Jong en gereformeerd [1]
Alarm van HGJB-man ‘Het einde in zicht.’ Er stond nog een vraagteken achter, maar wat HGJB-directeur Harmen van Wijnen eind 2008 schreef over zijn waarneming bij hervormd-gereformeerde jongeren was alarmerend genoeg. Des te opmerkelijker de stilte na de publicatie.
O
ver tien jaar is de gerefor meerde traditie opgehou den te bestaan onder jon geren. Dat is wat Van Wijnen in november 2008 in Kontekstueel zegt. ‘‘Onze’ jongeren zijn de afgelopen decennia in een rap tempo ver vreemd geraakt van de inhoud van het gereformeer de belijden.’ Dat is niet alleen re sultaat van eigen waarneming, maar ook uit Harmen van Wijnen komst van een ... nog tien jaar ... hbo-onderzoek in 2006 binnen de HGJB onder be trokken her vormd-gerefor meerde jongeren en hun relatie met het gereformeerd belijden. Van Wijnen: ‘Het onderzoek richtte zich concreet op het ‘functioneren’ van de gerefor Marieke de vries meerde belijde ... ook schuldbelijdenis ... nisgeschriften. Een van de be langrijkste conclusies was dat de inhoud van deze belijdenissen nau welijks bekend is. Nu is het gerefor meerd belijden natuurlijk meer dan
6
de waarheidsvriend
het hebben van kennis van de drie Formulieren van enigheid. Maar uit het onderzoek blijkt ook dat het geloofskader van deze jongeren niet per definitie aansluit bij de noties van het gereformeerd belijden. In de geloofsoverdracht functioneert het gereformeerd belijden niet of nauwelijks.’ De HGJB-directeur constateert dat er diverse andere invloeden op de jongeren zijn, ‘die minstens zo veel impact hebben op de vorming van het geloofsidioom en de geloofs grammatica’. Uit het onderzoek bleek overigens niet zozeer dat ze zich af willen zetten tegen iets, maar dat bepaalde zaken eenvou digweg niet bekend zijn. Angstig gevoel Als Harmen van Wijnen de waarne mingen uit de praktijk en de con clusies uit genoemd onderzoek tot zich laat doordringen, bekruipt hem ‘het angstige gevoel dat bin nen een periode van zeg maar een jaar of tien onder de hele generatie van jongeren onder de twintig jaar de kernwaarden van het gerefor meerd belijden zo goed als zeker zijn verdwenen of niet meer als zodanig worden herkend. Met als uitzondering misschien een aantal enclaves op de Veluwe en in de Zuid-Hollandse waarden, waar de driehoek kerk-gezin(reformatorische) school nog func tioneert. In alle stilte zou de gere formeerde beweging in Nederland dan van binnen worden uitgehold en zo over een aantal decennia volledig zijn geïmplodeerd.’ Christelijk gereformeerd Wat Van Wijnen in zijn artikel over hervormd-gereformeerde jongeren benoemt, lijkt geen typisch her vormd probleem te zijn. Volgens LCJ-jongerenwerker drs. Marieke de Vries gelden zijn bevindingen
nagenoeg één op één christelijke gereformeerde leeftijdsgenoten. ‘Misschien verschilt de mate waarin zijn constateringen gelden iets, maar wat hij zegt is heel herken baar. De meeste jongeren lijken niet geïnteresseerd in wat ‘gerefor meerd’ is en niet gevoelig voor het argument dat iets gereformeerd is. Ook onder ons geldt dat het in veel gevallen niet een afzetten tegen is, maar meer een totaal of bijna ge heel niet bekend zijn met. Onbe kend maakt onbemind? Ondanks de catechese die wekelijks wordt gegeven en de preken die ze meest al tweemaal per week horen.’ De Vries ziet een grote groep jonge ren die wel positief ten opzichte van het christelijk geloof staat, maar ‘weinig kan’ met het gereformeerd belijden. ‘Er lijkt behoefte aan sim pliciteit: waar staat in de Bijbel dat God de kinderdoop wil? Waar staat in de Bijbel dat ik niet mag samen wonen? Deze jongeren willen wel naar de Bijbel luisteren, maar dan moet het er heel concreet staan. Er is weinig oog voor de grote lijnen in Gods Woord.’ Misgegaan Volgens Van Wijnen is er 20 à 25 jaar geleden iets misgegaan. ‘Hoe hebben de ouders die toen jonge kinderen hadden het christelijk geloof overgedragen? In de ge meenten leken alle neuzen dezelfde kant op te staan, maar is dat niet meer een sociologische binding dan een diepe, inhoudelijke ge weest? Ouders hebben misschien ook niet de handreikingen gekregen om in de opvoeding op een goede manier met geloof en leven, Schrift en belijdenis om te gaan. Het kan niet zo zijn dat je alleen maar een dog matische theologische preek houdt, of zo catechese geeft dat alleen bijbelse waarheden bediscussieerd
28 januari 2010
en besproken worden. Er moet continu interactie tussen predikant en gemeen te, catecheet en catechisant zijn. Ik maak me tot op de dag van vandaag zorgen over het hoe van de verkondi ging. Is die zo dat leer en leven echt bij elkaar komen? Naar mijn overtuiging zijn daar dingen misgegaan. Natuurlijk moet de opvoeding in de gezinnen gebeuren, maar er is een wisselwerking tussen huisgodsdienst en prediking.’ Tegenreactie Van Wijnen wil open staan voor kriti sche vragen naar zijn eigen organisatie. ‘De HGJB heeft deze ontwikkeling ook niet kunnen voorkomen. Wat ik vaak ben tegengekomen in gemeenten en ook binnen de HGJB is dat het gerefor meerde een bepaalde manier is gewor den, een soort systeem. Te vaak zag ik dat het gereformeerde synoniem was voor algemene waarheden of een be paalde vormgeving van de liturgie, en dat verkondiging losraakte van de leef wereld en geloofsbeleving van jonge ren. Dat heeft de tegenreactie bij jongeren opgeroepen: wij herkennen ons niet in deze manier, het is niet relevant genoeg voor ons leven, het is te veel buiten kant. De jongere met deze houding hangt naar de evangelische gemeente, maar is ook te vinden in het jeugdwerk. Zij gingen niet op zoek naar de bijbelse of gereformeerde bron, maar keerden zich tegen een kerkenraad waar geen beweging in te krijgen was. De HGJB heeft vaak aan de kant van de jongeren gezeten. Hadden wij ook niet meer een tegengeluid moeten geven? Die vraag willen we eerlijk aan onszelf stellen, en tegelijk willen we dieper gaan en – samen met de andere her vormd-gereformeerde bonden en met alle generaties – een antwoord zoeken op de vraag hoe we terug kunnen naar de bron en deze relevant maken voor de leefwereld van jongeren van nu. Dat vraagt een doordenking die misschien anders is dan het verleden. Durven we dat aan, geloven we dat – als er mis schien een andere vorm nodig is – het gereformeerde in zichzelf krachtig genoeg is?’ Levensstijl Al is er na Van Wijnens SOS publieke lijk nauwelijks inhoudelijk bezinning geweest, intern heeft de HGJB inmid dels drie identiteitsbijeenkomsten achter de rug: over verbond en kinder
de waarheidsvriend
doop, over de Heilige Geest en over de verhouding met de cultuur. Verder werkt de organisatie aan een ‘mooi programma voor de gemeenten’ en schreef Van Wijnen met staflid Herman van Wijngaarden een boekje voor jon geren over de basics van gereformeerd zijn, dat binnenkort bij Boekencentrum verschijnt. Tijdens het schrijven kwam Van Wijnen tot de ontdekking dat gereformeerdzijn niet alleen een manier van bijbel lezen volgens een bepaalde traditie is, maar gereformeerd-zijn is ook een levensstijl, een manier van doen. ‘Gere formeerd-zijn betekent aangesproken worden door en in de spanning gaan staan van de rijke bijbelse woorden zoals bekering én heiliging of verbond én verkiezing. Een gereformeerde le vensstijl is deze spanning steeds maar weer toepassen in het concrete leven. Dit element van levensstijl mis ik wel eens bij de jongere generatie. Je hoeft als jong gelovige niet alles opnieuw te ontdekken. Een heel geslacht is ons voorgegaan. Je mag veronderstellen dat bijvoorbeeld over het verbond goed is nagedacht. Iets is niet pas waar als je het zelf hebt gevoeld.’ Existentieel Ook bij het LCJ als kerkelijke jonge renorganisatie binnen de Christelijke Geformeerde Kerken leeft een gevoel van urgentie en zijn concrete beleids plannen geformuleerd. Tegelijk vraagt de problematiek volgens Marieke de Vries om een geestelijke benadering. ‘Het gevaar is groot dat je het tij met praktische oplossingen wilt keren. Er is in de eerste plaats veel gebed nodig, schuldbelijdenis, omdat we als vol wassenen en jongeren zo ingezonken, passieloos en soms zelfs ver bij Gods Woord vandaan leven. Een kern van het gereformeerd belijden is dat een goddeloze gerechtvaardigd wordt uit genade. Is dat nog wat werkelijk exi stentieel beleefd wordt? Dat je je, of je nu jong of oud bent, werkelijk verlo ren weet, maar ook de kracht van Jezus’ bloed kent, een diepe en in tense vreugde om de vergeving van je zonden en de hoop op een eeuwig leven. Die inhoud van het gerefor meerd belijden zullen we persoonlijk moeten kennen, willen we die, in welke vorm dan ook, door kunnen geven aan een nieuwe generatie.’
Tineke van der Waal
Boekaankondigingen Willem Barnard Orthodox of niks. Uitg. Meinema, Zoetermeer; 230 blz.; € 19,90. Bundel notities en overpeinzingen van dr. Willem Barnard, die zichzelf als ‘schriftgierige’ typeert, een samengaan van Schriftgeleerde en nieuwsgie rige. Orthodox is voor hem ‘gehechtheid aan de klassieke liturgie en toegewijd lezer van de Schrif ten’. Tobea Brink De A van Anna. Uitg. Mozaïek, Zoetermeer; 127 blz.; € 13,50. Debuutroman van een Zuid-Afrikaanse auteur over Anna, die met haar tweelingbroer op het platteland opgroeit. Haar broer heeft een verstandelijke be perking. Sabine Fürbringer Moederschok. Alledaags moederschap na de roze wolk. Uitg. Kok, Kampen; 80 blz.; € 12,50. De auteur, betrokken bij het Duitse Family Life, tekent voor het vierde deel van de serie Bijbel, huwelijk en gezin, waarin ze ingaat op de gevoelens van moeders die na de geboorte niet alleen blij en voldaan zijn. Robert Morgan Geest van verlangen. Uitg. Brandaan, Barneveld; 309 blz.; € 19,50. De zoektocht naar geluk van Tom en Giny wordt in deze roman bedreigd als Giny bezoekster van Pinkstersamenkomsten wordt en ‘in de Geest valt’. Dan wordt Tom ziek… Prof. dr. W. Nijenhuis Hoe calvinistisch zijn wij Nederlanders? Uitg. Historisch Documentatiecentrum voor Ned. Protestantisme, Amsterdam; 48 blz.; € 7,50 (incl. porto). Herdruk van een vijftien jaar oude heel lezenswaar dige brochure van de Groninger kerkhistoricus W. Nijenhuis, die de vraag behandelt of we onze volks aard met zijn (on)hebbelijkheden verklaren moeten uit anabaptisme en calvinisme of dat omgekeerd ons (burgerlijke) volkskarakter de voedingsbodem gevormd heeft voor deze geestelijke stromingen. Seine Jan Seinen v.d.m. Over dorpsherinneringen gesproken… Uitg. Profiel, Bedum; 128 blz.; € 19,95. Als vervolg op Mijn levensweg werd dorpsdominee… uit 2007 bundelt de oud-predikant van Muiden, Zijder veld, Tange-Alteveer, Ferwerd, Kollumerzwaag en Vroomshoop opnieuw een aantal vreemde of bij zondere ervaringen. Ds. Evert Pieter van der Veen Mensen van voorbij. Leven met een verlies. Uitg. Filippus, Heerenveen; 64 blz.; € 7,95. Boekje met gedichten en overdenkingen voor hen die door de dood iemand moesten afstaan. PJV
28 januari 2010
7
Jong en gereformeerd [2]
Vraag naar waarheid HGJB-directeur Harmen van Wijnen is somber over het gereformeerde gehalte van orthodox-hervormde jongeren. ‘Over tien jaar is het voorbij’, is zijn bange vermoeden. Ook christelijke scholen spelen een rol in de overdracht. Welke?
J
Volgende week schrijft ds. A.J. van den Herik over jongeren, kerk en catechese.
ongeren in de gereformeerde gezindte vervreemden langzaam maar zeker van het gereformeerde erfgoed. De ontwikkeling die Van Wijnen in zijn artikel in Kontekstueel (nov. 2008) schetst is, hoe pijnlijk ook, maar al te duidelijk. De problematiek gaat aan christelijke scholen op gereformeerde grondslag natuurlijk niet voorbij. Het proces van verwereldlijking stopt voor geen enkele kerk- of schoolmuur. Wel verschilt het tempo en de mate waarin. Op termijn werkt dat door ook naar leerkrachten toe. Over het feit van dit proces behoeft daarom geen twijfel te bestaan. Wel is het de vraag hoe we ermee omgaan. Ik noem een voorbeeld uit het schoolleven. Niet zo lang geleden kwam in een les aan de orde hoezeer we van kerkhervormers en kerkvaders kunnen leren als het gaat om het verstaan van de Schrift. Er kwam reactie van een jongen, die zich positief opstelde en goed meedeed tijdens de les. Hij merkte op: ‘Is dat wel nodig, het zijn toch ook mensen geweest, kunnen we niet veel beter gewoon naar de Bijbel luisteren?’ Zo’n opmerking wordt heel wat keren gemaakt. Ze geeft aan dat de betreffende leerling geen antenne heeft voor de waarde van de traditie van de kerk. Leg zo’n jongen maar eens uit wat de rijkdom van de gereformeerde traditie is.
8
de waarheidsvriend
Drs. H.G. Leertouwer uit Krimpen aan den IJssel is docent godsdienst in het voortgezet onderwijs.
Het kan de betreffende docent een gevoel van frustratie bezorgen. Wat moet ik hiermee aan en hoe kan ik zo’n jongen bereiken? Het kan zelfs bij de docent een gevoel van irritatie veroorzaken en als leerlingen dat merken werkt dat helemaal averechts. Je kunt je natuurlijk ervan af proberen te maken door op te merken dat je hoopt dat hij er nog eens anders over gaat denken, maar daarmee ga je aan de vraag, die eerlijk en openhartig gesteld werd voorbij. Gewone mensen Wat zou een aanknopingspunt kunnen bieden? De jongen had veel meer gelijk dan hij zelf besefte. Kerkvaders en kerkhervormers zijn gewone mensen geweest. Veel meer dan wij dat doen hebben ze beseft dat ze als gewone mensen, die zondaren zijn voor God, op geen enkele wijze konden bestaan. Ze hebben veel meer dan wij de heiligheid en hoogheid van God beleefd en daarom ook veel meer dan wij het wonder van Gods vrije genade ervaren en een veel dieper inzicht in de Heilige Schrift ontvangen. En wij zijn dwaas als we onze armoede niet willen erkennen en niet willen leren van wat zij ons hebben nagelaten. Dat kan de betreffende jongen niet worden kwalijk genomen. Het is hem niet bijgebracht. Veel ernstiger is het als ook opvoeders, jeugdleiders, catecheten, docenten en pre-
dikanten van mening zijn dat we ons niet meer hoeven te verdiepen in deze traditie – en ze zijn er. Vanuit dit gezichtspunt is het helemaal nog niet zo gek dat het bestuur van een reformatorische school uit zorg hiervoor nieuwe docenten een zekere gereformeerde scholing en vorming wil meegeven. Want als zij niet of nauwelijks meer de rijkdom van de gereformeerde traditie kennen, wat moet je dan van de leerlingen verwachten? Veel ernstiger Van Wijnen geeft in zijn artikel een reeks behartigenswaardige antwoorden op de vraag hoe het zover is gekomen. Hij wijst op de veranderingen in de samenleving, de fragmentarisering ervan en de ontzuiling van christelijk Nederland. We moeten inderdaad rekening houden met de heel andere context waarin onze jongeren leven. Met name bekritiseert hij de deductieve stijl van geloofsoverdracht, waarbij algemene waarheden worden geponeerd. Maar juist hier komt de vraag op of de zaak er nog niet veel ernstiger bij staat. Is het verkondigen van algemene waarheden een methodische kwestie of is het niet veel meer een teken van geestelijke armoede? Er is namelijk nog een heel andere groep jongeren, die in het artikel van Van Wijnen eigenlijk niet in beeld komt, maar die veel indringender vragen aan ons stelt. Er zijn jongeren die graag thuis met hun ouders ook eens zouden praten over dingen die er echt toe doen in het leven, maar die dat nooit meemaken. Er
4 februari 2010
zijn jongeren die jarenlang trouw naar de catechisatie gingen en na afloop van al die jaren constateerden: ‘Ik heb er niets geleerd.’ Er zijn jongeren die vinden dat op school veel te abstract over de leer wordt gesproken en veel meer zouden willen horen hoe dat geloof beleefd en beoefend wordt in de praktijk van het leven. Waarheidsvraag Een hele rekening dus die gepresenteerd wordt aan gezin, kerk en school. Reden tot bezinning is er dus te over. Het gaat hierbij dan niet allereerst om de methodiek, maar om de inhoud van de geloofstraditie. Hebben we onze jongeren iets wezenlijks te zeggen als het gaat om het leven met God, zoals dat wordt beleden in de gereformeerde traditie? Of gaan we zomaar van de veronderstelling uit dat het probleem daar niet zit? We bewijzen deze jongeren helemaal of nagenoeg geen dienst met het zoeken naar een andere methodiek, liturgische vernieuwingen en het aantrekkelijk maken van een kerkdienst. Het gaat hen veeleer om de waarheidsvraag. School Hoe kan de school bijdragen aan de overdracht van het gereformeerde belijden en de gereformeerde traditie? Bij alle voortdurende zorg om verandering en roep om methodische vernieuwing moeten we niet vergeten dat altijd twee zaken centraal staan bij goed onderwijs: eerbied voor God en een levende omgang met Gods Woord enerzijds en liefde voor de leerling anderzijds. Het eerste betekent dat nadrukkelijk aandacht gevraagd wordt voor de dag- en weekopening. Leerlingen merken het op als dat niet louter uit gewoonte gebeurt, maar als een docent innerlijke betrokkenheid aan de dag legt. Van een docent mag verder affiniteit met het gereformeerde belijden worden verwacht. Deze uit zich op allerlei wijze, in zijn omgang met leerlingen, in spontane situaties, in zijn lessen als de leerstof ertoe leent en niet te vergeten in zijn gebed. Van zo’n school mag worden ver-
de waarheidsvriend
wacht dat ook liefde voor de psalmen wordt bijgebracht en dat ze met de leerlingen worden gezongen, want dat heeft alles te maken met het gereformeerde belijden. Evenals het bij de gereformeerde belijdenis gaat om de religie van het belijden gaat het bij de psalmen om de religie van de psalmen. Wat het tweede aangaat, de liefde voor de leerling, liggen er vandaag extra kansen. Hoe kritisch leerlingen zich ook uitspreken, ze stellen zich vaak open op en heel wat jongeren zijn ook op zoek naar wat echt is. Elkaar steunen Meer dan ooit is nodig dat we elkaar steunen in de strijd tegen de tijdgeest op de terreinen van gezin, kerk en school. Als ouders niet praten met kinderen over de Heere en Zijn dienst, dan missen kerk en school een broodnodig referentiekader. Dan neemt de bereidheid om wat op te steken tijdens de catechisatie af en vinden ze wat op school ter sprake komt als het om de gereformeerde traditie gaat al gauw saai en star. Als in de kerk gecapituleerd wordt en er alleen maar gepraat wordt en niet meer geleerd, dan krijgen ouders thuis en leerkrachten op school onvoldoende steun. En als op school alleen maar de leer gedoceerd wordt en aan vragen van de praktijk van het geloofsleven voorbij wordt gegaan, dan is dat frustrerend voor een gezonde ontwikkeling van het geestelijke leven van jongeren. Maar laten we er ook voor oppassen op de akker waar kaf en koren door elkaar heen staan te veel aandacht aan het kaf te besteden. Er zijn altijd weer jongeren die een antenne krijgen voor het gereformeerde belijden en voor de gereformeerde traditie en die deze lief krijgen. En er zijn ook altijd weer jonge collega’s aan wie je merkt in de wandelgangen en als je een weekopening van hen meemaakt, dat ze leven bij het Woord en dat het gereformeerde belijden hun hart heeft. En dat bemoedigt om standvastig te zijn in het werk des Heeren.
H.G. Leertouwer
De Waarheidsvriend officieel orgaan van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Hoofdbestuur ds. H.J. Lam, Ridderkerk, 1e voorzitter; ds. M.A. Kuijt, Huizen, 2e voorzitter; ds. J. Harteman, Kampen, secretaris; A.H. Teeuwissen, Huizen, penningmeester; ds. J.A. van den Berg, IJsselmuiden; ds. C. Blenk, Lienden; dr. P.F. Bouter, Leerdam; dr. M. van Campen, Zwartebroek; A.D. Drost, Werkendam; ds. C. van Duijn, Gouda; ds. C.H. Hogendoorn, Oud-Beijerland; mr. G. Holdijk, Uddel; ds. A.J. Mensink, Driesum; mr. D.G. van Vliet, Wilnis.
Redactie drs. P.J. Vergunst (hoofdredacteur); drs. B.C.Ph. van der Waal-Goudriaan (eindredacteur); ds. C.H. Hogendoorn; mr. G. Holdijk; dr. W. Verboom
Algemeen secretariaat en redactie drs. P.J. Vergunst bureau: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660; Fax 055-5767707. Werkkamer thuis: tel. 055-5789132. E-mail:
[email protected] www.gereformeerdebond.nl
Voorlichter H. Geluk, tel. 0184-612632; E-mail:
[email protected]
Ledenadministratie Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660.
Advertenties Voor alle plaatsingen en informatie (uitgezonderd rouwadvertenties): G. Verweij , tel. 0187-471020. Advertenties worden aangenomen tot tien dagen voor verschijning; verzenden naar uitg. Eilanden Nieuws, Postbus 8, 3240 AA Sommelsdijk onder vermelding van De Waarheidsvriend; e-mail:
[email protected]
Abonnementenadministratie Voor nieuwe abonnees, adreswijzigingen enz. liefst schriftelijk: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn. Prijs € 45,50 per jaar. Losse nummers € 0,95 p. st. plus verzendkosten. Bezorgklachten: tel. 055-5766660. Voor een nieuwe jaargang kan slechts voor 1 december worden opgezegd.
Productie Opmaak ReproVinci BV, www.reprovinci.nl Druk Kon. BDU Grafisch Bedrijf BV
Gesproken editie Informatie en opgave: CBB, Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden, Postbus 131, 3850 AC Ermelo, tel. 0341-565499.
Digitale jaargangen Informatie en opgave: Stichting Reformatica, p/a Valleistraat 52, 3901 RT Veenendaal tel. 0318-624648, e-mail:
[email protected] ISSN: 0167-3262.
Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) ‘Johannes Calvijn’ Directeur: dr. J. Hoek, e-mail:
[email protected] Postbus 80, 6710 BB Ede, tel. school (CHE): 0318-696300, fax 0318-696396, www.thgb.tk
4 februari 2010
9
Jong en gereformeerd [3, slot]
Vragen voor catechisant Jong en gereformeerd gaan steeds moeilijker samen, is de constatering van HGJBdirecteur Harmen van Wijnen. Wie met jongeren in de kerk omgaat, herkent de moeite om het gereformeerde erfgoed over te dragen. Die erfenis is ons lief, omdat ze voluit bijbels is.
E
De serie 'Jong en gereformeerd' is te downloaden via www. gereformeerdebond.nl > De Waarheidsvriend > Verschenen series en artikelen.
nerzijds hebben we hier te maken met een aloud fenomeen. Jongeren onder de twintig – want over hen spreekt Van Wijnen in het bijzonder – hebben altijd al het verlangen gehad om buiten de eigen kring te kijken; ze hebben immers behoefte om grenzen op te zoeken. Anderzijds lijkt dit fenomeen nu scherpere vormen aan te nemen. Het aantal potentiële afhakers en uitstromers naar evangelische gemeenten groeit serieus. Hoe moeten we daarop reageren? Bij het nadenken over deze problematiek lijkt het me van belang om vooral de hele jeugd van de gemeente in het oog te hebben, en niet een deel daarvan. Van Wijnen focust op jongeren die erg gecharmeerd zijn van evangelische invloeden. Dat is ongetwijfeld een grote groep, maar laten we ook de jongelui in onze gemeenten niet vergeten die zich wel binnen de gereformeerde kaders thuis voelen. Ze zijn – zeker na de scheuring van 2004 – ongetwijfeld niet (meer) in de meerderheid, maar ze zíjn er nog wel. Soms heb ik het gevoel – ook bij wat Van Wijnen schreef – dat wij deze groep nauwelijks meer zien. Mij bereiken met regelmaat signalen dat betrokken jongeren zich door de eenzijdige aandacht voor ‘progressieveren’ zich lang niet altijd begrepen voelen en binnen onze gemeenten vereenzamen.
6
de waarheidsvriend
Ds. A.J. van den Herik is hervormd predikant te Hoevelaken.
Oorzaken Intussen blijft de vraag hoe we als kerk moeten reageren op de evangelicalisering van veel jongeren. Wat betekenen de constateringen van Van Wijnen voor het catechetisch onderricht in 2010? Om die vraag goed te kunnen beantwoorden is het nodig eerst te wijzen op de oorzaken die aan de afnemende belangstelling voor het gereformeerde geloofsgoed ten grondslag liggen. Van Wijnen noemt vier dingen. Allereerst spreekt hij over de fragmentarisering van onze samenleving. Jongeren leven in verschillende verbanden, die geen raakvlakken meer met elkaar hebben. De wereld van school, kerk, bijbaantje, vriendenkring enzovoort staan vaak los van elkaar. Jongeren hebben moeite om de relevantie van wat ze op zondag en tijdens de catechisatie horen te begrijpen. Hun leefwereld en belevingswereld zijn zo heel anders. Daarnaast wijst de HGJB-directeur op het gebrek aan voorbeeldfiguren. Hoeveel ouders van jongeren – en andere ouderen om hen heen – zijn wél geraakt door de gereformeerde prediking en beleving? Het derde dat Van Wijnen noemt is dat voor jongeren kerkmuren nauwelijks meer gelden. De eigenheid van onze hervormd-gereformeerde richting is nauwelijks duidelijk en daarom shoppen ze gemakkelijk ergens anders. De verticale overdracht, als vierde, werkt niet meer. Er worden te veel algemene waarheden ‘gedropt’, die niet aansluiten bij de beginsituatie van de jongere. Integrale benadering Ik wil beginnen met het onderstrepen van het tweede element, het gebrek aan identificatiefiguren. Het weggroeien van de gerefor-
meerde wortels bij de jeugd staat niet los van hetzelfde weggroeien bij de ouders. Van Wijnen zegt dat veel ouders zelf ook niet (meer?) weten wat de kernen van het gereformeerde belijden zijn. Hoe kunnen zij het dan voorleven aan hun eigen kinderen? En daaraan voegt hij toe dat veel ouders van deze jongeren (dus de generatie grofweg tussen 40-55 jaar) zelf met talloze vragen rond de gereformeerde traditie rondlopen. Ook zij ervaren de kerk vaak als saai, star en ouderwets. Daarom, aldus Van Wijnen, is het niet vreemd dat zij zo’n gevoel ook overbrengen. Ik denk dat hiermee iets wezenlijks wordt aangedragen. Het onderhavige probleem heeft een zeer brede setting. Het probleem van de jeugd is ook het probleem van de middengroep in de kerk. Het is uiteindelijk een vraag naar de beléving van de gereformeerde belijdenis in de breedte van de gemeente. Hoe gereformeerd zijn we nog? Wat houdt ons gereformeerd-zijn eigenlijk in? Deze vraag wordt nog klemmender na de volgende opmerking van Van Wijnen: ‘En welk voorbeeld geven de leidinggevenden op de club? De sfeer, stijl en beleving van het jeugdwerk zijn vaak zo totaal anders dan de officiële bijeenkomsten van de gemeente.’ Ik denk dat Van Wijnen hier opnieuw de vinger bij de zere plek legt. Hebben wij als gemeente een totaalvisie op het gemeentewerk? Wat betekent het concreet in alle verbanden van het gemeentewerk dat we een hervormd-gereformeerde gemeente zijn? Eten we niet soms van twee walletjes? In hoeverre is er bijvoorbeeld een werkelijke, theologische doordenking geweest van veel opwekkingsliederen, die tot onze top 10 van favoriete liederen behoren? Zijn die
11 februari 2010
echt zo gereformeerd en – wat meer is – bijbels? Is het vreemd dat jongeren – en hun ouders! – soms de weg niet meer zien en onze identiteit niet begrijpen? Catechese Als het gaat om de betekenis van de catechese in verband met de genoemde problematiek, zou ik daarom eerst willen pleiten voor een integrale doordenking van het kerkenwerk. De catechese vindt immers niet op een eiland plaats, maar ligt ingebed in het hele gemeentewerk. Van Wijnen wijst erop dat bij jongeren de kennis van het gereformeerde, bijbelse erfgoed ontbreekt. Vanuit catechetisch oogpunt ligt hier een grote vraag. Hoe komt het dat onze jongeren – als Van Wijnen gelijk heeft in zijn conclusie – de kernwaarden van het gereformeerde geloof niet (meer) weten? Hebben we dan wel genoeg geïnvesteerd om die kernwaarden over te dragen? Van Wijnen wijst hierbij op de problematiek van de verticale overdracht. Geloofsstukken zouden te veel gedropt zijn, zonder dat de beginsituatie en concrete leefwereld van jongeren in het oog is gehouden. Een kwestie van verkeerde methodiek dus. Te bang Dit zal ongetwijfeld waar zijn. Wie catechese geeft, weet hoe belangrijk het is de stof te laten landen in de wereld van jongeren en hen aan te spreken in hun eigen taal. Toch denk ik dat hiermee niet het eigenlijke probleem benoemd is. Soms ben ik bang dat de geloofsinhoud in de catechese te weinig aandacht krijgt. Wij als catecheten vinden het gesprek met jongeren uiterst belangrijk. We zijn over het algemeen erg geïnteresseerd in hun leefwereld en investeren in relaties. Dat is goed en dat moet ook, maar de vraag is toch: wat brengen we hen nu eigenlijk bij van de geloofsleer? Krijgt het inhoudelijke aspect nog wel de volle nadruk? Of is discussie en gesprek in belangrijke mate de vervanging van het leermoment? Het feit dat diverse hervormd-gere-
de waarheidsvriend
formeerde gemeenten zonder al te veel inhoudelijke discussie en doordenking overstappen op mentorcatechese, vind ik een teken aan de wand. Zijn we in de catechese niet te bang geworden voor een wat schoolse aanpak, met het gevolg dat er ook onder ons niets meer geleerd wordt en dus de kennis verdwijnt? Zelfs het maken van vragen voor de catechese is in onze gemeente soms not done. Het moet immers op catechisatie vooral gezellig zijn. Voor een goed begrip: relatie en gesprek zijn absoluut belangrijk, maar kennisoverdracht zeker ook. Juist ook in onze tijd. Direct nut Deze opmerkingen hebben de wind tegen. Leren scoort immers in onze tijd niet hoog. Als we leren moet dat vooral praktijkgericht zijn: je moet er wat mee kunnen. Onlangs sprak ik met iemand die lesgeeft aan een hbo-instelling. Zij vertelde dat ze steeds meer moeite ondervond om kennis waarvan studenten niet het directe nut zien, over te dragen. Dat is jammer, want ook die kennis is uiterst belangrijk, al wordt het nut ervan slechts indirect en veel later zichtbaar. Als jongeren zeggen dat zij vaak ‘in de praktijk niets kunnen’ met wat de kerk overdraagt, moet dat ons enerzijds diep raken. Het is immers de primaire taak van een catecheet zich af te vragen hoe hij de verbinding legt tussen geloofsinhoud en het persoonlijk leven. Het moet hem helder zijn wat hij met zijn boodschap wil bereiken. Anderzijds mag hij toch niet te veel aan het toepasbaarheidsprincipe toegeven. Hij moet ook niet aarzelen om dingen die wellicht minder praktisch zijn toch uitvoerig aan de orde te stellen. Soms moet je dingen gewoon weten en blijkt pas later wat je eraan hebt. Laten we ook in de geloofsoverdracht oppassen voor kortetermijndenken. Vragen oproepen In de kerk moeten wij serieus omgaan met vragen die gesteld worden. Dat geldt ook voor de catechese. Jongeren moeten met hun vragen welkom zijn. Wij moeten
zoveel mogelijk proberen hun vragen te begrijpen. Tegelijk hebben we de roeping om bepaalde vragen op te roepen. Een veelgehoorde hedendaagse stelling is: ‘Jongeren van nu hebben andere vragen dan de ouders. Ze vragen niet naar de rechtvaardiging maar naar de heiliging.’ De vraag naar het komen tot geloof zou voor hen minder belangrijk zijn dan de vraag naar het leven uit het geloof. Als constatering gaat deze stelling voor een deel van de jongeren (niet voor alle!) op. Voor de praktijk van de catechese betekent dit voor mij dat de vraag naar het leven met God aandacht moet krijgen, maar tegelijk dat de vraag naar de persoonlijke verzoening ook aan de orde moet komen. Misschien juist wel als vraag aan de jongeren. Wat betekenen voor jou zonde en oordeel? Wie is de Heere Jezus voor jou? Ken jij Hem? Hoe leef je met Hem? Vragen naar geloofszekerheid zijn immers nooit passé, maar steeds actueel. De vraag van Luther – hoe ik persoonlijk in een rechte relatie met God kom – is niet achterhaald. Bekering en wedergeboorte zijn ook voor gedoopte verbondskinderen nodig. Het mooie van het verbond is echter dat God deze dingen belooft en toezegt. Het gaat in de catechese om het geheim van de Schrift: de genade van God in Christus voor zondige mensen. Misschien moeten we juist in de catechese iets meer van dat wonder door laten schemeren. Dan laten we ook zien waarom we gereformeerd zijn, namelijk omdat het ‘genade is om genade te ontvangen’ (prof.dr. C. Graafland). Zo komen de bijbelse diepten van schuld en zonde aan bod, maar ook van verlossing en heiliging. Zonde, genade en vernieuwing moeten immers in het geloofsleven persoonlijk gearticuleerd worden. Het gaat ook voor jongeren om geloofsbeléving. Iets meer van de beleving van deze dingen zou ons als hervormd-gereformeerden bijzonder goed doen. Want – ik zeg het Van Wijnen na – het probleem van de jongeren is ook het probleem van de ouderen.
A.J. van den Herik
11 februari 2010
7