Academiejaar 2013-2014 Tweedekansexamenperiode
OVER OUTSIDERKUNST EN CREATIEVE THERAPIE. EEN ZOEKTOCHT NAAR DE RELATIE TUSSEN KUNST EN PSYCHIATRIE
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Promotor: Prof. Dr. Eric Broekaert
Céline Van Glabeke 01007818
Academiejaar 2013-2014 Tweedekansexamenperiode
OVER OUTSIDERKUNST EN CREATIEVE THERAPIE. EEN ZOEKTOCHT NAAR DE RELATIE TUSSEN KUNST EN PSYCHIATRIE
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Promotor: Prof. Dr. Eric Broekaert
Céline Van Glabeke 01007818
DANKWOORD In 2010 ging ik een nieuwe uitdaging tegemoet door aan de opleiding Pedagogische Wetenschappen te beginnen aan de Universiteit van Gent. Wat volgde waren jaren van inzicht, een teruggrijpen naar de basisbeginselen van de orthopedagogiek, verkennen van nieuwe werkterreinen, een verruimde blik in de leefwereld van diverse doelgroepen en een geleidelijke professionele ontwikkeling. Tegelijk waren dit ook jaren van ontspannende uitlatingen en stressvolle tijden, vreugde en frustratie, nieuwe vriendschappen en verlieservaringen. Het was een continue zoektocht met opmerkelijke vondsten. De voorbije jaren hebben mij gevormd als persoon. Ik heb zoveel kansen gekregen om te groeien en te worden tot wie ik nu ben. Iets wat nooit meer van mij af genomen kan worden. Ik sluit bijna dit bijzondere levenshoofdstuk af door een aantal mensen te bedanken voor hun fantastische bijdrage aan mijn studententijd en het tot stand komen van mijn masterproef. Mijn ouders voor alle kansen die ze mij gaven door deze opleiding aan te vatten, hun morele steun tijdens de examenperiodes, de uitbundigheid toen ik slaagde voor mijn vakken, het moment toen ze mij met een bang hart op buitenlandse stage naar Cambodja zagen vertrekken en gewoonweg alles wat ze voor hun kinderen over hebben. Gouden harten hebben ze. Els Rogier en Laurine Hespel voor de motivatieboosts en voor het nalezen en corrigeren van mijn masterproef. Mijn klasgenoten, die ik ondertussen vrienden mag noemen. Het was een eer en een waar genoegen om de beste tijd van mijn leven met jullie doorgebracht te hebben. Ik zal vol nostalgie terugkijken naar de hilarische momenten die we samen hebben beleefd. Mijn promotor Prof. Dr. Eric Broekaert voor de nieuwe insteken, vele filosofische gesprekken en begeleiding ter voorbereiding van mijn masterproef. De participanten uit het werkveld kunst & psychiatrie die bereid waren om een interview af te nemen. De medewerkers van de Writing Clinic voor de vele taaltips en –tricks. Oprecht bedankt. Met het einde van deze opleiding in zicht komt ook de start van een nieuw levenshoofdstuk, maar vooraleer daar invulling aan te geven, volgen eerst de hoofdstukken in: ‘Over outsiderkunst en creatieve therapie. Een zoektocht naar de relatie tussen kunst en psychiatrie’
ABSTRACT Deze masterproef gaat de zoektocht aan naar de relatie tussen kunst en psychiatrie. Dat er een zeker verband is, staat buiten beschouwing, maar hoe is deze relatie dan ontstaan, welke elementen speelden hierin een beslissende rol en wat is eruit voortgevloeid? De ontwikkeling en evolutie van psychiatrie in de kunst en wederzijds kunst in de psychiatrie worden via een uitgebreide literatuurstudie uitgelicht. De eerste verbindingen werden reeds gemaakt ten tijde van de Oude Grieken. Vele eeuwen daarna zijn, onder invloed van de verlichting en de Franse Revolutie, de posities die kunst en psychiatrie ten opzichte van elkaar innamen veranderd. Waanzin betekende een inspirerend thema voor de schilderkunst. Tegelijk hadden kunst en psychiatrie elkaar nodig om wetenschappelijke studies te staven met visueel materiaal teneinde de diagnostiek van psychische aandoeningen te ontwikkelen. De humanisering van de psychiatrie betekende een bevrijding voor psychiatrische patiënten. Nieuwe vormen van therapie werden aangewend en uit de toenemende observaties van patiënten door hun psychiaters is er een fascinatie ontsproten voor de vrije creaties van geesteszieken. Het werd na enige tijd outsiderkunst genoemd. De outsiderkunst had dan weer een grote invloed op de schilderkunst omdat moderne kunstenaars, die verwoed op zoek waren naar nieuwe vormen van creativiteit en originaliteit, hierin een ware inspiratiebron vonden. De psychiatrie herkende een helende kracht in kunst. Kunst werd voortaan gepsychologiseerd, tot de creatieve therapie daaruit is voortgekomen. Waar de literatuurstudie een historisch beeld schept rond het thema kunst & psychiatrie, gaat het kwalitatief onderzoeksaspect van deze masterproef verder op actuele tendensen binnen de domeinen van de psychiatrie, de outsiderkunst en creatieve therapie en dit op basis van interviews met personen die werkzaam zijn in deze gebieden. Hieruit zal blijken dat waar de psychiatrie historisch gezien eerst diagnostische, esthetische en therapeutische waarden toekende aan de kunst, er nu een sociale dimensie over hangt. Er broed een maatschappelijk debat rond stigmatisering, de vraag naar erkenning, ondersteuningsmogelijkheden, inclusie en aanvaarding. De zoektocht naar de relatie tussen kunst en psychiatrie is dus zeker nog niet achterhaald en beweegt zich verder op andere domeinen.
i
INHOUDSOPGAVE DANKWOORD .......................................................................................................I ABSTRACT ...........................................................................................................I INHOUDSOPGAVE .............................................................................................. II
INLEIDING ......................................................................................................... 5
1
PSYCHIATRIE IN KUNST ............................................................................... 7 1.1 INLEIDING .................................................................................................. 7 1.2 EEN VERANDEREND WERELDBEELD ...................................................................... 8 1.2.1 Ontwikkelingen in de psychiatrie ........................................................... 8 1.2.1.1 Een greep uit de Geschiedenis van de psychiatrie ............................................ 8 1.2.1.2 Humanisering van de Britse psychiatrie .......................................................... 9 1.2.1.3 Humanisering van de Franse psychiatrie ......................................................... 9 Philippe Pinel (1745 - 1826) .................................................................................... 9 Jean-Etienne Esquirol (1772 – 1840)....................................................................... 10 Etienne-Jean Georget (1795 – 1828)....................................................................... 11 1.2.1.4 Humanisering van de Belgische psychiatrie .................................................... 11 Kanunnik Petrus Jozef Triest (1760-1836) ............................................................... 11 Joseph Guislain (1797-1860).................................................................................. 12
1.2.2 Ontwikkelingen in de medische wetenschappen .....................................13 1.2.3 Ontwikkelingen in de technologie .........................................................14 1.2.4 Ontwikkelingen in de schilderkunst .......................................................14 1.3 KUNSTENAARS ............................................................................................15 1.3.1 Kunstenaars en het thema psychiatrie in de schilderkunst .......................15 1.3.1.1 1.3.1.2
1.3.2 1.3.2.1 1.3.2.2
1.4
2
Francisco De Goya (1746 – 1828)................................................................. 15 Théodore Géricault ..................................................................................... 16
Psychisch gestoorde kunstenaars .........................................................17 Vincent Van Gogh (1853-1890) .................................................................... 17 Edvard Munch (1863-1944) ......................................................................... 18
BESLUIT....................................................................................................18
KUNST IN DE PSYCHIATRIE ........................................................................ 20 2.1 INLEIDING .................................................................................................20 2.2 ONTSTAANSGESCHIEDENIS ..............................................................................20 2.2.1 Grondleggers in de beschrijving en verzameling van outsiderkunst ...........20 2.2.1.1 2.2.1.2 2.2.1.3 2.2.1.4 2.2.1.5
Hans Prinzhorn (1866-1933) ........................................................................ 21 Marcel Réja (1873-1957) ............................................................................. 21 Walter Morgenthaler (1882-1965) ................................................................ 21 Jean Dubuffet (1901 – 1985) ....................................................................... 22 Roger Cardinal ........................................................................................... 23
2.3 INVLOED EN BEÏNVLOEDING .............................................................................23 2.3.1 Schilderkunst en outsiderkunst ............................................................23 2.3.1.1
Invloed op de moderne kunst ....................................................................... 23
ii
2.3.1.2
2.3.2 2.3.2.1 2.3.2.2
Vergelijking met de moderne kunst ............................................................... 24
Psychiatrie en outsiderkunst ................................................................25 Invloed van de psychiatrie ........................................................................... 25 Invloed op de psychiatrie............................................................................. 25
2.4 OUTSIDERKUNST VANDAAG ..............................................................................26 2.4.1 Terminologie .....................................................................................26 2.4.2 Profiel van de outsiderkunstenaar ........................................................27 2.4.3 De creatie van outsiderkunst ...............................................................27 2.4.4 Verzameling en tentoonstelling ............................................................28 2.5 OUTSIDERKUNSTENAARS ................................................................................29 2.5.1 Adolf Wölfli (1864-1930) .....................................................................29 2.5.2 Willem Van Genk (1927-2005) .............................................................30 2.6 BESLUIT....................................................................................................31
3
KUNST ALS THERAPIE ................................................................................ 32 3.1 INLEIDING .................................................................................................32 3.2 ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE CREATIEVE THERAPIE ...........................................32 3.3 BEGRIPSOMSCHRIJVING..................................................................................33 3.3.1 Definitie ............................................................................................33 3.3.2 Onderverdeling ..................................................................................34 3.3.2.1 3.3.2.2 3.3.2.3 3.3.2.4
Beeldende therapie ..................................................................................... 34 Dans- en bewegingstherapie ........................................................................ 34 Dramatherapie ........................................................................................... 34 Muziektherapie ........................................................................................... 35
3.3.3 Toepassingsgebieden ..........................................................................35 3.4 PEILERS VAN DE CREATIEVE THERAPIE .................................................................35 3.4.1 Creativiteit en het creatief proces .........................................................35 3.4.2 Therapie en rol van de therapeut .........................................................36 3.4.3 Behandeling en diagnostiek .................................................................37 3.5 THEORETISCHE KADERS ..................................................................................38 3.5.1 Psychoanalyse ...................................................................................38 3.5.2 Humanistische psychologie ..................................................................39 3.5.3 Cognitieve gedragstherapie .................................................................39 3.5.4 Systeemtherapie ................................................................................39 3.6 KUNSTENAARS ............................................................................................40 3.6.1 Wasili Kandinsky (1866-1944) .............................................................40 3.6.2 Jackson Pollock (1912-1956) ...............................................................40 3.7 BESLUIT....................................................................................................41
4
METHODOLOGIE ......................................................................................... 42 4.1 PROBLEEMSTELLING ......................................................................................42 4.2 ONDERZOEKSDESIGN ....................................................................................42 4.3 PROCEDURE ...............................................................................................43 4.3.1 Participanten .....................................................................................43 4.3.2 Interviews .........................................................................................43 4.3.3 Verwerking ........................................................................................43 iii
5
ONDERZOEKSRESULTATEN EN CONCLUSIE ................................................. 45 5.1 ONDERZOEKSRESULTATEN ...............................................................................45 5.1.1 De creatief therapeutische praktijk .......................................................45 5.1.1.1 5.1.1.2 5.1.1.3
5.1.2 5.1.2.1 5.1.2.2
5.1.3
De toepassing van creatieve therapie in de psychiatrie .................................... 45 Ervaringen bij patiënten .............................................................................. 45 De meerwaarde van creatieve therapie ......................................................... 46
Positionering van creatieve therapie .....................................................47 De verhouding van creatieve therapie tegenover verbale psychotherapie ........... 47 De verhouding van creatieve therapie tegenover outsiderkunst ........................ 47
Actuele tendensen ..............................................................................49
5.1.3.1 Tendensen binnen de creatieve therapie ........................................................ 49 5.1.3.2 Tendensen binnen de outsiderkunst .............................................................. 49 Populariteit van de outsiderkunst ............................................................................ 49 Het profiel en de sociale positie van de outsiderkunstenaar ........................................ 50
5.1.4 De therapeutische betekenis en waarde van kunst .................................51 5.1.5 Nood aan onderzoek en bewijskracht voor de relatie tussen kunst en psychiatrie .....................................................................................................52 5.2 BESPREKING VAN DE RESULTATEN ......................................................................53 5.2.1 Nood aan wetenschappelijk onderzoek ..................................................53 5.2.2 Nood aan ontmoetingsplaatsen ............................................................54 5.2.3 Spanningsvelden ................................................................................55 5.2.4 Een sociale dimensie in de relatie tussen kunst en psychiatrie ..................55 5.2.5 Een specifieke rol voor de orthopedagogiek ...........................................56 5.3 BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK ...................................................................56 5.3.1 Aantal interviews ...............................................................................56 5.3.2 Afbakening ........................................................................................56 5.4 AANBEVELINGEN VOOR VERVOLGONDERZOEK .........................................................57 5.5 CONCLUSIE ................................................................................................57
REFERENTIELIJST ............................................................................................. 59 BIJLAGEN ......................................................................................................... 64 BIJLAGE 1: AFBEELDINGENLIJST.................................................................................65 BIJLAGE 2: INFORMED CONSENT ................................................................................73 BIJLAGE 3: INTERVIEWSCHEMA ..................................................................................74 BIJLAGE 4: INTERVIEWS ..........................................................................................76
iv
INLEIDING Het idee voor het onderwerp kunst en psychiatrie is er gekomen toen ik in kader van mijn vooropleiding in het Sociaal-Cultureel Werk stage mocht lopen in het Museum voor Schone Kunsten in Gent en ik gefascineerd raakte door de verhalen achter de kunstenaars. Hoewel ik in die maanden zoveel mocht bijleren over kunstenaars, kunststromingen, composities en perspectieven van eeuwenoude kunst van vóór 1950, was mijn aandacht voor het persoonlijke aspect van kunst nooit veraf. Tekenend was toen ik voor het eerst ‘Portret van een kleptomaan’ door Théodore Géricault (1791-1824) zag in één van de museumzalen en leerde over hoe opmerkelijk het in die tijd was om mensen met een psychisch probleem zo humaan, kwetsbaar en zuiver te portretteren. Een ander verhaal in een iets latere periode, toont dan weer het kwetsbare bestaan van de kunstenaar aan. Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938), een Duits expressionist, kon de publieke vernedering niet langer aan toen zijn werk werd bestempeld als ‘entartete kunst’ ten tijde van het naziregime. Hij pleegde zelfmoord. De mate waarin psychisch lijden een impact kan hebben op de werken van een kunstenaar kwam voor mij naar boven toen ik mocht meewerken aan de tentoonstelling ‘Gustave Van de Woestyne’ (1881-1947). In zijn leven droeg hij enkele intense gebeurtenissen met zich mee en dat uitte hij ook op een heel persoonlijke manier in zijn werk, zoals het verlies van zijn 1-maand-oude dochter, de vroege dood van zijn geliefde broer Karel Van de Woestyne en zijn eigen fysieke aftakeling. Mijn interesse in creatieve therapie kwam er tijdens het vak Orthopedagogiek van Gedrags- en Emotionele Stoornissen in 2011. Daarin mochten we ons naar eigen keuze verdiepen in een vernieuwende behandelingsvorm in het begeleiden van kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen. Ik koos toen voor de methodiek ‘Art Therapy’ omdat dit sterk aan populariteit geniet in Angelsaksische landen, maar bij ons minder bekend en ingeburgerd wordt binnen gangbare behandelingsvormen en in die zin wel vrij innoverend is in België. Bovendien ligt creativiteit en artistiek bezig zijn met groepen binnen mijn interesseveld. Outsiderkunst leerde ik kennen na enkele bezoeken aan het museum Dr. Guislain in Gent. Hun collectie aan outsiderkunst is op zijn minst bewonderenswaardig te noemen en collectiestukken worden dan ook telkens verwerkt in de tijdelijke tentoonstellingen. In het voorjaar van 2012 woonde ik ook de studiedag ‘Outsiders On The Map’ bij, waarin de nood aan erkenning van outsiderkunst en het verlangen naar meer Europese samenwerking uitvoerig in kaart werd gebracht. Het is deze studiedag die mij deed nadenken over de link(en) tussen psychiatrie en kunst en uiteindelijk de inspiratie bood tot het onderwerp van mijn masterproef. In deze masterproef wil ik via een uitgebreide literatuurstudie op zoek gaan naar hoe de relatie tussen kunst en psychiatrie zich heeft ontwikkeld doorheen de eeuwen en welke elementen deze relatie mee vorm gaven. Daarnaast wil ik ook duiden welk aandeel de outsiderkunst en creatieve therapie hadden binnen dit kunsthistorisch perspectief en hoe de overgang van psychiatrie in de kunst tot kunst in de psychiatrie is verlopen.
5
De psychiatrie, de outsiderkunst en de creatieve therapie zullen de drie hoofddomeinen vormen waarop deze studie leunt. In een eerste hoofdstuk staat de geschiedenis en de ontwikkeling van de psychiatrie centraal, waarbij ook linken worden gelegd naar de manier waarop de kunst zich positioneerde in de psychiatrie en hoe de twee verbonden raakten met elkaar. Het tweede hoofdstuk is volledig opgedragen aan outsiderkunst. Outsiderkunst beschouw ik als een belangrijke verbinding tussen de kunstgeschiedenis en de geschiedenis van de psychiatrie enerzijds en de implementatie van creatieve therapie in psychiatrische ziekenhuizen en andere domeinen van de gezondheidszorg anderzijds. Verschillende naslagwerken van psychiaters wezen op een toenemende belangstelling in de creatieve en kunstzinnige uitingen van psychiatrische patiënten. Hoofdstuk drie geeft een literatuuroverzicht van de creatieve therapie. Diverse ontwikkelingen op medisch en kunstzinnig vlak hebben uiteindelijk geleid tot de toepassing van creatieve therapie als psychotherapeutische behandelingsvorm. De gunstige effecten worden echter onderschat of zijn vooralsnog onbekend. Binnen dit alles zal blijken dat kunst naargelang de context verschillende betekenissen werd toegekend en dat de functie van kunst onderhevig is aan verandering. Bij elk van de drie peilers worden ook een aantal kunstenaars besproken die binnen het geschetste kader hun aansluiting vonden. Het zal in respectievelijke volgorde gaan over Goya, Géricault, Van Gogh, Munch, Wölfli, Van Genk, Kandinsky en Pollock. Uit het onderzoeksaspect van deze masterproef zal blijken dat de zoektocht naar de relatie tussen kunst en psychiatrie nog niet op zijn einde is. Aan de hand van interviews met mensen uit de drie domeinen: psychiatrie, outsiderkunst en creatieve therapie, ga ik op zoek naar actuele uitdagingen en evoluties die zich uit de relatie tussen kunst en psychiatrie hebben ontwikkeld. De hoofdstukken binnen de literatuurstudie zijn zo chronologisch mogelijk opgesteld, maar het spreekt voor zich dat enige overlap qua tijden onvermijdelijk was. De gebruikte termen in deze masterproef zijn in enige zin ook verbonden aan de tijdsperiode waarin deze gehanteerd werden. Voor referenties en de literatuurlijst werden de APA-richtlijnen, zesde editie, gehanteerd.
6
1
Psychiatrie in kunst
1.1
Inleiding
Wat is kunst? Het is een vraag die ons al jaren, decennia en eeuwen niet onberoerd laat. De betekenis van kunst is onderhevig aan historische, culturele en sociologische perspectieven. Er is zoveel mee verbonden: schoonheid, waarheid, status, eer, een financiële waarde, een emotionele waarde, een verhaal, een moraal,… Het is in ieder geval van onschatbare waarde en dat is het al sinds mensenheugenis. Denk maar aan de prehistorische grotschilderingen die overal ter wereld werden teruggevonden. Het vermogen om denkbeelden visueel weer te geven, bestaat al ruim 30 000 jaar (Spivey, 2005). Een beeld biedt een houvast aan dé verbeelding. Het antwoord op de vraag ‘wat is kunst?’, kan vanuit diverse wetenschappen gefundeerd worden. Duizenden pogingen zijn reeds ondernomen om kunst te vatten in een definitie. Van Dale (1984) omschrijft kunst als: “Het vermogen van de kunstenaar en de toepassing daarvan; het vermogen dat wat in geest of gemoed leeft of daarin gewekt is tot uiting of voorstelling te brengen op een wijze die schoonheidsontroering kan veroorzaken”. Qua uitoefening en conceptualisatie gaat kunst de psychiatrie vooraf, maar in principe is ook waanzin van alle tijden. Het was echter wachten op de eerste letteren om hier een notie van te krijgen. In de tijd van de oude Grieken werd een psychische aandoening aan de persoon toegeschreven. Hippocrates (ca. 460-370 v. C.) geloofde dat een geestesziekte te wijten was aan een onevenwicht van lichaamssappen (Allegaert, et al., 2012). Hij was het die voor het eerst een vorm van melancholie omschreef en dit toekende aan enerzijds zwarte gal en anderzijds een samenloop van nadelige levenservaringen (Akiskal, 2007). Aristoteles (384 – 322 v. C.) gaf op zijn beurt een vermelding over wat leek op episodes van manie en depressie en was daarmee de eerste persoon die symptomen wat we nu kennen als bipolaire stoornis omschreef (Akiskal, 2007). Al van oudsher wordt er een verbintenis gemaakt tussen kunst en waanzin. Het was vooral de filosoof en schrijver Plato (ca. 427 – 347 v. C.), leraar van Aristoteles, die de vroege link maakte tussen kunst en psychiatrie. Creativiteit was volgens hem een uiting van ‘theia mania’, of goddelijke waanzin. De inspiratie van kunstenaars beruste niet op zijn eigen verstand of vermogen, maar op dat van de muzen of de goden. Socrates (ca. 470 – 399 v.C.) beschrijft het als een ‘beheersing’ over de kunstenaar en geeft het voorbeeld van een dichter die fungeert als tolk voor de muze 1 (Oosterling en Prins, 1992). De relatie tussen kunst en psychiatrie kent vroege bepalingen. Er is onnoemelijk veel over geschreven. Het komende hoofdstuk geeft een uiteenzetting over hoe de psychiatrie een plaats kreeg binnen de schilderkunst en hoe zich dat verhoudt tegenover de geschiedenis van de kunst enerzijds en de geschiedenis van de psychiatrie anderzijds. Een hele reeks ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat kunst en psychiatrie dichter naar elkaar toe groeiden. De afstand tussen de twee werd doorheen de eeuwen deels overbrugd, maar er bleef ook een zekere marge behouden. 1
Muze betekent hier een kracht van goddelijke oorsprong. 7
1.2
Een veranderend wereldbeeld
De evolutie van hoe psychiatrie werd verheven als onderwerp van de kunst, gaat gepaard met veranderingen op religieus, sociaal, politiek, economisch en cultureel vlak. Mijlpalen in deze geschiedenis zijn de verlichting en de Franse Revolutie (Schoonenboom in Allegaert, et al., 2012 p37-40). De verlichting zou het begin betekenen van de moderne samenleving. Het was een bloeiperiode voor de kunst en de wetenschappen (Mohun, 2009). Het denkwerk geleverd in dit tijdperk was revolutionair. In een zoektocht naar de positie van de mens en naar rechtvaardigheid, werden de grondslagen voor de democratie gelegd. De secularisering had een transformatie van mensbeeld teweeg gebracht. Eén waarbij pogingen werden ondernomen om de scheidingen tussen sociale klassen te doorbreken en waarbij het individu meer op de voorgrond kwam te staan (Boime, 1991).
1.2.1
Ontwikkelingen in de psychiatrie
1.2.1.1
Een greep uit de Geschiedenis van de psychiatrie
Historisch gezien werd er op geheel andere manier met waanzin en geesteszieken omgegaan. Traditionele culturen en volkeren legden de oorzaak voor geestesziekte buiten de mens. Men geloofde in bovennatuurlijke krachten en Goden die met een zekere betekenis de mens vulde met bezetenheid. Men zocht kracht en genezing in rituelen, hemellichamen, kruiden, goddelijke offers en dit in combinatie met zang, dans en gebed (Allegaert, et al., 2012). In de Middeleeuwen beschouwde men geesteszieken als bezetenen. Hoe de mensen benaderd werden, werd sterk godsdienstig bepaald. Met de verspreiding van monotheïstische godsdiensten werd waanzin toegeschreven aan een straf van de almachtige God voor de zonden die mensen begingen. Demonen en bezetenheid door de duivel werden aangepakt door middel van exorcisme en hardhandige vervolgingen. Ook de link met toverij en hekserij werd gauw gemaakt. Heksenvervolgingen werden op ruime schaal uitgevoerd in het Middeleeuws Europa in de 16e en 17e eeuw. Vrouwen werden vooral geviseerd omwille van hun zwakkere positie in de maatschappij. Velen van hen vertoonden ziektebeelden als hallucinaties, hysterie en epilepsieaanvallen die bizar en verdacht gedrag uitlokten. Als dit vervolgens verbonden werd aan hekserij, werden zij naar de brandstapel geleid. (Allegaert, et al., 2012) Vanaf de 17e à 18e eeuw dacht men dat waanzin toe te schrijven was aan de overhand van dierlijke driften, waarneembaar via krampachtige, ongecoördineerde bewegingen van het lichaam en gezichtsuitdrukkingen (Wedekind, 2013). Mensen werden ondergebracht en opgesloten in kerkers, zonder enige vorm van therapie of behandeling (Allegaert, et al, 2012). De plaatsen waar geesteszieken werden opgenomen, werden pest- en dolhuizen genoemd. Deze bewaringsruimtes hadden het doel de maatschappij te beschermen. De eerste instelling ter wereld met dergelijke functie was het Bethlem Royal Hospital in Londen, of kortweg ‘Bedlam’, en dat al sinds 1247 (Bethlem Royal Hospital, 8
2014). Dolhuizen hadden niet enkel een bewaringsfunctie, maar golden ook ter vermaak van de bourgeoisie omdat ze werden opengesteld voor het publiek (Audenaert, 2012). “In the 18th century people used to go there to see the lunatics. For a penny one could peer into their cells, view the freaks of the "show of Bethlehem" and laugh at their antics, generally of a sexual nature or violent fights. Entry was free on the first Tuesday of the month. Visitors were permitted to bring long sticks with which to poke and enrage the inmates. In 1814 there were 96,000 such visits” (http://psychology.wikia.com/wiki/Bethlem_Royal_Hospital in Audenaert, 2012, p.5).
1.2.1.2
Humanisering van de Britse psychiatrie
In de loop van de 18e eeuw stond waanzin als tegenovergestelde aan verstand. De verstandhouding groeide dat een plotse overgang van verstand naar een toestand van waanzin mogelijk was. Het had als gevolg dat er van nu af aan moraliserend met het thema psychiatrie en bijgevolg ook met de behandeling van patiënten werd omgegaan (Wedekind, 2013). In 1758 werd voor het eerst over de ‘Moral Treatment’ of morele behandeling geschreven door de Britse arts William Battie (1703 - 1776) in ‘A Treatise on Madness’ (1758). Het zorgde voor een langzaam groeiend bewustzijn binnen de Engelse psychiatrie dat later ook naar Frankrijk zou overwaaien. Inhoudelijk betekent de morele behandeling dat er een afhankelijkheidsrelatie ontstaat tussen een individu en de arts of psychiater om psychologische beïnvloeding teweeg te brengen. Het gaat hier echter nog niet om een gelijkwaardige positie. De arts wordt gezien als een autoriteitsfiguur en zijn gezag moest gerespecteerd worden. Zijn rol is om meer inzicht te krijgen in de gedachtegang van de geesteszieke en een vorm van controle of beheersing te kunnen vinden op datgene waartoe de persoon gedreven wordt. Met de morele behandeling ontstond tevens het begin van de gestichtspsychiatrie. Het belang van de inrichting van instellingen kwam meer op de voorgrond te staan. Deze vorm van behandeling werd echter jaren later effectief in de praktijk toegepast door de Quakergemeenschap in het York Retreat vanaf 1792. Na de Franse Revolutie zou ook de Franse psychiatrie een ware hervormingsbeweging meemaken (Liégeois in Allegaert, et al., 2012, p. 57-60).
1.2.1.3
Humanisering van de Franse psychiatrie
Philippe Pinel (1745 - 1826) Van Philippe Pinel, de Franse psychiater, wordt gezegd dat hij de krankzinnigen heeft ontketend in de psychiatrie in Parijs1, maar hij was daarmee lang niet de enige die pleitte voor een humane behandeling van mensen met psychische problemen (Quétel in Wedekind, et al., 2013; Liégeios in Allegaert, et al., 2012, p. 57-60). Pinel heeft met eigen ogen gezien hoe brutaal en gewelddadig men met krankzinnigen omging vóór de Franse Revolutie, in een poging hen te onttrekken van het maatschappelijke leven. Velen onder hen stierven binnen de muren van de bestemde inrichtingen aan ontbering. Hij was een voorvechter voor mensenrechten en wou dat psychiatrische patiënten met 1
Afbeelding 1
9
voldoende aandacht verzorgd worden. Pinel was verrast door de diversiteit en complexiteit van waanzin, maar hij geloofde in menswaardige behandelingen en genezing. Hij deelde geesteszieken in 4 groepen in: patiënten met kans op genezing, twijfelachtige genezing, mogelijk herval en geen kans meer op genezing (Weiner, 1992). Hij had ook een sterke interesse in kunst en wist dit te combineren met zijn beroepsuitoefening. Hij gelooft dat overgevoeligheid van talentrijke personen een reden kan zijn waarom iemand gek wordt. In ‘Memoir on Madness’ uit 1794 schrijft Pinel: “Groups as diverse as investigators, artists, orators, poets, geometers, engineers, painters, and sculptors pay an almost annual price to the hospice for the insane. I have on more than one occasion stopped at the cell of a madman speaking about current affairs in the most elaborate terms and with great verve. The exalted imagination of poets also leads sometimes to madness, and I am often importuned by a confabulator who urges me to read his productions, while I see only the urgent need to subject him to treatment for madness. Recently I have watched one of the most distinguished sculptors of the Pantheon die in the hospice for the insane” (Pinel in Weiner, 1992, p. 728). Dit citaat getuigt van medeleven en respect dat hij voelt voor zijn medemens. Volgens hem gaat veel talent verloren onder de druk van de maatschappij en dat het veel moeite kost, maar daarom niet onmogelijk is, om dit te redden (Weiner, 1992). In 1801 schreef Pinel een casus over twee psychotische kunstenaars in Medical Treatise On Mental Disorder Or Mania. Hij zou daarmee de eerste psychiater zijn die over de geestesgesteldheid van kunstenaars in de psychiatrie schrijft (Black in Prinzhorn, 2011).
Jean-Etienne Esquirol (1772 – 1840) Jean-Etienne Esquirol volgde Philippe Pinel op als psychiater in het Salpêtrière ziekenhuis in Parijs. Ook hij geloofde in de kracht van de morele behandeling en dan vooral in de inzet van een bekwame arts in de therapie van geesteszieken. Meer dan zijn leermeester Pinel, streefde hij naar publieke erkenning van de psychiatrie (Boime, 1991). In 1838 stond hij mee aan de basis van de eerste Franse wet op krankzinnigenzorg (Wedekind, 2013; Liégeois in Allegaert, et al., 2012). Daaruit ontsproten over heel Frankrijk gespecialiseerde ziekenhuizen (Poirier, Clara, Barbara en Brousolle, 2012). Hij stelde de deuren open van het Salpêtrière ziekenhuis om er les te geven aan studenten geneeskunde. Zo verzekerde hij de verdere toekomst van de medische specialisatie en de verdere verspreiding van humane behandelingen in de psychiatrie. Lichaam en geest stonden in verbinding met elkaar dus in navolging van Pinel, hechtte Esquirol belang aan het uiterlijk overkomen van patiënten. Hij betaalde schilders en beeldhouwers om illustraties, gravures en gipsen afgietsels te maken van de gezichten van geesteszieken. Deze fysiognomische studies gebruikte hij in zijn eigen verzameling pubicaties ‘Des Maladies Mentales’1 in 1938 (Boime, 1991). Ze tonen portretten, mensen in dwangbuizen en mensen vastgegespt in bedden en stoelen. Daarnaast liet hij ook voor- en na behandeling studies maken van patiënten.
1
Afbeelding 2
10
Etienne-Jean Georget (1795 – 1828) Etienne-Jean Georget was een leerling van Jean-Etienne Esquirol en dat maakt hem derde generatie moderne Franse Psychiater (Boime, 1991). Hij speelde een belangrijke rol in de erkenning van de waardigheid van psychiatrische patiënten. Hij verwierf faam in de geestelijke gezondheidszorg door tal van publicaties over de classificatie en oorzakelijkheid van zenuwziektes, zoals onder meer: manie, melancholie, hysterie,… (Quétel in Wedekind, 2013). Zijn voorgangers gaven al een aanzet tot classificatie van psychische stoornissen, maar Georget schonk meer aandacht aan correcte wetenschappelijke benamingen met een meer humane connotatie (Boime, 1991). Omstreeks 1820 geraakt Georget bevriend met de kunstenaar Théodore Géricault (1791 – 1824) Géricault schilderde een reeks van 10 portretten in een psychiatrie in Parijs, die hij vervolgens schonk aan Georget. Het is niet geweten of Géricault de portretten maakte in opdracht van Dr. Georget, als studiemateriaal om een verband te kunnen zoeken tussen uiterlijke kenmerken en ziektebeelden, wat in die tijd wel werd aangenomen (De Rynck en Van der Lingen, 2007). Georget was echter geen aanhanger van de fysiognomie of gelaatkunde wat toen een enorme aanhang kende. De gelaatstrekken van geesteszieken waren individueel bepaald en konden volgens hem niet veralgemeend worden naar een daarbij aansluitende pathologie (Quétel in Wedekind, 2013). Misschien wou de schilder de sociale dimensie van de menselijkheid achter de waanzin schetsen, om de buitenwereld een beeld geven van de mensen die zich binnen de muren van de psychiatrie bevonden (De Rynck en Van der Lingen, 2007).
1.2.1.4
Humanisering van de Belgische psychiatrie
Kanunnik Petrus Jozef Triest (1760 -1836) Hoewel in andere delen van Europa de zorg voor geesteszieken vanuit medisch standpunt werd benaderd, werd de zorg voor geesteszieken in België vooral geleid door geestelijken, namelijk de Zusters en Broeders van Liefde, opgesticht door Kannunik Petrus Jozef Triest (Stockman in Allegaert, et al., 2012). Zij krijgen van priester Triest de opdracht mee om zich te ontfermen over de armen en zieken. In 1808 kregen de Zusters van Liefde de taak om de zorg voor vrouwelijke geesteszieken op te starten. Ze werden ondergebracht in het ‘vrouwenweeshuys’ of ‘zothuys’ in Gent. Naar het voorbeeld van de Zusters, namen vervolgens de Broeders van Liefde in 1815 de zorg voor mannelijke geesteszieken op zich. De kelders van het Gerard de Duivelsteen waren al sinds 1656 hun onderkomen en de leefomstandigheden waren er erbarmelijk. Mensen werden er als dieren aan kettingen gehouden. De broeders en zusters ontketenden hen en gaven hen een menswaardig bestaan terug, met nog belangrijker de mogelijkheid om te kunnen terugkeren naar de maatschappij. Beduidend was om de mannen en vrouwen in hun zorg terug structuur, regelmaat en dagbesteding te bieden. In 1825 contacteerde Triest Dr. Joseph Guislain naar aanleiding van zijn studie: ‘Traité sur l’aliénation et les hospices des aliénés’ (Stockman in Allegaert, et al., 2012 p. 54). Dit contact resulteerde tot het begin van een langdurige samenwerking, waarbij Dr. Guislain in 1928 hoofdgeneesheer van de afdeling voor geesteszieken werd in het Alexianenklooster (Stockman in Allegaert). 11
Joseph Guislain (1797 -1860) Joseph Guislain kan beslist de grondlegger van de Belgische psychiatrie genoemd worden. De arts onderschat de samenhang tussen lichaam en geest niet. Hij weet het medische met de morele behandeling te combineren. Waar het bij de medische visie vooral gaat om lichamelijke oorzaken van geestesziekte, en dus fysiek gerichte behandelingswijzen, gaat het bij de morele behandeling om een eerder therapeutisch benaderen van psychische problemen (Allegaert, et al., 2012). In 1857 werd in België het eerste psychiatrisch gesticht gebouwd. Dit kwam er in samenwerking met de Broeders van Liefde en dokter Joseph Guislain. Als zoon van een architect, had Guislain een enorm voordeel wat het ontwerp en de inrichting van het instituut betreft. Met een open bebouwing en een locatie buiten de stad, konden patiënten zich verzoenen met de natuur en meer tot rust komen (Muyllaert in Allegaert, et al., 2012, p.66-70). De behandelingsmethodes waren echter complex, evenals de dimensies die psychische ziektes bevatten. Schedelboringen, lobotomie, schriktherapie, inspuitingen en elektroshocktherapie behoorden tot de gangbare methodieken. Men associeerde het met onzuiver bloed en slecht functionerende organen. Het experimenteergehalte was groot en dit kende soms desastreuze gevolgen met de dood tot gevolg. Ondanks het optimisme die het humanisme van de 19 e eeuw siert, blijkt de nood aan psychische hulp groot en genezing is niet altijd mogelijk (Liégeois in Allegaert, et al., 2012). Joseph Guislain zag in dat kunst een speciale betekenis had voor geesteszieken. Hij was van mening dat kunst de patiënten naar buiten kon lokken en dat ze daarmee hun problemen zouden vergeten, maar hij was zich er wel van bewust dat niet elke patiënt hier baat bij zou hebben (Allegaert, et al., 2007). Hij en zijn opvolgers organiseerden arbeid in de vorm van ateliers. Door middel van actieve bezigheden zouden de patiënten hun gedachten kunnen verzetten. De focus lag op een zekere productiviteit en op de creatie van een eindproduct. Gestichten werden als het ware micro-economieën en werden deels zelfvoorzienend. Qua arbeid ging het over tuinieren, schrijnwerken en meubels maken. Daarnaast bestonden er meer ontspannende activiteiten, zoals dieren verzorgen, schilderen, tekenen, fotografie, handwerk en houtbewerking. Ook beweging en het opnemen van gezonde buitenlucht stonden hoog aangeschreven. Deze vorm van bezigheden zouden de voorlopers zijn van de creatieve ateliers zoals deze vandaag georganiseerd en begeleid worden in psychiatrische ziekenhuizen en –afdelingen. De zogenaamde arbeidstherapie ging door tot het begin van de 20 e eeuw. Nadien werd het tijdelijk vervangen door bed- en badverpleging omdat men geestesziekte beschouwde als een ziekte van de hersenen. Het vereiste een lichamelijke behandeling ter stimulatie van de bloedcirculatie (Cailliau en Mortier, in Allegaert, et al., 2012, p. 112-116).
12
1.2.2
Ontwikkelingen in de medische wetenschappen
De toenemende interesse van kunstenaars in de psychiatrie kwam er grotendeels ten gevolge van nieuwe ontwikkelingen op geneeskundig vlak, onder meer de fysiognomie of gelaatkunde, waarvan de Zwitserse theoloog Johann Caspar Lavater (1741-1801) één van de grondleggers was. In zijn studie ‘Physiognomische Fragmente zur Beförderung der Menschenkenntnis und Menschenliebe’ (1775-1778) ging hij ervan uit dat de vorm van de schedel bepaald werd door de intellectuele en morele capaciteit van de hersenen (Sauerländer, 1989 in Wedekind, 2013). Het gelaat zou dan symbool staan voor schoonheid of net voor lelijkheid zoals de gelaatskenmerken van armen vaak werden omschreven. Het lichaam was een veruitwendiging van de menselijke ziel en het karakter van een persoon. Deze opvatting zat vol esthetische vooroordelen maar werd destijds niet verworpen. Integendeel, het kende een enorme aanhang in Europa (Schoonenboom, 2012). Begin 19e eeuw ontwikkelde de Duitse arts Franz Joseph Gall (1758-1828) de frenologie of schedelleer. Door bepaalde vormen van de schedel waar te nemen en op te meten, dacht hij de karaktertrekken en aanleg van mensen te kunnen afleiden en toeschrijven volgens bepaalde hersenzones (Allegaert, et al., 2012). Het kende een bijzondere wetenschappelijkheid. Genieën, geesteszieken en criminelen werden naar voor geschoven in onderzoeken wegens hun uitsprekende karaktertrekken. Na 1820 kreeg de frenologie zelfs een pedagogische waarde. Men zou de toekomst van kinderen kunnen aangeven, op basis van schedelobservaties (Allegaert, et al., 2012). Césare Lombroso (1835-1909), Italiaanse criminoloog en psychopatholoog, pikt de fysiognomie verder op. Hij meent criminelen te herkennen op basis van uiterlijke kenmerken (Allegaert en Caillau, 2012). In 1864 schrijft hij zijn boek ‘Genius and Madness’, waarbij hij de verbinding maakt tussen het genialiteit en geestesziekte. Volgens hem lijden kunstenaars een vorm van aangeboren, morele gekte en hij noemt ze cultureel degeneratief. Hij legt bij wijze van vergelijking een collectie kunst van psychiatrische patiënten, foto’s en objecten aan om zijn stellingen te bewijzen (Rhodes, 2000). De werking van het menselijk lichaam en dan voornamelijk de anatomie en functie van de hersenen groeiden aanzienlijk aan belangstelling, zowel in de medische wereld als in het kunstencircuit. De geneeskunde had in die tijd immers de kunst nodig om alle onderdelen van het menselijk lichaam zo nauwkeurig mogelijk te vereeuwigen. Kunstenaars werden geacht om mensen af te beelden op zo’n manier dat het innerlijke of datgene wat er in het hoofd van de mens omgaat, uiterlijk waarneembaar zou zijn in de expressie van het gelaat. Alleen zo kon de verbinding tussen lichaam en geest visueel weergegeven worden (Bell, 1824 in Allegaert, et al., 2012). De extremen wat betreft intelligentie en moraliteit kwamen daardoor in de belangstelling te staan: “genieën, gekken en criminelen” (Wedekind in Allegaert, et al, 2012 p 118). Vanaf 1820 werd de psychiatrie meer bio-medisch gericht. De morele behandeling maakte plaats voor een organische benadering. Vanaf de tweede helft van de 19 e eeuw zag ook de neurologie het daglicht. Wetenschappers en geneeskundigen hadden een bijzondere interesse in de
13
anatomie van de hersenen vanuit de gedachte dat een hersenletsel de oorzaak zou kunnen zijn van een psychische disfunctie (Liégeois in Allegaert, et al., 2012).
1.2.3
Ontwikkelingen in de technologie
Met de komst van de fotografie leek voor de psychiatrie een nieuwe zichtbaarheid aan te komen en hoefden psychiaters zich niet meer te beroepen op de schilderkunst of portretkunstenaars om zogenaamde ‘koppenstudies’ te maken. Met foto’s konden voortaan objectieve beelden gemaakt worden. De eerste fotocollecties van psychiatrische patiënten werden genomen in Bedlam en in het Springfield Hospital in Surrey door psychiater Hugh Welch Diamond (Wedekind, 2013). Ook de ontdekking van de röntgenstralen door Wilhelm Röntgen (1845-1923) maakte kunst als illustratief medium voor de geneeskunde overbodig. De radiologie maakte het voortaan mogelijk om letterlijk interne beelden te maken van levende mensen. Destijds kon men pas een organisch deficit opmerken en onderzoeken via dissectie als de persoon reeds was overleden (Allegaert, et al., 2012).
1.2.4
Ontwikkelingen in de schilderkunst
In de kunstgeschiedenis zien we dat het accent zeer geleidelijk aan verschoven is van buitenwereld als onderwerp van kunst naar de weergave van het innerlijke van de mens. In de Middeleeuwen stond het beeld van de almachtige God centraal. Via de schilderkunst maakte men en verbinding tussen het onzichtbare, het Goddelijke en het zichtbare, namelijk de wereld. God was de essentie van de werkelijkheid en in die zin ook realiteit. De Renaissance (15e – 16e eeuw) brak enigszins met de dominante katholieke kunst en keert terug naar het oude Griekenland en Rome. Het spirituele maakte plaats voor een meer natuurlijk wereldbeeld, die nog steeds sterk religieus was, maar waar Goden een anatomisch menselijk gestalte kregen. In de 16 e en 17e eeuw kwam er een nieuwe stroming op in de rooms-katholieke landen, namelijk de Barok, die mettertijd begin 18e eeuw overging in de Rococo. Godsdienstige taferelen waren nog steeds belangrijk, maar de vraag naar portretten, landschappen, afbeeldingen uit het dagelijks leven en verhalen uit de mythologie steeg gestaag (Mohun, 2009). Midden 18e eeuw steeg de invloed van de verlichting en de heropleving van de Klassieke Oudheid. Deze stroming, verbonden aan politieke idealen, werd het Classicisme genoemd. Orde en rede traden hierbij op de voorgrond (Mohun, 2009). Het toenemend individualisme zorgde ervoor dat de mens meer centraal kwam te staan. De Moderne Tijd heeft zijn aanvang genomen met de Franse Revolutie. Een moderne samenleving met als leuze: liberté, égalité, fraternité. De essentie van de Moderne Tijd bestaat erin dat God van zijn voetstuk wordt gestoten en met hem is ook de schoonheid in kunst verdwenen. Er ontstaat een radicale breuk. De mens heeft het lot van de kunst in eigen handen genomen. De moderne kunst verzet zich tegen de traditionele dominante kunst en wil vrijheid creëren voor de mens (De Roo, 2009).
14
Het Classicisme raakt in strijd met een nieuwe stroming, namelijk de Romantiek (ca.1790-1850). Orde en rede maken plaats voor wanorde, rebellie en fantasie. Kenmerkende eigenschappen van deze kunststroming zijn de verbeelding, de emotie en het individualisme (Mohun, 2009). Het is pas in de Romantiek dat psychiatrie een waar onderwerp van de kunst werd. De toenemende wisselwerking tussen kunst en wetenschap en de breuk met de gangbare iconografie bracht de romantici ertoe om thema’s zoals verschrikkingen, waanzin, geweld en het bovennatuurlijke te gaan verkennen. Menig romantische kunstenaars geraakten geïntrigeerd door de menselijke psyche en verwerkten dit in hun schilderijen (Fornari in Wedekind, 2013). Waanzin werd beschouwd als een mogelijkheid om in contact te staan met de andere kant en geesteszieken werden zowaar opgehemeld (Van de Vijver, 2005). Kunstenaars namen een romantisch beeld voor van de getormenteerde melancholische genie en koesterden een diepgeworteld verlangen om zelf een bron van creativiteit te vinden (Reynaerts en Jones, 2014).
1.3
Kunstenaars
In dit alles mag ook de plaats van de kunstenaar niet onderschat worden. Langs de ene kant kunnen we een aantal kunstenaars situeren met een bijzondere affiniteit dan wel afgunst voor het thema waanzin of psychiatrie. Zo schilderde de Spanjaard Diego Velázques (1599-1660) nog met een eerder spottende visie over waanzin, maar was hij wel één van de grote voorbeelden van Francisco De Goya (Jimenez-Blanco, 2009). Eugène Delacroix (1798-1863) is dan weer een toonaangevend voorbeeld uit de Romantiek. Hij haalde veel van zijn inspiratie bij Théodore Géricault die op zijn beurt een reeks portretten van geesteszieken maakte (Mohun, 2009). Tezelfdertijd kampen een aantal bekende en befaamde kunstenaars met hun eigen psychische problemen. Hun werk drukte in ieder geval zijn stempel op de schilderkunst en opende ook de ogen van menig psychiaters. De kunstenaars die worden besproken, namelijk Vincent van Gogh en Edvard Munch, zijn slechts een kleine selectie uit een resem toonaangevende voorbeelden. Denk maar aan Henri de Toulouse-Lautrec (1864 – 1901) die na een kort maar turbulent leven overleed aan de gevolgen van overmatig alcoholgebruik en syfilis (Mohun, 2009) of Camille Claudel (1864 – 1943) de beeldhouwster en maîtresse van de wereldberoemde beeldhouwer August Rodin die aan psychosen leed en onder toezien van haar familie in een psychiatrische instelling werd geplaatst (Walleghem in Geerardyn, 2005). In latere periodes zullen er nog kunstenaars volgen waarbij de grens tussen het normale en abnormale betwistbaar is zoals de groten onder de grootsten: Pablo Picasso (1881-1973) en Salvador Dali (1904-1989).
1.3.1
Kunstenaars en het thema psychiatrie in de schilderkunst
1.3.1.1
Francisco De Goya (1746 – 1828)
De kunst van de Spaanse schilder Fransisco de Goya, is typerend voor de Romantische beweging. Naast veel portretten en scènes uit het dagelijkse leven, waagde hij zich later 15
aan meer diepgaande onderwerpen. Oorlogsscènes, gruwel en waanzin zijn niet ongewoon (Mohun, 2009). In 1794 schildert hij ‘Corral de locos’1 of ‘Yard with lunatics’, een beeld van 2 vechtende mannen in een gekkenhuis in Saragossa. Het is een bevestiging en tegelijk afzet tegen de dominante opvattingen van de bourgeoisie om ‘gevaarlijke’ krankzinnigen te onttrekken van de samenleving en op te sluiten in instellingen. Goya lijkt zichzelf te herkennen in de mensen die daar achter gesloten deuren terug te vinden zijn (Klein, 1998). Wanneer eerder bij hem een ziekte uitbreekt die zijn gehoor volledig wegneemt, komt hij in een isolement terecht. Naast een groeiend begrip voor geesteszieken, geeft het hem tegelijk een hernieuwde vrijheid, los van opdrachten en oordelen van academici. Hij brengt zijn fantasie, dromen en nachtmerries tot uiting. In de laatste jaren van zijn leven baseerde hij zijn werken op de duistere kanten van de menselijke ziel. Het worden zijn zwarte schilderijen genoemd (JimenezBlanco, 2009).
1.3.1.2
Théodore Géricault
Eén van de bekendste kunstenaars uit de Romantiek was Théodore Géricault (17911824). De Romantiek ging gepaard met radicale veranderingen die sterk emotioneel geladen waren. Géricault wist als geen ander die emoties in een esthetisch kader te vatten. Zijn schilderkunst typeert zich via onderwerpen zoals waanzin, verschrikkingen en geweld. Fysiek lijden werd door deze kunstenaar meermaals geschetst door studies van menselijke lichamen en afzonderlijke lichaamsdelen. Hij had een bijzondere interesse in de anatomie van de mens. Géricault breekt met traditionele weergaves en beweegt zich steeds meer op medisch terrein en weet dit ook heel realistisch weer te geven. Dit stootte echter op kritiek vanuit classicistische zijde omdat het afbreuk deed aan het schoonheidsideaal en de perceptie dat kunst de schoonheid moet vatten en aanleren (Wedekind, 2013). Meest sprekend is echter de weergave van psychisch lijden onder de vorm van portretten van geesteszieken. Rond 1820 begon hij met een serie portretten van geesteszieken 2. Van de 10 werken die hij schilderde, werden er in 1863 5 originele doeken teruggevonden op zolder bij de Franse arts Adolphe Lachèze. Deze werden bekend als de monomanieën, genaamd: de gokverslaafde, de kleptomaan, de kinderdief, de manisch jaloerse, en de militaire monomaan (Mohun 2009; Wedekind, 2013). Anders dan bij Goya en zijn eerder karikaturale beeltenis van waanzin, kiest Géricault een zeer waarheidsgetrouwe en menselijke aanpak om de portretten van geesteszieken te schilderen zonder de symptomen van ziekte extra in de verf te zetten. Het vervaagt als het ware de grens tussen het normale en het abnormale. Hij portretteert puur, zuiver en kwetsbaar. Hij geeft de bewoners uit de psychiatrie heel menselijk weer. Wat verschilt tussen de werken van Géricault en wetenschappelijke psychiatrische afbeeldingen van bijvoorbeeld Esquirol in Des Maladies Mentales (1838), is dat deze laatste sterk aanleunen bij de fysiognomie. De tekeningen zijn bestemd om een bepaalde
1 2
Afbeelding 3 Afbeelding 4 t.e.m. 8
16
ziektediagnose te illustreren en op deze manier medische classificatie mogelijk te maken (Wedekind, 2013).
1.3.2
Psychisch gestoorde kunstenaars
1.3.2.1
Vincent Van Gogh (1853-1890)
“Ask anyone who is your idea of the tortured artist, the mad genius. Chances are you’ll get one answer and just one answer: Vincent Van Gogh… Sliced his ear off, didn’t he?” (Schama en Beaven, 2011). Het verhaal van Vincent Van Gogh is zonder meer bekend. Hij was een gekke kunstenaar die tijdens zijn leven geen enkel werk verkocht, zijn oor afsneed en uiteindelijk zelfmoord pleegde. Zijn werken zijn ondertussen miljoenen waard. Wellicht heeft hij zijn roem te danken aan zijn turbulente en eenzame leven. Een zoektocht naar onbekende doelen en de zinvolheid van het bestaan. Vincent wou aanvankelijk predikant worden. Hij trok naar de koolmijnen in België om de armen te redden en hen het licht te tonen. Hij was er echter zo fanatiek in, dat hij werd ontslagen. Hij was toen al 30 en vond zijn nieuwe roeping in schilderen. Vincent zijn mentale toestand -hij leed aan epilepsie en zware depressies- was voor hem een geestelijke verlichting. Hij barstte van nieuwe ideeën over wat kunst kon zijn. Kunst bracht hem redding en troost. Hij wist zeker dat tekenen en schilderen in zijn bloed zat. Hij wou mensen diepgewortelde gevoelens laten zien (Beaven, 2011; Beaujean, 2005). Zijn broer Theo was kunsthandelaar in Parijs en Vincent stuurde zijn schilderijen naar hem op om die te kunnen verkopen. Zijn werk was zo donker en somber dat geen mens ze wou. Hij ging zwaar gebukt onder het feit dat niemand zijn schilderijen kocht. Hij was volledig afhankelijk van het geld dat Theo hem opstuurde. Na een bezoek aan Parijs, toen hoofdstad van het impressionisme, gebruikte hij veel meer kleur, maar zelfs dat hielp hem geen werken verkopen. Vincent raakte bevriend met de kunstenaar Paul Gauguin (1848–1903). Aanvankelijk had de aanwezigheid van Paul Gauguin een gunstige invloed op zijn werk. Hij schilderde landschappen, portretten en stillevens, waarvan de zonnebloemen1 het meest bekend zijn (zie bijlage). Hij schildert als bezeten. Een schilderij per dag en soms zelfs meerdere per dag. Gauguin is ietwat jaloers op het werktempo van Van Gogh en portretteert hem als schilder van de zonnebloemen2, uitgezakt op een stoel met een misvormd lichaam en gezicht, als gestoorde invalide. De toenemende spanningen en ruzies met Gauguin in combinatie met fysieke en psychische overbelasting leiden ertoe dat Vincent Van Gogh een deel van zijn rechteroor afsnijd (Beaven, 2011; Beaujean, 2005). Zijn buren zagen hem na deze gebeurtenis liever opgesloten en overhandigden daarvoor zelfs een petitie aan de burgemeester. In een brief aan zijn broer Theo drukt hij zelf de wens uit om in een gesloten instelling behandeld te worden. Hij wordt opgenomen in het gesticht van Saint-Paul-de-Mausole. Zijn steeds frequentere aanvallen en hallucinaties 1 2
Afbeelding 9 Afbeelding 10
17
doen bij hem de angst toenemen. Hij kreeg begeleiding van dokter Paul Gachet (18281909) die van mening was dat Vincent zijn lijden kon overwinnen en genezen door ijverig te schilderen. Daarop organiseerde hij zijn eigen arbeidstherapie door zeer intensief te schilderen in de hoop zo volgende aanvallen af te wenden. Ondanks zijn ziekte schilderde hij tussen de aanvallen door. Of hij zijn werken kon verkopen deed er niet meer toe. Suïcidale gedachten vullen zijn hoofd,maar hij probeert er een weg omheen te vinden, door wat anders dan te schilderen. Korenveld met kraaien 1 drukt zijn suïcidale wanhoop uit. Vincent Van Gogh schiet zichzelf op 27 juli 1890 in zijn buik en sterft 2 dagen later in het bijzijn van zijn broer Theo (Beaven, 2011; Beaujean, 2005).
1.3.2.2
Edvard Munch (1863-1944)
De Noorse schilder Edvard Munch, meest bekend van zijn werk ‘De Schreeuw’ 2, leed aan neurosen en depressies. Daarnaast was hij ook alcoholist, geobsedeerd door vrouwen en was hij zeer rusteloos. Dit gaf hem inspiratie om zijn pessimistisch wereldbeeld te uiten in felle en kleurrijke schilderijen met thema’s als het leven, de dood en wanhoop. Hij gaf zelf aan dat hij daarmee de ziel wou ontleden (Mohun, 2009). Hij was monomaan in zijn scheppingsdrang en liet maar liefst 1200 schilderijen en 4500 tekeningen na. Psychiatrische stoornissen zaten in zijn familie. Zijn zus Johanne Sofie was schizofreen en verbleef in een instelling. Na een zenuwinzinking in 1908 kreeg Munch elektroshocktherapie om de draaglijkheid van zijn leven te verhogen. Hij bleef stabiel, maar dit had ook een impact op zijn kunstenaarschap. Zijn leven en schilderstijl werden rustiger en vatten niet meer de sterke gevoelens uit zijn vroegere leven (Mierhas, 2011). Munch wordt heel vaak samen met Van Gogh genoemd als pioniers van het expressionisme. De onrustige penseelstreken en felle kleuren die ze beiden gebruikten, projecteerden hun innerlijke gevoelens over de ondraaglijkheid van het leven en het omgaan met een psychiatrische stoornis. De expressionisten zoals Kirchner, Kandinsky, Klee, Kokoschka,… volgden de weg die Van Gogh en Munch, weliswaar niet bewust, insloegen en tonen de mens in zijn eenzaamheid, vervreemding en angst, waarbij de functie van kleur voortaan gepsychologiseerd werd (Smeijsters, 2003).
1.4
Besluit
Waanzin als onderwerp van de kunst kent een lange geschiedenis die met aanvang van de verlichting en de Franse Revolutie voor het eerst uitdrukkelijk in de Romantiek in beeld werd gebracht. Het was in die tijd niet meer ongewoon om ziekte centraal te stellen in een kunstwerk. De schilderkunst stond toen niet langer in het kader van het esthetische, de schoonheid van de mens. Ook de psychiatrie kreeg een meer menswaardige indruk en de patiënten werden humaner behandeld. Men geloofde in het Westen niet meer dat ‘krankzinnigen’ bezeten waren door Goden of de duivel. Waanzin werd voortaan als een ziekte beschouwd. De mensen werden uit de taboesfeer en uit het isolement gehaald. Ze werden psychiatrische patiënten die toen aan een resem 1 2
Afbeelding 11 Afbeelding 12
18
behandelingen onderhevig waren. Er werd zeer experimenteel naar nieuwe behandelmethoden gezocht. Er ontstond een boeiende samenwerking tussen de kunstwereld en de medische wereld om studies van het menselijk lichaam te maken die onderdeel werden van menig publicaties over psychische aandoeningen. De afstand tussen creativiteit en psychiatrie was nooit ver, vermits ook artiesten, dichters en kunstenaars een opvallende verschijning bleken onder patiënten in instellingen en de interesse wekten van psychiaters. Kunstenaars waren zeer geïntrigeerd door de uitingen en betekenis van waanzin en waren zelf ook op zoek naar een bron van creativiteit en originaliteit. Deze relatie zou niet meer uit de belangstelling verdwijnen. Integendeel, er werd een helende werking aan kunst toegeschreven en er werden voorzichtige eerste stappen genomen om het ook als behandelingsvorm te verheffen.
19
2
Kunst in de psychiatrie
2.1
Inleiding
Het antwoord op de vraag ‘Wat is kunst?’, zoals reeds kort besproken in de inleiding van het eerste hoofdstuk, kan evenwel relatief en individueel verschillend zijn. Marcel Duchamp (1887-1968), de Franse avant-garde kunstenaar gaf de gevatte uitspraak: ‘Alles kan kunst zijn’ toen hij een urinoir, getekend R. Mutt, op een sokkel plaatste. ‘Ieder mens is een kunstenaar’, dat zei de Duitse kunstenaar Joseph Beuys (1921-1986), toen de academie een limiet oplegde aan het aantal studenten die aan een kunstopleiding wilden beginnen. Hij kreeg daarop zijn ontslag. (Spivey, 2005) De uitspraken van deze kunstenaars zijn meningen die niet door iedereen gedeeld werden, noch doorheen de geschiedenis, noch in huidige tijden. Dit is vooral treffend voor de outsiderkunst. Wanneer we de achtergrond van beeldend werk door psychiatrische patiënten onder de loep nemen, kent dit enigszins een turbulent verloop. Langs de ene zijde werden creaties van psychiatrische patiënten niet als kunst beschouwd omdat het niet voldeed aan de regels van de traditionele kunst. Aan de andere kant kregen ze ook geen aanzien als kunstenaars omdat ze geen kunstopleiding hadden genoten. Het volgende hoofdstuk gaat in op hoe kunst binnen de psychiatrie een vooraanstaande functie in nam. In een poging van psychiaters om erkenning te geven en te zoeken naar betekenisgeving achter de creatieve werken van psychiatrische patiënten wat betreft hun psychopathologie en later ook esthetische waarde, kwam de outsiderkunst onder brede aandacht te staan. De geschiedenis ervan is relatief kort en de begripsomschrijving blijkt niet steeds even duidelijk te zijn. De plaats van kunst binnen de psychiatrie is een bewogen terrein vol grijze zones en tegenstellingen: verwondering en afgunst, aanvaarding en uitsluiting, onopvallendheid en populariteit.
2.2
Ontstaansgeschiedenis
2.2.1
Grondleggers in de beschrijving en verzameling van outsiderkunst
De interesse en onderzoek naar kunstzinnige uitingen door psychiatrische patiënten kent zijn oorsprong vanaf de 19e eeuw. Psychiaters zijn zich steeds meer bewust van de dunne grens tussen psychiatrie en kunst of tussen geestesziekte en een schijnbaar onuitputtelijke creativiteit. Ze trachten de toegangspoort te vinden tot de denk- en belevingswereld van hun patiënten. Na een periode van kunst als middel van diagnosestelling, wordt ook de artistieke en esthetische kant geapprecieerd. Psychiaters en kunstkenners beginnen de werken van patiënten te bestuderen, te beschrijven en te verzamelen tot over de landsgrenzen heen. Pogingen worden ondernomen om deze spontane en unieke uitingen in een definitie te vatten die vandaag nog steeds gangbaar is. (Van Canneyt, 2008) 20
De volgende personen hebben een bijzondere bijdrage geleverd aan de groei en bekendmaking van outsiderkunst.
2.2.1.1
Hans Prinzhorn (1866-1933)
Hans Prinzhorn, Duitse psychiater en kunsthistoricus, kreeg als assistent in het psychiatrisch ziekenhuis van Heidelberg de opdracht om een collectie op te bouwen met werken van geesteszieken (Black in Przinhorn, 2011). Het zou één van de grootste collecties worden met meer dan 5000 werken van ongeveer 450 patiënten. Hij contacteerde daarvoor psychiatrische ziekenhuizen en privéziekenhuizen in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Nederland, de Verenigde Staten en Japan (Van Canneyt, 2008). In 1922 schreef hij ‘Bildnerei der Geisteskranken’, een geïllustreerde analyse van schizofrene en psychotische kunstenaars. Prinzhorn hanteert niet de term ‘kunst’ om de werken te verwoorden, maar ‘bildnerei’, te verstaan als beeldende activiteit (Black, 2011). Hij wil hiermee benadrukken dat deze creatieve expressievormen niet uit een idee zijn ontstaan met een vooropgesteld doel of betekenis. Het gaat om de spontane uitingen, los van een kunstopleiding of onderdeel van therapeutische programma’s (Van Canneyt, 2008). Met zijn uitgave leverde hij een bijdrage aan de psychologisering van kunst en bood hij een nieuwe bron van inspiratie voor moderne kunstenaars (Van de Vijver, 2005).
2.2.1.2
Marcel Réja (1873-1957)
De Fransman Paul Meunier, beter bekend onder het pseudoniem Marcel Réja, was naast psychiater ook kunstwetenschapper en dichter. In zijn publicatie L’art chez les fous erkende hij het belang van kunst voor personen met een psychiatrische problematiek (Rhodes, 2000). Hij verzamelde het beeldend werk van psychiatrische patiënten en was daarmee één van de eersten die deze kunstuitingen echt waardeerde. Daarnaast was hij ook gefascineerd door prehistorische kunst, kunst van primitieve volkeren en naïeve kunstenaars (Van Canneyt, 2008). Hij maakte overigens een opdeling van werken om een zekere selectie mogelijk te maken. Ten eerste was er sprake van grafische activiteit waar niet zozeer vormen uit afgeleid kunnen worden en die ook geen artistieke waarde toebedeeld krijgen. Een tweede onderscheid was de decoratieve kunst, waar vooral met vormen werd gewerkt. Tot slot volgde kunst die gedreven was door emoties (Van Canneyt, 2008). De catalogisering van de werken van de patiënten had als doel om een esthetische waarde toe te kennen aan de kunst. Kunst van geesteszieken werd gelinkt aan de toenmalige moderne kunst en het had tegelijk een enorme relevantie voor kunstenaars die zich afzetten van de traditionele waarden (Van Canneyt, 2008).
2.2.1.3
Walter Morgenthaler (1882-1965)
Walter Morgenthaler was een Zwitserse psychiater en psychotherapeut. Hij bracht één van de bekendste outsiderkunstenaars in beeld, namelijk Adolf Wölfli (1864-1930). De psychiatrische case-study over Wölfli was in 1921 baanbrekend en wekte wereldwijd 21
interesse (Van Canneyt, 2008). Morgenthaler wou Wölfli als het ware uit de medische sfeer halen en introduceren in de kunstwereld. De psychiater was ervan overtuigd dat Wölfli’s artistiek talent voortkwam uit zijn ziekte (Van de Vijver, 2005). Van zodra hij alleen was, keerde hij in zijn eigen universum dat voor Wölfli meer waarheidsgetrouw bleek dan de werkelijke wereld (Rhodes, 2000). Morgenthaler wou echter wel benadrukken dat Adolf Wölfli zijn kunstenaarschap evenveel betekende als zijn opname als patiënt maar de iconografie, compositie, stijl die Wölfli hanteert, gaan voor op de pathologie in zijn studie (Peiry, 1997). Tussen de jaren 1920 en ’30 bracht Morgenthaler meer dan 50 publicaties uit over psychopathologie en kunst (Baumann, 1995). De outsiderkunstenaar Wölfli zal op het einde van dit hoofdstuk besproken worden.
2.2.1.4
Jean Dubuffet (1901 – 1985)
Jean Dubuffet bedacht in 1949 de term Art Brut, wat staat voor pure kunst, vrij van culturele invloeden (Maclagan, 2009). Zijn definitie luidt: “We understand by this works made by people free from all artistic culture, in whom imitation, contrary to what happens with intellectuals, plays little or no part, so that their makers draw everything (subjects, choice of materials, means of transportation, rhythms, ways of writing, etc) from their own accounts and don’t borrow from the schemas of either classical or fashionable art. Here we witness the artistic process quite pure, raw, reinvented by its author in the entirety of its stages, starting off with only his own impulses.” (Dubuffet in Maclagan, 2009, p. 10) Jean Dubuffet had een antipsychiatrische ingesteldheid. Volgens hem willen psychiaters creativiteit genezen en hechten ze weinig belang aan de culturele en esthetische waarde aan het werk van hun patiënten (Van Canneyt, 2008). In zijn poging om tot een standvastige definitie te komen, wou hij zich dus zoveel mogelijk losmaken van de psychiatrie maar ook van de traditionele schone kunsten. Hij verfoeit culturele kunst die alle originaliteit mist (Ten Berge in Allegaert, et al., 2007 p. 27-44). Dubuffet schept een theoretisch kader voor kunst van psychiatrische patiënten en het krijgt meteen ook een grotere waarde toegekend. Het zijn meer dan doelloze krabbels en vluchtige fantasiebeelden. Hij ziet het unieke karakter ervan en verheft de art brut tot kunstvorm (Van Canneyt, 2008). Dubuffet bleef echter niet binnen de muren van de psychiatrie alleen zoeken. Ook in de buitenwereld waren voorbeelden te vinden van kunst die vrij was van alle sociale, culturele en academische invloeden (Van de Vijver, 2005). In 1945 verzamelt hij deze ‘rauwe kunst’ en stelt deze werken in 1947 tentoon in Parijs. In 1948 richt hij ‘Compagnie de l’Art Brut’ op om de Art Brut verder te verzamelen (Mohun, 2009). De vaste collectie Art Brut werd ondergebracht in het Musee de l’Art Brut in Lausanne, Zwitserland (Peiry, 1997). Door veranderingen op vlak van medicatie en behandeling in de psychiatrie en de toenemende mate aan externe beïnvloeding, ziet Dubuffet zich genoodzaakt een schemerzone naast de Art Brut in te bufferen, namelijk de annex collectie wat later door zijn opvolger Michel Thévoz de term ‘Neuve Invention’ (1982) zal krijgen. De Neuve 22
Invention zal meer aanleunen bij de term ‘Outsider Art’ van Roger Cardinal. (Van de Vijver, 2005)
2.2.1.5
Roger Cardinal
De Britse kunsthistoricus Roger Cardinal pakt in 1972 uit met de term ‘Outsider Art’. De term is breder dan de ‘Art Brut’ die door Dubuffet werd bedacht. Met Outsider Art worden kunstenaars aangeduid die buiten de wereld van de kunst leven en werken bijvoorbeeld psychiatrische patiënten, personen met een mentale beperking, gevangenen, druggebruikers, daklozen en bejaarden (Allegaert et al., 2007). Hij gelooft niet dat personen, ongeacht hun geestelijke conditie of sociale afkomst, los kunnen staan van externe beïnvloeding (Van de Vijver, 2005). Cardinal was tegen de gedachte dat wat als kunst werd aanzien werd bepaald door musea, tentoonstellingen, galerijen en kunstkenners. Mensen worden als het ware geconditioneerd om een vooringenomen idee van kunst met zicht mee te dragen dat culturele en historische overlevering mogelijk maakt (Van de Vijver, 2005). Cardinal gaat op zoek naar onvervalste kunst, “een zoektocht naar een echte, eerlijke, oorspronkelijke artistieke expressie.” (Van de Vijver, 2005, p. 29) Hij komt in zijn werk meermaals terug op de definiëring van ‘Outsider Art’ (Van de Vijver, 2005). Hij bewerkt de toelatingscriteria en de individuen of groepen die eraan toebehoren. Dat bewijst hoe moeilijk het is om de outsiderkunst in hokjes te plaatsen. De grenzen zijn flexibel.
2.3
Invloed en beïnvloeding
De vernieuwende blik die outsiderkunst met zich mee droeg, heeft duidelijk zijn sporen nagelaten in de psychiatrie en kunstkringen. Tentoonstellingen en vaste collecties van outsiderkunst vormden een ware inspiratiebron voor moderne kunstenaars. Hoewel één van de kerngedachten bij outsiderkunst stelt dat het vrij is van enige beïnvloeding, zal ze toch niet volledig gevrijwaard blijven van verdere medische ontwikkelingen. De functie van kunst in de psychiatrie wordt niet langer onderschat en zal op zijn beurt ook een aanzet geven tot een nieuwe wending wat betreft behandelingsvormen.
2.3.1
Schilderkunst en outsiderkunst
2.3.1.1
Invloed op de moderne kunst
De zoektocht naar originaliteit en de opkomst van de psychoanalyse van Freud en Jung zorgden voor een revelatie in het modernisme1 (Van de Vijver, 2005). Taferelen uit de realiteit werden inmiddels verworpen. Kunstenaars gingen op zoek naar een manier om het onderbewuste uit te beelden (Bryssinck in Geerardyn, 2005, p. 163-175). In de werken van ongeschoolden vinden ze creativiteit in zijn meest unieke vorm terug (Maclagan, 2009). Het geeft hen een gevoel verlost te zijn van de regels van de kunst en 1
Het modernisme is hier een verzamelnaam voor stromingen die vanaf c.a. 1900 aanvangen, waaronder het expressionisme, het kubisme, abstracte kunst, de Dada-beweging, het surrealisme. (Mohun, 2009)
23
ze zouden er een veruitwendiging van zuivere fantasie in herkennen (Van de Vijver, 2005). Van onder meer Paul Klee, Pablo Picasso en Max Ernst is het openlijk geweten dat zij inspiratie putten uit het exotische in primitieve kunst, de onschuld in kindertekeningen en de fantasiebeelden van psychiatrische patiënten (Rhodes, 2000). Ernst kende de Prinzhorncollectie goed en hij nam het initiatief om psychiatrische kunst te introduceren bij de surrealistische groep in Parijs (Rhodes, 2000). Moderne kunstenaars gingen op zoek naar het diepste van de ziel, zonder zelf in een permanente staat van waanzin terecht te komen. Waanzin was voor hen een metafoor voor absolute vrijheid waarmee ze zich maar al te graag willen identificeren. Om een staat te bereiken die deze vrijheid het meest kon evenaren, gingen kunstenaars te rade bij al dan niet hun eigen dromen, fantasieën, toestanden van hypnose en experimenten met drugs (Peiry, 1997).
2.3.1.2
Vergelijking met de moderne kunst
Er werd vanuit verschillende hoeken uitgehaald naar de grondige hervorming van de beeldende kunst, alsook de waardering van tekeningen, schilderijen, objecten, sculpturen en beelden van psychiatrische patiënten. Zo kon de Franse arts Ambroise Tardieu (18181879) zich moeilijk vinden in de evolutie die de kunstscène doormaakte en dit in de bloeiperiode van het impressionisme. Waanzin werd door hem samengebracht met al wat afweek van het academische en dus de moderne kunst. Hij ziet de creatieve expressies van patiënten als een bedreiging. Een stap dichter bij de afgrond. Enkel natuurlijke en realistische taferelen kunnen volgens hem rust bieden aan kwetsbare geesten. (Allegaert, Cailleu, De Preester, 2007) Het grootste dieptepunt zou echter jaren later plaatsvinden. Vanaf 1933 kwam de eugenetica op, onder bewind en propaganda van Adolf Hitler. Geesteszieken, personen met een fysieke beperking en mensen aan de rand van de samenleving werden als ondermensen beschouwd. De eugenetica greep terug naar de wortels van het Darwinisme: survival of the fittest. Er klonk een pleidooi om het menselijk ras zo zuiver mogelijk te houden met gedwongen sterilisaties, experimenten met gifgas en Nazivernietigingsprogramma’s tot gevolg. Er werd in dit betoog tevens verwezen naar de vergelijking die Lombroso maakte tussen zogenaamde ‘gedegenereerden’ en moderne kunstenaars. Met gedegenereerden bedoelt Lombroso: criminelen, hoeren, anarchisten en krankzinnigen. (Allegaert, et al., 2002, 2007) De opkomst van de eugenetica valt samen met de beweging van de ‘Entartete Kunst’ van 1937 tot 1941. Onder ‘Entartete Kunst’ of ontaarde kunst werd alles wat afweek van het klassieke begrepen (Van de Vijver, 2005). De tentoonstelling in Duitsland trok miljoenen bezoekers. ‘Zieke’ kunst, waaronder elementen uit de Prinzhorncollectie, werden samen met werken van Duitse impressionisten voorgesteld. Het had als doel om afgunst en onbegrip op te wekken voor al wat afwijkt van het normale. Dit werd vervolgens gebruikt als argument om al wat degenererend van aard is, te vernietigen. (Allegaert, et al. 2002, 2007) Het ironische aspect aan de beweging van de ontaarde kunst, is dat er na de tweede wereldoorlog een hernieuwde interesse ontstaat in kunst van psychiatrische patiënten. Onder aanhang van de Surrealisten ontstaat in Frankrijk een heropwaardering van 24
outsiderkunst en worden er nieuwe verzamelingen aangelegd ter compensatie van deze die vernietigd werden. Vanaf 1946 worden er in Parijs, weliswaar in een positief daglicht, terug tentoonstellingen georganiseerd (Rhodes, 2000).
2.3.2
Psychiatrie en outsiderkunst
2.3.2.1
Invloed van de psychiatrie
Met de komst van psychofarmaca in de jaren 1950 en ’60, werden de spontane artistieke uitingen van psychiatrische patiënten aan banden gelegd (De Roo, 2009). De spontane en intens creatieve uitingen slinken zienderogen. Het deed vermoeden dat de artistieke expressie inherent verbonden was aan psychisch lijden (Rhodes, 2000). Daarnaast werd de opnameduur aanzienlijk gereduceerd. De geestelijke conditie en symptomen van de patiënten worden ruwweg gestabiliseerd en de manier waarop ze zich kunnen uitdrukken veranderd (Allegaert, 2012). Ze vinden meer aansluiting bij het normale. De Art Brut, zoals omschreven door Dubuffet, komt onder druk te staan. De echte, zuivere outsiderkunst dreigde te verdwijnen (Van de Vijver, 2005). Dubuffet was niet opgezet met deze evolutie omdat het een aanslag vormde op de authenticiteit van Art Brut. Volgens hem waren de artsen in het begin van de eeuw niet bezig om geesteszieken te genezen. Ze verleenden hen de vrijheid om te creëren en waren ook tevreden over het feit dat ze zich effectief artistiek konden bezighouden (Rhodes, 2000). Hij was bezorgd dat de kwantiteit en kwaliteit van outsiderkunst naar beneden zou gaan, maar daar bracht de komst van kunstateliers verbonden aan een therapeutische setting verandering in.
2.3.2.2
Invloed op de psychiatrie
Vanaf de jaren ’50 krijgt kunst binnen de psychiatrie een nieuwe benadering. Na een diagnostisch en esthetisch kader, krijgt het nu ook een therapeutische dimensie. De Nederlandse psychiater Johannes Herbert Plokker (1907-1976) was één van de eersten die in 1955 een creatief atelier opricht in Nederland. Hij beschouwt echter creatief werken, zoals schilderen, tekenen en boetseren, enkel als een vorm van bezigheidstherapie die de dwangmatige patiënt een gevoel geeft actief bezig te zijn en het zelfvertrouwen doet vergroten. De werken die eruit voortkwamen dienden niet als middel tot diagnosestelling, maar Plokker was wel van mening dat de schilderijen en tekeningen gevoelens visueel konden weergeven die anders moeilijk te verwoorden waren. Door de werken van een patiënt op te volgen, meent hij ook verbetering of verslechtering van de psychische conditie te kunnen vaststellen. (Reith, 2007) In 1981 richt de Oostenrijkse psychiater Leo Navratil (1921-2006) in het Weense ziekenhuis Gugging ‘Haus der Künstler’ op, een afzonderlijk maar permanent atelier voor patiënten die hun artistieke kwaliteiten eer aandoet (Allegaert, 2002). Navratil tekende zelf al meer dan 20 jaar met zijn patiënten en zag een therapeutisch belang in het
25
creatief proces (Rhodes, 2000). Hij had een specifieke interesse in de relatie tussen psychose en creativiteit (Maclagan, 2009). Hij liet zijn patiënten regelmatig tekenen als vorm van onderzoeksmethode. Hij bracht medicamenteuze behandelingen tot een minimum en na klinische observaties bemerkte hij duidelijke verschillen in kunst tijdens depressieve en manische periodes. Hij verzamelde werken van patiënten in kortdurige behandelingen, acuut zieken en chronische patiënten (Van Canneyt, 2008). Hij hielp zijn patiënten erkenning te krijgen in galerijen en musea en faciliteerde op die manier hun voeling met het maatschappelijke leven (Safarova, 2012). Naar bovenstaande voorbeelden, richtten diverse instellingen in Europa een creatief atelier op. Het zouden de voorlopers van de creatieve therapie worden. Dergelijke plaatsen hadden niet de directe intentie om de verkregen werken aan de buitenwereld te tonen, al zou het wel leiden tot een toename in outsiderkunst (Maclagan, 2009). Artistieke expressie werd minder een persoonlijke handeling, maar meer een gestructureerde activiteit in een therapeutisch kader, waarbij niet het artistiek product, maar het creatief proces centraal komt te staan. (Allegaert, Cailliau en De Preester, 2007)
2.4
Outsiderkunst vandaag
2.4.1
Terminologie
Er is een duidelijke evolutie in de benaming en afbakening van outsiderkunst merkbaar. Waar het vroeger alleen om kunst uit psychiatrische instellingen ging, behoren er intussen een hele groep mensen toe die aan de rand van de kunst komen te staan. Er is doorheen de jaren gezocht naar een gepaste omschrijving waar iedereen zich in kan vinden, maar dit blijkt geen evidentie te zijn. Volgende benamingen worden door elkaar gebruikt: psychotische kunst, schizofrene kunst, geïsoleerde kunst (Allegaert, et al., 2007), visionaire kunst (Ten Berge, 2007), marginale kunst, art brut, outsiderkunst, psychopathologische kunst (Van der Endt, 2007),… . Het doet denken dat de reeks termen allemaal van elkaar verschillen, terwijl er in werkelijkheid meer overeenkomsten zijn (Van Der Endt, 2007). Tegenwoordig is de term ‘Outsider Art’ het meest gangbaar: “Outsider Art is the name given to works of art that are created outside the realms of mainstream art. It encompasses a wide range of creative expressions, from naive art 1 to art brut. Outsider Art bespeaks of the dreams, fears and fascinations of extraordinary people, and of the irrepressible creative urge of the homo ludens.” (De stadshof, 2012)
1
Naïeve kunst is niet van de hand van personen die aan de marge van de kunst staan, maar gemaakt door personen die absoluut geen kennis hebben van de kunstgeschiedenis, stijlen, stromingen en die nog nooit een tentoonstelling hebben bijgewoond (Allegaert, e.a., 2007). De onderwerpen uit de naïeve kunst staan dicht bij het persoonlijke leven van de kunstenaar. (Mohun, 2009)
26
2.4.2
Profiel van de outsiderkunstenaar
De waaier aan outsiderkunstenaars is ondertussen zo groot geworden dat het om verschillende maatschappelijke groepen gaat, zoals psychiatrische patiënten, personen met een verstandelijke beperking, personen uit het autismespectrum, druggebruikers, daklozen, gevangenen,… . De essentie van de kunstenaar blijft echter dezelfde. Hij moet op een authentieke wijze zijn eigen gevoelens of gedachten kunnen weergeven (Van de Vijver, 2005). Ten Berge (2007, p. 37) omschrijft de outsiderkunstenaar als volgt: “De typische outsider werkt in afzondering en heeft weinig moeite met deze situatie de stigmatisering van outsiders. Hij protesteert niet, roept niet om emancipatie, vecht niet voor erkenning, noemt zichzelf geen outsider en alleen dan kunstenaar wanneer hem dat door anderen wordt ingegeven, en is ten slotte niet eens altijd blij met alle aandacht die volgt op zijn ‘ontdekking” omdat dit hem stoort in zijn werkzaamheden.” Kritiek is ontstaan op het woordgebruik ‘outsider’ (Beelen in Allegaert, et al., 2007). Oorspronkelijk werd met het outsiderschap bedoeld op de positie die men inneemt buiten de kunst. Vaak wordt er nu begrepen dat outsiders zich aan de rand van de samenleving bevinden en dit ontneemt hen de kans op gelijkwaardigheid (Ten Berge, 2007). Dit valt bijvoorbeeld te bemerken in de definitie van outsiderkunst, zoals omschreven door kunstenaar en kunsttherapeut David Maclagan: “The term ‘Outsider Art’ refers, in a very open-ended way, to extraordinary Works created by people who are in dome way on the margin of society, and who, for whatever mixture of reasons, find themselves unable to fit into the conventional requirements – social and psychological, as well as artistic – of the culture they inhabit. What makes this work extraordinary is the fact that it is created by people who have no training and who are so far removed from ‘normal’ expectations that they may not even think of themselves as ‘artists’, let alone as ‘Outsiders’.” (Maclagan, 2009, p. 7) Het gebruik van de benaming ‘outsider’ heeft nu meer betrekking op sociale posities. Tegelijk is er een inclusievraagstuk aan verbonden. De bekendmaking en ontsluiting van outsiderkunst gaat gepaard met integratie, normalisatie en emancipatie van de outsiderkunstenaar (Beelen, 2007). Nu meer dan ooit worden zijn talenten en mogelijkheden bejubeld (Van Der Endt, 2007).
2.4.3
De creatie van outsiderkunst
De vroegste vormen van outsiderkunst ontstonden op hele kleine stukjes papier of stof (Rhodes, 2007). Via deze kleine uitingen konden psychiatrische patiënten, verzonken in hun eigen wereld, een notie weergeven van wat er in hun hoofd omgaat (Maclagan, 2009). In de artistieke uitingen geniet de outsiderkunstenaar een absolute vrijheid waarin hij zijn eigen werkelijkheid kan weergeven (Quaghebeur in Allegaert, et al., 2007). Het zijn daarom niet altijd vlagen van spontane creativiteit. De weergaves kunnen even goed representaties van wanen en hallucinaties zijn (Röske in Allegaert, et al., 2007). De werken vormen een samensmelting van de eigen persoonlijkheid en de wereld 27
van de kunstenaar (De Preester, 2005) De motivatie tot creatie van kunst ligt hem echter niet altijd in een psychische ervaring. Het komt even goed voort uit een nood om te communiceren, een verlangen om het dagelijkse leven terug op te pikken en/of een verzet tegen de gemarginaliseerde plaats in de samenleving (Röske, 2007). Visueel en inhoudelijk kenmerkt het merendeel van de outsiderkunst zich door oneindige herhalingen van composities, kleuren, persoonlijke onderwerpen en vormen (Marysse, 2005). Veel outsiderkunst ziet het levenslicht binnen ateliers die materialen aanbieden om tot creaties te kunnen komen. Daarbij kan begeleiding aanwezig zijn, maar hier rijst wel de vraag of de outsiderkunstenaar dan wel nog autonoom genoeg handelt. De eigenzinnigheid en inspiratie komt uiteindelijk toch van binnenuit en er valt weinig invloed op uit te oefenen (Beelen in Allegaert, et al., 2007).
2.4.4
Verzameling en tentoonstelling
De vondst en verzameling van outsiderkunst is in werkelijkheid meer een zoektocht dat berust op toeval, doorverwijzingen en spontane aanbiedingen. Het kan ook structureel gebeuren door onafhankelijke artistieke organisaties voor maatschappelijk kwetsbare groepen die tentoonstellingen organiseren. Door de komst van creatieve ateliers is er wel een soort zoekgemak ontstaan bij verzamelaars. Dit neemt echter niet weg dat er nog steeds goede outsiderkunst gemaakt wordt en te ontdekken valt. (Ten Berge, 2007) De selectie en waardeschatting van outsiderkunst verloopt anders dan op de reguliere kunstmarkt. Men kan niet dezelfde normen hanteren bij de beoordeling van deze werken. De compagnie de l’art brut volgde destijds 5 criteria in de selectie van outsiderkunst: sociale isolatie, de vrijheid van culturele invloeden, de aard van het werk, de autonomie van de kunstenaar en originaliteit (Peiry, 1997). Esthetische criteria voor verzamelaars zijn evenwel individueel verschillend (Röske, 2007). Ook de echte waarde van outsiderkunst is moeilijk te achterhalen. Vroegere outsiderkunstenaars konden niet meteen een geldwaarde toekennen aan hun eigen werk omdat ze er simpelweg geen idee van hadden (Peiry, 1997). Hun bedoeling was niet om hun kunst te verkopen. Ook hier is een verschuiving opgetreden. De toegenomen bekendheid van outsiderkunst maakt dat galerijen en verzamelaars grote bedragen willen neertellen voor dit genre (Niederreiter, 2012). Vandaag heeft het culturele landschap de deuren opengezet voor outsiderkunstcollecties. Het is de laatste jaren sterk genormaliseerd en gepopulariseerd (Niederreiter, 2012). In tentoonstellingsruimtes wordt ervoor gekozen om hedendaagse kunst en outsiderkunst naast elkaar te plaatsen (Quaghebeur, 2007). De grens tussen normaal en abnormaal is een belangrijk uitgangspunt in deze exposities. Bij het bezichtigen van kunst is het de creativiteit en originaliteit van het werk die de toeschouwer moet beroeren, en niet de pathologie van de outsiderkunstenaar. Toch is de verleiding groot om in de beelden een verhaal of een ziektebeeld te herkennen of op zoek te gaan naar een achterliggende betekenis (Maclagan, 2009).
28
2.5
Outsiderkunstenaars
2.5.1
Adolf Wölfli (1864-1930)
Adolf Wölfli1 is één van de bekendste outsiderkunstenaars te noemen. Hij heeft zijn faam te danken aan zijn behandelende arts Morgenthaler die een volledige studie aan hem en zijn werken toewijd. In de 30 jaar dat hij in de psychiatrie verbleef tot aan zijn dood, creëerde hij zijn oeuvre bestaande uit tienduizenden tekeningen, teksten en muziekstukken. Het inzicht in de kunst van Wölfli en zijn eigen ervaring met zijn psychose, zou een ander licht werpen op de bronnen van creativiteit. (Rhodes, 2000) Adolf Wölfli werd geboren in een arm gezin als jongste van 7 kinderen (Rhodes, 2000). Na het vertrek van zijn alcoholverslaafde vader, stierf zijn moeder amper een jaar later in 1870. Wölfli was toen 9 jaar. Hij werd gedreven tot kinderknecht bij pleeggezinnen en wordt daar meermaals het slachtoffer van psychische en fysische mishandeling (Spoerri, 1995). In 1895 werd hij opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis Waldau in Bern na incidenten van onzedig gedrag met minderjarige meisjes (Rhodes, 2000). Hij kreeg er de diagnose paranoïde schizofrenie en kende periodes van depressie en geweld (Spoerri, 1995). Pas vanaf 1899 begon hij spontaan en onophoudelijk te tekenen (Dierinck, 2005). Gezien dit een manier was om hem kalm te houden, kreeg hij onder aanmoediging van de artsen steeds meer materiaal aangeboden (Rhodes, 2000). Zijn behandelende artsen zagen in die tijd niets meer dan onzin en chaos in de tekeningen. Vanaf 1907 leert Wölfli de arts Walter Morgenthaler kennen, die de monografie Ein Geisteskranker als Künstler aan hem opdraagt (Spoerri, 1995). Wölfli heeft van bij de vroege jaren van zijn opname tot aan zijn dood een ongeziene spontane scheppingsdrang en gaat voortdurend componeren, schrijven en tekenen (De Preester, 2005). Het gaat niet zomaar creatief bezig zijn. Hij voelt zich psychisch genoodzaakt om te creëren en beleeft er zelf geen plezier aan (Dierinck, 2005). Zijn eigen universum kan hij zelf beheersen en het compenseert met de echte wereld die aan zijn controle ontsnapt (Lemereis, 1995). De werken van Wölfli geven een denkbeeldige reis door het kosmische leven weer dat draait rond de dood en wedergeboorte (Spoerri, 1995). Hij gebruikt ongeremd symbolen en figuren om de ruimte van het blad te vullen want hij heeft een obsessieve angst voor leegte (Meijer, 1995). Zo staat zijn gebruik van vogels volgens Morgenthaler symbool voor zijn seksueel verlangen (Rhodes, 2000). Ondanks zijn isolement, verwerkt hij toch actuele thema’s in zijn verhalen: vrouwen, een moederfiguur, natuur, politiek, dieren, technologie, het stadsleven,… (Spoerri, 1995). Het vormt zijn connectie met de buitenwereld. De publicatie van Morgenthaler zorgde voor de belangstelling van Wölfli als artiest en dat is hem zelf ook niet ontgaan. Hij ziet een commercieel doeleinde in zijn kunst. Met de opbrengst kan hij nieuw materiaal aankopen. Morgenthaler verzon de term ‘broodkunst’ voor de werken die hij voor anderen maakt. De tekeningen zien er anders uit dan wat hij voor zichzelf maakt. Ze bevatten meer structuur en symmetrie (Spoerri, 1995). Na de
1
Afbeelding 13
29
dood van Wölfli in 1930 werd het terug stil rond de kunstenaar, tot zijn werken in 1945 door Jean Dubuffet werden herontdekt (Baumann, 1995).
2.5.2
Willem Van Genk (1927-2005)
Willem van Genk1 was een internationaal bekende outsiderkunstenaar uit Nederland. Hij werd als jongvolwassene bij de zwakzinnigenzorg ondergebracht, waar hij zich absoluut niet thuis voelde Na onderzoeken zou blijken dat hij autisme en schizofrenie had. Meermaals in zijn leven werd hij gedwongen opgenomen in de psychiatrie en ziekenhuizen tot hij eind jaren ’90 in een bejaardentehuis terecht komt. (Van Berkum, in Allegaert, et al., 2010) Hij bouwt via zijn kunst een eigen universum op. Het is zijn poging om vat te krijgen om de wereld rondom hem (De Preester, 2005). De kunst die hij maakte, was bestemd voor zichzelf. Hij wou er beter en sterker uit worden (Van Berkum, 2010). Willem Van Genk behoort niet toe aan de eerste generatie outsiderkunstenaars, diegenen die vrij stonden van elke kunstzinnige beïnvloeding. Uit zijn persoonlijke boekencollectie bleek hij een aantal kunstboeken te beschikken, wat maakt dat hij in zekere zin op de hoogte was van kunststromingen en zelfs outsiderkunst. Naast zijn interesse in kunst, had hij ook een fascinatie voor architectuur, reizen, de USSR en regenjassen. Iets wat duidelijk in zijn werken terugkomt. Hij gaat op een bepaald moment naar de academie, maar verkoopt geen werken. Het zijn onmisbare elementen geworden die zijn universum bouwen en deel uitmaken van zijn persoon als kunstenaar. Wanneer verschillende musea voor outsiderkunst zijn werk ontdekken en hij ook op de particuliere kunstmarkt succes heeft, nestelt hij zich in het kunstenaarschap en verkoopt hij een deel van zijn werk. Door de erkenning die hij krijgt, herovert hij zijn plaats in de maatschappij. Hij krijgt daarbij de nodige ondersteuning van zijn familie (Allegaert en Marius, 2010). De drijfveren van waaruit Van Genk werkt, zijn te linken aan bepaalde levenservaringen. Hij raakt in de ban van machtsposities nadat hij in de tweede wereldoorlog hardhandig door de Gestapo werd ondervraagd. Hij zou deze gebeurtenis lang als herinnering met zich meedragen. Ook het seksuele en zijn positie tegenover vrouwen keert regelmatig op de voorgrond. Zijn oeuvre heeft iets weg van een gestructureerde chaos waarbij verschillende thema’s, steden, gebouwen, mensen, treinen, geschriften, citaten, kleuren, handschriften,… door elkaar te vinden zijn. Alles wat hij rondom zich ziet zijn signalen. In zijn werken wil hij betekenisvolle verbanden aanbrengen die voor buitenstaanders niet zozeer voor de handliggend zijn. (van Berkum, 2005, 2010).
1
Afbeelding 14
30
2.6
Besluit
Kunst van psychiatrische patiënten had vroeger een diagnostische betekenis. Het werk stond voor een veruitwendiging van een stoornis of ziekte. Uitzonderlijk creatieve geesten werden gekoppeld aan waanzin en verkeerdelijk bestempeld als gevaarlijk voor de maatschappij, zoals dit het geval was in Nazi-Duitsland en de ‘Entartete Kunst’ beweging. Het accent van beeldende werken als middel van diagnosestelling krijgt geleidelijk aan een esthetische waarde en wereldwijd worden er collecties aangelegd die oorspronkelijk onder de noemer Art Brut vallen, zoals geconceptualiseerd door Jean Dubuffet. Hij zorgde ervoor dat de outsiderkunst buiten de muren van de psychiatrie kon treden en een intrede kon maken in de buitenwereld. Art Brut ontstaat onafhankelijk van de mainstream kunst, het komt voort uit een innerlijke drang en kunstenaars zijn zich niet bewust van kwaliteitseisen of commerciële doeleindes van kunst. De outsiderkunst heeft een sterke invloed gehad op de kunstwereld die er hun inspiratie uit haalde. De moderne kunst maakte het haast onmogelijk om nog een onderscheid te kunnen maken tussen outsiderkunst en insiderkunst, met andere woorden de reguliere hedendaagse kunst. Met de opkomst van antipsychotische medicatie, de massamedia en de groei van kunsttherapeutische praktijken, werd de authenticiteit van Art Brut gefnuikt. De outsiderkunst, zoals die in de eerste helft van de 20 e eeuw werd verzameld was uniek. De patiënten van wie de werken afstamden, maakten ze zonder bedoeling deze tentoon te stellen en zonder beïnvloeding van buitenstaanders omdat ze vaak in sociaal isolement leefden maar dit dreigde in verval te staan. Ondanks deze evoluties is er nog steeds outsiderkunst te vinden en musea en galerijen willen daar gerust een grote som geld voor betalen. De Art Brut werd deels vervangen door het begrip ‘Outsider Art’ van Roger Cardinal die een bredere groep voor ogen heeft. Het gebruik van de benaming ‘Outsider Art’ is intussen zo vaag geworden, dat het voor interpretatie vatbaar is. Outsider heeft nu meer een maatschappelijke connotatie dat wijst op sociale uitsluiting. Het benadrukt het anders zijn van de kunst en van de kunstenaar. Naast een diagnostische en esthetische zijde van kunst in de psychiatrie, weerklinkt een therapeutische benadering van kunst. Het focuspunt verschuift naar een creatief proces, eerder dan een eindcreatie. Onder de aandacht voor outsiderkunst kregen creatieve ateliers de kans om uit de startblokken te komen. Na de tweede wereldoorlog werd kunst aanzien als therapeutisch middel. Het zouden de beginselen van de huidige creatieve therapie vormen.
31
3
Kunst als therapie
3.1
Inleiding
Het antwoord op de vraag ‘wat is kunst?’ rijst ook in dit onderdeel naar boven. Maar dan eerder, wat kan kunst betekenen binnen een therapeutische context? Volgens Farokhi (2011) is kunst een psychotherapeutisch middel om een oplossing te bieden voor pedagogische en psychologische problemen. Kunst is geladen met ervaringen en emoties en kan in een creatief therapeutische setting als medium gebruikt worden om meer inzicht te verwerven in de menselijke psyche. Kunst kan ook een communicatiemiddel zijn in die zin dat het op een non-verbale manier problemen, emoties en innerlijke conflicten naar boven kan brengen. Via visuele hulpmiddelen kunnen gedachten en gevoelens getoond worden die moeilijker in woorden te vatten zijn. Het verkregen artistiek product fungeert als medium om een verbale interactie teweeg te brengen tussen therapeut en cliënt. Het is de bedoeling dat de persoon inzicht krijgt in zijn problematiek en onder begeleiding van de creatief therapeut streeft naar bewustwording en positieve verandering. (Farokhi, 2011) Vanuit de toenemende interesse en praktische toepassingsgebieden van kunst in de psychiatrie is de beeldende creatieve therapie of kunsttherapie gegroeid. Ondertussen is creatieve therapie een koepelbegrip voor beeldende-, bewegings- drama- en muziektherapie. Dit hoofdstuk zal een beeld weergeven van wat creatieve therapie net inhoud, op welke theoretische kaders het gefundeerd is en hoe het zich verhoud tot verbale therapievormen. Centraal staat het creatief therapeutisch proces, de rol van de therapeut en de handelingsgerichtheid van de methodiek. Ook de verschilpunten en tegelijk aanknopingspunten tussen kunst en creatieve therapie zullen aan bod komen. Het is voorbarig om te stellen dat creatieve therapie voortvloeit uit outsiderkunst, maar processen in de ontdekking, conceptualisering en herkenning van de therapeutische kracht van kunst hebben hierin ongetwijfeld een rol gespeeld.
3.2
Ontstaansgeschiedenis van de creatieve therapie
In de historiek van de outsiderkunst is naar boven gekomen hoe kunst stilaan werd aangewend als praktische therapievorm. Vooral in het naoorlogse Europa begonnen creatieve ateliers1 en vormen van beeldende therapie zich te ontwikkelen (Van Canneyt, 2008). Van de bezigheidstherapie bij Dr. Plokker tot de inbreng van kleine opdrachten door Dr. Navratil en de gelijktijdige opkomst van de psychoanalyse van Freud en Jung, heeft de beeldende creatieve therapie vorm gekregen (Reith, 2007). Vanaf de jaren ’50 krijgt kunsttherapie in Frankrijk een officieel statuut toegekend na internationale tentoonstellingen rond psychopathologische kunst. Het officiële begrip ‘Art therapy’ 2 komt 1
Bemerk dat er een verschil is tussen een creatief atelier en creatieve therapie. In een atelier staat het therapeutische niet voorop (Fol, 2005). Hoewel vaak verbonden aan geestelijke gezondheidszorg, gaat het om artistieke ontplooiing en niet om persoonsontwikkeling. 2 Art Therapy is het Engeltalige equivalent aan creatieve therapie. Art therapy kan echter ook vertaald worden als beeldende therapie of kunsttherapie, wat in de beginperiode zo was, maar het staat ook nu bekend als koepelbegrip voor beeldende therapie, muziektherapie, dramatherapie en dans- en bewegingstherapie.
32
er door de Brit Adrian Hill (1895-1977) na verschijning van zijn boek ‘Art against illness’. Zijn doel was om art therapy te institutionaliseren en te verspreiden (Araque, 2005). Gedurende de jaren ’60 doet het zijn intrede in psychiatrische ziekenhuizen en passen vooral psychiaters, psychologen, verzorgend personeel en ergotherapeuten dit toe, alvorens het mogelijk werd om een opleiding als creatief therapeut te kunnen volgen. Vanaf dan geniet kunst echt een therapeutische dimensie en komt het los van een uitsluitend esthetisch opzicht (Araque, 2005). Eind jaren ’70 ontwikkelt er zich in het art therapy werkveld een nood naar wetenschappelijk onderzoek (Metzl, 2008). Dit omdat het domein verwoed heeft gezocht naar een identiteit en een manier om zich te kunnen onderscheiden als waarachtige therapeutische discipline (Metzl, 2008). De vraag naar wetenschappelijke fundering bleef niet onbeantwoord. De art therapy zocht naar verbindingen met kunst, wetenschap, gezondheid en educatie. Ondertussen is het tot een interdisciplinaire behandelingsvorm uitgegroeid (Metzl, 2008). Het gebrek aan theoretische fundering en wetenschappelijke bewijskracht is in huidige tijden de grootste valkuil voor creatieve therapie (Malchiodi, 2003). Het is een domein dat, ondanks de decennia lange implementering in diverse settings van de gezondheidszorg, nog steeds volop in ontwikkeling is. De constante stroom aan nieuwe toepassingsgebieden maakt dat art therapy of creatieve therapie een relatief nieuw veld blijft. Het heeft fundamenten gevonden in zoveel kaders en psychologische modellen dat de stijl van creatieve therapie vandaag eclectisch is (Malchiodi, 2003).
3.3
Begripsomschrijving
3.3.1
Definitie
“De benaming ‘Creatieve Therapie’ overkoepelt de gespecialiseerde behandelingsvormen beeldende therapie, dans- en bewegingstherapie, dramatherapie en muziektherapie. Deze worden ingezet in de behandeling van cliënten met psychosociale problemen en/of psychiatrische stoornissen waarbij het medium beeldend, dans, drama of muziek op een methodische wijze wordt ingezet.” (Belgische Vereniging voor Creatieve Therapie, 2012) Creatieve therapie is dus een handelingsgerichte therapievorm waarbij men gebruik maakt van creatieve middelen. Dit brengt een vorm van indirecte communicatie met zich mee waarbij cliënten onbewuste of moeilijk te verwoorden ideeën, gedachten en gevoelens tot uiting kunnen brengen (Nijmanting, 2008). In het dagdagelijkse leven zorgen uiteenlopende bezigheden voor ontspanning. Het belang van deze activiteiten wordt vaak onderschat, in die zin dat de gevoelens die ermee gepaard gaan niet altijd opgemerkt worden. De kunstuitingen die binnen de creatieve therapie worden aangewend, zijn al van in de vroegste beschavingen een onderdeel van het dagelijks bestaan (Muijen en van Marissing, 2011). Afbeeldingen, dans en muziek hebben sinds mensenheugenis een bijzondere betekenis, bijvoorbeeld het eren van goden, vieren van een goede oogst,… Ze hadden niet zozeer met vermaak en beleving van emotie te maken, maar wel met religieuze betekenisgeving. Deze uitingen en de waarde die men eraan hecht zijn cultureel gebonden en geëvolueerd (Grabau en Visser, 2002). 33
3.3.2
Onderverdeling
3.3.2.1
Beeldende therapie
Via beeldend werk gaan cliënten onuitgesproken ervaringen, verdrongen emoties of conflicten met behulp van materiaal (tekenmateriaal, verf, klei, papier,…) losmaken en uitbeelden (Smeijsters, 2008b). Het is geen vereiste dat een kunsttherapeut ook een kunstenaar is. Een kunstenaar drukt iets van zichzelf uit in zijn werk, heeft een eigen kunstzinnige visie en een specifieke techniek die hij toepast. In de therapeutische setting staat het persoonlijke aspect voorop, waarbij men een eerder objectieve houding heeft ten opzichte van de materialen die gebruikt worden. Veelzijdigheid van een kunsttherapeut is een must. Hij/zij moet in staat zijn om verschillende technieken en materialen meester te zijn en deze ook methodisch over te brengen naar de cliënten of patiënten toe (Avelingh, 1997). Deze therapievorm wordt vaak toegepast bij kinderen, jongeren en volwassenen die sociale, cognitieve, gedrags- en emotionele problemen hebben (Belgische Vereniging voor Creatieve Therapie, 2012). Het grote voordeel van deze manier van werken is dat het een visueel alternatief bied voor gedachten en gevoelens die moeilijk in woorden te vatten zijn (Farokhi, 2011).
3.3.2.2
Dans- en bewegingstherapie
Bij dans- en bewegingstherapie staat de expressie van gevoel en emotie in beweging van het lichaam centraal. Via dans en beweging ervaren cliënten een eenheid tussen lichaam en geest. Het lichaam als instrument en dans als proces helpen integratie en groei van de persoonlijkheid te bevorderen. Het spreekt voor zich dat non-verbale communicatie en de interpretatie ervan een belangrijke peiler is. Beweging en houding drukken de gevoelens uit wanneer taal tekort schiet. (Smeijsters, 2008a; Belgische Vereniging voor Creatieve Therapie, 2012)
3.3.2.3
Dramatherapie
Dramatherapie helpt om de persoonlijkheid en gevoelens op een gepaste manier uit te drukken, zowel van zichzelf als van anderen. Via theatertechnieken zoals improvisatie, sociodrama, toneel, story telling, fantasiespel, poppenspel,… probeert men contact met anderen te stimuleren. Men legt een sterke focus op het gevoelsmatige en op verbale capaciteiten. Interacties tussen mensen worden getraind via spelsituaties. Deelnemers aan een dramatherapiesessie kunnen eveneens van op een afstand kijken naar hun eigen situatie en verhalen verzinnen, geïnspireerd op hun eigen leven. Daarbij kijkt men vaak naar de rollen die mensen aannemen in relatie tot hun omgeving. De therapeutische doelen omvatten symptoomvermindering, stabiliseren of verbeteren van emotioneel en psychisch evenwicht en persoonlijke groei bevorderen. (Smeijsters, 2008a; Belgische Vereniging voor Creatieve Therapie, 2012)
34
3.3.2.4
Muziektherapie
Muziektherapie gaat verandering, ontwikkeling en acceptatie bewerkstelligen op sociaalemotioneel, cognitief en lichamelijk vlak. Het is zowel receptief (muziek beluisteren) als actief (muziek maken). Hier probeert men het ritme, tempo, de melodie en harmonie te koppelen aan innerlijke gevoelens. Er worden dus associaties gemaakt tussen muziek en gevoel en het is eveneens gericht op de activering van het lichaam. (Smeijsters, 2008a)
3.3.3
Toepassingsgebieden
Creatieve therapie is geen langdurig intensieve therapievorm. Het kan ingezet worden bij verschillende doelgroepen en in verschillende omstandigheden. Het is vooral een zeer bruikbare methodiek voor personen die het moeilijk hebben om zich verbaal uit te drukken (Farokhi, 2011). Het fungeert als compensatiemiddel voor waar woorden tekort schieten. Binnen de psychiatrie is creatieve therapie een vast onderdeel geworden in een multidisciplinair programma (Smeijsters en Cleven, 2006). Hoewel beeldende en creatieve methodieken oorspronkelijk voort kwamen uit de psychiatrie, zijn de toepassingsgebieden ondertussen legio. Vooral in Angelsaksische landen, waar Art therapy van veel meer aanhang geniet, kent het een grote aanhang. Enkele groepen of ziektebeelden waar art therapy voor ingezet wordt, zijn: personen met een verstandelijke en fysieke beperking, kinderen met leerstoornissen, ADHD, depressie, kankerpatiënten, HIV-patiënten, dementerenden, drugsverslaafden, kinderen met gedrags- en emotionele stoornissen, mensen met een dubbeldiagnose, PTSD, enzovoort. (Malchiodi, 2003; Dere-Meyer, et al., 2011)
3.4
Peilers van de creatieve therapie
3.4.1
Creativiteit en het creatief proces
Een creatief werk of een kunstwerk komt niet uit zichzelf tot stand. Tussen een idee en een eindproduct wordt een heel proces doorlopen. Bij een creatief proces zijn minimale condities in de omgeving nodig maar ook een individueel creatieproces. De psychoanalyse, waar ook de creatieve therapie zich op berust, biedt veel verklaringsmodellen voor het belang van dit proces (Geerardyn, 2012). In de kunst gaan kunstenaars die een oeuvre creëren ook zichzelf creëren. Mensen zijn nooit af. De psychoanalyse biedt een zicht op het wordingsproces die continu en dynamisch verder loopt. In de creatieve zoektocht van kunstenaars komen onuitgesproken, niet-talige thema’s aan bod die een licht werpen op de identiteit van die persoon (Bryssinck, 2005). Creatie betekent niet alleen een transformatie van materie, maar ook van individu (Vandevelde, 2013). Voor sommige kunstenaars is het scheppingsproces meer van belang dan de uitkomst ervan (Fol, 2005) Het creatieproces kent een helende werking (Van Eeckhout, Willems, Buytaert, 2004). Zo kan kunst bijvoorbeeld een symptoom van een ziekte zijn en door te creëren kunnen kunstenaars zich genezen of hun lijden draaglijker maken (Késenne in 35
Geerardyn, 2005). Dit is ook zo bij de creatieve therapie. De creatieve therapie gaat ervan uit dat iedereen de mogelijkheid heeft om zich creatief te uiten en dat het product dat eruit voortkomt ondergeschikt is aan het therapeutisch proces dat eraan vooraf gaat (Malchiodi, 2003). Creativiteit wordt meteen gekoppeld aan het creatief materiaal dat voor handen is bij de aangewende methodes. Vooral bij beeldende therapie is de materiaalkeuze breed en zal dit ook aansluiting vinden bij de gekozen opdracht. Creativiteit binnen de therapie betekent echter niet dat er een creatieve aanleg moet zijn. Er hoeft geen kunst gecreëerd te worden en er zijn geen artistieke normen. Het creatief product kent meer een persoonlijke waarde eerder dan een esthetische. Het gaat er in de eerste plaats om andere gedachtepatronen te exploreren en creatiever of vindingrijker in het leven te kunnen staan waar nieuwe inzichten en gedragspatronen kunnen ontwikkelen. (Nijmanting, 2008)
3.4.2
Therapie en rol van de therapeut
Naar analogie met de klacht en/of het persoonlijke streven van de cliënt zal er een behandelingsplan opgesteld worden waar er therapeutische doelen worden gesteld. De richting die de cliënt uit wil, zal door een therapeut ingevuld worden met passende interventies, al naargelang het medium (beeldend, drama, beweging of muziek). Er zal gesteund worden op theoretische kaders die de werkbasis van creatieve therapie mee bepalen en uiteraard ook op het creatief proces die de cliënt samen met de therapeut volgt. (Nijmanting, 2008) Creatieve therapie wordt in verschillende fases doorlopen (Blomdahl et al., 2013). Ten eerste kan een persoon tijdens het creatief proces gedachten en gevoelens op een non-verbale manier uiten. De artistieke creatie die daarop volgt, heeft vooral betrekking op ervaring en beleving bij een creatief medium. Tot slot komt ook een verbale reflectie aan bod, waarbij de cliënt en therapeut de betekenisgeving en narratieven verkennen. De job van de creatief therapeut is gevarieerd en bestaat eruit de cliënt te activeren en kennis te laten maken met diverse kunstvormen opdat ze een gevoels- en gedragsmatig veranderingsproces zouden doormaken. Hij moet daarbij verschillende technieken zowel in de breedte als in de diepte kunnen hanteren. De therapeut geeft hierbij opdrachten die haalbaar moeten zijn voor de cliënt en waarmee hij zelfstandig aan de slag kan. De therapievorm moet immers laagdrempelig blijven. Zelfs in situaties waarin nauwelijks of geen sprake is van inzicht in de eigen problematiek, van wil tot veranderen of formulering van hulpvraag, kan toch een creatief therapeutische behandeling aangewend worden (Budde, 2008). Weerstand is inherent aan verandering en ook hier zijn gepaste strategieën voor. Het proces die de cliënt doormaakt en de ervaringen die hij in de therapeutische ruimte opdoet zijn uiterst waardevol. Het mag nooit alleen om het artistieke resultaat gaan. De creatief therapeut neemt waar hoe de cliënt werkt, helpt als hij meer ondersteuning vraagt, geeft suggesties, aanmoedigingen en gaat in op hoe de persoon omgaat met het kunstzinnig medium en eventuele problemen die hij ervaart (Nijmanting, 2008). Dit impliceert inzicht in bewuste en onbewuste handelingen die cliënten stellen. Al doende krijgt de cliënt meer zelfvertrouwen en leert hij een nieuw
36
aspect van zichzelf kennen en waarderen. (Mees-Christeller, 2006; Grabau en Visser, 2002)
3.4.3
Behandeling en diagnostiek
Vermits zijn aansluiting met de psychiatrie, is creatieve therapie ook medisch georiënteerd. De behandeling is gericht op het terugdringen van een stoornis, het verminderen van symptomen, het voorkomen van degeneratie in het functioneren en het bevorderen van psychosociaal welzijn. Met behulp van een creatief medium die verbonden is aan specifieke methoden, technieken, materialen en interventies, kunnen cliënten meer inzicht verwerven of een verbetering ervaren in hun cognitief en lichamelijk functioneren of hun psychisch welbevinden. De therapie kan zowel individueel als in groepsverband, bijvoorbeeld rond een gemeenschappelijke klacht plaatsvinden. Creatieve therapie kan ook binnen een gezin worden toegepast. De behandeling gaat dan over belevingen binnen het gezin, relatievorming tussen de gezinsleden, en creatieve processen van de individuele leden. (Grabau en Visser, 2002; Belgische Vereniging voor Creatieve Therapie, 2012) Creatief therapeuten baseren hun behandeling op een diagnose, bijvoorbeeld zoals omschreven in de DSM IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). De DSM maakt vermelding van een activiteitsgraad, zoals verminderde interesse in activiteiten, passiviteit,… en vermits creatieve therapie net handelingsgericht is, kan het inspelen op deze symptomen. De therapeuten zullen bepaalde items van de DSM in het mediumgedrag herkennen, maar dit wil niet zeggen dat er daarom met zekerheid sprake is van een bepaalde stoornis (Smeijsters, 2003). Het is niet de bedoeling om ziektebeelden af te lezen uit de kunstzinnige uitingen of producten die tot stand komen. Het proces leidende tot dat product kan dat wel. Eva Mees-Christeller (1996) wijst op de gevaren van een diagnostische beoordeling: - Het gevaar dat men iemand al na één of enkele werkstukken op basis van zijn stemming of ziekte in een bepaalde categorie gaan plaatsen en niet meer gaan openstaan voor andere mogelijkheden van de persoon. Men richt zich op de pathologie in het product waardoor het persoonlijke aspect naar de achtergrond dreigt te verdwijnen. - De cliënt kan zich onvrij voelen en wantrouwen krijgen omdat hij merkt dat hij geanalyseerd wordt. Het kan de spontaniteit van het creatief werken doen afnemen. - De therapeut kan het toekomstbeeld van de cliënt uit het oog verliezen, zodat niet het gezonde, maar het verstoorde beeld uitgangspunt wordt van de therapie. De creatieve therapeut werkt een behandeling uit, deels gebaseerd op aanknopingspunten met de diagnostiek. Men moet immers weten welke klachten zich aandienen en op welke manier dit het best aangepakt kan worden, m.a.w. welke doelstellingen voorop staan en welke methoden ingezet kunnen worden. Zorg op maat is zeker aan de orde. De voorkeuren van de cliënt zelf staan voorop en wegen meer door dan een DSM-IV-classificatie.
37
3.5
Theoretische kaders
Zoals eerder vernoemd, geeft Smeijsters (2003) met volgend citaat de eclectische houding van creatieve therapie aan: “De creatieve therapie baseert de creatief-therapeutische methoden, werkvormen en technieken mede op bestaande kennisvelden zoals de psychologie en ontwikkelingspsychologie, de psychotherapie, psychiatrie, orthopedagogiek, neuropsychologie, fysiologie enzovoort.” (Smeijsters, 2003, p.48) De cliënt krijgt een behandeling die bij zijn probleem past en die hij ook wenst. Niet de behandeling die binnen een instelling of organisatie voorradig is. In de praktijk levert vraaggericht werken soms problemen op omdat instanties een bepaalde behandelvisie hebben en de therapeuten werken vanuit een bepaalde theoretische achtergrond (Smeijsters, 2008b). Het getuigt van weinig flexibiliteit wanneer alle cliënten op dezelfde manier, volgens die bepaalde theorie behandeld worden. Idealiter stelt men verschillende therapeuten aan die anders geschoold zijn en waarbij uit een ruimer aanbod een behandeling gestart kan worden die aansluit bij de problematiek van de cliënt. Men gaat dus bij voorkeur eclectisch tewerk, namelijk door elementen en eigenschappen uit verschillende theoretische stromingen te gaan combineren. Het komt de behandeling ten goede als deze door meerdere therapeutische disciplines gedragen wordt.
3.5.1
Psychoanalyse
De psychoanalyse van Sigmund Freud (1856-1939) en Carl Gustav Jung (1875-1961) is één van de belangrijkste kaders waarop creatieve therapie zich fundeert. Dit is vooral te wijten aan de samenvloeiing van de psychoanalytische benadering van kunst en de opkomst van beeldende therapie binnen hetzelfde tijdsbestek (Heenan, 2007). Vanuit de psychoanalyse richt de creatieve therapie zich tot het blootleggen van bewuste processen die door afweermechanismen naar het onbewuste zijn verdrongen (van Lamoen – Domisse, 2011). De cliënt gaat dus doorheen het artistieke medium gedachten, emoties en ervaringen gaan externaliseren die via verbale taal nog niet aan het licht kwamen. Soms kunnen de creatieve producten bewust of onbewust een symbolische betekenis hebben. Het is een aanwijzing voor wat er zich in het onbewuste afspeelt. De interpretatie van deze betekenissen worden door de therapeut en de cliënt zelf achterhaald door middel van reflectie op het creatief proces en – de uitkomst. Vanuit de object-relatietheorie gaat men vooral inspelen op de effectieve beleving van de cliënt en de relatie tot de omgeving (Smeijsters, 2008b). Persoonlijkheidsontwikkeling is hierbij een werkpunt. Het impliceert dat in de ontplooiing van creatief talent iemands eigenheid in de wereld komt te staan door middel van identificatie met beelden (van LamoenDomisse, 2011).
38
3.5.2
Humanistische psychologie
Het humanistisch gedachtegoed, en dan vooral de humanistische visie van Maslow en de Rogeriaanse psychotherapie, is voor de creatieve therapie zeer invloedrijk. Anders dan bij de psychoanalyse gaat de humanistische psychiatrie meer aandacht schenken aan de positieve aspecten van de mens, waaronder liefde en creativiteit. De creatieve therapeut gaat in op de manier waarop iemand zelf zijn problemen ervaart via de beelden die hij voor kan leggen en niet zozeer op de interpretatie van diens gedrag. Hij helpt de cliënt op weg om zijn eigen gevoelens te exploreren door voldoende ontplooiingskansen te bieden en actief op zoek te gaan naar mogelijke hulpbronnen. Binnen het kader van het creatief proces staat vrije wil en zelfrealisatie voorop. Het achterliggende idee is dat creativiteit niet los staat van geestelijke gezondheid en een bron van welzijn is. Het maken van kunst kan gezien worden als een betekenisvolle zoektocht naar het zelf, diens identiteit en mogelijkheden. (Malchiodi, 2003; Smeijsters, 2008b)
3.5.3
Cognitieve gedragstherapie
De principes van de cognitieve gedragstherapie hebben betrekking op gedrag en veranderen van cognities die met dat gedrag gepaard gaan. Negatieve attributies die worden toegekend aan zichzelf worden door middel van creatieve opdrachten omgebogen. Zelfs de symptomen die met het sterk negatieve gevoel geassocieerd gaan, kunnen gereduceerd worden. Creatieve middelen kunnen ook ingezet worden als bekrachtiger van of beloning voor gewenst gedrag. Hoewel de cognitieve gedragstherapie van nature sterk verbaal is, kunnen beelden helpen om bijvoorbeeld veranderingsstrategieën zich visueel voor te stellen. Tussen therapeut en cliënt wordt er sterk gereflecteerd over cognities die via beeldend materiaal of via imaginaire beelden tot uiting komen. (Malchiodi, 2003; Smeijsters, 2008bb)
3.5.4
Systeemtherapie
Een systeem is meer dan de som van losse elementen. Er bestaat een hele context rond. In de context van gezinstherapie worden naast gesprekstechnieken ook beeldende middelen ingezet. Dit blijkt vooral werkkrachtig voor gezinnen die minder verbaal zijn ingesteld, of die net te verbaal blijken te zijn door bijvoorbeeld om problemen heen te praten en niet over problemen. Bovendien is beeldend werken voor gezinnen met jonge kinderen ook aangewezen, omdat zij zich moeilijker met woorden kunnen uitdrukken. De creatieve opdrachten hebben onder meer als doel om interactiepatronen tussen familieleden weer te geven, weerstand te reduceren, inzicht te verwerven in problemen en emoties en probleemoplossingsvaardigheden aan te leren. (Klijn en Scheller-Dikkers, 2006)
39
3.6
Kunstenaars
Creatieve therapie op zich brengt geen kunstenaars voort. De verbinding met kunst blijft wel prominent aanwezig. Hieronder volgt een beeld van kunstenaars die we even goed hadden kunnen situeren op een andere plaats binnen deze studie, maar die in hun manier van werken invloedrijk zijn geweest als inspiratiebron voor creatieve methodieken.
3.6.1
Wasili Kandinsky (1866-1944)
Kandinsky1 was één van die moderne kunstenaars die inspiratie haalde uit kindertekeningen. Zijn werken werden vertoond op de tentoonstelling ‘Entartete Kunst’. Hij wordt één van de pioniers van de abstracte kunst genoemd. Zijn schilderijen barsten van kleur en nemen zeer energetische vormen en bewegingen aan. Kandinsky liet zich soms leiden door muziek en probeerde dit vervolgens om te zetten in beeld. De creatieve dynamiek ligt hem in het gebruik van kleur en vorm en de symboliek die de kunstenaar daaraan hechtte (Smeijsters, 2008b). Hij zag een spirituele kracht in kunst en stelde dat kleur en vorm met elkaar kunnen communiceren, zonder dat ze daarom moeten beantwoorden aan de werkelijkheid. Aan elke vorm en kleur kende hij eigenschappen toe. Zo kon de betekenis van het kleur rood verschillen naargelang intensiteit en context. Het kon bijvoorbeeld staan voor een vlam, een vurig verlangen maar het kon even goed bloed en pijn symboliseren (Mohun, 2009).
3.6.2
Jackson Pollock (1912-1956)
Jackson Pollock2 had met zijn levensloop makkelijk een plaats kunnen krijgen naast Van Gogh en Munch. Zijn schilderijen waren ongezien, maar achter zijn kunst verschool er zich een verwrongen geest. Jackson Pollock is met zijn action painting een van de bekendste artiesten binnen het abstract expressionisme van na 1945. In 1947 start hij met het maken van drip paintings. Hij goot verf uit op doeken en liet die van stokken druppelen. Daarmee was ook de toon gezet voor een nieuwe manier van schilderen, namelijk zonder het gebruik van schildersezels en penselen. Hij liep en bewoog constant op en over de doeken heen om vloeiende, vrije bewegingen te vereeuwigen op doek en haalde zo meteen het begrip ‘compositie’ onderuit. Hij hanteerde zijn schildersstok in dansende bewegingen van hand, arm en lichaam en liet zich daarbij leiden door zijn onbewuste. De werkwijze van Pollock is voor de beeldende therapie uitermate interessant omdat hij het toeval liet spelen in zijn handelen. Het proces is belangrijker dan het product en in het geval van Pollock vatten zijn action paintings de betekenis van beweging. Dit is een belangrijk aanknopingspunt voor de creatieve therapie, zowel wat betreft beeldende therapie als bewegingstherapie (Smeijsters, 2008bb). Jackson Pollock leefde zeer roekeloos en was alcoholverslaafd. In tegenstelling tot wat aanvankelijk gedacht, stierf Pollock niet in een auto-ongeluk maar hij reed zichzelf dood (Mohun, 2009; Mieras, 2011). 1 2
Afbeelding 15 Afbeedling 16
40
3.7
Besluit
Creatieve therapie is een non-verbale, ervaringsgerichte behandelingsmethodiek waarbij creatieve processen aangewend worden via diverse kunstzinnige uitingen. Niet het artistieke eindproduct, maar wel het creatieproces dat eraan vooraf gaat, kan men als therapeutisch beschouwen. Kunst krijgt hier een therapeutische waarde en vermits beelden soms meer zeggen dan woorden, is het hier ook een niet te miskennen communicatiemiddel. Het is ook meer dan alleen bezigheidstherapie. De aanwezige therapeut krijgt de rol om cliënten te motiveren, activeren en aan te zetten tot handelen. In Engelstalige landen kent het een grote aanhang en enorm veel toepassingsgebieden. Bij ons is creatieve therapie meer bekend door zijn inbedding in psychiatrische ziekenhuizen en – afdelingen. Verschillende psychologische kaders en modellen gaven inhoud en grondvesten aan de creatieve therapie als discipline. Het voornaamste verschil tussen een creatief atelier en creatieve therapie is dat mensen er niet zelf het initiatief nemen om spontaan te creëren. Er is altijd een therapeut aanwezig die faciliteert, de achterliggende problematiek van de cliënt probeert te verkennen en vervolgens creatieve opdrachten geeft die bij een cliënt tot inzicht en persoonsontwikkeling leiden. Het is ook geen platvorm voor de ontwikkeling van outsiderkunst. Enerzijds is de behandelingduur van de sessies te kort en anderzijds is de artistieke waarde ondergeschikt aan de therapeutische doelen. Outsiderkunst zal dan eerder tot stand komen in de vrijheid van creatieve ateliers. Creatieve therapie is een duidelijk voorbeeld van hoe kunst ingezet kan worden als behandelingsvorm in de geestelijke gezondheidszorg.
41
4
Methodologie
4.1
Probleemstelling
Een deel van de vraagstelling, namelijk de oorsprong van de relatie tussen kunst en psychiatrie zoals in de inleiding van deze masterproef verwoord, is reeds verhelderd met behulp van een historische literatuurstudie (Neuman in Van Hove en Claes, 2011, p39.). Hierbij werd de relatie tussen kunst en psychiatrie geschiedkundig omschreven. Verschillende bronnen werden aan elkaar verbonden om een historisch verband aan te tonen tussen de drie domeinen waarop dit onderzoek zich baseert: psychiatrie, outsiderkunst en creatieve therapie. Om een verder zicht te krijgen op wat er zich in huidige afspeelt binnen het domein kunst en psychiatrie, en dan in het bijzonder de outsiderkunst en de creatieve therapie, is een verdere exploratie nodig. Dit om actuele tendensen en evoluties in het werkveld op te sporen, alsook een verkenning van elementen die de relatie tussen kunst en psychiatrie mee vorm geven, maar niet in de literatuur vervat zijn.
4.2
Onderzoeksdesign
Vemits het hier om een beschrijvend onderzoek gaat van thema’s vervat binnen de culturele- en gezondheidssector, leent een kwalitatief onderzoek zich aan. Binnen een kwalitatief onderzoek wordt een selectie van respondenten bevraagd (Smeijsters, 2008b). Het berust niet op hypothesetoetsing maar wel om de zaken zoals ze zich werkelijk voordoen te verkennen. Om tot verkenning van het thema over te gaan werd er gekozen voor mondelinge interviews met open vragen (Baarda et al, 2001). De voordelen volgens Baarda (2001) zijn dat de vragen van de onderzoeker tijdens het interview nog bijgestuurd kunnen worden en meer verkennende vragen te stellen op basis van de antwoorden van de participant (Devillé, 2006). Nadelig aan deze procedure is de mogelijkheid op nonrespons. Ter voorbereiding van de interviews werd een halfgestructureerde vragenlijst 1 opgesteld (Smeijsters, 2008b). De vragen werden onderverdeeld per sector die bevraagd zou worden, maar hadden geen vaste volgorde. Allen handelden ze over hetzelfde overkoepelende thema, maar er werd gepeild naar de specifieke visie van de sector enerzijds en de gemeenschappelijke basis anderzijds.
1
Bijlage 3
42
4.3
Procedure
4.3.1
Participanten
De participanten bij dit onderzoek werden gecontacteerd naargelang hun beroepsactiviteit en/of betrokkenheid bij het thema. In kader van de verzekerde anonimiteit bij de verwerking van de verkregen gegevens, worden zij niet bij naam genoemd, maar bij hun beroepsactiviteit. Concreet gaat het om een psychiater en tevens diensthoofd van de PAAZ afdeling van een algemeen ziekenhuis, die een licht werpt op de verbinding tussen kunst en psychiatrie en een notie geeft over de meerwaarde van creatieve ateliers, werken met beeldend materiaal en creatieve therapie op een psychiatrische afdeling. De volgende participant betreft een ergotherapeut die ook gediplomeerd creatief therapeute is en werkzaam in het creatief atelier op een PAAZ afdeling van een algemeen ziekenhuis. Zij geeft een blijk van de praktische toepassing van creatieve therapie op een psychiatrische afdeling. De derde en laatste participant is wetenschappelijk medewerker in het Museum Dr. Guislain die een specialisatie op het domein van outsiderkunst heeft. Allen stemden zij in met een mondeling interview.
4.3.2
Interviews
De onderzoeker ging de participanten ter plaatse opzoeken in hun werkomgeving. Alvorens het gesprek van start ging, werden er bijkomende toelichtingen gegeven met betrekking tot het onderwerp van het onderzoek. Daarop volgend werd de informed consent getekend1. De participanten stemden ermee in dat het gesprek door de onderzoeker openomen zou worden. Het doel van de interviews was om de verschillende visies uit de psychiatrie, creatieve therapie en outsiderkunst tegenover of naast elkaar te kunnen plaatsen. De interviews zijn in bijlage 4 ingesloten. Ze bevatten een informatieve waarde die in het bestek van deze masterproef gelden. Omwille van ethische redenen en de verzekering van de anonimiteit van de participant (Billiet, 2006), werd alle persoonsinformatie geschrapt in de bijlage. De oorspronkelijke getranscribeerde documenten staan onder bewaring van de onderzoeker.
4.3.3
Verwerking
Door het kleine aantal interviews koos de onderzoeker ervoor om een handmatige analyse uit te voeren op de getranscribeerde interviews in Word. Vooreerst werden er in het gesprek naar Key Incidents gezocht (Emerson, 2004). Key incidents of sleutelmomenten zijn bepaalde ervaringen, betrekking hebbend op het bevraagde thema, die de participant in zijn verhaal weergeeft en een blik werpen op de werking of gang van zaken. Deze sleutelmomenten worden geselecteerd door de onderzoeker. Deze sleutelmomenten werden vervolgens per interview gekoppeld aan een meer overkoepelend thema waarin de verschillende visies met elkaar vergeleken konden worden. De belangrijkste gegevens verkregen uit de analyse werden teruggekoppeld aan 1
Bijlage 2
43
literatuur met betrekking tot uitdagingen en recente ontwikkelingen in het creatief therapeutisch veld, psychiatrie, artistieke/beeldende expressie en therapie voor personen met een psychiatrische kwetsbaarheid. Dit om de bevindingen uit de interviews te verduidelijken of om ze van kracht bij te zetten.
44
5
Onderzoeksresultaten en conclusie
5.1
Onderzoeksresultaten
5.1.1
De creatief therapeutische praktijk
5.1.1.1
De toepassing van creatieve therapie in de psychiatrie
De praktische toepassing van creatieve therapie op een psychiatrische afdeling, werden omschreven door de psychiater en de creatief therapeute. In teamvergaderingen, samen met de psychiater, de ergotherapeut, creatieve therapeut en het verzorgend personeel wordt het rehabilitatie van patiënten besproken. Soms worden daarbij creaties voorgelegd die in de therapiesessies tot stand zijn gekomen. Creatieve therapie heeft een niet-vrijwillig karakter in de zin dat de patiënten van de therapeuten zelf aan een groep toegekend worden en opdrachten krijgen. “Wij stellen het programma op in de zin van wij vinden dat die persoon geschikt is voor de creatieve of geschikt is voor die of die muziektherapie. Ze bepalen dat eigenlijk niet zelf, maar als ze zelf aangeven vb. “ik heb een probleem met assertiviteit, ik zou dat willen volgen.” Dan is het natuurlijk wel de bedoeling dat zij daar naartoe komen.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014) Niet het esthetische karakter, maar de interne processen die spelen bij het creatieproces zijn van belang. “Mensen krijgen een opdracht en er wordt ook altijd gezegd “Het moet niet mooi zijn, het moet geen kunst zijn”. Hetgeen gebeurt vanbinnen, dat is belangrijk. Maar dat is ook geen art brut. Dat is een creatief proces, maar dat is ook geen art brut. In de creatieve therapie werken we wel met beelden materiaal, dat is wel een feit, en het is ook de bedoeling dat er vanbinnen dingen gebeuren, maar eigenlijk wordt het dan gebruikt als medium.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014)
5.1.1.2
Ervaringen bij patiënten
Patiënten staan over het algemeen positief wanneer ze met creatieve ateliers en creatieve therapie starten. Het vraagt wel openheid om met de materialen en opdrachten om te gaan maar ze kunnen er voldoening uit halen. “De activiteiten hier met creatief materiaal, nieuwe dingen leren, een goed gevoel geven en iets proberen dat ze nooit gedaan hebben en dan zien van: “amai, dat lukt”. Dat zijn zo meer de dingen die wij bewerkstelligen […]” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014)
45
Er kan echter ook weerstand optreden aangezien ze niet volledig vrij zijn in hun handelen. “Eigenlijk is dat niet altijd hun vrije keuze. Zoals ik gezegd heb, wij bepalen de groepen. En soms is er daar wel een beetje weerstand natuurlijk van wat moeten wij hier doen of ik zie dat niet zitten. […] Het is niet altijd zo evident. Dat is meer een gedwongen opdracht ook in feite.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014) De vertrouwensband tussen therapeut en patiënt is niet te onderschatten. Zij zijn er om de patiënten te activeren, te motiveren, aan te moedigen en te stimuleren. “[…] als ik hier gewoon mensen heb die naar hier komen, is dat van: “Oh, ik vind dat mooi, ik wil dat proberen.” En wij stimuleren dat. Je hebt hier de kans van uw leven, hier is het materiaal dus probeer het maar. Dus eigenlijk met mensen die misschien vanuit zichzelf wat minder creatief zijn, gaan we zeker wat aanleiding geven tot. Wij zeggen altijd van probeer dat maar. We hebben hier verf, doek, papier, we hebben hier al wat je wilt en proberen. En we hebben hier een kast vol met boeken waar ze in kunnen kijken. We proberen dat altijd wel te stimuleren en als ze dan dingen gemaakt hebben en ze vinden dat het mooi is, is dat voor hen in alle geval… allé, ze zijn er toch wel trots op.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014) “Dus als ze een therapie ondernemen en ze vinden een manier om zich te uiten, dan zijn de mensen altijd zo dankbaar… nu dankbaar is een beetje een raar woord, maar ze zijn eigenlijk altijd […] geïntrigeerd, op zijn best, zichzelf, gefocust, nieuwsgierig, soms verbaasd, soms gedegouteerd, maar het raakt hen. Het raakt door het medium. En daarin, het is heel belangrijk dat het een onderneming wordt door de patiënt in kwestie, door de persoon in kwestie die niet alleen gebeurt, maar onder begeleiding en onder wat dan overdracht noemt, onder een goede band met een therapeut die daar aanwezig is en mee helpt te zoeken zo.” (Psychiater, 4 juli 2014)
5.1.1.3
De meerwaarde van creatieve therapie
Bij de vraag of creatieve therapie eerder een vorm van bezigheidstherapie ontstaat er op eerste zicht wat twijfel, maar toch zien zowel de creatieve therapeut als de psychiater hier een meerwaarde in. Het werkt sterk in op het gevoelsmatige. “Goh, dat is natuurlijk iets die kan. Maar ik heb hier wel het gevoel bij ons dat de psychologen daar bijvoorbeeld wel heel achter staan. Zij vinden dat die creatieve, dat het wel iets doet met de mensen. En dan vooral de creatieve therapie in feite. Omdat dat nog meer met het gevoel werkt.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014) Een meerwaarde zit hem ook mogelijkheid om via de kunst of een creatief medium tot non-verbale expressie te komen.
46
“Voor te revalideren is het zinvol dat je u uit en dat je uw mogelijkheden exploreert en daarin op zoek gaat en dat kan enorm belangrijk zijn voor iemand om zichzelf te ontdekken en dus de eigen mogelijkheden te ontdekken. Maar ook in exploratieve psychotherapie waarin mensen op zoek gaan omdat dat hun eigen bezig houdt, kan creatieve therapie zeer zinvol zijn omdat de beelden vaak de woorden vooraf gaan” (Psychiater, 4 juli 2014) Creatieve therapie is echter niet voor iedereen weggelegd. Dit kan te maken hebben met het psychisch probleem dat zich voordoet of de afwezigheid van interesse om een creatief proces door te gaan. “Ik werk nu in de PAAZ dienst verbonden aan een algemeen ziekenhuis waar de opnametrajecten korter zijn, waar er ook creatieve therapie wordt aangeboden, maar het niet voor iedereen mogelijk is, omdat sommige mensen te ziek zijn of zijn hier te kort of hebben er ook geen verlangen aan om erin op ontdekking te gaan via creatief werk naar zichzelf of waar ze eigenlijk mee bezig zijn.” (Psychiater, 4 juli 2014)
5.1.2
Positionering van creatieve therapie
5.1.2.1
De verhouding psychotherapie
van
creatieve
therapie
tegenover
verbale
Creatieve therapie kan zich onderscheiden door te werken met beeldtaal. Mensen kunnen zich beeldend uitdrukken waar woorden tekort schieten. “Psychotherapie is eigenlijk de discipline van te spreken. In het kort is het eigenlijk dat, van door te spreken, van uzelf te zeggen, maar wat de mensen ook gemeen hebben, is dat ze geen taal hebben om het te zeggen. Dus dat is eigenlijk ook de knel van de psychotherapie, dat er dingen gezegd worden waar er geen taal voor is.” (Psychiater, 4 juli 2014) Het creatief medium fungeert als instrument om tot communicatie te komen. “Via het creatief medium mensen proberen te laten spreken over problemen of over de dingen waarmee dat ze zitten op dat moment.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014)
5.1.2.2
De verhouding van creatieve therapie tegenover outsiderkunst
De participanten geven allen aan dat er een wezenlijk verschil is tussen outsiderkunst en creatieve therapie. “Ik denk om van een art brut te spreken dat je mensen moet kunnen volgen die toch wel een hele tijd op een afdeling zijn en die naar de ergo komen of bij de
47
creatief therapeut en die kunnen werken en ook een hele tijd kunnen werken aan kunst, zoals zij kunst beleven in feite.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014) Er zijn ook een aantal condities nodig om van een outsiderkunstenaar te kunnen spreken, zoals een creatieve aanleg of een zekere transcendentie. “De meeste mensen zijn niet in staat tot creativiteit. Dat is gewoon een feit. Om te kunnen creëren of om creatief te kunnen zijn, moet je als het ware de schroeven van de realiteit of van de taal of van de beelden die gekend zijn losmaken en andere beelden of andere taal bv. poëzie of proza of nog iets anders, kunnen tevoorschijn halen. Maar daarvoor moet je wat bestaat eigenlijk kunnen wegdoen of kunnen doen wankelen.” (Psychiater, 4 juli 2014) Een ander verschilpunt ligt hem in de intensiteit waarmee men kunst produceert, zowel qua betekenisgeving als in aantal. Een outsiderkunstenaar stelt een oeuvre samen. Dit gebeurt niet binnen een aantal sessies in de creatieve therapie. “Wat dat natuurlijk het verschil is, mensen kunnen in een creatief atelier een kunstzinnig iets maken of iets dat kunstig is creëren. Kunst betekent dat je een oeuvre samenstelt. Dat je een reeks kunstwerken maakt die mekaar opvolgen of die groeien en die, weet je, die telkens weer iets zeggen over uw positie in de wereld en ook iets verzwijgt dat niet zichtbaar is. Maar dat je in dat werk blijft op zoek gaan naar dat onzichtbare, dat iets zeer herkenbaar en particulier heeft.” (Psychiater, 4 juli 2014) “Het is zo heel dubbel. Ik weet zo niet… Ik gebruik soms in lezingen van ‘ondanks’ of ‘dankzij’ het geestesziek zijn dat dat oeuvre tot stand komt.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014) Voorts speelt er ook een esthetische waarde mee die tentoonstellingsmakers in acht nemen die herkenbaar is in outsiderkunst maar niet zozeer in creatieve therapie. “Ah ja, je zou kunnen zeggen de creatieve therapie gaat in eerste instantie om het proces en die dingen maken en het resultaat doet er niet 100% toe. Als wij selecties maken in het museum, zitten daar een aantal esthetische criteria ook bij. […] Maar het is niet omdat, ik ga het nu met een domme boutade zeggen hoor, omdat iemand die psychisch ziek is een krul op papier zet, dat wij vinden dat we het hier moeten tonen. Er zijn nog veel dingen die daartussen gebeuren en selecties die gebeuren van is het nu de moeite om het in een museum aan een breed publiek te tonen?” (Museummedewerker, 15 juli, 2014)
48
5.1.3
Actuele tendensen
5.1.3.1
Tendensen binnen de creatieve therapie
Er blijkt een nood te zijn aan ontplooiing- en ontmoetingsmogelijkheden voor patiënten die zich creatief wensen te engageren tijdens of na hun behandeling. “Er was een patiënte van hier… maar het ging niet over kunst. Het ging over dingen doen. Ze zei van: “Ik zou dat eigenlijk willen ergens doen maar met gelijkgezinden. Dus met mensen die het allemaal een beetje moeilijk hebben op een of andere manier.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014) “Dus hulp zou zeker welkom zijn, voor velen onder hen en ook vooral om hen de weg te tonen om zich daar in te bekwamen in kunst en hen stimuleert om daarin verder mee te doen en dan kan je naar de academie gaan enzovoort, enzovoort. En ja, vaak kost dat ook geld. Mensen zitten met een vervangingsinkomen. Dat is niet eenvoudig om het zacht uit te drukken of quasi onmogelijk.” (Psychiater, 4 juli 2014) In de vraag naar wat er aanwezig moet zijn om verandering te brengen in dit gemis, zijn een financiële insteek en ruimte nodig. “Financieel, maar ook qua communicatie met anderen. Communicatie met andere kunstenaars, die kanalen zo. Ontmoetingsplaatsen, mekaars werk kunnen uitwisselen. Vooral in realiteit, maar ook zelfs in blogs of forums” (Psychiater, 4 juli 2014) Zeker de sociale context speelt een belangrijke rol voor patiënten in hun vraag naar erkenning en bevestiging. “De therapeut, psychiater, familieleden, vrienden. De mensen eigenlijk. Het is vooral een kwestie van mensen. En dan door die mensen erkenning van ‘kijk je bent hier iets aan het maken wat iemand anders niet kan.’ Of ‘je bent hier iets zeer uniek aan het maken.’ Het moet dan daarom niet altijd kunst zijn, maar wel iets uniek. Een verwondering daarover en ook interesse daarvoor. Dat is de grote link tussen kunst en psychiatrie.” (Psychiater, 4 juli 2014)
5.1.3.2
Tendensen binnen de outsiderkunst
Populariteit van de outsiderkunst Door de toenemende populariteit en de publiekelijke vertoning van outsiderkunst, lijkt het alsof de taboe rond psychiatrie deels is doorbroken. De psychiatrie heeft een maatschappelijke positie verworven die emancipatie en aanvaarding met zich meebrengt.
49
“Er is misschien wel iets emanciperend aan en eigenlijk mag je dat toch misschien wel zeggen dat ze toch een soort openbreken uit het isolement, ook het cultureel isolement van zo’n geesteszieken, dat dit toch onder andere via dit soort beeldend werk is gebeurd.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014) “Maar ja, je merkt dat er toch een proces meer en meer van aanvaarding en waardering in de samenleving is gekomen.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014) Aan die populariteit is ook een keerzijde verbonden “Je merkt dat fluctueert ook een beetje hoor. Dat heeft ook, en dat is dan de andere kant, met markt en met centen te maken.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014)
Het profiel en de sociale positie van de outsiderkunstenaar Het museum wil in zijn vertoning van outsiderkunst niet steeds de nadruk leggen op het medische aspect. Het individuele verhaal van de kunstenaar primeert. “het standpunt dat wij hebben is dat wij als museum eigenlijk weinig geïnteresseerd zijn in het geneeskundig blad bij manier van spreken, de diagnose. Waar wij wel nog mee bezig zijn is wat vertelt die mens, wat probeert hij te vertellen, wat is zijn beeldentaal of het kan ook zijn dat hij met tekst bezig is en hoe komt dat over. Dus het is van persoon tot persoon te kijken, niet zo echt in medische categorieën te denken.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014) Over de vraag naar het romantische beeld dat bestaat over de getormenteerde kunstenaar, bevestigt de museummedewerker dat dit een ideologie is. Het lijden van de outsiderkunstenaar verdwijnt niet door te creëren. “Men gaat het soms ook een beetje idealiseren en ook soms een beetje voorbijgaan aan […] dat die creatie toch wel zeer soms zeer moeilijk is en dat het voor die persoon in kwestie niet altijd een cadeau is om daarmee te zitten.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014) Over het begrip ‘outsider’ en de positie insider-outsider zijn de laatste woorden nog niet gevallen. Enerzijds kleeft er een label op mensen met een psychisch probleem die kunst maken, en is het alsof men de confrontatie niet durft aan te gaan. Anderzijds zorgt het ook voor erkenning en komt de outsiderkunst onder aandacht in bredere culturele en maatschappelijke kringen. “Soms is het dankzij het feit dat iemand in een bepaalde toestand is, dat hij begint te creëren, dat hij dat anders niet zou doen. Soms is het ondanks zijn ziek zijn dat hij toch nog kan creëren. Het is heel dubbel vind ik. Dat is ook het moeilijke. Dat is heel het moeilijke ook aan dat statuut en het begrip ‘Outsiderkunst’. Mag je dat nog behouden of niet? Dat is hier ook… Wij hebben hier eigenlijk laat ons zeggen als ik het ideologisch zou mogen beantwoorden, dan 50
moet je het zo rap mogelijk afschaffen. Als je het pragmatisch bekijkt, dan kan het heel belangrijk zijn dat het woord nog gebruikt wordt. Dat er nog hier en op andere plekken in Europa ateliers zijn, musea zijn die daar aandacht voor vragen. In het gewone circuit van de hedendaagse kunst is het zo zeldzaam dat er aandacht is voor dit soort werk, terwijl hier tonen we het.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014) In het buitenland kent outsiderkunst eveneens veel aanhang. De discussie insideroutsider brengt een maatschappelijk debat op gang rond de aanvaarding en erkenning van de psychiatrie. Het taboe is zeker niet doorbroken, maar de outsiderkunst kan mogelijks voor een klein breekpunt zorgen. “Je voelt soms dat in Amerika ook heel de discussie over de kwaliteit van de psychiatrie mee ondergesneeuwd raakt. Je mag het er niet over hebben, maar je mag ook over de abominabele omstandigheden waarin heel wat patiënten moeten leven en overleven, is het allemaal een beetje weg. In die zin vind men eigenlijk via die omweg van we gaan die Europese discussie over insider-outsider, ze hebben het over de sociale betekenis en aanvaarding van psychisch ziek zijn.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014)
5.1.4
De therapeutische betekenis en waarde van kunst
Over de therapeutische waarde van kunst zijn de psychiater, creatief therapeut en museummedewerker het unaniem eens dat het als het ware iets overstijgend is. Het komt voort uit een innerlijke zoektocht. “ik denk als je creatief bezig bent, dat je al de rest rondom u wel een stukje vergeet toch. Dat je echt kunt focussen op jouw werk en echt met uw werk kunt bezig zijn. En ook misschien de vrijheid die je hebt. Als je iets creëert ben je ook vrij. Dus die vrijheid die je hebt in hetgeen wat je dan doet, dat dat wel therapeutisch kan werken.” (Ergo- en creatief therapeute, 1 juli 2014) “Ik denk dat kunst een mogelijkheid is die wij zoeken om met een aantal onvolmaaktheden en moeilijkheden in het dagdagelijks bestaan, maar dat we proberen daar via verbeelding, via fantasie, via een andere wereld proberen oplossingen te vinden. Een soort catharsis te vinden en literatuur heeft dat, muziek heeft dat, beeldende kunst heeft dat. Elk op een andere manier.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014) In een vraag naar psychiatrische kunstenaars en de relatie die daar achter schuilt, drukt de psychiater de betekenis van kunst voor de kunstenaar uit. “Vaak zijn het mensen met een creatieve geest, met een melancholische kwetsbaarheid die zich soms op de rand bevinden. Op de rand van wat? Op de rand van dat die we kennen. En op die rand ook creatief kunnen zijn omdat we ook op die rand soms af vallen of de waanzin in tuimelen of suïcide plegen. Dus
51
dat is eigenlijk het talent om naar de rand te gaan, waar er iets nieuws is maar waar het ook soms gedaan is.” (Psychiater, 4 juli 2014) “Ik denk dat kunstenaars zichzelf redden door kunst te produceren. […] Dus ik denk dat een kunstenaar thuis komt bij zichzelf in zijn kunst, zichzelf vind, zichzelf verwezenlijkt en dat perfectioneert tot kunst.” (Psychiater, 4 juli 2014) De psychiater bemerkt ook nog een andere therapeutische waarde van kunst op, namelijk kunst bezichtigen. Hij geeft tegelijk mee dat kunst niet voor iedereen, op elk moment zinvol kan zijn. “Is kunst gaan zien zinvol? Absoluut, omdat je – voor iedereen is dat zinvol omdat je geworpen wordt in een dimensie die anders is en die u doet stilstaan en die de waan van de dag doorbreekt. Is kunst voor elke psychiatrische patiënt mogelijk? Neen. Is het voor elke psychiatrische patiënt zinvol? Neen. Maar voor sommigen op sommige momenten kan het enorm veel verschil maken.” (Psychiater, 4 juli 2014) De museummedewerker beaamt dit. Kunst maakt zaken los die mensen tot denken zetten. “Het is dat wat we eigenlijk met tentoonstellingen ook willen. Dat je een soort parcours maakt en dingen toont waardoor mensen tot een soort, via die beelden die we tonen, tot een soort reflectie zouden komen. Dat is eigenlijk hetgeen dat we willen.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014)
5.1.5
Nood aan onderzoek en bewijskracht voor de relatie tussen kunst en psychiatrie
Op de vraag of er een nood is aan wetenschappelijk onderzoek die een verband aantonen tussen creativiteit en psychische aandoeningen, had de psychiater een gevat antwoord. Het is een piste dat nu nog in zijn kinderschoenen staat en verder tot ontwikkeling kan komen binnen de psychologie en de neurologie. “Ik denk dat momenteel de psychologie het best geplaatst is om daar antwoorden op te geven. De filosofie helemaal niet en de neurologie ook niet. Misschien binnen 30 jaar de neurologie, maar nu nog niet. […] op dat vlak moet er qua neuroscience nog zeer veel werk en voorbereidend werk gebeuren om daar nog verder mee te geraken. Ook in de psychologie moet daarmee opgeschoven worden. Maar tussen neuroscience enerzijds en psychologie, dat zijn de 2 vakken waarvan dat ik veel verwacht in de toekomst.” (Psychiater, 4 juli 2014) Over de taboesfeer die over psychiatrie heerst, doet de museummedewerker een pleidooi voor onderzoek naar mogelijkheden om dit stigma te doorbreken en eventuele drempels die ermee gepaard gaan te vereffenen.
52
“We moeten ons nu niet idealiseren. Toch nog niet zo lang geleden stond het ook in onze kranten van ‘De Vlaming is beschaamd als hij een psychiatrisch probleem heeft’. Hij is beschaamd om naar de psychiater te gaan. De hoge zelfmoorden ook in Vlaanderen worden voor een deel ook daaruit verklaard, dat er een soort schaamte is om hulpverlening op dat vlak te… Ik denk dat iedere cultuur daar op één of andere manier mee zit. Soms is er een openheid dat weer wegsluit. Het evolueert zeer sterk. Ik denk dat het belangrijk is voor een opleiding als die van u om net daar op dat vlak ook dat te onderzoeken hoe je dat kan openhouden. Dat geeft zoveel voor alle partijen ga ik maar zeggen. Voor mensen die ziek zijn, maar ook voor de anderen hoor om er op een andere manier mee om te gaan.” (Museummedewerker, 15 juli, 2014)
5.2
Bespreking van de resultaten
In wat volgt, een korte bespreking van enkele bevindingen die uit de interviews met de ergotherapeut/creatief therapeute, de psychiater en de medewerker van het Museum Dr. Guislain naar boven zijn gekomen met aansluitend een terugkoppeling naar de literatuur.
5.2.1
Nood aan wetenschappelijk onderzoek
De psychiater was van mening dat de wetenschap nog niet ver genoeg staat om grondig onderzoek te voeren naar de relatie tussen kunst en psychiatrie. Het zou nog enige tijd duren vooraleer de neurologie met degelijke resultaten kan uitpakken. De neurologie is ondertussen al volop bezig om de werking van het brein van de kunstenaar te achterhalen. In een onderzoek naar creativiteit door Amerikaanse psychologen van de Vanderbilt University (in Mierhas, 2011) is gebleken dat de rechterhersenhelft veel actiever is bij mensen met schizotypie. Dit is een milde vorm van schizofrenie dat opvallend veel voorkomt in kunstenaarskringen. Mensen met schizotypie zijn excentriek en kleurrijk maar leven vaak teruggetrokken en worden als vreemd en raar bestempeld door hun omgeving. Het feit dat het kunstenaarschap hen aanspreekt, berust op de werking van hun hersenen. Hoge pieken van de stof dopamine verstoren de orde aan gedachten. De chaos in hun brein is een gevolg van een geremde werking van de dorsolaterale prefrontaalkwab die ons in staat stelt verschillende denkprocessen van elkaar te scheiden en te voorkomen dat de informatie door elkaar gehaald word. Schizotypische mensen kunnen door dit functioneren van hun hersenen vrij associëren en van de ene gedachte in de andere glijden. Het is niet toevallig dat er in de kunstenwereld een aantal kunstenaars die leden aan een psychische aandoening wereldberoemd werden. Hun stoornis zorgde ervoor dat hun werken ongezien waren in vergelijking met mede kunstbeoefenaars uit hun tijd. De kunstenaars bevonden zich op de rand tussen normaliteit en gekte. Maar eens die waanzin de bovenhand neemt, is het moeilijk om zich als kunstenaar terug te vinden, laat staan om zichzelf terug te vinden. Er zijn dan ook tientallen kunstenaars bekend die zich van het leven hebben beroofd: Vincent Van Gogh, Jackson Pollock, Mark Rothko, Herman Brood,… 53
Ook binnen de creatieve therapie dringt er zich een nood aan wetenschappelijk onderzoek toe. Creatieve therapievormen maken intussen vast deel uit van het behandelings-programma voor personen met psychologische en psychiatrische problemen. Toch zijn er weinig onderzoeken voorhanden die de gunstige invloeden van creatieve therapie op het welzijn van de patiënten aantonen (Hossany, 2009). Na een wereldcongres van de psychiatrie in Praag (2008) werd in Londen het Internatonaal Centrum voor Onderzoek in de Creatieve Therapie (International Centre for Research in Arts Therapies) opgericht, om onder meer via kwalitatief onderzoek en mixed methods na te gaan hoe Creatieve Therapie ingezet kan worden in combinatie met andere behandelingen en welke effecten Creatieve Therapie heeft op de mentale processen van personen met psychologische en psychiatrische problemen en dit vanuit een internationaal perspectief.
5.2.2
Nood aan ontmoetingsplaatsen
Uit de interviews is gebleken dat er een tekort is aan ontmoetingsplaatsen waar mensen met een psychisch probleem en een artistieke interesse elkaar als gelijkgezinden kunnen benaderen buiten de muren van de psychiatrie en los van een therapeutische setting. Een studie van Hannaert (2005) aan de Vrije Universiteit van Brussel bevestigt dit tekort. Zij stelt dat personen met een psychisch probleem een behoefte ervaren om zich artistiek te ontwikkelen, maar moeilijk aansluiting kunnen vinden bij reguliere artistieke organisaties. Kunstateliers voor deze doegroep, waar ze zich vrij kunnen bewegen en er qua begeleiding aan minimale condities wordt voldaan, zijn er nauwelijks. Hoewel er in deze voorliggende studie een sterke nadruk ligt op het actieve in kunst, namelijk kunst creëren, kan er ook een passieve rol aan toebedeeld worden. Dit heeft dan eerder betrekking op kunst beleven, kunst gaan bekijken en ervaren wat het met jou doet. Elk schilderij draagt zijn eigen verhaal, net zoals ieder mens zijn eigen persoonlijke verhaal meedraagt. Mensen kunnen zich hierin herkennen. Een museum kan hierbij dienst doen als therapeutische ruimte (Treadon en Rosal, 2006). Salom (2011) gelooft dat dit de rol van kunst binnen creatieve therapie kan vergroten. Een museum kan ook een ontmoetingsruimte zijn, waar mensen buiten de muren van de psychiatrie treden. Quaghebeur (in Allegaert, et al., 2007) merkt ook nieuwe tendens op binnen de outsiderkunst. Vanuit de kunstwereld worden meer samenwerkingsverbanden tussen kunstenaars en outsiderkunstenaars aangegaan, waardoor de grens tussen kunst en psychiatrie even lijkt te vervagen. Psychiatrische kunst lijkt zo uit het isolement te komen en krijgt een plaats op gelijke hoogte van de hedendaagse kunst. De nood aan ontmoetingsplaatsen kunnen we ook breder gaan bekijken op dat van het werkdomein zelf en een bijkomstig verzoek tot expertise-uitwisseling en –ontwikkeling. Zo is er internationaal gezien een wereldwijde trend tot netwerking wat betreft organisaties die rond kunst en psychiatrie werken. Op 26 april 2012 vond in het Museum Dr. Guislain het symposium ‘Outsiders on the map’ plaats. Het doel van deze studiedag was om Europese organisaties in kaart te brengen die werken rond outsider art en/of
54
outsider artists Allegaert, 2012a). Toen het GAIA Museum Outsider Art te Denemarken in 2008 een internationale conferentie gaf, is gebleken dat er nood is aan samenwerking en ontmoetingsmomenten tussen diverse actoren om outsider kunst te promoten buiten de muren van de residenties en dit op Europees niveau. Daarop werd in 2009 het European Outsider Art Association (EOA) opgericht in het Guislain museum. Deze associatie moet het mogelijk maken om een Europees netwerk op te bouwen. Dit netwerk kan voor andere organisaties een inspiratiebron zijn zodat zij op hun beurt ook het unieke van outsider kunst kunnen benadrukken via hun werking en een ruimer publiek kunnen aanspreken. Dit draagt tevens bij aan het behoud en het verder bouwen aan de toekomst van de outsiderkunst.
5.2.3
Spanningsvelden
Het domein van de outsiderkunst bevind zich vandaag op een spanningsveld. Hoewel de psychiater, creatief therapeute en museummedewerker wezenlijk benadrukten dat er in creatieve therapie geen outsiderkunst kan ontstaan en dat er veel meer condities voor nodig zijn om als outsiderkunstenaar door te breken, blijkt die grens steeds meer te vervagen. De creatieve therapie heeft niet als doel om kunst te maken. Het therapeutische staat steeds voorop. Niet al wat binnen de creatieve therapie wordt gemaakt, is daarom kunst te noemen. Dit neemt niet weg dat er toch uitzonderlijke talenten kunnen worden ontdekt (Rhodes, 2000). Na de ontdekking van zo’n artistiek talent, worden ze doorverwezen naar centra voor beeldende kunsten, waar ze lotgenoten kunnen ontmoeten, kunstwerken maken, uitlenen, verkopen of tentoonstellen (Röske, 2007). De overgang lijkt makkelijker te gebeuren en de scheiding tussen outsiderkunst en creatieve therapie komt tot een geheel binnen een creatief atelier. Het verschil in dit soort plaatsen ligt hem in de vrijheid. Creatieve therapie is onder begeleiding en bij creatieve ateliers ontstaan de werken vanuit de persoon zelf, los van enige opdrachten (Peiry, 1997). De museummedewerker haalt daarnaast de keerzijde aan van de populariteit van outsiderkunst. In de roep naar erkenning wordt er ook wel eens gegooid met de termen art brut en outsiderkunst, waardoor de therapeutische of emancipatorische doelstellingen ondergeschikt geraken aan de productie van kunstwerken (Ten Berge, 2007). De creatie van outsiderkunst wordt gezien als mogelijke bron van inkomsten en marketing (Niederreiter in Allegaert, et al., 2012a). Hieruit kunnen praktijken ontstaan die de positie en mogelijkheden van outsiderkunstenaars gaan misbruiken (Maclagan, 2009).
5.2.4
Een sociale dimensie in de relatie tussen kunst en psychiatrie
In de interviews kwamen een aantal sociale en maatschappelijke kwesties aan het licht. Volgens de psychiater maken de personen die de patiënt omringen de echte link tussen kunst en psychiatrie. Het is een zijde die zowel in de literatuur als in de praktijk vaak over het hoofd wordt gezien. De outsiderkunst leunt dicht aan bij sociale begrippen 55
omwille van zijn positie buiten de kunst, maar ook de positie van de kunstenaar buiten de samenleving. De museummedewerker kan gerust stellen dat de opkomst van de outsiderkunst gepaard gaat met een emancipatiebeweging. Kunst en de uitoefening van kunst is meer dan ooit verbonden aan sociale posities. Araque (in Koningin Fabiolafonds, 2005, p. 206) ziet dat kunst wordt gebruikt als middel tot psychosociale rehabilitatie. Daarmee wordt bedoelt dat iemand kunst kan aanwenden om een gelijkwaardige maatschappelijke in te nemen, in de mate waarin de omgeving daar ook ruimte voor biedt.
5.2.5
Een specifieke rol voor de orthopedagogiek
Een opvallende rol is weggelegd voor de orthopedagogiek. De museummedewerker bracht de opleiding in verbinding met de uitdaging om meer openheid te creëren tegenover de vooroordelen van de psychiatrie. Smijsters (2008) geeft aan dat creatieve therapie bij verschillende orthopedagogische doelgroepen bruikbaar is, maar dan vooral bij personen met een beperking. Het is in deze context vooral gericht op de ontwikkeling van psychomotorische, sensomotorische en taalvaardigheden en cognitieve, sociale en emotionele vaardigheden. Het gaat dus om het verminderen van problemen en het verbeteren van de vaardigheden, eerder dan zelfontplooiing en ontwikkelen van artistieke mogelijkheden. Er zal binnen een orthopedagogische setting ook meer directief en gestructureerd gewerkt worden volgens repetitieve, vaste werkvormen.
5.3
Beperkingen van het onderzoek
5.3.1
Aantal interviews
Bij de start van dit onderzoek werd niet vooraf bepaald hoeveel interviews er afgenomen zouden worden. De keuze om de literatuurstudie uit te breiden met interviews is pas later beslist. Er werd per domein één interview afgenomen, wat mogelijks een impact heeft op de representativiteit van de studie. De aanvankelijke intentie was om meerdere perspectieven te betrekken bij het onderzoek, bijvoorbeeld het perspectief van de patiënt, de hedendaagse kunstkenner, het sociaalartistiek werk. Er werden hiervoor diverse instanties gecontacteerd. Non-respons, uitval en praktische overwegingen hebben de doorslag gegeven om bij de 3 perspectieven en 3 participanten te blijven. Ondanks het beperkte aantal interviews, zijn er toch enkele visies naar boven gekomen die niet vervat zaten in de literatuur.
5.3.2
Afbakening
Het onderwerp kunst en psychiatrie is heel breed. Er kunnen veel richtingen mee uitgeslagen worden. De opzet van voorliggende studie was om een historisch en verkennend beeld te geven van de relatie tussen kunst en psychiatrie en hoe dit verweven is met outsiderkunst en creatieve therapie. Daarnaast werd ook een kort kwalitatief onderzoek ingesloten die een ander licht zou geven over huidige 56
ontwikkelingen binnen deze domeinen. Er is te veel in de breedte gewerkt en te weinig in de diepte. Binnen hetzelfde thema kon er op één specifiek aspect ingezoomd worden teneinde het onderzoek meer praktisch relevant te maken. Door het onderwerp bewust breed te houden, is er ruimte om aan meer specifiek praktijkonderzoek te doen ontgaan.
5.4
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Verschillende onderzoeksdomeinen dienden zich op bij afronding van deze studie. De relatie tussen kunst en psychiatrie gaat verder over andere domeinen en andere invalshoeken. Men kan hier verschillende richtingen in uit gaan. In de lijn van outsiderkunst kan er geopteerd worden voor een case study of gevalsstudie van een outsiderkunstenaar. Volgens Geerardyn (2012) is het echter moeilijk om de wereld van een outsiderkunstenaar binnen te komen. Het vereist goede kennis van diens manier van leven, denken en kunst maken. Wat creatieve therapie betreft, is er nood meer praktijkonderzoek in België. Hoewel deze onderzoeksrol meer is weggelegd voor een creatief therapeut, kan men ook binnen de orthopedagogiek raakvlakken en toepassingsgebieden vinden. Als combinatie van de thema’s is een belevingsonderzoek mogelijk naar outsiderkunstenaars en personen die creatieve therapie volgen als vast onderdeel van hun revalidatieproces op een psychiatrische afdeling of psychiatrisch ziekenhuis. Uit de interviews is gebleken dat er een tekort is aan creatieve ateliers en ontmoetingsplaatsen voor mensen met een psychische problematiek. Hoewel hier reeds onderzoek naar gevoerd is, kan er wel verder gebouwd worden op deze studie en nagaan wat de mogelijkheden zijn om een dergelijk atelier te installeren.
5.5
Conclusie
Dat er inherent een relatie bestaat tussen kunst en psychiatrie, is zonder meer duidelijk. Het gaat zelfs al duizenden jaren terug. De geschiedenis daarvan is met behulp van de literatuurstudie geschetst over ruim vier eeuwen heen. Binnen de psychiatrie werden verschillende functies toegekend aan de kunst. Er is een verschuiving merkbaar van kunst als middel tot diagnosestelling, kunst als inspiratiebron met een esthetische waarde tot kunst als therapeutische behandelvorm. Als we de relatie tussen kunst en psychiatrie in een huidig daglicht plaatsen, dan dringt er zich een nieuwe functie op, namelijk de sociale functie van kunst. In deze masterproef zijn heel veel zoektochten naar voor geschoven. Zoektochten naar verbanden tussen waanzin en kunst, naar de oorsprong van creativiteit, naar originaliteit in de kunst, naar nieuwe behandelingsvormen in de psychiatrie, naar wetenschappelijke funderingen,… De sociale dimensie waarin kunst en psychiatrie zich heeft gehuld, zet een maatschappelijk debat op gang. Er speelt zich een nog steeds lopende zoektocht af naar 57
aanvaarding, respect, erkenning en inclusie. Er weerklinkt een roep naar ondersteuning, emancipatie, en vrijheid. Zowel de outsiderkunst als de creatieve therapie staan voor een reeks uitdagingen wat betreft hun verdere ontwikkeling. De creatieve therapie ijvert naar theorievorming, onderzoek, gangbare meetinstrumenten maar ook bekendmaking van non-verbale therapeutische technieken binnen een breed spectrum van de gezondheidszorg. De outsiderkunst worstelt dan weer met het stigma dat de naam zichzelf oplegt, wat een insider-outsider discussie voortbrengt dat vooral betrekking heeft op maatschappelijke posities en het leven op de rand van normaliteit en abnormaliteit. Vandaag zet de relatie tussen kunst en psychiatrie zich verder op andere domeinen, en dienen er zich nieuwe ontwikkelingskansen op om in te spelen op actuele tendensen en noden die zich binnen het werkveld opdringen. Zo ook de wetenschappen waaronder de neurologie die verklaringen kan vinden tussen een psychiatrische aanleg, creativiteit en het kunstenaarschap. We weten nu dat menig kunstenaars niet enkel schilderden uit creatieve zelfexpressie, maar ook om de chaos aan gedachten in hun hoofd een plaats te geven door ze op doek te vereeuwigen. Denk terug aan Van Gogh, Dali of Pollock. Het waren personen die door buitenstaanders ofwel als waanzinnig ofwel als revolutionair werden beschouwd. Het is dus geen toeval dat sommige musea een uitgebreide collectie aan ‘eigenaardige’ kunstwerken bezitten. Ook musea staan op hun beurt voor nieuwe mogelijkheden. In deze studie lag het accent vooral op kunst maken, maar ook de beleving van kunst kan therapeutisch zijn. Een museum kan fungeren als therapeutische omgeving. Het is tevens een mogelijkheid om buiten de muren van de psychiatrie te treden, een stap uit het sociaal isolement. Op dit terrein kan een mooie ontmoetingsplaats ontstaan tussen kunst en psychiatrie. Ontmoetingsplaatsen en -ruimtes die zo belangrijk zijn, maar te afwezig. De sociale context wordt vaak buiten beschouwing gelaten terwijl het net hier is dat mensen met een psychische kwetsbaarheid erkenning vragen en toenadering zoeken. Rondom hen staat een volledig systeem die hulp kunnen bieden in de ontwikkeling en ontdekking van persoonlijke en artistieke talenten, begeleiding in het kunstenaarschap, de herintegratie of resocialisatie in de maatschappij. Het is hier dat er een rol voor de orthopedagogiek in weggelegd kan worden. De orthopedagogiek kan op zoek gaan naar mogelijkheden om mensen met elkaar in verbinding te brengen, om uit dat sociaal isolement te stappen en voeling te geven met het maatschappelijke leven, om talenten aan te spreken en om in te spelen op de ervaren nood aan inclusie en erkenning. Daarin schuilt er zich een pedagogische waarde van kunst en psychiatrie. Waar de relatie tussen kunst en psychiatrie in de toekomst naartoe gaat, zal verder onderzoek uitwijzen. Wat wel vast staat is dat de twee onlosmakelijk met elkaar verbonden blijven. Hoezeer ze ook van elkaar mogen houden, wellicht zullen ze nooit al hun geheimen prijs geven.
58
REFERENTIELIJST Akiskal, H. S. & Akiskal, K. K. (2007). In search of Aristotle: Temperament, human nature, melancholia, creativity and eminence. Journal of Affective Disorders, 100:1–3, pp. 1–6 Allegaert, P. (2002). Waanzin, wat was dat ook weer? Over Outsiderkunst in het Gentse Museum Dr. Guislain. Tijdschrift Vlaanderen, Jaargang 51, Nummer 293, pp. 203211 , Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt. Geraadpleegd op 6 juli 2014 via http://www.dbnl.org/tekst/_vla016200201_01/_vla016200201_01.pdf Allegaert, P (Ed.) et al. (2007). Verborgen werelden. Outsiderkunst in het Museum Dr. Guislain. Tielt: Lannoo. Allegaert, P., Cailliau, A. & van Berkum, A. (2010). Willem Van Genk bouwt zijn universum. Gent: Museum Dr. Guislain, Tielt: Lannoo. Allegaert, P. (Ed.) et al. (2012a). On The Map. Exploring European Outsider Art. A Notebook. Gent: Museum Dr. Guislain. Allegaert, P. (Ed.) et al. (2012b). Geen Rede mee te rijmen. Geschiedenis van de psychiatrie. Tielt: Lannoo. Audenaert, K. (2012). Schizofrenie en andere psychotische stoornissen [PowerPoint]. Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Avelingh, M. (1997). Schilderen, boetseren en tekenen als kunstzinnige therapie. 2de druk, Zeist: Christofoor. Baarda, D. B. & de Goede, M.P.M. (2001). Kwalitatief onderzoek. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. Beaujean, D. (2005). Vincent Van Gogh. Leven en werk. Vertaald door: van der Hoog, E., Hilversum: TextCase. Beavan, C., (reg.) (2011). The Power Of Art. Documentary BBC. Belgische Vereniging Voor Creatieve Therapie (2012). Geschiedenis. Geraadpleegd op 27 juni 2014 via http://www.bvct-abat.be/geschiedenis-van-creatieve-therapie Belgische Vereniging Voor Creatieve Therapie (2012). Wat is creatieve therapie? Geraadpleegd op 24 juni 2014 http://www.bvct-abat.be/wat-is-creatieve-therapie Bethlem Royal Hospital Archives and Museum (2014). About us. Geraadpleegd op 25 juni 2014 via www.bethlemmuseumofthemind.org
59
Billiet, J. (2006). Ethiek en deontologie van de onderzoeker. In Billiet, J. & Waege, H. (Eds.), Een samenleving onderzocht (2de druk) (pp.365-369). Antwerpen: De Boeck. Blomdahl, C., Gunnarsson, A. B., Guregård, S. & Björklund, A. (2013). A realist review of art therapy for clients with depression. The Arts in Psychotherapy, 40, pp. 322-330 Boon, F. & Pantjes, W. (Red.) (2008). Verbeelding, Geestelijke Verzorging en Psychiatrie. Zes perspectieven vanuit wetenschap, kunst en theologie. Delft: Eburon. Boime, A. (1991). Portraying Monomaniacs to Service the Alienist’s Monomania: Géricault and Georget. The Oxford Art Journal, 14:1, pp. 79-91 Borowsky Junge, M. & Linesch, D. (1993).Our Own Voices: New Paradigms For Art Therapy Research. The Arts in Psychotherapy, 20, pp. 61-67 Brown Alpert Medical School (2014). History of Psychiatry: Esquirol. Geraadpleegd op 2 juli 2014 via http://med.brown.edu/HistoryofPsychiatry/esquirol.html Brown Treadon, C., Rosal, M. & Wylder, T. (2006). Opening the doors of art museums for therapeutic processes. The Arts in Psychotherapy, 33, pp. 288-301 Budde, E. (2008). Wat woorden niet kunnen zeggen. Creatieve werkvormen en methodieken. Bohn Stafleu van Loghum. Centrum voor Filosofie en Kunst (1992). Uitgaves: Van Plato tot Nietzsche: acht inleidingen in de esthetica. Geraadpleegd op 4 juli 2014 via http://www2.eur.nl/fw/cfk/uitgaves/fk1/index.shtml Dere-Meyer, C., Bender, B., Metzl, E. & Diaz, K. (2011). Psychotropic medication and art therapy: Overview of literature and clinical considerations. The Arts in Psychotherapy, 38, pp. 29-35 De Roo, P. (2009) Culturele en Artistieke actualiteit, Arteveldehogeschool, Gent. De Rynck, P. & Van Der Lingen, S. (Red.) (2007). Museum voor Schone Kunsten Gent: Een keuze uit de mooiste werken. Gent: Ludion. De Stadshof (2012). Outsider Art. Art Brut. Naïeve Art. Geraadpleegd op 21 juni 2014 via http://www.collectiedestadshof.nl Devillé, A. (2006). De onzichtbare rechteloze klasse. De leef- en belevingswereld van mensen zonder wettig verblijf in Vlaanderen en Brussel. Tijdschrift voor sociologie, 2, 131-156 Editorial (2014). Art at the crossroads: The arts in society and the sociology of art. Poetics, 43, pp. 1-19
60
Emerson, M.R. (2004). Working with ‘key incidents’. In C. Seal, G. Gobo, J.F. Gubrium & D. Silverman (Eds.), Qualitative Research Practice (pp. 457-472). Thousand Oaks: SAGE publications. Farokhi, M. (2011). Art Therapy In Humanistic Psychiatry. Procedia - Social and Behavioral Sciences, 30, pp. 2088–2092 Gatta,M., Gallo, C. & Vianello, M. (2014). Art therapy groups for adolescents with personality disorders. The Arts in Psychotherapy, 41, pp. 1-6 Geerardyn, F. (Ed.) (2005). Psychoanalyse en kunst. Gent: Idesça. Geerardyn, F., Mondelinge Mededeling, via gesprek, d.d. 15 mei 2012. Grabau, E. & Visser, H. (Red.) (2002). Creatieve Therapie. Spelen Met Mogelijkheden.7de Druk, Bohn Stafleu Van Loghum. Hannaert, S. (2005). Een kwalitatief onderzoek naar het oprichten van kunstwerkplaatsen voor personen met psychische problemen. Vrije Universiteit Brussel. Heenan, D. (2006). Art as therapy: an effective way of promoting positive mental health? Disability & Society, 21:2, pp. 179–191 Hosany, S. (2009). International centre for research in arts therapies. Art, Dance, Drama and Music Therapy. Department of Psychological Medicine, Division of Neuroscience and Mental Health. Imperial College, Londen. Huss, E. (2009). “A coat of many colors”: Towards an integrative multilayered model of art therapy. The Arts in Psychotherapy, 36, pp. 154-160 Jimenez-Blanco, M. D., (Red.) (2009). The Prado Guide. Madrid: Museo Nacional Del Prado. Klein, P. K. (1998). Insanity and the Sublime: Aesthetics and Theories of Mental Illness in Goya's Yard with Lunatics and Related Works. Journal of the Warburg and Courtauld Institutes, 61, pp. 198-252 Klijn, W. & Scheller-Dikkers, S. (2006). Waar woorden tekortschieten. Praktijk en theorie van beeldende systeemtherapie. Leuven: Acco. Koningin Fabiolafonds voor de Geestelijke Gezondheid (2005). Dicht bij de mensen: Een mozaïek van ideeën en initiatieven omtrent geestelijke gezondheid. Brussel: Uitgave van de Koning Boudewijnstichting. Maclagan, D. (2009). Outsider Art. From the Margins to the Marketplace. London: Reaktion Books Ltd.
61
Malchiodi, C. A. (2003). Handbook of Art Therapy. New York: The Guilford Press. Mees-Christeller, E. (2006). Genezen met kunst. Handreikingen aan kunsttherapeuten. 2de druk, Zeist: Christofoor. Metzl, E. S. (2008). Systematic analysis of art therapy research published in Art Therapy: Journal of AATA between 1987 and 2004. The Arts in Psychotherapy, 35, pp. 60-73 Mieras, M. (2011). Een fantastisch brein. Psychologie Magazine, 30, pp. 54-57 Mohun, J., (Red.) (2009). Kunst. Meer dan 2500 werken van de prehistorie tot nu. Vertaald door: Limburg, I. & De Ridder, R., Leuven: Davidsfonds nv. Muijen, H. & van Marissing, L. (2011). 'Iets' maken. Beeldend werken nader bekeken. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Nijmanting, M. (2008). Creatieve Therapie: een praktische handleiding. Amsterdam: SWP. Peiry, L. (1997). Art Brut, The origins of outsider art. Paris: Flammarion. Poirier, J., Clarac, F., Barbara, J.G. & Broussolle E. (2012). Figures and Institutions of the neurological sciences in Paris from 1800 to 1950. Part IV: Psychiatry and psychology. Revue Neurologique, 168:5, pp. 389–402 Potash, J. S., Bardot, H. & Ho, R. T. H. (2012). Conceptualizing International Art Therapy Education Standards. The Arts in Psychotherapy, 39, pp. 143-150 Prinzhorn, H. (2011). The art of insanity. An analysis of Ten Schizophrenic artists. Solar books. Rhodes, C. (2000). Outsider Art. Spontaneous Alternatives. London: Thames & Hudson Ltd. Salom, A. (2011). Reinventing the setting: Art therapy in museums. The Arts in Psychotherapy, 38, pp. 81-85 Smeijsters, H., (Red.) (2003). Handboek Creatieve Therapie. 2de druk, Bussem: Coutinho. Smeijsters, H. & Cleven, G. (2006). The treatment of aggression using arts therapies in forensic psychiatry: Results of a qualitative inquiry. The Arts in Psychotherapy, 33, pp. 37-58 Smeijsters, H., (Red.) (2008a). De kunsten van het leven. Voorbeelden uit de creatieve therapie. Diemen: Veen Magazines B.V.
62
Smeijsters, H., (Red.) (2008b). Handboek Creatieve Therapie. 3de druk, Bussem: Coutinho. Spivey, N. (2005). Hoe kunst de wereld maakt. London: BBC Worldwide Limited. Spoerri, E., Meijer, S., Lemereis, U., Baumann, D. & Wölfli, A. (1995). 1864-1930. Zwolle: De Stadshof, Museum voor Naïeve en Outsider Kunst. Van Canneyt, K. (2008) Ontstaan, ontwikkeling en actuele praktijk van de individuele visuele kunst(psycho)therapie in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Vandevelde, L. (2012). Pietà. Fenomenologie van een creatieproces. Doctoraatsproject, HoGent - Universiteit Gent. Van de Vijver, J.-P. (2005). Inside or outside the outsider art? Kunst van mensen met een verstandelijke beperking. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Van Eeckhout, J.-P., Willems, S. & Buytaert, E. (2004). Kunst en Psychoanalyse: Verslag van een Inspirerende Ontmoeting. Psychoanalytische Perspectieven, 2004, 22, 3-, pp. 397-410 Van
Dale Lexiconografie. Utrecht/Antwerpen.
(1985).
Groot
woordenboek
der
Nederlandse
taal.
Van Hove, G. & Claes, L. (2011). Qualitative Research and Educational Sciences: A Reader about Usefol Strategies and Tools. Harlow: Pearson Education Limited. Van
Lamoen-Dommisse, I. (2011). Prentenboek psychotherapie. Leeuwarden: Elikser.
van
de
Geest.
Beeldtaal
in
Wedekind, G., Fornari, B., Hollein, M., de Zegher, C. (2013). Géricault. Fragmenten van mededogen. Gent: Museum voor Schone Kunsten. Weiner, D. B. (1992). Philippe Pinel’s “Memoir on Madness” of December 11, 1794: A Fundamental Tekst on Modern Psychiatry. The American Journal of Psychiatry, 149:6, pp. 725-732 Wertheim-Cahen, T. & Festen, T. (Red.) (2013). Soms ben je uitgepraat. Het atelier en de geestelijke gezondheidszorg. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
63
BIJLAGEN Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: 2: 3: 4:
Afbeeldingenlijst Informed Consent Interviewschema Interviews
64
Bijlage 1: Afbeeldingenlijst Afbeelding 1 Tony Robert-Fleury Parijs, 1837 – Viroflay, 1912
Dokter Philippe Pinel bevrijdt de krankzinnigen van hun ketens 1876 Olieverf op doek, 355 x 505 cm Hôpital de la Salpêtrière, Parijs Afbeelding 2 Auguste Ambroise Tardieu Parijs, 1818 – Parijs, 1879
Gravure door Auguste Ambroise Tardieu In Jean-Étienne-Dominique Esquirol Des Maladies Mentales. Considérées sous les rapports médical, hygiénique et médicolégal 2dln. met atlas, Brussel 1838, pl. 2-25. Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel 65
Afbeelding 3 Francisco de Goya Fuendetodos, 1746 – Bordeaux, 1828
Corral de Locos [Yard with Lunatics] 1794 Olieverf op metaal, 32,7 x 43,8 cm Meadows Museum, Texas Afbeelding 4 Théodore Géricault Rouen, 1791 – Parijs, 1824
De kleptomaan [Le Monomane du vol (‘Le fou assassin’)] 1819-20 of 1822-23 Olieverf op doek, 61,2 x 50,1 cm Museum voor schone Kunsten, Gent 66
Afbeelding 5 Théodore Géricault Rouen, 1791 – Parijs, 1824
De monomane van de afgunst (‘De hyena van La Salpêtrière’) [La Monomane de L’envie (‘La Hyène de La Salpêtrière’)] 1819-20 of 1822-23 Olieverf op doek, 72 x 58 cm Musée des Beaux-Arts, Lyon Afbeelding 6 Théodore Géricault Rouen, 1791 – Parijs, 1824
De militaire monomaan [Le Monomane du commandement militaire] 1819-20 of 1822-23 Olieverf op doek, 81 x 65 cm Sammlung Oskar Reinhart ‘Am Römerholtz’, Winterthur
67
Afbeelding 7 Théodore Géricault Rouen, 1791 – Parijs, 1824
De kinderrover [Le Monomane du vol d’enfants] 1819-20 of 1822-23 Olieverf op doek, 64,8 x 54 cm Michele and Donald D’Amour Museum of Fine Arts, The James Phillip Gray Collection, Springfield, Massachusetts Afbeelding 8 Théodore Géricault Rouen, 1791 – Parijs, 1824
De spelverslaafde [La Monomane du jeu] 1822-23 Olieverf op doek, 77 x 64 cm Musée de Louvre, Département des Peintures, Parijs
68
Afbeelding 9 Vincent Van Gogh Zundert 1853 – Auvers-Sur-Oise 1890
Zonnebloemen 1889 Olieverf op doek, 95 x 73 cm Van Gogh Museum, Amsterdam Afbeelding 10 Paul Gauguin Parijs, 1848 – Atuona, Marquesaseilanden, 1903
Portret van Van Gogh, zonnebloemen schilderend 1888 Olieverf op doek, 73 x 91 cm Van Gogh Museum, Amsterdam 69
Afbeelding 11 Vincent Van Gogh Zundert 1853 – Auvers-Sur-Oise 1890
Korenveld met Kraaien 1890 Olieverf op doek, 50,5 x 103 cm Van Gogh Museum, Amsterdam Afbeelding 12 Edvard Munch Loten, 1863 – Oslo, 1944
De schreeuw 1883 Olieverf, tempura en pastel op doek, 91 x 74 cm Nationaal Museum, Oslo
70
Afbeelding 13 Adolf Wölfli Bowil, 1864 – Waldau, 1930
South London (London = Süd) 1911 Potlood en kleurpotlood op krantenpapier, 99,5 x 142,7 cm From the Cradle to the Grave, Book 4, p. 405-406 Afbeelding 14 Willem Van Genk Voorburg, 1927 – Den Haag, 2005
Project Asberry II Ca. 1970 Olieverf op bordkarton Stichting Collectie De Stadshof 71
Afbeelding 15 Wassily Kandinsky Moskou, 1866 – Neuilly-sur-Seine, 1944
Geel, Rood, Blauw 1925 Olieverf op doek, 127 x 200 cm Centre Pompidou, Parijs Afbeelding 16 Jackson Pollock Cody, 1912 – New York, 1956
Herfstritme (Nummer 30) 1950 Emailverf op doek, 266,7 x 525,8 cm Metropolitan Museum of Art, New York
72
Bijlage 2: Informed Consent
Informed Consent Ik ondergetekende, .........................................................................., verklaar hierbij dat ik, als participant deelneem aan een onderzoek door Céline Van Glabeke, studente Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit van Gent, in kader van haar masterproef ‘Over outsiderkunst en creatieve therapie. Een zoektocht naar de relatie tussen kunst en psychiatrie’. Ik ben voldoende geïnformeerd over de opzet van dit interview en kan ten alle tijde bijkomende informatie verkrijgen. Ik neem geheel vrijwillig deel aan het onderzoek. Ik verleen de toestemming aan de student om de verkregen gegevens anoniem te verwerken. Ik ken de mogelijkheid om mijn medewerking bij het onderzoek op elk moment stop te zetten. Indien gewenst kan ik een exemplaar ontvangen van de onderzoeksbevindingen. Gelezen en goedgekeurd te ……………………………………(plaats) op …../…../….. (datum) Handtekening ……………………………………
73
Bijlage 3: Interviewschema Is er een relatie tussen kunst en psychiatrie? Algemeen - Wat is uw functie binnen deze organisatie? - Hoe bent u op deze plaats terecht gekomen?
Psychiatrie - Wanneer is beeldend werken in de psychiatrie ingeburgerd? Wat heeft er geleid tot de ontwikkeling van creatieve ateliers voor psychiatrische patiënten? - Is een creatief atelier belangrijk voor het revalidatieproces van psychiatrische patiënten? - Welke effecten en meerwaarde heeft het? - Wat zijn de doelstellingen en werkaccenten in het beeldend werken binnen de psychiatrie? - Hoe belangrijk is beeldend of creatief bezig zijn voor de patiënten zelf? - Heerst er een vooroordeel dat creatief bezig zijn met patiënten eerder een vorm van bezigheidstherapie is? - Wat maakt dat sommige patiënten zich aangetrokken voelen tot kunst en zelf artistiek bezig zijn? Heeft het bijvoorbeeld te maken met een andere functie van de hersenen? - Is er plaats voor psychiatrische patiënten binnen bestaande artistieke voorzieningen vb. kunstwerkplaatsen? - Is er volgens u nood aan meer draagvlak voor psychiatrische patiënten om met kunst bezig te zijn? - Is er meer nood aan wetenschappelijk onderzoek om de relatie tussen kunst en psychiatrie te bewijzen? - Welke elementen geven de relatie tussen kunst en psychiatrie nog mee vorm? - Wat zijn de uitdagingen waar de psychiatrie voor staat op vlak van artistieke expressie? - Wat is volgens u de therapeutische waarde van kunst? - Bestaat er ook een omgekeerde relatie? Wat kan de psychiatrie betekenen voor de kunst?
Creatieve therapie - Wanneer is beeldend werken als behandeling in de psychiatrie ingeburgerd? - Wat heeft er geleid tot de ontwikkeling van creatieve ateliers voor psychiatrische patiënten? Welke doelen schuilen daarachter? - Wat is de rol van ergotherapie binnen het revalidatieproces van psychiatrische patiënten? - Waarin verschilt ergotherapie van creatieve therapie? Is er een gemeenschappelijke basis? - Wat zijn de doelstellingen en werkaccenten in het beeldend werken op een psychiatrische afdeling? - Welke technieken hanteert u in de begeleiding van de patiënten? 74
-
Kan iedereen eraan deelnemen? Wat gebeurt er met de creaties die mensen binnen de therapie maken? Heeft creatieve therapie een meerwaarde in de behandeling? Wat zijn de effecten? Hoe belangrijk is beeldend creatief bezig zijn voor de patiënten zelf? Heerst er een vooroordeel dat creatief bezig zijn met de patiënten eerder een vorm van bezigheidstherapie is? Wat is het verschil tussen outsiderkunst en de werken die tijdens creatieve ateliers op psychiatrische afdelingen gemaakt worden? Kan outsiderkunst voortkomen uit creatieve therapie? Wat zijn de uitdagingen waar de creatieve therapie voor staat? Wat maakt dat sommige patiënten zich aangetrokken voelen tot kunst en zelf artistiek bezig zijn? Wat is volgens u de therapeutische waarde van kunst? Is er genoeg plaats voor patiënten binnen artistieke voorzieningen bv. kunstwerkplaatsen? Is er meer nood aan draagvlak voor psychiatrische patiënten om met kunst bezig te zijn?
Outsiderkunst - Er zijn vanuit de kunstgeschiedenis veel kunstenaars met een psychische problematiek bekend. In de 19e eeuw begonnen meer psychiaters een uitgesproken interesse te tonen in de kunstuitingen van hun patiënten en werd dit ook verzameld onder de naam ‘art brut’ en ‘outsider kunst’. Wat is volgens u het verband? - Waanzin is een belangrijk onderwerp geweest voor de kunst. Er wordt vaak heel romantisch gesproken over de getormenteerde kunstenaar die omschreven wordt als artistiek genie. Klopt dit beeld volgens u of wordt de problematische kant te veel toegedekt? - Welke theorieën en opvattingen had men over kunstenaars met een psychische aandoening? - Welke motieven zitten er achter de toegenomen interesse in outsiderkunst? - Wanneer is een outsider een insider? Of is dit een blijvende discussie? - Zijn er verschillen in de pathologie en kunstuitingen? - Wat is het verschil tussen outsiderkunst en de werken die tijdens creatieve ateliers op psychiatrische afdelingen worden gemaakt? - Kan er outsiderkunst voortkomen uit creatieve therapie? - Waar ligt het behandelingsaspect of het therapeutisch aspect bij outsiderkunst? Staat dit los van zijn kunst? - Wat zijn de uitdagingen waar de outsiderkunst voor staat? Bijvoorbeeld ondersteuning, zowel uit de gezondheidszorg als het kunstcircuit, culturele en sociale uitsluiting, gebrek aan maatschappelijke draagkracht? - Wat is volgens u de therapeutische waarde van kunst? Afronding - Wenst u nog iets toe te voegen?
75
Bijlage 4: interviews Ergotherapeute-Creatief therapeute (Gesprek gestart vóór geluidsopname begon) Ik denk om te spreken van art brut dat je met mensen moet vertoeven die al een tijdje verblijven in de psychiatrie. Aangezien dit hier een acute dienst is met mensen die hier eigenlijk maar kort verblijven, denk ik dat je minder kan zeggen dat het art brut is. Weet je welke soort mensen we hier eigenlijk hebben? Welke mensen er eigenlijk vertoeven op onze PAAZ dienst? Eigenlijk mag je zeggen dat dat jij en ik is. Dat zijn mensen die in de maatschappij enigszins toch wel goed functioneren, maar door omstandigheden in de psychiatrie terecht komen. Maar dan meestal gedurende een beperkte tijd. Er zijn ook mensen die doorgestuurd worden naar psychiatrische ziekenhuizen dan. Daar word er wel langduriger gewerkt. Niettegenstaande dat dit de laatste jaren allemaal een beetje verminderd is. Vroeger was dit een jaar, twee jaar. Nu is dat allemaal een beetje veranderd. In die zin staat het al wat dichter bij dat acute, maar toch vind ik dat er een verschil is. Ik denk om van een art brut te spreken dat je mensen moet kunnen volgen die toch wel een hele tijd op een afdeling zijn en die naar de ergo komen of bij de creatief therapeut en die kunnen werken en ook een hele tijd kunnen werken aan kunst, zoals zij kunst beleven in feite. Hier werken zij ook. Ik heb heel veel kunst… of heel veel creatief materiaal, maar om dan echt van art brut te spreken, ik vind dat persoonlijk niet. Tenzij soms zijn er hier mensen die dat misschien wel zouden… dat je dan wel zou kunnen spreken over art brut, bijvoorbeeld nu is er hier iemand, maar die is eigenlijk een chronisch patiënt die bezig is met kunst en die van alles maakt en dat zou je dan wel eerder art brut kunnen noemen. Maar de mensen die hier naar de ergo komen die proberen eens iets te schilderen en ze gebruiken soms boeken. Het komt niet altijd vanuit zichzelf maar ik vind niet dat je kan spreken over art brut. Wat wij hier ook doen, dat is creatieve therapie. Mensen krijgen een opdracht en er wordt ook altijd gezegd “Het moet niet mooi zijn, het moet geen kunst zijn”. Hetgeen gebeurd vanbinnen, dat is belangrijk. Maar dat is ook geen art brut. Dat is een creatief proces, maar dat is ook geen art brut. In de creatieve therapie werken we wel met beelden materiaal, dat is wel een feit, en het is ook de bedoeling dat er vanbinnen dingen gebeuren, maar eigenlijk wordt het dan gebruikt als medium. Vandaag moesten de patiënten een boekje maken over zichzelf. Een zelfportret, een foto dat ze in gedachten konden houden, een foto van vroeger, een foto van vroeger, een foto van hun huis, gezin en dan nog een aantal woorden en meer een collage van wat ze belangrijk vinden. Dat was met kleurpotloden dat we dat gedaan hebben. Ik ben nu aan het denken wat ik wilde vertellen. Dat maakt natuurlijk dingen los maar dat gebruiken we als medium. Één van de twee dames die mee deed aan de opdracht vertelde echt over de foto en dat is eigenlijk het doel van creatieve therapie ook. We maken iets en via het medium heb je communicatie. Dat was echt vertellen van: “dat ben ik, ik heb mij zo en zo getekend, dat vind ik belangrijk, dat vind ik niet belangrijk, ik zie dat ik nu eigenlijk dat gedaan heb, maar ik heb dat eigenlijk niet zo bedoeld.” Eigenlijk is dat een beetje de bedoeling van creatieve therapie. Via het medium praten over de dingen. Om dat dan art brut te noemen, dat zou ik zeker zelf niet doen. Ik weet niet wat je er zelf van vind?
76
Er is zeker een verschil tussen wat men maakt in de creatieve therapie en kunst die psychiatrische patiënten maken. Het is niet de bedoeling van de creatieve therapie om er kunstenaars van te maken. Dat wil ik ook duiden in mijn thesis. Eigenlijk vind ik Art brut, gaat toch ook wel over mensen die gepassioneerd met die dingen bezig zijn. Het gaat over mensen… ik weet niet of je boeken gelezen hebt over art brut? Ja Van in de tijd, in Zwitserland daar? Prinzhorn Ja, Prinzhorn die werken verzamelde. Dus dat waren mensen die echt wel gepassioneerd waren erdoor en die er eigenlijk heel de dag mee bezig waren. Dat is zeker de art brut. Hier is dat minder. De activiteiten hier met creatief materiaal, nieuwe dingen leren, een goed gevoel geven en iets proberen dat ze nooit gedaan hebben en dan zien van: “amai, dat lukt”. Dat zijn zo meer de dingen die wij bewerkstelligen, maar dan zeker niet echt een proces van we gaan dat proberen en zogezegd bijna een verzameling van werken maken is niet echt de bedoeling. Wat wordt er dan gedaan met de zaken die hier gemaakt worden? Meestal nemen ze dat mee naar huis. Als ze dingen gemaakt of geschilderd hebben of gelijk wat ze gemaakt hebben. Meestal zijn het ook dingen waar ze trots op zijn en ze nemen dat mee naar huis. Maar om dat dan te catalogiseren of catalogeren bij de art brut, dat vind ik. Wat is de rol van de ergotherapie in het revalidatieproces van de patiënten op deze afdeling? Ja. De mensen krijgen hier een programma waar er onder andere ergo, beweging en ook groepstherapieën van de verpleegkundigen gegeven worden. Een van de doelstellingen van ergo is in feite structuur geven aan de mensen. Een dagstructuur dus van 9 tot zo laat kom je naar de ergo. Maar naast de creatieve of de handvaardigheden hebben wij ook assertiviteit, de creatieve therapie, muziektherapie. Dus die dingen doen wij ook wel, maar dat is maar in beperkte mate want ik ben geen muziektherapeute dus we proberen ook wel met teksten te werken, inhoudelijk te werken, mensen leren spreken over dingen, dus dat is dan wel eigenlijk een beetje de bedoeling van die therapieën en bij creatieve therapie is dat eigenlijk ook zo. Via het creatief medium mensen proberen te laten spreken over problemen of over de dingen waarmee dat ze zitten op dat moment. Kan iedereen daaraan deelnemen? Er is een verschil. Wat betreft de ergotherapie, dan bedoel ik het atelier zogezegd, wordt eigenlijk van iedereen verwacht om daar naartoe te komen. Er zijn natuurlijk uitzonderingen in de zin van mensen die acuut psychotisch zijn, die komen niet naar hier 77
omdat er veel te veel prikkels zijn. Soms zijn er nog uitzonderingen maar de meeste mensen komen wel naar de ergo. Dat is eigenlijk wel de bedoeling, maar voor de groepstherapieën dus de assertiviteit, creatieve therapie, muziektherapie, worden ze eigenlijk uitgenodigd. Wij stellen het programma op in de zin van wij vinden dat die persoon geschikt is voor de creatieve of geschikt is voor die of die muziektherapie. Ze bepalen dat eigenlijk niet zelf, maar als ze zelf aangeven vb. “ik heb een probleem met assertiviteit, ik zou dat willen volgen.” Dan is het natuurlijk wel de bedoeling dat zij daar naartoe komen. Maar eigenlijk stellen wij het programma op als therapeuten dus ergo en bewegingstherapeute en de hoofdverpleegkundige, wij stellen zelf het programma op voor de mensen. Welke technieken hanteer je dan om de patiënten daarin te begeleiden? Wat bedoel je met technieken? De middelen… De middelen zijn het materiaal. Dat is eigenlijk het medium van de ergotherapeut. Wij hebben ook de keukentherapie dus dat is ook iets dat wij gebruiken. Maar het is eigenlijk via ons materiaal dat wij werken. Wat is het verschil tussen ergotherapie en creatieve therapie? Jah… Eigenlijk willen ze daar een onderscheid in maken in de zin van… Ik denk vroeger, voor dat creatieve therapie bestond, dat de ergo’s even goed creatieve therapie konden geven. Natuurlijk het feit dat er nu creatief therapeuten zijn, is dat onderscheid… Ik denk dat ergotherapeuten meer met het materiaal werken waar dat de creatief therapeut echt met het creatief materiaal werkt. Ik ken instellingen waar er echt een onderscheid in gemaakt wordt van het creatief materiaal is voor de creatief therapeut en het ander materiaal is voor de ergotherapeut. Maar hier loopt dat gelukkig door mekaar. In de opleiding aan de Arteveldehogeschool is er een gemeenschappelijke basis tussen ergotherapie en creatieve therapie. Awel, de gemeenschappelijke basis was dat de ergo’s verder deden voor creatief therapeut. Ik denk in het begin van de opleiding van creatief therapeut, waren het vooral ergotherapeuten die een banaba bij deden om dan creatief therapeut te zijn. Dus dat is eigenlijk het gemeenschappelijke. Dus ergo’s die meer willen dan enkel de gewone ergotherapie. Wat is dan de meerwaarde van creatieve therapie buiten de gewone ergotherapie? Ik vind… Ik heb die opleiding ook gevolgd in Gent. Wij hebben eigenlijk wel op een andere manier leren denken. Het was vooral het psychoanalytisch model dat wij gebruikten dus dat is al een heel ander denkkader in feite. In die zin vond ik dat zeker en vast een meerwaarde omdat het psychoanalytisch denkkader was. Omdat je dan echt werkt met de vrijheid van de patiënt, het verlangen van de… wij zeggen eigenlijk nog altijd wel patiënt niettegenstaande dat ik eigenlijk cliënt zou moeten zeggen, maar het is 78
eigenlijk uit gemakzucht dat ik patiënt zeg omdat iedereen hier de mensen als patiënt benoemt. Wat was ik nu aan het zeggen? Awel, het werken met het verlangen van de cliënten, dat je jezelf niet opdringt maar dat je hen eigenlijk echt wel dingen laat doen wat zij willen doen. Dat jij niet bepaalt als therapeut van “je moet dit, je moet dat”, niettegenstaande dat ik mezelf een beetje tegen spreek aangezien dat we ze zelf in een programmatje steken. Maar ik denk wel door de opleiding te volgen dat ik veel meer rekening kan houden met wat ze zelf ook willen. Wat zij vragen, wat ze willen. Dat vind ik in elk geval een meerwaarde. En sowieso als je de opleiding volgt, dat je een beetje meer achtergrond hebt ook. Wat denkt u dat er geleid heeft tot het creatief bezig zijn met psychiatrische patiënten/cliënten? Bedoel je dan algemeen in de psychiatrie? Omdat dat misschien een belangrijke manier is van uiten. Van gevoelens uiten, van… Ik denk dat het een belangrijk middel kan zijn om zichzelf te uiten, dus wat in die zin al heel belangrijk is. Het is natuurlijk te zien als je alleen over beeldend spreekt, of ook over muziek of drama. Spreek je over beeldend? In mijn thesis focus ik mij vooral op beeldende therapie omdat ik ergens een afbakening moest vinden, maar ik weet dat creatieve therapie uit meerdere aspecten bestaat. In alle gevallen toch wel een heel goede manier om zichzelf te uiten denk ik. Expressie, ja, ik denk dat dat toch wel belangrijk is. Hoe staan de patiënten er zelf tegenover? Staan zij hier open voor of lijkt dit onwennig voor hen? Soms is het onwennig maar het is ook een beetje te zien als ik spreek over het vrij atelier, dus waar ze mogen kiezen in de voormiddag, is dat natuurlijk iets waar ze zelf voor kiezen. Ze krijgen geen opdracht? Nee, nee. En ook ze kiezen om dat te doen. Ze kunnen kiezen tussen ander materiaal ook. Ik noem dat dan meer creatief of meer handvaardigheid. Handvaardigheid noem ik dan ook meer technische dingen waar je niet echt creatief, maar dat je iets kan aanleren en dat je dat kan doen en mooie dingen maken. Maar zonder dat je eigenlijk creatief moet zijn. Buiten als je met verf werkt, is het wel… willen ze proberen van iets moois te schilderen of iets moois te maken. Het is ook niet dat dat moet voor ons maar ze willen dat natuurlijk zelf ook wel. Dus in de voormiddag komen de mensen hier gewoon binnen en zijn ze vrij om iets te maken. In de voormiddag hebben ze eigenlijk de vrije keuze om te doen wat ze willen… ze mogen iets kiezen, als ze iets doen dan moeten ze natuurlijk wel de opdracht voltooien. Dat is wel een vereiste. Maar ze mogen kiezen voor het creatief materiaal of ze mogen kiezen voor het ander materiaal. Het ander materiaal, ik zeg maar iets, dat is macramé, 79
dat kan naaien zijn, dat kan vanalles zijn. Dat kan natuurlijk ook creatief materiaal zijn maar om ergens een onderscheid te maken zou ik zeggen creatief materiaal is verf, tekenmateriaal, boetseren of met klei werken. Dat vind ik echt het creatief materiaal. We zijn hier nu ook bezig met Fimo bv. juweeltjes maken. Je kan dat natuurlijk ook heel creatief doen maar dat gaat eigenlijk meer over hun handvaardigheid, over een techniek dat je leert. Ik vind dat er daar wel een onderscheid in is. En in de namiddag? In de namiddag, zoals in de creatieve therapie, dat zijn opdrachten dat ze krijgen. Eigenlijk is dat niet altijd hun vrije keuze. Zoals ik gezegd heb, wij bepalen de groepen. En soms is er daar wel een beetje weerstand natuurlijk van wat moeten wij hier doen of ik zie dat niet zitten. Want het is die vraag die je eigenlijk stelde van hoe gaan ze daar mee om. Het is niet altijd zo evident. Dat is meer een gedwongen opdracht ook in feite. Ze zitten in die groepstherapie en… Het is meer emotioneel geladen? Ja, zeker en vast. Is er een vooroordeel dat creatief bezig zijn met patiënten eerder een vorm van bezigheidstherapie is? Een vooroordeel van wie dan? Bijvoorbeeld van de buitenwereld, mensen die weinig afweten over de psychiatrie. Goh, dat is natuurlijk iets die kan. Maar ik heb hier wel het gevoel bij ons dat de psychologen daar bijvoorbeeld wel heel achter staan. Zij vinden dat die creatieve, dat het wel iets doet met de mensen. En dan vooral de creatieve therapie in feite. Omdat dat nog meer met het gevoel werkt. Vooroordelen… ik denk dat er vooroordelen komen van de mensen soms ook natuurlijk in de zin van ergo, wat is dat? Maar als ze komen naar de ergo, hebben we meestal wel een goede band met de mensen en voelen ze wel met naar hier te komen dat ze er wel iets uit kunnen leren, dat ze er iets mee kunnen doen. Wat maakt dat sommige mensen hier zich meer aangetrokken voelen tot kunst en artistiek bezig zijn? Ons publiek zijn mensen die natuurlijk wel een psychiatrisch probleem hebben maar niet altijd een psychiatrische aandoening. Het is een moment in het leven dat het moeilijk is en de bedoeling is van hier weer bovenop te geraken mits steun dan. Ik denk… misschien is er een onderscheid dan tussen mensen met een psychose of mensen met een depressie of mensen die verslaafd zijn. Meestal zijn het mensen met een psychose die zich aangetrokken voelen, die bezig zijn met dat materiaal, creatief materiaal. Meestal zijn dat ook gewoon creatieve mensen, mensen die psychotisch zijn, zijn dikwijls zelf creatief en willen experimenteren ze hebben er misschien meer voeling mee? Ik weet het niet. Ik weet niet wat je er zelf van denkt?
80
Ik heb artikels en onderzoeken geraadpleegd en er zou een relatie zijn tussen creativiteit en schizotypie. Ja, dus psychotische mensen in feite. Er zijn ook heel veel kunstenaars die in de psychiatrie zijn beland. Dat zijn bijna altijd mensen met een psychose. Als je dat bekijkt, heel dikwijls mensen met een psychose ofwel een psychotische structuur hebben. Daarvoor moeten ze niet echt psychotisch zijn, maar wel met een psychotische structuur. Ja… hoe komt dat? Meestal zijn dat ook een beetje chaotische mensen, mensen die chaotisch zijn in hun hoofd en die… Die kunst gebruiken om structuur te geven? Ja. Of die het misschien ook nodig hebben om structuur… ja. Anders als mensen gewoon… als ik hier gewoon mensen hebben die naar hier komen, is dat van: “Oh, ik vind dat mooi, ik wil dat proberen.” En wij stimuleren dat. Je hebt hier de kans van uw leven, hier is het materiaal dus probeer het maar. Dus eigenlijk met mensen die misschien vanuit zichzelf wat minder creatief zijn, gaan we zeker wat aanleiding geven tot. Wij zeggen altijd van probeer dat maar. We hebben hier verf, doek, papier, we hebben hier al wat je wilt en proberen. En we hebben hier een kast vol met boeken waar ze in kunnen kijken. We proberen dat altijd wel te stimuleren en als ze dan dingen gemaakt hebben en ze vinden dat het mooi is, is dat voor hen in alle geval… alle, ze zijn er toch wel trots op. Maar dan worden ze natuurlijk geen kunstenaars. Denkt u dat er genoeg plaats is voor patiënten die artistiek bezig zijn om dat verder te zetten bv. kunstwerkplaatsen? Ik denk dat dat moeilijk is. Eigenlijk zou dat meer moeten denk ik. Maar ik denk dat dat moeilijk is. Wanneer was dat nu? Er was een patiënte van hier… maar het ging niet over kunst. Het ging over dingen doen. Ze zei van: “Ik zou dat eigenlijk willen ergens doen maar met gelijkgezinden. Dus met mensen die het allemaal een beetje moeilijk hebben op een of andere manier. Eigenlijk vond ik dat wel een goede opmerking zo van het is eigenlijk misschien wel waar van… als je dat kunt doen bij mensen waarbij je geen masker moet opzetten van ik voel mij niet goed vandaag. Dat je gewoon jezelf kan zijn, met misschien een keer een goede dag, een minder goede dag. Maar dat je gewoon uzelf kan zijn. Zo een groep… ja, ik vond dat eigenlijk een heel goed idee. Ik denk dat er daaraan een tekort is. Stel u krijgt de kans om zoiets op te richten. Wat zou er voor u allemaal nodig zijn om dat te realiseren? Een lokaal. En geld misschien ook. Ik denk wel dat zelf moet zorgen dat je het één en ander kunt. Misschien zelfs niet. Ik weet het niet. Maar natuurlijk van begeleiding, als je al een tijdje in zo’n dinges zit, denk ik dat dat geen probleem is. Maar wat heb je nodig? Ruimte om het te doen. Misschien ook wel financieel, ik weet het niet. Maar ik zou dat eigenlijk wel graag doen, eerlijk gezegd. Ik vond dat een opmerking dat ik heel 81
belangrijk vond van ja, misschien is dat wel waar want als je gewoon dingen kan doen waar je geen enkel masker moet opzetten en je doet gewoon, je bent wie je bent, je werkt gelijk je wilt werken, niemand die bepaald hoe en wat. En waarom is dit er nu nog te weinig? Komt dit door dat er te weinig draagvlak is? Ik denk dat dit ook allemaal financieel is zeker? Tenzij je zegt als vrijwilliger dat je jouw huis wilt open stellen van kijk, ik heb plaats, kom maar af met een stuk of 6 of… Ik heb hier een plaatsje waar je kan schilderen en waar je misschien ook kan praten als dat nodig is. Dus dat zou meer in de informele sfeer kunnen. Ja, informeel… als het formeel kan, is het misschien nog beter. Moest je kunnen zeggen van een organisatie of een vzw of ik weet niet wat die een ruimte heeft waar mensen echt op een creatieve manier kunnen werken, ik denk dat dat heel zinvol zou kunnen zijn. Zeker en vast. Wat is volgens u de therapeutische waarde van kunst? Ja, ik denk als je creatief bezig bent, dat je al de rest rondom u wel een stukje vergeet toch. Dat je echt kunt focussen op jouw werk en echt met uw werk kunt bezig zijn. En ook misschien de vrijheid die je hebt. Als je iets creëert ben je ook vrij. Dus die vrijheid die je hebt in hetgeen wat je dan doet, dat dat wel therapeutisch kan werken. Is er zelf nog iets wat u wil toevoegen? In het psychiatrisch centrum Rustenburg in Brugge wordt er veel met creatieve groepen… ik bedoel creatieve therapie maar ook muziek gegeven, muziektherapie, ook heel uitgebreid. Drama ook, ja het is een heel therapeutisch, heel creatief therapeutisch centrum. Ik denk dat dit ook een goede plaats is. Sleidinge dat weet ik niet. Ik denk dat er in veel psychiatrische ziekenhuizen een creatief atelier is. Er zijn veel kunstwerkplaatsen voor personen met een beperking, maar minder voor mensen uit de psychiatrie. Mijn man heeft een creatief atelier maar voor mensen met een beperking. Maar dat is een atelier waar ze jaren naartoe gaan dus dat is eigenlijk ook een proces. Ik vind dat hier minder. Hier is dat eigenlijk niet echt zo. Ik denk in een psychiatrisch ziekenhuis dat dat dan wel veel meer is. Omdat mensen er ook langer zijn en dat echt als een plaats kunnen benutten van ik ga naar een creatief atelier en ik doe daar mijn ding en ik ga daar 2 maand of 3 maand naartoe en hier is dat een heel stuk beperkter in feite. Maar dat neemt niet weg dat we het wel stimuleren en ik vind het ook wel belangrijk dat ze proberen en de uitdaging durven aangaan. Dat ze zich er voor willen open stellen.
82
Psychiater Wanneer is beeldend werken in de psychiatrie ingeburgerd en wat heeft er volgens u de aanleiding gegeven tot de ontwikkeling van creatieve ateliers? Goh, dat is een zware vraag hoor. Het is een moeilijke vraag. Daarvoor zou je bijna iemand moeten hebben die de geschiedenis van de psychiatrie van heel nabij gevolgd heeft maar eigenlijk is dat al heel oud hoor. Het is inderdaad begonnen in psychiatrische ziekenhuizen en… goh… Bijvoorbeeld Van Gogh. Dr. Gachet, die zijn behandelende dokter was, en als psychiater verbonden was aan een instelling. Hij heeft hem geschilderd en hij heeft hem ook daar in dat centrum geschilderd. Nerval, die ook later suïcide gepleegd heeft, Gérard Nerval, die was ook opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en schreef daar ook. Dus het is eigenlijk iets oud he. Mensen met psychiatrische problemen in een psychiatrische behandeling hebben in sommige gevallen ook een affiniteit met kunst en met het creatieve. En dat die twee zowat mekaar hebben gevonden. Hoe juist de geschiedenis daarvan is, er zijn mensen die daar meer over weten dan ik. Bijvoorbeeld Mark Kinet. Dat is een referentie op dat gebied. Hij heeft onlangs een boekje geschreven ‘De psychologie van de kunst’ en heeft zich daar toch echt in verdiept. Maar in het begin, in de jaren 1800 hebben we het dan. In begin 1900 ook en in de jaren ’60 zeker en dan heb je systematisch de creatieve ateliers die zijn opgestart in grote PZ’s, het Guislain in Gent, enzovoort. Parijs ook. En dan de laatste, goh hoe moet ik het zeggen, 30 jaar, is er daar ook veel in veranderd. Met veel meer aandacht voor het psychotherapie deel, maar ook voor de non-verbale therapie: crea, muziektherapie, bewegingstherapie,… Dat heeft allemaal zijn plaats en ingang gekregen in de meeste PZ’s bij mensen met psychische problemen die lange tijd in opname zijn in de kliniek. Ik werk nu in de paazdienst verbonden aan een algemeen ziekenhuis waar de opnametrajecten korter zijn, waar er ook creatieve therapie wordt aangeboden, maar het niet voor iedereen mogelijk is, omdat sommige mensen te ziek zijn of zijn hier te kort of hebben er ook geen verlangen aan om erin op ontdekking te gaan via creatief werk naar zichzelf of waar ze eigenlijk mee bezig zijn. Maar voor enkelen is hier ook creatieve therapie en proberen wij een atelier aan te bieden. Ja. Wat denkt u dat het verband is tussen die kunstenaars die ook in de psychiatrie zijn terecht gekomen en het verband tussen creativiteit en psychische aandoeningen bijvoorbeeld? Ja. De meeste mensen zijn niet in staat tot creativiteit. Dat is gewoon een feit. Om te kunnen creëren of om creatief te kunnen zijn, moet je als het ware de schroeven van de realiteit of van de taal of van de beelden die gekend zijn losmaken en andere beelden of andere taal bv. poëzie of proza of nog iets anders, kunnen tevoorschijn halen. Maar daarvoor moet je wat bestaat eigenlijk kunnen wegdoen of kunnen doen wankelen. Ik wil maar zo zeggen. De meeste mensen kunnen dat niet. De enkelen die dat doen, hebben vaak – niet altijd – er zijn veel kunstenaars zonder psychische problemen, er zijn ook zeer veel mensen met psychische problemen die geen kunstenaar zijn, maar toch is er daar iets gemeenschappelijk want als je dat vermogen hebt om de wereld op zijn kop te zetten en dus kunst te maken of iets nieuws tevoorschijn te toveren… dat maakt het leven niet gemakkelijk. Dat betekent ook dat je niet genoeg hebt met de vaste waarde, niet genoeg hebt met de vaste beelden, met de vaste taal, met hetgeen wat er al is of 83
was vóór hen. Dus dat betekent dat je op zoek gaat , dat je er ook door gekweld wordt en onvoldoende… (telefoon gaat en opname wordt even stop gezet) Dus dat is iets… En dan heb je ja… Wie daar ook veel over gesproken heeft, of toch het één en ander over te zeggen heeft, is professor Audenaert die een tijdje in Gent hé… Ja, ik heb er les van gekregen Awel kijk. Maar hij heeft ooit een reeks voordrachten gegeven over de melancholie en het werk van Schumann, Rachmaninov Schuman die suïcide gepleegd heeft. En bijvoorbeeld Virginia Woolf, je hebt zoveel kunstenaars… Sylvia Plath, een Amerikaanse dichteres. Vaak zijn het mensen met een creatieve geest, met een melancholische kwetsbaarheid die zich soms op de rand bevinden. Op de rand van wat? Op de rand van dat die we kennen. En op die rand ook creatief kunnen zijn omdat we ook op die rand soms af vallen of de waanzin in tuimelen of suïcide plegen. Dus dat is eigenlijk het talent om naar de rand te gaan, waar er iets nieuws is maar waar het ook soms gedaan is. Het is een moeilijke vraag die je mij stelt. Het is een zeer goede vraag, maar moeilijk. Ik ben een beetje onderzoeken aan het verzamelen vanuit verschillende invalshoeken: psychologie, psychiatrie, neurologie en vandaar dat ik die vraag aan u ook stel. Ik denk dat momenteel de psychologie het best geplaatst is om daar antwoorden op te geven. De filosofie helemaal niet en de neurologie ook niet. Misschien binnen 30 jaar de neurologie, maar nu nog niet. En zelfs soms de psychiatrie niet, alhoewel dat de psychiatrie wel veel altijd wel affiniteit gehad heeft, zeker met een aantal personen, met kunst, met creativiteit en ja… Goh, overal zijn er wel een paar psychiaters die zich zo met die thema’s vooral bezig houden. Heeft een creatief atelier een belangrijke meerwaarde in het revalidatieproces van psychiatrische patiënten? Euh… Ik denk van wel en meer dan alleen de ergo of bezig zijn. Ik denk dat het niet alleen belangrijk is voor het revalidatieproces, maar ook van het exploratieproces. Voor te revalideren is het zinvol dat je u uit en dat je uw mogelijkheden exploreert en daarin op zoek gaat en dat kan enorm belangrijk zijn voor iemand om zichzelf te ontdekken en dus de eigen mogelijkheden te ontdekken. Maar ook in exploratieve psychotherapie waarin mensen op zoek gaan omdat dat hun eigen bezig houdt, kan creatieve therapie zeer zinvol zijn omdat de beelden vaak de woorden vooraf gaan en dat je een soort van in een goede klinische psychotherapie, dus in een psychotherapie kliniek krijg je zo een proces dat gestut wordt door het spreken, maar het spreken wordt eerst op zichzelf eerst al gestut door creatieve therapie in als zijn vormen: dans, muziek, beelden,… die eigenlijk infraverbaal zijn, die te maken hebben met beelden, met ritmes, met afstandnabijheid en allerlei thema’s die een mens niet direct onder woorden kan brengen, maar wel soms in een tweede tijd, nadat één en ander is tevoorschijn gekomen van beelden die zich bijvoorbeeld herhalen, die geduid worden in een creatief atelier of… Dus enorm belangrijk en niet onmisbaar ook nu in elk modern psychotherapeutisch centrum. 84
En als er dingen worden bevonden in een creatief atelier die belangrijk zijn voor die persoon zijn problematiek, wordt dit ook doorgegeven aan u? Hoe gaat dit dan? Absoluut. Zowel hier als in het centrum waar ik gewerkt heb, waren er teamvergaderingen, 1 of 2 keer per week en was het creatieve altijd aanwezig. Wij hebben die zaken allemaal doorgesproken. Soms werden ook tekeningen getoond, een stuk muziek beluisterd om te illustreren. Dat was niet systematisch zo maar soms gebeurde dat wel en er werd veel belang aan gehecht. Psychotherapie is eigenlijk de discipline van te spreken. In het kort is het eigenlijk dat, van door te spreken, van uzelf te zeggen, maar wat de mensen ook gemeen hebben, is dat ze geen taal hebben om het te zeggen. Dus dat is eigenlijk ook de knel van de psychotherapie, dat er dingen gezegd worden waar er geen taal voor is. In het begin is dat met hakkelen, of ernaast praten, of er rond of… en die beelden kunnen daar heel erg in helpen om tot taal te komen. En de beelden op zich produceren is denk ik ook zinvol. Wat vinden de patiënten er zelf van als ze aan ateliers en creatieve therapie onderworpen worden? Aan therapie onderworden, dat is niet correct. Therapie is een onderneming. (lacht) Dus als ze een therapie ondernemen en ze vinden een manier om zich te uiten, dan zijn de mensen altijd zo dankbaar… nu dankbaar is een beetje een raar woord, maar ze zijn eigenlijk altijd… hoe moet ik het zeggen… geïntrigeerd, op zijn best, zichzelf, gefocust, nieuwsgierig, soms verbaasd, soms gedegouteerd, maar het raakt hen. Het raakt door het medium. En daarin, het is heel belangrijk dat het een onderneming wordt door de patiënt in kwestie, door de persoon in kwestie die niet alleen gebeurt, maar onder begeleiding en onder wat dan overdracht noemt, onder een goede band met een therapeut die daar aanwezig is en mee helpt te zoeken zo. Zo een beetje als een sherpa die niet de leiding neemt maar zegt: “Tiens, wat zou dat willen zeggen, of wat zou je daarmee willen doen en ik heb dat beeld al eens eerder gezien, kun je mij daar iets over zegge” en soms niets zegt ook. Gewoon maar de beelden laten komen. Dus dat is eigenlijk een heel fijnzinnig proces dat dan met twee of soms in groep. Tegenwoordig heb je creatieve ateliers die in groep georganiseerd zijn, die in groep worden ondernomen. De persoon van de therapeut is ook zeer belangrijk. Wat is volgens u de therapeutische waarde van kunst? De therapeutische waarde van kunst. Je bedoelt het produceren van kunst of te gaan kijken? Actief of passief? Ik denk dat kunstenaars zichzelf redden door kunst te produceren. Ik denk dat kunst… Het sublieme van kunst is dat het eigenlijk de grote truc is voor mensen die misschien anders gek zouden worden. Misschien hé. Maar het is… Arne Quinze heeft een ganse reeks werken gemaakt waarin dat hij, je kent Quinze wel hé met die kolossale oranje dingen waarvan er sommige fantastisch mooi zijn, maar hij heeft 1 kunstwerk en dat noemt ‘This is my home’. Als ik dat zag, las ik dat van –niet dat hij zijn huis heeft nagemaakt, want dat lijkt niet op zijn huis- maar dat die man door dat te maken thuis is gekomen bij zijn eigen. Daar waar hij dat zonder dat te doen niet mogelijk was geweest omdat hij dolend zou geweest zijn, zoals veel psychiatrische patiënten. Dus ik denk dat 85
een kunstenaar thuis komt bij zichzelf in zijn kunst, zichzelf vind, zichzelf verwezenlijkt en dat perfectioneert tot kunst. Nu kunst is ook niet allemaal alchemie. Het is ook veel werk en ook ambacht en kunde, maar dat is een andere kwestie natuurlijk. Dus ik denk dat voor vele kunstenaars kunst een redding is. Is kunst gaan zien zinvol? Absoluut, omdat je – voor iedereen is dat zinvol- omdat je geworpen wordt in een dimensie die anders is en die u doet stilstaan en die de waan van de dag doorbreekt. Is kunst voor elke psychiatrische patiënt mogelijk? Neen. Is het voor elke psychiatrische patiënt zinvol? Neen. Maar voor sommigen op sommige momenten kan het enorm veel verschil maken. Anne Saxton, die was in behandeling, een Amerikaanse dichteres en die is beginnen schrijven op vraag van haar psychiater. Die heeft gezegd: “Schrijf een gedicht”. En ze is daarmee begonnen en haar eerste reeks was ook aan hem opgedragen en zij was één van de grote namen uit de Engelstalige Poezië de vorige eeuw. Dat was haar redding. Enfin, ze heeft uiteindelijk suïcide gepleegd hé, maar het was toch 40 jaar later of een ruime tijd later. Er waren ook andere zaken aan de orde op dat moment. Is het eigenlijk een soort van ontsnapping of een hulpmiddel om de bocht niet te verliezen, zeg maar? Ik weet niet of het een ontsnapping is. Dat klinkt dan zo gelijk… Het is straffer dan dat. Alcohol is een ontsnapping. Van de ene vrouw naar de andere lopen is voor sommigen een ontsnapping, of van de ene man naar de andere. Ik denk dat je van uw miserie of als mens van uw psychische miserie kunt ontsnappen maar dat enkelen erin slagen om het subliem te doen. Wat daar dan ook nog bij nodig is, is een talent, maar ja… dat is zo moeilijk om onder woorden te brengen. Een talent om naar de rand te gaan en er toch niet af te vallen. Intussen kunst produceren. Het is niet alleen ontsnappen omdat het ook naar de rand gaan is. Het is bijna ook het opzoeken van de rand. Ontsnapping is televisie, alcohol,… Zo zie ik dat hé. Ik zie veel mensen die daar toe in staat zijn, ja. Vind u dat er genoeg plaats is voor psychiatrische patiënten die er verder in willen gaan, die bijvoorbeeld in een opname kennis maken met creatieve ateliers en die dat verder willen zetten in kunstwerkplaatsen? Veel te weinig denk ik. Te weinig, te weinig, ja. Wat je ook hebt, er is zo een lange tijd zoiets geweest als –Ik heb daar misschien nog een boek van liggen- ‘psych art’. Dat is een farmaceutisch bedrijf dat kunst tentoon stelde van mensen met psychiatrische problemen, maar onder de noemer van ‘psych art’ en ik heb dat altijd vervelend gevonden. Het is bijna alsof iemand met psychiatrische problemen, als die kunst produceert, dat het gelijk niet echt kunst meer is. Dat het ‘psych art’ is, terwijl dat daar fantastische werken tussen hingen. Wat dat natuurlijk het verschil is, mensen kunnen in een creatief atelier een kunstzinnig iets maken of iets dat kunstig is creëren. Kunst betekent dat je een oeuvre samenstelt. Dat je een reeks kunstwerken maakt die mekaar opvolgen of die groeien en die, weet je, die telkens weer iets zeggen over uw positie in de wereld en ook iets verzwijgt dat niet zichtbaar is. Maar dat je in dat werk blijft op zoek gaan naar dat onzichtbare, dat iets zeer herkenbaar en particulier heeft. Dat is een oeuvre. Diegenen die daar toe in staat zijn, dat zijn er niet veel. Maar het zou goed zijn en ik denk dat dit ook in meerdere psychiatrische ziekenhuizen zo is, dat mensen die creatieve ateliers doen of leiden ook wel een oog hebben voor als er een kunstenaar tussen zit, dat moet je het wel zeggen van “Hela, je moet nu niet terug keren naar de 86
universiteit waar dat je voor de zoveelste keer voor gesukkeld hebt, alhoewel je verstandig genoeg bent, dit is uw weg hé.” Ja, dan denk ik dat dat wel belangrijk is dat dat niet gezien wordt als een soort van hobby, maar dat het wel herkend wordt. Een bestemming. Kunst is au fond een bestemming. Je bent ervoor gemaakt hé. Gelijk dat je een dokter hebt of een lerares of een… Een roeping is veel gezegd, maar een bestemming. Vind u dat er meer draagvlak en begrip moet zijn voor mensen die echt talent hebben, die kunst maken? Maar dan krijgen ze waarschijnlijk wel een statuut als outsiderkunstenaar, en dan blijven ze ook outsider en behoren ze nooit tot die kunstwereld. Sommige mensen moeten daarin echt… zijn zeer geïsoleerd. Als je een tijd in de psychiatrie geweest bent, is het verdomme moeilijk om je weg terug te banen naar de maatschappij als volwaardig individu. Vanuit reacties van anderen, maar ook vanuit uw eigen. Dat is toch nog altijd helaas een stempel. Dus hulp zou zeker welkom zijn, voor velen onder hen en ook vooral om hen de weg te tonen om zich daar in te bekwamen in kunst en hen stimuleert om daarin verder mee te doen en dan kan je naar de academie gaan enzovoort, enzovoort. En ja, vaak kost dat ook geld. Mensen zitten met een vervangingsinkomen. Dat is niet eenvoudig om het zacht uit te drukken of quasi onmogelijk. Moest er daar ja… in de ideale wereld. De kunstenaar is altijd vanuit een underdogpositie gekomen, jammer genoeg. Maar er is inderdaad nog veel ruimte om zorg te dragen voor die mensen, ja. Financieel, maar ook qua communicatie met anderen. Communicatie met andere kunstenaars, die kanalen zo. Ontmoetingsplaatsen, mekaars werk kunnen uitwisselen. Vooral in realiteit, maar ook zelfs in blogs of forums enzovoort, ja, ja, ja. Dus de mogelijkheid om naar buiten te kunnen treden met hun werk. Ja. Op een manier en zonder veroordeling van hun werk, maar gewoon vanuit interesse van: “van waar ben jij en wat is het gat in uw cv, waar heb je dan gezeten?” Nee, maar “Toon eens wat je gemaakt hebt, waar ben je mee bezig, dat is interessant”. Nu er is wel een kunstscène hoor met jonge mensen die op die manier functioneert. De weg ernaar toe is vaak niet evident. De meesten hebben financiële problemen. Dus er is eigenlijk nood aan mensen die dit kunnen opvolgen? Ja, dat zou goed zijn. En ook mensen die de kunst kopen natuurlijk want dat is eigenlijk het doel van de kunstenaar om iets te maken dat hij of zij verkocht krijgt. Tegenwoordig is outsiderkunst wel populair en worden er veel werken verkocht. Goed nieuws. Ik weet niet wat het verschil is tussen outsider en insider art. Er is een dunne lijn. Eens je bestempeld wordt als outsider, is het moeilijk om een insider te worden. Vreselijk hé? 87
Volgens hoe ik denk, als er genoeg over geschreven wordt en genoeg over gepubliceerd, dan ben je wel een insider. Maar of je dan meer kunstenaar bent, dat is dikwijls nog maar de vraag hé. Is de wereld altijd zo goed om echte kunst te herkennen? Dat vraag ik mij af hé. Van Gogh heeft nooit een werk verkocht. Ik denk niet dat we moeten fantaseren dat we nu al zoveel scherper staan dan in de jaren 1800. Dus ja. Dat zijn fenomenen die er altijd geweest zijn en nog altijd zo zijn. Die hype en hysterie rond kunst en dat het niet verstaan wordt. Iedereen die er naartoe gaat en opinies maakt maar dikwijls ernaast kijkt, enzovoort. Wat zijn volgens u nog meer elementen die de relatie tussen kunst en psychiatrie mee vorm geven? De therapeut, psychiater, familieleden, vrienden. De mensen eigenlijk. Het is vooral een kwestie van mensen. En dan door die mensen erkenning van ‘kijk je bent hier iets aan het maken wat iemand anders niet kan.’ Of ‘je bent hier iets zeer uniek aan het maken.’ Het moet dan daarom niet altijd kunst zijn, maar wel iets uniek. Een verwondering daarover en ook interesse daarvoor. Dat is de grote link tussen kunst en psychiatrie. Dat ze bevestiging krijgen in hetgeen dat ze doen. Ja, en gestimuleerd worden om die zoektocht door te zetten. Denkt u dat er meer nood is aan wetenschappelijk onderzoek om de link tussen psychiatrie en kunst te kunnen bewijzen? Ja, dat zal vanzelf wel komen. Maar ik denk dat… Ik denk dat de link tussen… Soms is er een link met de psychiatrie. Maar bon, op dat vlak moet er qua neuroscience nog zeer veel werk en voorbereidend werk gebeuren om daar nog verder mee te geraken. Ook in de psychologie moet daarmee opgeschoven worden. Maar tussen neuroscience enerzijds en psychologie, dat zijn de 2 vakken waarvan dat ik veel verwacht in de toekomst. Van de psychiatrie op zich niets hé. Schuman was melancholisch maar tijdens zijn melancholische episodes produceerde hij niets hé. Het ziek zijn op zich maakt geen kunst. Het is het beter worden dat kunst oplevert. Kunst wordt niet geproduceerd tijdens psychiatrische ziekten. Als Van Gogh op zijn ziekst was, dan sloeg hij de hand aan zichzelf. Dan maakte hij geen kunst. Dus er is een zekere goesting en verlangen en gezondheid nodig om kunst te maken. In die zin is psychiatrie psychiatrie en kunst is kunst en moet een psychiater zijn mensen helpen om te genezen, zodanig dat ze kunst kunnen maken. Het is een beetje zo. Dus in die zin moet hij voor de kunstenaars die in zijn zorg zijn, moet hij daar ook voor zorgen en ze herkennen. Dat is wel een taak. Welke verwachtingen hebt u nog van de psychologie? Welke richting zouden ze volgens u moeten uitgaan? Goh, ik denk dat die 3, zowel de kunstenaar als de wetenschapper, psycholoog of neuroscientist, maakt niet uit, die varen allemaal naar de horizon. En die trachten allemaal iets te weten te komen dat voor ons onbereikbaar is en waarschijnlijk voor ons 88
altijd onbereikbaar zal zijn, zoals de horizon. Niettemin trachten ze er allemaal naar toe te gaan, om iets te zeggen dat niet te zeggen valt of om iets te weten te komen wat wij nog altijd niet weten. Dus je zou bijna kunnen zeggen dat de kunst tracht naar particuliere waarheid die… en ik denk dat de kunst daar het dichtst bij benaderd. Het dichtst naartoe komt op een zeer merkwaardige manier die we niet altijd kunnen vatten. Ik denk dat de kunstenaar vaak –en dat heeft de geschiedenis ook vaak aangetoond- de psychologie en de neuroscience mijlenver vooruit is of vooraf gaat. Er zijn in de geschiedenis werken geproduceerd van de fijnzinnigheid, bijvoorbeeld de gedichten van Li Po, 8ste eeuw na Christus of de gedichten van Sappho, Griekse dichteres. De schreeuw van Munch. Er zijn zoveel beelden waarvan je denkt… Of de David van Donatello, waarvan je denkt van welke psychologische theorie komt ook maar in de buurt? Geen één. Neuroscience is met kabels aan het meten en reactiesnelheden van circuits. Een kunstenaar is ook een visionair hé. Dat gaat de wetenschap ver vooraf in het benaderen van die waarheid of van dat menselijke dat je niet grijpt. Dus ik denk niet dat de kunstenaar hulp nodig heeft van de psychiater. (lacht) Dat denk ik niet in die zin. Geen kunstenaar zit te wachten op psychologie of op neuroscience om hem te helpen of te redden. Neen, zijn kunst is zijn redding. De redding van de kunstenaar is zijn kunst. Als hij psychiatrisch ziek is of depressief of psychotisch of nog iets anders, dan moet hij natuurlijk behandeld worden. Kunstenaars zitten niet te wachten op de dokters. Dus er is niet echt een omgekeerde relatie in wat de psychiatrie kan betekenen voor de kunst? Ik denk dat niet. Stel u voor dat psychiatrie kunst zou kunnen genezen. Dan zitten we met een big problem. Dan is er niets meer. (lacht) Dan weten we alles. Dan is er niets meer. Kunst gaat over het onmeetbare en is vaak een… Je kan even goed… Hoe kan ik een geschikt beeld daarvoor gebruiken? De kunstenaar heeft begrepen dat hij zichzelf moet redden en kan redden en zal dat doen. Noch de psychiatrie, noch de psychologie kan de kunstenaar redden en dat hoeft ook niet. Het is best dat hij niet gered wordt, want terwijl dat hij zichzelf aan het redden is, produceert hij iets waar we allemaal staan van te kijken. Ik denk niet dat de kunstenaar zoveel hulp nodig heeft eigenlijk?
89
Medewerker Museum Dr. Guislain Er zijn in de kunstgeschiedenis heel veel kunstenaars bekend met een psychische achtergrond, een psychische problematiek. In de 19 e eeuw begonnen psychiaters zich dan meer te focussen of meer interesse te tonen in de kunst van hun patiënten. Later werd dit dan verzameld onder de naam ‘art brut’ en ‘outsiderkunst’. Wat is het verband hierachter? In de 19e eeuw bestond die term nog niet. Dan waren ze eigenlijk meer op zoek naar die… Goh dat is zo een rare soort fascinatie die er vanuit de wereld van de psychiatrie bestaat voor de kunsten. Interesse in het genie en dan ook zien hoe dicht dat geniale ook ligt soms bij geestesziek zijn en zo zijn er een aantal psychiaters die dan zeer bekende gevallen tussen aanhalingstekens hebben besproken à la Hölderlin, à la Strindberg, à la Van Gogh. We waren eigenlijk wel zeer dankbaar om dan langs de ene kant getoond te zijn uiterst kwetsbaar, psychisch kwetsbare mensen. Langs de andere kant lopen ze over ook van een soort geniale scheppingsdrang. Men was eigenlijk lange tijd op zoek, maar ook in de wereld van de kunsten hoor, naar een soort…expressie. Een soort ongeremde creatieve kracht en expressie en sommige kunstenaars, onder andere ook de expressionisten, die waren ervan overtuigd dat men dat kon vinden onder andere bij mensen die geestesziek waren en daar had je ook soms het parallelle. Je ziet dat ook soms terugkeren: geesteszieken, kinderen of mensen uit andere culturen. Eigenlijk kortom mensen die niet –hoe moet ik zeggen- bezoedeld zijn of geremd zijn door een teveel aan Westerse cultuur en opvoeding en waarden en normen en zo meer. Men had daar eigenlijk bijna –hoe moet ik dat noemen- een bijna romantische opvatting over. Sommigen toch hé. Men dacht dat men daar eigenlijk aan een soort bron van scheppingskracht zou kunnen komen. En dus dan merk je dat een aantal van die psychiaters, Prinzhorn was daar een voorbeeld van, dus dan spreek ik over de jaren ’20 van de twintigste eeuw. Hij is zodanig gefascineerd door dat werk die gemaakt wordt in de afzondering, maar die instellingen zijn gesloten. Mensen kunnen er niet buiten en familie komt er ook moeilijk binnen. Bij sommige van die patiënten, er is nog helemaal geen creatieve therapie en zo meer, maar dat zij er toch in slagen om op restanten van papier of een beetje textiel dingen te maken die dan onmiddellijk een grote indruk maken. Bij kunstenaars maar eigenlijk ook bij psychiaters. Je voelt zo een beetje de twee. Je voelt bijvoorbeeld op het moment dat Wölfli in Bern opgesloten zit in een grote psychiatrische instelling net buiten de stad, zal Morgenthaler, zijn arts, zien van tiens, als ik die man die eigenlijk meestal nogal vlagen van woede en zo meer krijgt, als ik die de mogelijkheid geef dat hij tekent en dat hij begint van zodra het klaar is tot het donker is begint hij te creëren. Die Morgenthaler heeft een oog voor kunst en hij zegt van eigenlijk is dat –en dat was dan zijn essay: een geesteszieke als kunstenaar- die wel zeer invloedrijk is geweest. En eigenlijk pakten die ook andere artsen maar ook kunstenaars mee om dat werk van Wölfli te bekijken. Het rare is dat Wölfli een enorme creatieve kracht had. Hij was met een heel oeuvre bezig. Tegelijkertijd had hij ook wel door dat hij blijkbaar succes had dus hij maakte, naast zijn eigen oeuvre, wat hij zelf noemde ‘broodkunst’. Dat was kunst die hij dan gaf en waarmee hij centen kreeg en waarmee dat er weer papier en alles aangekocht werden. Maar dus je voelde toch wel bij ook die psychiaters, men had precies door van tiens, dat kan iets therapeutisch betekenen en sommigen hadden zelfs de ambitie van als we dat werk lezen tussen aanhalingstekens, krijgen we misschien wel een soort toegang tot de ziekte, tot de psychose of noem maar 90
op. Men dacht dat men eigenlijk ook, net zoals dat Freud met het spreken en de vrije associatie, dacht men misschien dat via het beeldend werk ook te krijgen. En dus je merkt –en dat vind ik zeer mooi aan die oude collecties- ten eerste al de kwaliteit van die oude collecties, en ik spreek dan over eind 19 e, begin 20e eeuw. En ook wat dat die eigenlijk ook op cultureel vlak betekend hebben. Het is een soort… Het is een zwaar woord en pedagogen, ik ben ook één, we gebruiken dat graag. Er is misschien wel iets emanciperend aan en eigenlijk mag je dat toch misschien wel zeggen dat ze toch een soort openbreken uit het isolement, ook het cultureel isolement van zo’n geesteszieken, dat dit toch onder andere via dit soort beeldend werk is gebeurd. En dan als ik kijk doorheen de tijd, je moet maar onderbreken als je andere vragen hebt, dan zie je dat het inderdaad kunstenaars, artsen, kunstenaars: Dubuffet, dus na WO II dat hij dan begint eigenlijk een beetje te zoeken naar ook weer die brute kunst, onbemiddeld, krachtig, moet geen uitleg krijgen. En dat hij dan de collection de l’art brut wat nu in Lausanne in het museum gehuisvest is. En dat zit zo ook een beetje in de jaren ’40, ’50, ’60 in een soort tegencultuur. Dus art brut, art culturelle, daar zat al een soort oppositie in, maar je merkt ook dat ie art brut, dat is eigenlijk zogezegd kunst die langs de ene kant onwaarschijnlijk kwalitatief zeer hoog is en toch buiten het zogenaamde ernstige kunstcircuit valt. Hij voelt dat dat, laten we maar zeggen met meer tegenculturele stromingen zoals de beat generation, dat dat verwantschappen in zich draagt. En het is zo dat dan op de duur in de jaren ’70 die term art brut meer en meer heeft vervangen door outsiderkunst, omdat men eigenlijk zei: men staat eigenlijk buiten. Ofwel buiten de samenleving, of buiten het kunstcircuit, en zo is die bredere term eigenlijk ontstaan. Het beeld van de getormenteerde kunstenaar dat dan zo romantisch wordt omschreven en gelinkt aan het artistiek genie, klopt dat beeld volgens u of wordt er te weinig aandacht gegeven aan de problematische kant en de persoonlijke kant van de kunstenaar? Dat is een goede vraag, omdat dat heel dubbel is. Men gaat het snel romantiseren, ook zo van… Het is bijna de verschoppeling van dat psychische dat helemaal in de marge is geduwd en die toch een geniale ziener zou zijn en die beelden maakt die heel de wereld kunnen inspireren. Men gaat het soms ook een beetje idealiseren en ook soms een beetje voorbijgaan aan het –en ik denk dat dat ook een beetje uw vraag is- aan dat die creatie toch wel zeer soms zeer moeilijk is en dat het voor die persoon in kwestie niet altijd een cadeau is om daarmee te zitten. Wat je ook ziet is, en dat vond ik interessant in mijn praktijk, is dat je soms een evolutie ziet doorheen wat een bepaalde persoon meemaakt en hoe dat het werk ook in zijn leven is. Ik ga een voorbeeld geven van één van de meest belangrijke die wij in onze collectie hebben, is Willem Van Genk. Dat is die met de zeppelin, die hangt ook… en we gaan daar straks –ik ben daar zeer blij mee- een tentoonstelling in New York maken. In een museum in New York voor de eerste keer, dus een solotentoonstelling over Willem Van Genk. En als je kijkt doorheen zijn levensloop, dan zie je… Dus als kind zat dat al moeilijk. Hij kreeg zeer snel het label ‘moeilijk opvoedbaar kind’. Hij zat in een speciale instelling en dan als volwassene in de psychiatrie. Men ziet daar wel, en we zijn dan in de jaren ’50, begin ’60, dat hij een talent heeft. Hij is volledig autodidactisch en hij is nooit naar een scholing geweest buiten een bepaald ogenblik is er dan toch een zekere druk dat hij een paar uur in de week dat hij uit de instelling mag naar de academie om daar wat lessen te krijgen, maar dat loopt zeer kort en moeilijk. Er is daar nog een briefwisseling geweest bijvoorbeeld tussen de 91
directeur van de academie die vraagt aan de directeur van de instelling: “Mag Willem een beetje meer komen? We zien zo’n talent en hij voelt hem hier ook goed.” En de brief terug zegt: “Tot nader orde ga ik beslissen wat er goed is voor hem en wat niet en bij deze gaat hij niet meer.” Dus je voelt eigenlijk eerder een soort tegenwerking dan echt een bespoedigen daar in die vroege jaren ’60. Maar zijn oeuvre, hij gaat dat voor de eerste keer op vraag van zijn entourage tentoon stellen. Onmiddellijk is er een grote reactie op, ook bij de gewone media, ook de Nederlandse televisie. Ze maken daar een uitzending over. Willem ziet die uitzending en beslist die dag zelf in paranoïde vlaag om alles, alles moet van de muren en alles moet weer onder zijn bed bij manier van spreken. “Al mijn macht is weg gestraald”, zei hij. Dus hij was zeer ongerust dat de beelden die hij creëert, door het feit dat die ook op tv waren geweest, dat mensen slechte dingen met hem voor hadden. Dus eigenlijk wilde hij zijn oeuvre niet meer tonen. Hij kwam net in de openbaarheid. Frederik Hermans, de schrijver had geschreven in RC: “Dit werk is afschrikwekkend mooi”. Dus in Nederland trekt hij zich terug omdat hij in opperste paniek is. Later, dan is Willem eigenlijk ook, hij heeft dan een trombose gehad dus hij kan eigenlijk niet meer echt werk maken, maar wij hebben dan contact met hem omdat er hier in de permanente collectie ‘Outsiders’ een deel aan hem is gewijd en dan merk je dat hij niet meer dat paranoïde heeft van vroeger, integendeel. Hij was blij, hij was trots dat zijn werk nu ook in een publieke collectie, dus niet privaat, maar in een publieke collectie aan het publiek werd getoond. Dus je ziet dat soms hoor dat dat een enorme evolutie maakt. Een andere kunstenaar die hier ook in de collectie zit, ook een Nederlander, is Gerard van Lankveld. Ook dat is een curieuze levensloop. Hij woont in een klein dorpje, niet ver van Eindhoven en als jonge gast, adolescent, wordt hij door leeftijdsgenoten gezien als de zot van het dorp. Ze lachen met hem, ze lachen hem uit. Gerard kan hem zeer moeilijk verdedigen daartegen. Hij vecht. Dat zijn zo een aantal jaren, dus een zeer moeizaam iets, tot dat hij op een bepaald moment in een soort schijnwereld terecht komt. Hij roept zichzelf op tot keizer, de keizer van Monera. Hij begint dus objecten te maken die allemaal passen in dat fictieve keizerrijk. Hij maakt schitterende horloges. Dat zijn dan een soort klokken met daarboven Russische dorpjes. Dat is virtuoos gewoon. Hij gaat daarmee, want hij heeft mij dat nog zelf verteld, hij gaat daarmee gaan staan ’s morgensvroeg met die klok voor het huis van één van de studenten. Want zo noemde hij zijn leeftijdsgenoten die hem aan het uitlachen waren. Hij staat daar in de regen, zo heeft hij het mij verteld, eigenlijk van kijk wat ik heb gemaakt. Je voelt dat dat werk voor hem eigenlijk op dat ogenblik een mogelijkheid is om ten eerste de agressie is hij een beetje kwijt. Hij probeert iemand te zijn. Hij heeft zichzelf uitgeroepen tot keizer en zo is dat nog een heel lange tijd… Ja, dat is zo curieus dat huis waar hij woonde, zijn ouderlijk huis, klein huisje, daar stond zijn troon. Dat was vol met objecten die zijn keizerrijk waren. Nu die man is nu ondertussen 68-69. Hij is eigenlijk geëvolueerd. Ook in dat dorp tot een zeer gerespecteerde man, omwille ook van de dingen die hij maakt. Iedereen heeft wel door van…ja, je merkt dat nog een heel klein beetje aan hem, een heel klein beetje op vlak van communicatie dat hij soms wel wat anders…maar dat is omdat je het weet hoor. Moest hij hier nu, Gerard hier, je zou er veel plezier mee hebben. Het is nu toch wel een bijzonder geestige man. Eigenlijk de grote impact van wat het moet geweest zijn vroeger, is blijkbaar weg met ouder te worden. Een aantal symptomen, even in medisch jargon, moeten minder sterk zijn. De maatschappelijke waardering voor hem is zeer groot geworden en hij heeft mij nog letterlijk gezegd: “Vroeger was ik keizer. Nu speel ik het, maar vroeger was ik het.” Dus je merkt ook bij 92
hem een soort evolutie. Het mooie in die twee voorbeelden, maar zeker in dat laatste is dat je merkt dat hij eigenlijk doorheen heel die machinatie van een keizerrijk en daarin dan prachtige dingen maken, dat hij ook voor zijn eigen grote stappen heeft gezet. Dus dan merk je dat dat toch wel heel wat kan betekenen en wat ik daar zeer mooi en ook ontroerend en ook maatschappelijk zeer relevant in vind, is dat hij geeft die mensen een bepaalde plek ook. Ze krijgen een waardering daardoor. Niet als mensen met iets dat ze niet hebben, die een tekort hebben, maar mensen die wel heel bijzondere dingen maken. Bij Gerard van Lankveld is dat bijna een voorbeeld van wauw, dat is hier toch wel zeer mooi. Hij heeft zeker ook, en daar vertelt ook over maar niet meer veel, hij heeft zeer lang geworsteld daarmee. Het feit dat hij zo belachelijk werd gemaakt, dat was voor hem verschrikkelijk natuurlijk. Het is bijna een zeer scherp voorbeeld want Gerard heeft bij mijn weten, het zou kunnen dat hij nog opgenomen geweest is. Ik weet niet echt zijn ziektegeschiedenis. Hij heeft altijd gewerkt in een soort beschutte werkplaats, zo een paar dagen in de week. Meer kon hij eigenlijk niet aan. Maar ja, je merkt dat er toch een proces meer en meer van aanvaarding en waardering in de samenleving is gekomen. Ja, dat is eigenlijk wel tof. Maar je hebt natuurlijk ook zeer veel minder mooie voorbeelden. Dat oeuvre komt tot stand, maar dat oeuvre komt soms tot stand met… Het is zo heel dubbel. Ik weet zo niet… Ik gebruik soms in lezingen van ‘ondanks’ of ‘dankzij’ het geestesziek zijn dat dat oeuvre tot stand komt. Bij persoon tot persoon kan dat zeer anders zijn. Soms is het dankzij het feit dat iemand in een bepaalde toestand is, dat hij begint te creëren, dat hij dat anders niet zou doen. Soms is het ondanks zijn ziek zijn dat hij toch nog kan creëren. Het is heel dubbel vind ik. Dat is ook het moeilijke. Dat is heel het moeilijke ook aan dat statuut en het begrip ‘Outsiderkunst’. Mag je dat nog behouden of niet? Dat is hier ook… Wij hebben hier eigenlijk laat ons zeggen als ik het ideologisch zou mogen beantwoorden, dan moet je het zo rap mogelijk afschaffen. Als je het pragmatisch bekijkt, dan kan het heel belangrijk zijn dat het woord nog gebruikt wordt. Dat er nog hier en op andere plekken in Europa ateliers zijn, musea zijn die daar aandacht voor vragen. In het gewone circuit van de hedendaagse kunst is het zo zeldzaam dat er aandacht is voor dit soort werk, terwijl hier tonen we het. We tonen het natuurlijk in een vaste collectie, kun je zeggen apart, maar ook in tijdelijke tentoonstellingen, en je hebt er misschien nog bezocht tijdelijke tentoonstellingen, tonen wij hedendaagse kunst en outsiderkunst gewoon door elkaar. Dat is iets wat eigenlijk een beetje evident is. Wij selecteren op kwaliteit, wij selecteren op thematiek en dus dan kan een werk van Borremans bij manier van spreken en een werk van Willem Van Genk, kan dat naast elkaar hangen. Voor ons is dat ook impliciet om die mensen ook terug te geven aan de culturele wereld. Dat ze een beetje weg zijn uit die medische… Ik weet het, het is heel dubbelzinnig. Dit is hier eigenlijk een plek met een medische geschiedenis, tot en met. Professor Guislain, universiteit Gent, we beginnen hier ermee. Met alle isolatie en stigma en labeling tot en met. Toch zijn we net van hieruit begonnen om de tegenbeweging in te zetten en een culturele plek te maken die ook nog die medische geschiedenis in zich draagt. Dat kunnen we niet wegcijferen. En dat zit hier ook nog in de stenen dat soort geschiedenis en de 19e eeuwse ambitie om dat soort instituten te maken en zo meer. Het is heel dubbel. Ik heb dat in die periode van ’86 tot nu kunnen meemaken dat wij… Vroeger werden we gezien als zo een museum van iets dat heel marginaal was tot een plek waar heel wat kunstenaars graag komen, waar er een ruim publiek komt. Wij hebben toch een publiek van 70 000 bezoekers per jaar. Dat is een beetje vergelijkbaar met het SMAK. Dus dat is eigenlijk een mooi en heel verschillend publiek dat hier naartoe komt. Er komen mensen naar hier met laat ons zeggen 93
interesses, meer vanuit het begaan zijn met mensen die ziek zijn, maar er zijn even goed mensen die komen puur met een culturele en kunstinteresse. Het is die mix die wij wel een beetje willen. Ik denk dat dat belangrijk is omdat je maatschappelijk ook aanduid dat je dat niet te veel mag zien als iets dat buiten uzelf staat. Die normaal-abnormaal, de klassieke tweedeling, dat zo flou is die grens en dat je daar zelf ook altijd heel dicht bij staat. Dat je zegt: “Die anderen die zijn abnormaal en zie mij hier eens staan, de normale’. Dus dat je dat zelf in vraag stelt. Het is dat wat we eigenlijk met tentoonstellingen ook willen. Dat je een soort parcours maakt en dingen toont waardoor mensen tot een soort, via die beelden die we tonen, tot een soort reflectie zouden komen. Dat is eigenlijk hetgeen dat we willen. Is het nog altijd zo dat er vanuit de hedendaagse kunst weinig aandacht is voor outsiderkunstenaars want ik had de indruk dat dit de laatste jaren enorm is opgewaardeerd. Ja, enorm. Enorm. Enorm! Je kunt een aantal mijlpalen daarin zetten. Je kunt ver terug gaan. Ik ga even ver terug. In de jaren ’70, Harald Szeemann is de curator van de Documenta in Kassel. Dat is dé hoogmis van de hedendaagse kunst. Harald Szeemann maakt een zaal vrij voor het werk van Adolf Wölfli omdat hij zegt van, een patiënt die in het begin van de 20e eeuw is gestorven, hij zegt van: “Dat is te weinig bekend. Dat is van dermate kwaliteit. Ik toon dat.” En dan zie je, Jan Hoet heeft daar zijn rol in gespeeld. Een museum als dit speelt daar op een andere manier ook zijn rol in. Ik ga nu heel recent, vorige zomer in de biënnale van Venetië is er echt zeer veel aandacht geweest voor bepaalde outsiderkunstenaars. Je merkt dat fluctueert ook een beetje hoor. Dat heeft ook, en dat is dan de andere kant, met markt en met centen te maken. Je merkt dat dan ook, nu zeker en het is heel juist uw opmerking, zit je in een trend dat er daar meer en meer, ook vanuit de brede culturele wereld, dus ook de galeriewereld, de mensen, de verzamelaars, dat daar echt wel interesse voor is. Absoluut. Je kunt daar een beetje een dubbel gevoel bij hebben, maar ik ben wel blij dat je die groeiende interesse ziet. En ik ben blij dat wij hier een plek kunnen zijn waarin we regelmatig ook dit werk aan bod laten komen. Eind deze week, ik ga je ook meteen uitnodigen, openen wij een tentoonstelling met kunst. Het is eigenlijk een Duitse organisatie die met autistische kunstenaars werkt en over heel Duitsland. Ze hebben een jaar of 4-5 geleden in Kassel, in de Documentahalle hun werk getoond. Dat was uit Berlijn, uit Keulen, verschillende ateliers en ook private personen. Via bemiddeling van Jan Hoet en ook omdat wij iets met Autisme Centraal hier in Gent deden, is die initiatiefnemer hier geweest en zo openen wij nu vrijdag eigenlijk… En ik had nog aan Jan Hoet gevraagd om de peter te zijn, maar het is nu zijn dochter die meter gaat zijn van die tentoonstelling. Wat daar opvalt is de zeer grote kwaliteit. Je moet het eens bekijken. ‘Ik zie wat je niet ziet’ is de titel. Het speelt een beetje in het tekstje dat erbij staat hoor. Op die folder ‘Kunst en Autisme’, je hebt daar direct al bepaalde beelden bij, maar denken toeschouwers daar ook niet zeer stereotiep over want je gaat zien in de tentoonstelling is er zeer verschillend werk te zien. Dingen die u misschien doen denken: dit is misschien typisch autistisch. Maar je ziet ook dat er daar ander werk tussen zit. Het is eigenlijk dat soort vragen dat we eigenlijk ook willen meegeven aan de bezoeker. Deze tentoonstelling tonen we nu deze zomer, samen met deze tentoonstelling (toont folder). Dat is dan eigenlijk een wereldtop fotograaf die ook wel heel sterk bezig is met dat psychische. Hij noemt zichzelf een reiziger in de psyche. Dat onderzoek dat hij doet als kunstenaar, ik 94
vind het erg belangrijk dat we dit soort aanbod voortdurend hebben. En dat we eigenlijk voortdurend proberen als museum, dus als culturele plek mee dit open te houden, die bevraging open te houden. Ik denk dat dat aan een publiek en, hoe moet ik zeggen, dat het belangrijk is dat je die categorieën wat soepel houdt en dat je dat best doet via verbeelding en dat je dus ook letterlijk via beelden en de kwaliteit van die beelden ook duidelijk maakt aan mensen van kijk, denk niet te veel in clichés na over mensen die ziek zijn en sluit dat niet te ver van u weg. Dat is niet goed voor uzelf. ‘Ik zie wat je niet ziet’, dus het kinderspelletjes is eigenlijk ook de titel van die tentoonstelling. Is er een verschil in pathologie of diagnose in de kunst die ze maken, of hangt dat af van persoon tot persoon? Ja, het standpunt dat wij hebben is dat wij als museum eigenlijk weinig geïnteresseerd zijn in het geneeskundig blad bij manier van spreken, de diagnose. Waar wij wel nog mee bezig zijn is wat vertelt die mens, wat probeert hij te vertellen, wat is zijn beeldentaal of het kan ook zijn dat hij met tekst bezig is en hoe komt dat over. Dus het is van persoon tot persoon te kijken, niet zo echt in medische categorieën te denken. Dus als we zoiets gebruiken, zoals autisme, dan problematiseren we het onmiddellijk. Ook omdat die categorie autisme, wat is dat. We zijn nu van plan om over een paar jaar over borderline een tentoonstelling te maken, maar ook daar zal een essay, samen met Dirk De Wachter de psychiater, van wat is dat nu eigenlijk. De DSM, de Amerikaanse psychiatriebijbel heeft zo 9 categorieën, maar laat ons dat eens kritisch bekijken. En ook de relativiteit van dat jargon toch wel bekijken dat je dat ook niet te… want soms is dat dan ook wel fatalistisch, zoals dat gehanteerd wordt binnen een medisch kader. Dat proberen we toch wel open te houden. Vroeger werden de beelden wel gebruikt om een diagnose te kunnen stellen. Ja, dat is zo. Ik ben zeer blij dat dat eigenlijk een ijdele ambitie is geweest. Net zoals dat eigenlijk bij gewone kunstenaars zo is. Het mooie is… Ik heb dikwijls met Jan Hoet daarover gesproken. Hij kwam ook graag naar hier. Op een bepaald moment dacht hij dan dat hij het gevonden had, het onderscheid en later vond hij dat dan weer niet. Dus op een bepaald moment heeft hij bijvoorbeeld geschreven in een inleiding in één van de catalogen, het was nog voor dat het SMAK was, dus dan schreef hij van kunst of beeldend werk van geesteszieken is totaal waar en valt volledig samen met de persoon en reguliere hedendaagse kunstenaars zijn altijd een beetje poseurs, zijn altijd een beetje leugenaars. En hij was daar aan het zoeken naar een onderscheid. Neem nu Willem Van Genk, dus wat hij nu juist maakt is op dat ogenblik, ook wanneer hij zijn sterkste werk maakt, is hij zeer…die paranoia zit heel diep in hem. Hij is beelden aan het geven die autobiografisch zijn maar hij is zo bang van de anderen dat hij daar leugens rond bouwt. Dus is hij eigenlijk ook aan het liegen uit zelfbescherming op dat ogenblik. Dus is zijn werk te lezen als o ja, dat is autobiografisch maar je zit voortdurend op dwaalsporen. Je zit daar direct naar te kijken en dan denk je ah… en dan lees je dat en dan zie je dat beeld en dan weet je het niet meer. En dat was ook zijn bedoeling. Dus dat zijn ook poseurs ten dele. De ene meer dan de andere. Ook weer individueel verschillend vind ik. En dus het rare is en het moeilijke is –dat zei Jan Hoet ook op het einde van zijn leven want we hebben nog samen gezeten voor de tentoonstelling en ik heb nog een tekst voor die laatste catalogus- en dat was voor hem een zeer grote fascinatie en 95
bewondering voor dat werk en ook dat het lastig is. Zo van hoe moet je er nu mee om gaan. Dat hij het niet meer goed wist. Hij had ook vrede met dat standpunt. Voor ons is het eigenlijk belangrijk om inderdaad dat lastige, om dat te tonen, om dat te verspreiden om dat voortdurend in nieuwe constellaties, nieuwe tentoonstellingen naar een publiek te brengen. Dat is eigenlijk hetgeen dat wij willen doen. Wanneer is een outsider een insider? Is dit een eeuwige discussie? Maar ja. En het is zo curieus, met dat je nu die vraag stelt, outsider-insider. Als we in Amerika bijvoorbeeld, als we Willem Van Genk daar presenteren, en dus de vrouw waarmee wij contact hadden is een Canadese en staat daardoor eigenlijk ook een beetje dichter bij Europa. Ze is ook heel dikwijls hier geweest. Ze zegt: “Jullie gebruiken dat in Europa ongehinderd. Dat kan in Amerika als begrip dus niet gebruikt worden. Dat is politiek zo fout als dat het maar groot is.” Insider-outsider, eigenlijk mag je dat niet hanteren. Daar gaat het over ‘self-taught’, dus een beetje autodidactische kunst of ‘folk art’ noemen ze dat soms, in die zin van het is niet geschoolde of niet altijd mensen die lange vorming hebben genoten of geen vorming hebben genoten. Maar om dat dus te linken aan een bepaalde psychische… Dat is dus zeer moeilijk. Ze hebben het algemeen daar moeilijk mee. Naar aanleiding van de tentoonstelling die we doen in American folk art, gaan we dus daar rond ook werken. Ook omdat die discussie in Amerika soms helemaal ondergesneeuwd raakt. In Queens bijvoorbeeld in New York is er een al zeer oud atelier. Fantastische dingen maken ze daar. Je voelt soms dat in Amerika ook heel de discussie over de kwaliteit van de psychiatrie mee ondergesneeuwd raakt. Je mag het er niet over hebben, maar je mag ook over de abominabele omstandigheden waarin heel wat patiënten moeten leven en overleven, is het allemaal een beetje weg. In die zin vind men eigenlijk via die omweg van we gaan die Europese discussie over insider-outsider, ze hebben het over de sociale betekenis en aanvaarding van psychisch ziek zijn. En dus worden wij daar een beetje in gebruikt want we laten ons graag gebruiken. Ik bedoel het is iets dat in Europa bijvoorbeeld bestaat officieel in Amerika mag die discussie niet. Ik vind dat zeer boeiend omdat dat toch zeer sterk van cultuur tot cultuur anders is. Een aantal jaar terug hadden wij eerste contacten met Japanse ateliers. Er kwamen een aantal Japanse therapeuten naar hier, het museum bezoeken. De taboe op psychiatrie in Japan, dat is nochtans een hoog geëvolueerde samenleving als de onze, maar dat is daar onwaarschijnlijk. Wij kunnen ons dat eigenlijk niet indenken. Als je het label geestesziek hebt in Japan, dan ben je niets anders meer. Dan ben je geestesziek. En wij zagen hier als wij met de therapeuten hier aan het vergaderen waren en we gingen dan naar buiten, er zaten een paar patiënten in de tuin, wij babbelden daarmee, dat zij dat zeer raar vonden. Dus dit soort gewoon contact, dat was eigenlijk… Je zag dat aan hun reacties. Je zag hoe sterk dat dit ingebakken zit soms in een bepaalde cultuur. We hebben hier een paar jaar terug een top Japanse kunstenares getoond. De grote pompoen. Dat was in de tentoonstelling ‘Nerveuze Vrouwen’ en van haar –ik weet niet of je die tentoonstelling gezien hebt- Kousama is een topkunstenares. Zij heeft vanaf eind jaren ’70 tot voor kort gewoond in een psychiatrische instelling. Ze heeft dus nooit gezegd dat ze opgenomen was. Eigenlijk, moest ze dat gezegd hebben, ging dat heel moeilijk zijn voor haar carrière als beeldend kunstenares. Je merkt dat in sommige samenlevingen men echt nog die behoefte heeft om heel sterk met scheidingen te werken. Als je in het ene kot zit, dan ben je uitgesloten in de andere. Versta je? Terwijl dat in onze samenleving, ik zeg niet dat we er op dat vlak al zijn, maar er is iets meer behoefte om die absolute grens 96
doorlaatbaar te maken. Daarom is dat werk wat u doet, wat wij doen als museum denk ik zijn daar belangrijke stappen in om dat open te houden. Het is rap weer toe hoor. Het is rap weer van hier zijn de abnormalen, dat zijn de normalen en we doen zo voort. Het is net zo belangrijk om dat wel open te houden. Ander voorbeeld. We waren een tentoonstelling aan het voorbereiden met het Duits architectuurmuseum in Frankfurt. De inzet van de tentoonstelling was eigenlijk hoe dat bepaalde mensen die misschien op dat moment zeer ziek zijn, maar als ze bezig zijn met hun huis, met wonen, met steden en hoe dat ze dat doen, hoe dat ze dat verbeelden en hoe dat bepaalde toparchitecten eerste schetsen maken over hoe dat ze een nieuwe opdracht zien, dachten wij van laat ons dat een keer samen leggen en een keer kijken naar gelijkenissen en verschillen. Ze mochten putten uit een aantal collecties outsiderkunst, uit architectuurcollecties en zo meer. Want het idee van Frankfurt is fantastisch rijk. We waren daaraan bezig en dat is hier een tentoonstelling geweest waar dat we die dingen door elkaar hebben getoond. De directeur van het museum in Frankfurt, waarvan dat zijn vrouw nota bene werkt in een atelier met autistische kunstenaars, die kwam op een bepaald moment met: “Ik ga dat niet kunnen doen”, zegt hij, “in de architectuur zoals jullie het doen. Ik ga veel te veel kritiek krijgen op het feit dat ik de architecten zou devalueren met ze te tonen met…” En ik vond dat zo jammer. Wat heeft hij dan gedaan? Hij was daarin zeer eerlijk hoor. Hij durfde het risico niet lopen. Hij heeft gewoon Willem Van Genk, Gerard Van Lankveld en een aantal van onze toppers met een selectie op vlak van architectuur en stedelijkheid en huizen, heeft hij een aparte tentoonstelling gemaakt. Maar niet met werken van architecten ertussen. Dat was voor hem echt een brug te ver. Hij had verschillende motieven hoor. Hij zei: “Jullie doen het vanuit die context van hier en die geschiedenis. Ik zit in een architectuurmuseum.” Twee: “Wij hebben hier in Duitsland de Entartete Kunst tentoonstelling gehad en daar is dat zeer negatief gebruikt. Ik heb daar schrik voor dat ik daarmee zou vergeleken worden.” Het derde, en dat was het meest bijzondere vond ik: “Jullie zijn Belgen en wij zijn Duitsers.” En ik vroeg: “Wat bedoel je?” “Met dit soort etiketten gaan jullie met een zekere souplesse om. Wij Duitsers steken graag mensen…” En hij zei dat in alle eerlijkheid. Dat is zo een heel concreet voorbeeld dat duidelijk maakt hoe dat dat toch heel anders kan functioneren in de tentoonstellingspraktijk. En dat wij eigenlijk zonder te zeggen van wauw, hoe moedig zijn wij hier nu. Wij dachten gewoon van wij maken hier een mooie tentoonstelling en wij mixen dat, dat hij dat dus niet deed. Dat was voor hem niet te doen. Het is niet van het onbekend zijn, neen, neen. Zijn vrouw en hij had ook zeer veel aandacht voor wat in het atelier van zijn vrouw werd gemaakt en zo. Het had daarmee niets te maken. Het had te maken met de publieke opinie en hoe gaat de media daarmee omgaan. Hij durfde dat niet doen. Zeer vreemd. Maar ja. Het is wel opmerkelijk dat er nog zo een stigma heerst op psychiatrie in zoveel culturen. Ja, dat is zo. Ook in onze cultuur hoor. We moeten ons nu niet idealiseren. Toch nog niet zo lang geleden stond het ook in onze kranten van ‘De Vlaming is beschaamd als hij een psychiatrisch probleem heeft’. Hij is beschaamd om naar de psychiater te gaan. De hoge zelfmoorden ook in Vlaanderen worden voor een deel ook daaruit verklaard, dat er een soort schaamte is om hulpverlening op dat vlak te… Ik denk dat iedere cultuur daar op één of andere manier mee zit. Soms is er een openheid dat weer wegsluit. Het evolueert zeer sterk. Ik denk dat het belangrijk is voor een opleiding als die van u om net daar op 97
dat vlak ook dat te onderzoeken hoe je dat kan openhouden. Dat geeft zoveel voor alle partijen ga ik maar zeggen. Voor mensen die ziek zijn, maar ook voor de anderen hoor om er op een andere manier mee om te gaan. Omdat je daarmee ook uw eigen kwetsbaarheid en uw eigen broosheid ook meteen naar buiten brengt. Omdat je anders zo van die zeer robuuste categorieën begint te maken die er niet toe doen in hoe dat mensen in mekaar zitten. De tolerantie kan zeer verschillend zijn. Wat is net het verschil tussen de outsiderkunst en de beelden die worden gemaakt in de creatieve therapie? Ah ja, je zou kunnen zeggen de creatieve therapie gaat in eerste instantie om het proces en die dingen maken en het resultaat doet er niet 100% toe. Als wij selecties maken in het museum, zitten daar een aantal esthetische criteria ook bij. Ik weet, we zitten een beetje op glad terrein daarmee. Bij ons is het bij manier van spreken iets meer klemtoon op wat is er te zien bij een publiek dat er niet echt bij dat proces is betrokken en hoe krachtig is dat beeld bijvoorbeeld? Het feit dat wij dat beeld op die affiche zetten, is al om dat wij dat beeld als beeld zeer sterk vinden, zeer fascinerend vinden. We hebben getwijfeld. Kijk (toont folder), we hebben op dat gezeten ook. Het zijn er nog veel meer, maar dat hebben we uiteindelijk sterker gevonden. Dat zijn afwegingen die je maakt vanuit het museum, het werk, dat wel, dat niet. Laat ons zeggen zoals dat in musea , in de kunstwereld van wat is kwaliteit, wat is mindere kwaliteit. Dat is dan toch wel een label die wij hanteren hoor. Dat is altijd interpretatie. Altijd voer voor discussie. Maar het is niet omdat, ik ga het nu met een domme boutade zeggen hoor, omdat iemand die psychisch ziek is een krul op papier zet, dat wij vinden dat we het hier moeten tonen. Er zijn nog veel dingen die daartussen gebeuren en selecties die gebeuren van is het nu de moeite om het in een museum aan een breed publiek te tonen? Wat is volgens u de therapeutische waarde van kunst? Dat is onwaarschijnlijk groot. Ik denk dat kunst een mogelijkheid is die wij zoeken om met een aantal onvolmaaktheden en moeilijkheden in het dagdagelijks bestaan, maar dat we proberen daar via verbeelding, via fantasie, via een andere wereld proberen oplossingen te vinden. Een soort catharsis te vinden en literatuur heeft dat, muziek heeft dat, beeldende kunst heeft dat. Elk op een andere manier, maar dat is ontzettend belangrijk, ja, absoluut.
98
99