Over het inventariseren van MIDDELSTE BONTE SPECHTEN Ruud van Dongen, Henk Sierdsema, Jan Joost Bakhuizen en Ben Hulsebos 30-3-2009
Een kleine historie Nadat ergens in het midden van de zestiger jaren van de vorige eeuw de kleine populatie Middelste Bonte Spechten op landgoed Twickel in Twente (Overijssel) uitstierf, volgde op een enkel broedgeval in 1973 bij Enschede een lange periode waarin deze soort nog sporadisch in ons land werd waargenomen. Begin negentiger jaren tekende zich een kleine opleving af in Limburg hetgeen in 1995 resulteerde in het eerste zekere broedgeval in die provincie bij De Hamert. Inmiddels is de terugkeer van de soort in ons land al weer in enkele artikelen beschreven, waarbij twee duidelijke bolwerken zijn geïdentificeerd: ZuidLimburg en Twente. De ingezette opmars in Limburg zette goed door en resulteerde vanaf 1997 in een fluctuerende stand van zes à 15 territoria. In 2006 volgde de grote sprong voorwaarts met niet minder dan 72 territoria en nog eens 16 losse waarnemingen op andere locaties. Ook in Twente bleek de soort geruisloos te zijn teruggekeerd. Na een losse melding in 1999 op Singraven volgden 3 broedgevallen in 2004.Een intensieve speurtocht in dit deel van Overijssel in 2005 resulteerde in 14 territoria/broedgevallen . In de daaropvolgende jaren steeg het aantal territoria hier tot 47! Ook in Noord-Brabant sloop de soort de bossen binnen. Na enkele losse waarnemingen in de negentiger jaren, volgde in 2005 een eerste broedgeval in De Geelders bij Boxtel. In 2006 leverde speurwerk door diverse groepen in deze provincie een totaal van 20 locaties op, waarvan 13 het als territorium haalden. Nadien is het wat stiller geworden in het Brabantse, mede door verminderde aandacht voor de soort. Inmiddels is bekend geworden dat ook in de Achterhoek (Gelderland) i.i.g. vanaf 2006 een kleine populatie aanwezig is en in dezelfde provincie, onder de rook van het SOVON-hoofdkantoor te Beek-Ubbergen is de soort vanaf 2007 aanwezig. Toen in 2005 de nieuwe Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels werd vastgesteld, haalde de Middelste Bonte Specht het niet omdat de soort nog geen tien opeenvolgende jaren in ons land tot broeden was gekomen. Inmiddels zou de soort het misschien niet meer halen omdat het mogelijk is dat de populatie tot boven de 125 paren is gestegen. DE SOORT Middelste Bonte Spechten zijn lastig te inventariseren. Ze zitten vaak in structuurrijke, onoverzichtelijke bossen en leiden in grote delen van het jaar een onopvallend bestaan. Een goede kennis van de diverse geluiden is een absolute must om verwarring met andere vogels uit te sluiten. Daarnaast zijn er ook pitfalls bij de herkenning op zicht.
Herkenning UITERLIJK In het voorjaar zijn Middelste Bonte Spechten relatief gemakkelijk te herkennen. Geheel rode pet, meer of mindere lengtestreping op de onderzijde, roze waas op onderzijde met vaak een dieproze anaalstreek en opvallende witte vleugelvlek (als bij Grote Bonte). De klassieke pit-fall is de juveniele Grote Bonte Specht die een geheel rode pet heeft vanaf het uitvliegen (eind mei) tot ergens in september (uiterlijk begin oktober), waarna de kop geruid is. Bij de Grote Bonte is er echter geen streping op de onderdelen en loopt de zwarte snorstreep in de regel tot aan de snavel door. Een andere misser wordt vreemd genoeg
nogal eens gemaakt met mannetje Kleine Bonte Specht, als het ontbreken van de witte vleugelvlek en roze op de onderzijde over het hoofd wordt gezien. Het basispatroon van beide geslachten van de Middelste Bonte Specht is identiek en het onderscheid is dus niet altijd te maken. Belangrijkste kleedkenmerk om op te letten is het koppatroon. Bij mannetjes is de kopkap altijd helder en bijna oplichtend rood. Iets lichter van tint dan het rood van een Grote Bonte Specht. Bij vrouwtjes is de kopkap minder helder gekleurd, soms met een beetje grijzige waas veroorzaakt doordat de grijze basis van de kopveren doorschijnt. Aan de achterzijde gaat de kopkap niet scherp over in zwart zoals bij het mannetje, maar zie je vrijwel altijd een roze-bruinige, goudbruinige of gelige overgang naar het zwart. Soms zelfs zo opvallend dat het een bruin bandje lijkt. De zijkop en nek is bij het mannetje vaak opvallend zilverwit en met de helderrode kopkap geeft dat een contrastrijk geheel. Bij het vrouwtje is het wit op de kop vaak wat groezeliger grijzig of een beetje beige. De onderdelen zijn bij zowel man als vrouw zeer variabel wat betreft hoeveelheid en helderheid van roze op de buik, beige-gelige waas op de borst en flanken en streping op de flanken en zijborst. Bij mannetjes is het roze vaak wat helderder en uitgebreider, de gele waas op de borst is vaak opvallender en soms zelfs licht goudgeel. Vrouwtjes kunnen wat groezeliger grijswit op de borst zijn. Hoewel de streping op de flanken bij beide geslachten zeer variabel is heb ik het idee dat het bij mannetjes wat minder, maar scherper afgetekend is. Toch is het in veel gevallen lastig om een specht hoog in de bomen goed genoeg te zien om al deze kenmerken te kunnen waarderen. Ook op foto's kan de lichtval en de hoek waaronder de foto genomen is vaak een goede beoordeling van de genoemde kenmerken moeilijk maken. Bij directe vergelijking van man en vrouw (i.g.v. een paartje) is het echter vaak vrij snel duidelijk wie wie is! (zie bijvoorbeeld http://www.birdphoto.nl/vogels/Middelste%20bonte%20specht.htm) GELUIDEN In tegenstelling tot de andere bonte spechten, roffelt de Middelste Bonte zelden. Het lijkt dan nog het meest op het zachte geratel van de Kleine Bonte Specht, maar dan vaak in twee of drie korte aaneengesloten strofes. Van de overige geluiden is bekend dat beide geslachten van het volledige repertoire gebruik kunnen maken. Het meest bekende geluid is de mauwende, nasale en vaak klagende territoriumroep. Deze wordt (waarschijnlijk) vrijwel uitsluitend door het mannetje ten gehore gebracht en wordt omschreven als een serie “gwèèh-gwèèh-gwèèh” of “èèhk-èèhk-èèhk” geluiden (ongeveer één “gwèèh” per seconde). VERWARRING IS MOGELIJK met onder andere Vlaamse Gaai (imitatie), Buizerd (mauwen), Zanglijster (stukjes in de zang) en Spreeuw (imitatie). Minder bekend is de meer toegeknepen, krassende versie van dit geluid “quièh-quièh-quièh” (gillende big), waarvan ik het idee heb dat dit vaak in reactie op gebruik van tape voorkomt. Tussen de territoriumroep en de gewone roep liggen nog allerlei overgangsgeluiden, die regelmatig te horen zijn - ook buiten het broedseizoen. Nasale geluidjes en korte keffende/smakkende serietjes “waidwaid-waid”. De gewone roep wordt veel gebruikt, maar is bij de meeste mensen relatief onbekend. Hij bestaat meestal uit roepjes die afzonderlijk voortgebracht nogal op die van Grote Bonte Specht kunnen lijken. Ze worden echter meestal in een serie gebracht, waarbij opvalt dat de eerste toon duidelijk hoger is dan de aflopende opvolgende tonen, ongeveer als “gig-geg-geg-geg”. Op afstand kan het een beetje op een roepende Boomklever lijken en sommige mensen horen in deze roep zelfs iets van de “tjink” serie van een Merel!! Uitstekende geluidsopnames zijn te vinden op de MP3 geluiden collectie "Vogels in België en Nederland"van Peter Boesman (te bestellen via Birdsounds.nl). Twee opnames zullen binnenkort te beluisteren zijn via de website www.brabantsevogels.nl. Andere goede geluiden zijn te vinden op de serie van Andreas Schulze (zeer uitgebreid) of die van Jean Roché.
2
Biotoop In tegenstelling tot de Grote Bonte Specht is de Middelste Bonte het hele jaar afhankelijk van insecten die hij met zijn snavel tussen de schors van bomen vindt en uit dood hout peutert. Goede indicatoren voor geschikte bossen zijn veel dood hout, mos- en klimopgroei en boomsoorten met een ruwe schors. Over het algemeen vinden we ze daarom in oude, structuurrijke loofbossen met een grote component aan Zomereik. Overige belangrijke boomsoorten kunnen zijn: Wintereik, Haagbeuk, Zoete Kers, Es en (met name in de Brabantse beekdalen) Populier. Monotone Beukenbossen zijn meestal niet geschikt omdat het hout te hard en de stammen te glad zijn. Structuurrijke gemengde bossen komen ook in aanmerking, als daar maar een flinke hoeveelheid (verspreid staande) oude Zomereiken in staan. Ook lijkt het erop dat de bossen niet al te dicht of te donker dienen te zijn. Voor alle provincies op de zandgronden zijn kaarten gemaakt waarop de voor deze specht vermoedelijk beste bossen zijn aangegeven. Daarbij werd uitgegaan van hoofdboomsoort (eik, haagbeuk, zoete kers, es, populier) en het jaar van aanplant (voor 1930). De kaarten geven een beeld van de gebieden die minimaal bezocht moeten worden om een goed beeld van het voorkomen van de Middelste Bonte Specht te krijgen. Deze kaarten zijn te downloaden als Google Earth-bestanden met de naam mibo_bos_’provincienaam’.kmz, dus bijvoorbeeld mibo_bos_nbrabant.kmz. Hierin zijn deze bossen blauw-omlijnd aangegeven. Er zijn echter enkele maar's aan de kaarten: • Ook jonger bos en andere boomsoortensamenstellingen (wel altijd met of naast percelen met eik) kunnen geschikt zijn. • (Eiken-)bossen die zijn ontstaan uit natuurlijke opslag of waarvan anderszins het jaar van aanplant niet bekend is, komen op de kaarten niet goed uit de verf. • Lokaal kunnen er foutjes inzitten als gevolg van fouten in de basisbestanden • Plaatselijk kunnen bossen die op de basiskaart geschikt leken inmiddels al gekapt zijn!! De kaarten zijn dan ook bedoeld als hulpmiddel om gestructureerd te gaan zoeken naar Middelste Bonte Spechten. AANVULLINGEN/WIJZIGINGEN VAN WAARNEMERS WORDEN ZEER OP PRIJS GESTELD. Telgebieden Op basis van de kaart met de meest geschikte bossen (mibo_bos_’provincienaam’.kmz) is per provincie een kaart gemaakt met telgebieden gemaakt door nabijgelegen percelen samen te voegen samen met een zone van 100 meter rondom deze percelen. Op basis van de omvang van de telgebieden is een prioritering gemaakt. Grote telgebieden met veel geschikt bos hebben een hoge prioriteit gekregen, kleine gebieden een lage. De prioriteit is weergegeven in de kleur van de gebiedsgrens: Prioriteit 1: rood (hoogste prioriteit) Prioriteit 2: oranje Prioriteit 3: blauw Prioriteit 4: geel (laagste prioriteit) Als je besluit om een bos te adopteren is het van belang om dit zo snel mogelijk aan één van de coördinatoren door te geven. Dit om te voorkomen dat er meerdere mensen onafhankelijk van elkaar in een bos gaan rondzwerven en bij gebruik van afgespeeld geluid misschien alleen elkaar aan het inventariseren zijn. Ook is het mogelijk om ons te vragen welk bosgebied nog vacant is, zodat wij dat aan je toe kunnen wijzen.
3
Methode De periode half februari tot half april geldt als tijd van de hoogste activiteit voor de soort. Houd er rekening mee dat ze met name in de tijd van paarvorming (eind maart-begin april) erg vliegerig kunnen zijn en dus flinke afstanden binnen het bos kunnen afleggen (dubbeltellingen!). Later in het seizoen vindt er een opleving plaats als er (eventuele) jongen zijn. Dit is van eind mei tot half juni. Daarna kunnen zwervers tot ver in het najaar nog de gewone roep ten gehore brengen. De beste tijd van de dag is van net na zonsop tot drie uur daarna, maar zeker in het begin van het seizoen willen ze later op de dag ook nog wel actief zijn. Volgens de SOVON-regels (Landelijk Soortenonderzoek Broedvogels) zijn minimaal twee waarnemingen nodig, waarvan er minimaal één tussen de datumgrenzen ligt (1 maart tot 20 juni). Ook dienen tussen beide waarnemingen minimaal 10 dagen te liggen. Dit houdt dus in dat je minimaal twee bezoeken moet brengen, maar liefst meer. AFSPELEN VAN GELUIDEN BIJ DE INVENTARISATIE Het gebruik van geluid bij het inventariseren van vogels is niet geheel onomstreden. De reactie van de verschillende individuen is zeer wisselend en het is onduidelijk of deze "tijdelijk stress" niet tot problemen bij de paarvorming leidt. Wel is bij allerlei onderzoeken vast komen te staan dat bij diverse soorten het gebruik van soorteigen geluid de trefkans beduidend verhoogt. Er zijn dus twee inventarisatiemethodieken: Zonder en met gebruik van het afspelen van geluid. ZONDER GELUID Als je genoeg tijd hebt is dit een goede methode. Breng meerdere bezoeken op zeer laag tempo, waarbij je regelmatig goed luistert en zo mogelijk iedere bonte specht of “klopgeest” in beeld probeert te krijgen. Je kunt in een seizoen dan slechts een klein gebiedje onderzoeken en dan nog is de kans groot dat geïsoleerde individuen of paren over het hoofd gezien worden. Dit laatste is een gekend probleem bij veel soorten vogels, waar bij geïsoleerde paren nauwelijks territoriaal gedrag vertoond wordt. MET GELUID Als je maar enkele malen een geschikt bos kunt bezoeken, kom je er bijna niet onderuit om geluiden af te spelen om de vogels tot een reactie te verlokken. Nadat je een bos hebt uitgekozen om te onderzoeken, doorkruis dit dan te voet, waarbij je alle percelen afloopt met veel oude bomen (meestal eiken). Bij voorkeur dient het bezoek 's ochtends en bij droog weer te worden gebracht, liefst zelfs met weinig wind en een zonnetje. Speel op de meest geschikte locaties het geluid af, waarbij het volume beperkt dient te worden om verstoring te voorkomen. Als stelregel kan gehanteerd worden dat om de 200 meter geluid wordt afgespeeld dat tot op ongeveer 100 meter nog net te horen is. De berichten over de reactie van Middelste Bonte Spechten op tape zijn zéér wisselend: • soms reageren ze direct en luidruchtig. • soms komen ze stil aanvliegen tot boven de waarnemer, om pas na enige tijd terug te roepen. • soms reageren ze door aan te komen vliegen, maar trekken ze daarna hun bek niet meer open. Het is dan ook zaak om na gebruik van tape goed op aanvliegende spechten te letten. In Twente hanteerden ze de techniek om tijdens het afspelen van geluid met twee waarnemers ruggelings naar elkaar te gaan staan om stil aanvliegende spechten te kunnen opmerken. • soms reageren ze eerst op geen enkele manier, maar enkele dagen/weken later zeer fanatiek. • soms reageren ze in het geheel niet. Enkele regels: • Beperk het gebruik van geluid tot een minimum. Gebruik liever eerst de gewone roep (minder verstorend), alvorens te proberen met de territoriumroep. Meerdere onderzoekers merkten op dat de
4
• •
•
reactie op de gewone roep zeer goed is en in Twente werd de territoriumroep op een gegeven moment zelfs nauwelijks meer gebruikt. Speel geen lange geluidsessies af. Vaak hoor je de eerste directe reactie van een Middelste Bonte daardoor over het hoofd. Speel het geluid niet te hard af om verstoring te voorkomen en om aanlokken over te grote afstanden te voorkomen. Met name in gebieden waar er meer dan één zit kan dit namelijk tot verwarring over wel/geen nieuwe locatie leiden en tot chaotische taferelen van spechten onderling. Luister na het afspelen liever lang op een reactie, dan na korte tijd weer te tapen. Soms duurt het even voor een “geschrokken” specht durft te reageren.
Vervolgwaarnemingen Als je eenmaal een Middelste Bonte Specht hebt vastgesteld, ga dan later in het seizoen, maar in ieder geval na 1 maart, nog enkele malen terug om een vervolgwaarneming te scoren. Daarbij moet je nog voorzichtiger te werk gaan om alsnog verstoring te voorkomen. Ga in of bij het perceel waar je (een) eerdere waarneming(en) hebt gedaan rustig een uurtje rondhangen. Als dat niets oplevert kun je kort geluid afspelen. Eenmaal bevestigde territoria kun je verder met rust laten, tenzij je de lastige taak op je neemt om een eventueel aanwezig nest te lokaliseren. Gebruik daarbij geen geluid meer!
5
WAT TE NOTEREN? Noteer van alle bezoeken die je brengt: • De datum en tijd. • Naam en nummer van het gebied; als de gebiedsgrens afwijkt van de proefvlakgrenzen in het Google Earth-bestand dan graag een kaartje of een (Google Earth-)bestandje met de grenzen • Indien mogelijk aanduiding van de begrenzing en/of omvang geschikt bos • Het gebruikte type geluid bij afspelen (indien van toepassing). En indien mogelijk een omschrijving van het bostype: • Drie tot vijf dominante boomsoorten. • Aantal/percentage oude eiken met een doorsnede op borsthoogte groter dan 40 centimeter. • Aantal/percentage overige oude bomen met grove schors. • Aanwezigheid van staand of liggend dood hout. DIT ALLES OOK VOOR BEZOEKEN DIE NIETS OPLEVEREN!! (de zogenaamde nulwaarnemingen) Indien je wel een Middelste Bonte Specht aantreft: • Locatie liefst zo nauwkeurig mogelijk (maximaal tot op 100 meter, amersfoortcoördinaten) of invoeren in www.telmee.nl • Uiteraard aantal, en indien mogelijk geslacht van de individuen. • Het type geluid dat de vogel(s) laten horen. • Overige gedragingen (met name die op eventueel broeden duiden). • De boomsoort die door de vogel(s) gebruikt wordt. RESUMÉ • Als je één of meer gebieden adopteert meld dit dan bij de coördinatoren of meld dat je wel tijd en zin hebt, maar nog geen gebied. • Bezoek in de periode februari-half april het gebied minimaal twee keer (liever meer) in de ochtenduren. • Probeer altijd een vervolgwaarneming te krijgen na 1 maart. • Noteer ook als je niets gevonden hebt datum, tijd, gebied en bostype (en eventueel gebruik van geluid). • Noteer van gevonden spechten zoveel mogelijk precieze locatie, geluid, gedrag en gebruikte boomsoort.
Meer informatie: Noord-Brabant: Ruud van Dongen (073-6567266,
[email protected]) en Henk Sierdsema (0413280933 of 024-6848145 of 06-22541834;
[email protected]) Limburg: Jan Joost Bakhuizen (043-3257523 of 06-51888810;
[email protected]) Twente: Ben Hulsebos (053-4353790;
[email protected]) andere provincies: Henk Sierdsema (0413-280933 of 024-6848145 of 06-22541834;
[email protected]) en Joost van Bruggen (024-6848141;
[email protected]) Over de kaarten: Henk Sierdsema (0413-280933 of 024-6848145 of 06-22541834;
[email protected])
6