stuk ingediend op
1545 (2011-2012) – Nr. 1 23 maart 2012 (2011-2012)
Hoorzitting over de evaluatie van de sociale openbaredienstverplichtingen Verslag namens de Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie uitgebracht door mevrouw Sonja Claes
verzendcode: WON
2
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Jan Penris. Vaste leden: de dames Sonja Claes, Griet Coppé, Veerle Heeren, de heer Veli Yüksel; de heren Chris Janssens, Jan Penris, Wim Wienen; de dames Mercedes Van Volcem, Khadija Zamouri; mevrouw Michèle Hostekint, de heer Bart Martens; de heer Marc Hendrickx, mevrouw Liesbeth Homans; mevrouw Patricia De Waele; mevrouw Mieke Vogels. Plaatsvervangers: de heren Robrecht Bothuyne, Tom Dehaene, Dirk de Kort, mevrouw Valerie Taeldeman; de heer Frank Creyelman, mevrouw Marleen Van den Eynde, de heer Christian Verougstraete; de dames Irina De Knop, Vera Van der Borght; mevrouw Else De Wachter, de heer Patrick Janssens; de heer Bart De Wever, mevrouw Goedele Vermeiren; de heer Peter Reekmans; de heer Hermes Sanctorum.
V l a a m s P a r l e m e n t – 1011 B r u s s e l – 0 2 / 5 5 2 . 11 . 11 – w w w. v l a a m s p a r l e m e n t . b e
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
3 INHOUD
I. Toelichting................................................................................................
4
1. Uiteenzetting door vertegenwoordigers van de VREG en het VEA......
4
2. Uiteenzetting door minister Freya Van den Bossche.............................
6
II. Bespreking in de commissie.......................................................................
8
Gebruikte afkortingen...................................................................................
15
V L A A M S P A R LEMENT
4
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
Op donderdag 26 januari 2012 hield de Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie een hoorzitting over de evaluatie van de sociale openbaredienstverplichtingen, met mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, de heer Roel Vermeiren, beleidsmedewerker rationeel energiegebruik bij het VEA, en mevrouw Stephanie Schildermans, juridisch toezichthouder bij de VREG I. TOELICHTING 1. Uiteenzetting door vertegenwoordigers van de VREG en het VEA De heer Roel Vermeiren legt uit dat het Vlaamse regeerakkoord al een eerste aanzet bevatte tot de evaluatie van de sociale openbaredienstverplichtingen. Minister Van den Bossche heeft de taak vervolgens toevertrouwd aan de VREG en het VEA. Het Energiedecreet van 8 mei 2009 en het Energiebesluit van 19 november 2010 bepalen de regelgeving omtrent de sociale openbaredienstverplichtingen. De onderzoekers hebben hun onderzoek gebaseerd op ervaringen van de doelgroep en praktijkgevallen, net als op een benchmark met de andere gewesten en buitenlandse voorbeelden. Het budget van de netbeheerders voor deze verplichtingen is in kaart gebracht, evenals de bestaande overlegstructuren die een invloed kunnen hebben op het systeem. Voorts kwamen de communicatiekanalen en de verscheidene stakeholders eveneens in beeld. Nog andere input betreft de klachten die de VREG en de Federale Ombudsman voor Energie hebben ontvangen, en de sociale statistieken. Op 30 september 2011 hebben de VREG en het VEA hun evaluatierapport aan minister Van den Bossche overhandigd. De sociale openbaredienstverplichtingen zijn onder meer van toepassing in geval van een wanbetaling. Het gevolg is dan een drop door de leverancier, waardoor de klant bij de netbeheerder terechtkomt. De thematiek behelst de procedures met betrekking tot afsluitingen en heraansluitingen, en de communicatie, facturatie en klachtenbehandeling. De evaluatoren hebben samen met de PHL een enquête gehouden bij 419 budgetmeterklanten. Van die doelgroep bleek slechts 25 percent eigenaar van zijn woning, beduidend minder dan het Vlaamse gemiddelde van 74 percent. De woningen die deze mensen betrekken, zijn minder goed geïsoleerd dan het gemiddelde. Bijna 40 percent heeft een afbetalingsplan voor energie. Twee derde van de doelgroep heeft een erg beperkt inzicht in de reële energiekost en de sociale maximumprijs. De tevredenheid over de budgetmeter ligt vrij hoog, zeker wat elektriciteit betreft. Daar gaat het om 72 percent tevreden klanten, voor gas om 61 percent. De doelgroep is voorstander van een verdere promotie van de minimumlevering van gas. Ook Samenlevingsopbouw heeft een lijvig evaluatierapport met 150 beleidsaanbevelingen opgesteld. Het is als bijlage aan het rapport van de VREG en het VEA toegevoegd. Tot de aanbevelingen horen onder andere richtlijnen met betrekking tot waarborgen en betaalplannen, een uitbreiding van het statuut van beschermde klant, volledige garantie op de minimumlevering van 10 ampère, uniformiteit in de LAC-werking, en de integrale bestemming van opladingen van meer dan 50 euro voor het actieve verbruikskrediet. In het kader van de zogenaamde praktijkbaden bezochten de onderzoekers OCMW’s, LAC’s, netbeheerders en de VVSG-stuurgroep. De benchmarkoefening bestond uit de vergelijking met Brussel en Wallonië, maar ook met Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, en – wat minder uitgebreid – Oostenrijk, Luxemburg, Slovakije, Slovenië, Noorwegen, Denemarken en Tsjechië. De benchmark heeft aan het licht gebracht dat Vlaanderen, Wallonië en Brussel een sterke bescherming van de energieklant hebben ontwikkeld. De V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
5
meeste andere landen kennen geen sociaal energietarief maar schakelen op dat vlak vooral de algemene sociale zekerheid in. Een budgettaire inschatting is een moeilijke oefening aangezien de regelgeving geen sluitende definitie van sociale openbaredienstverplichtingen bevat. Het aandeel van de kost voor de uitvoering van de sociale openbaredienstverplichtingen in de totale jaarlijkse verbruikskost biedt wel enige indicatie. Een gemiddeld gezin met twee kinderen betaalt 670 euro per jaar voor het elektriciteitsverbruik (3500 kWh), waarvan 250 euro voor de distributiekosten. Van die factuur wordt slechts 1 percent veroorzaakt door de sociale openbaredienstverplichtingen. De overlegstructuren worden stilaan prominenter. Op gewestniveau is er het beleidsdomeinoverschrijdend Permanent Armoedeoverleg. Iedere Vlaamse minister wijst zijn eigen aandachtsambtenaren aan. Dat is ook bij het VEA en de VREG het geval. Het beleidsdomein Energie organiseert een op zijn minst semestrieel overleg tussen het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, Samenlevingsopbouw, het kabinet Armoedebestrijding, het kabinet Energie, de VREG, het VEA en het Steunpunt Armoedebestrijding. Voorts buigt een permanent armoedeoverleg zich specifiek over de LAC’s. Daarnaast brengt een informele werkgroep op initiatief van Eandis actoren uit de overheid, welzijnssectoren en armoedeverenigingen samen met de twee distributienetbeheerders. Er wordt gericht gecommuniceerd in de hoop de moeilijk bereikbare doelgroep te informeren. De VREG publiceert specifieke nieuwsbrieven ten aanzien van de doelgroep en van intermediaire instanties zoals de gemeenten, OCMW’s, woonwinkels en SVK’s. Er zijn specifieke campagnes ten aanzien van allochtonen. Het VEA verdeelt de brochures ‘Sociale maatregelen voor wie elektriciteit en aardgas koopt’, ‘Dakisolatie voor iedereen!’ en ‘Geld en energie sparen’. Het VEA en de VREG verleenden eveneens hun medewerking aan een EPO-wetreeks over de rechten van de energiegebruiker. Op 12 november 2010 vaardigde de Vlaamse Regering haar besluit met betrekking tot de minimale levering van aardgas uit. Vorige winter is het voor het eerst in de praktijk gebracht. Het besluit biedt een alternatief voor de minimale levering van 10 ampère en wil voorkomen dat mensen in de winter zonder verwarming komen te zitten. Aan de basis ligt de mogelijkheid van het OCMW om halfmaandelijks steun te verlenen met betrekking tot het opladen van de budgetmeter. Vorige winter werd de maatregel voor het eerst in de praktijk gebracht, voor 1374 huishoudens. Die veeleer trage start wijt de heer Vermeiren aan de late inwerkingtreding en bekendmaking. 168 OCMW’s hebben de maatregel toegepast. Als nog andere bronnen van het rapport vermeldt de spreker het tweejaarlijkse verslag van het Steunpunt Armoedebestrijding en de rapporten van de sociale energieconsulenten. Het klachtenbeeld is een goede indicatie van de perceptie van de doelgroep. In 2010 ontving de VREG 42 klachten, waarvan 20 terecht. Los van de formele klachten zijn er ook heel wat informatievragen van burgers. Mevrouw Stephanie Schildermans, juridisch toezichthouder bij de VREG, belicht de sociale statistieken. Deze moeten instaan voor een betere opvolging van de levensloop van de sociale klant en de effecten van de sociale maatregelen. De VREG vraagt de betreffende gegevens jaarlijks aan de sector, en verwerkt en analyseert ze met het oog op een jaarlijks rapport aan de minister, dat de regulator vervolgens op www.vreg.be publiceert. Sinds 2011 is het opzet van dit rapport gevoelig uitgebreid en per provincie gediversifieerd.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
6
Uit de statistieken komen de volgende evoluties naar voren. Het aantal begunstigden van een sociaal tarief is sterk gestegen, onder andere door de automatische toekenning. Ook het aantal klanten van de sociale leveranciers is toegenomen: voor gas en elektriciteit met respectievelijk 6 en 8 percent. Andere significante toenames betreffen het aantal aardgasbudgetmeters en het aantal elektriciteitafsluitingen, dat laatste vooral in Infrax-gebied, waarvoor ook wel objectieve redenen bestaan. Het aantal aardgasafsluitingen daalt dan weer, aangezien de aardgasbudgetmeter intussen is ingeburgerd. Wat de leveranciers betreft, vertoont de statistiek een stijgend aantal ingebrekestellingen, als gevolg van de introductie van een andere procedure met betrekking tot wanbetalingen bij één leverancier. Deze leverancier verstuurde voorheen nog een extra brief tussen de opgelegde herinneringsbrief en de ingebrekestelling. Door het annuleren van deze extra brief kregen meer klanten dadelijk een ingebrekestelling. Door het toenemend aantal klanten dat bij de sociale leveranciers terechtkomt, zijn de netbeheerders intussen respectievelijk de vierde en vijfde speler op de leveranciersmarkt. De evaluatie heeft ook onderzoek verricht naar de correlatie tussen werkloosheid, de welvaartsindex en de energiearmoede. Daaruit blijkt een sterke correlatie tussen de werkloosheidscijfers van een gemeente en het aantal budgetmeters op haar grondgebied. Voor het aantal LAC-dossiers is die correlatie iets minder uitdrukkelijk, voor het aantal afsluitingen slechts matig. Tussen de welvaartsindex van een gemeente en het aantal budgetmeters is er een matig negatieve correlatie. Dat geldt ook voor het verband tussen welvaartsindex en LAC-dossiers. 2. Uiteenzetting door minister Freya Van den Bossche Mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, legt uit dat ze op basis van de conclusies en aanbevelingen die uit de evaluatie zijn voortgekomen, een conceptnota voor nieuwe regelgeving heeft uitgewerkt en voorgelegd aan de Vlaamse Regering. De evaluatie heeft aangetoond dat Vlaanderen en de andere Belgische gewesten een verregaande bescherming van kwetsbare energieafnemers in hun regelgeving hebben ingebouwd. Daardoor is de toegang tot elektriciteit en gas, veel meer dan in onze buurlanden, maximaal gegarandeerd. Op dat vangnet mogen we fier zijn. Op 9 december 2011 heeft de Vlaamse Regering de conceptnota goedgekeurd. Een eerste groep van aanbevelingen is al op korte termijn gerealiseerd in de vorm van regulerende maatregelen die binnen de VREG-bevoegdheid vallen. Al op 15 december 2011 heeft de VREG in die zin een brief aan de leveranciers geschreven. Met het oog op de rechtszekerheid is de minister van plan het merendeel van de beoogde maatregelen in de eerste helft van 2012 in regelgeving te verankeren. Het betreft maatregelen met het oog op een betere dienstverlening door de leverancier, de evaluatie van de minimale aardgaslevering en het wegwerken van de drempels die de terugkeer van de klanten van sociale leveranciers naar de commerciële markt belemmeren. Wat de dienstverlening betreft, wil de minister de leveranciers verplichten om in een apart telefoonnummer te voorzien waardoor OCMW-medewerkers het bedrijf niet langer enkel via zijn callcenter kunnen contacteren. Dat zou al op 1 februari in orde kunnen zijn. Voorts zal de VREG de facturen, rappels en ingebrekingstellingen screenen op hun begrijpbaarheid. In de praktijk blijkt immers slechts 42 percent van de budgetmeterklanten deze correspondentie te begrijpen. Mogelijk bieden standaardbrieven een oplossing. Slechte communicatie kan de betalingsachterstand alleen maar onnodig verhogen.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
7
Van de minimumlevering voor aardgas heeft vorige winter ongeveer de helft van de OCMW’s gebruikgemaakt. Dat aandeel zou voor de minister hoger mogen uitvallen. In die zin hebben haar diensten dan ook uitgebreid gecommuniceerd met de OCMW’s. Na de winter bestaat de maatregel twee jaar en zal er een uitgebreide evaluatie komen, met extra aandacht voor de promotie van de zomeropladingen. Een laatste kortetermijnmaatregel moet de terugkeer van sociale klanten van de netbeheerders naar de commerciële leveranciers vergemakkelijken, aangezien die laatste over veel voordeliger tarieven beschikken. Die maatregel bestaat uit vier onderdelen: – een duidelijke afbakening van de weigeringsgronden. Het loutere feit dat iemand in het verleden ooit is gedropt, zal niet meer volstaan als motivering. Zwarte lijsten zullen niet meer mogelijk zijn; – de VREG zal erop toezien dat leveranciers uit het berichtenverkeer bij een switch geen voorgeschiedenis van betalingsproblemen meer kunnen afleiden; – er komt een regulering van de waarborg, die nu in de praktijk vaak tot een onbetaalbaar bedrag oploopt; – netbeheerders en leveranciers moeten gedropte klanten aansporen om zo snel mogelijk een nieuwe leverancier te zoeken. Over de weigeringsgronden heeft de minister al overleg gevoerd met de leveranciers. Aan de federale excellenties Johan Vande Lanotte en Melchior Wathelet heeft minister Van den Bossche gevraagd dat het tarief van de sociale leverancier niet langer het gemiddelde zou zijn van de drie duurste contracten. Een normaal tarief is wenselijker. Het allergoedkoopste tarief dan weer niet, want er moet een incentive overblijven tot een terugkeer naar de commerciële markt. Ook over de waarborgstelling en de schadevergoeding voor contractopzeg voert het kabinet-Van den Bossche overleg in de context van het federale consumentenakkoord. Indien hierin voldoende vooruitgang wordt geboekt, kan dat aspect eventueel op federaal niveau worden geregeld. Zo niet, dan zal de Vlaamse Regering een initiatief ontwikkelen, al vergt het altijd enige inventiviteit om zoiets binnen de Vlaamse bevoegdheden te organiseren. Wat de lange termijn betreft, is voortgezet onderzoek en bijkomend overleg aangewezen. Het betreft onder meer schuldbegeleiding en -preventie. Een eerste belangrijk aspect is alvast de communicatie van de netbeheerder over de openstaande schulden. Dat overleg is intussen opgestart. Deze dienstverlening moet ook voort worden ingebed in de werking van de LAC’s, die overigens nu al preventief blijken op te treden, veeleer dan zich louter tot het wettelijk voorgeschreven advies over afsluitingen te beperken. Minister Van den Bossche wil samen met de ministers Vandeurzen en Schauvliege een regelgevend kader uitwerken dat inspeelt op deze reële situatie. Ook de afbetalingsplannen bij de leverancier verdienen ten slotte een betere regeling. Hun succes is in het huidige stelsel beperkt. Daarom stelt de minister een inhoudelijke heroriëntatie van de energiescans in het vooruitzicht, gezien de groeiende behoefte aan advies en informatie op maat. Bij maatschappelijk zwakkere doelgroepen moet die zeer laagdrempelig zijn. De energiescan vormt het ideale instrument, een waar energieloket aan huis. Daarover komt er overleg met de scanbedrijven.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
8 II. BESPREKING IN DE COMMISSIE
Mevrouw Liesbeth Homans vraagt of Samenlevingsopbouw ook zal betrokken worden bij het gevolg dat de bevoegde instanties aan het rapport zullen geven. Houden de sprekers vast aan het bestaande systeem – met weliswaar de nodige aanpassingen – of is een heel nieuw systeem wenselijk? Hebben de evaluatoren een kosten-batenanalyse klaar voor elke maatregel die ze voorstellen? Overleg met de federale overheid acht mevrouw Homans essentieel, zeker in verband met het sociale maximumtarief. Heeft de PHL het tevredenheidsonderzoek over de budgetmeters niet beperkt tot enkel mensen die hun meter daadwerkelijk opladen? In welk seizoen is het onderzoek verricht? Dat kan heel bepalend zijn voor de tevredenheid. Overwegen de VREG, het VEA en de minister een aanmoedigingsbeleid ten aanzien van zomeropladingen? Het woord ‘verplichten’ is in deze context blijkbaar uit den boze, oppert het commissielid. Dat leveranciers geen klanten zouden mogen weigeren, beaamt mevrouw Homans volmondig. Hoe wil de minister dat in de praktijk bereiken? Een switch naar de voordeligste leverancier kan zeker voor energieklanten die het niet breed hebben, een groot verschil maken. Kunnen de sprekers of de minister op dat vlak een stand van zaken geven? Mevrouw Mieke Vogels vraagt een extra hoorzitting met Samenlevingsopbouw. Het commissielid vindt dat in de toelichting het preventieve aspect wat onderbelicht is gebleven. Hoe voorkomen we dat almaar meer mensen – als gevolg van hogere huur- en energieprijzen – bij de sociale leverancier terechtkomen? Wat de zomeropladingen betreft, merkt mevrouw Vogels op dat die voor sommigen gewoon niet haalbaar zijn. De reguliere leveranciers worden intussen almaar botter in het afstoten van klanten met betalingsmoeilijkheden in de richting van de sociale leveranciers. Ze wekken ten onrechte de indruk dat deze laatsten goedkoper zijn. Heeft de federale staatssecretaris van Energie intussen toegezegd om het KB betreffende het sociale tarief aan te passen? Op welke termijn wordt dat tarief verlaagd? Het beleid mag er niet van uitgaan dat een hoog sociaal tarief de beste stimulans zou vormen om de terugkeer naar de commerciële leverancier te bevorderen. Blijkbaar benut de helft van de OCMW’s de mogelijkheid om in de winter bij te springen met betrekking tot de oplading van aardgasbudgetmeters. Is er een profiel van dergelijke OCMW’s? Is er bijvoorbeeld een verschil tussen stedelijk en landelijk beleid? Dat is heel belangrijk voor het effect van de maatregel. Samenlevingsopbouw heeft opgeworpen dat de budgetmeter eigenlijk een soort afbetalingsmeter wordt. Opladingen gaan voor een groot deel naar schuldafbouw. Dat getuigt van een grote betutteling met betrekking tot geldbeheer van de betrokkenen. Tot slot hoopt mevrouw Vogels op een snelle oplossing voor de zwarte lijsten die leveranciers erop nahouden.
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
9
De heer Bart Martens constateert dat vele aanbevelingen uit het rapport het federale beleid betreffen. Maar is op het Vlaams niveau niet meer mogelijk dan wat nu wordt gesuggereerd? Zo loopt het vaak fout met de toekenning van het gratis kilowattuur aan mensen met betalingsmoeilijkheden. Leveranciers willen dergelijke fouten maar rechtzetten met een terugwerkende kracht van maximum twee jaar. Welke regelgeving geldt op dat vlak? De energiefactuur zou trouwens in klare taal moeten vermelden op welk sociaal tarief iemand eventueel recht heeft. Op federaal vlak is er dan weer nood aan regulering van de in de tariefformules gehanteerde indexen, die internationale aardolieprijsschommelingen meteen doorrekenen hoewel die geen enkele invloed hebben op de productiekosten. Welke regelgeving bestaat er met betrekking tot de verrekening van administratieve kosten voor niet-betaalde facturen? Daarover bestaan vele klachten. Er wordt zonder pardon een zware administratiekost aangerekend zonder dat de klant kan betwisten dat hij de betreffende factuur wel degelijk heeft ontvangen. Hoe kan een leverancier stellig beweren dat de klant zeker een factuur heeft ontvangen als hij deze niet aangetekend heeft verzonden? De heer Martens pleit voor een plafonnering van de administratiekosten. Voorts vindt het commissielid het ongeoorloofd dat sommige leveranciers voor een verbreking een dubbele vergoeding aanrekenen: één voor elektriciteit en één voor gas. Hoewel de Federale Ombudsman voor Energie dit laakt, laat de regelgeving het wel degelijk toe. Het zou nuttig zijn om ook die ombudsman eens in de commissie aan het woord te laten. De categorie van beschermde afnemers zou zo moeten worden uitgebreid dat mensen in een schuldenregeling bij een CAW of in een budgetbegeleiding bij een OCMW er terug bijhoren. Mevrouw Sonja Claes leest in het rapport dat het onderzoek wou nagaan hoe de efficiëntie en effectiviteit van de sociale openbaredienstverplichtingen kunnen worden verbeterd. Zijn de kosten en baten van bepaalde maatregelen dan berekend? Van de verhouding tussen die aspecten zou moeten afhangen of de maatregel blijft voortbestaan. Met name over budgetmeters zijn de mensen blijkbaar erg tevreden. Maar de minister heeft aangekondigd af te zien van een veralgemening daarvan in de sociale woningbouw. Mevrouw Claes had ter zake graag cijfers: hoeveel meer kost een budgetmeter dan een gewone meter? Op lange termijn kan het toch renderen dat alle bewoners van sociale huisvesting een budgetmeter zouden hebben. Zo zou het stigmatiserende aspect helemaal wegvallen. Klanten van de zogenaamde sociale leverancier – die naam is gezien het hoge tarief onterecht – moeten zo snel mogelijk terug op de commerciële markt raken. Mevrouw Claes suggereert om voor iedereen die enkele maanden schuldenvrij is, een V-test uit te voeren en aan de hand daarvan aan de betrokkenen te tonen dat ze bij de distributienetbeheerders als sociale leverancier te veel betalen voor hun elektriciteit. Federaal volksvertegenwoordiger Gerald Kindermans heeft een wetsvoorstel ingediend dat leveranciers verplicht om klanten aan te nemen. Hoe verhoudt dit voorstel zich tot de plannen van minister Van den Bossche? In het algemeen volgen de aanbevelingen van de minister veel duidelijker de VREG- en VEA-conclusies dan de 150 aanbevelingen van Samenlevingsopbouw. In dat verband verwacht het commissielid enige motivering. V L A A M S P A R LEMENT
10
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
Mevrouw Irina De Knop betreurt dat de evaluatie beperkt blijft tot de mogelijkheden om het systeem te corrigeren, veeleer dan het hele systeem van de openbaredienstverplichtingen in vraag te stellen. Uiteraard moet het beleid oog hebben voor de moeilijkheden die mensen krijgen door de opwaartse druk op de energieprijzen. Maar juist het systeem met sociale leveranciers kan die druk nog verhogen, terwijl hun prijzen op de koop toe de hoogste zijn van allemaal. Is dan geen ander systeem te verkiezen boven dat van de sociale energieleverancier? Zo zouden de OCMW’s extra middelen kunnen krijgen of zou de overheid rechtstreeks een zekere steun in natura kunnen toekennen. Ook het gratis kilowattuur is in de ogen van mevrouw De Knop een sociale openbaredienstverplichting en had in deze evaluatie een plaats mogen krijgen. Zeker van die maatregel had de impact op de energiefactuur mogen worden berekend. De evaluatie dat de sociale openbaredienstverplichtingen de verbruikersfactuur met maar 1 percent doen stijgen, gaat helemaal niet meer op als men ook het gratis kWh als een dergelijke dienstverplichting definieert. Overigens heeft ook voor dat ene percent een kostenefficiëntieanalyse wel degelijk zijn nut, aangezien de cumulatie van alle soorten verrekeningen in de distributienettarieven de energiefactuur uiteindelijk de hoogte injagen. LAC’s zouden onvoldoende aan preventie doen en niet vlot genoeg samenwerken met OCMW’s. Is hun rol niet aan evaluatie toe, oppert mevrouw De Knop. Open Vld is voorstander van een maximalisering van de rol van de OCMW’s, daar dit de administratieve last van de distributienetbeheerders zou verlagen en bijgevolg de uiteindelijke energiekost gunstig kan beïnvloeden. Mevrouw Valerie Taeldeman wijst op de grote rol van de heer Carl Decaluwe in de totstandkoming van ad-hoccommissie voor Energiearmoede in de vorige zittingsperiode. Die commissie heeft twee resoluties voortgebracht. Heel wat van de betreffende aanbevelingen hebben intussen uitvoering gekregen. Ook mevrouw Taeldeman pleit voor een extra hoorzitting met onder andere Samenlevingsopbouw en de Federale Ombudsman voor Energie. Het commissielid peilt of de benchmark met andere landen en de twee andere Belgische gewesten, naast de maatregelen tegen energiearmoede, ook de energietarieven zelf heeft geanalyseerd. Recent haalde minister Van den Bossche uitgebreid de media met een doorlichting van de dienstverlening van de energieleveranciers. Kan ze dit rapport eens in de commissie komen toelichten? Blijkbaar heeft Electrabel de beste dienstverlening? In het verleden heeft minister Vandeurzen al eens geijverd voor een meer uniforme werkwijze van de LAC’s. Mogelijk kan de VVSG haar visie op de werking van de LAC’s komen uiteenzetten bij de volgende hoorzitting over de sociale openbaredienstverplichtingen. Minister Freya Van den Bossche gaat eerst in op de manier waarop de voorgeschiedenis van een kandidaat-klant verborgen kan blijven voor een leverancier. Dit is mogelijk door bepaalde data te verbergen in het berichtenverkeer. In het huidige systeem is uit de timing afleidbaar of de kandidaat wil switchen vanuit een distributienetbeheerder of vanuit een andere commerciële leverancier. De betreffende data zullen verdwijnen uit de communicatie ten aanzien van de leveranciers. De minister wil inderdaad naar aanleiding van de evaluatie van de minimumlevering van aardgas laten nagaan welke OCMW’s gebruikmaken van hun mogelijkheid om steun te verlenen bij het opladen van budgetmeters in de zomer, wat hun motieven zijn en welk effect dergelijke beslissingen sorteren. Uit die evaluatie zal het nut van een eventuele uniforme regeling op gewestniveau moeten blijken. V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
11
De afbetalingsplannen die leveranciers voorleggen aan klanten met schulden, zijn inderdaad voor de meesten niet haalbaar. Maar 40 percent van de gezinnen slaagt erin een dergelijk plan tot een goed einde te brengen. De minister staat achter het principe van een afbetalingsplan met een realistische aflossing en termijn. Zo niet wordt het legio dat iedereen die een zekere achterstand oploopt, bij de sociale leverancier terechtkomt. Dat kan niet de bedoeling zijn. Op dat vlak is meer regelgeving nodig. Wat de schuldafbouw via de budgetmeter betreft, zoekt het beleid naar een evenwicht tussen de afbetalingscapaciteit van de betrokkenen en de verrekening van die schuld in het algemene tarief. Zo is het door de band mogelijk om op drie jaar met het systeem van betalingen van telkens 5 euro, een historische schuld af te lossen. Dat vindt de minister een redelijke termijn en aflossingsbedrag. Indien iemand meer dan 50 euro oplaadt, gaat inderdaad het bedrag boven de 50 euro naar schuldafbouw, maar enkel met betrekking tot schuld die de betrokkene heeft opgebouwd toen hij al een budgetmeter had, bijvoorbeeld via de minimumlevering van 10 ampère. Juist omdat dit systeem niet toepasbaar is op de historische schuld, betreft het in de praktijk beperkte bedragen. Probleem is wel dat de klant niet aan de budgetmeter kan zien welk schuldsaldo hij op die manier heeft opgebouwd. Daarvoor zoekt de minister een oplossing. Federaal minister van Economie Johan Vande Lanotte heeft zich bereid verklaard de berekening van het sociale tarief aan te pakken. Federaal staatssecretaris van Energie Melchior Wathelet was zelfs verbaasd over de huidige berekeningswijze daarvan. De staatssecretaris heeft aangekondigd het probleem te bespreken met zijn administratie en de CREG. Aan het gratis kilowattuur is een aparte evaluatie gewijd, waarvan de Vlaamse Regering binnen enkele weken de resultaten krijgt. De minister is desgewenst bereid om ook die evaluatie in de commissie toe te lichten. Ze betwist dat dit systeem voor gezinnen een extra kost veroorzaakt. Gezinnen hebben er juist baat bij. Voor grotere bedrijven is de formule wel nadelig. De vragen van de heer Martens over de administratieve kosten en verbrekingsvergoedingen betreffen een federale bevoegdheid, namelijk het consumentenakkoord. Ook mevrouw Claes heeft verwezen naar een federaal wetsvoorstel. Minister Van den Bossche verwacht dat de federale overheid snel werk zal maken van een verbod op een dubbele verbrekingsvergoeding. Op Vlaams niveau kan de V-test administratieve kosten die leveranciers factureren, als een duidelijk minpunt aanrekenen. Mocht de federale overheid nalaten de dubbele verbrekingsvergoeding onmogelijk te maken, dan zal minister Van den Bossche dit via een omweg doen, door een soort sociale openbaredienstverplichting te definiëren. Een introductie van budgetmeters in alle sociale woningen zou een erg dure maatregel zijn, die wordt verrekend in het tarief van de andere energieconsumenten. Bovendien heeft de sociale huurder het, gezien de lage huurprijs van zijn woning, eigenlijk gemakkelijker om zijn energiekosten te betalen dan een huurder op de privémarkt. Mevrouw De Knop mag dan al vinden dat de plaatsing van een individuele budgetmeter stigmatiserend zou zijn voor de betrokkene, maar is een algemene invoering van dergelijke meters in alle sociale woningen dan niet even stigmatiserend?
V L A A M S P A R LEMENT
12
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
De minister is het idee genegen om klanten van sociale leveranciers na verloop van tijd automatisch een ingevulde V-test op te sturen. Ze onderzoekt een methode waarin de sociale leverancier die test voor zijn klanten verricht. Het beleid moet de switch naar de commerciële markt enerzijds faciliteren door een weigering van kandidaten op grond van een verleden als gedropte klant te verbieden, en anderzijds de betrokkenen motiveren door hen te informeren welk voordeel ze kunnen hebben bij een switch. Open Vld pleit voor een afschaffing van het systeem met sociale leveranciers. Maar wie zal dan nog energie leveren aan een gedropte klant? Ter attentie van mevrouw Taeldeman bevestigt de minister dat Electrabel het kleinste aantal klachten heeft ten opzichte van het aantal klanten, maar voegt ze eraan toe dat het systeem van dubbele verbrekingsvergoeding dit bedrijf voor alvast dat criterium helemaal onderaan de lijst heeft doen belanden. De aankondiging in de media betrof overigens geen rapport maar een uitbreiding van de V-test. Die krijgt een hele reeks extra criteria met betrekking tot de dienstverlening. Afhankelijk van het belang dat een klant aan een criterium hecht, komt een bepaald bedrijf voor hem als beste leverancier uit de V-test. De heer Roel Vermeiren licht toe dat de VREG en het VEA al in het verleden hebben samengewerkt met de meeste organisaties die ze naar aanleiding van hun evaluatie hebben geconsulteerd, en dat in de toekomst zullen blijven doen. Het evaluatieverslag is geen eindpunt maar een beginpunt van een doorgedreven samenwerking met het oog op de uitwerking van de aanbevelingen. De vergaderfrequentie van het Permanent Armoedeoverleg Energie zal wellicht nog worden opgetrokken. Wat de afweging tussen een aanpassing van het huidige systeem en een volledige hertekening van het energiearmoedebeleid betreft, wijst de heer Vermeiren op het Vlaamse regeerakkoord. Dat kondigde een onderzoek naar de efficiëntie en effectiviteit van de bestaande openbaredienstverplichtingen aan. Na overleg met het kabinet was dat de insteek voor de evaluatie, wat niet wegneemt dat bepaalde aanbevelingen een aanpassing en optimalisering van het systeem tot gevolg hebben. Een verregaande kosten-batenanalyse van de maatregelen bleek niet haalbaar aangezien de huidige regelgeving de kosten niet vastlegt. De samenwerking met de Federale Ombudsman voor Energie verloopt prima. Die ontvangt trouwens ook klachten betreffende Vlaamse bevoegdheden. Ook op andere vlakken hebben de VREG en het VEA goede contacten met federale overheidsdiensten, bijvoorbeeld met betrekking tot de toekenning van de sociale maximumprijs. Op politiek niveau bestaan eveneens dergelijke contacten. De tevredenheidsenquête bij de budgetmeterklanten was een onderzoek over een heel korte periode en met een heel beperkt budget. De vragenlijst is opgesteld in overleg met belangenverenigingen, de netbeheerders en de VVSG. De enquêtering gebeurde in samenwerking met de OCMW’s, Samenlevingsopbouw en de netbeheerders. Een wetenschappelijk representatieve steekproef was het niet, aangezien de respondenten toevallig in contact kwamen met de instanties die op dat moment het onderzoek aan het verrichten waren. Het onderzoek vond plaats in de lente, namelijk in mei en juni, omdat dat de enige beschikbare periode was met het oog op de deadlines van de evaluatie. De spreker beaamt dat het uitvoeren van een dergelijke bevraging in een winterperiode mogelijk tot een andere perceptie en andere antwoorden leidt. In verband met de zomeropladingen is er een zekere weerstand vanuit het argument dat sommigen in de zomer gewoon niet beschikken over middelen om dan proactief op te laden. V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
13
Mevrouw Stephanie Schildermans antwoordt aan mevrouw Taeldeman dat een vergelijkend prijsonderzoek geen deel uitmaakte van de internationale benchmark in het kader van deze evaluatie. Maar op Europees vlak en in België bestaat dergelijk onderzoek hoe dan ook. Daarover verschijnen regelmatig rapporten. De heer Bart Martens suggereert een onderzoek naar de correlatie tussen het wonen in de sociale huisvesting en de aanwezigheid van afbetalingsplannen. Daaruit zou het eventuele nut kunnen blijken van een automatische installatie van een budgetmeter in alle sociale woningen. Gezien het plan om slimme meters selectief te plaatsen bij onder andere budgetmeterklanten, is het hoe dan ook aangewezen om de installatie van die slimme meters af te wachten. Hoewel het aantal afsluitingen nog steeds hoog ligt, wil de heer Martens erop wijzen dat deze drastische maatregel alleen nog gebeurt bij manifeste onwil om te betalen of een schuldbemiddeling te aanvaarden. De afsluiting is dan ook steeds van korte duur en geldt als een tijdelijk dreigmiddel. Het zou goed zijn om de duurtijd van de afsluitingen te onderzoeken. Dat aspect zegt veel meer over energiearmoede dan het loutere aantal. Mevrouw Sonja Claes merkt op dat een prijsdaling van het tarief van de sociale leverancier de drive om terug te keren naar het commerciële circuit zou wegnemen. De netbeheerders staan intussen al op de vierde en vijfde plaats in de rangschikking van leveranciers met de meeste klanten, wat toch niet de bedoeling kan zijn. Overheidsmaatregelen zouden dus veeleer moeten gericht zijn tegen de weigering van klanten door de commerciële markt, en op de promotie van de switch aan de hand van de V-test. Zomeropladingen zou men kunnen stimuleren door ze goedkoper te maken. Op de vraag van minister Van den Bossche naar het alternatief dat Open Vld ziet voor de sociale energieleverancier, antwoordt mevrouw Irina De Knop dat haar fractie nog niet beschikt over een uitgewerkt alternatief. Uit de benchmark blijkt echter dat de andere Europese landen een dergelijk systeem niet hanteren maar andere maatregelen in het leven hebben geroepen. Onderzoekt de minister die alternatieve systemen? Mevrouw Liesbeth Homans vraagt om in de toekomst alsnog een uitgebreide kostenbatenanalyse te maken. Het commissielid betreurt dat het PHL-onderzoek alleen gericht was op mensen die opladen. Interessanter zou zijn te onderzoeken waarom bepaalde mensen niet opladen. Ook de timing van dit onderzoek vindt mevrouw Homans ongelukkig. Minister Freya Van den Bossche vindt het een heel waardevolle suggestie om de duurtijd van de afsluitingen te onderzoeken. Een onderzoek naar de correlatie tussen afbetalingsplannen en sociaal wonen zou de minister echter niet correct vinden. Een dergelijke vergelijking moet beperkt blijven tot mensen met hetzelfde inkomen. Van die mensen zullen de sociale huurders meer ruimte hebben om hun energierekeningen te betalen dan de privéhuurders. Er moet inderdaad een soort bonus zijn voor zomeropladingen. Een lagere prijs vindt de minister niet noodzakelijk de beste oplossing. Misschien is een extra energiekrediet meer aangewezen. Dat vele Europese landen niet over een sociale leverancier beschikken, beaamt de minister. Maar wie door zijn leverancier wordt gedropt, zit meteen zonder energie.
V L A A M S P A R LEMENT
14
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1
Ten slotte wijst de heer Roel Vermeiren er nog op dat de VREG in zijn jaarlijkse sociale statistieken al cijfers opneemt over de duurtijd van de afsluitingen. Meer dan de helft van de afsluitingen duurt zeven tot dertig dagen. Als een afsluiting meer dan drie maanden blijft aanslepen, gaat de netbeheerder er doorgaans van uit dat de betreffende woning leegstaat. Jan PENRIS, voorzitter Sonja CLAES, verslaggever
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 1545 (2011-2012) – Nr. 1 Gebruikte afkortingen CAW CREG EPO KB kWh LAC OCMW PHL SVK VEA VREG VVSG
centrum algemeen welzijnswerk Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Education Prolétarienne/Proletarische Opvoeding koninklijk besluit kilowattuur lokale adviescommissie Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Provinciale Hogeschool Limburg sociaal verhuurkantoor Vlaams Energieagentschap Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
V L A A M S P A R LEMENT
15