Interventie
Opvoeden & zo
Samenvatting Doel Het doel van Opvoeden & Zo is vergroting van de opvoedingscompetentie van ouders, door hen bewust te maken van de mogelijkheden om het gedrag van hun kinderen positief te beïnvloeden en hen de vaardigheden te leren om dat ook te doen. Doelgroep Ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd van 4 tot 12 jaar waarbij geen sprake is van ernstige opvoedingsproblematiek. Aanpak Opvoeden & Zo is een cursus van zes groepsbijeenkomsten waarin ouders opvoedingsvaardigheden leren. De deelnemers krijgen daar onder meer instructie aan de hand van instructieve filmbeelden. Zij moeten huiswerkopdrachten uitvoeren. Materiaal Er is een draaiboek en een dvd. Onderzoek effectiviteit Er zijn wisselende aanwijzingen voor de werkzaamheid van de interventie op basis van drie beperkte studies. Een daarvan laat zien dat cursusouders meer zelfvertrouwen hebben, meer positieve aandacht geven aan de kinderen, minder schelden en/of minder slaan. Een andere studie laat weinig algemene effecten van Opvoeden: zó! (tot 2006 zo geheten) zien. Wel bleek de cursus daar meer effect te hebben bij ouders met een lage sociaal-economische status dan bij ouders met een hoge status. Een derde studie zegt weinig over de effectiviteit, omdat deze is uitgevoerd bij een doelgroep met een hogere opleiding dan bedoeld. Erkenning Erkend door Panel Jeugdgezondheidszorg en Preventie d.d 06-06-2006 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Ince, D. (december 2006). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Opvoeden & zo'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies 1. Toelichting naam van de interventie Tot 2006 werd de cursus onder de naam Opvoeden: zó! uitgevoerd. Naast Opvoeden: zó was er ook een migrantenversie en een aanvulling Opvoeden: zo verder!. In 2004/2006 is de cursus vernieuwd en wordt nu onder de naam Opvoeden & Zo uitgebracht. De voormalige migrantenversie en Opvoeden: zó verder zijn in de vernieuwde cursus verwerkt en worden dus niet meer apart aangeboden.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 1 / 8
Opvoeden: zò! is op een zestal punten vernieuwd:
l
nieuw filmmateriaal op dvd in plaats van videobanden integratie van de 'gewone' versie van het draaiboek en de migrantenversie;
l
samenvoeging van Opvoeden: zò! en Opvoeden: zo verder!;
l
l
l l
aanpassing van de inhoud van de cursus (b.v.: volgorde van thema's is veranderd; geïntegreerde cursus die zowel bestemd is voor autochtone ouders als voor ouders uit etnische minderheidsgroepen) vernieuwing van de vormgeving ontwikkeling van een website bij de cursus.
2. Doel van de interventie De oudercursus Opvoeden & Zo is een vorm van preventieve opvoedingsondersteuning met als algemene doelstelling:
l
het bevorderen van een goede relatie tussen ouders en kinderen als een van de basisvoorwaarden voor een goede en gezonde ontwikkeling van de kinderen; ouders in een vroeg stadium van informatie en advies voorzien om daarmee (ernstige)
l
opvoedingsproblemen en een spiraal van negatieve gezinsinteracties te voorkomen; het bevorderen van zelfvertrouwen en welbevinden bij kinderen en het voorkomen en verminderen van
l
emotionele en gedragsproblemen bij kinderen; de pedagogische competentie en het zelfvertrouwen van ouders in de opvoeding versterken.
l
Meer specifiek wil de oudercursus Opvoeden & Zo bereiken dat ouders die de cursus volgen: l l l l l
l l
weten dat zij gedrag van hun kinderen zélf kunnen beïnvloeden en bijsturen; basisvaardigheden toepassen waarmee zij het gedrag van hun kind effectief kunnen beïnvloeden; in de opvoeding kiezen voor positieve gedragsbeïnvloeding door hun kind te prijzen voor wenselijk gedrag; het belangrijk vinden om tijd en aandacht te besteden aan kinderen; grenzen stellen aan ongewenst gedrag op een manier die niet schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen; afzien van het gebruik van fysieke straf of andere vormen van geweld tegen kinderen; beschikken over meerdere opvoedingsvaardigheden om het gedrag van kinderen bij te sturen.
3. Doelgroep van de interventie Voor wie en wat is de interventie bedoeld? Opvoeden & Zo is bedoeld voor ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd (4 tot 12 jaar). Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan ouders in achterstandssituaties: autochtone én allochtone ouders met lage inkomens en lage opleidingen. Het oorspronkelijke programma Opvoeden: zó! was specifiek ontwikkeld voor ouders in achterstandssituaties. In de praktijk bleken echter ook veel ouders op de cursus af te komen die niet in achterstandssituaties verkeren. Daarom is de doelgroep voor Opvoeden & Zo verbreed naar alle ouders met alledaagse opvoedingsvragen of- problemen. Prevalentie en spreiding De documentatie over de interventie bevat geen informatie over het vóórkomen van het probleem of verwijst niet naar een bron waar die informatie is te vinden.) Indicatie- en contra-indicatiecriteria In de documentatie over de interventie zijn geen specifieke indicatie- of contra-indicatiecriteria aangegeven. Toepassing bij etnische groepen De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor jeugdigen of gezinnen met een allochtone achtergrond.De dvd en het oudermateriaal van Opvoeden & Zo zijn beschikbaar in vier talen: Nederlands, Turks, MarokkaansArabisch, Berber en Papiamento. 4. Omschrijving van de interventie Methodiek Opvoeden & Zo bestaat uit zes bijeenkomsten van elk ongeveer twee uur. In de cursus staan zes Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 2 / 8
opvoedingsvaardigheden centraal: aandacht geven, prijzen, verbieden, straffen, negeren en apart zetten. De cursus is een combinatie van kennisoverdracht, instructie aan de hand van filmbeelden, groepsdiscussies en praktische oefeningen. Naast instructie over de inhoud en toepassing van de vaardigheden vormt vooral het zelf oefenen met de vaardigheden en het krijgen van feedback daarop een belangrijk onderdeel van de cursus. Dat gebeurt tijdens de bijeenkomsten maar ook in de thuissituatie door middel van thuisopdrachten. Opvoeden & Zo is een gestructureerde cursus waarbij het programma en de opbouw van de cursus vastliggen. Dat vraagt van cursusleiders dat zij zoveel mogelijk de lijn van het draaiboek aanhouden. De cursus begint met vaardigheden gericht op het bevorderen van een goed contact om pas daarna aandacht te besteden aan de manier van grenzen stellen aan gewenst gedrag. Het audiovisueel materiaal is bedoeld om situaties dicht bij ouders te brengen en het uitwisselen van ervaringen tussen ouders onderling te stimuleren. Opvoeden & Zo wordt gegeven door (para)professionals uit de directe omgeving van de ouders (werkers in de jeugdgezondheidszorg, jeugdwelzijnswerk, JGZ-wijkverpleegkundigen, welzijnswerkers, schoolmaatschappelijk werkers). Protocol / handleiding Er is een draaiboek voor Opvoeden & Zo. Locatie van uitvoering Basisvoorziening in de wijk (brede)scholen, wijkcentra, opvoedbureaus, GGD. 4.2 Onderbouwing: probleem- of risico-analyse Kenmerken risico of probleem Alle ouders hebben wel eens behoefte aan steun bij de opvoeding van hun kinderen. Ouders beleven de opvoeding als moeilijk wanneer hun kinderen ongewenst of lastig gedrag vertonen en zij daar als opvoeders onvoldoende invloed op lijken te hebben. Opvoeden is nooit een zaak van ouders alleen maar wordt sterk beïnvloed door de wisselwerking tussen ouders en kinderen. Ouders hechten zich aan hun kinderen en omgekeerd. Ouders reageren op het gedrag van kinderen en zij worden weer beïnvloed door de opvoedingsaanpak van ouders. Als ouders zich prettig en ontspannen voelen, gedijen kinderen meestal beter dan wanneer ouders zich gefrustreerd en teleurgesteld voelen. Omgekeerd kan lastig gedrag van kinderen bij ouders een bepaalde opvoedingsstijl uitlokken waarvoor ze uit zichzelf niet zouden kiezen. Een negatieve spiraal aan reacties kan dan het gevolg zijn: de opvoedingsrelatie tussen ouders en kind loopt vast, de ouders krijgen problemen (ze voelen zich onbekwaam, machteloos, e.d.) en de ontwikkeling van het kind wordt bedreigd (het krijgt gedragsproblemen, emotionele problemen e.d.). Ieder kind heeft behoefte aan gerichte aandacht, dat wil zeggen: aandacht die op hem of haar als individu is afgestemd. Wanneer een kind geen positieve aandacht krijgt, kan het op een negatieve manier de aandacht gaan trekken. In de praktijk blijkt dat het belonen van gewenst gedrag uiteindelijk meer effect heeft dan het bestraffen van ongewenst gedrag. Voor veel ouders, ook die in achterstandssituaties, is dat wel min of meer bekend, maar dat betekent nog niet dat het voor hen makkelijk is om deze principes in de praktijk consequent en op de juiste momenten toe te passen. Dat kan bij kinderen tot gedragsproblemen leiden. Belonen en straffen zijn principes die ouders vaak al toepassen in de opvoeding van hun kinderen. Het probleem is echter dat veel ouders deze principes niet systematisch of consequent weten toe te passen of te veel het accent leggen op negatieve gedragsbeïnvloeding (straffen en onthouden van waardering). Er zijn ook ouders die de principes toepassen op het verkeerde moment: ze negeren gewenst gedrag of belonen ongewenst gedrag door erom te (glim)lachen. Als straffen en belonen op een inconsistente of tegenstrijdige manier wordt toegepast, heeft dat tot gevolg dat grenzen en regels onvoldoende duidelijk worden voor kinderen. Inconsequent reageren op gedrag van kinderen werkt verwarrend. het veroorzaakt onzekerheid bij het kind en de neiging om de ouders te 'testen'
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 3 / 8
om duidelijk te zijn. Een inconsequente manier van opvoeden kan een rol spelen bij het ontstaan van gedragsproblemen bij kinderen. Als negatieve gedragsbeïnvloeding in de opvoeding overheerst kan dat verschillende gevolgen hebben: l
het effect van het pedagogisch handelen laat te wensen over;
l
het zelfbeeld van kinderen wordt negatief beïnvloed; de sfeer in huis wordt negatief;
l
er kunnen ongewenste patronen ontstaan in de gezinsrelaties.
l
4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak Opvoeden: zó! werd begin jaren negentig ontwikkeld in een samenwerkingsproject van een aantal landelijke en regionale organisaties op het gebied van gezondheidszorg, preventie en opvoedingsondersteuning. Aanleiding voor dit initiatief was dat professionals een lacune signaleerden in het toenmalige ondersteuningsaanbod voor ouders. De ouders die werden gegeven, bleken uitsluitend de hoger opgeleide ouders te bereiken. Het ontbrak aan een goed toegankelijke basiscursus die geschikt was voor laagopgeleide autochtone en allochtone ouders. In Amerika heeft men positieve ervaringen opgedaan met de oudercursus Winning. Winning bestond uit een basisprogramma van 22 bijeenkomsten met de belangrijkste opvoedingsvaardigheden en een vervolgprogramma gericht op specifieke opvoedingsproblemen. Uit het Amerikaanse onderzoek bleek dat de cursus, onder andere door het gebruik van videoinstructiebanden, ouders in achterstandssituaties aansprak Deze cursus bleek onder andere door het gebruik van video-films ouders in achterstandssituaties aan te spreken. Opvoeden: zó! is toen specifiek voor ouders in achterstandssituaties ontwikkeld. Omdat er onvoldoende financiering was voor het totale programma van 22 videolessen werd in Nederland gekozen voor een compacte cursus gebaseerd op de belangrijkste opvoedingsvaardigheden van het Winning programma. Na dertien veelvuldig gebruik bleek de oudercursus Opvoeden: zó! aan vernieuwing toe (zie vraag 1 voor wijzigingen). Bij de vernieuwing is de theoretische onderbouwing en de uitwerking van de theorie in de methodiek ongewijzigd gebleven. Zowel Opvoeden: zó als Opvoeden & Zo gaan uit van de sociale leertheorie. Deze theorie stelt dat gedrag dat kinderen vertonen voor een belangrijk deel is aangeleerd. Als gedrag kan worden aangeleerd is het ook mogelijk om kinderen gedrag af te leren. Dit is een belangrijk uitgangspunt van Opvoeden & Zo. Kinderen ontdekken en ontwikkelen een heel repertoire aan gedragingen. Dat doen zij vaak spelenderwijs. Maar of gedrag 'blijvend' is of niet, hangt voor een belangrijk deel af van reacties van ouders en andere opvoeders. Die kunnen ervoor zorgen dat gedrag van kinderen wordt gestimuleerd of juist ontmoedigd. Aandacht geven heeft een versterkende werking op gedrag, terwijl negeren kan helpen om gedrag 'uit te doven'. De cursus is erop gericht ouders de basisvaardigheden te leren waarmee zij bij hun kinderen gewenst gedrag stimuleren en ongewenst gedrag laten afnemen. Reacties van ouders op gedrag van kinderen kunnen grofweg worden onderscheiden in positieve en negatieve reacties: l
een beloning of een complimentje als het gaat om wenselijk gedrag;
l
een correctie of afkeurende opmerking/blik, straffen, het afnemen van iets leuks of een kind even apart zetten als het gaat om ongewenst gedrag.
In Opvoeden & Zo staan 6 opvoedingsvaardigheden centraal: aandacht geven, prijzen, verbieden, straffen, negeren en apart zetten. Dit zijn de pedagogische instrumenten die bij sociale leertheorie passen. In de cursus leren ouders de opvoedingvaardigheden door observatie, groepsdiscussies, oefening en thuisopdrachten. Het accent ligt niet op theoretische overdracht kan kennis, maar juist concreet aan de slag gaan. Dit maakt de cursus bij uitstek ook geschikt voor ouders met een lage opleiding. Samenvatting werkzame ingrediënten
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 4 / 8
l l l
ouders leren gewenst gedrag aandacht te geven en ongewenst gedrag uit te doven; de cursus is in vorm en inhoud afgestemd op ouders in achterstandssituaties; de combinatie van instructie en oefening.
4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van uitvoering en begeleiding Ter wille van de kwaliteit van Opvoeden & Zo worden aan de uitvoering de volgende voorwaarden gesteld. 1. Opleiding/training. Het Nederlands Jeugdinstituut (voorheen NIZW-Jeugd) heeft de materialen in een implementatiebijeenkomst overgedragen aan een aantal trainers. Dit betreft veelal trainers die de training bij het oude Opvoeden: zó! aanboden. Het Nederlands Jeugdinstituut bewaakt de kwaliteit van trainers onder andere door middel van certificering. De trainers bieden trainingen aan cursusleiders. Een lijst trainers is te vinden op www.opvoedenenzo.nl. 2. Inbedding Begeleiders kunnen alleen maar op een kwalitatief verantwoorde wijze werken als hun instelling hen daartoe tijd en ruimte biedt en hen steunt en stimuleert bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteit. Dat kan alleen wanneer het bieden van preventieve opvoedingsondersteuning is ingebed in het beleid van de instelling. 3. Aantal cursusleidersDe cursus wordt bij voorkeur gegeven door twee cursusleiders die de taken onderling verdelen. In de praktijk is dat echter niet altijd haalbaar. 5. Overige voorwaarden voor toepassing Indicatiestelling Voor de toepassing van de interventie is geen speciale indicatie vereist, die afwijkt van de voor de sector of aanbieder wettelijk gebruikelijke indicatie. 6. Samenvatting onderzoek en beoordeling effectiviteit 6.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit Kenmerken en resultaten onderzoek Blom e.a. (1995) Opzet. De respondenten van dit onderzoek naar Opvoeden: zó! zijn ouders die zich uit eigen beweging hebben opgegeven voor deze cursus. De ouders die deelnemen aan de cursus vormen de experimentele groep, de controlegroep wordt gevormd door de ouders die zich hebben aangemeld maar voor wie de cursus pas drie maanden later van start gaat. In de experimentele groep zitten 26 ouders, in de controlegroep 14 ouders. Een aanzienlijk deel van de respondenten heeft een havo-opleiding of hoger gevolgd. Uit de rapportage is moeilijk af te leiden hoe groot dit deel is: een keer is sprake van ruim 70 procent, een andere keer van ongeveer de helft. Omdat Opvoeden: zó! bedoeld is voor gezinnen in achterstandssituaties, kunnen op grond van de uitkomsten van dit onderzoek geen uitspraken worden gedaan over de effectiviteit van deze interventie bij de beoogde doelgroep. Er is een voor- en een nameting verricht. Bij beide groepen heeft de voormeting plaatsgevonden in de week dat de experimentele groep aan de cursus begon. De nameting is ongeveer zeven weken later verricht, nadat de cursus was afgelopen. Er heeft geen follow-up plaatsgevonden. Instrumenten. Onderzocht is hoe de ouders de cursus evalueren en of de doelstellingen van de cursus bereikt worden. Dat is gebeurd met behulp van de volgende instrumenten. l
De Nijmeegse vragenlijst voor de Opvoedingssituatie (NVOS) is gebruikt om vast te stellen hoe de ouders de opvoedingssituatie beoordelen en welke mogelijkheden zij zien om daarop invloed uit te oefenen. Ouders moeten daartoe uitspraken beoordelen over de oorzaken van de huidige opvoedingssituatie.
l
Het opvoedingsgedrag en de attitude tegenover de opvoeding zijn gemeten met de Parenting Dimensions Inventory (PDI). Ouders vullen zelf de vragenlijst in en geven op een puntenschaal aan in hoeverre zij het eens of oneens zijn met een uitspraak.
l
De Algemene Evaluatielijst Opvoeden: zó! Deze is ontwikkeld om de cursus te evalueren, om de mening van ouders over de cursus te weten te komen, en om bij de ouders te meten wat ze geleerd hebben en of er bij hen iets veranderd is.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 5 / 8
Resultaten l l l l
Ouders geven aan dat zij na afloop van de cursus het gedrag van hun kind beter kunnen beïnvloeden. Ouders die de cursus gevolgd hebben, zijn in de opvoeding van hun kinderen consistenter geworden. Ouders zijn na de cursus meer positieve aandacht gaan geven. Zij zijn ook minder gaan schelden. Er is een significante afname van de variabele slaan (bij vergelijking van de experimentele en de controlegroep).
Kritische kanttekeningen. Het merendeel van de respondenten van dit onderzoek behoort niet tot de doelgroep. Daarmee verliezen de gerapporteerde resultaten (een groot deel van) hun geldigheid. De instrumenten waarmee gegevens zijn verzameld, zijn schriftelijke vragenlijsten. De gegevens weerspiegelen dus gerapporteerd gedrag. Het is dan ook niet mogelijk om objectief vast te stellen of zich daadwerkelijk gedragsverandering heeft voorgedaan. Kenmerken en resultaten onderzoek Albertz (1997) Vraagstelling. De vraagstelling van dit onderzoek luidt: 1 Is er een direct effect (binnen een maand) van de cursus Opvoeden: zó! met betrekking tot de doelen van deze cursus? 2 Is er verschil in effecten wanneer men een onderscheid maakt tussen ouders met een lage sociaaleconomische status enerzijds en ouders met een midden of hoge sociaal-economische status anderzijds? Opzet. Het onderzoek is uitgevoerd in Deventer volgens een post-test-only control group design. De experimentele groep, bestaande uit 12 ouder-kind dyades, werd na afloop van de cursus onderzocht. De controlegroep van 11 ouder-kind dyades werd onderzocht voor de cursus begon. In de experimentele groep zaten 4 ouders met een lage sociaal-economische status en 8 met een midden of hoge sociaal-economische status; de controlegroep bestond uit 5 ouders met een lage sociaal-economische status en 6 ouders met een midden/hoge sociaal-economische status. De onderzochte ouders behoren maar voor een deel tot de doelgroep van Opvoeden: zó! Gegevensverzameling en instrumenten. De data zijn bij de gezinnen thuis verzameld. Er werden drie taak-observaties voor moeder en kind met een video vastgelegd. Daarnaast werd een mondelinge vragenlijst bij de moeders afgenomen. Daarin zijn opgenomen: de Schaal Responsiviteit uit de Parental Dimensions Inventory en de Schaal Opvoedingssatisfactie van Gerris e.a. (1993). Met betrekking tot de verschillende basisvaardigheden die in de cursus aan bod komen, was er geen sprake van een bepaald instrument per basisvaardigheid. Bij sommige vaardigheden is gebruik gemaakt van gegevens uit observaties en bij andere van een vragenlijst. Toetsing. Met behulp van variantieanalyse is men nagegaan of er significante verschillen in effecten zijn tussen de groep ouders die de cursus heeft gevolgd en de controle groep. Verder is onderzocht in hoeverre er een verschil in effecten is wanneer men de ouders uit beide groepen splitst op basis van hun sociaal economische status. Resultaten. Alleen in de observaties zijn significante effecten gevonden. l
Controlemoeders met een lage sociaal-economische status zeggen significant vaker 'nee' dan moeders uit
l
de andere groepen. Ouders die de cursus hebben gevolgd, zeggen vaker ongewenst gedrag van hun kind te negeren dan
l
ouders die de oudercursus niet hebben gevolgd. Anders dan verwacht passen controleouders significant meer inductie (uitleggen waarom ze gedrag ongewenst vinden) toe dan experimentele ouders.
l
Ouders uit de experimentele groep blijken vaker gewaardeerd gedrag te benoemen.
Wat betreft het verschil in effecten bij ouders met een lage sociaal-economische status en ouders met een midden of hoge sociaal-economische status: er zijn voor een aantal afhankelijke variabelen interactie-effecten Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 6 / 8
gevonden. Een van deze effecten was significant, en juist dit effect was omgekeerd aan de verwachting: ouders met een lage sociaal-economische status die de cursus niet hadden gevolgd, zeiden vaker nee tegen hun kinderen dan de andere ouders. Andere interactie-effecten (tendensen) werden gevonden bij dreigen met straf, waarschuwen en fysieke straf. Eindconclusie. Voor onderzoeksvraag 1: Er zijn nauwelijks overtuigende directe effecten gesignaleerd van Opvoeden: zó! Voor onderzoeksvraag 2: Wat een aantal variabelen betreft heeft de cursus meer effect bij ouders met een lage sociaal-economische status dan bij ouders met een midden of hoge sociaal-economische status. Kenmerken en resultaten onderzoek Most van Spijk & Hopstaken (1998) Doel. De GG & GD in Utrecht wilde weten of de cursus, zoals deze vanaf 1995 wordt gegeven, aansluit bij de behoeften van de deelnemers en of de doelstellingen van de cursus worden bereikt. Daartoe is een evaluatieonderzoek uitgevoerd. Onderzoeksvragen. 1 Hoe wordt de cursus uitgevoerd en welke problemen deden zich daarbij voor? 2 Hoeveel ouders zijn in Utrecht bereikt? 3 Hoe ervaren de Nederlandse, Turkse en Marokkaanse deelnemers hun opvoedingstaak? (4) Hoe waarderen de ouders de cursus Opvoeden: zó? 4 Welke veranderingen in opvoeding signaleren de ouders ten gevolge van de cursus? Methode. Ouders die hebben deelgenomen aan Opvoeden: zó! zijn een à twee maanden na afloop van de cursus thuis geïnterviewd. In totaal zijn vraaggesprekken gevoerd met 10 Nederlandse, 14 Turkse en 10 Marokkaanse moeders. Verder hebben 55 ouders (vooral Nederlandse) een herhalingsbijeenkomst bijgewoond en daar een korte multiple-choice vragenlijst ingevuld. Daarnaast zijn ook de cursusleiders geïnterviewd. Resultaten. l
l
l
l
l
Tussen januari 1995 en mei 1997 zijn vanuit de GG & GD 64 cursussen gegeven: daarvan waren er 24 in de Nederlandse taal, 24 in het Turks en 16 in het Arabisch en/of Berber. In totaal hebben ongeveer 730 ouders aan de cursussen deelgenomen. Om achterstandsgezinnen te bereiken zijn de cursussen aangeboden in scholen in een onderwijsvoorrangsgebied (OVB-scholen). Volgens de cursusleiders namen aan vrijwel alle cursussen vrouwen deel die tot de doelgroep behoorden. Daarnaast waren er ook altijd wel enkele deelnemers met een iets hogere opleiding of inkomen. De ouders die aan de cursus deelnamen waren over het algemeen zeer enthousiast. De informatie en de sociale steun die de cursus biedt, voldeden precies aan de behoefte van de ouders. Zowel voor de Nederlandse als voor de allochtone ouders ligt de kracht van de cursus daarin dat deze dicht bij de dagelijkse opvoedingspraktijk staat. Al hun vragen en problemen op het gebied van opvoeding kunnen in de groep besproken worden. En thuis zien ze het resultaat. De meeste Nederlandse ouders waren tevreden over het aantal bijeenkomsten en hadden niet zo'n behoefte aan meer. Wel wilden ze graag een herhalingsbijeenkomst na een paar maanden om nog eens met elkaar te bespreken hoe het thuis gaat. De meeste allochtone ouders vinden de cursus veel te kort. Voor de Turkse en Marokkaanse ouders is ook de sociale steun die zij van elkaar ondervinden van grote betekenis. De geleerde vaardigheden waren voor de meeste Nederlandse moeders niet helemaal nieuw. Maar zij brachten deze lang niet altijd in praktijk; de cursus maakte hen daar weer bewust van. Voor de Turkse en Marokkaanse ouders waren de meeste vaardigheden wel nieuw. Drie vaardigheden sloegen sterk aan, namelijk: '(positieve) aandacht', 'complimentjes geven' en 'consequent zijn bij verbieden'. De vaardigheid 'apart zetten' sloeg minder aan en vooral de Turkse en Marokkaanse ouders konden 'het negeren van ongewenst gedrag' niet erg waarderen. Veel vrouwen vertelden dat de cursus hun meer zelfvertrouwen had gegeven. Zij voelden zich rustiger en zij letten meer op de positieve kanten van hun kinderen. Het gevolg hiervan was dat het contact tussen moeder en kind verbeterde en dat de sfeer in huis prettiger werd.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 7 / 8
l
Uit de evaluatieformulieren bleek dat vooral Marokkaanse, maar ook Turkse ouders minder slaan na het
l
volgen van de cursus. Voor de meeste geïnterviewde Turkse en Marokkaanse vrouwen was het uitleg geven bij een verbod iets nieuws. De meesten van hen probeerden na de cursus wel enige uitleg te geven, en zij vonden dat dit hielp: hun kinderen reageerden er beter op. In dit onderzoek is niet nagegaan of deze effecten ook op langere termijn stand houden.
Samenvatting directe aanwijzingen effectiviteit Blom e.a. (1995): Ouders zijn consistenter in het opvoeden, geven meer positieve aandacht, schelden minder, slaan minder. Maar de studie zegt weinig over de effectiviteit, omdat deze is uitgevoerd bij een doelgroep met een hogere opleiding dan bedoeld. Albertz (1997): Nauwelijks directe effecten van Opvoeden: zó! De cursus heeft wel meer effect bij ouders met een lage sociaal-economische status dan bij ouders met een hoge sociaal-economische status.Most van Spijk & Hopstraten (1998): Ouders hebben meer zelfvertrouwen, letten meer op positieve zaken bij hun kinderen, slaan minder. Buitenlandse studies Niet bekend Nederlandse studies soortgelijke interventies Niet bekend 7. Toepassing (uitvoerende organisaties) Opvoeden & Zo wordt over het algemeen aangeboden door GGD'en, opvoedbureaus, welzijnsinstellingen en het schoolmaatschappelijk werk. 8. Overeenkomsten met andere interventies Geen informatie. 9. Overige informatie Ontwikkeld door Nederlands Jeugdinstituut Postbus 19221 3501 DE Utrecht T. (030) 230 63 44 Materialen Het materiaal voor Opvoeden & Zo bestaat uit: l l l
Draaiboek: Opvoeden & Zo (Janssen, Blokland & Ligtermoet, 2006) Dvd (Nederlands, Turks, Marokkaans-Arabisch, Berbers, Papiamento) Oudermaterialen
HTML links: www.opvoedenenzo.nl 10. Lijst met aangehaalde literatuur Albertz, N.T.W.M. (1997). Wanneer werkt Opvoeden: zó!? Een onderzoek naar effectbepalende condities van preventieve oudercursussen. Doctoraalscriptie. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, Afd. Empirische Gezinspedagogiek. Blom, S., Gural, S., Van 't Hoff, L., & Van Lith, N. (1995). Hoezo? Opvoeden: zó!. Evaluatieonderzoek oudercursus Opvoeden: zó! Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Onderzoeksscriptie Vakgroep Pedagogische Wetenschappen. Gerris, J.R.M., Vermulst, A.A., Van Boxtel, D.A.A.M., Janssens, J.M.A.M., Van Zutphen, R.A.M., & Felling, A.J. (1993) Parenting in Dutch Families. Nijmegen: ITS. Janssen, H., Blokland, G. & Ligtermoet, I. (2006). Opvoeden & Zo. Draaiboek voor een oudercursus. Utrecht: NIZW Jeugd.Most van Spijk, M., & Hopstaken, N. (1998). Lessen voor het leven. Ervaringen van Turkse, Marokkaanse en Nederlandse ouders met de cursus Opvoeden: zó! in Utrecht. Utrecht: GG en GD Utrecht.
Gedownload op woensdag 28 mei 2014 10:12:00 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 8 / 8