Zorg voor Jeugd in Barneveld de visie
1
zelf- samen
- gemeente
Visie- en uitgangspunten notitieTransformatie Jeugdzorg en Awbz Begeleiding-Jeugd 1. Inleiding Waar komen we vandaan? Een sterk inhoudelijk en financieel versnipperd Jeugdzorgstelsel en te kostbare AWBZ. Voor de Jeugdzorg geldt dat er de afgelopen jaren diverse onderzoeken de revue zijn gepasseerd die forse kritiek uiten op het stelsel. De evaluatie van de wet op de jeugdzorg vormt de aanleiding voor de bundeling van regelingen rond jeugd en de decentralisatie naar de gemeenten. De bevindingen van de evaluatie kunnen als volgt worden samengevat: Problemen worden te laat gesignaleerd; Er wordt niet snel genoeg gehandeld, o.a. door de regeldruk; Er is sprake van opwaartse druk: te veel doorverwijzing naar zwaardere zorg, exporteren van problemen; Er is sprake van een sterke versnippering van de Jeugdzorg (financieel en inhoudelijk); Jaarlijks is er een forse toename van gebruik en kosten. De conclusie is dat de jeugdzorg anders en beter moet. Door het samenvoegen van verschillende financieringsstromen verwacht het Rijk dat gemeenten beter in staat zijn om een samenhangend aanbod van toegankelijke hulp en ondersteuning te organiseren en gespecialiseerde vormen van zorg efficiënter in te zetten. Het kabinet wil daarom één financieringssysteem voor het huidige preventieve beleid, de huidige vrijwillige provinciale jeugdzorg, de jeugd LVG (licht verstandelijk gehandicapten) en jeugd‐GGZ. Wat de AWBZ betreft, er is de laatste jaren sprake van een sterke toename van gebruik en kosten. Het Rijk heeft diverse maatregelen genomen, maar de stijging blijft aanhouden. Dit vormt voor haar de aanleiding om het stelsel van langdurige zorg (de AWBZ) geheel te herzien. Conclusie is dat de AWBZ terug moet naar de kern: de AWBZ als zorgverzekering voor langdurige zorg, het bieden van de hoognodige en noodzakelijke voorzieningen voor mensen met ernstige beperkingen. Uitgangspunt van het Rijk is dat welzijns‐ en participatie activiteiten en voorzieningen behoren tot het domein van de WMO en dicht bij de burger georganiseerd dienen te worden. De functie Begeleiding (inclusief het bijbehorende vervoer) past in dit kader. Voor beide decentralisaties geldt dat het uitgangspunt is dat ze lokaal beter en efficiënter georganiseerd kunnen en moeten worden georganiseerd: dichtbij de burger. De taken decentraliseren, zomaar overnemen en op dezelfde wijze voortgaan is daarom geen optie. In deze notitie gaat het om alle vormen van jeugdzorg, inclusief de awbz-jeugd tot 23 jaar. 1.1 Samenhang met andere ontwikkelingen De decentralisatie van de jeugdzorg staat niet op zich en moet in samenhang gezien worden met drie andere decentralisaties. We zoeken nadrukkelijk de samenhang en verbinding met de volgende ontwikkelingen in de AWBZ/WMO en de Participatie Wet (PW). Daartoe hebben we in Barneveld gezamenlijk (jeugdwet, awbz en pw) een zg. 3 D visie ontwikkeld. De decentralisatie jeugdzorg en jeugd-awbz (tot 23 jaar) valt onder één projectleider. Ook zoeken wij nadrukkelijk de verbinding met het Passend Onderwijs.
2
1.2 Wetstraject Voor zowel de jeugdzorg als de decentralisatie van de functie begeleiding geldt dat het wetsvormingstraject nog niet is afgerond. Mocht de behandeling van dit wetsvoorstel of van het nieuwe stelsel voor de Jeugdzorg, de inhoud en randvoorwaarden zoals wij deze nu hebben aangenomen bij het doen van de voorstellen, volledig wijzigen dan zullen we de visie en uitgangspunten daar op aan moeten passen. 1.3 Middelen De decentralisatie van taken naar de gemeente gaat gepaard met forse kortingen: voor de begeleiding gaat het om een korting van minimaal 5% en voor de Jeugdzorgtaken een korting van zo‟n 10%. Niet alleen worden de budgetten gekort, ook zien we dat bij de taken die overkomen dat er sprake is van een grote stijging van de vraag zorg en ondersteuning. Een stijging die het Rijk niet heeft kunnen keren. Een stijging ook die deels het gevolg is van autonome, niet beïnvloedbare ontwikkelingen als de extramuralisatie. Willen wij een toekomstbestendig (lees: betaalbaar) beleid voeren dan zullen we hier op moeten anticiperen. De transformatie zal niet van de ene dag op de andere dag zijn gerealiseerd. We zijn in Barneveld goed bezig met “de kanteling” en het uitwerken hiervan. Dit betekent dat we de komende jaren een proces in zullen gaan richting een transformatie en integratie van nieuwe taken binnen de WMO. 1.4 Kansen en bedreigingen De decentralisatie biedt kansen om op lokaal niveau zorg en ondersteuning dichterbij de jongere te organiseren, met gebruikmaking van principes als zelfredzaamheid en participatie. Wij kennen onze burgers het beste en staan er het dichtst bij. Als gemeente zijn we in staat de eigen kracht en mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk aan te spreken en maatwerk in de directe omgeving/wijk te realiseren en het zorgaanbod af stemmen op de vraag van onze burgers. We kunnen verbindingen leggen met andere gemeentelijke domeinen, zoals re‐integratie, bijstand, wonen, etc. Er zijn mogelijkheden om de hulp en ondersteuning zoals deze op dit moment is georganiseerd, zowel bij de functie begeleiding als bij de Jeugdzorg, meer doelmatig en effectief te organiseren. De twee decentralisaties betekenen een grote stimulans bij het verder vormgeven van de algehele herijking die wij in het kader van “de kanteling” en “welzijn nieuwe stijl” met de WMO nastreven. Ze vergroten ook de mogelijkheden om samenhang te brengen in lokale en bovenlokale ondersteuning. Tegelijkertijd zien we ook bedreigingen. Het jeugdzorgveld is nieuw voor de gemeenten en tot nu toe is het niemand gelukt om de toenemende instroom in de jeugdzorg in te dammen. Daarnaast is het zo dat het altijd nodig zal blijven om bepaalde „zware‟ kinderen in instituties op te vangen. Wij moeten niet de illusie koesteren dat wij het aantal kinderen in instituties fiks terug gaan brengen. Maar aan de andere kant, ieder kind telt. Ieder kind dat in het eigen gezin en in de eigen leefomgeving een goede plek heeft, al dan niet met lichte ondersteuning, is winst. Voor het kind, het gezin, maar ook voor de financiën. Een plek in de gesloten jeugdzorg kost al gauw € 80.000 per kind per jaar. 2. Hoe kwam de visie tot stand? Uitgaand van al vastgestelde kaders, wmo-beleidsplan 2012-2015, visie op de 3 D‟s, vastgestelde uitgangspunten mbt het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in Barneveld. Regionaal/lokaal: er zijn diverse bijeenkomsten geweest, waar onze gemeenteraad goed vertegenwoordigd was, met aanbieders en cliëntorganisaties, verder met bestuurders en Provincie. Doel van deze bijeenkomsten was enerzijds informatie met elkaar te delen en een beeld te krijgen waar het in onze regio nu om gaat. Anderzijds willen wij ook vanuit het “veld”, zowel de cliënten als de instellingen horen wat zij nu belangrijk vinden: waar liggen volgens hen de kansen en bedreigingen. In het vervolgproces zullen we alle partijen blijven betrekken. Wij kunnen het als gemeente niet alleen. Zorg‐ en welzijnsinstellingen, cliëntenorganisaties, cliënten en hun netwerk, vrijwilligers: samen moeten we zorgen voor een goede ondersteuning voor iedereen die dat nodig heeft. Wij hebben de Barneveldse wmo-raad actief betrokken in het traject van de lokale visievorming. Zij hebben reeds informeel een pre-advies uitgebracht, dat, waar nodig, verwerkt is.
3
Visie Hierin zit de drieslag Zelf – Samen – Gemeente. Het motto voor beleid en uitvoering binnen de jeugdzorg en het sociaal domein is: op eigen kracht waar mogelijk, ondersteuning en zorg indien nodig. Daarbij is sprake van een omslag, een kanteling: meer door inwoners zelf en samen laten doen, minder door de gemeente laten doen (of laten betalen). Meer Zelf & Samen dus, minder gemeente. Van inwoners wordt, meer dan voorheen, eigen verantwoordelijkheid en initiatief verwacht. Gebaseerd op en aansluitend bij de uitgangspunten van het WMO- beleid en de 3D-visie van de gemeente Barneveld: 1. Bijdragen aan versterking van de zelfredzaamheid van inwoners 2. Bijdragen aan versterking van de samenleving 3. Bieden van een gemeentelijk vangnet van ondersteunende voorzieningen. Wij willen dat jongeren in de gemeente Barneveld veilig opgroeien en optimale kansen krijgen op het ontwikkelen of bevorderen van zelfstandigheid en daarmee op deelname aan de samenleving. Eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid vormen hierbij het uitgangspunt. Omzien naar elkaar en onderlinge zorgzaamheid zijn van groot belang. Zo nodig draagt de gemeente zorg voor een vangnet van ondersteunende voorzieningen.
3. Visie‐uitgangspunten Transformatie Jeugdzorg en AWBZ Begeleiding-jeugd Uitgangspunten transitie jeugdzorg/awbz jeugd Preventie voor curatie; Ondersteuning en zorg sluiten aan op de eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van jongeren en hun ouders, ouders zijn de eerst verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen; wij willen dat zij actief betrokken worden bij de ondersteuning; We geven ruimte en vertrouwen aan professionals; Collectief boven individueel; Compensatie in plaats van recht op zorg; ondersteuning is gericht op de vraag achter de vraag; We werken integraal via het principe „één gezin, één plan‟; we definieren duidelijke, te behalen resultaten van de ondersteuning/zorg en formuleren hoe we die gaan bereiken; Uitvoering zo lokaal, zo licht en zo dichtbij mogelijk; We bieden ruimte voor identiteit; De ondersteuning is zo nodig “er op af”; we benaderen zo nodig ook jongeren/ouders die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen; We richten ons op een transformatie, maar wel via een zorgvuldig transitieproces; Stevige regie: verminderen sturende en regisserende actoren; Beleidsvorming en het implementatieproces „lokaal wat kan, regionaal wat regionaal moet‟ op basis van 2 principes: wat is wettelijk geregeld en wat is onze eigen beleidskeuze, bijvoorbeeld organisatie op basis van zorgzwaarte c.q. efficiënte schaal; In het implementatieproces betrekken we nadrukkelijk cliënten/cliëntorganisaties; De financiën zoals door het Rijk beschikbaar gesteld zijn leidend, incl. bezuinigingen; De financieringsstructuur volgt de inhoud; We onderzoeken ruimte voor keuzevrijheid (o.a. onderzoek naar pgb, eigen bijdrage); We gaan voor effectieve inzet, een gedegen monitoring en evaluatie.
4
3.1. Uitgangspunten Inhoud Preventie voor curatie We blijven investeren in preventie, met name preventieve methoden die effectiviteit hebben aangetoond. Het voorkomen van instroom in zware tweedelijnszorg is van grote waarde voor mensen en voor de hele samenleving. We gaan zorgvuldig bekijken voor wie en waar preventieve inzet het beste gedaan kan gaan worden. Middelen zijn immers schaars en zullen dat de komende tijd waarschijnlijk blijven. Naast universele willen we ook vooral selectieve preventie blijven inzetten. Daarnaast blijven we investeren in vroegsignalering op lokaal niveau. Daarbij maken we goed gebruik van scholen, sport, gezondheidscentra (o.a. huisartsen) en bestaande lokale netwerken. Ondersteuning en zorg sluiten aan bij de eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van jongeren en hun ouders; Bij de inrichting van de transformatie stellen we het belang van de jongeren in de directe woonomgeving, ondersteund door de professionals die daar werken, boven het belang van instellingen en organisatiestructuren. De mate van zelfredzaamheid en beschikbaarheid van het eigen sociale netwerk is leidend voor de inzet van de ondersteuning en/of zorg. We gaan uit van de mogelijkheden en kansen van kinderen en jongeren. We helpen hen om talenten te ontwikkelen en actief mee te doen aan de samenleving. Ouders vormen de spil bij het stimuleren en steunen van hun ontwikkelingsproces. Vele mede-opvoeders dragen hun steentje bij. In de eerste vijf levensjaren leggen kinderen de basis voor een goede lichamelijke en mentale gezondheid. Prille ouders en mede-opvoeders die in die periode een rol spelen, verdienen daarom speciale aandacht. We zetten in op de pedagogische kwaliteit van de leefomgeving van jeugd (pedagogische civil society) en op het creëren van sociale netwerken. Kinderen ontwikkelen zich daardoor beter en we kunnen problemen voorkomen. We helpen het Centrum voor Jeugd en Gezin om een sterke eerste lijn te organiseren rondom ouders voor informatie, advies en ondersteuning bij gewone opvoedvragen. We kijken naar wat goed gaat, ook als gezinnen extra hulp of zorg nodig hebben. Daarbij werken we vanuit het principe „het kind en het gezin centraal‟. We gaan werken vanuit het principe van zelfredzaamheid. Dat betekent dat we jongeren/ouders allereerst aanspreken op het nemen van hun eigen verantwoordelijkheid en het inzetten van hun eigen sociale netwerk. Dit betekent dat we dus minder snel gaan doorverwijzen naar professionele instellingen. Instellingen, die de professionals leveren, gaan maximaal samenwerken om dit te bereiken. Hierbij gaat het vooral om een attitudeverandering en dat heeft tijd nodig. We gaan concrete afspraken maken met de instellingen over de te bereiken resultaten en effecten hiervan. We geven ruimte en vertrouwen aan professionals We willen de uitvoerende professionals weer ruimte geven om beslissingen te nemen en vooral resultaten te boeken. Een veelgehoorde klacht van professionals is, dat ze veel tijd kwijt zijn met administratieve rompslomp. Tijd die ze niet in de noodzakelijke ondersteuning en hulpverlening kunnen stoppen. Hier willen we vanaf. We controleren achteraf, we proberen niet aan de voorkant alles al op te lossen en “dicht te timmeren”, waardoor voor de professionals geen ruimte meer is om maatwerk te leveren. We zorgen dat het aanbod van opvoed- en opgroeisteun in de gemeente aansluit bij de achterliggende behoefte van kinderen, jongeren en hun ouders in de regio. We houden de top 10 van de meest voorkomende problemen of opvoedvragen in de gemeente in het oog.
5
Collectief boven individueel We geven de voorkeur aan het werken met collectieve oplossingen, we stimuleren de inzet er van en we maken gebruik van de creativiteit die in wijken en kernen aanwezig is. We willen bij het stimuleren van collectieve oplossingen nadrukkelijk gebruik maken van de mogelijkheden van wijkcentrum, kinderopvang, scholen, sport, jongerencentra, en gezondheidscentra. Ook kunnen we bijvoorbeeld denken aan fysieke plekken, zoals speeltuinen. Een goed voorbeeld binnen de begeleiding is het creatief „combineren‟ van vervoersmogelijkheden. Binnen het jeugddomein is het werken met groepen in een school een goed voorbeeld of het gegeven dat een vmbo‐klas een groep zorgbehoevende ouderen in een naburig woonzorgcomplex begeleid bij dagelijkse bezigheden. Oftewel, we gaan gebruik maken van „ het gewone‟. Compensatie in plaats van recht op zorg; ondersteuning is gericht op de vraag achter de vraag; Er is niet langer sprake van een recht op zorg, maar van een plicht voor de gemeenten om te compenseren, waarbij de ondersteuning en/ of zorg steeds gericht is op zelfredzaamheid, participatie en maatwerk. Er is al jaren sprake van een stijging van het gebruik van zorg en ondersteuning. Het recht op zorg wordt dus steeds vaker verzilverd. Een andere invulling moet de stijging een halt toeroepen en een beheersing van het beschikbare budget mogelijk maken. Het sluit niet aan op het WMO‐principe „zo licht mogelijk, zo dichtbij mogelijk en zo veel mogelijk op basis van zelfregie en eigen kracht‟ en bovendien is het te duur. De transformatieopgaven bieden kansen tot vernieuwing. Voor de transformatie AWBZ Begeleiding-jeugd geldt dat niet langer sprake is van een recht op zorg, maar van een compensatieplicht voor de gemeente. Waar het om gaat is dat Barneveld de ondersteuningsbehoefte goed in beeld krijgt en gaat werken met een inspanningsverplichting, waarbij de ondersteuning steeds gericht is op zelfredzaamheid, participatie en maatwerk. Om maatwerk te leveren is een grote verscheidenheid van compenserende maatregelen nodig. Dit vraagt om vernieuwing van het aanbod. In theorie zijn indicaties straks ook niet meer nodig voor het overgrote deel. Wat nodig is, is de inzet van de juiste zorg, de meest passende zorg en een toetsing op de kwaliteit van de zorg die is geboden. Barneveld doet sinds mei 2012 mee aan een experiment in Food Valley verband ten aanzien van „toewijzing‟ van zorg en ondersteuning, aansluitend bij lokale structuren (zoals CJG). We werken integraal via het principe ‘één gezin, één plan’ In elke situatie richten we ons op het „herstel van het gewone leven‟ en brengen daarbij alle relevante leefgebieden van gezinnen in kaart. We brengen een integrale oplossing met behulp van één plan. Vraagverheldering is hier van toepassing. De vraag naar jeugdzorg of begeleiding maakt hier een onderdeel van uit. Het uitgangspunt is „één gezin, één plan‟. We vragen ons telkens af vanuit welke plek de integraliteit het beste tot zijn recht komt. We maken een beweging van specialistische, doelgroepgerichte werkers naar generalisten. Ze krijgen op de eerste plaats een makelaarsfunctie: naar het eigen netwerk (wat kan de rol zijn van familie, sociale verbanden, club- of geloofsgenoten), naar vrijwillige inzet, naar voorzieningen en ‐activiteiten en als laatste naar gespecialiseerde professionals. Specialisten zijn daarmee per definitie tijdelijke deskundigen, die de regie niet overnemen. Uitvoering zo lokaal, zo licht en zo dichtbij mogelijk Ondersteuning en hulp wordt zoveel als mogelijk dichtbij de mensen uitgevoerd, d.w.z. in gezinnen, op scholen, in de gezondheidscentra of via bredere lokale programma‟s. We nemen de lokale situatie als uitgangspunt, niet de huidige organisatie van de zorg. We werken met het principe dat we de ondersteuning en zorg lokaal gaan inzetten. Daar waar dat niet kan kijken we of we het regionaal of zelfs bovenregionaal kunnen doen. Dit geldt m.n. voor specialistische zorg en ondersteuning of zorg voor specifieke doelgroepen. In Barneveld gaat het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) de poort vormen voor de toekenning van jeugdzorg, jeugd‐GGz en jeugd‐LVG. Dit betekent dat wij vindplaats gericht gaan werken. We kijken bij de AWBZ Begeleiding of we voor de lichtere ondersteuning en de meer collectieve voorzieningen kunnen werken met een lichte toegangstoets, of we daar professionals uit het voorveld,
6
de lokale netwerken mogelijk mandaat kunnen geven. Voor de zwaardere zorg en ondersteuning zal een uitgebreidere toets in de vorm van indiceren noodzakelijk blijven. Dit laatste geldt dus ook voor zwaardere vormen van jeugdzorg. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is de plaats, waar de transformatie vorm en inhoud krijgt. Met name de schaal biedt hier andere kansen. Een andere vindplaats voor de toeleiding naar jeugdzorg, jeugd‐GGz en jeugd‐LVG alsook de begeleiding is het onderwijs. We willen met het onderwijs afspraken maken hoe we maximaal kunnen samenwerken. We bieden ruimte voor identiteit Zorg vindt zo veel mogelijk plaats met inachtneming van de eigen identiteit van inwoners De zorg/ondersteuning is zo nodig ‘er op af’ Eigen kracht en verantwoordelijkheid zijn het eerste uitgangspunt. Maar als er kinderen niet veilig zijn, moet op basis van signalen outreachend worden gewerkt. De hulpverlener moet er op af, en het liefst zo snel mogelijk, indien noodzakelijk met inzet van drang en/of dwang. We stemmen nadrukkelijk af met lokale en regionale politie en justitie. De strafrechtelijke tak van de jeugdzorg komt niet over naar de gemeenten, maar blijft de directe verantwoordelijkheid van het Rijk. Hieruit kan wel om inzet worden gevraagd van de jeugdzorg, via bijvoorbeeld (gezins)voogdij en reclassering. We werken een duidelijke beleidslijn uit wat betreft niet‐vrijblijvende drang en dwang, waarbij een goede relatie wordt gelegd naar de Raad voor de Kinderbescherming, AMK, etc. Kortom: Benader zo nodig ook jongeren/ouders die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen. 3.2 Aandachtspunten proces We richten ons op een transformatie, maar wel via een zorgvuldig transitieproces De taken die op ons afkomen zijn nieuw voor de gemeente. We willen niet dat er mensen tussen wal en schip vallen of dat we de “baby‟s met het badwater weggooien”. ‘lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet’ We kiezen voor zoveel mogelijk lokaal maatwerk en houden daarbij de focus op het meest efficiënte en meest logische organisatieniveau van zorg en begeleiding. Wij denken dat een groot deel van al het benodigde aanbod lokaal ingezet kan worden. Een deel van het aanbod is dermate specialistisch dat we dat regionaal of zelfs bovenregionaal gaan inzetten. Adagium: Hoe specialistischer de zorg, hoe groter de schaal die nodig is. Dit is het principe van de zorgzwaarte. Met de vraag op welk niveau de hulp ingezet wordt, is nog niet de vraag beantwoord op welk niveau de hulp wordt ingekocht of gesubsidieerd. Het kan in veel gevallen effectief en efficiënt zijn om hulpaanbod regionaal in te kopen en lokaal weg te zetten. Een voorzet wat betreft jeugdzorg, jeugd‐GGz en jeugd‐LVG: Lokaal / wijkgericht
Regionaal
Bovenregionaal
‐ Consultatie en advies, aansluitend op voorveld (CJG); ‐ Diagnostiek (intersectoraal); ‐ Ambulante jeugdhulp groepsgericht en individueel; ‐ Ambulante GGz‐hulp groepsgericht en individueel; ‐ Ambulante (naschoolse) begeleiding en behandeling LVGsector. ‐ (Fase)huizen, begeleid zelfstandig wonen, etc.;
‐ Jeugdbescherming (gezinsvoogdij, etc); ‐ Pleegzorg; ‐ (Semi‐)residentiële jeugdzorg; ‐ Intensive gezinsondersteuning jeugdzorg en LVG‐sector;
‐ Crisisdienst jeugdzorg (spoedzorg); ‐ Residentiële jeugdzorg (bepaalde vormen); ‐ Klinische en langdurige GGz (langer dan 1 jaar) ‐ OBC‟s (orthoped. behandelcentra) LVG‐sector.
7
‐ Noodzakelijke indicering zware gevallen (evt regionaal)
Een voorzet wat betreft AWBZ Begeleiding: Lokaal / wijkgericht Regionaal ‐ Praktisch (pedagogische) ‐ Vervoer (deels); thuisbegeleiding/‐hulp; ‐ Kortdurend verblijf/lokaal ‐ Woonbegeleiding; ‐ Ontmoetingsactiviteiten/‐ groepen. ‐ Dagactiviteitencentra in de wijk, aansluiting zoeken bij buurthuizen, incl. vervoer. ‐ Dagbesteding, zoveel mogelijk Lokaal - Vakantieactiviteiten;
Bovenregionaal ‐ Zeer specialistische begeleiding, oa. zintuiglijk beperkten
De lijsten zijn zeker niet uitputtend. Hiervoor is een meer uitgebreide vraag‐ en aanbodanalyse nodig. In het implementatieproces betrekken we nadrukkelijk cliënten/cliëntorganisaties Een van de uitgangspunten vanuit de inhoud is dat we de mensen in hun eigen woonomgeving centraal stellen. We stellen dit boven het belang van instellingen en organisatiestructuren. Het ligt dan voor de hand hen ook in het implementatieproces nadrukkelijk te betrekken. Het betreft een grote diversiteit aan cliëntgroepen en een groot aantal cliëntorganisaties. Wij zoeken daarom een vorm die hieraan recht doet maar ook werkbaar is. In het voorjaar 2012 hebben wij een pgb-houdersbijeenkomst georganiseerd. We hebben contact met Zorgbelang, het Oudernetwerk, en de WMO-raad van Barneveld. De financiën zoals door het Rijk beschikbaar gesteld zijn leidend We zorgen voor een duurzame implementatie inclusief bezuinigingen en we realiseren (financiële) ruimte voor innovatie. Voor de voorbereiding en de uitvoering van de decentralisaties worden middelen beschikbaar gesteld door het Rijk. Met deze middelen zullen wij de gewenste transformatie van begeleiding-jeugd en Jeugdzorg duurzaam en houdbaar vormgeven. We houden hierbij rekening met de kortingen die door het Rijk op de budgetten plaatsvinden (jeugdzorg en awbz) en de stijging van de vraag waarvoor wij naar alle waarschijnlijkheid (niet volledig) gecompenseerd worden. Ook zorgen we voor ruimte voor innovatie om de mogelijkheid te houden tot innoveren en experimenten die passen in onze visie een kans te kunnen geven. We kijken naar hoe wij de budgetten die wij reeds inzetten en het budget vanuit de decentralisaties zo slim mogelijk kunnen koppelen. Invoeringsbudgetten van de gemeente wordt ook aangewend voor het regionale transitieproces. De mate waarin zal nader uitgewerkt moeten worden.
De financieringsstructuur volgt de inhoud We gaan zoeken naar een grondslag voor financiering die het meest recht doet aan de WMO ‐principes en de wens om een afremmende werking op de instroom in de zorg te realiseren. We willen ontkokeren en samenwerking maximaal stimuleren. We realiseren ons dat instellingsgerichte budgetsubsidies hiervoor niet het meest geëigende instrument zijn. Daarnaast zullen we afwegingen gaan maken hoe de financiële en contractuele relatie met de diverse instellingen wordt aangegaan. Gaan we inkopen of subsidiëren? Doen we dit op basis van trajecten, arrangementen, etc.? Al deze vragen komen in het vervolg‐traject aan de orde.
8
We onderzoeken ruimte voor keuzevrijheid We onderzoeken de mogelijkheid tot het behoud van keuzevrijheid voor de individuele begeleiding. Het PGB kan een belangrijk instrument zijn bij zelfregie en het kan ook financieel voordeel opleveren. Tegelijkertijd is het juist dit instrument waar de afgelopen jaren een grote stijging in gebruik en daarmee kosten is geweest. Daarnaast zien we dat het PGB ook haaks kan staan op de onze visie van meer collectieve en informele ondersteuning versus individueel en formeel. Met andere woorden we zoeken naar een mogelijkheid om het instrument van PGB te behouden die tegelijkertijd blijvend recht doet aan onze visie. We zullen de juiste condities moeten vinden waaronder we het PGB kunnen invoeren. We gaan voor effectieve inzet, een gedegen monitoring en evaluatie We definieren duidelijke, te behalen resultaten van de ondersteuning/zorg en spreken af hoe die te behalen. We zetten bij voorkeur bewezen effectieve („evidence based‟) methodieken in, en we houden ruimte voor innovatie, weliswaar met een stevige focus op resultaat. Waar ondersteuning en zorg aan jongeren geboden wordt, worden concrete afspraken gemaakt over de vraag op welke ondersteuning/zorg men kan rekenen, wat daarbij de eigen inzet is (met hulp van naasten) en naar welke resultaten wordt toegewerkt. De juiste hulp, op de juiste plek, op het juiste moment. Ondersteuning en zorg moeten effectief zijn. Wanneer een instelling kiest voor de inzet van een niet‐evidence based methodiek, spreken wij met hen af dat de methodiek wordt gemonitord. Het gaat er om dat wij te allen tijde naar de samenleving kunnen verantwoorden dat we de jeugdzorg‐middelen inzetten voor methodieken die effect hebben.
BIJLAGEN Nulmeting Regionale visiedocument ”Zorg voor jeugd in FoodValley”
9