Flexibele arbeid in het MKB
Een verkenn en d onderz oek naar d e inz et van uitz end kracht en en freelancers in h et MKB
Jan de Kok Florieke Westhof Mirjam van Praag Justin van der Sluis Zoetermeer, februari 2007
Hoofdsponsor: Fortis Bank
Bestelnummer: A200702 ISBN: 978-90-371-3710-1 Prijs: € 25,Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap en door het Amsterdam Center for Entrepreneurship. Het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. De bijdrage van het Amsterdam Center for Entrepreneurship wordt gefinancierd door Fortis Bank.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap. Voor alle informatie over het Amsterdam Center for Entrepreneurship: www.ace-uva.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
De inzet van flexibele arbeid in het MKB
7
2.1
De omvang van de flexibele-arbeidsmarkt
7
2.2
Hoeveel werkgevers zetten flexibele arbeid in...
7
2.3
… en hoeveel flexibele arbeid zetten ze in?
8
2.4
Inzet van flexibele arbeid varieert met grootte en leeftijd
10
3
De context: regelgeving en arbeidsmarkt
13
3.1
Regelgeving en krapte op de arbeidsmarkt beïnvloeden de balans
13
3.2
Regelgeving omtrent werving en ontslag
13
3.3
Kosten voor werkgevers bij ziekte werknemers
15
3.4
Krapte op de arbeidsmarkt
16
4
Conclusies
17
Bijlage I
Onderzoeksverantwoording
19
3
1
Inleiding
Bedrijven opereren in steeds dynamischer wordende markten. Veel producten en diensten kennen een steeds korter wordende doorlooptijd, bedrijven moeten steeds meer verantwoording over hun producten en productieproces kunnen afleggen, de kwaliteitseisen nemen toe, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Deze toenemende dynamiek waarmee bedrijven geconfronteerd worden stelt steeds hogere eisen aan de bedrijfsvoering en het personeel van bedrijven, maar ook aan de (personeels)kosten. Enerzijds vraagt dit om de inzet van goed gemotiveerde en goed gekwalificeerde mensen; hiervoor vallen bedrijven meestal terug op de inzet van werknemers in loondienst. Anderzijds vraagt het om flexibiliteit in de bezetting. Voor een deel kan deze flexibiliteit bereikt worden door afspraken te maken over flexibiliteit in het aantal dagen of aantal uren per week dat door werknemers wordt gewerkt, en hoe deze dagen en uren over de weken en/of maanden verdeeld kunnen worden. Met name het werken met overuren is een beproefde manier om schommelingen in de benodigde capaciteit op te vangen. Er zit echter een grens aan de mate van flexibiliteit die hiermee bereikt kan worden. In dat geval kan de inzet van uitzendkrachten en freelancers een oplossing bieden. Bedrijven zijn continu op zoek naar een juiste balans tussen de (flexibele) inzet van vast personeel en de inzet van flexibele arbeid. EIM en het Amsterdam Center for Entrepreneurship (ACE) hebben in kaart gebracht wat op dit moment de balans is bij kleine en middelgrote bedrijven: in welke mate maken ze gebruik van uitzendkrachten en freelancers. In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op de mate waarin werkgevers uit het MKB flexibele arbeid inzetten. Uitzendkrachten en freelancers worden hierbij apart onderzocht, om recht te doen aan de verschillen tussen beide. De inzet van flexibele arbeid wordt mede bepaald door de context waarbinnen bedrijven opereren. Dit komt in hoofdstuk 3 aan bod, waar we in kaart brengen hoe de inzet van flexibele arbeid samenhangt met bestaande regelgeving omtrent werving en ontslag, kosten voor werkgevers bij ziekte van werknemers, en de krapte op de arbeidsmarkt.
5
2
De inzet van flexibele arbeid in het MKB
2.1
De omvang van de flexibele-arbeidsmarkt In dit hoofdstuk gaan we na hoeveel werkgevers in het MKB uitzendkrachten en/of freelancers inzetten en hoe groot de inzet van deze flexibele arbeidskrachten is. Ook gaan we na of er verschillen zijn tussen kleine en grote bedrijven en tussen jonge en oude bedrijven. Om deze cijfers van een context te kunnen voorzien, schetsen we eerst de omvang van de flexibele-arbeidsmarkt: hoeveel uitzendkrachten worden er in Nederland ingezet en hoeveel freelancers zijn actief?
U i tz en dk ra c ht en Volgens ABU (de branchevereniging voor uitzendondernemingen) waren er in 2005 gemiddeld genomen 239.000 mensen per dag als uitzendkracht werkzaam. Deze uitzendkrachten werden gemiddeld genomen voor 149 dagen uitgezonden. In totaal hebben er in 2005 690.000 mensen als uitzendkracht gewerkt.1
F r ee la nc er s Over het aantal freelancers bestaat veel minder duidelijkheid. Dit komt voor een belangrijk deel omdat er geen duidelijk afgebakende definitie van het begrip ‘freelancer’ bestaat. In een onderzoek naar freelancers voor het Ministerie van Economische Zaken heeft EIM freelancers gedefinieerd als personen die ‘inkomsten uit overige werkzaamheden’ bij de belastingdienst rapporteren. Hiermee worden alle inkomsten bedoeld, anders dan loon uit een dienstbetrekking of winst uit een onderneming. Volgens deze definitie waren er in 1999 569.000 mensen als freelancer actief. Een deel van deze freelancers is full-time als freelancer werkzaam, maar er zijn ook veel werknemers die als freelancers naast hun baan actief zijn. Het gaat hierbij vaak om kleine inkomsten: 71% van de freelancers verdiende als freelancer minder dan € 3.000,-.
2.2
Hoeveel werkgevers zetten flexibele arbeid in... Eind 2005 telde Nederland ongeveer 325.000 bedrijven met 1 tot 100 werknemers in dienst2. Een ruime meerderheid van deze bedrijven (65%) heeft in 2005 geen flexibele arbeid ingezet in de vorm van uitzendkrachten en/of freelancers (zie Tabel 1). Ongeveer 20% van de werkgevers in het MKB heeft in 2005 uitzendkrachten ingezet, terwijl 19% gebruik heeft gemaakt van de diensten van freelan-
1
Bron: www.abu.nl.
2
Het totale MKB, gedefinieerd als alle bedrijven met minder dan 100 werknemers in dienst, telde eind 2005 ongeveer 735.000 bedrijven. 410.000 van deze bedrijven hadden echter geen werknemers in loondienst.
7
cers. Er bestaat enige overlap tussen deze groepen1, waardoor per saldo ongeveer één op de drie werkgevers in het MKB (35%) gebruik heeft gemaakt van flexibele arbeid in de vorm van uitzendkrachten en/of freelancers (zie Tabel 1). Tabel 1 Inzet van uitzendkrachten en/of freelancers bij bedrijven met 1 – 100 werknemers in loondienst
Uitzendkrachten Inzet
Uitzendkrachten
Freelancers
en/of freelancers
- in procenten van het aantal bedrijven Geen inzet
80
81
65
Inzet
20
19
35
100
100
100
Totaal Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
De keuze om al dan niet uitzendkrachten in te zetten hangt niet af van de keuze om al dan niet freelancers in te zetten2. Uitzendkrachten en freelancers worden kennelijk niet als substitueerbare of complementaire vormen van flexibele arbeid gezien.
2.3
… en hoeveel flexibele arbeid zetten ze in? R e la t ie v e o mva ng Het MKB omvat zowel werkgevers met 1 werknemer in loondienst als werkgevers met 99 werknemers in loondienst. Voor een bedrijf met 1 werknemer zal het inlenen van een uitzendkracht of freelancer een veel grotere invloed op de totale productie of dienstverlening hebben dan voor een bedrijf met 99 werknemers. Om hier rekening mee te houden, kijken we in eerste instantie naar de relatieve omvang van de inzet (het aantal uitzendkrachten of freelancers gedeeld door het aantal werknemers in loondienst). Voor meer dan 4 van de 5 werkgevers in het MKB die flexibele arbeid inzetten, is de relatieve omvang van deze inzet meer dan 20%. Dit betreft 29% van alle werkgevers in het MKB. Voor 16% van alle werkgevers in het MKB is zelfs sprake van een relatieve inzet van meer dan 50%. Dit wil zeggen dat er voor elke 2 werknemers in loondienst minstens 1 uitzendkracht en/of freelancer is ingezet (zie Tabel 2).
8
1
4% heeft uitzendkrachten én freelancers ingezet, 16% heeft enkel uitzendkrachten ingezet en 15% heeft enkel freelancers ingezet.
2
Het aandeel werkgevers dat in 2005 uitzendkrachten heeft ingezet is 20%. Dit aandeel verschilt niet significant tussen werkgevers die in 2005 freelancers hebben ingezet en werkgevers die dat niet hebben gedaan.
Tabel 2
Relatieve omvang van uitzendkrachten en/of freelancers bij bedrijven met 1 – 100 werknemers in loondienst
Uitzendkrachten Relatieve omvang van de inzet
Uitzendkrachten
Freelancers
en/of freelancers
- in procenten van het aantal bedrijven <= 5%
2
0
2
5 t/m 20%
4
2
5
21 t/m 50%
8
6
13
> 50%
7
10
16
20
19
35
Totale inzet
De relatieve omvang is berekend als de absolute omvang (het aantal uitzendkrachten of freelancers) gedeeld door het aantal werknemers in loondienst. Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
Een wezenlijk kenmerk van de relatieve omvang is dat het effect van een extra uitzendkracht of freelancer voor grotere bedrijven kleiner is dan voor kleinere bedrijven. De relatieve omvang van de inzet van 1 uitzendkracht of freelancer varieert van 1% voor bedrijven met 99 werknemers tot 100% voor bedrijven met 1 werknemer. Voor bedrijven met 1 tot 10 werknemers in dienst bedraagt de relatieve omvang van de inzet minimaal 11%1. Een relatieve omvang van maximaal 5% kan alleen voorkomen bij werkgevers met minstens 20 werknemers in dienst. De relatieve omvang van de inzet lijkt de verschillen tussen kleinere en grotere bedrijven te overcorrigeren. De verschillen tussen kleinere en grotere bedrijven worden hierdoor juist meer benadrukt in plaats van minder. In de rest van dit rapport richten we ons daarom op de absolute omvang van de inzet.
A b so l ut e omv a ng Van de werkgevers die gebruik maken van flexibele arbeid, heeft iets meer dan de helft in 2005 1 of 2 uitzendkrachten en/of freelancers ingezet. De overige werkgevers hebben 3 of meer personen ingeleend. Er is een kleine groep werkgevers die relatief veel gebruik maakt van uitzendkrachten. Zo hebben 4 van de 369 onderzochte werkgevers aangegeven dat ze 30 tot wel 70 uitzendkrachten hebben ingeleend. Bij de inzet van freelancers komen dergelijke hoge waardes niet voor (zie Tabel 3).
1
Dit is de relatieve omvang van de inzet van 1 uitzendkracht of freelancer door een bedrijf met 9 werknemers (1/9=0.11).
9
Tabel 3
Absolute omvang inzet van uitzendkrachten en/of freelancers bij bedrijven met 1 – 100 werknemers in loondienst
Uitzendkrachten Absolute omvang van de inzet
Uitzendkrachten
Freelancers
en/of freelancers
- in procenten van het aantal bedrijven 1 persoon
9
6
12
2 personen
5
6
7
3 t/m 5 personen
3
5
10
6 t/m 10 personen
1
2
3
11 of meer personen
2
0
3
20
19
35
Totale inzet Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
Werkgevers die in 2005 met uitzendkrachten werkten, leenden gemiddeld genomen 4,2 uitzendkrachten in. De inzet van freelancers valt lager uit: gemiddeld genomen1 zijn er per bedrijf 2,8 freelancers ingezet. Deze inzet is gemeten door naar het aantal ingeleende personen te kijken. Het is niet ondenkbaar dat als de inzet in uren gemeten zou worden, dan een (heel) ander beeld ontstaat; dit is echter niet onderzocht. Op basis van deze cijfers kunnen we een ruwe inschatting maken van de inzet van uitzendkrachten en freelancers door werkgevers in het MKB 2. Het blijkt dan om ongeveer 273.000 uitzendkrachten en 172.900 freelancers te gaan.
2.4
Inzet van flexibele arbeid varieert met grootte en leeftijd S a m en ha n g me t de g r oo tt e va n b e dr i jv en … Zoals verwacht kan worden, werken grotere bedrijven vaker met uitzendkrachten dan kleinere bedrijven. Als ze gebruik maken van de diensten van uitzendkrachten, lenen grotere bedrijven ook meer uitzendkrachten in dan kleinere bedrijven. Dit blijkt uit de cijfers in Tabel 4. In deze tabel is te zien dat 18% van de werkgevers met 1 tot 10 werknemers uitzendkrachten heeft ingeleend, tegenover 77% voor werkgevers met 50 t/m 99 werknemers. Ruim de helft van deze grotere bedrijven heeft in 2005 3 of meer uitzendkrachten ingeleend; onder werkgevers met minder dan 10 werknemers heeft slechts 5% zoveel uitzendkrachten ingeleend.
10
1
Gemiddeld over alle werkgevers die freelancers ingeleend hebben.
2
De formule luidt: [aantal uitzendkrachten(freelancers) per bedrijf] x [aandeel werkgevers in MKB dat gebruik maakt van uitzendkrachten(freelancers)] x [aantal werkgevers in MKB].
Tabel 4
Inzet van uitzendkrachten bij bedrijven met 1 – 100 werknemers in loondienst, naar grootteklasse bedrijven
Grootteklasse (werknemers in loondienst)
Inzet en omvang van de inzet (aantal ingezette personen)
1 t/m 9
10 t/m 49
50 t/m 99
- in procenten van het aantal bedrijven Geen inzet
82
76
23
1 persoon
9
9
10
2 personen
5
1
13
3 t/m 5 personen
1
13
23
6 t/m 10 personen
1
1
15
11 of meer personen
3
0
17
100
100
100
Inzet, van
Totaal
Door afrondingsverschillen kan het voorkomen dat kolommen niet optellen tot 100%. Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
De inzet van freelancers hangt beduidend minder sterk samen met de grootte van de werkgevers. De samenhang die er bestaat, is bovendien niet zo simpel te interpreteren. Volgens de cijfers in Tabel 5 werken bedrijven met 10 tot 50 werknemers het minst vaak met freelancers. Zowel kleinere bedrijven als grotere bedrijven maken vaker gebruik van de diensten van freelancers en zetten vaker meerdere freelancers in.
… en de le ef t i jd va n b e dr i j v en. De inzet van freelancers blijkt meer met de leeftijd van bedrijven samen te hangen dan met de grootte van bedrijven. Freelancers worden het meest ingezet door bedrijven die een paar jaar bezig zijn (tussen de 4 en 8 jaar oud). Deze bedrijven hebben in 2005 vrijwel altijd 2 of meer freelancers ingezet (zie Tabel 6). De inzet van uitzendkrachten lijkt niet samen te hangen met de leeftijd van bedrijven. We hebben hiervoor dan ook geen tabel opgenomen.
11
Tabel 5
Inzet van freelancers bij bedrijven met 1 – 100 werknemers in loondienst, naar grootteklasse bedrijven
Grootteklasse (werknemers in loondienst)
Inzet en omvang van de inzet (aantal ingezette personen)
1 t/m 9
10 t/m 49
50 t/m 99
- in procenten van het aantal bedrijven Geen inzet
80
87
74
1 persoon
5
9
1
2 personen
7
1
7
3 t/m 5 personen
5
2
11
6 t/m 10 personen
2
1
7
11 of meer personen
0
0
0
100
100
100
Inzet, van
Totaal
Door afrondingsverschillen kan het voorkomen dat kolommen niet optellen tot 100%. Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
Tabel 6
Inzet van freelancers bij bedrijven met 1 – 100 werknemers in loondienst, naar leeftijdsklasse bedrijven
Leeftijdsklasse (in jaren)
Inzet en omvang van de inzet (aantal ingezette personen)
0 t/m 3 jaar
4 t/m 7 jaar
8 jaar of ouder
- in procenten van het aantal bedrijven Geen inzet
79
59
87
12
1
6
2 personen
3
23
3
3 t/m 5 personen
6
14
2
6 t/m 10 personen
0
3
2
11 of meer personen
0
0
1
100
100
100
Inzet, van 1 persoon
Totaal
Door afrondingsverschillen kan het voorkomen dat kolommen niet optellen tot 100%. Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
12
3
De context: regelgeving en arbeidsmarkt
3.1
Regelgeving en krapte op de arbeidsmarkt beïnvloeden de balans Bedrijven zijn op zoek naar een optimale balans tussen vast (de flexibele inzet van vast personeel) en flexibel (de inzet van flexibele arbeid). De uiteindelijke keuzes die bedrijven maken over de inzet van flexibele arbeid worden mede bepaald door de context waarbinnen bedrijven opereren. Bestaande regelgeving en de situatie op de arbeidsmarkt zijn belangrijke elementen hiervan. Bedrijven die werknemers in loondienst hebben moeten zich aan veel wetten en voorschriften houden, bijvoorbeeld met betrekking tot werving, selectie en ontslag van personeel en rondom ziekte van personeel. Veel ondernemers ervaren deze regels als belemmerend. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat bedrijven eerder geneigd zijn om een deel van het werk door uitzendkrachten en freelancers uit te laten voeren. Ook de toenemende krapte op de arbeidsmarkt zou de vraag naar uitzendkrachten en freelancers kunnen stimuleren; niet omdat de voorkeur van bedrijven voor flexibele arbeid hierdoor toeneemt, maar omdat het werven van werknemers in loondienst problematischer wordt. In welke mate zijn de bestaande regelgeving en de huidige situatie op de arbeidsmarkt nu van invloed op de keuze die bedrijven maken voor de inzet van flexibele arbeid? Om hier meer inzicht in te krijgen, hebben we via een telefonische enquête enkele stellingen voorgelegd aan ondernemers uit het MKB.
3.2
Regelgeving omtrent werving en ontslag Om te beginnen hebben we twee stellingen voorgelegd over de bestaande regelgeving omtrent werving en ontslag van werknemers. De eerste stelling luidde: “Er zijn merkbare problemen in de bedrijfsvoering ontstaan doordat de bestaande regelgeving niet flexibel is in het werven en ontslaan van werknemers”. Ruim een kwart van de werkgevers uit het MKB vindt dat deze stelling voor hun bedrijf van toepassing is (zie Tabel 7). Merk op dat deze stelling twee zaken combineert: de inflexibiliteit van de bestaande regelgeving en de mate waarin deze inflexibiliteit voor problemen zorgt. Niet alle bedrijven die de bestaande regelgeving inflexibel vinden, hoeven merkbare problemen in de bedrijfsvoering te ervaren. Bedrijven kunnen dergelijke problemen (deels) voorkomen door (vaker) flexibele arbeid in te zetten in plaats van werknemers in loondienst te nemen.
13
Tabel 7
Mening over belemmeringen van bestaande regelgeving over werving en ontslag
“Er zijn merkbare problemen in de bedrijfsvoering ontstaan doordat de bestaande regelgeving niet flexibel is in het werven en ontslaan van werknemers” Sterk of helemaal van toepassing
27%
Enigszins van toepassing
10%
Niet van toepassing
62%
Totaal
100%
Door afrondingsverschillen kan het voorkomen dat kolommen niet optellen tot 100%. Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
De cijfers in Tabel 8 suggereren dat dit ook vaak gebeurt. Ongeveer de helft van de bedrijven die in 2005 flexibele arbeid hebben ingezet, zou naar eigen zeggen meer werknemers in loondienst hebben gehad als de huidige ontslagregels niet zouden bestaan. Dit wordt ten dele ondersteund door het gedrag van deze bedrijven: deze bedrijven hebben gemiddeld genomen 0,7 freelancers meer ingeleend dan de overige bedrijven1. Voor het aantal ingeleende uitzendkrachten is geen verband gevonden. Tabel 8
Mening over belemmeringen van bestaande regelgeving over ontslag, van bedrijven die in 2005 flexibele arbeid hebben ingezet
“Stel dat de huidige ontslagregels niet zouden bestaan. Zou dat van invloed zijn op het aantal werknemers dat uw bedrijf momenteel in loondienst heeft?” We zouden: meer werknemers in loondienst hebben
52%
evenveel werknemers in loondienst hebben
45%
minder werknemers in loondienst hebben
1%
Weet niet / wil niet zeggen
1%
Totaal
100%
Door afrondingsverschillen kan het voorkomen dat kolommen niet optellen tot 100%. Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
Je zou kunnen aannemen dat als de huidige ontslagregels verregaand versoepeld zouden worden, deze bedrijven gemiddeld genomen 0,7 extra werknemers in loondienst zouden nemen. Dit zou ten koste gaan van de inzet van freelancers. Dit lijkt erg weinig, maar het heeft wel betrekking op
1
14
Dit cijfer is gebaseerd op een regressievergelijking, waarbij de omvang van de inzet van freelancers wordt gerelateerd aan bedrijfskenmerken (zoals grootte, leeftijd en rechtsvorm) en de stellingname van ondernemers.
een grote groep bedrijven: 10% van de werkgevers in het MKB 1, wat neerkomt op 32.500 bedrijven.
3.3
Kosten voor werkgevers bij ziekte werknemers De bestaande regelgeving is erop gericht om bedrijven een financiële prikkel te geven om voldoende te investeren in de preventie van ziekte en ongevallen en de reïntegratie van zieke werknemers. Dit gebeurt door een belangrijk deel van het financiële risico van ziekte bij de werkgevers te leggen. De bestaande regels lijken als (ongewenst?) effect te hebben dat de balans tussen vast en flexibel in de richting van flexibele arbeid verschuift: als het financiële risico van ziekte van werknemers minder hoog zou zijn voor bedrijven, zou 12% van de werkgevers uit het MKB minder flexibele arbeid inzetten en meer werknemers in loondienst hebben (Tabel 9)2.
Tabel 9
Mening over belemmeringen van bestaande regelgeving over ziektekosten, van bedrijven die in 2005 flexibele arbeid hebben ingezet
“Stel dat het financiële risico van ziekte van werknemers nu veel minder hoog zou zijn: zou uw bedrijf dan minder gebruik maken van uitzendkrachten of freelancers, en meer mensen in loondienst hebben?” Ja
33%
Nee
62%
Weet niet / wil niet zeggen Totaal
5% 100%
Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
Ook nu geldt dat deze mening ten dele door het gedrag van deze bedrijven wordt ondersteund: bedrijven die stellen dat ze door het hoge financiële risico van ziekte van werknemers in loondienst meer gebruik maken van flexibele arbeid, lenen gemiddeld genomen 3,7 uitzendkrachten meer in dan de overige bedrijven3. Voor het aantal ingeleende freelancers is geen verband gevonden.
1
19% van de werkgevers in het MKB heeft freelancers ingezet; 52% van deze 19% zou meer werknemers in loondienst nemen als de huidige ontslagregels niet zouden bestaan.
2
35% van de werkgevers in het MKB maakte in 2005 gebruik van flexibele arbeid. 33% van deze 35% (=12% van alle werkgevers in het MKB) zou minder flexibele arbeid hebben ingezet als het financiële risico van ziekte lager zou zijn.
3
Dit cijfer is gebaseerd op een regressievergelijking, waarbij de omvang van de inzet van uitzendkrachten wordt gerelateerd aan bedrijfskenmerken (zoals grootte, leeftijd en rechtsvorm) en de stellingname van ondernemers.
15
Je zou in dit geval kunnen aannemen dat deze bedrijven, die samen ruim 6% van het MKB vertegenwoordigen1, gemiddeld genomen 3,7 extra werknemers in loondienst nemen (ten koste van de inzet van uitzendkrachten) als het financiële risico van ziekte van werknemers veel lager uit zou vallen.
3.4
Krapte op de arbeidsmarkt Naast de bestaande regelgeving is ook de ervaren krapte op de arbeidsmarkt van invloed op de balans tussen de inzet van vaste en flexibele arbeid. In het voorjaar van 2006 had ongeveer 1 op elke 3 werkgevers in het MKB merkbaar moeite om voldoende gekwalificeerd personeel te werven (Tabel 10). We hebben vervolgens onderzocht of de keuze van bedrijven om al dan niet uitzendkrachten of freelancers in te lenen afhangt van de ervaren krapte op de arbeidsmarkt, rekening houdend met de invloed van de leeftijd en grootte van bedrijven. We kunnen de resultaten als volgt samenvatten: − bedrijven kiezen vaker voor de inzet van uitzendkrachten naarmate ze groter zijn en naarmate ze meer moeite hebben om vast personeel te werven; − bedrijven kiezen vaker voor de inzet van freelancers naarmate ze jonger zijn en naarmate ze meer moeite hebben om vast personeel te werven. Tabel 10
Ervaren krapte op de arbeidsmarkt
“Ik heb moeite om voldoende gekwalificeerd personeel te werven” Sterk of helemaal van toepassing
33%
Enigszins van toepassing
21%
Niet van toepassing
46%
Totaal
100%
Bron: EIM / ACE Beloningsonderzoek 2006.
Deze resultaten bevestigen dat de krapte op de arbeidsmarkt van invloed is op de balans tussen vast en flexibel: naarmate het moeilijker is om werknemers in loondienst te werven, zullen bedrijven eerder gebruik maken van flexibele arbeid in de vorm van uitzendkrachten en freelancers. Het gevonden verband is voor beide vormen van flexibele arbeid even sterk. We hebben geen relatie gevonden tussen de krapte op de arbeidsmarkt en de absolute of relatieve omvang van de ingezette flexibele arbeid.
1
16
20% van de werkgevers in het MKB heeft uitzendkrachten ingeleend; 33% van deze 20% zou meer werknemers in loondienst nemen als het financiële risico van ziekte van werknemers minder hoog zou zijn.
4
Conclusies
Uitzendkrachten en freelancers bieden bedrijven de mogelijkheid om meer flexibel te opereren. Ondanks de toenemende dynamiek waaronder bedrijven moeten werken, maakt ongeveer een op de drie werkgevers in het MKB gebruik van flexibele arbeid in de vorm van uitzendkrachten of freelancers. In het bijzonder heeft 20% van de werkgevers in het MKB in 2005 uitzendkrachten ingezet, terwijl 19% gebruik heeft gemaakt van de diensten van freelancers. Omdat er enige overlap tussen deze groepen bestaat, hebben per saldo ongeveer één op de drie werkgevers in het MKB (35%) gebruik gemaakt van flexibele arbeid. De inzet van uitzendkrachten en freelancers moet hierbij overigens niet te snel over één kam geschoren worden. De resultaten van het onderzoek suggereren namelijk dat uitzendkrachten en freelancers om verschillende redenen worden ingezet. Dit volgt onder andere uit het feit dat de keuze van een bedrijf om al dan niet uitzendkrachten in te lenen los staat van de keuze om al dan niet freelancers in te zetten. Ook blijkt dat de inzet van uitzendkrachten deels van andere factoren afhangt dan de inzet van freelancers. Zo hangt de inzet van uitzendkrachten samen met de grootte van bedrijven en niet met de leeftijd. Voor de inzet van freelancers geldt precies het omgekeerde: deze hangt samen met de leeftijd van bedrijven, maar niet met de omvang ervan. Wel geldt dat de inzet van zowel uitzendkrachten als freelancers samenhangt met de krapte op de arbeidsmarkt.
17
BIJLAGE I Onderzoeksverantwoording
Onderdeel van onderzoek naar beloning in het MKB Dit onderzoek is onderdeel van een gezamenlijk onderzoek van EIM (www.eim.nl) en het Amsterdam Center for Entrepreneurship (www.aceuva.nl) naar beloning in het MKB. Dit onderzoek is uitgevoerd in nauwe samenwerking met Jong MKB Nederland. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in ‘Goed belonen loont!’. Een uitgebreid rapport over dit onderzoek (inclusief een uitgebreide onderzoeksverantwoording) verschijnt binnenkort. Beide rapporten kunnen gedownload worden via www.ondernemerschap.nl
Dataverzameling via telefonische enquête De data voor dit project zijn via een telefonische enquête verzameld. Voor het ontwikkelen van de vragenlijst is gebruik gemaakt van bestaande enquêtes en van bestaande expertise op het terrein van beloningsonderzoek en MKB-onderzoek. De conceptvragenlijst is vervolgens getest via een aantal testgesprekken. Dit leidde nog tot een paar wijzigingen in de vragenlijst.
Grootte en leeftijd bedrijven Twee belangrijke bedrijfskenmerken waar in dit onderzoek naar gekeken is, zijn de grootte en de leeftijd van bedrijven. Als maatstaf voor de grootte van het bedrijf is gekeken naar het aantal werknemers dat ten tijde van het interview op de loonlijst stond. Als maatstaf voor de leeftijd van bedrijven is gekeken naar de economische leeftijd. De economische leeftijd van een bedrijf geeft weer hoe lang het bedrijf economisch actief is. Eventuele wijzigingen in de juridische vormgeving van dit bedrijf (bijvoorbeeld de omzetting van een eenmanszaak naar een BV) speelt hierbij geen rol. De economische leeftijd is gemeten door aan de respondent te vragen hoe lang het bedrijf bestaat.
Veldwerk De dataverzameling is uitgevoerd door Stratus Marktonderzoek, het full service marktonderzoeksbureau van Panteia. A d r es se n Om de bedrijven te kunnen benaderen, is gebruik gemaakt van twee verschillende adressenbestanden met bedrijfsgegevens: − DMCD-data: deze bestanden bevatten gegevens over naam, adres en locatie van alle bedrijven en ondernemers die in Nederland bij een Kamer van Koophandel geregistreerd staan. − Het ledenbestand van Jong MKB Nederland: omdat het enige tijd kan duren voordat nieuwe bedrijven daadwerkelijk bij de KvK geregistreerd staan, kunnen met name erg jonge bedrijven (niet ouder dan 3 jaar) ondervertegenwoordigd zijn in het DMCD-databestand. Om toch voldoende
19
jonge bedrijven te kunnen benaderen, is ook gebruik gemaakt van het ledenbestand van Jong MKB Nederland. In principe zijn alleen bedrijven die nog geen 8 jaar economisch actief zijn bij deze organisatie aangesloten. S t ra ti f ica t ie e n we g in g De te onderzoeken populatie bestaat uit bedrijven uit alle sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven (met uitzondering van de sectoren landbouw, bosbouw, visserij en nutsbedrijven), met minstens 1 en maximaal 99 werknemers op de loonlijst. Om voldoende spreiding te krijgen qua leeftijd en grootte van bedrijven, is de steekproef gestratificeerd naar juridische leeftijd en bedrijfsgrootte. (Omdat de economische leeftijd niet geregistreerd wordt, kan het niet als stratificatievariabele worden gebruikt. Daarom vind stratificatie – en dus ook de weging achteraf – op basis van de juridische leeftijd plaats). R e sp on s De uiteindelijke respons bedroeg 369 gecompleteerde interviews. De verdeling van deze respons naar juridische leeftijd en grootteklasse staat in Tabel 11. Tabel 11
Netto respons, naar bedrijfsgrootte en juridische leeftijd
Juridische leeftijd (in jaren)*
Bedrijfsgrootte 0 t/m 3
4 t/m 7
8 en ouder
Totaal
2-9
66
51
40
157
10-49
49
44
25
118
50-100
36
30
28
94
151
125
93
369
(in werkzame personen)
Totaal *
Voor de bedrijven die via het adressenbestand van Jong MKB Nederland zijn benaderd is de juridische leeftijd niet bekend. Deze bedrijven zijn geclassificeerd op basis van hun economische leeftijd.
Analyses De tabellen die in deze minirapportage worden gepresenteerd, geven een representatief beeld van de huidige situatie in het Nederlandse MKB (exclusief bedrijven zonder werknemers). De onderliggende steekproef is weliswaar disproportioneel gestratificeerd, maar hiervoor is gecorrigeerd door wegingsfactoren te gebruiken bij het bepalen van deze tabellen. Daarnaast bevat deze minirapportage de resultaten van enkele verklarende multivariate analyses. Voor het onderzoeken van het al dan niet gebruiken van uitzendkrachten en/of freelancers zijn logistische regressies geschat, met het al dan niet gebruiken van uitzendkrachten en/of freelancers als endogene variabelen. Als exogene variabelen zijn onder andere de (log van de) economische leeftijd en de (log van de) bedrijfsgrootte opgenomen. An-
20
dere exogene variabelen in deze vergelijkingen zijn de antwoorden op diverse stellingen en controlevariabelen m.b.t. de juridische structuur van bedrijven en het aantal eigenaars. Ook zijn multivariate analyses uitgevoerd m.b.t. de omvang van de inzet van uitzendkrachten en/of freelancers. Hiervoor zijn OLS-regressieverge lijkingen geschat. Deze vergelijkingen zijn enkel geschat voor bedrijven die daadwerkelijk uitzendkrachten en/of freelancers hebben ingehuurd. Als verklarende variabelen in deze vergelijking zijn zowel de absolute omvang (het aantal ingehuurde personen) als de relatieve omvang (de absolute omvang gedeeld door het aantal werknemers in loondienst) van de inzet van uitzendkrachten en/of freelancers genomen.
21
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-enondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200701
8-1-2007
Entrepreneurship in the Netherlands; High growth enterprises; Running fast but still keeping control
A200613
8-1-2007
A200612
januari 2007
Geef richting, geen regels!
A200611
22-9-2006
Ondernemen in de Sectoren
A200610
18-9-2006
Met ervaring aan de start
A200609
20-7-2006
Global Entrepreneurship Monitor 2005 Nederland
A200608
18-9-2006
Pensioen voor ondernemers
A200607
24-7-2006
MKB regionaal bekeken
A200606
19-7-2006
MKB in regionaal perspectief 2006
A200605
29-6-2006
De externe adviseur bij bedrijfsoverdrachten in
Bedrijfsgroei in Nederland
het MKB A200604
19-6-2006
Kleinschalig Ondernemen 2006
A200603
17-5-2006
Internationale Benchmark 2005
A200602
12-4-2006
Bedrijfsopleidingen geen weggegooid geld
A200601
20-3-2006
Een blik op MKB en Ondernemerschap in 2015
A200516
14-2-2006
Small Business Governance
A200515
16-1-2006
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid;
A200514
9-1-2006
A200513
14-12-2005
A200512
31-1-2006
Periode 1987-2005 Kritisch kopen in het MKB Financiering van bedrijfsinvesteringen problematisch, of niet? Entrepreneurship in the Netherlands, Business transfer A200511
8-11-2005
Internationale Benchmark Ondernemerschap 2004
A200510
3-11-2005
Transsectorale innovatie door diffusie van techno-
A200509
6-10-2005
Creatieve bedrijvigheid in Nederland
A200508
20-9-2005
Ondernemen in de Sectoren
A200507
1-9-2005
Meer MKB-bedrijven in openbare aanbestedingen?
A200506
19-7-2005
Het Nederlandse MKB en de uitbreiding van de EU
A200505
6-10-2005
Entrepreneurship in the Netherlands; SMEs and
A200504
27-6-2005
Kleinschalig Ondernemen 2005
A200503
15-6-2005
Aandacht voor ondernemerschap in het HAVO- en
logie
International co-operation
VWO-onderwijs A200502
17-5-2005
Nieuw ondernemerschap in herstel: Global Entre-
A200501
26-4-2005
Spin-offs van grote bedrijven in Nederland
A200417
11-4-2005
Voorbeeldig ondernemen bij bedrijfsoverdracht in
A200416
12-4-2005
MKB-locaties
A200415
29-3-2005
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
preneurship Monitor 2004
het MKB
23
A200414
24-3-2005
Internationalisering in het Nederlandse MKB
A200413
21-3-2005
MKB in een periode van deflatie; risico's en stra-
A200412
9-3-2005
A200411
17-2-2005
De bron van vernieuwing
A200410
25-4-2005
Oudere versus jongere starters
A200409
5-1-2005
A200408
18-11-2004
Succesvol op weg op de elektronische snelweg!!
A200407
14-3-2005
Toetredingsbarrières in de praktijk: Veranderin-
tegieën Ondernemen in de zorg
De kracht van de organisatie
gen in de hoogte van toetredingsbarrières in het notariaat en de makelaardij A200406
12-10-2004
Ga direct naar een standaard reïntegratietraject, ga niet langs start
A200405
14-9-2004
Ondernemen in de Sectoren
A200404
11-8-2004
Innovatief ondernemerschap en de rol van de
A200403
11-8-2004
brancheorganisaties: Een exploratieve toets Starten in de recessie
A200402
5-7-2004
A200401
22-6-2004
Kleinschalig Ondernemen 2004 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003
A200318
15-6-2004
Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het midden- en kleinbedrijf
A200317
28-5-2004
Wordt de spoeling dun?
A200316
22-4-2004
Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial
A200315
10-3-2004
Rechtsvormkeuze in het MKB
A200314
12-3-2004
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode
A200313
18-2-2004
Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik
A200312
12-2-2004
Ondernemen in het Ambacht 2004
A200311
10-2-2004
Ondernemen in de Industrie 2004
A200310
5-2-2004
Ondernemen in de Diensten 2004
A200309
22-1-2004
Activities (GEM)
1987-2002
Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002
A200308
24
20-1-2004
Ondernemen in de Detailhandel 2004