M200407
Het MKB in 2005: variantenanalyse Eerste-ordeanalyse van de gevolgen van mogelijke beleidsmaatregelen en exogene ontwikkelingen
ir. C.C. van de Graaff drs. K.L. Bangma dr. J. Meijaard Zoetermeer, 23 september 2004
Het MKB in 2005: variantenanalyse De voorgenomen belastingmaatregelen van het kabinet-Balkenende II rond de VPB en zelfstandigenaftrek hebben tot gevolg dat vooral het middenbedrijf (10-99 werknemers) te maken krijgt met een lastenverzwaring, in het bijzonder de sectoren bouw, horeca en detailhandel. Voor het grootbedrijf (m.n. de industrie, de autohandel en de zakelijke dienstverlening) vallen de maatregelen relatief gunstig uit, en zo ook voor de winstgevende kleine zelfstandigen (m.n. de detailhandel en de zakelijke dienstverlening). De lastenverzwaring voor de specifieke sectoren van het middenbedrijf betekent dat een deel van het MKB zich minder snel zal kunnen herstellen. Het MKB herstelt zich langzamer dan het grootbedrijf. Er lijken beleidsalternatieven waarmee de lastenverzwaring evenwichtiger wordt verdeeld. Deze minirapportage schetst de gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) van (1) de kabinetsplannen rond de Vennootschapsbelasting, (2) een aantal alternatieve beleidsmaatregelen zoals die in het maatschappelijke debat naar voren zijn gebracht en (3) scenario’s rond de wereldhandel en de loonontwikkeling. De rapportage beperkt zich tot de eerste-orde-effecten van het beleid en dus tot de gevolgen op de korte termijn. Er is gebruik gemaakt van de modellen KTO en BRUNET die door EIM binnen het programma ‘MKB en Ondernemerschap’ in stand worden gehouden. De effecten op de lange termijn zijn grotendeels buiten beschouwing gelaten, vooral omdat een eventuele toename van nieuwe inkomende buitenlandse investeringen moeilijk te voorspellen valt.
1
Het VpB-pakket
Om het concurrentievermogen van het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten en Nederland aantrekkelijker te maken als vestigingsplaats, is het kabinet van plan de vennootschapsbelasting te verlagen. Om deze verlaging te financieren zal het bedrijfsleven op andere manieren worden belast, o.a. door afschaffing van het grijze kenteken voor bestelauto’s. De gevolgen van het VpB-pakket voor de verschillende sectoren en grootteklassen van het bedrijfsleven worden hie ronder beschreven. Daarnaast wordt een aantal mogelijke alternatieve financieringsbronnen besproken.
Plannen voor lastenverlichting Verlaging VpB-tarieven Alle rechtspersonen, dat wil zeggen alle besloten vennootschappen (BV’s), naamloze vennootschappen (NV’s) en coöperaties, betalen vennootschapsbelasting over de b ehaalde winst. Op dit moment bedragen de VpB-tarieven 29% over de eerste € 22.689, en 34,5% over de rest. Volgens de huidige plannen voor verlaging van het VpB-tarief
2
zullen deze tarieven tot en met 2007 stapsgewijs worden verlaagd naar respectievelijk 1 30% en 25% . Doordat de meeste bedrijven in het midden- en kleinbedrijf geen vennootschapsbelasting betalen maar inkomstenbelasting, komt het grootste deel van de VpBlastenverlaging terecht bij he t grootbedrijf (60%, zie tabel 3). Alleen in het transport, de zakelijke diensten en de detailhandel is het effect van een wijziging van de VpB in het grootbedrijf relatief geringer dan in het MKB. Dit komt omdat op dit moment in deze sectoren de winst ten opzichte van de toegevoegde waarde in het grootbedrijf lager ligt dan in het MKB. Sectoren waar een wijziging in de VpB zowel in het MKB als in het grootbedrijf relatief grote gevolgen heeft zijn de autohandel en de overige diensten. Hier is de winst in verhouding tot de toegevoegde waarde juist relatief hoog.
Verhoging zelfstandigenaftrek Tweederde van alle bedrijven betaalt in plaats van vennootschapsbelasting inkomstenbelasting over de winst uit de onderneming. Ruim 20% van de opbrengsten uit belasting op winst is afkomstig van deze zogenoemde ‘IB-bedrijven’. Deze bedrijven profiteren dus niet van een verlaging van het VpB-tarief. Om dit te compenseren is in de plannen ook voorzien in een verhoging van de zelfstandigenaftrek. Op dit moment mogen zelfstandige ondernemers afhankelijk van de hoogte van hun winst een bedrag 2 van tussen de € 3194 en de € 6585 aftrekken van de winst. Deze bedragen zullen 3 stapsgewijs worden verhoogd tot respectievelijk € 5844 en € 9235 in 2007 . De verhoging van de zelfstandigenaftrek komt vrijwel geheel ten goede aan het kleinbedrijf. Sectoren die hie r het meeste voordeel van hebben zijn de sectoren met een groot aandeel zelfstandigen, te weten: de bouw, de detailhandel en de horeca. Met de maatregel worden bedrijven met aanzienlijke winsten gestimuleerd.
Plannen voor financiering hiervan De kosten van verlaging van het VpB-tarief en de zelfstandigenaftrek, dienen ook door het bedrijfsleven te worden opgebracht. Als financieringsbronnen staan in het voorgestelde ‘VpB-pakket’ de afschaffing van het grijze kenteken en de verhoging van de energiebelasting genoemd, maar ook enkele kleinere financieringsbronnen zoals de verhoging van de eindheffing voor werkgevers over het spaarloon en een verhoging van de AWF-premie.
Afschaffing grijs kenteken De belangrijkste bron van financiering van de verlaging van de VpB is de geplande afschaffing van de grijze kentekens. Bij grijskentekenauto’s gaat het om (bestel)auto’s die geschikt zijn voor zakelijk gebruik. Hiervoor dient een auto aan een aantal inrichtingseisen te voldoen. Voor een auto met een grijs kenteken is tot op heden minder motorrijtuigenbelasting verschuldigd dan voor een personenauto. Daarnaast is voor deze auto’s bij de aanschaf geen BPM verschuldigd.
1
2 3
In 2005 zullen deze percentages 31,5% en 27% bedragen, in 2006 30,5% en 26%. Bij een hogere winst mag een lager bedrag worden afgetrokken Opbouw verhoging geschiedt als volgt: 2005: +€ 1760, 2006: +€ 2293, 2007: +€ 2650.
3
In totaal waren er per 1 januari 2004 in Nederland 866.000 grijskentekenauto’s geregistreerd. De schattingen van het aantal grijskentekenauto’s dat ook daadwerkelijk zakelijk gebruikt wordt lopen echter nogal uiteen. Bij de RDW staan 367.000 bestelauto’s op naam van bedrijven geregistreerd en bijna 500.000 bestelauto’s op naam van ‘particulieren’, dat wil zeggen inclusief eigenaren van eenmanszaken en VOF’s. Het staat verder vast dat het aandeel grijskentekenauto’s op naam van bedrijven groter is naarmate de auto’s nieuwer zijn. In tabel 1 zijn twee rekenvoorbeelden opgenomen. Bij het eerste rekenvoorbeeld is uitgegaan van 550.000 zakelijk gebruikte grijskentekenauto’s. Dit aantal is gebaseerd op cijfers van het CBS over het aantal op b edrijfsnaam geregistreerde auto’s, aangevuld met een schatting van EIM van het aantal grijskentekenauto’s dat gebruikt wordt d oor particulieren die bijvoorbeeld een eenmanszaak hebben. Bij het tweede rekenvoorbeeld is uitgegaan van 700.000 zakelijk gebruikte grijskentekenauto’s. Dit is gebaseerd op in de pers gebruikte aannames van circa 20% particulier gebruik van het grijze kenteken. Voor de verdeling van de aantallen grijskentekenauto’s over de verschillende sectoren is in beide gevallen uitgegaan van de verdeling zoals deze bekend is bij het SIEV. Op basis van de door het Ministerie van Financiën verwachte opbrengsten van de verhoging van de wegenbelasting en het aantal geregistreerde grijskentekenauto’s kan g econcludeerd worden dat de motorrijtuigenbelasting voor de eigenaren van deze auto’s 1 per auto jaarlijks met circa € 650 zal toenemen . Naast de verhoging van de wegenbelasting zal de BPM in drie jaar tijd stapsgewijs worden verhoogd met circa € 8.000 per auto. Bij een afschrijvingstermijn van 4 jaar leidt het huidige plan dus tot een kostenverhoging van ten minste € 2.650 per auto per jaar. Al met al levert de afschaffing van de grijze kentekens de fiscus in 2007 circa € 1,2 mil2 jard aan extra inkomsten op . Afhankelijk van de werkelijke verdeling van de grijskentekenauto’s over zakelijke en particuliere gebruikers, komt hiervan tussen de € 858 miljoen en de € 967 miljoen voor rekening van het bedrijfsleven (zie tabel 1). Het merendeel (bijna 65%) moet worden opgebracht door het midden- en kleinbedrijf. Door het relatief grote aantal grijskentekenauto’s in de bouw krijgt vooral het MKB in deze sector te maken met een forse lastenverzwaring. Andere sectoren die relatief sterk getroffen worden door afschaffing van het grijze kenteken zijn de groothandel en detailhandel.
tabel 1
Kosten afschaffing grijze kentekens in twee rekenvoorbeelden, cumul atief tot en met 2007
Industrie Bouw
1
2
4
indien
indien
550.000 zakelijke bestelautó
700.000 zakelijke bestelauto’s
MKB
totaal
MKB
GB
GB
totaal
45
55
100
50
60
110
200
70
270
225
75
300
Indicatieve berekeningen op basis van de gewichten van het huidige wagenpark bedrijfsau to’s leiden tot een gemiddelde toename van de wegenbelasting met maar liefst € 1000 per auto. Het lijkt daarmee aannemelijk dat de inschatting van de opbrengsten door het Min isterie van Financiën aan de lage kant is. De inschatting door Financiën van € 650 is hier desondanks als basis genomen Door de stapsgewijze verhoging van de BPM liggen de opbrengsten in 2005 lager. Zij bedragen dan € 500 à € 600 miljoen.
Autosec tor
indien
indien
550.000 zakelijke bestelautó
700.000 zakelijke bestelauto’s
30
5
35
35
5
40
Groot handel
100
40
140
115
40
155
Detail handel
45
25
70
50
30
80
5
0
5
10
0
10
Zakelijke diensten
45
40
85
50
50
50
Overige sectoren, incl. zorg
75
80
155
85
90
175
545
315
860
610
355
965
Horeca
Totaal bedrijfsleven
* Uitgangspunt: circa € 650 extra wegenbelasting per voertuig en circa € 8.000 BPM per voertuig. Bron: EIM, op basis van SIEV en CBS.
Overige financieringsbronnen Naast de afschaffing van het grijze kenteken voor financiering van de verlaging van de VpB-tarieven, worden ook de volgende maatregelen genoemd als financieringsbronnen: − Verhoging energiebelasting − AWF-premieverhoging − Verhoging eindheffing werkgevers spaarloon − Opschoning BPM-accessoireslijst − Netto-opbrengst werknemersverzekering: vervallen pc-privé en dubbel spaarloon − BTW-constructiebestrijding roerende zaken − Taakstelling subsidies ondernemers Zeker uit het oogpunt van het bedrijfsleven zijn de belangrijksten van deze overige financieringsbronnen: de verhoging van de energiebelasting, de AWF -premieverhoging en de verhoging van de eindheffing van het premiespaarloon. Deze zullen hieronder kort worden toegelicht. De energiebelasting betreft de belasting die wordt geheven op het verbruik van aardgas en elektriciteit. Deze belasting kent een aantal tariefschijven waarbij de belasting per kWh elektriciteit of m³ aardgas, afhankelijk is van het totale verbruik. Hierbij zijn de tarieven voor kleinere verbruikers hoger dan de tarieven voor grotere verbruikers. In de huidige plannen worden vooral de tarieven in de tweede schijf (kleine zakelijke verbruikers) fors verhoogd. De tarieven in de derde schijf worden slechts beperkt verhoogd. Hierdoor komt het leeuwendeel (circa 85%) van de verhoging van de energiebelasting voor rekening van het MKB. De industrie zal als energie-intensieve sector een relatief groot deel van deze lastenverzwaring moeten opbrengen. De AWF-premie betreft de premie die werkgevers en werknemers betalen voor WWuitkeringen die langer dan een halfjaar lopen. Een deel van deze premie wordt betaald door de werkgever (1,55% van de het premieplichtig loon) en een deel door de wer knemer (5,8%). Door de toegenomen werkloosheid stijgen de kosten van de WW, waardoor het UWV al eerder dit jaar adviseerde de totale AWF-premie te verhogen van 7,35% naar 7,88%. Door deze premie verder te verhogen, verwacht het Ministerie van Financiën circa € 200 miljoen extra binnen te halen aan werkgeverspremies. Hiervan zal circa € 90 miljoen moeten worden opgebracht door het MKB. Uitgedrukt als percentage van de toegevoegde waarde is deze lastenverzwaring redelijk grootteklasseneutraal. Doordat deze lastenverzwaring gekoppeld is aan de loonsom, heeft deze maatregel wel relatief sterkere gevolgen voor sommige arbeidsintensieve sectoren zoals de bouw.
5
Werknemers die aan een spaarloonregeling deelnemen, sparen een deel van hun brutoloon. Over dit spaarloon is de werkgever een eindheffing verschuldigd. Op dit moment bedraagt die eindheffing 15% van het spaarloon. Deze eindheffing zal in 2005 met 5%-punt worden verhoogd. Hierdoor stijgen de belastingopbrengsten met € 100 miljoen. Daarvan komt € 42 miljoen voor rekening van het MKB.
Kosten en baten huidige VpB-pakket Verdeling kosten en baten naar grootteklasse Binnen de huidige plannen betaalt het MKB 67% van de kosten en ontvangt het 53% van de baten. Vooral de verhoging van de energiebelasting en de afschaffing van de grijze ken tekens komen ten laste van het MKB (zie tabel 2).. Ondanks de verhoogde zelfstandigenaftrek komt een proportioneel kleiner aandeel ten bate van het MKB (zie tabel 3). Wanneer we eraan denken dat het MKB 44% van de totale toegevoegde waarde vertegen woordigt, is het beeld feitelijk nog wat schever. Binnen het MKB lijkt bovendien een belangrijke herverdeling van lasten plaats te vinden. Het middenbedrijf krijgt aanzienlijk meer kosten voor zijn rekening, vooral in sectoren als de bouw, de groothandel en de detailhandel (zie tabel 2 hieronder en tabel 10 in de bijlage). De b aten komen proportioneel beduidend minder in deze sectoren terecht (zie tabel 3 en eveneens tabel 10 in de bijlage). tabel 2
Kosten bedrijfsleven financiering VpB-verlaging in 2005, in miljoenen euro’s waar van: MKB
kleinbe -
middenb e-
groot-
totaal
drijf
drijf
bedrijf
bedrijfsl e ven
Grijs kenteken
350
175
175
205
555
Verhoging energiebelas ting
400
105
295
70
470
Verhoging eindheffing spaar loon
40
15
25
60
100
AWF- premieverhoging
90
35
55
110
200
880
330
550
445
1.325
Totaal Niet toegerekend*
365
percentage totale kosten bedrijfsleven**
67%
25%
42%
33%
100%
ter referentie: aandeel toegevoegde waa rd e
44%
21%
23%
56%
100%
*
Dit betreft met name het vervallen van de pc - privéregeling, de afschaffing van de dubbele spaarloonregeling en de BTW-constructiebestrijding roerende zaken. Men kan aannemen dat deze kosten e v enredig verdeeld zijn.
**
Exclusief de niet- toegerekende kos ten.
Bron: EIM, op basis van Miljoenennota 2005.
6
tabel 3
Baten bedrijfsleven plannen VpB- verlaging in 2005, in miljoenen euro’s waar van:
middenb e-
groot-
totaal
MKB
kleinbe drijf
drijf
bedrijf
bedrijfsleven
Verlaging VPB
475
180
295
710
1.185
Zelfstandigenaftrek
400
385
15
0
400
Totaal
875
565
310
710
1.585
Niet toegerekend*
105
percentage totale baten bedrijfsleven**
55%
36%
19%
45%
100%
ter referentie: aandeel toegevoegde waa r-
44%
21%
23%
56%
100%
de *
Dit betreft subsidietaakstellingen. Men kan aannemen dat deze baten evenredig verdeeld zijn.
**
Exclusief de niet- toegerekende baten
Bron: EIM, op basis van Miljoenennota 2005.
Individuele inkomenseffecten De inkomenseffecten voor zelfstandigen zijn met behulp van het BRUNET-model doorgerekend. Op dit moment weten we nog niet precies het aantal zelfstandigen met grijze kentekens en het aantal auto’s met grijs kenteken per persoonlijke onderneming. Daarom wordt hier volstaan met de uitwerking van een aantal casussen in tabel 4. tabel 4
Geschatte gevolgen van de afschaffing het grijze kenteken in combinatie met de verhoging zelfstandigenaftrek, voor het besteedbaar inkomen van zelfstandigen 2005
2006
2007
Geen bestelauto - Geen compensatie met zelfstandi genaftrek
0
0
0
400
400
500
- Geen compensatie met zelfstandi genaftrek
-800
-1.200
-1.500
- Wel compensatie met zelfstand igenaftrek
-400
-800
-1.100
- Geen compensatie met zelfstandi genaftrek
-1.600
-2.400
-3.200
- Wel compensatie met zelfstand igenaftrek
-1.200
-2.000
-2.700
- Wel compensatie met zelfstand igenaftrek 1 bestelauto
2 bestelauto’s
Bron: EIM, op basis van BRUNET.
Het is belangrijk om even stil te staan bij de g roep zelfstandigen die geen baat heeft bij een verhoging van de zelfstandigenaftrek. In de eerste plaats betreft dit personen die niet voldoen aan het urencriterium. Concreet komt dat erop neer dat zij minder dan drie dagen (aantoonbaar) met hun onderneming bezig zijn. De grote meerderheid van deze personen zal naar verwachting geen bedrijfsauto met grijs kenteken hebben. Ve rder betreft het pe rsonen die dusdanig weinig winst maken, dat zij geen belasting (IB, Box I) betalen. Dit wil niet zeggen dat het hobbyisten zijn. Bij een winst van gemiddeld 1.000 euro per maand betalen zelfstandigen (i.v.m. verliesverrekening) doorgaans geen IB. Van dat bedrag kan men rondkomen, en kan ook nog wel een bedrijfswagen met
7
grijs kenteken worden gereden. Dat komt door de aftrekposten en heffingskortingen waar men recht op heeft. Veel klusbedrijfjes, koeriers, hondenuitlaters, etc. vallen wel1 licht in deze cat egorie .
Alternatieven voor de huidige VpB-plannen Kosten en baten van alternatieven Alternatieven op de huidige plannen kunnen onder andere zijn om: 1 Alléén de grijze kentekens op naam van particulieren af te schaffen. Dit levert tussen de 200 en 300 miljoen minder belastinginkomsten op. 2 De investeringsaftrek te verruimen van 25% naar 40%. Dit levert ongeveer 100 miljoen euro minder belastinginkomsten op, maar geeft wel een investeringsprikkel bij de kleine bedrijven (zie tabel 7). 3 De eerste stap richting VPB minder groot te nemen. Dit betekent per 0,5 procentpunt minder VPB-verlaging in 2005 en ongeveer 200 miljoen extra budgetruimte 4 De energieheffing voor grootgebruikers (hoogste staffel) ook te verhogen. Dit heeft echter wellicht wel grote gevolgen voor de continuïteit van (enkele van) deze gebruikers. 5 De teruggave van de WAO-premies niet of in beperktere mate door te voeren. 2 Dit geeft in 2005 minimaal 500 miljoen extra ruimte . 6
De totale budgetruimte te vergroten door de begroting te richten op bijvoorbeeld 2,9% in plaats van 2,8%.
In tabel 5 is ter verduidelijking opgenomen wat eventuele variaties in de plannen en alternatieven betekenen voor de lastendruk in het MKB vs. het grootbedrijf. In tabel 11 in de bijlage zijn de gevolgen van enkele nagenoeg budgetneutrale varianten op het VpBpakket uitgewerkt. Hierbij wordt duidelijk welke bedrijven in welke sectoren bij welke variant te maken krijgen met extra lasten. Op het eerste gezicht lijkt een even wichtiger effect op de diverse sectoren en grootteklassen te resulteren bij een meer g eleidelijke invoering van de VpB-verlaging ten bate van (1) een meer gerichte aanpa k van de grijze kentekens en (2) een mildere energieheffing.
1
2
8
EIM is bezig aan de evaluatie van de zelfstandigenaftrek. Bij afronding zal duidelijk zijn wat de o mvang en ‘relevantie’ van deze groep is. De premie is opgebouwd uit een basispremie en een gedifferentieerde premie die voor kleinere bedrijven afhankelijk is van de sector en voor grotere bedrijven afhankelijk van de WAO-historie van het b edrijf. Door strengere eisen aan de WAO daalt het aantal WAO-uitkeringen. In 2005 gaan de premies van 5,3% naar 5,15% (basispremie) en van gemiddeld 2,3% naar 2,15% (gedifferentieerde premie).
tabel 5
Elementen Vpb-pakket en mogelijke alternatieven, per 100 miljoen euro verandering, per grootteklasse Kosten
baten
Grijs kent eken
WAO
WW
Energ i e
VPB
Zelfst. aftrek
MKB
64
46
45
85
40
100
w.v. kleinbedrijf
32
18
17
23
16
97
32
28
28
62
24
3
37
54
55
15
60
0
100
100
100
100
100
100
middenbedrijf grootbedrijf totaal bedrijfs leven
Bron: EIM, op basis van Miljoenennota 2005.
2
Andere beleidsmaatregelen
In tabel 6 is voor een aantal andere mogelijke beleidsmaatregelen doorgerekend wat hiervan de gevolgen zijn voor de verschillende sectoren en grootteklassen. Deze maatregelen zijn de afgelopen maanden onder andere genoemd in het maatschappelijke d ebat. Als we naar deze tabel kijken blijkt dat voor vrijwel alle behandelde beleidsmaatregelen het grootste aandeel van de lastenverzwaring dan wel lastenverlichting terech tkomt bij de i ndustrie, gevolgd door de zakelijke diensten. De kleinste effecten zien we in de autohandel en horeca. Gezien de omvang van de verschillende sectoren is deze verdeling niet vreemd. De industrie en zakelijke dienstverlening zijn immers omvangrijke sectoren. Er ontstaat dan ook een genuanceerder beeld als we deze bedragen uitdrukken als percentage van de toegevoegde waarde (zie tabel 7) waardoor ook een eerlijkere vergelijking van de effecten van maatregelen op het MKB en het grootbedrijf mogelijk is. Arbeidsintensieve sectoren als de detailhandel, de horeca en de bouw blijken relatief gevoelig voor ingrepen in de volksverzekeringen. Ingrepen in de WBSO hebben vooral gevolgen voor de industrie en zakelijke diensten. De investeringsaftrek werkt stimulerend voor sectoren waar kleinschalige bedrijven al kapitaalintensief zijn.
9
tabel 6
Eerste-orde-effecten van mogelijke beleidsmaatregelen, puntschattingen,
grooth andel
detai lhandel
horeca
tran sport
financiële
25
5
25
10
5
15
5
35
15
GB
180
50
15
0
10
10
5
25
25
35
5
MKB
220
35
30
10
30
20
10
15
5
45
15
GB
185
50
10
0
10
15
5
25
20
35
10
MKB
45
15
5
0
5
0
0
0
0
10
0
GB
55
30
0
0
0
0
0
0
5
10
0
110
15
15
5
15
5
5
25
5
10
15
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
over ige
autoh andel
25
zakelijke
bouw
170
diensten
Industrie
MKB
diensten
TOTAAL
(in mi ljoenen euro’s)
diensten
in miljoenen euro's, naar sector en grootteklasse
alternatieve heffingen soc iale lasten: via volksverzek ering (€500 mln.)
via afdracht loonbela sting (€100 pp) via afdrach ten
verru iming WBSO (€100 mln.)
investeringsaftrek van 25% naar 40%
MKB GB
Bron: EIM, 2004. De bij MKB en GB genoemde bedragen tellen niet op tot het bedrag dat gemoeid is met de voorgestelde maatregel. Overige sectoren als landbouw, delfstofwinning, openbaar nut, cultuur, sport, zorg en overheid zijn in deze tabel buiten beschouwing gelaten.
tabel 7
Eerste-orde-effecten van mogelijke beleidsmaatregelen, als percentage van
over ige
diensten
diensten
zak elijke
diensten
financiële
tran sport
horeca
detai lhandel
grooth andel
autoh andel
bouw
industrie
in procenten
TOTAAL
de toegevoegde waarde, naar sector en grootteklasse
alternatieve heffingen soc iale lasten: via volksverzekering (€ 500 mln.)
via afdracht loonbelasting (€ 100 pp) via afdra ch ten
verru iming WBSO (€ 100 mln.)
10
MKB
0,1
0,1
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
GB
0,1
0,1
0,2
0,1
0,1
0,2
0,2
0,1
0,1
0,2
0,1
MKB
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,1
0,1
0,2
0,1
GB
0,1
0,1
0,2
0,1
0,1
0,3
0,2
0,1
0,1
0,2
0,2
MKB
0,0
0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
GB
0,0
0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,1
0,0
Gevolgen van ingrepen in de heffingen sociale lasten Het Nederlandse belastingstelsel kent een aantal sociale heffingen. Voor deze volksverzekeringen (AOW, AWW, AWBZ) dienen bedrijven een deel van het loon van de werknemers in te houden en af te dragen aan de belastingdienst. Deze afdrachten zijn a fhankelijk van de loonsom. I ndien er sprake zou zijn van een lastenverzwaring dan wel lastenverlichting via deze volksverzekeringen, dan heeft dit vooral gevolgen voor sectoren met een relatief h oge loonsom, zoals de bouw en de zakelijke diensten. Ondernemingen met personeel dragen loonbelasting af aan de belastingdienst. De af te dragen loonbelasting is echter niet per definitie gelijk aan de door bedrijven ingehouden loonbelasting. Op deze loonbelasting zijn een aantal afdrachtsverminderingen mogelijk, zoals de afdrachtsvermindering kinderopvang en de afdrachtsvermindering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO, zie onder). Een mogelijke vorm van lastenverlichting voor bedrijven waarmee de inzet van arbeid gestimuleerd zou kunnen worden, is een afdrachtsvermindering loonbelasting per persoon (in de tabellen is als voorbeeld berekend wat de gevolgen zouden zijn van een afdrachtsvermindering van € 100 per persoon). Een dergelijke lastenverlichting levert het meest op in arbeidsintensieve sectoren, waar de lonen relatief laag liggen. Sectoren die hier het meest van profiteren zijn dan ook de detailhandel, horeca, bouw en industrie. Ook komt er in deze vorm zowel absoluut als relatief een iets groter deel van de lastenverlichting terecht bij het MKB dan bij het GB.
Gevolgen van ingrepen in de WBSO De WBSO is een fiscale stimuleringsregeling die een tegemoetkoming biedt in de loonkosten die gemaakt worden voor Speur - en Ontwikkelingswerk (S&O, ook wel R&D). Jaarlijks maken zo’n 12.000 ondernemingen gebruik van deze regeling. In 2004 b edraagt het budget voor de WBSO € 367 miljoen. Ondernemers met personeel kunnen 42% afdrachtsvermindering krijgen (voor technostarters 60%) op loonbelasting en premie volksverzekeringen van de S&O-loonkosten tot € 110.000, daarboven geldt 14% afdrachtsvermindering. Voor zelfstandigen geldt een aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk ter hoogte van € 11.000 (en eventueel € 5.500 extra startersa ftrek). Volgens het Strategisch Akkoord zal het budget van de WBSO vanaf 1 januari 2004 g efaseerd worden verhoogd (in 2005 met € 75 mln. en in 2006 en latere jaren met € 100 mln. per jaar). Hiervoor worden de tarieven van de 1e en 2e schijf geleidelijk verhoogd en wordt de lengte van de eerste schijf geleidelijk verlengd. Tevens wordt de vaste aftrek voor (startende) zelfstandigen verhoogd. Doordat de WBSO gericht is op technologische ontwikkelingen, profiteert vooral de i ndustrie van de verruiming van de WBSO. Ook in de zakelijke dienstverlening zal de ve rruiming van het WBSO-budget gunstig uitpakken. Dit is vooral toe te schrijven aan de ingenieurs- en architectenbureaus en de computerservicebureaus.
11
3
Exogene economische ontwikkelingen
Enkele malen per jaar publiceert EIM, op basis van ramingen van het CPB en het eigen KTO-model, prognoses voor de ontwikkeling van verschillende sectoren en grootteklassen van het particuliere bedrijfsleven. Deze prognoses zijn mede gebaseerd op een aantal aannames over de ontwikkeling van de wereldhandel en de loonontwikkeling. Wanneer deze ontwikkelingen anders uitpakken dan verwacht, heeft dit vanzelfsprekend gevolgen voor de prognoses. Hieronder wordt daarom aangegeven hoe gevoelig de prognoses zijn voor veranderingen in de ontwikkeling van de wereldhandel en de loon1 voet .
Gevolgen van ontwikkeling van de wereldhandel Een groei van de wereldhandel is het sterkst van invloed op de omzet. De gevolgen voor de werkgelegenheid zijn afgeleid van deze omzetstijging, en daardoor iets gematigder (zie tabel 8). Het grootbedrijf profiteert sterker van een toename van de wereldhandel dan het MKB. Sowieso is per sector het grootbedrijf voor een groter deel van de omzet afhankelijk van export dan het MKB. De industrie en de transportsector zijn relatief grootschalige sectoren en concurreren internationaal. Tot slot exporteert ook de groothandel relatief veel. Per definitie profiteert daarom de groothandel eveneens relatief sterk van een toename van de wereldhandel. Een toename van de relevante wereldhandel heeft ook gematigd positieve effecten op de dienstensectoren (met name zakelijke en overige diensten). Deze sectoren treden op als toeleverancier voor de exportgevoelige sectoren en profiteren daardoor in afgezwakte vorm mee van de toegenomen wereldhandel. Op korte termijn zijn sectoren die sterk afhankelijk zijn van binnenlandse consumentenbestedingen zoals de detailhandel, de horeca, maar ook de bouw niet of nauwelijks gevoelig voor ontwikkelingen in de wereldhandel. Bij de berekeningen is aangenomen dat Nederland ten volle kan profiteren van een groei van de wereldhandel. Gezien de concurrentieachterstand van Nederland is dit echter wellicht niet het geval. De invloed van een groei van de relevante wereldhandel zou dus iets geringer kunnen zijn dan tabel 8 suggereert.
1
12
De meest recente basisprognoses zijn te vinden op http://www.eim.net/BRekeningen_Nw_int/
tabel 8
Eerste-orde-effecten van de ontwikkeling wereldhandel bij een 2 procentpunt sterkere groei van de wereldhandel, procentuele mutaties, naar sector en grootteklasse
grootteklasse
+0.50
0
+0.25
0
omzetmutatie 2005 t.o.v. 2004
+2
+0,50
+0,75
+0,75
0
0
+0,75
0
0
+0,50
+0,25
+0,25
+0,25
toegevoegde waarde 2005 t.o.v. 2004
+2
+0,25
+0,50
+0.50
0
+0,25
+0,75
0
0
+0.50
0
+0,25
+0,25
diensten
Uitgaande van 2% hogere groei van de relevante wereldhandel dan ver wacht (7% + 2% = 9% groei). Bron: EIM, 2004.
Gevolgen van 1% extra loonstijging Momenteel wordt door het Centraal Planbureau voor 2005 uitgegaan van een nagenoeg stabiele loonvoet (0,5% groei t.o.v. 2004). De vakbonden willen echter meer loonruimte. Mocht de loonvoet in 2005 toch meer stijgen, dan heeft dat zowel negatieve als positieve effecten op de bedrijfsprestaties van N ederlandse ondernemingen (zie tabel 9). Zo leidt een hogere loonvoet op korte termijn tot extra consumptie, waardoor de omzet stijgt van vooral bedrijven die consumentenproducten afzetten. Het grootbedrijf zal hier iets sterker van kunnen profiteren dan het MKB. Op lange termijn is er echter een neg atief werkgelegenheidseffect, vooral ook voor de grote bedrijven. Tegenover de hogere omzetten staan hogere bedrijfskosten. Hierdoor verslechtert de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Hogere lonen hebben daarmee juist een negatief effect op de exportomzet. Over het gehele bedrijfsleven zu llen deze positieve en negatieve effecten op de omzetontwikkeling elkaar op korte termijn grotendeels opheffen. Ditzelfde geldt voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde. Per sector kunnen de effecten echter verschillen. Zo zullen sterk op de binnenlandse consumentenmarkt gerichte sectoren zoals de detailhandel, hore ca, autohandel en overige diensten op korte termijn een positief effect op de omzet ervaren. In sectoren met een sterke exportoriëntatie, zoals de industrie, groothandel en transportsector, hebben hogere lonen daarentegen op korte termijn een licht negatie f tot neutraal e ffect. Hogere lonen hebben zowel in het grootbedrijf als in het MKB een negatief effect op de werkgelegenheid. In het grootbedrijf is dit negatieve effect op de werkgelegenheid sterker dan in het MKB. De werkgelegenheid in het MKB bestaat immers deels uit zelfstandigen, die zeker op korte termijn geen gevolgen ondervinden van hogere loonkosten. Op lange termijn zijn de effecten van hogere lonen negatief omdat in dat geval de verslechterde internationale concurrentiepositie en het negatieve effect op de werkgelegenheid gaan doorwerken in de binnenlandse bestedingen.
13
overige
0
diensten
0
zak elijke
+0.75
diensten
0
financiële
0
transport
+0.50
horeca
+0.50
detailhandel
industrie
+0.25
groothandel
totaal G B
+2
autohandel
totaal MKB
werkgelegenheid 2005 t.o.v. 2004
bouw
scenario
procentuele muta ties
MKB naar sector
tabel 9
Eerste-orde-effecten van de ontwikkeling van de lonen, 1% extra stijging van de lonen, procentuele mutaties, naar sector en groott eklasse grootteklasse
transport
financiële
+0,25
0
+0,25
+0,25
-0,25
-0,25
-0,25
0
omzetmutatie 2005 t.o.v. 2004
+1%
0
+0.25
0
0
+0,25
0
+0,50
+0,50
0
+0,25
0
+0,50
toegevoegde waarde 2005 t.o.v. 2004
+1%
0
0
0
+0,25
+0,50
0
+0,50
+0,50
0
0
0
+0,25
Uitgaande van 1% extra loonontwikkeling. Bron: EIM, 2004.
14
overige
horeca
-0,25
diensten
detailhandel
-0,25
zakelijke
autohandel
-0,25
diensten
bouw
+0,75
diensten
industrie
+1%
groothandel
totaal GB
werkgelegenheid 2005 t.o.v. 2004
scenario
totaal MKB
procentuele muta ties
MKB naar sector
Bijlage
toren
over i g e s ec-
zak elijke
diensten
horeca
detai lhandel
grooth andel
autoh andel
bouw
industrie
totaal b e -
In mi ljoenen euro’s
Eerste-orde-effecten van beleidsopties uit VpB-pakket en alternatieve voo rstellen, puntschattingen, in miljoenen euro’s, naar sector en grootteklasse
drijfsleven
tabel 10
Tabellen VpB-pakket en alternatieven
WAO
MKB
275
40
35
10
35
15
10
55
70
600
GB
325
70
20
5
20
15
5
85
110
To taal
600
110
55
15
55
30
15
140
180
90
15
15
5
10
5
0
20
25
AWF- pr emie
MKB
200
GB
110
25
5
0
5
5
0
30
35
To taal
200
40
20
5
15
10
0
50
60
Eindheffing spaa rloon
MKB
40
5
5
0
5
5
0
10
10
100
GB
60
15
5
0
0
5
0
15
20
To taal
100
19
10
0
5
10
0
25
30
MKB
295
25
110
15
55
25
5
25
40
GB
170
30
35
5
20
15
0
20
45
464
To taal
465
55
145
20
75
40
5
45
85
Afschaffing grijs kenteken, uitgaa n-
MKB
350
30
130
20
65
30
5
30
50
GB
205
35
45
5
25
15
0
25
50
555
To taal
555
65
175
25
90
45
5
55
100
Zelfstandigena ftrek 2005
MKB
400
20
40
10
15
45
20
60
195
400
GB
0
0
0
0
0
0
0
0
0
To taal
400
20
40
10
15
45
20
60
195
VpB 2005
MKB
475
60
50
35
85
30
15
85
135
1240
GB
710
275
35
60
60
20
5
50
205
1185
20
40
95
145
50
20
130
340
Afschaffing grijs kenteken, uitgaa nde van 550.000 zakelijke grijskent ekenauto's in 2005
de van 700.000 zakelijke grijskent ekenauto's in 2005
To taal
Bron: EIM, op basis van Miljoenennota 2005.
15
tabel 11
Gevolgen voor de toegevoegde waa rde van enkele budgetneutrale varianten op VpB-pakket
Toeg.waardemutatie Huidig VpB- pakket indu-
bouw
strie
aut o-
groo t-
detai l-
horeca
zakeli jke
overige
totaal
handel
handel
han del
diensten
sectoren
bedrijfsl even
0,1%
-0,3%
0,2%
-0,1%
0,2%
0,1%
0,3%
0,1%
0,1%
kb
0,2%
-0,2%
0,1%
-0,1%
0,4%
0,2%
0,4%
0,3%
0,2%
mb
0,1%
-0,4%
0,3%
0,0%
-0,1%
-0,3%
0,2%
0,0%
0,0%
gb
0,7%
0,0%
1,5%
0,3%
0,0%
0,2%
0,5%
0,1%
0,4%
totaal
0,6%
-0,1%
0,8%
0,2%
0,3%
0,5%
0,5%
0,3%
0,4%
horeca
zakeli jke
overige
totaal
diensten
sectoren
bedrijfsl even
mkb
Toeg.waardemutatie Géén afschaffing grijs voor bedrijven maar ook geen teru g gaaf WAO
indu-
bouw
strie mkb
aut o-
groo t-
detai l-
handel
handel
han del
0,0%
0,3%
0,3%
0,1%
0,3%
0,0%
0,3%
0,1%
0,1 %
kb
0,2%
0,6%
0,3%
0,1%
0,6%
0,2%
0,4%
0,2%
0,3%
mb
0,0%
0,1%
0,4%
0,1%
-0,1%
-0,4%
0,1%
-0,1%
0,0%
gb
0,6%
0,3%
1,5%
0,4%
0,0%
0,1%
0,3%
0,0%
0,3%
Totaal
0,5%
0,4%
0,9%
0,3%
0,4%
0,4%
0,3%
0,2%
0,4%
zakeli jke
overige
totaal
diensten
sectoren
bedrijfsl even
Toeg.waardemutatie Géén afschaff ing grijs voor bedrijven maar ook slechts 1,5% eerste tranche VpB-verlaging indu-
bouw
strie mkb
aut o-
groo t-
detai l-
handel
handel
han del
horeca
0,1%
0,3%
0,3%
0,1%
0,4%
0,1%
0,3%
0,1%
0,2%
kb
0,3%
0,6%
0,3%
0,1%
0,6%
0,2%
0,4%
0,3%
0,3%
mb
0,0%
0,1%
0,3%
0,1%
0,0%
-0,2%
0,2%
-0,1%
0,0%
gb
0,4%
0,3%
0,8%
0,3%
0,2%
0,2%
0,3%
0,1%
0,3%
totaal
0,4%
0,4%
0,6%
0,4%
0,5%
0,5%
0,4%
0,3%
0,4%
Toeg. waardemutatie Géén afschaffing grijs voor bedrijven, slechts 1,5% eerste tranche VpB-verlaging, geen extra energi eheffing én geen terug gaaf WAO indu-
bouw
strie mkb
aut o-
groo t-
detai l-
handel
handel
han del
zakeli jke
overige
totaal
diensten
sectoren
bedrijfsl even
0,2%
0,3%
0,3%
0,2%
0,5%
0,5%
0,2%
0,3%
0,3%
kb
0,4%
0,6%
0,4%
0,3%
0,7%
0,7%
0,4%
0,5%
0,5%
mb
0,1%
0,1%
0,3%
0,1%
0,1%
0,0%
0,0%
0,1%
0,1%
gb
0,3%
0,1%
0,7%
0,1%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
0,1%
Totaal
0,2%
0,2%
0,5%
0,2%
0,3%
0,3%
0,2%
0,2%
0,2%
Bron: EIM, op basis van de Miljoenennota 2005.
16
horeca