Plastische chirurgie | Schisisteam
Schisis - kinderen van 3 tot 12 jaar
Inleiding In de eerste twee levensjaren van uw kind is individueel aandacht geschonken aan uw gezin (met name door middel van uitgebreide informatie en begeleiding door de verpleegkundige en/of de maatschappelijk werker). Later werden voor u als groep ouders thema¬bijeen¬komsten georganiseerd. Op deze bijeenkomsten zijn de medische en sociale aspecten van het kind met schisis nog eens afzonderlijk verduidelijkt door de specialisten van het schisisteam. De bedoeling van dit alles is u als ouders zo veel mogelijk informatie te geven die kan helpen bij de begeleiding van uw kind. In deze brochure** is de belangrijkste informatie over de schisis verzameld. Hopelijk kan het voor u als richtlijn dienen bij het geven van informatie aan uw kind. Het begin van de basisschool¬periode is in het algemeen het beste tijdstip waarop u met uw kind over de schisis kunt praten. De foto’s die u van uw kind heeft, kunnen hiervoor heel goed als hulpmiddel dienen. ** Overal in deze brochure waar ‘hij’ staat, wordt ook ‘zij’ bedoeld. ** Deze brochure is het tweede deel van de drie-delige serie ‘Schisis’. Het eerste deel heet ‘Schisis; baby’s en peuters van 0 tot 3 jaar’. Het derde deel ‘Schisis; jongeren van 12 tot 18 jaar’. De eerste twee delen zijn geschreven voor de ouders van een kind met schisis; het derde deel is voor de jongeren zelf geschreven.
De sociale begeleiding U wilt graag dat uw kind de kans krijgt zich zo goed mogelijk te ontwikkelen. Wij vinden dit als begeleiders in het schisisteam ook belangrijk. De jaren van het jonge kind (vanaf het derde tot het twaalfde levensjaar) zijn erg enerverend om te beleven. Het is de periode waarin het kind zich ontwikkelt tot een steeds zelfstandiger wordend individu, tot een eigen persoonlijkheid. De contacten die uw kind heeft, zullen zich ook steeds meer aan uw gezichtsveld onttrekken: hij trekt op met vriendjes of vriendinnetjes uit de buurt of van school; de leerkracht op school gaat invloed krijgen. Uw kind zal positieve, maar ook negatieve ervaringen opdoen in deze contacten. Dat hoort nu eenmaal bij zijn opgroeien. In het algemeen leert het kind daarvan. Het kan zijn dat uw kind andere problemen ervaart dan de meeste leeftijdgenootjes; misschien kan dit het uiterlijk betreffen. Op zich hoeven die problemen niet direct tot ongerustheid te leiden. Met een rustige, ondersteunende begeleiding kunt u uw kind meestal helpen die problemen de baas te worden. Lukt dat niet, of hebt u zelf behoefte aan overleg en/of hulp, neemt u dan gerust contact op met de maatschappelijk werker van het team.
www.umcg.nl
1
Plastische chirurgie | Schisisteam
Ook bij andere situaties waarbij u geen duidelijke verklaring kunt vinden voor het gedrag of de ontwikkeling van uw kind, is het raadzaam u voor een adviserend gesprek te wenden tot de maatschappelijk werker. Hij kan dan in een gesprek met u onderzoeken wat er aan de hand kan zijn, en afhankelijk van het probleem samen met u bespreken hoe hiermee verder wordt omgegaan (voortzetten van het contact of bemiddelen/ verwijzen naar andere medische of maatschappelijk werkinstanties).
De medische begeleiding Er is voor elk kind een behandelingsplan opgesteld. Naast de geplande operaties is er een aantal controlebezoeken te verwachten: eerst via de polikliniek voor Plastische Chirurgie en de polikliniek Keel-, Neus- en Oorheelkunde (communicatieve stoornissen), en vervolgens vanaf ± 5 jaar via het schisisspreekuur. De controlebezoeken op de polikliniek voor Plastische Chirurgie Tijdens de controlebezoeken wordt gekeken naar de veranderingen die tijdens de groei zijn opgetreden. In overleg met u wordt bepaald of en wanneer naar een van de bij het schisisteam betrokken specialisten moet worden verwezen, bijvoorbeeld bij oor-, gehoor- en/of spraakproblemen. Soms wordt u naar een specialist in de buurt van uw woonplaats verwezen. Nadere informatie over de behandeling De bij uw kind betrokken specialisten zullen u in het algemeen goed hebben geïnformeerd over het specifieke van de schisis bij uw kind. De ervaring is echter, dat de informatie soms overrompelend is en vaak moeilijk te onthouden. Zelfs al hebt u hierover voorlichtingsbijeenkomsten bijgewoond. U vindt nu een overzicht van alle informatie die bij de begeleiding en behandeling van uw kind belangrijk kan zijn.
Plastische Chirurgie Vanaf het tweede levensjaar wordt uw kind opgeroepen voor controle bij de plastisch chirurg. Dan worden onderzocht: het uiterlijk, de spraak en de kaken. Het uiterlijk De plastisch chirurg zal beginnen met het onderzoek van de bovenlip, de neus en de verhouding tussen boven- en onderlip. Onregelmatigheden aan de lip, al dan niet met een afgeplatte neusvleugel aan de kant van de spleet, kunnen goed worden gecorrigeerd voordat uw kind naar het basisonderwijs gaat. Wanneer er sprake is geweest van een dubbelzijdige spleet zal vrijwel altijd een uitgebreide correctie van de bovenlip en de neusvleugels moeten plaatsvinden. De spraak Het kan zijn dat de spraak neuzig klinkt. Dit zal worden onderzocht met behulp van enkele testwoordjes en zinnetjes. Beoordeeld wordt dan of het zachte gehemelte voldoende lang is en de zijkanten van het gehemelte goed beweeglijk zijn. Zijn er spraakstoornissen waarneembaar, dan wordt uw kind verwezen naar het spreekuur communicatieve stoornissen (KNO/CSK) voor uitgebreid spraak- en taalonderzoek. Ook het
www.umcg.nl
2
Plastische chirurgie | Schisisteam
onderzoek van het gehoor, keel, neus en oor vinden via dit spreekuur plaats. De kaken Als uw kind in het begin ook een spleet had in de kaak, zal worden onderzocht hoe de toestand is van de kaak en de stand van de tanden op deze leeftijd en hoe de verhouding is tussen boven- en onderkaak. Wanneer daarvoor aanwijzingen bestaan, wordt een aparte afspraak gemaakt met de orthodontist. Vaak zal niets hoeven te worden ondernomen. Later kan operatieve behandeling noodzakelijk zijn. Deze operatie kan vaak worden gecombineerd met een eventuele lip-neuscorrectie.
Keel-, Neus- en Oorheelkunde (KNO) De oren en het gehoor Van de problemen die zich bij kinderen met schisis kunnen voordoen op het gebied van keel, neus en oor, zijn die van de oren - en dus het gehoor - de belangrijkste. Een grote groep van de kinderen met schisis (50%) heeft te kampen met een verminderd gehoor. De meeste van deze gehoorproblemen hangen sa¬men met het feit dat er een gespleten gehemelte bestaat of heeft bestaan. Om de samenhang tussen de gehoorproblemen en een gespleten gehemelte voor u te verduidelijken, is het van belang te weten dat deze nauw verband houdt met de bouw en de functie van het middenoor, de buis van Eustachius en de gehemelte¬spieren (zie fig. 1). Aan het oor worden drie ‘gebieden’ onderscheiden (zie fig.
2): 1. Het uitwendige oor (oorschelp en gehoorgang), waardoor de geluiden uit de omgeving binnenkomen. 2. Het middenoor, waarvan de trommelholte het belangrijkste is. Op de grens tussen gehoorgang en trommelholte bevindt zich het trommelvlies, dat de geluidstrillingen via de gehoorbeentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel) doorgeeft aan: 3. Het binnenoor, waarin zich de ‘gehoorzenuw’ (eigenlijk: gehoorzintuig en -zenuw) bevindt. Deze gehoorzenuw geeft dan een signaal aan de hersenen.
www.umcg.nl
3
Plastische chirurgie | Schisisteam
Op die manier kan iemand zich bewust worden dat er ergens een geluid is: kan iemand ‘bewust’ horen. Het feit dat schisiskinderen extra gehoorproblemen hebben komt bijna altijd door stoornissen in het doorgeven van de geluidstrillingen aan het binnenoor: bij kinderen met schisis werken het trommelvlies en de gehoorbeentjes vaak niet zo goed. Hoe komt dit nu? Op figuur 2 ziet u aangegeven de buis van Eustachius. Dit is een heel nauw kanaaltje, dat van de neus-keelholte naar het linker- of het rechteroor loopt. De opening van deze buis van Eustachius in de neus-keelholte hangt samen met de spieren van het zachte gehemelte. Voor¬al aan de kant van de neus-keelholte is de opening van de buis van Eustachius erg nauw; in rust is ze eigenlijk dicht. Alleen als we de gehemeltespieren gebruiken (bij gapen en slikken bijvoorbeeld), gaat de buis van Eustachius open. Aan de andere kant mondt de buis van Eustachius uit in de trommelholte (het middenoor), de holte achter het trommelvlies. De wanden van het middenoor zijn met slijmvlies bekleed, dat steeds kleine hoeveelheden vocht (dun slijm) vormt. Dat vocht wordt via de buis van Eustachius afgevoerd naar de neus-keelholte. Bij kinderen met een gehemeltespleet en/of te kort aangelegd gehemelte kan de buis van Eustachius zich vaak niet goed openen, omdat de werking van de gehemeltespieren niet voldoende is. Dit betekent, dat vocht in het middenoor (de trommelholte) niet weg kan en zich ophoopt. Hierdoor bevindt zich minder lucht in het oor, waardoor het trommelvlies niet meer goed kan meetrillen met het geluid en dat geluid dus ook niet goed kan doorgeven (geleiden) - via de gehoorbeentjes - aan het gehoorzintuig: het kind hoort slecht. Dat wordt ‘geleidingsverlies’ genoemd. Ook raken oren met vocht erin veel gemakkelijker ontstoken, wat blijvende beschadiging kan geven. Soms zullen medicijnen worden voorgeschreven om de slijmproductie te verminderen. Ook kan worden voorgesteld een kunstmatige verbinding naar buiten te maken door plaatsing van trommelvliesbuisjes (z.g. boordeknoopjes). Deze zorgen ervoor dat er voldoende lucht in de trommelholte kan komen. Het trommelvlies kan het geluid nu weer goed opvangen en doorgeven. Na verloop van tijd (acht tot twaalf maanden) wordt zo’n trommelvliesbuisje vanzelf weer uitgestoten, het gaatje groeit doorgaans snel dicht. Als het kind ouder wordt (negen tot elf jaar) gaat de buis van Eustachius vaak toch weer voldoende werken. Het is dus in zekere zin maar een tijdelijk probleem. Maar vóór die tijd moet uw kind ook goed kunnen horen en zo’n trommelvliesbuisje is daarom een dankbare oplossing. Bovendien vermindert het de kans op oorontstekingen en daardoor kunnen misschien ook lastige vergroeiingen worden tegengegaan. Omdat het inbrengen van een trommelvliesbuisje altijd een klein litteken veroorzaakt op het trommelvlies, moet dat inbrengen ook weer niet te vaak gebeuren. Soms zal de keel-, neus- en oorarts daarom liever een tijdlang een gehoorapparaatje aanraden als er teveel littekens dreigen. Steeds zal opnieuw moeten worden bekeken wat het beste is. Het gehemelte Wanneer blijkt dat het (zachte) achterste deel van het gehemelte niet zorgt voor een goede afsluiting tussen de neus- en keelholte bij het spreken, zal dit zich soms uiten in een neuzige spraakklank. De oorzaak is veelal een te kort of niet goed functionerend gehemelte. De tekening laat u de situatie zien. (fig. 3)
www.umcg.nl
4
Plastische chirurgie | Schisisteam
Soms zijn spraaklessen voldoende om het probleem op te heffen. Vaak ook niet. Dan wordt geadviseerd door middel van een operatieve ingreep het gehemelte ‘te verlengen’. Eén van de meest toegepaste technieken, waarbij een blijvende verbinding wordt gemaakt tussen het zachte gehemelte en de keelachterwand is de ‘farynxplastiek’. Tijdens de operatie wordt in de achterwand van de keel een rechthoekige slijmvliesspierlap gesneden, die aan de onderzijde of aan de bovenzijde in contact blijft met de keelwand. De top van de lap wordt naar voren op het zachte gehemelte gehecht en vormt zo een brug tussen het gehemelte en de keelwand. Aan de zijkant blijven aan beide zijden openingen aanwezig (figuur 4a en 4b). Ook bestaan er andere technieken om het neusspraakprobleem op te lossen. De techniek wordt door de plastisch chirurg bepaald na aanleiding van de pre-operatieve bevindingen. Vaak zal het noodzakelijk blijken om voorafgaand aan zo’n operatie de neusamandel te verwijderen. (De neusamandel bevindt zich in de neus-keelholte tussen de openingen van de buizen van Eustachius). Door het te korte gehemelte kan het drinken ‘achterom’ in de neus komen. Als reactie op dat laatste raakt de neusamandel dikwijls extra geprikkeld en vergroot. Bij kinderen met een schisis helpt een te grote neus¬amandel vaak mee om de neus bij het praten van de keel af te sluiten, als het te korte gehemelte alléén dat niet zou kunnen. Wanneer de neusamandel wegens oorproblemen moet worden verwijderd, kan daardoor bij schisiskinderen een open-neus-spraak ontstaan, of kan een al bestaande open-neus-spraak erger worden. In dat geval kan de z.g. farynxplastiek-operatie noodzakelijk zijn. Op welke leeftijd deze ingrepen het beste kunnen worden verricht, wordt door de specialisten en in overleg met u als ouders, bepaald. De arts vertelt u hoe de operatie wordt uitgevoerd.
Het verwijderen van de neusamandel gebeurt in dagbehandeling. Bij de operatie voor verlenging van het gehemelte wordt u kind vier dagen op de kinderafdeling van de Chirurgie opgenomen. Tussen beide ingrepen ligt gewoonlijk een periode van ongeveer drie maanden.
Stem-, spraak- en taalstoornissen De spraak Ouders van schisiskinderen vragen vaak of het spreken van hun kinderen zal worden beïnvloed door de lip-, kaak en/of gehemeltespleet. Een dergelijke vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Bij kinderen met schisis komen grote onderlinge verschillen voor in de afwijking. Alleen een gespleten lip, of een gespleten lip en kaak, veroorzaakt doorgaans géén spraakproblemen. Is er echter een gespleten gehemelte, dan kan dat bij het ene kind leiden tot problemen met het spreken, terwijl bij een ander kind het spreken vrijwel normaal is. Als er zich spraakproblemen voordoen, zullen deze door de spraakdeskundigen van het
www.umcg.nl
5
Plastische chirurgie | Schisisteam
schisisteam worden onderzocht. Zij zullen daarbij letten op: • de spraakontwikkeling • de taalontwikkeling • de nasaliteit. We zullen eerst uitleggen wat we met deze termen bedoelen. Spraakontwikkeling Iedere taal kent een aantal klanken, die speciaal bij die taal horen. Het leren herkennen en het leren uitspreken van die klanken noemen we spraakontwikkeling. Voor deze ontwikkeling is het belangrijk dat uw kind zijn spieren van lippen, tong en gehemelte goed kan bewegen en dat hij goed hoort. In de eerste drie jaar leren kinderen controle te krijgen over de verschillende spieren en leren ze luisteren, zodat, als ze ongeveer drie jaar zijn, ze vrijwel alle klanken kunnen vormen. Alleen de /s/ en de /r/ vormen hier vaak een uitzondering op. Deze twee klanken hoeft een kind pas met ongeveer zes jaar goed te kunnen uitspreken. Tussen hun derde en vijfde jaar leren kinderen de verschillende klanken te gebruiken in woorden. Eerst worden klanken in woorden nog vaak weggelaten of vervangen, bijvoorbeeld: fiets = piets; bloem = bwoem; kraan = klaan. Ook van twee of drie medeklinkers aan het begin of eind van een woord wordt er vaak eerst maar één uitgesproken, bijvoorbeeld: stoel = toel; vliegtuig = vietuig. Een zesjarig kind kan de klanken van een taal goed uitspreken en ze ook toepassen in woorden. Taalontwikkeling Taalontwikkeling is het leren begrijpen van de betekenis van de woorden die door anderen worden uitgesproken. Hierdoor is het mogelijk om ook zelf gedachten en wensen onder woorden te brengen. Taalontwikkeling is dus eigenlijk de manier waarop kinderen woorden en zinnen leren begrijpen en leren uitspreken. Deze ontwikkeling verloopt meestal volgens een vaste lijn. Tussen één en anderhalf jaar begint het kind zijn eerste woordjes te zeggen. Deze woordjes worden vaak nog niet goed gevormd, doordat ook de spraakontwikkeling nog in volle gang is. Uw kind kan bijvoorbeeld zeggen: taat (= staart), of pa-pu (= paraplu). Het is gewoon dat het spreken soms een beetje neuzig (nasaal) is. Tussen anderhalf jaar en twee jaar beginnen kinderen zinnetjes te maken van twee woorden. Ook nu worden de woorden nog niet altijd goed gevormd en kan het spreken soms neuzig zijn. Uw kind kan bijvoorbeeld zeggen: fieze buite (= ik wil buiten fietsen), of kinne boem (= de vlinder zit op de bloem). Tussen twee en drie jaar gaan kinderen zinnetjes maken van drie tot vijf woorden. Wanneer ze naar de kleuterschool gaan, kunnen ze zich vaak al aardig uitdrukken. Ongeveer driekwart van wat uw kind vertelt, is dan ook voor anderen verstaanbaar. Voor een goede taalontwikkeling zijn belangrijk: • ouders, die veel en vooral ook rustig met hun kind praten • ouders, die voorlezen • een goed gehoor. Nasaliteit Nasaliteit is een verschijnsel waarbij de spraakklanken te veel door de neus klinken. Tijdens het spreken moeten de meeste klanken door de mond worden gevormd. Het zachte gehemelte wordt dan opgetrokken en sluit de mondholte aan de achterzijde af. Slechts bij drie spraakklanken, de /m/ (mamma), /n/ (nee) en /ng/ (lang) is deze afsluiting niet noodzakelijk. Deze klanken móéten zelfs door de neus klinken. Door de werking van het zachte gehemelte (optrekken en niet optrekken) kan een
www.umcg.nl
6
Plastische chirurgie | Schisisteam
onderscheid worden gemaakt tussen orale klanken (door de mond gevormd) en nasale klanken (door de neus gevormd). Normaal duurt het ongeveer drie jaar voordat een kind de bewegingsmogelijkheden van het zachte gehemelte goed onder controle heeft. Wanneer het gehemelte van voldoende lengte is, zal er na die eerste drie levensjaren geen lucht meer door de neus ontsnappen wanneer dat niet nodig is. Wanneer een kind met schisis minder duidelijk spreekt dan zijn leeftijdgenootjes, zal moeten worden onderzocht wat er precies aan de hand is. Een niet goed verlopende spraak- en taalontwikkeling kan worden beoordeeld aan de hand van de minimum spreeknormen. Overzicht minimum spreeknormen 1 jaar: veel en gevarieerd brabbelen 11/2 jaar: tenminste 5 woordjes, woordopbouw nog onvolledig 2 jaar: zinnen van 2 woorden, woordopbouw nog onvolledig 3 jaar: zinnen van 3 tot 5 woorden, zinsopbouw nog niet correct, geen opvallende nasaliteit meer, 75% verstaanbaar 4 jaar: eenvoudige zinnen, nog problemen met meervoudsvormen en vervoegingen, ruim 75% verstaanbaar 5 jaar: goed gevormde en lange zinnen, correct taalgebruik, vrijwel alles verstaanbaar Mogelijke oorzaken van onvoldoende spraakontwikkeling: • onvoldoende controle over de spieren van lippen, tong en ¬gehemelte • een te kort gehemelte • een minder goed gehoor • een zwak leervermogen.
Na het onderzoek door de spraakdeskundigen (de spraakpedagoog en logopedist) kunnen verschillende adviezen mogelijk zijn. Soms zal spraakles worden geadviseerd, soms een spraakverbeterende operatie (farynxplastiek).
Tandheelkunde Het gebit en de kaken Tussen de zesde en de negende levensmaand beginnen - zoals bij alle kinderen - de tanden en enige tijd later de kiezen door te breken. De doorgebroken tanden naast de kaakspleet kunnen een afwijkende stand of vorm hebben. Soms ontbreekt er een tand of lijkt er één teveel te zijn. (N.B.: Kinderen met alleen een gehemeltespleet hebben meestal geen speciale gebitsafwijkingen.) Bij het opgroeien kan het opvallen dat de onderkaak meer lijkt te groeien dan de bovenkaak. Wanneer we in de mond kijken, zien we dikwijls (los van de scheve tanden) afwijkingen in de vorm van de bovenkaakboog. We merken dat ouders zich hierover nogal eens bezorgd maken en veel vragen stellen tijdens de spreekuren. Op deze vragen kan niet altijd een bevredigend antwoord worden gegeven, omdat de groei niet geheel is te voorspellen. Vóór het tiende levensjaar is het meestal nog te vroeg om met een beugelbehandeling te starten. Behandeling wordt vaak nog niet geadviseerd omdat verbetering van de stand van de melktanden als regel geen verbetering van de stand van de blijvende tanden geeft. Daarom zal meestal worden
www.umcg.nl
7
Plastische chirurgie | Schisisteam
gewacht tot een groot deel van de tandwisseling (bijvoorbeeld de melkkiezen) is voltooid, zodat duidelijk is welke afwijkingen zich voordoen. Ook hier geldt weer: er is geen kind gelijk en elke schisisafwijking heeft weer andere gevolgen voor de stand van de tanden en de vorm van de kaak. Daarom is het moment waarop behandeling door een orthodontist het beste kan beginnen van geval tot geval erg verschillend. Al deze factoren maken het gecompliceerd om een eenduidig advies te geven. Wij zullen ons in deze brochure dan ook beperken tot enkele algemene adviezen. In de eerste plaats wordt de gebitsontwikkeling besproken. Bij de gebitsontwikkeling zijn drie fasen te onderscheiden: 1. het melkgebit 2. het wisselgebit 3. het blijvende gebit. Het melkgebit Het melkgebit zal op de leeftijd van vier à vijf jaar vrijwel voltooid zijn. Bij kinderen met schisis zullen in de meeste gevallen aan weerskanten van de spleet of de spleten afwijkingen aan de tanden zichtbaar zijn. Het aantal tanden kan anders zijn: er kunnen er te veel of te weinig zijn. De grootte en de vorm vertonen soms afwijkingen: de tanden naast de spleet kunnen te groot of te klein zijn, soms zijn twee tanden ‘versmolten’ tot één, of ze hebben een kegelvorm. Een enkele keer breken tanden niet door omdat ze op een ongewone plaats worden gevormd en/of een abnormale groeirichting hebben. De vorm van de kaak is vooral in de buurt van een spleet vaak sterk afwijkend. Er is geen vloeiend verloop in de boogvorm, en ook lopen de randen van de spleet meestal omhoog. Verder kan er een trap in de tandboog aanwezig zijn. De kaakdelen staan meestal wel tegen elkaar aan, het bot loopt echter niet door. Wanneer er aan twee kanten een spleet is die geheel doorloopt, is het botstuk dat ertussen ligt alleen nog aan het neustussenschot verbonden. Deze zogenaamde tussenkaak kan dan makkelijk heen en weer worden bewogen. Het kan voorkomen dat de tussenkaak sterk naar voren staat. Tenslotte kan het achterste deel van de bovenkaak aan één kant (bij enkelzijdige spleet) of aan twee kanten (bij dubbelzijdige spleet) te smal zijn. Het zal duidelijk zijn dat de abnormale vorm van de bovenkaak directe gevolgen heeft voor de stand van de tanden/kiezen ten opzichte van elkaar én ten opzichte van de tanden/kiezen in de onderkaak. Bovendien kunnen de tanden zélf nog gedraaid en/of scheef staan. Het aantal variaties dat we te zien krijgen is door dit alles erg groot. Behandeling van de afwijkingen van het melkgebit is meestal weinig zinvol, omdat deze - zoals al eerder is vermeld - nauwelijks invloed heeft op de tanden en kiezen van het blijvende gebit. Het is echter wel belangrijk dat de tanden en het tandvlees van uw kind goed gezond blijven. Een goed melkgebit is de voorbode van een goed blijvend gebit. Het overbrugt een groeiperiode en maakt de mond als het ware klaar voor het blijvende gebit. U kunt daar zelf met uw kind - een heleboel aan doen, zoals: • Goede voeding. Tandbederf wordt vooral veroorzaakt door de aanwezigheid van suikers in ons voedsel. Belangrijk is het kind al jong te wennen aan andere smaken dan zoetigheid, bijvoorbeeld: geraspte appel, wortel, tomaat of een stukje kaas. • Fluoride. Fluoride maakt de tanden en kiezen steviger, zodat er minder snel gaatjes komen. Door te spoelen met fluoride wordt het glazuur versterkt. Fluoridetabletjes versterken van binnenuit het glazuur dat nog gevormd moet worden. Vraag uw tandarts advies over het gebruik van fluoride.
www.umcg.nl
8
Plastische chirurgie | Schisisteam
•
•
Tandenpoetsen. Na elke maaltijd is het belangrijk het gebit van uw kind te poetsen. U kunt erop toezien dat dit goed gebeurt, waarbij u erop let dat niet alleen de tanden en kiezen aan de buitenkant, maar ook aan de binnenkant worden gepoetst. Zet de borstel (kleine, zachte kindertandenborstel) niet alleen op de tanden, maar ook op het tandvlees. U hoeft niet bang te zijn dat u het gehemelte beschadigt. Regelmatige controles door de tandarts. Voor de toekomstige behandeling van uw kind door de tandarts en de orthodontist is het belangrijk dat er een goede relatie ontstaat tussen uw kind en uw tandarts. Begin met een kijkje in de wachtkamer en behandelkamer als u er zelf ook moet zijn.
Het wisselgebit Het wisselgebit is de fase waarbij zowel melk- als blijvende tanden en kiezen aanwezig zijn. De opmerkingen over vorm, grootte en stand van de tanden, kiezen en kaken in het melkgebit gelden evenzeer voor het wisselgebit. Alleen lijkt alles hier wat erger, omdat er grotere tanden doorbreken, die meer plaats nodig hebben en meer zichtbaar zijn: de afwijkende tandstand wordt opvallender. Ook wanneer er tanden niet doorbreken, zal dat meer opvallen. De wisseling zelf verloopt vooral in de omgeving van de spleet meestal minder regelmatig. Soms breken blijvende tanden extra vroeg door, soms juist vertraagd. Behandeling van de afwijkende tandstand kan ook nu beter nog worden uitgesteld, - hoe vervelend dat ook is. De redenen daarvoor zijn dat het kind vaak nog niet oud genoeg is om goed te begrijpen waarom het gaat. Er is van hem of haar dan onvoldoende medewerking voor de orthodontische (beugel)behandeling te verwachten. Verder zullen correcties vaak de neiging hebben weer ‘terug te vallen’ als ze niet worden vastgehouden, en moeten soms ontbrekende tanden worden aangevuld met bijvoorbeeld een ‘brug’ of een gedeeltelijke prothese. Om ‘terugval’ te voorkomen zal een meer definitief ‘houvast’ aan de tanden en kiezen moeten worden aangebracht - vaak samen met een ‘brug’ of gedeeltelijke prothese. En dat kan pas wanneer de leeftijd van 17 à 18 jaar is bereikt. Om nu te voorkomen dat tot die tijd jarenlang een voorlopige voorziening voor houvast en aanvulling nodig is, proberen we de orthodontische behandeling zo laat mogelijk te beginnen. De definitieve aanvulling en het houvast kunnen dan aansluitend worden aangebracht. Het kind - en z’n gebit vooral - worden op deze wijze zo weinig mogelijk belast. Toch kunnen er redenen zijn om vroegtijdig aan het wisselgebit iets te moeten doen. Zo kan het gebeuren dat bovensnijtanden zover naar binnen doorbreken dat ze, wanneer het kind de kiezen opelkaar zet, achter de ondersnijtanden komen. Soms ook breken kiezen en hoektanden in de bovenkaak teveel naar binnen door, zodat ze binnen de overeenkomstige onderkiezen bijten. In beide gevallen wordt meestal vrij vroeg (op de leeftijd van 11, 12 jaar) al een beugel gebruikt om deze stand te verbeteren. Dat hoeft niet zo lang te duren. Daarna wordt het gebit (met mogelijk nog andere afwijkingen) weer aan zichzelf overgelaten totdat (later) de definitieve correctie en aanvulling kan worden gedaan. Waar mogelijk wordt de spleet in het kaakbot opgevuld met bot elders uit het lichaam (van de bekkenkam, een rib of uit de kin). Dit wordt een bottransplantaat genoemd. De bedoeling is in de eerste plaats de kaakbotdelen aan elkaar vast te laten groeien. Dit kan van belang zijn wanneer, bijvoorbeeld zoals bij een dubbele spleet, het tussenkaakje los zit. Ook kan het gunstig zijn voor nog in ontwikkeling zijnde tanden dat deze in het (nieuwe) bot hun weg vinden in plaats van door te breken in de kaakspleet die daar was. Soms is een voorbehandeling met een beugel nodig om de bovenkaak een betere vorm te geven voordat door een bottransplantaat de kaakdelen aan elkaar worden vastgezet. Het blijvende gebit is - afgezien van de verstandskiezen - omstreeks het twaalfde levensjaar geheel doorgebroken.
www.umcg.nl
9
Plastische chirurgie | Schisisteam
Het schisisspreekuur Wanneer uw kind daar oud genoeg voor is en voldoende wil meewerken aan een uitgebreid onderzoek, zult u een oproep krijgen voor het gezamenlijke schisisspreekuur. Doorgaans zal dit rond de leeftijd van vijf jaar zijn. Deze controles worden in het algemeen om de twee of drie jaar herhaald tot de leeftijd van rond de zestien tot achttien jaar. Het schisisspreekuur vindt twee keer per maand plaats op een vrijdagmiddag in de polikliniek Keel-, Neus- en Oorheelkunde. Het is een ‘consultatief’ spreekuur, dat wil zeggen: er worden in teamverband adviezen gegeven over de wijze van behandelen. Aangezien het bezoek aan het spreekuur nogal wat tijd in beslag kan nemen, is het raadzaam iets mee te brengen (speelgoed of een leesboek bijvoorbeeld) waarmee uw kind zich kan bezighouden. Ook kan het handig zijn dat u als geheugensteuntje eventuele vragen of problemen van tevoren hebt opgeschreven. De specialisten van het schisisspreekuur De plastisch chirurg onderzoekt uw kind het eerst. Hij maakt een praatje met u over de huidige toestand van het kind wat betreft het uiterlijk aspect. Vragen over de afwijking en/of de behandeling kunt u aan hem stellen. De spraakdeskundigen (spraakpedagoog en logopedist) beoordelen het spreken van uw kind. Zij zullen een gesprekje met uw kind aanknopen en uw kind een aantal standaardzinnetjes of een aantal woordjes na laten zeggen. De orthodontist (dit is de tandarts-specialist voor afwijkende tandstand) kijkt naar het gebit van uw zoon of dochter. Hij kijkt vooral ook naar de stand van tanden en kiezen, naar de vorm van de kaakbogen (vooral van de bovenkaak), en hoe de tanden en kiezen op elkaar passen bij het dichtbijten. Hij bekijkt uw kind samen met de tandarts-prothetist of de kaakchirurg. Gezamenlijk overleggen zij wat de beste gebits- of kaakbehandeling is. Op 18-jarige leeftijd moet een goed op elkaar afgestemde behandeling leiden tot een optimaal resultaat. Wanneer de ontwikkeling van het gebit ver genoeg is gevorderd wordt een afspraak gemaakt op het bottransplantaat spreekuur. Met behulp van röntgenfoto’s wordt de grootte van de kaakspleet beoordeeld en wordt er een plan van behandeling gemaakt. Wanneer een beugelbehandeling wordt overwogen, zal dat met u worden besproken. In bijna alle gevallen zal hij uw kind dan verwijzen naar een tandarts-specialist (orthodontist) in uw buurt voor de uitvoering ervan. Uw eigen tandarts krijgt daarover bericht. De keel-, neus- en oorarts neemt u en uw kind even mee naar een aparte onderzoekruimte, hij onderzoekt keel, neus en oren en bekijkt of het noodzakelijk is dat er een gehoortest wordt gedaan. Deze gehoortest wordt dan direct uitgevoerd. Met de maatschappelijk werker van het team kunt u een gesprek hebben wanneer u zich bijvoorbeeld zorgen maakt over de ontwikkeling of het gedrag van uw kind. U kunt dit tijdens het spreekuur kenbaar maken aan de plastisch chirurg of eventueel telefonisch het secretariaat hiervan op de hoogte stellen. Tijdens het spreekuur zal de maatschappelijk werker dan (in een aparte ruimte) een gesprek met u en/of uw kind hebben. Wanneer alle onderzoeken en testjes zijn gedaan, bespreken de specialisten hun bevindingen met elkaar en stellen een advies op. De plastisch chirurg nodigt u weer uit in de spreekkamer en bespreekt het gezamenlijk advies met u. Wanneer u vragen heeft, of iets niet begrijpt, overlegt u dan gerust met de betreffende specialist, zodat u weet hoe de behandeling zal verlopen. Ook wordt met u het volgende bezoek aan het schisisspreekuur afgesproken.
www.umcg.nl
10
Plastische chirurgie | Schisisteam
Tenslotte Wanneer u deze brochure heeft gelezen heeft u misschien nog vragen. Aarzel dan niet, maar neem contact op met het schisisteam, telefoon (050) 361 32 52. De namen van de leden en hun specialisme vindt u op een aparte patiënteninformatiekaart. U kunt het schisisteam ook schrijven. Het adres is: Universitair Medisch Centrum Groningen Schisisteam Postbus 30.001 9700 RB Groningen Oudervereniging Het kan vaak prettig zijn om de dingen, die u voelt en beleeft, eens te bespreken met andere ouders van een kind met schisis. Die mogelijkheid biedt de oudervereniging BOSK. Ook met andere vragen over schisis kunt u hier terecht. Nadere inlichtingen kunt u krijgen bij: BOSK, landelijke werkgroep schisis Postbus 457 2501 CL Den Haag telefoon: (070) 345 66 46
Schematisch overzicht behandeling door het schisisteam Geboorte: Verpleegkundige of maatschappelijk werker neemt contact op met ouders en huisarts. Eventueel vroegtijdige kaakcorrectie. 3 tot 4 maanden: Opname voor lipsluiting en verder onderzoek door plastisch chirurg. Eventueel onderzoek door orthodontist en kinderarts. 10 maanden: Opname voor eerste fase gehemeltesluiting. 11/2 à 2 jaar: Opname voor tweede fase gehemeltesluiting. 2 à 4 jaar: Onderzoek door plastisch chirurg of aanvullende correcties gewenst zijn. Soms volgt verwijzing naar keel,- neus- en oorarts, audioloog, logopedist of spraakpedagoge. 21/2 jaar: Consult omtrent horen en spreken (KNO/CSK). 5 jaar:
www.umcg.nl
11
Plastische chirurgie | Schisisteam
Eerste bezoek aan het gezamenlijk spreekuur van het schisisteam. Onderzoek door de verschillende teamleden en advisering over de behandeling. 8 à 9 jaar: Bottransplantaat spreekuur Verder: Ongeveer iedere twee jaar bezoek aan het gezamenlijk spreekuur voor onderzoek en advisering. Aangezien ieder kind anders is en zich anders ontwikkelt, kunnen voor uw kind sommige onderzoeken en behandelingen op een ander tijdstip plaatsvinden dan hierboven is vermeld.
Aantekeningen
www.umcg.nl
12