen
-
*
-
*
90
51,1
aan middelen verbonden stoornissen totaal
-
*
-
*
150
51,3
persoonlijkheidsstoornis
-
*
-
*
100
*
schizofrenie en andere psychotische stoornissen
-
*
-
*
90
*
persoonlijkheidsstoornissen totaal
-
*
-
*
190
34,0
10
8,0
600
16,8
630
23,6
aanpassingsstoornissen totaal angststoornissen totaal
30
*
840
11,0
1170
20,1
andere aandoeningen
420
17,8
1770
17,4
1790
36,4
restgroep diagnoses
430
11,6
240
17,8
470
16,5
overige aandoeningen en diagnoses totaal
850
14,7
2010
17,4
2270
32,2
crisis
140
50,0
240
58,8
1100
66,0
diagnostiek
550
29,5
2850
14,5
2230
30,2
indirect
130
37,7
1120
24,1
1400
35,9
behandeling kort
400
18,3
3660
17,9
4680
24,0
geen aandoening bepaald totaal
1210
29,1
7870
18,8
9430
32,2
totaal alle GGZ-behandelingen
2520
23,7
19870
17,0
19750
31,9
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S * minder dan 20 behandelingen Jeugdzorg. - geen behandelingen bij AGIS/Achmea (geen schatting te geven).
Jongens zijn weliswaar vaker in behandeling (zowel bij Jeugdzorg als bij de GGZ) dan meisjes, maar de overlap tussen GGZ-behandelingen en Jeugdzorg is bij jongens en meisjes gelijk. Ook per type stoornis zijn er weinig verschillen. Alleen bij jongens met een
33
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
behandeling voor een stemmingsstoornis lijkt de overlap met Jeugdzorg wat groter (31%) dan bij meisjes (26%). Tabel 7.4 Overlap met Jeugdzorg per GGZ-diagnose naar leeftijdsgroep, 2010-2011 (procenten) jongens meisjes behandelingen behandelingen overlap (%) overlap (%) (abs.) (abs.) aandachtstekort- en gedragsstoornissen
5490
26,7
pervasieve stoornissen
2150
overige stoornissen kindertijd
2580 10230
ontwikkelingsstoornis totaal
1740
27,0
28,7
350
35,1
13,6
1660
12,0
23,8
3750
21,1
depressie
150
*
250
25,6
stemmingsstoornissen, depressieve stoornissen
150
43,0
250
26,5
40
*
70
*
330
30,9
560
26,2
-
*
10
*
aan overige middelen verbonden stoornissen
40
*
10
*
overige aan een middel verbonden stoornissen
70
*
10
*
120
50,8
30
*
persoonlijkheidsstoornis
20
*
80
*
schizofrenie en andere psychotische stoornissen
70
*
20
*
persoonlijkheidsstoornissen totaal
100
*
100
*
aanpassingsstoornissen totaal
630
22,9
610
17,4
angststoornissen totaal
880
15,4
1160
16,6
andere aandoeningen
2090
25,4
1890
26,7
520
20,9
630
10,1
2610
24,5
2520
22,5
bipolaire en overige stemmingsstoornissen stemmingsstoornissen totaal aan alcohol verbonden stoornissen
aan middelen verbonden stoornissen totaal
restgroep diagnoses overige aandoeningen en diagnoses totaal crisis
660
60,0
830
66,0
diagnostiek
3520
23,2
2110
20,5
indirect
1750
29,4
900
34,2
behandeling kort geen aandoening bepaald totaal totaal alle GGZ-behandelingen
6080
21,8
2660
19,7
12020
25,4
6490
27,9
26930
24,5
15210
24,1
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S * minder dan 20 behandelingen Jeugdzorg. - geen behandelingen bij AGIS/Achmea (geen schatting te geven).
De verschillen naar gebied zijn niet goed te bepalen omdat er te weinig behandelingen per diagnose per gemeente zijn.
7.2 Gaat het om specifieke Jeugdzorgtrajecten? Is er sprake van een patroon? De Jeugdzorgtrajecten zijn onderverdeeld naar: Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugdhulpverleningdossiers van Bureau Jeugdzorg (BJZ Jeugdhulpverlening) Jeugdhulpverlening van instellingen Verblijf.
34
Overlap in zorg voor de jeugd
Daarbinnen zijn de veelvoorkomende trajecten geselecteerd (zie tabel 7.5). De meeste Jeugdzorgtrajecten betreffen jeugdhulpverleningstrajecten gegeven door de instellingen (26376). Ongeveer 41% van deze trajecten overlapt met een GGZ-behandeling. Per type jeugdhulpverleningstraject verschilt dit wel, waarbij schoolmaatschappelijk werk (SMW) wat lager uitkomt (ongeveer 30%) en de crisisinterventies wat hoger (ongeveer 50%). Jeugdhulpverlening met verblijf komt vaker voor in combinatie met GGZ, met name de Crisisopvang en Noodbed komt weer hoog uit (60% en 68%), dit werd ook bij de overlap vanuit de GGZ geconstateerd. Bij pleegzorg binnen de categorie verblijf (hulpverleningsen opvoedingsvariant) is de overlap juist wat minder groot, 38%. Jeugdreclasserings- en beschermingsmaatregelen komen minder vaak voor dan jeugdhulpverlening, respectievelijk 1100 en 2500 maatregelen in de periode 2010-2011. De helft van de jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel is ook in behandeling bij een GGZ-instelling. De overlap is lager bij de beschermingsmaatregelen: 37%. Tabel 7.5 Behandelingen Jeugdzorg totaal en overlap met GGZ, 2010-2011 (aantallen) type behandeling en product
behandelingen (abs.)
overlap (%)
2388
37,6
122
25,9
BJZ Jeugdbescherming totaal
2510
37,0
BJZ Jeugdreclassering totaal
1138
49,1
16387
38,1
Gezinsvoogdij (OTS) Voogdij
Jeugdhulpverlening Zij-instroom
3268
61,6
19655
42,0
Altra - Altra Thuis (197)
2224
34,2
Altra - individuele en groeps-begeleiding 12-23 (208)
1477
39,6
Altra - individuele en groeps-begeleiding 4-12 (201)
995
40,2
MOC - Jeugdhulp lichte variant contact (154)
701
33,7
Spirit - Crisisinterventie (62)
2407
48,2
Spirit - Jeugdhulp (8)
3244
45,8
621
48,0
Spirit - NPP (504)
1176
36,1
Spirit - SMW
1983
30,1
Spirit - SMW Kort
1008
29,0
Spirit - SMW Lang
713
29,2
Spirit - TripleP (192)
932
32,9
BJZ Jeugdhulpverlening totaal
Spirit - Jeugdhulp lichte variant (203)
Spirit - Vervolg crisisinterventie (56) overige (minder dan 500 behandelingen) Jeugdhulpverlening instellingen totaal MOC - Dagbehandeling (5) Spirit - Crisisopvang (63)
925
51,7
7970
43,7
26376
40,6
568
51,7
519
60,3
2253
68,1
Spirit - Pleegzorg hulpverleningsvariant (71)
991
38,0
Spirit - Pleegzorg opvoedingsvariant (65)
985
37,8
Spirit - Verblijf in een groep (15)
775
58,8
overige (minder dan 500 behandelingen)
2332
48,9
verblijf totaal
8423
53,2
58102
43,0
Spirit - Noodbed (21)
totaal alle Jeugdzorgbehandelingen
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
35
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Er zijn verschillende behandelingen binnen de Jeugdzorg die meer intramuraal of extramuraal zijn. In onderstaande tabel wordt onderscheid gemaakt naar ambulante zorg, crisisopvang, dagbehandeling, pleegzorg en residentieel. De crisisopvang en de dagbehandelingen worden weer onderscheiden in jeugdhulpverlening en verblijf. Verblijf heeft in 53% van de gevallen overlap met een GGZ behandeling. Bij jeugdhulpverlening is dit in 41% van de gevallen. Tabel 7.6 Behandelingen Jeugdzorg totaal en overlap met GGZ, intramuraal en extramuraal 2010-2011 intra- of extramuraal Ambulant
41,1
Crisisopvang
47,4
Dagbehandeling
50,0
onbekend
35,7
Jeugdhulpverlening instellingen totaal
40,6
Crisisopvang
61,9
Dagbehandeling
52,6
Pleegzorg
37,8
Residentieel
59,5
verblijf totaal
53,2
totaal
43,0 bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
7.3 Verdieping: combinaties van behandelingen, volgtijdelijkheid en startpositie Deze paragraaf gaat de diepte in en kijkt naar de behandelingen in de tijd. Welke GGZtrajecten komen voor met welke Jeugdzorgtrajecten? Een grote deel van de cliënten zit in enkelvoudige GGZ en Jeugdzorg trajecten, maar er zijn ook cliënten die in meervoudige trajecten zitten. De overlap vanuit de GGZ-behandelingen is het grootst met de jeugdhulpverleningsdossiers van bureau Jeugdzorg en de jeugdhulpverlening uitgevoerd door instellingen. Dit geldt voor alle typen GGZ-behandelingen. Wel zijn er enkele opmerkelijke verschillen per GGZ-diagnose. Kinderen die behandeld worden vanwege een ontwikkelingsstoornis zijn relatief vaak te vinden in de jeugdhulpverleningsdossiers van bureau Jeugdzorg (49%), andere vormen van Jeugdzorg komen iets minder vaak voor dan gemiddeld. Behandelingen voor stemmingsstoornissen, verslavingen, persoonlijkheids- en aanpassingsstoornissen komen iets vaker voor in combinatie met jeugdreclassering (4%-7%). Angststoornissen en overige aandoeningen en trajecten waarbij geen aandoening bepaald worden hebben een iets sterkere nadruk bij de jeugdbeschermingsmaatregelen (5%). Verslavingen en angststoornissen hebben wat vaker overlap met Jeugdzorgtrajecten met verblijf dan andere diagnoses (respectievelijke 16% en 15%).
36
Overlap in zorg voor de jeugd
Tabel 7.7 GGZ-behandelingen en de overlap naar type Jeugdzorgbehandeling, 2010-2011 (procenten) jeugdbescherming
jeugd- BJZ Jeugdhulpreclassering verlening
jeugdhulp instellingen
verblijf
totaal
ontwikkelingsstoornis
3
3
49
34
10
100
stemmingsstoornis
2
4
37
43
13
100
aan middelen verbonden stoornis (verslaving)
2
7
37
39
16
100
persoonlijkheidsstoornis
4
4
46
36
11
100
aanpassingsstoornis
3
4
39
43
10
100
angststoornis
5
2
41
37
15
100
overige aandoeningen
5
3
40
40
12
100
geen aandoening bepaald
5
3
41
37
14
100
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Stapeling van behandelingen per GGZ-diagnose De meerderheid van de cliënten die zowel Jeugdzorg als GGZ ontvangt heeft één behandeling bij de Jeugdzorg en één behandeling bij de GGZ. Maar er zijn ook cliënten die meerdere behandelingen hebben. Hieronder wordt per GGZ-diagnose gekeken in welke mate er sprake is van stapeling van GGZ en Jeugdzorgbehandelingen. De analyse beperkt zich tot combinaties van één vorm van Jeugdzorg (bijv. jeugdhulp gegeven door instellingen) en één vorm van GGZ (bijv. behandelingen voor een ontwikkelingsstoornis). Ontwikkelingsstoornissen Jeugdbeschermings en –reclasseringsmaatregelen worden voor een jaar afgegeven, wanneer deze in combinatie voorkomt met een GGZ-behandeling dan is dit vaak een enkel traject vanuit Jeugdzorg en een enkel traject vanuit de GGZ. Bij de behandelingen voor een ontwikkelingsstoornis ligt deze enkelvoudige stapeling op 66%. In 30% van de gevallen wordt er naast de Jeugdzorg maatregel meerdere GGZ-trajecten doorlopen. De combinatie van een GGZ-behandeling voor een ontwikkelingsstoornis en jeugdhulpverlening gegeven door instelling leidt het vaakst tot een stapeling van trajecten. in 15% van de gevallen betreffen het meerdere jeugdhulpverleningstrajecten en meerdere GGZ-behandelingen.
37
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 7.8 Stapeling van GGZ-behandelingen voor ontwikkelingsstoornissen en behandelingen Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten) % 100
1 2
1 2 11
13
80
30
30
15
meerdere trajecten GGZ; meerdere trajecten JZ
15 30 34
60
1 traject GGZ; meerdere trajecten JZ
25
17 18
40 66
66
meerdere trajecten GGZ; een traject JZ
47 41
20
34
0
jeugdbescherming
jeugdreclassering
bjz jeugdhulpverlening
verblijf
1 traject GGZ; 1 traject JZ
jeugdhulp
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Stemmingsstoornissen, aan middelen verbonden stoornissen, aanpassingsstoornissen en angststoornissen Behandelingen voor andere GGZ-diagnosen (stemmingsstoornissen, aan middelen verbonden stoornissen, aanpassingsstoornissen en angststoornissen) komen minder vaak voor, de analyse van de overlap beperkt zich daarom tot de BJZ jeugdhulpverlening en de jeugdhulp gegeven door instellingen. De behandelingen voor deze GGZ-diagnose zijn minder vaak gestapeld dan bij de behandelingen voor ontwikkelingsstoornissen. In 66-70% van de gevallen gaat het om een enkelvoudig traject BJZ jeugdhulpverlening en GGZ-traject. Ook de overlap met jeugdhulp gegeven door instellingen is de overlap vaak enkelvoudig, in iets minder dan de helft van de gevallen gaat het om een enkelvoudige stapeling. Alleen bij aanpassingsstoornissen is er vaker sprake van stapeling: 36% is enkelvoudig, 46% betreft meerdere Jeugdzorgtrajecten bij een enkelvoudig GGZ-traject.
38
Overlap in zorg voor de jeugd
Figuur 7.9 Stapeling van GGZ-behandelingen voor stemmings- en aan middelen verbonden stoornissen en behandelingen Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten) % 100
2
3 11
14
12
14
meerdere trajecten GGZ; meerdere trajecten jeugdzorg
80 20
29
17
28
1 traject GGZ; meerdere trajecten jeugdzorg
60 10
14
meerdere trajecten GGZ; een traject jeugdzorg
40 66
65
20
0
48
46
BJZ Jeugdhulpverlening
Jeugdhulp
stemmingsstoornissen
BJZ Jeugdhulpverlening
1 traject GGZ; 1 traject jeugdzorg
Jeugdhulp
aan middelen verbonden stoornissen
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S Figuur 7.10 Stapeling van GGZ-behandelingen voor aanpassings- en angststoornissen en behandelingen Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten) % 100
4
6
9
80
2 8 16
meerdere trajecten GGZ; meerdere trajecten jeugdzorg
16 15
36
46
1 traject GGZ; meerdere trajecten jeugdzorg
60 7
meerdere trajecten GGZ; een traject jeugdzorg
12
40 70
67
49
20
0
1 traject GGZ; 1 traject jeugdzorg
36
BJZ Jeugdhulpverlening
Jeugdhulp
aanpassingsstoornissen
BJZ Jeugdhulpverlening
Jeugdhulp
angststoornissen
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Overige diagnoses en geen aandoening bepaald Bij de GGZ-behandelingen die vallen onder de categorie ‘overige diagnoses’ is weer vaker sprake van stapeling, met name bij de combinatie met verblijf en jeugdhulp gegeven door instellingen. Het gaat dan (relatief) vaak om één GGZ traject en meerdere verblijfsof jeugdhulpverleningstrajecten.
39
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Wanneer kinderen zonder een specifieke diagnose in behandeling zijn bij de GGZ en bij Jeugdzorg een verblijfstraject of jeugdhulptraject hebben dan is dit eveneens vaak een combinatie van meerdere trajecten. Met name de combinatie met verblijf is vaak gestapeld: slechts 29% betreft een enkelvoudige overlap van GGZ en verblijf. Figuur 7.11 Stapeling van GGZ-behandelingen voor overige diagnoses en behandelingen Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten) % 100
2
3
7
8 18
21
80
21
16
meerdere trajecten GGZ; meerdere trajecten JZ
0 6
37 18
1 traject GGZ; meerdere trajecten JZ
60 13
40
63
meerdere trajecten GGZ; een traject JZ
78 71
1 traject GGZ; 1 traject JZ
60
42
20
19
0
0
jeugdbescherming jeugdreclassering
bjz jeugdhulpverlening
verblijf
jeugdhulp
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S Figuur 7.12 Stapeling van GGZ-behandelingen zonder diagnose en behandelingen Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten) % 100
0 3
4 2
8 14 21
28
80
16
meerdere trajecten GGZ; meerdere trajecten JZ
27
36
1 traject GGZ; meerdere trajecten JZ
21 34
60
13
40
meerdere trajecten GGZ; een traject JZ
15 70
68
1 traject GGZ; 1 traject JZ
55
20
36 29
0
jeugdbescherming jeugdreclassering
bjz jeugdhulpverlening
verblijf
jeugdhulp
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
40
Overlap in zorg voor de jeugd
Volgtijdelijk of gelijktijdige behandelingen Cliënten die in behandeling zijn bij Jeugdzorg en bij de GGZ kunnen dit tegelijkertijd hebben, of na elkaar (volgtijdelijk). In ongeveer 60% van de gevallen is er sprake van volgtijdelijke zorg; de GGZ en Jeugdzorg behandelingen worden dan na elkaar gegeven. Wanneer het een combinatie betreft met een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringmaatregel dan is het minder vaak volgtijdelijk, in ongeveer 40% (jeugdbeschermingsmaatregel) tot 50% (jeugdreclasseringmaatregel) van de gevallen. Of de zorg volgtijdelijk of gelijktijdig wordt gegeven verschilt weinig per GGZ-diagnose. Figuur 7.13 Volgtijdelijke behandelingen per combinatie van GGZ-diagnose en Jeugdzorgbehandeling, 2010-2011 (procenten) 41
ontwikkelingsstoornis
44 54 60 64
stemmingsstoornis
69 69 62
jeugdbescherming
aan middelen verbonden stoornis
85 64 61
jeugdreclassering
persoonlijkheidsstoornis
69 76
aanpassingsstoornis
BJZ Jeugdhulpverlening
45 48 70
jeugdhulp instellingen
50
angststoornis
59 59 64
verblijf
29
overige aandoeningen
39 59 60 65 46
geen aandoening bepaald
56 66 66 66
0
20
40
60
% 80
100
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
In de regel wordt er bij volgtijdelijke zorg, gestart met een behandeling in de Jeugdzorg. Dit is in 80% van de volgtijdelijke zorg het geval. Dit verschilt weinig per diagnosegroep.
7.4 Verschillen in kosten In het nieuwe jeugdstelsel is het uitgangspunt de zorg voor de jeugd zoveel mogelijk te combineren. Wanneer geconstateerd wordt dat er zowel Jeugdzorg als J-GGZ nodig is in de behandeling dan wordt dit gelijktijdig aangeboden. De aanname is dat dit effectiever en goedkoper is. In deze paragraaf wordt gekeken hoe de kosten zich nu verhouden bij gelijktijdige en volgtijdelijke zorg. Is zorg die gelijktijdig wordt gegeven in het oude stelsel ook al goedkoper dan wanneer deze volgtijdelijk wordt gegeven? En hoe verschillen de kosten als er eerst met Jeugdzorg of eerst met GGZ wordt gestart? Deze analyse is gebaseerd op enkelvoudige trajecten, alleen de cliënten die één behandeling in de GGZ hadden en één behandeling in de Jeugdzorg zijn in de analyse
41
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
meegenomen. De uitkomsten zijn indicatief, er is niet gekeken naar de reden waarom er eerst met de ene behandeling of de andere is begonnen en ook wordt er in de analyse geen rekening gehouden met de aard of ernst van de zorgvraag. De zorg is in 62% van de gevallen duurder wanneer deze volgtijdelijk is gegeven. De kosten vallen met name hoger wanneer het een combinatie betreft met jeugdhulpverlening gegeven door instellingen en bij verblijf. Met name de combinatie GGZ-diagnose ‘overige aandoeningen’ en ‘geen aandoening bepaald’ met een verblijftraject in de Jeugdzorg valt duurder uit wanneer dit volgtijdelijk wordt gegeven. Tabel 7.14 Gemiddelde verschil in kosten per overlap, volgtijdelijk t.o.v. gelijktijdig zorg, 2010-2011 (euro’s) BJZ Jeugdbescherming
BJZ Jeugdhulpverlening
BJZ Jeugdreclassering
Jeugdhulp
Verblijf
ontwikkelingsstoornissen
+1.502
+577
-686
+557
+2.628
stemmingsstoornissen aan middelen verbonden stoornissen
*
+421
*
+276
+1.726
*
*
*
*
*
persoonlijkheidsstoornissen
*
*
*
*
*
aanpassingsstoornissen
*
-193
*
+1.079
*
angststoornissen overige aandoeningen en diagnoses
*
+1.059
*
+1.953
-2.742
-392
+76
+508
+489
+3.823
geen aandoening bepaald
+474
-204
-102
-440
+3.158
*minder dan 20 behandelingen **het gaat om de gemiddelde verschillen kosten per cliënt.
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
De meeste volgtijdelijke zorg start bij de Jeugdzorg. In 85% van de gevallen is deze volgtijdelijke zorg ook duurder wanneer met de Jeugdzorg wordt gestart, dan in de gevallen waar met de GGZ is gestart. De meest opvallende verschillen zitten weer bij de overlap met verblijf. Voor een cliënt die eerst een verblijf behandeling krijgt in de Jeugdzorg en vervolgens een behandeling voor een ontwikkelingsstoornis is de zorg gemiddeld €14.539,- duurder dan bij cliënten die eerst de behandeling kregen voor een ontwikkelingsstoornis en daarna in verblijf terecht kwamen. Ook de combinatie ‘geen aandoening bepaald’ met verblijf is fors duurder wanneer er met Jeugdzorg werd gestart (+€11.483,-). Tabel 7.15 Gemiddelde verschil in de kosten per overlap, volgtijdelijke trajecten, start in de Jeugdzorg t.o.v. start in de GGZ, 20102011 (euro’s) BJZ Jeugdbescherming BJZ Jeugdhulpverlening
BJZ Jeugdreclassering
Jeugdhulp
Verblijf
ontwikkelingsstoornissen
*
+62
*
+3.573
+14.539
stemmingsstoornissen aan middelen verbonden stoornissen
*
+2.142
*
*
*
*
*
*
*
*
persoonlijkheidsstoornissen
*
*
*
*
*
aanpassingsstoornissen
*
+140
*
*
*
angststoornissen overige aandoeningen en diagnoses
*
*
*
*
*
*
+1.044
*
+1.311
+4.445
geen aandoening bepaald
-330
+294
+90
+1.113
+11.483
*minder dan 20 behandelingen **het gaat om de gemiddelde verschillen kosten per cliënt.
42
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Overlap in zorg voor de jeugd
8 Overlap in behandelingen met speciaal onderwijs
Deze paragraaf geeft inzicht in het type (Jeugdzorg en GGZ) behandelingen die in combinatie met speciaal onderwijs voorkomen. Deze analyse beperkt zich tot de leerlingen in het speciaal onderwijs die in Amsterdam op school zitten. Leerlingen in speciaal onderwijs die Jeugdzorg krijgen, ontvangen het vaakst BJZ Jeugdhulpverlening en Verblijf. In 2012 kreeg 14% van de leerlingen in het speciaal onderwijs BJZ jeugdhulpverlening en 14% van de leerlingen in het speciaal onderwijs in 2012 de behandeling Verblijf. Tabel 8.1 Speciaal (basis)onderwijs en Jeugdzorg behandelingen, 2010-2012 (procenten) type behandeling
2010
2011
2012
BJZ Jeugdbescherming
6,3
7,3
7,7
BJZ Jeugdhulpverlening
11,7
14,2
13,6
BJZ Jeugdreclassering
9,7
7,6
7,4
Jeugdhulp
8,0
9,8
10,2
11,5
13,5
14,2
Verblijf totaal overlap (absoluut)
9,5
11,4
11,5
1720
2278
2070
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/DMO/bewerking O+S
De meeste overlap is er bij kinderen in cluster 4, 61% van de kinderen die Jeugdzorg krijgen in op het speciaal onderwijs zitten, zitten in dit cluster. Voor kinderen in de jeugdreclassering is dit aandeel nog hoger, 81%. Tabel 8.2 Type Jeugdzorg en speciaal (basis)onderwijs naar clusters, 2012 (kolomprocenten) speciaal basisonderwijs type behandeling
speciaal onderwijs cluster 1
cluster 2
cluster 3
cluster 4
onbekend totaal
BJZ Jeugdbescherming
19
0
2
6
69
4
100
BJZ Jeugdhulpverlening
20
0
7
11
56
5
100
BJZ Jeugdreclassering
0
0
5
14
81
0
100
Jeugdhulp
19
0
4
7
67
4
100
Verblijf
24
0
5
9
54
8
100
totaal
20
0
5
9
61
5
100
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/DMO/bewerking O+S
In de helft (47%) van de gevallen krijgen deze kinderen op het speciaal (basis)onderwijs jeugdhulp gegeven door instellingen. Met name bij cluster 4 (52%) en binnen het speciaal basisonderwijs(44%) ligt de nadruk wat sterker op jeugdhulp. Dove en slechthorende kinderen (cluster 2) zijn relatief wat vaker bekend in de dossiers van bureau Jeugdzorg
43
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
(BJZ Jeugdhulpverlening, 41%), evenals de kinderen in cluster 3 (verstandelijk of lichamelijk beperkten, 39%). Tabel 8.3 Type Jeugdzorg en speciaal (basis)onderwijs naar clusters, 2012 (kolomprocenten) speciaal basisonderwijs type behandeling
speciaal onderwijs cluster 1
cluster 2
cluster 3
cluster 4
onbekend totaal
BJZ Jeugdbescherming
2
-
1
2
3
2
3
BJZ Jeugdhulpverlening
29
-
41
38
26
30
29
BJZ Jeugdreclassering
0
-
1
2
1
0
1
Jeugdhulp
44
-
35
36
52
38
47
Verblijf
24
-
22
21
18
31
20
100
-
100
100
100
100
100
totaal
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/DMO/bewerking O+S
GGZ en speciaal onderwijs naar clusters Van de GGZ-behandelingen betreft het in 17% van de gevallen een kind dat ook naar het speciaal onderwijs gaat. Het gaat daarbij vaak om ontwikkelingsstoornissen: in 24% van de behandelingen voor ontwikkelingsstoornissen gaat het om een kind in het speciaal (basis)onderwijs. Tabel 8.2 Speciaal (basis)onderwijs en GGZ behandelingen, 2010-2011 (procenten) Hoofdcategorie
2010
2011
Ontwikkelingsstoornis
24,1
24,1
Stemmingsstoornissen
12,3
8,8
7,7
7,7
aan middelen verbonden stoornissen Persoonlijkheidsstoornis
16,7
4,2
Aanpassingsstoornissen
11,3
17,2
9,3
8,4
Angststoornissen overige aandoeningen en diagnoses geen aandoening bepaald totaal
7,1
6,0
15,9
17,3
16,7 16,8 bron: AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S
Ontwikkelingsstoornissen zijn binnen alle typen van het speciaal (basis)onderwijs een grote categorie (39%-47%). Verder gaat het hoofdzakelijk om behandelingen waarbij geen diagnose is bepaald.
44
Overlap in zorg voor de jeugd
Tabel 8.3 Type jeugd-GGZ en speciaal (basis)onderwijs naar clusters, 2011 (kolomprocenten) speciaal speciaal onderwijs Hoofdcategorie ontwikkelingsstoornis
basisonderwijs cluster 1
cluster 2
cluster 3
cluster 4
onbekend totaal
47
-
42
39
42
53
43
stemmingsstoornissen aan middelen verbonden stoornissen persoonlijkheidsstoornis
-
-
-
1
2
-
1
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
2
-
-
-
aanpassingsstoornissen
1
-
1
1
1
2
1
angststoornissen
4
-
5
5
2
3
3
overige aandoeningen en diagnoses
5
-
5
6
7
7
6
43
-
47
47
46
34
45
100
-
100
100
100
100
100
geen aandoening bepaald totaal
bron: AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S - minder dan 20 waarnemingen.
De meeste overlap is er in cluster 4 van het speciaal onderwijs, bijna de helft van de overlap betreft kinderen in cluster 4. Bij angststoornissen gaat het minder vaak om cluster 4 (26%) en wat vaker om kinderen in cluster 3 (23%). Tabel 8.4 Type jeugd-GGZ en speciaal (basis)onderwijs naar clusters, 2011 (rijprocenten) speciaal speciaal onderwijs Hoofdcategorie ontwikkelingsstoornis
basisonderwijs cluster 1
cluster 2
cluster 3
cluster 4
onbekend totaal
27
0
7
14
47
6
100
stemmingsstoornissen
-
-
-
-
-
-
-
aan middelen verbonden stoornissen
-
-
-
-
-
-
-
persoonlijkheidsstoornis
-
-
-
-
-
-
-
aanpassingsstoornissen
-
-
-
-
-
-
-
angststoornissen
29
6
11
23
26
6
100
overige aandoeningen en diagnoses
21
0
6
15
53
6
100
geen aandoening bepaald
23
1
7
16
48
4
100
totaal
24
1
7
15
48
5
100
bron: AGIS/Achmea/DMO/bewerking O+S - minder dan 20 waarnemingen
45
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
46
Overlap in zorg voor de jeugd
9 Overlap op gezinsniveau
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de overlap in zorg op gezinsniveau. In welke gezinnen waar een of meer kinderen Jeugdzorg ontvangen, zijn de ouders bekend bij de GGZ? Er zijn bijna 6000 gezinnen (ruim 10000 kinderen) in de Stadsregio die in 2011 Jeugdzorg ontvingen. Bij 27% van deze gezinnen was een ouder bekend bij de GGZ. Hoe langer de periode hoe groter de overlap. In 2010-2011 waren er ruim 9000 gezinnen waarin Jeugdzorg werd gegeven in de Stadsregio. In 34% van deze gezinnen ontving een ouder ook GGZ. Over een periode van drie jaar, was de overlap 40% (Jeugdzorg in 2010, volwassen-GGZ in 2009-2011). Figuur 9.1 Gezinnen met volwassen-GGZ binnen de gezinnen met Jeugdzorg, 2010-2011 (procenten)
34% gezinnen met jeugdzorg en volwassen-GGZ
gezinnen met jeugdzorg zonder volwassen-GGZ
66%
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
De gevonden overlap op gezinsniveau is het hoogst in Zaanstad, hier ligt het over de periode 2010-2011 op 50%. Daarna volgt Purmerend (39%), Oostzaan/Wormerland (37%) en Aalsmeer/Amstelveen (36%).
47
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 9.2 Gezinnen met volwassen-GZZ binnen de gezinnen met Jeugdzorg naar gemeente, 2010-2011 (procenten)
Stadsregio Ouder-Amstel, Uithoorn Beemster, Landsmeer, Zeevang Edam-Volendam, Waterland Diemen Amsterdam Haarlemmermeer Aalsmeer, Amstelveen Oostzaan, Wormerland Purmerend Zaanstad
% 0
10
20
30
40
50
60
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Bij een vijfde deel van de gezinnen waar sprake is van Jeugdzorg en volwassen-GGZ, wordt er ook jeugd-GGZ gegeven. Wanneer er in het gezin alleen Jeugdzorg wordt gegeven, en geen J-GGZ dan is de overlap met de volwassen-GGZ wat lager: 28%. Wanneer kinderen naast Jeugdzorg ook in behandeling zijn bij de J-GGZ dan is er in de helft van de gevallen ook sprake van volwassen GGZ in het gezin. Figuur 9.3 Gezinnen met Jeugdzorg en combinatie van Jeugdzorg en GGZ, en de overlap met volwassen-GGZ, Stadsregio, 2010-2011 (procenten) zorg jeugd:
% volwassen-GGZ
enkel Jeugdzorg
28
Jeugdzorg en GGZ
54
totaal
34 bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Voor Amsterdam is het mogelijk ook het speciaal (basis)onderwijs erbij te betrekken. Of kinderen al of niet op het speciaal (basis)onderwijs zitten, levert echter geen verschil op. Kinderen met enkel Jeugdzorg, of Jeugdzorg in combinatie met speciaal onderwijs hebben in een kwart van de gevallen in Amsterdam ook een ouder die volwassen-GGZ krijgt. Wanneer kinderen Jeugdzorg en J-GGZ krijgen en daarnaast al of niet op het speciaal (basis)onderwijs zitten, hebben zij in 44% van de gevallen ook een ouder in de volwassen-GGZ.
48
Overlap in zorg voor de jeugd
Figuur 9.4 Gezinnen met Jeugdzorg en combinatie van Jeugdzorg, GGZ en S(B)O, en de overlap met volwassen-GGZ, Amsterdam, 2010-2011 (procenten) zorg jeugd:
% volwassen-GGZ
enkel Jeugdzorg
27
Jeugdzorg en GGZ
44
Jeugdzorg en S(B)O
25
Jeugdzorg, GGZ en S(B)O
44
totaal gezinnen met Jeugdzorg
30 bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
Een groot deel van de behandelingen die deze ouders volgen zijn korte behandelingen zonder specifieke diagnose (behandeling kort, 21%). Daarnaast zijn stemmingsstoornissen een relatief grote categorie (15%) en persoonlijkheidsstoornissen zoals schizofrenie (11%). Er zijn weinig verschillen tussen de behandelingen die volwassenen krijgen wanneer de kinderen al of niet ook bekend zijn bij de J-GGZ. Ouders kunnen een behandeling krijgen vanuit de GGZ, vanwege de problemen van het kind. Deze behandelingen worden echter bij het kind geregistreerd en komen niet in beeld bij de overlap met volwassen-GGZ.
49
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 9.5 Gezinnen met Jeugdzorg en combinatie van Jeugdzorg, GGZ en S(B)O, en de overlap met volwassen-GGZ, Amsterdam, 2010-2011 (procenten) enkel Jeugdzorg
Jeugdzorg en GGZ
totaal gezinnen met Jeugdzorg
aandachtstekort- en gedragsstoornissen
1
2
1
pervasieve stoornissen
0
0
0
ontwikkelingsstoornis totaal
1
2
1
depressie stemmingsstoornissen, depressieve stoornissen bipolaire en overige stemmingsstoornissen
3
4
3
12
10
11
1
0
1
hoofdcategorie
stemmingsstoornissen totaal
16
14
15
aan alcohol verbonden stoornissen
2
2
2
aan overige middelen verbonden stoornissen
2
1
1
overige aan een middel verbonden stoornissen
1
1
1
aan middelen verbonden stoornissen totaal
5
4
5
persoonlijkheidsstoornis schizofrenie en andere psychotische stoornissen persoonlijkheidsstoornissen totaal
5
7
6
5
5
5
11
12
11
aanpassingsstoornissen totaal
5
6
5
angststoornissen totaal
8
8
8
andere aandoeningen
6
9
7
restgroep diagnoses
2
2
2
overige aandoeningen en diagnoses totaal
8
11
9
crisis diagnostiek indirect
7
6
6
10
10
10
6
6
6
behandeling kort
22
21
21
geen behandeling
0
0
0
consult
0
0
0
medicijnkosten geen aandoening bepaald totaal totaal alle GGZ-behandelingen
1
0
1
46
43
45
100
100
100
bron: BJAA/instellingen Jeugdzorg/AGIS/Achmea/bewerking O+S
50
Overlap in zorg voor de jeugd
Bijlage 1: Technische toelichting
Om deze overlap te bepalen wordt gebruik gemaakt van bestanden van Jeugdzorg en van AGIS/Achmea. Via het Jeugdzorgoverleg en de ADD-groep heeft O+S bestanden ontvangen over Jeugdzorg bij de Jeugdzorginstellingen Altra, De Bascule, HVO Querido, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. Het gaat om alle cliënten in de periode 2010-2012 in de stadsregio Amsterdam. Hieruit zijn de cliënten die in de betreffende jaren jonger waren dan 18 (=0-17 jaar) geselecteerd. AGIS/Achmea heeft gegevens geleverd over GGZ-cliënten (zowel jeugd als volwassenen) en cliënten met (L)VB-zorg vanuit de AWBZ. De GGZ-cliënten betreffen de hele Stadsregio voor de periode 2009-2011. De AWBZ-cliënten waren alleen beschikbaar voor het zorgkantoor van AGIS/Achmea (=Amsterdam, Zaanstreek en Diemen) en voor het jaar 2012. Ook hier is de leeftijdgrens voor jeugd-GGZ op 18 gezet (=0-17 jaar in de betreffende onderzoeksjaren). De bestanden van AGIS/Achmea bieden inzicht in de cliënten die bij deze verzekeraar verzekerd zijn. Om een schatting te maken van het totaal aantal cliënten is gewerkt met de dekkingsgraad van AGIS/Achmea. Hiervoor heeft O+S het totaal aantal verzekerden aangeleverd gekregen naar postcodegebied. Deze zijn vergeleken met de bevolkingsstatistiek waarmee de dekkingsgraad is vastgesteld. De dekkingsgraad van AGIS/Achmea is 52% in de Stadsregio in 2011. De dekkingsgraad is vastgesteld per gebied.
2.3 Gebiedsindeling en dekkingsgraad Bij de kleinere gemeenten in de Stadsregio zijn de cliëntenaantallen te klein om een betrouwbare schatting van de overlap te geven. Er is voor de AGIS/Achmea gegevens een minimumaantal aangehouden om een betrouwbare ophoging te kunnen geven van 20 cliënten. Om hieraan te kunnen voldoen is de volgende gebiedsindeling gemaakt: • Aalsmeer, Amstelveen; • Amsterdam; • Beemster, Landsmeer, Zeevang; • Diemen; • Edam-Volendam, Waterland; • Haarlemmermeer; • Oostzaan, Wormerland; • Ouder-Amstel, Uithoorn; • Purmerend; • Zaanstad; Bij het samenvoegen van gemeente is rekening gehouden met de samenwerkingsverbanden (Aalsmeer en Amstelveen, Oostzaan en Wormerland) en met de dekkingsgraad per gemeente. De dekkingsgraad is in de gemeenten ten zuiden van Amsterdam veel lager dan ten noorden van Amsterdam. In de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Ouder-Amstel,
51
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Uithoorn en Haarlemmermeer ligt de dekkingsgraad rond de 0,30. In Purmerend, Zaanstad, Edam-Volendam, Waterland en Amsterdam ligt dit rond de 0,60. De overige gemeenten liggen daar niet veel onder. Voor de schatting betekent dit dat de uitkomsten over Amsterdam en de gemeenten ten noorden van Amsterdam nauwkeuriger zijn dan de uitkomsten voor de gemeenten waar de dekkingsgraad rond de 0,30 ligt. De dekkingsgraad per gemeente wordt gebruik als ophoogfactor. Daarbij is de veronderstelling dat cliënten die bij AGIS/Achmea verzekerd zijn, niet verschillen van cliënten die elders verzekerd zijn. Figuur 1.1 Ophoogfactor per gemeente, 2011
Stadsregio Ouder-Amstel, Uithoorn Aalsmeer, Amstelveen Haarlemmermeer Beemster, Landsmeer, Zeevang Oostzaan, Wormerland Diemen Purmerend Zaanstad Amsterdam Edam-Volendam, Waterland 0,0
0,2
0,4
0,6
0,8
bron: AGIS/Achmea/bewerking O+S
De aantallen cliënten en aantallen behandelingen van AGIS/Achmea zijn in de gepresenteerde tabellen opgehoogd op basis van deze dekkingsgraad.
2.4 Koppelingskenmerk cliëntniveau De koppeling is gemaakt op basis van een uniek cliëntkenmerk dat in de verschillende bestanden voorkomt of samen te stellen is. Het burgerservicenummer (BSN) is hiervoor het minst foutgevoelig. De zorgverzekeraars hebben dit gegeven in hun administratie staan en is hiervoor meegeleverd. De Jeugdzorg beschikt niet over deze informatie. De koppeling met Jeugdzorg is daarom op basis van een combinatie van persoonlijke kenmerken gemaakt die zowel in de Jeugdzorgbestanden als in de bestanden van AGIS/Achmea goed gevuld waren. Het gaat om de combinatie: • geslacht • geboortedatum • achternaam
52
Overlap in zorg voor de jeugd
Er is altijd de kans dat cliënten onterecht wel of niet gekoppeld worden. Het kan dan bijvoorbeeld om verschrijvingen gaan (met name in de achternaam), cliënten worden dan onterecht niet gekoppeld. Tweelingen van hetzelfde geslacht worden met deze methode ten onrechte als één unieke cliënt geteld. Er is geen uitgebreide foutenanalyse gemaakt over de koppeling. Er wordt vanuit gegaan dat deze fouten weinig invloed hebben op de analyse en de resultaten. het gebruikte koppelingskenmerk is voldoende precies om de omvang van de overlap in de zorg te bepalen.
9.1 Koppelingskenmerk gezinsniveau De koppeling op gezinsniveau is gemaakt op basis van adres (postcode, huisnummer en huisnummertoevoeging). Vanuit de verschillende bestanden is het niet mogelijk de gezinsverhouding exact weer te geven. Er is gekozen om het adres te nemen als indicator voor een gezinsverband. De aanname hierbij is dat de meeste kinderen op het zelfde adres bekend zijn bij de zorgverleners als de ouders. Om de verhouding kind – ouder aan te geven is de volgende afbakening gebruikt: de betreffende volwassene op het adres moet minimaal 16 en maximaal 50 jaar ouder zijn dan één van de kinderen op dat adres. Eventuele oudere broers en zussen en opa’s en oma’s worden daarmee grotendeels uitgesloten in de analyse.
53
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
54
Overlap in zorg voor de jeugd
Bijlage 2: Opdrachtformulering nulmeting multifocale zorg
Opdrachtgever: werkgroep nulmeting multifocale zorg, SRA, AGIS/Achmea, gemeenten, Jeugdzorg, branches GGZ en (L)VB. Opdrachtnemer: Bureau onderzoek en statistiek gemeente Amsterdam (verder O+S).
Inleiding/aanleiding De Jeugdzorg wordt gedecentraliseerd, vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de Jeugdzorg de jeugd GGZ en de jeugd (L)VB. De ambitie is zorgtrajecten klantvriendelijker, effectiever en efficiënter te maken. Daar waar mogelijk moet er vanuit één plan gewerkt gaan worden door meerdere disciplines. De transitie van de Jeugdzorg wordt voorafgaand aan de werkelijke decentralisatie op verschillende manieren uitgetest in proeftuinen en er wordt informatie verzameld om inzicht te krijgen in de omvang van de opgave die straks bij de gemeente ligt. De Stadsregio Amsterdam grijpt de decentralisatie, samen met AGIS/Achmea, gemeenten en instellingen, aan om hierop vooruitlopend de werkwijze in de zorg voor de jeugd te veranderen. Een van de vernieuwingen waarop wordt ingezet is de realisatie van zogenaamde multifocale zorgtrajecten. Daarin participeren aanbieders vanuit de verschillende zorgdomeinen, om zorg te leveren aan kinderen/gezinnen met meerdere problemen, zoals Jeugdzorg, GGZ en/of (L)VB. Om het aanbod van deze trajecten optimaal te plannen en te evalueren is er tussen de bestuurders binnen de stadsregio, de zorgverzekeraars, GGZ-Nederland een proeftuin multifocale zorg ingericht. Bijzonder hierbij is dat ook de volwassenen-GGZ aanschuift. Er is een veronderstelling dat dergelijke multifocale combinaties binnen gezinnen veel voorkomen, maar om hoeveel gevallen het werkelijk gaat is niet goed bekend. Eerder (kleinschalig) onderzoek door BJAA gaf de volgende percentages: • 40% heeft Jeugdzorg + jggz nodig; • 30% Jeugdzorg + (L)VB, • 30% enkelvoudige Jeugdzorg. Ook de groep kinderen met een licht verstandelijke beperking die psychiatrische zorg én Jeugdzorg nodig hebben, vormen een aparte doelgroep. Als daarbij ook de problematiek van de ouders wordt opgeteld (40% GGZ, 35% (L)VB), dan moet worden geconcludeerd dat combinaties van zorg noodzakelijk zijn.
55
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Het is van belang dit scherper in beeld te krijgen voor de SRA, verzekeraars, GGZ en gemeente om: • beter zicht te krijgen op de type zorgvragen die voorkomen in de Stadsregio; • een goede inschatting te kunnen maken van de kosten van multifocale zorg; • het inkoop- en planningbeleid bij zorgaanbieders te bepalen. Om de gemaakte afspraken kracht bij te zetten heeft in 2012 een bestuurlijk overleg plaatsgevonden (deelnemers waren: J-GGZ, V-GGZ, Jeugdzorg, GGZ-NL, Achmea, de portefeuillehouder Jeugdzorg Stadsregio Amsterdam en vertegenwoordigers van 3 grote gemeenten). Er is overeengekomen om in het kader van een proeftuin nadere afspraken te maken hoe in de nabije toekomst multifocale zorg het best georganiseerd kan worden, waarbij de positie van het kind en het gezin centraal staan, onderzoek te doen naar de effectiviteit van deze zorg en inzicht te geven in de omvang van de mulitifocale zorg (nulmeting). Daartoe is een projectgroep en een werkgroep “nulmeting” opgestart”. De vraagstelling uit bestuurlijk overleg is: Maak beleid-, en sturingsinformatie beschikbaar over de multifocale zorg. Maak een nulmeting van de overlap van unieke kinderen/jongeren in de SRA (BJAA en JZaanbieders) die zowel behandeld zijn in de Jeugdzorg, als de JGGZ en/of de J(L)VB, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt welke cliënten in meerdere domeinen worden behandeld, bij hoeveel cliënten er ook sprake in van VGGZ problematiek, welke diagnose/behandeling, en welke kosten met de behandeling(en) gemoeid zijn. Werkwijze data-uitvraag: Om deze bestuurlijke vraagstelling te beantwoorden is een bestandsvergelijking nodig van de cliëntenbestanden van Jeugdzorg, JGGZ, Jeugd (L)VB en VGGZ. Het bureau O&S is gevraagd hier over mee te denken en het onderzoek uit te voeren. Om een inschatting te kunnen maken van de behoefte multifocale trajecten, is het nodig om de informatie beschikbaar te hebben op cliëntniveau. Om verdiepend onderzoek te doen is het verder nodig om gegevens over diagnoses, behandelingen, kosten te verzamelen. De gegevens op cliëntniveau zijn nodig om via een koppeling vast te stellen of er sprake is van een (behoefte aan) multifocaal traject. Dat betekent dat er gegevens nodig zijn op BSN-nummer en/of NAW-gegevens en NAW-gegevens van ouders (ook ivm een residentiële plaatsing). Deze persoonsinformatie is alleen nodig en beschikbaar voor het maken van de koppeling zelf, en niet voor het verdere onderzoek. De koppeling zal moeten voldoel aan de vereisten met betrekking tot de privacy (zie onder privacy). Hiertoe zal een traject richting het CBP worden gestart. Om een volledige dekking van de populatie in beeld te brengen, dienen gegevens van vele instellingen, verzekeraars, het zorgkantoor allen te worden verkregen. De uitvraag (en ook het onderzoek) is in twee delen gesplitst. - Deel 1) de grote databestanden: De hoofdleveranciers zijn: De ADD-groep houdt voor bureau Jeugdzorg en de jeugd en opvoedinstellingen de cliëntenadministratie bij. Zij hebben een volledig overzicht van de Jeugdzorg die gegeven wordt in de SRA met daarin persoonlijke gegevens van de cliënt (naam, adres, woonplaats, leeftijd, geslacht) en van de behandeling die gedaan is.
56
Overlap in zorg voor de jeugd
Zorgkantoor en –verzekeraar AGIS/Achmea registert de GGZ-hulp van haar cliënten (marktaandeel circa 66%) en de (L)VB hulp die verleend is in de Stadsregio. - Deels 2) Bendering van de individuele zorgaanbieders om de benodigde informatie te leveren. Gestart wordt met deel 1 van het onderzoek. Daar richt deze opdracht zich toe. Deel 2 zal mogelijk later plaatsvinden. Daartoe zal gestart worden met een verzoek aan het college bescherming persoonsgegevens om individuele instellingen te benaderen met dit verzoek. De aanvraag hiertoe is ingediend bij het CBP. Na eventuele goedkeuring, zal worden bezien of het nodig en wenselijk is om met deel 2 van het onderzoek te starten. Data-uitvraag deel 1 AGIS/Achmea en ADD-groep zullen gevraagd worden vanuit hun bronnen de volgende overzichten te verstrekken: • cliënten in Jeugdzorg, behandeling en kosten. • cliënten behandeld voor JGGZ, DBC en kosten. • cliënten in (J)(L)VB zorg, ZZP/functie en kosten • cliënten in behandeling voor VGGZ, DBC en kosten Gegevens worden aangeleverd op niveau van cliënten, met NAW gegevens en BSN. Voor TTP verwerking, zie kopje privacy. Fasering onderzoek Fase 1 Koppeling tussen 1, 2 en 3, puur op de aantallen. Fase 2 Koppeling van overzichten 1, 2 en 3; ook op de inhoud (diagnoses, behandelingen, kosten) Fase 3 Koppeling tussen 1, 2, 3 en 4 (ouders) behandeld voor VGGZ problemen, op aantallen en inhoud. De aandacht gaat in fase 1 uit naar de aantallen kinderen met zowel JGGZ en/of J(L)VB en/of Jeugdzorg. Eerste doel van het onderzoek is in kaart te brengen hoe vaak dit voorkomt. De prioriteit ligt in fase 2 bij de vraag naar de inhoud van de aantallen (L)VB en JZ en GGZ. Wat is er – gepseudonimiseerd - aan de hand, wat kunnen we zeggen over de problematiek en de combinatie van problematiek die vaak voorkomt, wat kunnen we zeggen over interventies en behandelingen en wat over de kosten. Deze twee stappen gaan uit van gecombineerde zorg op kindniveau. De derde stap is de gecombineerde zorg op gezinsniveau. Dat is fase 3. Hier gelden dezelfde vragen voor, maar de technische uitwerking is hiervan meer complex. Wanneer de werkwijze voor de eerste twee stappen gereed is, kan de stap naar het gezinsniveau gemaakt worden.
57
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Onderzoek De Dienst Onderzoek en statistiek van de gemeente Amsterdam zal op basis van het aangeleverde materiaal het onderzoek op de geanonimiseerde gegevens uitvoeren. Technische uitwerking onderzoek De periode waarop de uitvraag betrekking heeft is 2010, 2011 (evt 2012): welke cliënten waren in deze periode in behandeling voor bovengenoemde zorgdomeinen (start DBC, uitstroom JZ, afsluiting ZZP, nader exact vast te stellen). Daarbij zal ook gekeken worden naar de diagnose/type behandeling, waarbij voor de JZ ieder geval wordt er een onderscheid gemaakt tussen Ambulant- Pleegzorg – Residentieel – Semi Residentieel – Forensisch (alleen GGZ). Binnen de JZ wordt de Jeugdreclassering en bescherming ook meegenomen in de uitvraag. Privacy Voor het verkrijgen van de data is toestemming nodig van de bronbeheerder. Deze toestemming wordt formeel vastgelegd middels een gebruikersovereenkomst. Dit wordt eerst voorgelegd aan Agis/Achema en de Jeugdzorginstellingen. Een voorbeeldexemplaar is als bijlage toegevoegd. Voor de uitvraag bij de individuele instellingen wordt eerst aan het CBP toestemming gevraagd voor deel 2 van het onderzoek. De overdracht van gegevens gaat persoonlijk, en voorzien van een beveiliging. Dit kan door de data op een met wachtwoord beveiligde CD te branden en deze persoonlijk te overhandigen. Deze overdracht van gegevens wordt verder voorzien worden van een document met aanvullende afspraken waar beide partijen mee akkoord gaan voor het gebruik van de gegevens. Dit is een aanvullend werkdocument op de gebruikersovereenkomst. De koppeling gebeurt op basis van BSN-nummer dat in beide bestanden aanwezig moet zijn. Vervolgens wordt gecontroleerd of de NAW-gegevens van de gekoppelde personen overeenkomen. Na koppeling worden de BSN-nummers en NAW-gegevens verwijderd, waarmee een gepseudonimiseerd onderzoeksbestand ontstaat. O&S opereert in het onderzoek als trusted thirth party. De gegevens worden bij O+S bewaard in een afgeschermd deel van het netwerk. Dit is een apart deel, los van de reguliere lopende projecten, waarbij alleen de onderzoeker van dat betreffende project inzage heeft in de projectmap. Na afloop van het project wordt alle privacygevoelige data vernietigd. Het onderzoeksbestand, mits voldoende geanonimiseerd, kan langer bewaard worden voor nadere analyses en overzichten van zorggebruik per gemeenten/instelling. Rapportage De onderzoeksvragen, en daarmee ook de rapportage, richt zich op de belangrijkste trends en meest voorkomende typen overlap. Het richt zich daarmee automatisch op de grotere aantallen. Wanneer het inhoudelijk toch noodzakelijk is te rapporteren over deelgroepen, wordt er een ondergrens aangehouden van minimaal 5 waarnemingen. In de afspraken met de bronbeheerder van de data kunnen hier ook aanvullende afspraken over gemaakt worden.
58