A201309
Oudedagsvoorziening in het MKB
Vormen van pensioenopbouw en de verwachtingen van MKB-ondernemers in beeld gebracht
drs. K. L. Bangma drs. J. Snoei Zoetermeer, februari 2013
Oudedagsvoorziening in het MKB De ondernemer is zelf verantwoordelijk voor de opbouw van een voorziening voor op de oude dag. Veel ondernemers hechten hier veel belang aan. Naast de opbouw van een pensioen verwachten MKB-ondernemers op de oude dag ook te kunnen beschikken over de waardeontwikkeling van de eigen woning en het overige financieel vermogen. Bijna twee derde van de ondernemers verwacht dat het pensioen dat zij opbouwen voor de oude dag (ruim) voldoende zal zijn. Dit blijkt uit onderzoek van Panteia/EIM in het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De economische crisis, strengere wet- en regelgeving en lage rentestanden hebben gevolgen voor de opbouw van de pensioenen en de hoogte van de uitkeringen aan gepensioneerden. Bijna 85% van de MKB-ondernemers geeft aan het (zeer) belangrijk te vinden om een voorziening te treffen voor de periode na het werkzame leven. Ruim driekwart van de ondernemers heeft zich weleens over hun pensioenzaken laten adviseren. In de meeste gevallen gaat het om advies van de accountant, de tussenpersoon of intermediair of de verzekeraar zelf. Bijna 70% van de MKB-ondernemers geeft aan dat zij een redelijk beeld hebben van het inkomen dat zij op de oude dag beschikbaar willen hebben. Meest bekende spaarvorm voor de oude dag is het in eigen beheer opzijzetten van geld, bijvoorbeeld op een vrije spaarrekening of door te beleggen in aandelen en/of obligaties. Zeven op de tien MKB-ondernemers geeft aan ook daadwerkelijk in eigen beheer geld opzij te zetten. Bijna de helft (47%) stort geld bij een verzekeraar voor een lijfrente, en een even groot percentage heeft een fiscale oudedagsreserve (FOR) opgebouwd. Naast het opbouwen van een oudedagsvoorziening kunnen ook andere bronnen gebruikt worden voor het inkomen op de oude dag. Ruim twee derde van de MKB-ondernemers verwacht op de oude dag ook te kunnen beschikken over de waardeontwikkeling van de eigen woning of het overig financieel vermogen. Ook pensioen uit eerdere werkzaamheden, het pensioen of inkomen van de partner en de waardeontwikkeling van het bedrijf, worden door circa de helft van de MKB-ondernemers genoemd. Bijna twee derde van de ondernemers verwacht dat zij op de pensioendatum (ruim) voldoende pensioen beschikbaar zullen hebben. Een meerderheid (circa 70%) van de MKB-bedrijven met personeel heeft een pensioenvoorziening voor (een deel van) de werknemers, ongeveer een kwart van de geënquêteerde bedrijven heeft dit niet. In de dienstverlenende sectoren is het aantal bedrijven dat geen pensioenvoorziening heeft, oververtegenwoordigd. De redenen waarom bedrijven geen pensioenvoorziening voor de werknemers treffen, zijn sterk uiteenlopend. Dat men veel met tijdelijke werknemers werkt, geen vaste werknemers heeft, het pensioen vervangt door een hoger salaris of de kosten voor een dergelijke voorziening te hoog vindt, zijn veel gehoorde redenen om ervan af te zien. In de meeste gevallen is er voor de werknemers sprake van een bedrijfstakpensioenfonds. Bijna driekwart van de ondernemers die werknemers een ondernemingspensioen of een pensioen ondergebracht bij een verzekeraar biedt, verwacht tussen nu en eind 2013 niets te hoeven wijzigen.
2
1
Inleiding In deze rapportage staat het pensioen van MKB-ondernemers centraal. Er wordt ingegaan op het belang dat ondernemers hechten aan het opbouwen van een voorziening voor na het werkzame leven (2), welke vorm zij hiervoor hebben gekozen (3), wat hun verwachtingen zijn (4) en de pensioenvoorziening die MKB-bedrijven met personeel in dienst hebben getroffen voor hun werknemers (5). In 2006 heeft Panteia/EIM1 ook een dergelijk onderzoek naar pensioenen uitgevoerd. Omdat het onderwerp pensioenen vandaag de dag weer hoog op de agenda staat, is dit onderzoek in 2012 herhaald. De uitkomsten die in deze rapportage worden gepresenteerd, zijn afkomstig van een meting van het MKB Beleidspanel. Het MKB Beleidspanel wordt drie keer per jaar bevraagd over diverse en wisselende onderwerpen. De meting is uitgevoerd onder bijna 2.000 MKB-ondernemers, waarmee een goed inzicht wordt verkregen in de situatie in het gehele MKB. Omdat veel vragen voorgelegd konden worden aan een klein gedeelte van de totale groep ondernemers, is in de analyse en rapportage vrijwel geen onderscheid gemaakt naar grootteklassen en sectoren.
2
Belang oudedagsvoorziening De laatste maanden is er veel onzekerheid over de pensioenen van werknemers. Ontwikkelingen als de economische crisis, strengere wet- en regelgeving en lage rentestanden hebben gevolgen voor de opbouw ervan en de hoogte van de uitkeringen aan de gepensioneerden. In het MKB is de ondernemer zelf verantwoordelijk voor de opbouw van een voorziening voor de oude dag. Daarnaast kunnen ook de pensioenen van de werknemers in eigen beheer worden opgebouwd. 8 5 % v a n M KB -o nd e r n e m e r s v i n d t d e o u d e d a g s vo o r z ie ni n g b e l a ng r i j k Bijna 85% van de MKB-ondernemers geeft aan het (zeer) belangrijk te vinden om een voorziening te treffen voor de periode na het werkzame leven. Uit Figuur 1 blijkt dat de ondernemers in de middelgrote bedrijven iets vaker aangeven de opbouw van een voorziening zeer belangrijk te vinden dan gemiddeld in het MKB het geval is.
1
K.L. Bangma, Pensioen van ondernemers. Hoe ondernemers hun pensioen regelen, Zoetermeer, september 2006
3
Figuur 1
Belang dat MKB-ondernemers hechten aan het treffen van een voorziening voor na het werkzame leven, naar grootteklasse
40%
Kleinbedrijf
45%
44%
Middenbedrijf
40%
40%
Totaal MKB
zeer belangrijk
belangrijk
7%
8%
45%
niet belangrijk/niet onbelangrijk
onbelangrijk
6%
6% 1%
7%
zeer onbelangrijk
2%
6%
2%
weet niet / w.n.z.
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
R ui m d r i e k w a r t v a n d e M K B - o nd e r ne m e r s l a a t z i c h a d v i s e r e n Uit het vorige onderzoek in 2006 bleek dat driekwart van de MKB-ondernemers zich liet adviseren over hun pensioenzaken. Op dit moment is dit percentage nagenoeg gelijk gebleven (76% vraagt advies). In 2012 spelen bij dit advies de tussenpersonen en de accountant de belangrijkste rol. Ook de verzekeraars worden door ruim een kwart van de MKB-ondernemers genoemd als adviseur. Bijna een kwart van de MKB-ondernemers geeft aan helemaal geen adviseur in te schakelen. Dit kan verklaard worden door het feit dat veel bedrijven verplicht zijn om deel te nemen aan bijvoorbeeld een bedrijfstakpensioenfonds waarbij de voorwaarden en de uitwerking al vaststaan. Tabel 1
Door wie laat de ondernemer zich adviseren bij pensioenzaken 2012
Bank
25%
Accountant
32%
Tussenpersoon
35%
Verzekeraar
26%
Anders
16%
Geen adviseur
24%
Weet niet/ wil niet zeggen
1%
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
3
Vormen pensioenopbouw B i j na 7 0 p r o c e nt hee f t r e d e l i j k b e e ld v a n i nk o m e n o u d e d a g Uit Figuur 2 blijkt dat bijna zeven op de tien MKB-ondernemers een redelijk beeld zeggen te hebben van het inkomen dat zij op hun oude dag beschikbaar willen hebben. De meerderheid (62%) van de MKB-ondernemers geeft ook aan wel ongeveer te weten hoeveel geld daar op dit moment voor opzij gezet moet worden. Bijna vier op de tien (37%) ondernemers weten niet
4
hoeveel geld er nu opzij gezet moet worden om het gewenste inkomen op de oude dag mogelijk te maken. Figuur 2
Stellingen over het inkomen op de oude dag
"Ik heb een redelijk beeld van het inkomen dat ik op mijn oude dag beschikbaar wil hebben"
69%
"Ik weet ongeveer hoeveel geld ik nu opzij moet zetten om dat gewenste inkomen op mijn oude dag te bereiken
30%
62%
"Ik weet op welke manieren ik mijn geld opzij wil zetten voor mijn oude dag"
1%
37%
87%
ja
nee
2%
13%
1%
weet niet / w.n.z.
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
I n e ig e n b e hee r g e l d o p z i jz e tt e n m e e s t g e b r u i k t e sp a a r vo r m Bijna negen op de tien (87%) van de MKB-ondernemers zeggen te weten welke manieren zij willen gebruiken om geld opzij te zetten voor de oude dag. Wanneer de MKB-ondernemers gevraagd wordt naar de manieren die zij kennen om geld opzij te zetten voor op de oude dag, dan wordt het in eigen beheer apart zetten op bijvoorbeeld een spaarrekening of door middel van aandelen of beleggingsfondsen door meer dan de helft (56%) van de ondernemers spontaan genoemd (zie Tabel 2 onder Kennis). Ook het pensioenfonds (47%) en de lijfrente (37%) zijn bij de ondernemers goed bekend. Andere spaarvormen voor de oude dag zijn: onroerend goed (woning/bedrijf) het eigen bedrijf, omdat dit wordt voortgezet pensioen BV of stamrecht BV verzekeringen (levensverzekering, koopsompolissen) beleggingen spaartegoeden levensloopregeling AOW Het gebruik van de verschillende spaarvormen door de MKB-ondernemers is vervolgens in kaart gebracht door de verschillende vormen op te noemen. Zeven op de tien MKB-ondernemers geven aan ook daadwerkelijk zelf in eigen beheer geld apart te zetten voor de oude dag. Bijna de helft (47%) stort geld bij een verzekeraar voor een lijfrente en eveneens 47% heeft een fiscale oudedagsreserve (FOR) opgebouwd. Andere manieren die gebruikt worden, hebben vooral betrekking op het investeren in de eigen woning of het eigen bedrijf (gronden of panden). Daarnaast sparen een aantal ondernemers in een aparte pensioen BV of hebben zij een kapitaalverzekering. Er is een opvallend verschil tussen het percentage MKB-ondernemers dat gebruikmaakt van de opbouw van een fiscale oudedagsreserve (47%) en het percentage dat deze vorm van sparen spontaan genoemd heeft (13%).
5
Tabel 2
Kennis en gebruik van de verschillende spaarvormen voor de oude dag
Spaarvormen
Kennis
Gebruik
Lijfrente
37%
47%
Pensioenfonds
47%
37%
Banksparen
25%
36%
In eigen beheer apart zetten
56%
70%
Eigen woning
15%
--
Fiscale oudedagsreserve (FOR)
13%
47%
Anders
27%
15%
Geen
4%
4%
Weet niet / wil niet zeggen
1%
0%
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
G eb r u ik a a n v u l le nd e v o o r z i en i n g e n to eg e n o m e n Naast het ouderdomspensioen is het ook mogelijk om aanvullende voorzieningen te treffen. Zo is aan de MKB-ondernemers gevraagd of zij een nabestaanden- of wezenpensioen hebben afgesloten. Ruim vier op de tien (41%) van de MKB-ondernemers geven aan dit gedaan te hebben, 56% geeft aan van niet en 3% weet het niet of wil het niet zeggen. In 2006 had 32% van de MKB-ondernemers deze voorziening. Een tweede aanvullende voorziening is de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Iets meer dan de helft (51%) van de MKB-ondernemers heeft in 2012 een arbeidsongeschiktheidsverzekering, 49% heeft deze niet. Ook in dit geval lag het percentage dat in 2006 een arbeidsongeschiktheidsverzekering had aanzienlijk lager (28%). Figuur 3 geeft inzicht in de redenen waarom MKB-ondernemers afzien van deze aanvullende verzekeringen. Bij het nabestaanden- en wezenpensioen vindt bijna de helft (43%) van de MKB-ondernemers die deze voorziening niet hebben getroffen, het overbodig. Bij 30% van de MKB-ondernemers is deze voorziening overbodig, omdat zij geen afhankelijke nabestaanden hebben. Ruim een kwart van de MKB-ondernemers vindt deze voorziening te duur en ziet er daarom vanaf. Andere redenen die genoemd worden, zijn: “Houdt me er niet mee bezig.” “Heb geen vertrouwen in de aanbieders.” “Vindt de opbrengsten (uitkeringen) niet duidelijk en/of te laag.” “Heb andere voorzieningen getroffen.” (bijvoorbeeld een overlijdensrisicoverzekering of levensverzekering). “Het bedrijf is te weinig rendabel.” “Hebben privé voldoende middelen ter beschikking.” “Bouwen dit in eigen beheer op.”
6
Bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering ligt het percentage ondernemers dat deze aanvullende voorziening te duur vindt veel hoger (76%). Daarnaast vindt meer dan een kwart van deze MKB-ondernemers deze verzekering overbodig. Andere ondernemers geven aan: “Ik word niet geaccepteerd door de strenge regels.” “De verzekering is door de te hoge leeftijd gestopt en niet meer mogelijk.” “Het risico wordt op een andere manier afgedekt.” “Ik ben ontevreden over de dekking van de arbeidsongeschiktheidsverzekering.” “De precieze dekking is onduidelijk en daarmee is de afweging om af te sluiten ja dan nee niet goed te maken.” Figuur 3
Redenen waarom MKB-ondernemers geen aanvullend nabestaanden- of wezenpensioen of aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben Nabestaanden- en wezenpensioen
te duur
27%
is overbodig
30%
43%
vind overbodig
13%
onbekend
12%
anders
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
te duur
76%
vind overbodig
onbekend
27%
1%
anders
22%
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
E e n o p d e z e ve n o nd e r ne m e r s h ee f t vo o r z ie ni ng g ew i j zig d Bijna 14% van de MKB-ondernemers heeft in het afgelopen jaar de oudedagsvoorziening gewijzigd. De wijzigingen die zij hebben doorgevoerd, blijken zeer divers. Wijzigingen die veel genoemd worden, zijn: De premie is verhoogd of er is extra geld bijgestort om uiteindelijk aan het gewenste (totale) pensioenbedrag te kunnen komen. Een deel van de ondernemers heeft de pensioenopbouw moeten stoppen, omdat deze te duur is geworden. Een ander deel heeft het gewenste eindbedrag verlaagd en de premiebetalingen verlaagd. Er is overgestapt van producten met hogere risico’s (beleggen, lijfrente, pensioenfondsen, koopsompolissen) naar veiliger producten en dan met name naar banksparen en de fiscale oudedagsreserve (FOR). Men is nadrukkelijk gaan investeren in onroerend goed, naast de al bestaande pensioenvoorziening of als vervanging ervan.
7
Er is overgestapt van een collectief pensioen naar een pensioenvoorziening in eigen beheer. Er is overgestapt naar een andere aanbieder, na onenigheid of omdat men meer vertrouwen heeft in de nieuwe aanbieder. Enkele ondernemers hebben besloten meer verzekeringen af te sluiten, enkele andere juist minder. Enkele ondernemers zijn de pensioenvoorziening inmiddels gaan gebruiken of hebben de leeftijd tot waarop pensioen wordt opgebouwd gewijzigd.
4
Verwachtingen Wa a r d e o nt w ik k e l i ng w o ni ng a l s a a n vu ll i ng o p p e n s io e n Naast het opbouwen van een oudedagsvoorziening kunnen ook andere bronnen gebruikt worden voor het inkomen op de oude dag. Uit Figuur 4 blijkt dat ruim twee derde van de MKB-ondernemers verwacht op de oude dag te kunnen beschikken over de waardeontwikkeling van de woning en het overige financiële vermogen. Ongeveer de helft van de MKBondernemers verwacht gebruik te kunnen maken van de waardeontwikkeling van het bedrijf, het pensioen van eerdere werkzaamheden en/of het pensioen of inkomen van de partner. Andere bronnen zijn: inkomsten uit onroerend goed (huur), inkomsten uit beleggingen (winsten en dividenden), uitkeringen van verzekeringen of vrijkomende lijfrentes, erfenissen, royalty’s, AOW, financiële bijdragen van de kinderen of inkomsten uit het werk dat men dan nog blijft doen. Figuur 4
Mate waarin MKB-ondernemers verwachten andere bronnen voor de oudedagsvoorziening te hebben
waardeontwikkeling bedrijf
50%
waardeontwikkeling woning
68%
pensioen eerdere werkzaamheden
51% 50%
pensioen / inkomen partner
68%
overig financieel vermogen 10%
anders geen
2%
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
Uit Tabel 3 blijkt dat circa 40% van de MKB-ondernemers verwacht om maximaal op 65-jarige leeftijd te stoppen met werken. Omdat de AOWleeftijd in de loop van de komende jaren verhoogd wordt naar 67 jaar, is ook zichtbaar dat 10% van de MKB-ondernemers hier al rekening mee houdt. Daarnaast denkt een op de zes ondernemers te stoppen op een leeftijd tussen 68 en 70 jaar. Op dit moment zegt ruim een kwart van de MKBondernemers de leeftijd waarop zij denken te stoppen met werken niet te weten of zij willen de leeftijd niet zeggen.
8
Tabel 3
Leeftijd waarop de MKB-ondernemers denken te stoppen met werken
Leeftijd
Percentage
t/m 50 jaar
1%
51 t/m 60 jaar
12%
61 t/m 64 jaar
7%
65 jaar
21%
66 jaar
2%
67 jaar
9%
68 t/m 70 jaar
16%
71 t/m 80 jaar
5%
81 jaar of ouder
1%
weet niet/ wil niet zeggen
27%
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
B i j na t wee d e r d e M KB - o nd e r ne m er s ve r wa c h t ( r u im) vo l d o e nd e p en s io e n Uit Tabel 4 blijkt dat 55% van de MKB-ondernemers verwacht dat het pensioen dat zij opbouwen op de pensioendatum voldoende is en 8% verwacht dat het pensioen ruim voldoende zal zijn. Bijna 30% van de MKBondernemers denkt te weinig pensioen op te bouwen en 7% zegt het niet te weten of te willen zeggen. Bij nadere analyse blijkt dat vooral de MKBondernemers die op 66-jarige leeftijd en de MKB-ondernemers die op een leeftijd van 68 jaar of ouder denken te stoppen met werken, iets vaker de verwachting hebben dat het opgebouwde pensioen op die datum (ruim) onvoldoende zal zijn (respectievelijk 46% en 33%). Bij de meting in 2006 waren de verwachtingen gelijkmatiger verspreid. Ongeveer de helft (49%) van de MKB-ondernemers verwachtte dat het pensioen wanneer zij 65 zouden zijn (ruim) voldoende zou zijn. Een ongeveer even groot percentage (48%) verwachtte daarentegen dat het (ruim) onvoldoende zou zijn. Tabel 4
De mate waarin MKB-ondernemers verwachten dat hun pensioen voldoende is op de pensioendatum
Ik verwacht dat het pensioen op de pensioendatum
2006
2012
Ruim voldoende is
27%
8%
Voldoende is
22%
55%
Onvoldoende is
25%
21%
Ruim onvoldoende is
23%
8%
3%
7%
Weet niet / wil niet zeggen Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2006 en 2012
B i j na 8 0% M KB -o nd e r nem e r s ve r wa c h t g e e n wi jz ig i n g De MKB-ondernemers is gevraagd of zij verwachten tussen nu en eind 2013 iets aan de oudedagsvoorziening te gaan wijzigen. Bijna 78% verwacht dat dit niet het geval is. Hieronder zullen veel ondernemers zijn die al in het af-
9
gelopen jaar wijzigingen hebben doorgevoerd. Een op de zes (17%) MKBondernemers verwacht wel een wijziging en 5% geeft aan het niet te weten of niet te willen zeggen.
5
Werknemers M ee r d er h eid M K B- b ed r i jve n m e t p er s o nee l h ee f t p e n s i o e n v o o r z ie n i ng vo o r we r k ne m e r s Naast de oudedagsvoorziening voor de ondernemers zelf is ook gevraagd naar de pensioenen die de bedrijven bieden aan hun werknemers. Niet alle bedrijven in Nederland bieden hun werknemers een pensioenvoorziening aan, wat vooral voorkomt bij de kleinere bedrijven die niet onder een Collectieve ArbeidsOvereenkomst (CAO) vallen. Uit Tabel 5 dat de meerderheid van de MKB-bedrijven een pensioenvoorziening voor (een deel van haar) werknemers heeft. Bijna een kwart van de MKB-bedrijven (met personeel in dienst) die geënquêteerd zijn, geeft aan voor geen enkele werknemer een pensioenvoorziening te hebben getroffen. Met name in de dienstverlenende sectoren (financiële, zakelijke en overige dienstverlening) is het aantal bedrijven dat geen pensioenvoorziening voor het personeel heeft, oververtegenwoordigd. Tabel 5
Mate waarin MKB-bedrijven een pensioenvoorziening voor de werknemers hebben Nijverheid
Handel
Diensten
Totaal
70%
63%
44%
57%
8%
15%
11%
12%
15%
16%
38%
25%
7%
6%
6%
6%
100%
100%
100%
100%
Voor alle werknemers Voor een deel van de werknemers Voor geen enkele werknemer Weet niet / wil niet zeggen Totaal Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
De redenen om geen pensioenvoorziening voor de werknemers te hebben, zijn uiteenlopend. Enkele belangrijke redenen zijn: De onderneming werkt veel met tijdelijke werknemers, dan wel heeft geen vaste werknemers in dienst (22% van de bedrijven die geen voorziening hebben noemen deze reden). De onderneming geeft de werknemers een hoger salaris, zodat zij zelf voor hun pensioenvoorziening kunnen zorgen (21%). De onderneming vindt de kosten van een dergelijke voorziening te hoog (19%). De onderneming bestaat nog te kort om dergelijke zaken te regelen (5%). Daarnaast heeft ruim een derde van de MKB-ondernemers nog een andere reden genoemd waarom zij hebben afgezien van een pensioenvoorziening voor de werknemers. Voorbeelden van motieven en overwegingen zijn de volgende:
10
De onderneming heeft werknemers in dienst waarvoor geen pensioen geregeld hoeft te worden. Denk hierbij aan jongeren, parttimers, uitzendkrachten, gehandicapten en (deels) uitkeringsgerechtigden. De onderneming heeft de pensioenvoorziening besproken met het personeel, maar zij wilden dit zelf niet. De onderneming is een familiebedrijf, waardoor alleen de eigen partner of kinderen in het bedrijf werken. Deze personen zijn in de meeste gevallen ook mede-eigenaar en daardoor wordt een pensioenvoorziening voor hen anders geregeld. Er bestaat in de onderneming te weinig vertrouwen in de pensioenfondsen of men heeft eerder onenigheid gehad over de pensioenvoorziening. De onderneming is erg klein en daarmee is een pensioenvoorziening te complex of brengt te veel administratieve rompslomp met zich mee. Daar komt bij dat een pensioenvoorziening niet wettelijk verplicht is, en een aantal ondernemers geeft aan dat dit ook een reden is om ervan af te zien. Circa 10% van de MKB-ondernemers zegt niet te weten waarom men geen pensioenvoorziening voor de werknemers heeft of wil de reden niet zeggen. I n m e e st e g e v a l le n sp r a k e v a n b e d r i jf st a k p e n s i o e n Van de ondervraagde MKB-ondernemers met een pensioenvoorziening blijkt bij 69% van de bedrijven het pensioen via de bedrijfstak geregeld. Daarnaast is bij 6% van de bedrijven sprake van een beroepspensioen. In 2012 heeft een kwart van de MKB-ondernemers een pensioenvoorziening die is ondergebracht bij een verzekeraar en slechts 2% heeft een ondernemingspensioen. Ook banksparen wordt genoemd; de werknemers kunnen hierbij geld op een geblokkeerde bankrekening storten en op die manier een pensioen opbouwen. Het is opvallend dat slechts 2% van de MKB-ondernemers niet weet welk soort pensioenvoorziening men heeft, omdat in 2006 nog bijna een op de vijf ondernemers aangaf het niet te weten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de kennis over de door het eigen bedrijf getroffen pensioenvoorziening aanzienlijk is toegenomen. Tabel 6
Soort pensioenvoorziening die de MKB-bedrijven hebben, meerdere soorten mogelijk
Soort pensioen Bedrijfstakpensioen
Percentage van de bedrijven 69%
Beroepspensioen
6%
Ondernemingspensioen
2%
Pensioen ondergebracht bij een verzekeraar
25%
Anders
2%
Weet niet / wil niet zeggen
2%
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
1 6 p r o c e nt M KB -o nd e r ne m e r s v e r wa c h t w i j z i g i n g a a n p e n s i o e n v o o rz i e n i n g De MKB-ondernemers die de werknemers een pensioenvoorziening bieden in de vorm van een ondernemingspensioen of een pensioen dat ondergebracht is bij een verzekeraar, kunnen verschillende zaken rondom deze pensioen-
11
vormen wijzigen. Uit Tabel 7 blijkt dat 60% van deze ondernemers verwacht dat het totaalbedrag aan pensioenpremies voor de werknemers tussen nu en eind 2013 zal toenemen. Daarentegen verwacht slechts 4% een afname. Het percentage ondernemers dat verwacht dat hun aandeel in de pensioenpremies van hun werknemers zal toenemen, is met 48% ongeveer gelijk aan het aandeel (47%) van de ondernemers dat verwacht dat hun bijdrage gelijk zal blijven. Tabel 7
Verwachting ten aanzien van totaalbedrag aan pensioenpremies en aandeel in de pensioenpremie
Verandering
Totaalbedrag
Aandeel
Zal toenemen
60%
48%
Zal gelijk blijven
30%
47%
Zal afnemen
4%
2%
Weet niet / wil niet zeggen
6%
3%
100%
100%
Totaal Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
Aan de MKB-ondernemers is ook gevraagd of zij verwachten dat de pensioenvoorziening voor hun werknemers tussen nu en eind 2013 gewijzigd zal moeten worden. Bijna driekwart van hen (72%) geeft aan dat dit niet het geval is. Bijna 16% verwacht wel iets te moeten wijzigen en 12% zegt het niet te weten of te willen zeggen. Aan de MKB-ondernemers die een wijziging verwachten, is gevraagd aan welke wijziging zij dan denken. Een op de vijf ondernemers verwacht een verbetering van de inhoud van de pensioenvoorziening. Circa een op de zeven juist een versobering. In 80% van deze gevallen gaat het om een beperking van de indexatiemogelijkheden en bij bijna de helft van deze ondernemers verwacht dat deze versobering zich uit in een versobering van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. Ook worden zaken genoemd als het overstappen naar een andere verzekeraar en het opnieuw in overleg gaan met de werknemers. De precieze uitwerking hiervan op de pensioenvoorziening is in die gevallen nog niet helder. Tabel 8
Welke wijziging in de pensioenvoorziening wordt tussen nu en eind 2013 verwacht
Verwachte wijziging Overstappen naar middelloon
6%
Overstappen naar beschikbare premie
1%
De inhoud van de pensioenvoorziening wordt versoberd
15%
De inhoud van de pensioenvoorziening wordt verbeterd
20%
Anders
42%
Weet niet / wil niet zeggen
15%
Bron: Panteia/EIM MKB Beleidspanel, 2012
12
Percentage