Geachte bezoekers, Het I.V.N. afdeling Elsloo heet u van harte welkom in de Botanische tuin. Deze, dit jaar gewijzigde gids, geeft u informatie over de geschiedenis van de tuin, de indeling van de tuin en informatie over een aantal perken. Helaas hebben we niet alle perken kunnen beschrijven, maar met name het themagedeelte wordt voor een groot gedeelte behandeld. Tevens vindt u achter in de gids een plattegrond van de tuin. Een deel van deze tuin is, zoals reeds genoemd, ingericht rond een thema: "macht van de planten door de eeuwen heen". In het themagedeelte zijn perken ingericht met planten die een grote rol spelen of hebben gespeeld voor ons en onze voorouders. Deze ‘machtige’ planten zijn juist belangrijk gebleken voor mensen door hun bijzondere eigenschappen. De ene plant is voedzaam, de andere giftig, weer anderen juist geneeskrachtig of gezond. De extra informatie over het oude of nieuwe gebruik geeft een extra dimensie aan het bezoeken van deze tuin. Zo staat er in de tuin bijvoorbeeld een plant die bij vrouwen van de oude Grieken werd aangewend om niet zwanger te worden, een plant die door een joodse geschiedschrijver werd gebruikt om demonen uit te drijven en is er een volledige perk ingericht over een verordening ten tijde van Karel de Grote. Voor deze interessante korte verhalen, als achtergrond bij uw bezoek, hebben we in deze gids veel ruimte gemaakt. Wij hopen dat u hier veel plezier aan beleeft! Deze gids wordt vrijwel elk jaar herzien, mocht u opmerkingen of aanvullingen hebben dan kunt u deze sturen naar: Secretariaat IVN afdeling Elsloo Postbus 575 6180 AB Elsloo Overigens willen we u vragen geen planten, bloemen of zaden te plukken en op de paden te blijven. De tuin wordt mede in stand gehouden met financiële steun van de Gemeente Stein en door inzet van vele vrijwilligers, waarvoor onze dank. Mogen wij ook op uw steun en medewerking rekenen. Bij voorbaat dank, Het bestuur IVN afdeling Elsloo.
Geschiedenis Ruim 100.000 jaren geleden ontstond door de eroderende werking van de Maas, een groot dal. De mensen die zich hier vestigden ontgonnen in eerste instantie het dal, naderhand de beboste plateaus. De tussengelegen hellingen waren zo steil dat ze niet ontgonnen konden worden. Dat heeft er voor gezorgd dat wij het Bunderbos kennen als een hellingbos van 5 km lang en 350 meter breed met over de breedte een hoogteverschil van ruim 40 meter. In het begin van de 16e eeuw bouwde kasteelheer J. v. Gaveren aan het einde van dit hellingbos kasteel Elsloo. In 1640 kwam het kasteel, door een huwelijk, in handen van Nic. d’Arberg. In 1818 gingen het kasteel en de bijbehorende landerijen over naar de familie de Geloes. Later kwam alles in bezit van Henri Jurgens. In 1899 werden kasteel en landgoed een fam. N.V. genaamd: “N.V. Theodora". Bij het kasteel was een franse stijltuin. In 1959 kwam het kasteel en de kasteeltuin in het bezit van de gemeente Elsloo. In 1972 kreeg het IVN afdeling Elsloo van de gemeente deze tuin (ca. 0,8 ha) toegewezen. Na drie jaar hard werken was er een kruidenheemtuin ontstaan met verschillende milieus. Het accent is komen te liggen op geriefplanten en planten waaraan magische, folkloristische of medicinale waarde was toegeschreven. in 1984 stonden hier al ruim 2200 verschillende gewassen en was de verscheidenheid zo groot dat deze tuin is uitgegroeid tot de botanische tuin Elsloo. Indeling botanische tuin De tuin is aangelegd aan de noordkant van het Bunderbos in een helling. In de tuin is een groot aantal verschillende boomsoorten te bewonderen. Zoals eerder genoemd is in de tuin een permanente “tentoonstelling” te zien met als thema: ‘de macht van de plant door de eeuwen’. Deze tentoonstelling (omzoomd door buxushaagjes) bestaat uit vaste perken rondom thema’s die te maken hebben met het gebruik van de plant door de mens. Verder is er in de tuin een collectie varens aanwezig van met name Polystichum- en Asplenium- soorten en een collectie rhododendron’s / kalmia’s. Ook zijn er diverse perken aangelegd in bijzondere milieus: kalkrijk, zuur (ven), nat (moeras), arm (zand) of stenig (rotsperken), waardoor de tuin enorm divers is.
Kloostertuin
Perk 1
In de vroege Middeleeuwen was de geneeskunst en de farmacie, onder invloed van het Christendom, in handen van de kloosters. Vaak werden bij abdijen en kloosters kruidentuinen aangelegd in een vorm van vier kwadranten, rond een waterput gesitueerd. Het beroemde klooster op de Monte Cassino in Italië, door St. Benedictus gesticht had een speciale aanbouw voor verpleging van zieken. Het klooster van St. Gallen in Zwitserland, gesticht in 820, had een ziekenhuis en een grote tuin met geneeskrachtige kruiden, de "Herbularius". Veel planten die hierin voorkwamen staan ook in dit perk, zoals venkel (Foeniculum vulgaris), citroenkruid (Artemisia abrotanum) en citroenmelisse (Melissa officinalis)
Mierikswortel in het kloosterperk . IVN Limburg heeft in samenwerking met de plaatselijke afdelingen fietstochten uitgezet die het hele jaar kunnen worden gefietst. De Gidsenwerkgroepen van IVN Elsloo en IVN Stein hebben samen een mooie fietstocht uitgezet die ons leidt van de botanische tuin van IVN Elsloo naar de tuin van IVN Stein in het Steinerbos. Tijdens de fietstochten kan men beide tuinen bezichtigen en de werkgroep van Elsloo heeft een thema gemaakt over de aanwezige kruiden in onze tuin met veel aandacht voor de perken. Bij de voorbereiding van dit fietsevenement bleek weer eens hoe goed doordacht, bijna veertig jaar geleden, het themagedeelte is opgezet. Zoals gezegd is de botanische tuin verdeeld in een groot aantal perken. Een deel van die perken is omzoomd met buxushaagjes die het z.g. themagedeelte vormen. Het eerste perk bij binnenkomst aan de linkerzijde is het kloosterperk met een schat aan informatie uit een verleden die ons nog steeds bezig houdt. Kloostertuinen vormen één van de oudste voorbeelden van, voor publiek, omsloten tuinen. Deze tuinen hebben altijd een grote rol gespeeld in het verlenen van medische zorg aan zieke broeders en arme reizigers die aan de poort klopten van kloosters voor onderdak en bescherming. In de kloostertuin was meestal een kruidensegment aanwezig, waarin medicinale kruiden werden gekweekt voor behandeling van patiënten. Maar kloostertuinen hadden ook een symbolische betekenis voor de gezondheidszorg en werden meestal aangelegd volgens de principes van de Hof van Eden. Dit is duidelijk in de botanische tuin te zien. Een kloostertuin was verdeeld in vier vierkante vlakken, gescheiden door vier paden, die elkaar kruisten in het centrum. Deze vier paden symboliseerden de vier rivieren die stroomden door de Hof van Eden. In het centrum stond vaak een put, fontein, of een imposante boom, zoals een conifeer. De kamers van de zieken waren rondom de tuin aangelegd, zodat de zieke monniken en gasten optimaal konden profiteren van de heilzame werking van de tuin. Belangrijk waren natuurlijk de kruiden die vooral een nuttigheidsfunctie hadden en niet voor de versiering waren. Een aantal zeer belangrijke kruiden die aanwezig moesten zijn waren salie, wijnruit, absint
alsem, venkel, maggiplant, selderij, rozemarijn en nog vele anderen waaronder de zeer belangrijke mierikswortel. Deze laatste met hoofdletters omdat het een kruid is dat een verhaal heeft zo oud als methusalem en ook door de gidsen met vele andere kruiden onder de aandacht wordt gebracht. De botanische naam van de mierikswortel is: Armoracia rusticana (Armoracia = wilde radijs, rusticana = landelijk), de volksnamen zijn boerenradijs, peperwortel en meiredik. Oorspronkelijk komt de mierikswortel uit Zuidoost Europa en is in de 12e eeuw naar onze streken geïmporteerd als smaakmaker en artsenijgewas. Mierikswortel heeft een forse bladerrozet met als opvallendste deel de pinwortel die geraspt onze spijzen kruidt, De wortel heeft een zeer scherpe, mosterdachtige en pikante smaak vandaar in de volksmond wel eens “peperwortel“ of boerenradijs genaamd. Op het einde van de lente komen op de ca één meter hoge bloemstengels witte bloempjes, die behoren tot de familie van de kruisbloemigen dus een neef van tuinkers, radijs en rammenas. Zoals we weten komt in deze planten dezelfde pikante smaak terug, misschien iets minder scherp dan bij mierikswortel. De monniken wisten reeds in de twaalfde eeuw dat dit kruid een vermaarde geneeskrachtige plant was die bij vele kwalen van pas kwam door zijn antibiotische werking. Vele eeuwen later, ten tijde van Napoleon, vermelde het eerste landelijke receptenboek voor apothekers dat “de krachten van de meiredik (mierikswortel) zijn meer vermogend dan die van de ramenas. Zij doen de maandstonden en de pis ontlasten, slijten den steen en genezen scheurbuik”. Dit laatste is meer dan waar omdat verse mierikswortel veel vitamine C bevat. In vorige eeuwen leden reizigers en zeelieden door een te kort aan verse groenten en fruit, dus vitamine C, vaak aan scheurbuik. Bovendien heeft de mierikswortel veel waardevolle vitamines en nog mineralen zoals magnesium, calcium en natrium. Als natuurlijk antibiotica is deze plant vermaard en helpt vooral bij infecties aan de luchtwegen bronchitis, koorts en bij gewrichtsontstekingen zoals jicht. Uitwendig wordt de geraspte wortel gebruikt als kompres bij wondinfecties. Bovendien stimuleert mierikswortel de spijsvertering. Ondanks alle lofzang geldt ook in de kloostertuin “elk voordeel heb zijn nadeel” geef mierik niet aan patiënten met maagklachten of schildklierproblemen want dat pakt verkeerd uit. Het met een buxushaag omsloten kloosterperk is maar een klein onderdeel van onze IVN tuin, bestaande uit veel meer symbolische perken waarin prachtige planten en kruiden groeien, met nog veel meer boeiende verhalen.
In perk1 staat ook een wel bekend relict uit de oudheid: de Japanse notenboom (Ginkgo biloba). Deze boom heeft tal van namen: tempelboom, geheugenboom en zilveren abrikoos. De boom is afkomstig uit Centraal China. De Ginkgo werd voor het eerste ontdekt door de Duitse botanicus E. Kaempfer omstreeks 1712. De oudste bomen in Europa werden in 1727 in de plantentuin van Utrecht geplant. In China werd de boom al reeds veelvuldig aangeplant rond tempels en kloosters (vandaar de naam Tempelboom). De oudste boom (in China) is vermoedelijk 3500 jaar! In Nederland wordt de boom nu geregeld als laanboom aangeplant, waardoor hij vaker gezien wordt. Ginkgo biloba is zoals reeds vermeld een relict uit de oertijd. De soort is als laatste overgebleven van een familie planten die rond 300 miljoen jaren (perm-periode) geleden groeiden. Het blad is dan ook zeer ongewoon voor ‘hedendaagse’ naaldbomen. De vrouwelijk boom krijgt op latere leeftijd zilverkleurige vruchten die lijken op abrikozen (vandaar de naam Zilveren abrikoos). Als zo’n grotere vrouwelijke boom is aangeplant als laanboom is vruchtzetting wel vervelend: de vruchten stinken namelijk ontzettend! De boom heeft bijzonder eigenschappen. Zo bevorderen de stoffen in het blad onder andere de circulatie van het bloed in de hersenen, ze verminderen het verkleven van bloedplaatjes, verwijden de kleine bloedvaatjes, en verdunnen het bloed. Zo wordt, aldus sommige homeopaten, Ginkgo dienstig verklaard ter voorkoming van dementie, maar ook als preparaat na hersenletsels, tegen hoofdpijn en concentratiestoornissen.
De Bandkeramiekers
Perk 3
De regio Elsloo was al zeer vroeg bewoond; uit opgravingen is vast komen te staan dat zich hier een bandkeramisch dorp bevond. In het vroeg Neolithicum (laatste periode in steentijd) was Zuid-Limburg bedekt met uitgestrekte bossen: linden, eik, haagbeuk, els en wilg domineerden het landschap. Als bandkeramische volkeren een geschikte locatie gevonden hadden om een nederzetting te stichten begonnen ze met het kappen en het branden van het bos. Daarna werd de grond bewerkt met een eenvoudige hak en ingezaaid met drie primitieve granen: de tarwe-rassen eenkoorn (Triticum monococcum), emmer (Triticum dicoccum), Vlas en een variatie van gerst (Hordeum vulgare). Het oogsten geschiedde met een sikkel met ingelegd vuursteen op niet omwalde akkers. De beide verbouwde tarwe-rassen zijn niet te vergelijken met de huidige tarwe, omdat de korrels beduidend kleiner zijn en niet vrijdorsend, dat wil zeggen het kaf laat niet gemakkelijk los. Ook Vlas, Maanzaad en Erwt werden verbouwd. Deze laatste drie soorten werden waarschijnlijk in het voorjaar verbouwd, terwijl de inzaai van de Tarwe- rassen in de herfst geschiedde. Een interessant detail is het ontbreken van stallen bij deze boeren van een “gemengd agrarisch bedrijf”, zij bezaten immers ook geiten, koeien, varkens. De temperatuur is ’s winters waarschijnlijk aanmerkelijk hoger geweest dan thans, zodat een stal overbodig was. De akkers werden bemest door er vee op te laten grazen. Bij een nederzetting van ca. 175 inwoners werd een grote oppervlakte aan akkers, hooiland (meestal in de nabijheid van een rivier) en bos gebruikt. Koeien werden bijgevoerd met bladeren, geiten werden gehouden op braakliggende akkers en varkens werden in het bos gehouden. Verder zijn mogelijk kruiden verzameld om te eten als salade, zoals zuring, melganzevoet, klaver en akkerkool. Duidelijk kenmerk van de vroeg neolithische cultuur (bandkeramische cultuur) is het verbouwen van gewassen (o.a. vroege tarwerassen). De bandkeramische cultuur is een cultuur die geïsoleerd staat voor wat betreft de introductie van de landbouw in onze streken: op onverklaarbare wijze verdwijnt de bandkeramische cultuur in ca. 4900 v. Christus. Latere neolithische culturen in onze streken verbouwden andere, nieuwere gewassen zoals Spelt en Gerst (vanaf 3000 v. Chr.) afkomstig uit middenoosten (Egypte). In de botanische tuin is perk 3 ingericht met als thema Bandkeramiekers. U treft daar planten aan die door de Bandkeramiekers gebruikt zijn, zoals emmer, eenkoorn en erwt.
De Egyptenaren
Perk 4 De wolfsmelk (Euphorbia), tijm, hijsop en de goudsbloem, maar vooral de alliumsoorten waren voor de Egyptenaren van zeer grote betekenis. Op graven, muurschilderingen en pyramides werd dit vaak tot uiting gebracht. Naast de look- en preisoorten is de ui ; allium, zonder twijfel het langst in cultuur. Nu nog steeds is de ui de ruggengraat van de kookkunst. Voor medische doeleinden heeft knoflook de voorkeur, deze alliumsoort bevat koolhydraten, vetten, eiwitten, organische zouten, gebonden zwavel, vitamine A, B, C, en E. Gekookt zijn deze kruiden gemakkelijk verteerbaar voedsel.
Allium
De Romeinen
Perk 6
Hier staan gewassen welke door de Romeinen als zeer waardevol worden beschouwd. U ziet verschillende saliesoorten, citroenmelisse, en tijm. Allemaal planten die iedereen kent uit het kruidenrekje in de keuken. De Romeinen wisten reeds de betekenis van druiven. Het eten van druiven is namelijk een goed uitgangspunt voor een bloedzuiverende kuur, maar ook een goed middel tegen bloedarmoede, ze zijn vitamine rijk. De druivensoorten die hier staan zijn de Pinot Noir en de Chardonnay. Van deze laatste druivensoort wordt de Champagne vervaardigd. De Grieken
Perk 7
De Galega officinalis was bij de Grieken al in trek wegens zijn geneeskrachtige waarde. Uit onderzoekingen is komen vast te staan dat de galega op borstklieren en melkafscheiding werkt en de bloedsuikerspiegel verlaagt. Ook staat hier de citroenmelisse (Melissa officinalis). Vele Grieken kenden de speciale eigenschappen van deze plant. Zo kende Dioscorides (40-90 n. Chr.) reeds de ontspannende werking op de spieren. Tegenwoordig wordt deze plant gebruikt als kalmerend en ontspannend kruid. In geringe mate werkt de vluchtige olie rustgevend, wat een vertraagde hartslag tot gevolg heeft.
Het citroenkruid (Artemisia abrotanum) - dat een alsemsoort is - wordt door onze zuiderburen (de Belgen) gebruikt om paling in te leggen. In de middeleeuwen schreef men deze plant nog voor tegen maagkwalen en slangenbeten. Tegenwoordig wordt het Citroenkruid nog gebruikt als opwekkend middel voor de spijsverteringsorganen. De Acanthus mollis inspireerde hoogstwaarschijnlijk de Griekse beeldhouwer Kallimachos toen hij het motief schiep voor het Korinthisch kapiteel. In de geneeskunde werd deze plant aangeprezen als middel tegen darmstoringen of aIs urine-drijvend middel. De monnikenpeper (Vitex agnus-castus), ook wel kuisboom genaamd, werd in het oude Griekenland veelvuldig gebruikt als vrouwen niet meer zwanger wilden worden; zo werden de zaden gegeven aan hun mannen en had de gehele plant eeuwenlang het imago van kuisheid en maagdelijkheid. Hippocrates raadde in de 4e eeuw voor Christus deze plant aan om nageboorten te helpen uitdrijven terwijl Dioscorides de plant aanraadde in zitbaden teneinde de menstruatie te laten doorkomen. Nu is bekend dat de plant inderdaad menstruatiebevorderende eigenschappen heeft, maar ook het libido neemt af!
Liefde stimulerende planten
Perk 8
Liefdestimulerende werking van planten is altijd een omstreden onderwerp geweest. In dit perk zijn planten aangeplant met een, vaak vermeende, liefdesstimulerende werking. Het bonekruid, de damastbloem, de aardpeer en de maggiplant, werden vaak in drank of eten gebruikt om de genegenheid tot personen van het andere geslacht op te wekken. In de plantensymboliek staat de bolderik als symbool voor de liefdesband.
Magie- Tover of heksenkruiden
Perk 9
In perk 9 staan planten waaraan magische krachten werden toebedeeld. Dit heeft te maken met de hallucinerende werking van de planten. In dit perk staan onder andere de wolfskers (Atropa belladonna), het bilzenkruid (Hyoscyamus niger), alruin (Mandragora officinarum) en Scopolia anomale. Alle drie de genoemde planten behoren tot de nachtschadefamilie (waartoe ook de aardappel en de tomaat behoren) en bevatten psychoactieve alkaloïden, die in het verleden veel gebruikt werden. Zo ook door zogenaamde heksen. Deze heksen wreven zich in met zalven van deze planten (heksenzalf) op plaatsen waar de huid dun is, zodat de alkaloïden snel werden opgenomen. Alruin is een van de eerste bekende afrodisiaca; iets dat zeker samenhangt met de verdovende en hallucinerende eigenschappen van de plant. De wortel van de Alruin is reeds sinds eeuwen een symbool als magisch aureool van de plant; men herkende in de wortels van de plant een (alruin)vrouwtje dan wel een (alruin)mannetje. De Duitse keizer Rudolf de Tweede, bekend verzamelaar van curiosa, bezat twee alruinwortels, een met de gelijkenis van een mannetje en een van een vrouwtje. Voor de laatste oorlog stonden deze alruinpoppen tentoongesteld in de hofbibliotheek te Wenen. Het gedurende de nacht uittrekken van alruinwortels is een magisch ritueel dat reeds door Flavius Josephus (in de eerste eeuw na Christus, joodse geschiedschrijver) wordt beschreven. Na dit ritueel zou de plant naast de patiënt in bed worden gelegd, zodat demonen zouden worden uitgedreven. Ook tegen leverkwalen, veroorzaakt door opwinding en ergernis, werd hij aangewend. In de legende rondom de alruin wordt uitgelegd dat de plant zou ontstaan wanneer er op de aarde beneden een galg, bloed, urine en zaad van de gehangene terechtkomen. Afhankelijk of de gehangene mannelijk of vrouwelijk is, zou de wortel van de alruin zich ontwikkelen tot een mannetje of vrouwtje.
Ook de wolfskers (Atropa belladonna), staat in deze perk. De plant is zeer giftig, en de naam verwijst ook naar een van de giftige alkaloïden in de plant: atropine. Atropine is in december 2004 weer in het nieuws geweest doordat de stof aangetroffen werd in cocaïne in uitgangsgelegenheden. Verder zit er ook het giftige scopolamine in. Beide stoffen zijn voor de geneeskunde waardevolle stoffen. Vooral in de oogheelkunde worden deze stoffen veel gebruikt. Door vrouwen werd de atropine uit deze plant gebruikt om de pupil in de ogen te verwijden waardoor deze meer schitterden. Hierdoor is de naam belladonna ontstaan hetgeen ‘schone vrouw’ betekent. De plant is in ons land erg zeldzaam.
Symboliek
Perk 11
Dagelijks worden bloemen gebruikt om gevoelens tot uiting te brengen. Liefde, vreugde, bewondering, dank, genegenheid. Zonder te spreken kan men zich uiten door het geven van een bosje bloemen. ledereen beseft wel dat de schakering in de bloemenwereld analoog gesteld kan worden aan onze gevoelens en dat de ene bloem beter past bij een bepaalde gelegenheid dan de andere bloem. Dit is de reden dat bloemen als symbool staan voor iets. Zo staat lelie voor reinheid en vrede. Maria wordt vaak met een lelie afgebeeld. viooltjes hebben zelfs een verschillende betekenis: het maarts viooltje staat binnen het Christendom voor zuiverheid en zedigheid. Akelei voor onbetrouwbaarheid, rozen voor liefde, lis voor begrip en boodschap, en primula voor hoop. Niet iedereen voelt deze analogieën op gelijke wijze aan. Gaat u zelf eens na welke uw lievelingsbloemen zijn, en waarom.
Planten uit China en Japan
Perk 12
De bekendste plant is de Panax ginseng - krachtwortel. Deze plant is al meer dan 5000 jaren in gebruik in het oosten. Het zou de “chi” oftewel de levensenergie versterken. Mao Tse Toeng (de leider van de communistische partij te China, 1893-1976) beweerde zijn hoge leeftijd te danken te hebben aan drank uit de wortel van deze plant. In het verleden zijn er tijden geweest dat de ginsengwortel duurder was dan goud. Nu is in vele reformwinkels deze "wonderdrank" te koop. Het is een opvallende en forse plant die inderdaad bewezen eigenschappen heeft. Zo is de plant adaptogeen, hetgeen betekent dat de plant het aanpassingsvermogen van het lichaam bij ongunstige omstandigheden verhoogt, de plant verbetert de stressbestendigheid en werkt vitaliserend. Het is dan ook niet vreemd dat speciaal in deze drukke tijden het gebruik van deze plant een
grote vlucht heeft genomen. Verder ziet U nog meer geneeskrachtige gewassen staan uit de Oosterse landen zoals Artemisia asiatica en Smilax china of chinawortel. Chinawortel is een lid van het geslacht Smilax, dat ook vele bijzondere eigenschappen kent zoals huidreinigend, bloedzuiverend, ontstekingsremmend en zelfs cholesterolverlagend.
Onheilwerende planten
Perk 13
In onze streek was het tot voor de laatste wereldoorlog nog gebruikelijk dat op 15 augustus "Maria Hemelvaart", een bosje veldbloemen (kruidenwis) werd geplukt om in de kerk te laten zegenen. Deze werden ergens in de woning opgehangen en gedroogd. Bij onweer werd een gedeelte van deze bloemen in de kachel verbrand waardoor men onheil in de vorm van blikseminslag meende te kunnen voorkomen. De samenstelling van deze bos (Kroetwusj in de Westelijke mijnstreek genoemd) was streekgebonden - plaatselijk 7 soms 9 gewassen. De Kroetwusj in Elsloo, waar deze traditie nog steeds in stand wordt gehouden, bestaat uit:: gewoon duizendblad, leverkruid, wilde marjolein, boerenwormkruid, een alsemsoort, rogge, tarwe en vaak ook nog een tak van een noot (walnoot). Het oud gebruik van de Kroetwusj voert terug op oude Germaanse gebruiken. Een kruidenwis werd namelijk reeds door druïden verbrandt ter ere van de godin Freya (germaanse godin van de vruchtbaarheid, de liefde en de wellust.). Het Christendom heeft de godin Freya verbannen. Toch bleef het gebruik van een kruidenwis bestaan. Men gaf er alleen een christelijke waarde aan: in het graf van Maria werd enkel een bos kruiden aangetroffen, want zij zelf was verrezen.
De Capitulare de Villis
Perk14
Karel de Grote (742 tot 814) en zijn opvolgers Lodewijk de Vrome en Karel de Kale hebben een grote invloed gehad op het Europa in de middeleeuwen. Tussen de 8e en de 10e eeuw kenden de karolingische cultuur haar hoogtij. Onder het bestuur van Karel de Grote en zijn opvolgers is een verordening verschenen onder de naam Capitulare de Villes. Deze verordening bevat verschillende hoofdstukken met voorschriften voor agrarische beheer van de goederen van de Karolingische vorsten. Specifiek in hoofdstuk 70 (!) werd voorgeschreven welke 73 planten aangeplant moesten worden in de hofdomeinen. Elsloo bezat, naast Meerssen en Wijlre, in die tijd een hofdomein. Vanuit deze hofdomeinen vonden die gewassen hun weg naar andere hofsteden, kasteel- en kloostertuinen om als huismiddeltjes te dienen tegen allerhande kwalen en ziekten. Zo staan in dit perk enkele Malva soorten zoals heemst, groot- en klein kaasjeskruid. Deze planten werden in de 9e eeuw voor Chr. als groente gegeten. Ook gebruikte men deze planten tegen steken van wespen en schorpioenen. Ook staat hier de valeriaan (Valeriana officinalis), en de gewone engelwortel (Angelica sylvestris), die heden ten dage nog steeds van grote betekenis zijn voor de medische wetenschap. Natuurlijk zijn niet alle 73 planten uit de Capitulare de ville in deze perk gezet; alleen de meest sprekende planten zijn hier aangeplant.
Amerika en de nieuwe wereld
Perk 15
Nadat Amerika in de 15e eeuw ontdekt werd, werden veel – voor de Europeanen ‘nieuwe’ planten voor het eerst gevonden. De oorspronkelijke bewoners van Amerika, de Indianen en de bewoners van Midden en Zuid Amerika (Azteken,Inca’s) waren nauw verbonden met planten en wisten de planten op hun gebruikswaarde in te schatten. De Indianen waren goed bekend met de gebruikswaarden van planten: Dahlia merckii werd gebruikt en Lobelia siphilitica, een blauw bloeiende plant die nu bekend staat werkzaam te zijn tegen de geslachtsziekte syfilis, tegen waterzucht, diarree en dysenterie. ‘Echinaforce’, een geneesmiddel gemaakt door A. Vogel is nu bij velen een begrip, doordat het middel zou zorgen voor een betere weerstand en effectief zou zijn bij griep en verkoudheid. In het hoofdbestand, een extract uit de rode zonnehoed (Echinacea purperea) zitten pijnstillende, infectiewerende en bloedzuiverende stoffen; bovendien verhoogt het extract de algemene weerstand. Deze plant is reeds lange tijd als werkzame plant bij de oude bewoners van Amerika bekend. De prairie-indianen kauwden op de wortel, wat een plaatselijke verdoving tot het gevolg had, maar ook een wondzuiverende werking en een werking tegen hoest, hoofd- en buikpijn. Bovendien leverde de plant het antigif bij de beet van de ratelslang. Dioscorea villosa (zie foto) is een yamsoort die van nature in het oosten en zuiden van Noord-Amerika voorkomt is een opvallende forse klimplant. De bladeren zijn zeer opvallend. In Amerika is de plant veel aangewend bij pijnlijke menstruaties, spierkrampen en reumatische aandoeningen. Yamswortels komen verspreid over de wereld voor in meer dan 600 soorten.
De Signatuurleer
Perk 16
Volgens Paracelsus, een beroemde zwitserse arts (1493-1541) die grote bekendheid verwierf door zijn signatuurleer, werd de werking van planten, aangeduid door het uiterlijk. Volgens hem dienen alle planten op aarde tot heil van de mensheid. Zo hadden heilzame planten een bijzonder kenmerk (signatuur) meegekregen dat het mogelijke gebruik verraadde. Een hartvormige blad zou wijzen op een werking op het hart en een levervormige blad op een heilzame werking op de lever. Zo had de Klis borstels om aan te duiden dat ze goed was voor de haargroei. Planten met bloedrode bloemen zoals de grote pimpernel (Sanguisorba officinalis), zouden bloedstelpend zijn. Veel later heeft men door chemische analyse looistoffen in deze plant aangetoond die deze werking verklaarde. Nu wordt de plant nog homeopathisch toegepast voor de bestrijding van spataderen. Het glad parelzaad (Lithospermum officinale) zou, gelet op de vorm van de zaden, in staat zijn nier- en blaasstenen op te lossen. Later is aangetoond dat het glad parelzaad werkzame bestanddelen bezat tegen stoornissen van de nieren en urinewegen. De stinkende gouwe (Chelidonium majus) zou werkzaam zijn tegen lever- en galkwalen omdat de gele kleur van het melksap een signatuur was voor galsap. Het mooie is dat de plant Berberine bevat, een stof die de gal inderdaad bevordert in zijn werking. Het gevlekt longkruid zou een dubbele signatuur kennen. De rode en blauwe bloemen zouden verwijzen naar zuurstofarme bloed (blauw) dat door de longen zuurstofrijk wordt en dan roder zou kleuren, maar ook door de witte vlekken die zouden verwijzen naar longblaasjes. Gevlekt longkruid is inderdaad in gebruik slijmoplossend, verzachtend en hoestbedarend.
Alchemisten en Theriakplanten
Perk 17
Alchemisten hielden zich bezig met het praktiseren van een oude vorm van praktische natuurfilosofie. In de middeleeuwen poogden ze namelijk onedele metalen (b.v. lood, kwik) om te zetten in goud of zilver, door middel van de "Steen der Wijzen". De bezitter van deze ‘steen’ zou onsterfelijk zijn. In dit laatste geval wordt deze onsterfelijkheid symbolisch voorgesteld door het goud, dat nooit roest en altijd zuiver blijft,
de sterfelijkheid wordt symbolisch voorgesteld door het lood, dat oxideert en dof wordt. Alchemie is te beschouwen als een voorloper van moderne scheikunde, doordat de alchemisten stoffen en reacties ontdekten, waarvan de latere scheikunde gebruik maakte. Alchemilla vulgaris (vrouwenmantel) is speciaal genoemd naar het veelvuldig gebruik door alchemisten. ’s Ochtends werden de dauwdruppels van de bladeren verzameld als hemelwater, dat gebruikt werd in hun zoektocht naar de steen der wijzen. Ook de stinkende gouwe (Chelidonium majus) werd hiervoor gebruikt. Ze gebruikten de term “Caeli donum”, geschenk van de hemel voor deze plant. Wellicht was het goudgele sap uit de stengel een aanwijzing in de richting van het gezochte goud. In dit perk staat ook een aantal theriakplanten. Theriak is een van de meest legendarische geneesmiddelen uit de geschiedenis, van oorsprong afkomstig uit Klein-Azië (Mithridates) en verbeterd door de griekse lijfarts van keizer Nero, Andromachus. De keizer Nero was bijzonder bang om vergiftigd te worden. Zelf gebruikte hij ook veelvuldig gif, dus eigenlijk: zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Andromachus, de lijfarts probeerde vergiftiging te voorkomen door een zogenaamd antidotum te ontwikkelen, een tegengif. Omdat het middel als tegengif moest dienen tegen tal van soorten gif (veel gebruikt in vroeger tijden waren monnikskap, planten uit de nachtschadefamilie als bilzekruid, alruin en wolfskers, maar ook slangengif), bestond het uit een grote hoeveelheid ingrediënten die soms zelf ook giftig waren. Theriak werd dagelijks ingenomen teneinde de persoon immuun te maken voor gif. Na omzwervingen is het recept terecht gekomen bij Julius Caesar onder de naam van Theriaca andromachi. Mansoor (Asarum europaeum) en pijpbloem (Aristolochia clematitis) zijn planten uit het ruim 50 bestanddelen tellende recept. Wondhelende planten
Perk 18
Heelblaadjes (Pulicaria dysenterica), heeft zijn naam te danken aan de wondhelende eigenschap die het blad heeft. De plant komt in Nederland in het wild algemeen voor op vochtige plekken. De plantkundige Linnaeus heeft de plant de naam Pulicaria dysenterica gegeven, omdat Heelblaadjes een leger zou hebben genezen van dysenterie, een zware vorm van diarree. Vast is komen te staan dat er stoffen in de plant zitten die een samentrekkende werking hebben. De smeerwortel (Symphytum officinale) werd gebruikt om wonden te behandelen tegen infecties. De plant is dan ook wondhelend, verzachtend, samentrekkend en ontstekingswerend. De goudsbloem – Calendula officinalis werd reeds gebruikt door vele volkeren, waaronder de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen vanwege de wondhelende eigenschappen (ontsmettend, ontstekingswerend, samentrekkend, bloedstelpend en verzachtend). Heden ten dage is de calendulazalf een bekend product.
Kleurstofplanten
Perk 20
Reeds zeer lange tijd wordt stoffen gekleurd met behulp van planten. Zo wordt meekrap (Rubia tinctorum) als verfplant waaruit rode kleurstof wordt gewonnen, reeds beschreven in de derde eeuw na Christus in Egypte en Griekenland. In de vijftiende eeuw werd Meekrap veel geteeld in Zeeland. Nederland was het belangrijkste productiegebied van de Meekrap.
De karmozijnbes geprezen en verguisd Oorspronkelijk kwam de karmozijnbes alleen voor in Noord – Amerika en in Oost – Azië en in haar originele biotoop kan zij groeien tot een hoogte van enkele meters. Rond 1770 werd de karmozijnbes vanuit Amerika naar Portugal en Italië ingevoerd waarna de karmozijnbes is gecultiveerd, maar ook De Karmozijnbes als verwilderd in heel Europa nog voorkomt. Al ver voor de ontdekking van Amerika bestond in Europa het woord karmozijn terwijl de plant met de bes, die deze naam draagt, nog in geen velden of wegen was te bekennen. Ver voor onze jaartelling tot aan de ontdekking van Amerika was karmozijn een pigment dat verkregen werd door een extractie van water met vrouwelijke schildluizen (Kermesluis), die gebruikt werd voor purper en scharlaken. Scharlaken is de aanduiding van een fel rode kleur kleding (laken) die vooral vroeger veel gedragen werd door hoogwaardigheidsbekleders in de kerk. Deze luizen leven op de kermeseik, een kleine struik die voorkomt in zuid Europese landen en vooral langs de Middellandse zee groeit. Na de invoering van de Karmozijnbes werd het pigment voor het “ scharlaken” uit de bes van deze plant verkregen, en verdween de dure bereidingswijze met de schild (kermes) luizen.
Wede (Isatis tinctoria) als verfplant waaruit blauwe kleurstof gehaald kan worden is reeds bekend in de 2e eeuw voor Christus in Egypte. Om de kleurstof te winnen werden de planten in juli vlak voor de bloei geoogst, waarna de bladeren vochtig gemaakt werden en gemalen. Hierna ontstaat er een gistende vochtige substantie, waarvan bollen gedraaid werden. Deze bollen leverden een gele kleurstof die oplosbaar is in water. In dit water werd vervolgens het textiel geweekt, met behulp van urine als "beitsmiddel", om de verf kleurecht te maken. Bij het drogen van de textiel kwam de gele kleurstof in aanraking met zuurstof uit de lucht, waardoor het veranderde in een onoplosbare blauwe kleur (indigo). Rondom het vervaardigen van de kleurstof indigo ontstond een hele cultuur, waarmee vele wedetelers hun brood konden verdienen. Tegen het einde van de 16e eeuw werd de indigokleurstof gewonnen uit de indigostruik (Indigofera tinctoria). De indigostruik die vanuit India naar Europa werd gebracht bevatte 30 keer zoveel indigokleurstof als Wede. Hierdoor stortte de gehele wedecultuur volledig in; zelfs een verbod op de import van indigo uit de Indigostruiken kon dat niet voorkomen. Andere bekende verfplanten zijn: wouw (Reseda luteola, geel), saffloer (Carthamus tinctorius, geel), verfbrem (Genista tinctoria, geel), verfkamille (Anthemis tinctoria, geel), brandnetel (Urtica dioica, groenachtig), mansoor (Asarum europaeum, groenachtig), moerasspirea (Filipendula ulmaria, zwart).
De Mispel
Perk 21
De mispel is door de Romeinen uit Klein-Azië naar Europa gebracht, waardoor het duidelijk is dat de naam Mespilus Germanica niet juist is gekozen. In Klein-Azië werd de vrucht al eeuwenlang gegeten. Helaas ziet men nog maar zelden een mispel. De vruchten van deze, uit de oudheid reeds bekende boom, kunnen worden gegeten, maar dan moet gewacht worden totdat de eerste nachtvorst is ingevallen en dat de vrucht beurs is geworden. Van deze vruchten wordt gelei gemaakt, die goed is om de darmfuncties te regelen. Ook werden ze gebruikt tegen nierstenen en ernstige bloedingen.
Perk 22. Botanische tuin mogelijk ooit hop plantage. Het heeft altijd een beetje de nieuwsgierigheid gewekt waar sommige benamingen van straatnamen in Elsloo van zijn afgeleid. Veel onderwerpen uit de historie, of bekende personen, worden levendig gehouden door een straatnaam. Zo verwijst de Wijngaardstraat naar wijnbouw die ooit in het elsloose plaatsvond. Deze wijn zal zeker bij de voormalige kasteelbewoners rijkelijk hebben gevloeid, terwijl de dorpsbewoners zich moesten behelpen met bier. In de nieuwe woonwijken met veel straten die naar planten en kruiden zijn vernoemd missen wij helaas de Hop, niet vanwege het bier drinken maar vanwege het simpele feit dat deze plant altijd een bijzonder belangrijke plaats in het dagelijkse leven heeft ingenomen. Een van de problemen van de bevolking in de vroege middeleeuwen was, het niet voldoende kunnen beschikken over een lang houdbare dagelijkse drank. Het is niet altijd vanzelfsprekend geweest dat water zonder meer veilig te drinken was. Veel bacteriën waar mensen in de middeleeuwen goed ziek van konden worden zaten in het water dat toen in aanmerking kwam voor dagelijks gebruik. Waar men beschikte over water uit een “schone” bron zoals b.v. het Terhagerpötje werd dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. Vaak was water uit putten en regentonnen onsmakelijk en evenmin betrouwbaar. Schoon en zuiver drinkwater was vooral een probleem in de steden en pas rond 1900 werden op grote schaal waterleidingen aangelegd en verschenen de eerste watertorens. Vanaf de vroege middeleeuwen tot aan het begin van de vorige eeuw was er dus een grote behoefte aan een betrouwbare en duurzame dagelijkse drank. Van voor onze jaartelling tot het jaar 1000 werd een beslag van graan gemaakt dan men liet gisten, voegde er zo schoon mogelijk water aan toe en bracht dat aan de kook. De houdbaarheid van dit brouwsel, dat men bier noemde, was echter van
korte duur. In kloosters zocht men naar oplossingen om de houdbaarheid te verlengen. Hop, dat zeer conserverende eigenschappen heeft, bracht uitkomst en werd in de vroege middeleeuwen door monniken aan het bier brouwsel toegevoegd om zo doende een langere houdbare drank voorhanden te hebben. Het alcoholpercentage werd laaggehouden en de smaak van het toenmalige “nieuwe” bier was bitter. Niet iedereen was gelukkig met deze, door de monniken toegepaste houdbaarheidsmethode. Het parlement in Engeland besloot zelfs het kwaadaardige onkruid te verbieden, omdat het niet alleen de smaak van het bier verslechterde maar ook het volk in gevaar zou brengen. Hop heeft van nature een bittere smaak en de mensen uit de middeleeuwen moesten dan ook aan de bittere smaak van het bier wennen. Echter de voordelen van een in grote hoeveelheden kunnen produceren van een houdbare drank, wogen ruimschoots op tegen de nadelen. De monniken waren trouwens niet de eerste gebruikers van hop. De Romeinen die in onze regio verbleven, verbouwden al hop om de jonge scheuten te eten als groente. Aan hop werden door de eeuwen heen enkele geneeskrachtige eigenschappen toegekend, ook zou het rustgevend en slaapverwekkend zijn. De hopplant staat in het thema gedeelte van de botanische tuin echter niet in het perk van “geneeskrachtige kruiden” of “tover- en heksenkruiden” maar zeer toepasselijk in het perk van “Kruiden voor dagelijks gebruik”. De hop is aan het middeleeuwse bier toegevoegd als conserveringsmiddel en niet als smaakmaker. De monniken, die vele eeuwen lang de hoogst opgeleide mensen waren, wisten met succes de hopteelt te verbeteren. Van een wilde plant die overal als een woekeraar groeide werd het een gecultiveerd gewas. Ook werd voor het verbeteren van de smaak in menig klooster het recept voor het brouwen van bier aangepast. Hop is tweehuizig hetgeen betekent dat de vrouwelijke hopbellen (zie foto) en de manlijke hopbellen aan verschillende planten groeien en er altijd een manlijke en vrouwelijke plant bij elkaar moeten staan. De vrouwelijke hopbellen bevatten de werkzame bestanddelen die aan het bier een typerende smaak geven. De machthebbers uit het feodale stelsel, waaronder de heren van Elsloo, hebben altijd een dikke vinger in de “mout” gehad en stelden regels op voor het brouwen van bier. Zij bezaten een eigen graanmolen met bijbehorende brouwerij. De bevolking moest het graan laten malen op de kasteelmolen en daarvoor een deel van het graan
afdragen aan de kasteelheer die dat graan als grondstof in de brouwerij gebruikte. Het is zeer goed mogelijk dat de kasteelheren van Elsloo de plaats van de huidige botanische tuin gebruikten voor het kweken van hop. Niet alleen omdat sinds een kwart eeuw algemeen bekend is dat hop net als druivenplanten goed kunnen gedijen in ons klimaat, maar ook vanwege het feit dat het bekend is dat de heer van Elsloo over hopplanten beschikte, wat niet uitsluit dat er bij het kasteel ook een kruidentuin was. Voor wie de hopplant in de botanische tuin wil bewonderen kan dat het hele zomerseizoen doen. Vanaf april schieten de nieuwe scheuten de lucht in en groeien in een mum van tijd tot een hoogte van drie meter, (in Reijmerstok op de velden van de gulpener brouwerij, tot zelfs vijf meter, zie foto). Eind augustus zijn de hopbellen het mooist en verspreiden een aangename biergeur. Nat grasland
Perk 23
In dit perk staat een zeldzame plantensoort die in het Bunderbos nog voorkomt in natte graslanden: de herfsttijloos (Colchicum autumnale). De plant is familie van de lelie, maar bloeit op een andere manier. Hieruit is ook de Nederlandse naam te verklaren: herfst-tij-loos. De plant bloeit in de herfst op een voor de familie ongebruikelijk tijdstip: tij-loos. In het voorjaar en de zomer zijn van deze planten alleen de grote bladeren zichtbaar en de grote zaaddozen van de bevruchting van het jaar daarvoor. De plant stamt oorspronkelijk uit West-Azië en het Middellandse Zeegebied, maar komt nu eigenlijk vrijwel in geheel Europa (behalve het Noorden) voor. De plant is giftig doordat in de plant colchicine zit, en wordt dan ook tijdens het grazen netjes overgeslagen door koeien. Colchicine zou werken tegen jicht, maar doordat de stof al in zeer geringe concentraties giftig is, wordt de plant hiervoor nagenoeg niet gebruikt. In de plantenveredeling wordt de stof gebruikt voor het verdubbelen van het aantal chromosomen. Zo is bijvoorbeeld een bijzondere variant gevormd van het engels raaigras met behulp van colchicine. Deze grassoort wordt veelvuldig gebruikt. Onkruid is gezond kruid
Perk 91
Het IVN Elsloo heeft in het kader van het jubileumjaar (2004), perk 91 ingericht als themaperk onder het motto “onkruid is gezond kruid”. Als ergens spontaan
planten komen die daar niet gewenst zijn, worden die tot onkruid veroordeeld. In dit perk zijn ‘onkruiden’ aangeplant omdat deze planten heel dienstig zijn voor de mensheid. Reeds duizenden jaren voor Christus, waren over heel de wereld vele culturen die onkruiden niet alleen als voedsel beschouwden, maar ook tegen pijn en ziekte gebruikten, zonder dat men de kennis bezat waardoor de pijn of ziekte bestreden werd. Het zal voor iedereen wel duidelijk zijn dat alles wat leeft voedsel nodig heeft: mens, dier, maar ook plant. Mensen en dieren leven onder andere van planten, maar voedsel voor planten bestaat niet. Elke plant, het kleinste grasje, maar ook de grootste boom is een fabriek dat zijn eigen voedsel maakt. Water uit de bodem, samen met mineralen worden vernuftig door wortelgestel en stam naar de bladeren getransporteerd waar water en koolzuurgas, dat door de bladeren wordt aangezogen, onder invloed van licht in het bladgroen worden omgezet in suikers. Dat is de basis: de primaire plantenstoffen. Behalve deze stoffen maken planten nog veel meer stoffen. Deze stoffen worden secundaire plantenstoffen genoemd. Vaak weten we niet precies waar de plant de stof voor nodig heeft, maar het blijken wel stoffen te zijn die bruikbaar zijn voor de mens. Zo hebben schijnbare ‘onkruiden’ toch heel gezonde eigenschappen. In perk 91 staan van deze zogenoemde ‘onkruiden’ zoals grote brandnetel, weegbree, boerenwormkruid en stinkende gouwe. De grote brandnetel wordt het vaakst ‘onkruid’ genoemd: ze lijken onuitroeibaar en ze prikken. Toch heeft de grote brandnetel nu juist heel gezonde eigenschappen: als groente, als thee of als soep, brandnetels bevatten heel veel vitaminen en mineralen. Ook dagvlinders weten dit: rupsen van dagpauwoog, kleine vos of atalanta eten niets anders. Aromatherapie
Perk 92
Tegenwoordig wordt een groot aantal planten gewaardeerd om de kenmerken die ze hebben; ze worden niet meer enkel beschouwd als onkruiden. Het gebruik van planten om lichte kwalen te genezen heeft zijn vlucht genomen in de vorm van homeopathie. In veel apotheken zijn er zelfs speciale gedeeltes ingericht voor homeopathie. Het gebruik van calendula-zalf of arnica-zalf is voor niemand vreemd. Toch beseffen weinig mensen dat ze daadwerkelijk terugvallen op de helende werking van planten, zoals goudsbloem en valkruid. Steeds meer mensen maken ook gebruik van de zogenaamde bachbloesemtherapie. Dr. Edward Bach (1886-1936) was de eerste moderne genezer die van de spirituele en emotionele genezende kracht van planten uitging. Dr. Bach geloofde dat de dauw die op bloemen lag, de helende krachten van de plant absorbeerde. Naderhand, toen de vraag naar deze alternatieve ‘medicijnen’ toenam ontwikkelde hij een andere techniek. Hij liet bloemen (bloesem) in zuiver bronwater drijven. Zo ontwikkelde hij verschillende remedies die allen hun werking kennen op de gemoedstoestand van de geest. Maar ook de zogenaamde Aromatherapie wordt nu veelvuldig toegepast.
De Aromatherapie is erop gebaseerd dat er uit een heel scala aan planten etherische oliën gewonnen kunnen worden. Voor de productie van deze oliën is gemiddeld 70 kg plantenmateriaal nodig voor ongeveer 2 liter olie. Deze etherische oliën hebben een bepaalde werking op de mens. In de basis is het heel eenvoudig te gebruiken: de oliën kunnen al gebruikt worden in een bakje water boven een brandertje, maar vaak zijn ze ook verwerkt om te gebruiken in bad of als massageolie. De effectieve stoffen in de oliën moeten worden opgenomen door de luchtwegen of door de huid. Onverdund aanbrengen van etherische olie op de huid is echter uit den boze. De werking van eucalyptus als slijmoplossend middel, als middel tegen hoest en verkoudheid is alom bekend; het hoofd houden boven een kom met Eucalyptus in heet water is een probaat middel tegen vastzittend slijm. lavandel heeft een breed toepassingsgebied: het werkt versterkend op het lichaam en is rustgevend. Ook is het een goed middel tegen wondjes en pijnlijke plekken. rozemarijn werkt juist verfrissend op het geheugen en verheldert de geest. Vooral Lavandel en Rozemarijn worden vaak gebruikt in badwater. Ook valeriaan heeft een kalmerende werking. Pepermunt werkt reinigend en verheldert de geest. IJzerhard stimuleert de daadkracht en versterkt de spieren en wordt dan ook samen met rozemarijn en pepermunt verwerkt in sportolie. Het is bijna niet voor te stellen hoe lang de lijst met aromatische planten is: in perk 92 zijn er een aantal geplant.
Varenperk
Perk 43
De zachte naaldvaren (Polystichum setiferum) komt in Nederland in het wild bijna niet voor. Het is een grotere varen die van kalk houdt en die gekweekt wordt in tientallen variaties van het blad. In dit perk staat er een aantal van die variaties. Vooral de variatie ‘Proliferum’ is interessant. Op de bladeren van deze varens groeien nieuwe varens. Een soort vegetatieve vermeerdering. Terwijl de variatie ‘Plumosum’ tot de verbeelding spreekt door het zeer fijn gedeelde blad.
Varenperk
Perk 44
In dit perk staan verschillende soorten varens bij elkaar. Tongvarens (Asplenium scolopendrium, foto) en eikvarens (Polypodium vulgare) zijn varens die in Nederland schaars voorkomen. Beide soorten houden van een schaduwrijk en kalkrijk plekje. Van de Tongvarens staan er in het perk ook een paar cultivars. Dit betreft planten die zich onderscheiden van de wilde vorm door afwijkingen in het blad: gekroesd, versmald of in sommige gevallen is het puntje gedeeld. In de wortelstok zit een hoog gehalte aan suiker dat door de geneeskunde wordt gewonnen om medicijnen te vervaardigen. Verder staat er in dit perk de mooie japanse regenboogvaren (Athyrium nipponicum ‘Metallicum’). Het is een mooi gevormde varen, waarvan het blad in de winter afsterft.
Perk 48 In dit perk staan vele uitheemse bomen en struiken bij elkaar, waaronder de zeer zeldzame vaantjesboom (Davidia involucrata), met zijn opvallende mooie, witte bloemen. Deze boom bereikte Europa na een reeks van avonturen. Hij werd door een Franse Jezuïet Armand David ontdekt, in West China, in 1868. Een zekere Wilson kreeg van Kew Gardens in Londen in 1897 opdracht deze boom te gaan halen. Wilson kwam tijdens deze expeditie in de gevangenis, wegens verdenking van spionage. Hij overleefde een epidemie, verdronk bijna toen zijn schip op de rotsen liep, leed nog aan een dodelijke koorts maar ontdekte bij toeval een groep in bloei staande vaantjesbomen. Wilson wachtte wekenlang tot dat de zaden rijp waren voordat hij ze plukte en terugreisde naar Engeland. Verder staat hier de manna-es, wetenschappelijk Fraxinus ornus. De bijbel vertelt dat de kinderen van Israël tijdens hun vlucht uit Egypte in de Sinaï woestijn in leven bleven dankzij het voedsel afkomstig van deze boom. De kleverige suikerachtige hars die men uit deze essensoort kan winnen, manna genaamd, werd toen gegeten. In Zuid Italië wordt deze boom nog steeds voor de manna gekweekt.
Perk 53 In Nederland worden Kornoeljes veelvuldig aangeplant. De meeste mensen kennen wel de gele en de rode kornoelje. In dit perk staat echter een zeldzame kornoelje West Amerika (Cornus nuttalii, Californië, aldaar dogwood genaamd). In het voorjaar is het een gigantisch mooie heester met mooie witte bloemen waaruit bessen komen die op frambozen lijken. Het woord cornus betekent hoorn. De naam hoorn is ontleend aan het harde hout dat zo hoornachtig aandoet. De gevederde pimpernoot (Staphylea pinnata) heeft als vruchten vleesachtige bellen waarin twee of meer pitten komen die enorm hard zijn. Vroeger was in Valkenburg een nonnenklooster waar deze pitten werden gebruikt om er rozenkransen van te maken.
De vijver
Perk 50
De vijver wordt ieder jaar gebruikt door een groot aantal Alpenwatersalamanders die hun broed komt afzetten in de vijver. De alpenwatersalamander heeft een oranjerode buik en wordt vaker verward met de Vuursalamander. Deze laatste is echter groter en heeft een typisch zwart/gele tekening. Hij wordt ook niet vaak gezien in vijvers. In het Bunderbos heeft de vuursalamander overigens één van de laatste levensvatbare populaties in Nederland. In de vijver staan witte waterlelies (Nymphaea alba), maar ook minder vaak in vijver voorkomende planten als waterdrieblad (Menyanthes trifoliata). In Nederland komt de plant in het wild voor in veenmoerassen en is beschermd. Het blad van het Waterdrieblad wordt gedroogd om er thee van te zetten dat zou helpen bij allerlei maag- en darmstoornissen, zoals diarree. Homepathisch wordt de plant gebruikt tegen zenuwpijnen.
Perk 60, 61 en 62 Perk 61. Veel van de werkzaamheden die zich jaarlijks in de botanische tuin afspelen zijn routine klussen. Het wieden van perken, het plukken en drogen van zaden zijn twee voorbeelden die niet meer zo tot de verbeelding spreken. Ze moeten nu éénmaal gebeuren en de leden van de werkgroep vinden dat deze werkzaamheden er gewoon bij horen. Er zijn ook werkzaamheden te doen waar de handen uit de mouwen moeten en die door de leden zonder aarzelen worden uitgevoerd. Het is ondoenlijk om op te sommen wat zoal in de tuin moet gebeuren. Om een paar dingen te noemen, te beginnen met algemeen onderhoud zoals het
verven van de banken, het aanbrengen van split op de paden en het opknappen van de vitrinekast bij de ingang, waarin enige informatie is te vinden over het IVN en de botanische tuin. Ook het maken, graveren en plaatsen van bordjes voor in de perken die de namen vermelden van planten, struiken en bomen is een intensieve bezigheid, dat niet alleen door de bezoekers maar ook door de leden op prijs wordt gesteld. Een flinke klus die niet ongenoemd mag blijven is het winterklaar maken van de tuin, waarbij kwetsbare planten worden afgedekt of zelfs tijdelijk naar binnen verhuizen. Het onderhoud van de themaperken is verdeeld over de werkgroepleden. Dit houdt in dat één of twee leden samen verantwoordelijk zijn voor een hun toegewezen perk of perken. De verantwoordelijkheden van de leden beperken zich niet alleen tot het verwijderen van het onkruid en het mooi opharken van het perk. Zoals bekend is het gedeelte van de tuin waar de perken met buxushaagjes zijn omzoomd op een bijzondere wijze ingericht. Ieder perk heeft zijn eigen betekenis en ieder kruid haar eigen verhaar. De werkgroep heeft een database ontwikkeld waar ieder perk met de daarin behorende kruiden wordt vermeld. De leden moeten zorgen dat het aan hen toevertrouwde perk voldoet aan de in de database vermelde gegevens. De manier van aanpak betreffende het onderhoud van de perken is niet alleen leerzaam maar ook interessant voor diegenen die het doen. Eén jarige planten, planten die door de kou de winter niet overleven of op de één of andere manier verdwijnen moeten opnieuw gezaaid of aangeschaft worden. Dit is een uitzoekerij met zeer moeilijke namen en bestellingen moeten als zodanig de deur uit. Activiteiten die veel op de winteravonden, op de wekelijkse bijeenkomst van de werkgroep, worden gedaan. Een zeer bijzondere plant die enkele jaren geleden is besteld, is de naald van Cleopatra (Eremurus robustus) bloeitijd juni – juli. Niet alleen het wortelstelsel is zeer uitzonderlijk (zie foto), ook de plant is een echte blikvanger. De naald van Cleopatra (behorende tot de bol- en knolgewassen) komt oorspronkelijk uit Centraal - Azië en kan drie meter hoog worden De “samengestelde” bloemen, met een lichtroze kleur, zijn in de vorm van een bloemaren en van een betoverende schoonheid. De naamgever van de plant moet door de mooie Cleopatra zijn geïnspireerd.
Wortels (knollen) van “De naald van Cleopatra
De perken 60 en 62 zijn speciaal aangelegd met zand. Hierdoor is er een voedselarm milieu aangelegd, waar aparte soorten groeien die hier in de lössrijke omgeving nauwelijks voorkomen. Zo staan er verschillende anjersoorten (Dianthus) en bremsoorten(Cytisus en Genista) In het midden (perk 61) is onlangs een ven aangelegd. Langs dit ven staat een majestueuze varenssoort: de koningsvaren (Osmunda regalis). Deze varenssoort komt in Nederland voor, maar is zeldzaam en beschermd. De plant groeit op zure zandgrond en in veenmoerassen, en staat dus zeer goed langs het randje van het ven. Tussen pad en ven, staat de Noord-Amerikaanse broer of zus van deze Koningsvaren: Osmunda claytoniana. Beide varens hebben bijzondere vruchtbare bladeren (de bladeren waar sporen aan zitten): de regalis vormt van Juni tot Augustus eindelingse bloeipluimen, terwijl de claytoniana tussen de gewone bladeren donkere bladeren vormt die sporen dragen. In Amerika wordt deze varen interrupted fern genoemd, dat zoveel betekent als ‘onderbroken varen’ omdat de vruchtbare bladeren de gewone bladeren als het waren onderbreken. Valkbij deze Interrupted Fern staat ook de gele gentiana (Gentiana lutea). Dit is een grotere gentiaan die in Nederland niet voorkomt, maar wel in de bergstreken van Midden- en Zuid-Europa, de Balkan en Turkije. In veel landen is de Gele gentiaan beschermd. Het geslacht Gentiana zou zijn naam danken aan Genthius, een Ilyrische koning uit de 2e eeuw voor Christus, die reeds de geneeskrachtige eigenschappen ontdekte van de Gentianen. In de plant zitten bitterstoffen in die de aanmaak van speeksel en maagsap (eetlustopwekkend) bevorderen. In het algemeen kan gesteld worden dat de planten verder in het bijzonder de spijsvertering bevorderen. Het is dan ook niet vreemd dat de Gele gentiaan sinds eeuwen veelvuldig als bittermiddel gebruikt wordt. Ook wordt gentiaanwortel veel gebruikt bij de bereiding van bittere aperitieven, kruidenlikeuren en ‘schnaps’. De gele gentiaan kan behoorlijk oud worden en bloeit pas vanaf zijn 3e (soms pas vanaf zijn 10e) jaar. Rhododendron-perken
Perk 84 en 100
Al twee eeuwen geleden werden rhododendron-soorten vanuit Klein Azië in West Europa ingevoerd. Men koos deze struik omdat hij zich onder alle omstandigheden en op vele verschillende grondsoorten aanpaste. Vele sierrhododendrons zijn verkregen door kruisingen van pontische rhododendrons met andere sterke soorten uit de Himalaya en China. Men gebruikt nog steeds het sterke wortelgestel om er de honderden cultivars en hybriden op te enten die men inmiddels ontwikkeld heeft. In perk 84, op de hoek met de zuidelijke toegangspoort staat de uit China afkomstige hemelboom (Ailanthus altissima). Eigenlijk draagt deze boom ten onrechte de naam hemelboom. Deze behoort toe aan de soort Ailanthus moluccana, waarvan de takken, volgens de bewoners van zijn land van herkomst, lndonesië, tot in het paradijs reiken. De hemelboom kan goed tegen luchtvervuiling en wordt daarom steeds meer in steden aangeplant. De vele zaden
die deze boom ontwikkelt komen vlug tot ontkieming. Vaak kan men in de omgeving van de moederboom jonge scheutjes uit het gazon omhoog zien komen. Perk 81 Hier staan verschillende soorten elfenbloemen (Epimedium) bij elkaar. Deze op orchideetjes lijkende bloemen, hebben een grote sierwaarde, zowel als het gaat om de bloemen als de bladeren. Een bijkomend voordeel is dat elfenbloemen tegen schaduw kunnen. Er bestaan ongeveer 40 wilde elfenbloemen in Azië en het Middellands zeegebied. Chinezen noemen de planten Yin Yang Huo, hetgeen vrij vertaald dartele geit betekend. Amerikanen noemen de planten ‘Horny goat weed’, omdat een Chinese herder zou hebben waargenomen dat zijn geit meer seksueel actief zou zijn geworden na het eten van de plant. De plant is traditioneel gebruikt voor nier- en leveraandoening, maar wordt heden ten dage in Amerika gebruikt als afrodisiaca. Langs het pad, dat een holle weg voorstelt, staan zowel links als rechts mooie varens. Van de soorten Adiantum staan er twee soorten. Er bestaat een soort venushaar (Adiantum raddianum) die als kamervaren wordt gebruikt. venusharen vallen op door de enorm dunne bladstelen en fijn ingesneden bladeren.
Aantekeningen.