Organisatieplan en Functieboek RUD GRONINGEN
Deel I: Organisatieplan Februari 2013
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding
5
Deel I 2. Algemene uitgangspunten 2.1. Takenpakket 2.2. Rechtspositionele aspecten 2.3. Functiegebouw en inschaling 2.4. Financiële onderbouwing
7
3. Functiehuis RUD Groningen 3.1. Functiebeschrijving in de RUD 3.2. Het functiehuis 3.3. De generieke functies in het functiehuis
9
4. De organisatie 4.1. Organisatiefilosofie 4.2. Formatieomvang 4.3. Managementfilosofie 4.4. Span of control 4.5. Managementstructuur 4.6. Cultuur
15
Deel II in apart document 5. Het functieboek 5.1. Inleiding 5.2. De hoofdstructuur van de RUD 5.3. Het management 5.4. Afdeling Vergunningverlening 5.5. Afdeling Toezicht en handhaven 5.6. Afdeling Advies 5.7. Afdeling Ondersteuning
Pm 6. Was Wordt Bijlagen: Bijlage A-!: Basistakenpakket cf packagedeal Bijlage A-II: Taken en verantwoordelijkheden BRZO-RUD
22 25
Bijlage B: Sociaal Statuut Regionale Uitvoeringsdienst Groningen
26
Bijlage C: Vergelijking salarislijnen cao provincies en cao gemeenten
40
Bijlage D: Beschrijving overdracht taken primair proces RUD Groningen
42
Bijlage E: Functiehuis RUD Groningen
56
3
4
1.
Inleiding
De provincie Groningen en de 23 Groningse gemeenten richten gezamenlijk de Regionale Uitvoeringsdienst Groningen (RUD Groningen) op. In het Functieboek RUD Groningen worden de uitgangspunten van de organisatie zoals deze beschreven zijn in het Bedrijfsplan uitgewerkt. Daarnaast wordt het functiehuis en de bijbehorende functies gepresenteerd. Het functieboek wordt ter advisering voorgelegd aan de BOR i.o. RUD Groningen. Na instemming wordt het functieboek gebruikt voor de plaatsingsprocedure.
Leeswijzer Dit Organisatie- en Functieboek is in twee onderdelen opgezet. Deel I is te beschouwen als het Organisatiedeel, waarin in hoofdstuk 2 een aantal algemene uitgangspunten wordt beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het functiehuis gepresenteerd en uiteengezet hoe dit tot stand is gekomen. In hoofdstuk 4 wordt een aantal organisatiekundige uitgangspunt uitgelegd. Deel II is het functieboek. Hierin is per organisatorisch onderdeel benoemd welke taken uitgevoerd worden en welke functie daar voor nodig zijn. Hier worden de generieke functies gekoppeld met de taakbladen die bij aanvang van de RUD nodig zijn om het principe ‘Mens volgt taak’ te kunnen faciliteren. Hoofdstuk 6 is gereserveerd voor de functiestransities van Was Wordt. Dit hoofdstuk wordt ingevuld nadat de plaatsingscommissie zijn werk heeft gedaan.
5
Deel I Het organisatieplan
6
2.
Algemene uitgangspunten
2.1 Takenpakket Het takenpakket van de RUD bestaat uit de volgende onderdelen: Basistakenpakket: de taken die voldoen aan de criteria die in de package deal zijn aangegeven (zie bijlage A-) inclusief casemanagement. 2. Milieutakenpakket: naast basistaken ook alle overige uitvoerende milieutaken: toetsing, vergunnen, beschikken, melden en ontheffen (regulering), toezicht en handhaving, milieutechnische advisering, bodemsanering, afhandelen van inrichtinggebonden milieugerelateerde klachten en bezwaar en beroep. 3. Wabo-takenpakket: naast basis- en milieutaken ook de uitvoerende taken (toetsing, vergunnen, beschikken, melden en ontheffen (regulering), toezicht en handhaving, advisering, afhandelen van klachten en bezwaar en beroep) ten aanzien van bouwen, RO, gebruik- en Wabo-gerelateerde APV-aspecten (reclame, in-/uitrit, kappen en sloop) inclusief casemanagement 4. BRZO-RUD taken: De taken die voortvloeien uit - de verantwoordelijkheid voor de adequate uitvoering Vergunningverlening, Toezicht en Handhavingtaken voor de complexe chemiebedrijven (BRZO/IPPC4-inrichtingen) volgens de vigerende Europese en landelijke regels (bijlage A-II). - bijdragen aan het maken van landelijke afspraken over uniforme risicoanalyses, het stellen van regels, toezichtarrangementen op die regels en handhavingstrategieën - de verantwoordelijkheid voor het leveren van adequate informatie en communicatie, en de bijdragen aan de landelijke veiligheidsanalyse “Staat van de Veiligheid” 1.
2.2 Rechtspositionele aspecten De rechten van de medewerkers worden geregeld in het Sociaal Statuut (Bijlage B). Dit Sociaal Statuut bevat ook de procedure voor de overgang en de plaatsing. Uitgangspunten hierin zijn: - CAR UWO (CAO gemeenten) is van toepassing - Mens volgt taak - Indien een persoon 70% of meer van zijn aanstelling besteedt aan taken die overgedragen worden aan de RUD, gaat deze persoon over naar de RUD. De rechtspositieregeling is gebaseerd op de bestaande regeling van de gemeente Oldambt.
2.3 Functiegebouw en inschaling De functies in de RUD worden beschreven met behulp van het generieke functiewaarderingssysteem HR21. In hoofdstuk 3 wordt dit toegelicht. De omgevingsrecht wet- en regelgeving voor bedrijven ondergaat ingrijpende wijzigingen. In het VTH-werkveld betekent dit onder andere dat werkzaamheden onder een andere vlag uitgevoerd kunnen worden. Bijvoorbeeld:
categorieën bedrijven die over gaan naar het Activiteitenbesluit. Tot nu toe vergunningplichtige bedrijven gaan over naar de algemene regels, waardoor de
7
werkzaamheden verschuiven van vergunningenprocedures naar het beoordelen en afdoen van meldingen; door de verschuiving van vergunningverlening naar meldingen komt er mee werk te liggen bij toezicht en handhaving.
Daarnaast geldt dat de economische situatie invloed uit kan oefenen op de hoeveelheid werk. Het aantal bouwvergunningen is de afgelopen jaren behoorlijk afgenomen. Als de economische situatie positief verandert, heeft dat een tegengesteld effect. In de opzet van het functieboek wordt rekening gehouden met de verschuiving van werkzaamheden. Door het gebruik van de generieke functiebeschrijvingen is er ruimte om flexibel om te gaan met de inzet op resultaatgebieden. De taakbladen geven aan wat verstaan wordt onder een resultaatgebied en wat daar voor kennis en ervaring voor nodig is. Medewerkers die voor complexe werkgebieden geëquipeerd zijn, kunnen ook –als de werkvoorraad dat vraagt – voor eenvoudige werkgebieden ingezet worden. Voor alle taken geldt dat de inzet van mensen afhankelijk is van de hoeveelheid werk die er ligt. Bij aanvang van de RUD wordt begonnen met de formatie die door de deelnemers in de huidige situatie wordt ingezet. Voor de functies geldt dat vooralsnog wordt gewerkt met een indicatieve waardering. Zoals in het Sociaal Statuut is opgenomen vindt definitieve waardering plaats binnen een jaar na start van de RUD. De standaard conversietabel van HR21 wordt gebruikt voor de inschaling. De salarislijnen volgend uit de rechtspositie van de provincie en de gemeenten zijn niet gelijk aan elkaar. In Bijlage C is een vergelijking van deze twee salarislijnen opgenomen. Voor de RUD geldt het salarisgebouw uit de CAO gemeenten.
2.4 Financiële onderbouwing De financiële onderbouwing van dit functieboek is terug te vinden in de begroting die is opgenomen in het bedrijfsplan RUD Groningen. De personele kosten in deze begroting is afgestemd op de formatieomvang die gemoeid gaat met de overdracht van de taken door de deelnemers aan de RUD.
8
3
Functiehuis RUD
3.1 Functiebeschrijving in de RUD De functies in de RUD worden beschreven in een generiek functiewaarderingssysteem: HR21. Het functiehuis gebaseerd op HR21 is voor de RUD-organisatie herkenbaar en op maat gemaakt, is ontwikkel- en toekomstgericht voor medewerkers en organisatie, kan mogelijke groei van de organisatie aan en ondersteunt de sturing op resultaatgericht werken. Om de herkenbaarheid van de functies de vergroten en de transitie van medewerkers van hun oorspronkelijke organisatie naar de RUD te faciliteren, worden inhoudelijke taakbladen gebruikt. De taakbladen van het primaire proces van de RUD (taken op het gebied van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving in het werkgebied van het omgevingsrecht) zijn afgeleid van de kwaliteitscriteria 2.1 (hierna kwaliteitscriteria genoemd). De kwaliteitscriteria zijn afspraken tussen VNG, IPO en het Rijk over proces, inhoud en kritieke massa in het VTH-werkgebied. In Bijlage D : Beschrijving overdracht taken primair proces RUD Groningen is het gebruik van de taakbladen uitgewerkt en hoeveel formatie bij aanvang van de RUD per taak zal worden ingezet. Hierbij is gebruik gemaakt van de formatiecijfers van voorjaar 2012. Na definitieve besluitvorming bij de deelnemers (februari 2013) worden deze cijfers – waar nodig – aangepast en in het Organisatieplan en Functieboek verwerkt..
3.2 Het functiehuis Voor de uitvoering van de taken in de RUD zijn de volgende rollen nodig: - vergunningverlener - toezichthouder - technisch adviseur - juridisch adviseur - casemanager - accountmanagement - informatie en kwaliteit - functioneel applicatiebeheer - administratieve ondersteuning - algemeen secretariaat - directeur - afdelingsmanager - teamleider Deze rollen zullen op verschillende niveaus worden uitgevoerd. In de taakbladen wordt beschreven hoe de afzonderlijke resultaatgebieden uitgevoerd moeten worden. De vertaling van deze inhoudelijke beschrijving naar de generieke functiebeschrijvingen levert – naast indeling in rollen – het niveau van de functie.
9
Uit de algemene functiematrix van HR21 zijn de voor de RUD relevante functies gedestilleerd:
Management Strategisch 1
Strategisch III
Tac sch
Beleid Projecten
Adviseur
Uitvoering
Realisa e Handhaving
Systemen
Ondersteuning
Schaal
Adm. & secretarieel 16
Directeur 1
15 14 Manager II
13
Tac sch leidinggevende 2
12
Projectleider 3
Adviseur 3
11
Projectleider 4
Adviseur 4
Mdw. Beleidsuitv. 1
Adviseur 5
Mdw. Beleidsuitv. 2
Mdw. Handhaving 1 Medewerker systemen II
Mdw. Beleidsuitv. 3
Mdw. Handhaving 2
Mw adm.&secr. Onderst. 1
8
Mdw. Beleidsuitv. 4
Mdw. Handhaving 3
Mw adm.&secr. Onderst. 2
7
Mdw. Handhaving 4
Mw adm.&secr. Onderst. 3
6
10
9
HR21 is ontwikkeld voor gemeenten. De provinciale functies zijn op basis van een analyse (gericht op met name zwaarte en complexiteit) ingepast in HR21. Een aantal functies, nodig voor zeer complexe situaties, is ingedeeld in de kolom Projecten om recht te kunnen doen aan de zwaarte van deze functies.
In het onderstaande schema worden de rollen in hetzelfde functiehuis weergegeven, met daarin de namen zoals deze in de RUD worden gebruikt. Aan deze functienamen zijn de inhoudelijke taakbladen gekoppeld bij de verschillende functie(niveau)s. De inhoudelijke taakbladen zijn cursief weergegeven
10
Functiehuis RUD Groningen Management Strategisch 1
Strategisch III
Tac sch
Beleid Projecten
Adviseur
Uitvoering
Handhaving
Realisa e
Ondersteuning
Systemen
Adm. & secretarieel
Scha al
16 Directeur
15
14 Afdelingsmanager
13
Teamleider
12
Casemanager A •T&H •Complex +
Toezichthouder A • Milieu BRZO Vergunningverlener A Casemanager B •Complex
Toezichthouder B
•Milieu III agrarisch •Milieu III afval •Milieu III proces •Ketentoezicht •Bodemsanering
Adviseur A
11
•Juridisch VV/T&H complex + •Externe veiligheid •Luchtkwaliteit
Adviseur B
Vergunningverlener B
Adviseur C
Vergunningverlener C
•Juridisch VV/T&H complex •Brandveiligheid complex •Construc eve veiligheid •Externe veiligheid •Geluid complex •Luchtkwaliteit •Accountmanager •Informa ebeheer en kwaliteit •Juridisch VV/T&H eenvoudig •Afvalwater •Bodem en bouwstoffen •Cultuurhistorie •Stedenbouw •Sloop en asbest •Geluid eenvoudig
10
•Milieu I, II en III algemeen •Milieu III agrarisch •Milieu III Afval •Milieu III Proces
•Milieu II •Bouw complex •Sloop complex •RO complex
Toezichthouder C
•Milieu I,II en III algemeen •Bouw complex
Func oneel applica ebeheerder
9
Casemanager C •Eenvoudig
Vergunningverlener D
Toezichthouder D
Administra eve Ondersteuner A
8
Vergunningverlener E
Toezichthouder E
Administra eve Ondersteuner B
7
Toezichthouder F
Algemeen secretariaat
6
•Bouw eenvoudig •Milieu I •APV/Bijzondere we en complex
•APV/Bijzondere we en eenvoudig
•Milieu I & II •Bouw eenvoudig •BOA domein II
•Bouw vergunningvrij, incl toets •(BOA domein I) •Bodem •APVBijzondere we en complex •APVBijzondere we en eenvoudig
In bijlage E is het functiehuis in groter formaat te vinden.
11
•Administra eve ondersteuning •Secretariaat
•Administra eve ondersteuning •Secretariaat
•Secretariaat
3.3. De generieke functies in het functiehuis In dit overzicht de benodigde generieke functies, gekoppeld aan taken en formatie inzet bij start. Functie Vergunning verlenen Vergunningverlener A Vergunningverlener B
Vergunningverlener C
Vergunningverlener D
Vergunningverlener E
Toezicht en Handhaven Toezichthouder A Toezichthouder B
Toezichthouder C Toezichthouder D
Toezichthouder E
Toezichthouder F
Functioneel applicatiebeheerder
Taakgebied
Taakbladen
Schaal
Milieu III + (zeer complexe situaties) Milieu III Milieu III Agrarisch Milieu III Afval Milieu III Proces Milieu II Milieu II Bouw complex Milieu II Sloop complex Milieu II RO complex Milieu I Bouw eenvoudig APV/Bijzondere wetten complex APV/Bijzondere wetten eenvoudig
3c, 3g
11
3c, 3g 3e 3f 3d 3b, 3g 2b, 3g 2f, 2d, 3g 3a 2a 45
10
45
7
Milieu III Lat RB
5f
11
Milieu III agrarisch Milieu III afval Milieu III proces Bouwen complex + Bodemsanering Ketentoezicht Milieu I, II & III algemeen Bouw & RO complex Milieu I & II Bouwen & RO eenvoudig BOA domein II Bouw vergunningvrij (incl toets) Bodem APV en bijzondere wetten complex APV en bijzondere wetten eenvoudig
5d 5e 5c inhuur 6b 11 a t/m c 5b 4b 5a 4a 12 ..X..
10
Functioneel applicatiebeheer
44
12
9
8
9 8
7
6a 46 46
6
Functie
Taakgebied
Taakbladen
Schaal
Juridisch advies vergunningverlening complex + (voor zeer complexe situaties) Juridisch advies handhaving complex + (voor zeer complexe situaties)
8 activiteiten 1 t/m 4 10a t/m 10 d
11
Externe veiligheid Luchtkwaliteit Juridisch advies vergunningverlening complex
20a t/m 20d 23 8 activiteiten 1 t/m 4 10a t/m 10 d
Juridisch advies handhaving complex Brandveiligheid complex Constructieve veiligheid Externe veiligheid Geluid complex Luchtkwaliteit Accountmanager Informatiebeheer en Kwaliteit Juridisch advies vergunningverlening eenvoudig Juridisch advies handhaving eenvoudig Afvalwater Bodem, bouwstoffen en water
9 activiteiten 1 t/m 7 10 d 14a en 14b 15 20a t/m 20d 21b en 21d 23 42 43 8, 10a en 10 b
Cultuurhistorie Stedenbouw Sloop en Asbest Geluid eenvoudig
26a en 26b 24d en 24e 17 21a en 21 c
Technisch en juridisch advies Adviseur A
Adviseur B
Adviseur C
9 activiteiten 1 t/m 7 10 d
10
9
9 activiteiten 1 en 2 18 19
De taken Accountmanager en Informatiebeheer en Kwaliteit zijn nieuwe taken die nog niet bij de deelnemers worden uitgevoerd.
13
Functie Casemanagement Casemanager A
Taakgebied
Taakbladen
Schaal
Casemanagen Vergunningen Complex
1b
11
Casemanagen Toezicht & Handhaven Casemanagen Vergunningen Complex
1c 1b
10
Casemanagen Vergunningen Eenvoudig
1a
9
40
8
41
8
Administratieve ondersteuning Secretariaat
40
7
41
7
Algemeen secretariaat
Secretariaat
41
6
Management Directeur
Directeur
50
16
Afdelingshoofd
Afdelingshoofd
51
14
Teamleider
Teamleider
52
12
Casemanager B
Casemanager C
Administratieve ondersteuning Administratief Administratieve ondersteuner A ondersteuning Secretariaat Administratief ondersteuner B
Overige ondersteunende taken De overige ondersteunende taken worden niet als functies opgenomen in het functiehuis RUD omdat deze taken worden betrokken bij de deelnemers.
14
4
De Organisatie
4.1 Organisatiefilosofie In het bedrijfsplan wordt in de missie en visie kernachtig samengevat wat voor organisatie de RUD wil zijn:
De RUD voert VTH-taken uit op het gebied van de fysieke leefomgeving, in opdracht van de gemeenten en de provincie. De RUD doet dit op professioneel en kwalitatief hoogwaardig niveau. Als BRZO-RUD stuurt en coördineert zij de BRZO-taken in Noord-Nederland. De RUD Groningen wil de uitvoeringsorganisatie voor de VTH-taken zijn voor haar deelnemers (gemeenten en provincie), met het oog op een leefbaar, veilig, gezond en groen Groningen. Een uitvoeringsorganisatie die dankzij kennisbundeling en samenwerking op een flexibele, efficiënte en professionele wijze de afgesproken resultaten levert met bijbehorende kwaliteit. Een RUD die bovendien een aantrekkelijke werkgever is, een inspirerende opdrachtnemer en betrouwbare samenwerkingspartner. De RUD vormt daarmee het antwoord op een aantal problemen zoals die door de minister van VROM zijn geconstateerd in de uitvoering en regulering van het omgevingsrecht (zie ook paragraaf 2.1.) De visie van de RUD verwoordt de ambitie van de organisatie: “Wat willen wij zijn?”. De RUD werkt samen met de deelnemers en haar omgeving - op een efficiënte en effectieve manier - aan kwaliteit. Zij levert hoge kwaliteit van dienstverlening aan gemeenten en provincie waarbij ruimte is voor maatwerk. De RUD wordt ingericht als een innovatieve en toekomstgerichte organisatie en is mede daardoor een aantrekkelijke werkgever. De RUD is een organisatie waar zowel burgers, bedrijven, deelnemers en andere overheden veel vertrouwen in hebben: als de RUD wordt ingeschakeld dan is het goed en krijg je kwaliteit. De RUD staat daarbij voor samen werken aan kwaliteit. Wat de RUD en haar medewerkers drijft, is een betere omgeving: leefbaarder, veiliger, gezonder en groener. Je herkent de RUD aan de volgende kernwaarden: betrouwbaar; open (lerende) en dienstverlenende houding; bestuurlijk sensitief; betrokken (empathisch); op samenwerking gericht; deskundig (vakmanschap). En uiteraard ook aan onze Groningse nuchterheid! Kortom: wie zegt RUD Groningen, zegt: op tijd de juiste kwaliteit zonder poespas.
15
De RUD Groningen wordt ingericht als een innovatieve en toekomstgerichte organisatie. Dit is in de praktijk als volgt te karakteriseren: gericht op flexibele, effectieve en efficiënte dienstverlening; sturen op resultaat met meer verantwoordelijkheid en zelfstandigheid voor de medewerker; tijd- en plaatsonafhankelijk werken door het gebruiken van moderne (digitale) hulpmiddelen. Kansen op synergie op het terrein van integraal werken en de ontwikkeling van medewerkers dienen benut te worden. De samenwerking moet leiden tot versterking van kennis, de meest efficiënte procesvoering, optimaal benutten van capaciteit, betere garanties op continuïteit en meer oplossend vermogen. De RUD krijgt een procesgerichte structuur, dus bundeling naar taken. Er is bewust niet voor gekozen om de organisatie in te richten naar opdrachtgever of (sub) regio. Dat leidt tot verlies aan efficiency, continuïteit en geeft hogere kosten. De RUD heeft de intrinsieke ambitie om een regionale autoriteit te zijn, bekend en gerespecteerd in de regio en daarbuiten. Het moet een dienst zijn waar de medewerkers trots op zijn, waar ze graag bij willen horen. De status van de RUD als regionaal werkende samenwerkingspartner, moet gebaseerd zijn op professionaliteit en kwaliteit enerzijds en het oplossend vermogen anderzijds. Het is van belang dat juist de opdrachtgevers hun dienst promoten een positie en status geven en gunnen. Eigen ambitie en gegunde positie bij elkaar te brengen is een majeure uitdaging. Dat vraagt behoedzaam en bescheiden opereren. Het is zaak om in de uitvoering vooral kwalitatief hoogstaand werk te leveren en steeds strategische beleidskeuzes te laten aan de opdrachtgevers. De RUD wordt ingericht als een uitvoeringsorganisatie. Beleidsontwikkeling vindt bij de opdrachtgevers plaats, waarbij deze gevoed wordt door de vereiste input vanuit de uitvoeringsorganisatie. De optimale samenwerking tussen de RUD en de opdrachtgever is voorwaarde voor de kwaliteit van het gehele werkproces. De Big-8 wordt gebruikt als inhoudelijk planning- en control instrument door de deelnemers en de RUD. Bij de opbouw van organisatie en functies is bovenstaande gebruikt als fundament. 4.2 Formatieomvang Voor de formatieve omvang van de functies is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: - de deelnemers dragen taken over met daaraan gekoppeld de eigen formatieve inzet daarbij. Dit levert volgens het bedrijfsplan (juli 2012) een totale primaire formatie op van 151 fte. Deze cijfers worden in de loop van 2013 aangepast op de definitieve besluitvorming van de deelnemers; - ten aanzien van de overheadfuncties is bepaald dat een deel door een flexibele schil wordt ingevuld (inhuur dan wel tijdelijke contracten). Dit om de directeur maximale speelruimte te geven en bij efficiencyverbeteringen ook daadwerkelijk de organisatie te kunnen verkleinen. De totale personele overhead bedraagt 18,5% (34,4 fte) van de totale formatie (juli 2012). 4.3 Managementfilosofie De afdelingsmanagers in de RUD zijn integraal verantwoordelijk voor de inhoudelijke taak van zijn of haar afdeling, budgetbeheer en de personele zorg (hiërarchisch en functioneel). Zij sturen er op dat de medewerkers voldoende, tijdig en kwalitatief goede producten en
16
prestaties leveren. Specifiek wordt gestuurd op bedrijfsvoering, financiën en personeel. De afdelingsmanagers zijn lid van het MT. 4.4 Span of control In het bedrijfsplan is een indicatief organogram opgenomen dat uitgaat van twee hiërarchische lagen: directeur en afdelingsmanagers. De keuze voor vier procesgerelateerde afdelingen leidt tot een te grote span of control per manager. De gewenste span of control is 20 a 25 fte. Met name de afdelingen Vergunningverlenen en Toezicht & Handhaven krijgen een zodanig omvang dat een hulpstructuur gewenst is. Op grond hiervan is in de organisatie de functie teamleider gedefinieerd. Personeelszorg is een kerntaak van de teamleiders. Teamleiders worden daar ingezet waar de gewenste span of control voor de afdelingsmanager niet gehaald wordt. Afdelingsmanagers sturen in deze situaties wel zelf een groep medewerkers aan. Per afdeling is gekozen voor een optimale structuur. Dat betekent dat de structuur niet voor elke afdeling hetzelfde is.
4.5 Managementstructuur -
De organisatie heeft een Management Team dat bestaat uit de directeur (vooralsnog kwartiermaker) en de vier afdelingshoofden.
-
De organisatie heeft drie managementlagen: directie, afdelingshoofden en teamleiders.
-
De directeur is ambtelijk eindverantwoordelijk voor het functioneren en de prestaties van de organisatie.
-
Afdelingshoofden zijn strategisch/tactisch leidinggevenden (op het vakterrein van hun afdeling). Zij zijn integraal verantwoordelijk voor hun afdeling (bedrijfsvoering, financiën en personeel).
-
Teamleiders vormen het laagste hiërarchische niveau. Zij zijn belast met de tactisch/operationele aansturing en hebben de verantwoordelijkheid voor hun team (verantwoordelijk voor kwaliteit, personeelszorg, productiviteit). De teamleiders voeren de hrm-cyclus uit; de verantwoordelijkheid voor de beoordeling ligt bij het afdelingshoofd.
Dit levert de volgende structuur op:
17
4.6 Cultuur De RUD staat voor een uitdagende toekomst waarin werkwijzen, aanpak, doelen en omgeving anders zullen zijn dan de bestaande omgeving van waaruit de medewerkers nu werken. Voor medewerkers zullen verschillen zichtbaar zijn op inhoud van het werk, de omvang van de organisatie en de omgangsvormen met de gemeenten en de provincie. De kwartiermaker en vervolgens de directeur heeft de opdracht om daadwerkelijk handen en voeten te geven aan het samenbrengen van verschillende culturen en het werken aan één RUD-cultuur, met daarin de per afdeling noodzakelijke nuances. Daarbij richt de aandacht zich op gedrag en motivatie van elke medewerker van de organisatie. Centraal staat de uitdaging om de cultuur van de toekomst vorm te geven en niet het overbruggen van bestaande cultuurverschillen onderling. Het gehele proces zal met betrokkenheid van de BOR respectievelijk de toekomstige OR vorm gegeven worden.
18
Deel II: Het Functieboek
In apart document.
19
6
Was Wordt
PM: de was/wordt lijst is één van de producten die de plaatsingscommissie oplevert
6.1
Vergelijking fomatiegegevens
6.2
Vergelijking huidige functies met nieuwe functies
20
Bijlagen: Bijlage A-!: Basistakenpakket cf packagedeal Bijlage A-II: Taken en verantwoordelijkheden BRZO-RUD Bijlage B: Sociaal Statuut Regionale Uitvoeringsdienst Groningen Bijlage C: Vergelijking salarislijnen cao provincies en cao gemeenten Bijlage D: Beschrijving overdracht taken primair proces RUD Groningen Bijlage E: Het functiehuis RUD Groningen
21
Bijlage A-I Basistakenpakket conform package deal
Het basistakenpakket is het uitgangspunt voor het takenpakket RUD (versie 2.3) Het basistakenpakket voor Regionale uitvoeringsdiensten is uitgangspunt voor het takenpakket dat door de RUD wordt uitgevoerd ten behoeve van alle deelnemende gemeenten en de provincie. De eerste versie van het basistakenpakket dateert van 16 juni 2009. Inhoudelijke wijzigingen zijn daarna aangebracht op 1 april 2010 en 24 juni 2010. Op 25 mei 2011 is de tekst redactioneel aangepast in verband met wijzigingen van de Wabo en het Activiteitenbesluit (versie 2.3). De ervaringen met de toepassing van dit basistakenpakket kunnen na verloop van tijd leiden tot nieuwe aanpassingen. Het basistakenpakket
1. De voorbereiding van de omgevingsvergunningverlening voor activiteiten waarvoor GS op 19 juni 2009 bevoegd waren 1[1] om milieuvergunningen te verlenen op grond van de Wet milieubeheer en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (betreft omgevingsvergunningen in hun geheel). 2.
De voorbereiding van de omgevingsvergunningverlening door GS voor de verwezenlijking van een project van provinciaal belang, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder ten derde, van de Wabo, van het bestemmingsplan wordt afgeweken (betreft omgevingsvergunningen in hun geheel).
3.
a. De voorbereiding van de omgevingsvergunningverlening voor het oprichten en in werking hebben van inrichtingen die onder het bevoegd gezag van B&W vallen of in de toekomst komen te vallen. Het betreft hier alleen het milieudeel van deze omgevingsvergunningen. In een aantal gevallen geldt, tot de regionale uitvoeringsdiensten zijn gerealiseerd, het vereiste van een verklaring van geen bedenkingen (VVGB) van GS.
3.
b. De voorbereiding van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). Het gaat hier om activiteiten die voorheen omgevingsvergunningplichtig waren op grond van art. 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, maar nu (sinds de tweede tranche van de tweede fase van het Activiteitenbesluit) onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit vallen. Hierbij geldt echter dat er nog wel een beperkte voorafgaande individuele toets moet plaatsvinden, de omgevingsvergunning beperkte milieutoets. Een en ander is geregeld op basis van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo en de artikelen 2.2a en 3.3a van het BOR. Het betreft inrichtingen in de categorieën windturbines, RWZI’s, autodemontage, metaalrecycling, opslag banden en combibedrijven.
4.
Het milieutoezicht op de volgende omgevingsvergunningplichtige activiteiten: sloopwerkzaamheden in opdracht van bedrijven of instellingen, het oprichten en in werking hebben van een omgevingsvergunningplichtige inrichting waarvoor B&W of GS2[2] het bevoegd gezag zijn.
1[1]
16 juni 2009 is de datum van de geconsolideerde versie van de package deal.
2[2]
Indien GS het bevoegd gezag zijn gaat het niet alleen om het milieutoezicht maar om het toezicht op de gehele omgevingsvergunning.
22
activiteiten waarvoor krachtens provinciale verordening een vergunning is vereist, activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning vereist is op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub b, Wabo3[3]. activiteiten met stoffen, preparaten en GGO’s die onder een amvb op grond van titel 9.2 Wet milieubeheer vallen of producten en toestellen die onder de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, titel 9.4 Wet milieubeheer of titel 10.3 Wet milieubeheer vallen en die worden uitgevoerd door de houder van een omgevingsvergunning. 5.
Het milieutoezicht op niet-omgevingsvergunningplichtige inrichtingen dan wel inrichtingen die OBM-plichtig zijn en die vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit of onder het Besluit landbouw4[4], het Besluit glastuinbouw5[5]of het Vuurwerkbesluit inrichtingen en die deel uitmaken van een hierna genoemde branche of een hierna genoemde activiteit uitvoeren:
glastuinbouw en open teelt veehouderijen6[6] met uitzondering van melkrundveehouderijen champignonkwekerijen loonwerkers metaal- en elektrotechnische industrie afvalsector (opslag en be- en verwerking, inclusief autodemontage) industriële vervaardiging van voedingsmiddelen groothandel in voedingsmiddelen koel- en vrieshuizen veilingen van landbouw-, tuinbouw- en visserijproducten textielindustrie7[7] kunststofindustrie (verwerking thermoplasten)8[8] schietbanen9[9] ijsbanen en skihellingen betonmortelindustrie en betonproductenindustrie, waaronder de vervaardiging van cement,
gips en kalk10[10]
3[3]
Het betreft activiteiten waarvoor voorheen een aanlegvergunning op grond van de Wro vereist was.
4[4]
Dit besluit gaat per 1-1-2012 op in het Activiteitenbesluit
5[5]
Dit besluit gaat per 1-1-2012 op in het Activiteitenbesluit
6[6]
Indien de vergunningplicht komt te vervallen in de derde of een volgende tranche van de Tweede
fase van de modernisering van de algemene regels, zie o.a. TK 29 383, nr. 133 7[7]
Zie noot 6
8[8]
Zie noot 6
9[9]
Zie noot 6
10[10] Zie noot 6
23
windturbines11[11] warmtekracht- installaties12[12] vervaardigen papier en kartonwaren crematoria grafische industrie textielreinigingsbedrijven timmerfabrieken waar coaten plaats vindt chemische behandeling van natuursteen opslag vuurwerk rioolwaterzuiveringsinstallaties13[13] bodemsaneringen laboratoria bunkerstations14[14] foto-ontwikkelcentrales havensector (niet-academische) ziekenhuizen.
6.
Het milieutoezicht bij de opsporing en winning van natuurlijke hulpbronnen voor zover het die activiteiten betreft.
7.
Het milieutoezicht bij het tot stand brengen en beheren van werken en infrastructurele voorzieningen door bedrijven of instellingen voor zover het die activiteiten betreft.
8.
Het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder het Besluit bodemkwaliteit voor zover het die activiteiten betreft.
9.
Het milieutoezicht bij bodemsanering, sanering van bedrijfsterreinen en lozing van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering voor zover het die activiteiten betreft.
10. Het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten15[15]met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, asbest, vuurwerk, bouwstoffen, grond, baggerspecie, meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal, explosieven voor civiel gebruik of andere gevaarlijk stoffen, voor zover het die activiteiten betreft. Het gaat hierbij om het ketengerichte milieutoezicht. Uitzondering Indien een onder punt 4 t/m 10 bedoelde activiteit plaatsvindt in of met een Defensieinrichting waarvoor de minister van I&M het bevoegd gezag betreffende de omgevingsvergunning is, of in of met een mijnbouwinrichting of mijnbouwwerk waarvoor de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie het bevoegd gezag betreffende de omgevingsvergunning is, vinden toezicht en handhaving plaats door de betrokken Rijksinspectie.
24
Bijlage A-II Per 1 januari 2013 Per 1 juli 2013 / RUD’s operationeel Verantwoordelijk voor de adequate uitvoering Vergunningverlening, Toezicht en Handhavingtaken voor de complexe chemiebedrijven (BRZO/IPPC4-inrichtingen) volgens de vigerende Europese en landelijke regels. Dat mondt uit in de volgende taken. Uitvoering BRZO-toezicht volgens het Uitvoering BRZO-toezicht en VTH Wabo, met Bestuurlijk ToezichtProgramma van de uitzondering van de gemeentelijke BRIKSnoordelijke gemeenten en provincies, taken. Het toezicht wordt uitgevoerd via een als uitwerking van de samenwerkingsgezamenlijk inspectieprogramma van de overeenkomst BRZO Noord-Nederland noordelijke gemeenten en provincies in samenspraak met de ketenpartners, en passend binnen het landelijke inspectieprogramma Gecoördineerde deelname aan De directeur BRZO-RUD krijgt het wettelijke landelijke projecten met landelijke mandaat tot strafrechtelijke handhaving op ketenpartners, zoals onder meer afstand van het bestuur. afgestemd toezicht, systeemtoezicht, tankopslag (PGS29) Bijdrage aan het maken van landelijke afspraken over uniforme risicoanalyses, het stellen van regels, toezichtarrangementen op die regels en handhavingstrategieën Bijdrage aan de ontwikkeling van een Faciliteren van bevoegde gezagen bij het uniforme risicoanalyse en vaststellen van de uniforme risicoanalyse en handhavingstrategie handhavingstrategie Bijdrage leveren aan bestuurlijke en Bijdrage leveren aan bestuurlijke en operationele afstemming via het operationele afstemming via het bestuurlijk bestuurlijk platform en platform en directeurenoverleg directeurenoverleg Opstellen handhavingarrangementen Opstellen handhavingarrangementen met met Openbaar Ministerie over Openbaar Ministerie over informatieinformatie-uitwisseling, gezamenlijke uitwisseling, gezamenlijke onderzoeken en onderzoeken en handhavingtrajecten handhavingtrajecten Maken van landelijke afspraken over Maken van landelijke afspraken over één loket één loket voor grote bedrijven e/o voor grote bedrijven e/o branches (één van de branches, alsmede het verbeteren van zes BRZO-RUD's), alsmede het verbeteren van de condities waaronder bedrijven de condities waaronder bedrijven presteren en presteren en het verminderen van de het verminderen van de regeldruk regeldruk Verantwoordelijk voor het leveren van adequate informatie en communicatie, bijdrage leveren aan de landelijke veiligheidsanalyse “Staat van de Veiligheid” Fungeren als intermediair tussen Te allen tijde kunnen leveren van adequate Bevoegde Gezagen en landelijke informatie over aan inrichtingen gestelde regels partijen inzake informatie over aan en de naleving daarvan via goede ICTinrichtingen gestelde regels en de voorzieningen en informatiestandaarden vanuit naleving daarvan. een centraal punt, middels onder meer: Bijdrage leveren aan het vormgeven gebruik van RUD-ICT standaarden van goede ICT-voorzieningen en voor alle informatie-uitwisseling voor de informatiestandaarden. VTH-Wabo. Deze standaarden zijn vastgelegd in het normenkader RUDi;
zaakgericht werken;
gebruik gemeenschappelijk zaaktypecatalogus.
Het verrichten van data-analyses ten behoeve van risico-analyses en handhavingstrategieën.
25
Bron
IPO, mei 2012
IPO, mei 2012
IPO, mei 2012
IPO, mei 2012
BO, jun 012
IPO, mei 2012
IPO, mei 2012 BO, jun 2012
IPO, mei 2012
Bijlage B: Sociaal Statuut Regionale Uitvoeringsdienst Groningen
SOCIAAL STATUUT REGIONALE UITVOERINGSDIENST GRONINGEN
ONDERHANDELINGSAKKOORD
Groningen 6 december 2012 26
Inleiding In de Provincie Groningen wordt door gemeenten en provincie gewerkt aan de oprichting van een regionale Uitvoeringsdienst (RUD). De overgang van gemeentelijke en provinciale taken naar de uitvoeringsdienst heeft gevolgen voor de medewerkers die vanuit de opdrachtgevende organisaties worden overgedragen en voor de achterblijvende medewerkers van de deelnemende organisaties. Tussen werkgevers en toegelaten werknemersorganisaties van de deelnemende partijen is een Sociaal Statuut overeengekomen, bedoeld om de zorgvuldige overgang van de betrokken medewerkers naar de uitvoeringsdienst te borgen en te garanderen. De afspraken zijn bindend voor de betrokken werkgevers en werknemersorganisaties. Naast dit Sociaal Statuut Regionale Uitvoeringsdienst Groningen zijn, ten aanzien van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van de bij de overgang betrokken medewerkers, de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de bestaande Sociale Statuten van de opdrachtgevende organisaties. Op grond van deze statuten zijn de opdrachtgevende organisaties verantwoordelijk voor het uitvoeren van een individuele pakketvergelijking. Eventuele nadelige effecten ten opzichte van de bestaande rechtspositie en arbeidsvoorwaarden worden door de opdrachtgevende organisaties opgelost, voor zover hierin niet wordt voorzien in dit Sociaal Statuut Regionale Uitvoeringsdienst Groningen. Regels hieromtrent worden vooraf, in overeenstemming met de lokale commissies voor Georganiseerd Overleg, vastgelegd in een lokaal Sociaal Plan.
Hoofdstuk 1
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Algemeen
1:1 uitvoezijn. 1:2 gele-
Dit sociaal statuut regelt onder andere de plaatsingsprocedure van medewerkers die bij de ringsdienst worden geplaatst alsmede de rechtspositionele gevolgen die hieraan verbonden Daar waar in dit sociaal statuut "medewerker" staat, kan tevens de vrouwelijke vorm worden zen.
Artikel 2
Definities
Uitvoeringsdienst: Werkgever: Medewerker:
Kandidaat: Salaris: Salarisperspectief:
Bezoldiging:
Toelage:
Functie: Ongewijzigde functie:
de regionale uitvoeringsdienst Groningen. de organisatie als bedoeld in artikel 3:2 degene die als ambtenaar of op arbeidsovereenkomst hetzij voor onbepaalde tijd, hetzij voor bepaalde tijd met uitzicht op een dienstverband voor onbepaalde tijd in dienst zijn van de werkgever en door de werkgever worden overgedragen aan de uitvoeringsdienst. Degene die voldoet aan de definitie "medewerker" en een hiërarchisch leidinggevende functie vervult bij de werkgever. Het bedrag van de schaal hetwelk aan de ambtenaar is toegekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag. De opeenvolgende salarisperspectieven tot en met het hoogste bedrag van de schaal waarin de medewerker op het moment van de overgang is ingepast, alsmede de perspectieven behorende bij een eventueel bestaande uitlooprang, danwel uitloopperiodieken. Het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de medewerker toegekende emolumenten en toelagen, niet zijnde onkostenvergoedingen. Het bedrag waarmee het salaris wordt vermeerderd op grond van individueel schriftelijk overeengekomen afspraken of de toepasselijke rechtspositieregeling. Het samenstel van werkzaamheden dat de medewerker is opgedragen. Een functie die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de functie die de medewerker voor de overgang naar de uitvoeringsdienst vervulde.
27
Passende functie:
Geschikte functie: Plaatsingscommissie: Selectiecommissie: Regeling arbeidsvoorwaarden:
Bezwarencommissie:
Functieboek
Een functie die de medewerker in verband met zijn kennis en ervaring, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten in redelijkheid kan worden opgedragen of een functie waarvoor de medewerker door middel van om- en bijscholing in de regel binnen een jaar de benodigde geschiktheid en bekwaamheid kan verwerven. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook hoger of lager zijn dan de oude functie. Een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die de medewerker bereid is te vervullen. De commissie als bedoeld in artikel 19. De commissie als bedoeld in artikel 15. Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling-Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO), dan wel de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincie (CAP). De bezwarencommissie RUD ingesteld wegens de vorming van de uitvoeringsdienst, die zijn grondslag vindt in een een daartoe separaat vast te stellen regeling. Het overzicht van de, binnen de uitvoeringsdienst, voorkomende functies en hun beschrijving en (indicatieve) waardering.
Hoofdstuk II
Algemene bepalingen
Artikel 3
Uitgangspunten
3:1 3:2
3:3 3:4
3:5
Dit sociaal statuut vindt zijn basis in de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) voor de sector gemeenten. Dit sociaal statuut is van toepassing op de medewerkers die de dag voordat de regionale uitvoeringsdienst Groningen in bedrijf wordt gesteld, in dienst zijn van: a. de provincie Groningen b. de gemeenten in de provincie Groningen c. de door de gemeenten ingestelde organisaties waarvan de taken overgaan naar de Uitvoeringsdienst. De werkgevers genoemd in artikel 3:2 koppelen, op basis van het principe "mens-volgt-taak", de medewerkers aan de taken die naar de uitvoeringsdienst overgaan. Medewerkers met een functie-inhoud die voor minimaal 70% bestaat uit taken die overgaan naar de uitvoeringsdienst, vallen onder het begrip "mens-volgt-taak" en worden overgedragen aan de uitvoeringsdienst. Medewerkers met een functie-inhoud beneden het, in het vorige lid genoemde percentage, worden na het plaatsingsproces via een belangstellingsregistratie in de gelegenheid gesteld te reflecteren op een bestaande vacature bij de uitvoeringsdienst.
Artikel 4 4:1 4:2 4:3
Werkgelegenheidsgarantie
Ten gevolge van de vorming van de uitvoeringsdienst vinden er bij de uitvoeringsdienst geen gedwongen ontslagen plaats. Een reorganisatie bij de werkgever voortvloeiende uit de vorming van de uitvoeringsdienst, valt onder de bepalingen van het vigerende sociaal statuut van de werkgever. Een reorganisatie van de uitvoeringsdienst binnen een periode van drie jaar na implementatie van de dienst, zal niet leiden tot reorganisatieontslag van de medewerker.
Hoofdstuk III
Bepalingen inzake de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie
Artikel 5
Rechtspositie
5:1
De uitvoeringsdienst hanteert, voor zover daarvan niet bij separaat besluit wordt afgeweken, de rechtspositie van de gemeente Oldambt.
28
Artikel 6 6:1
6:2
Aan de medewerker die naar de uitvoeringsdienst overgaat, wordt met toepassing van de voor hem geldende rechtspositieregelingen, door de werkgever ontslag verleend, onder gelijktijdige aanstelling door de uitvoeringsdienst. De medewerker krijgt bij de uitvoeringsdienst een in aard, duur en omvang gelijk dienstverband als het dienstverband bij zijn werkgever op de dag van ontslag.
Artikel 7 7:1
7:2
7:3
7:4
7:5
7:6
8:2
10:2
Diensttijd
De bij de werkgever en diens rechtsvoorgangers als ABP-diensttijd aangemerkte jaren worden geacht ABP-diensttijd bij de uitvoeringsdienst te zijn geweest en tellen derhalve mee voor de toepassing van de rechtspositieregelingen van de uitvoeringsdienst waarin deze diensttijd van belang is.
Artikel 10 10:1
Periodiekdatum
Bij het vaststellen van de periodiekdatum wordt aangesloten bij de rechtspositie zoals die van toepassing is binnen de uitvoeringsdienst, in casu 1 januari. Een wijziging van de periodiekdatum bij indiensttreding mag voor de medewerker geen nadelig effect hebben.
Artikel 9 9:1
Salaris- en inkomensgarantie
De medewerker die wordt geplaatst in een functie bij de uitvoeringsdienst waaraan een gelijk of lager salaris is gekoppeld dan de functie waaruit hij vertrekt, behoudt het recht op het salaris en het salarisperspectief zoals die voor hem golden in de oude functie. Indien er sprake is van een lager inkomen bij de uitvoeringsdienst, wordt het verschil hem gegarandeerd in de vorm van een garantietoelage. De garantietoelage wordt aangemerkt als salaris en kan, behoudens het bepaalde in lid 7:6, niet worden ingetrokken. Voor de toepassing van dit artikel worden tot het inkomen bij de werkgever, onderscheiden de uitvoeringsdienst gerekend: a. het salaris; b. structurele toelagen die tot de bezoldiging worden gerekend; c. de vakantie-uitkering; d. de structurele eindejaarsuitkering; e. de werkgeversbijdrage in de levensloopregeling. De garantietoelage wordt eenmalig vastgesteld op het moment van indiensttreding bij de uitvoeringsdienst. De garantietoelage volgt de algemene salarisontwikkeling van de CAR/UWO. Indien bij het vaststellen van de garantietoelage blijkt dat de medewerker in het jaar voorafgaand aan de oprichting van de uitvoeringsdienst een substantiële salarisstijging of toelage heeft ontvangen, vindt de berekening van het inkomen en de garantietoelage als volgt plaats: Indien het inkomen van de medewerker in het jaar voorafgaand aan de overgang naar de uitvoeringsdienst bij de werkgever hoger is dan het inkomen op jaarbasis bij de uitvoeringsdienst, dan wordt het verschil gegarandeerd in de vorm van een garantietoelage. De garantietoelage wordt aan gemerkt als salaris en kan, behoudens het bepaalde in lid 7:6, niet worden ingetrokken. Als de medewerker een hoger inkomen gaat ontvangen bij de uitvoeringsdienst, leidt dit tot een even zo grote verlaging van de garantietoelage.
Artikel 8 8:1
Ontslag en indienstneming
Functionele toelagen
Voor de medewerker die wordt geplaatst in de uitvoeringsdienst, vervallen de functiegebonden toelagen, voor zover deze niet aan de nieuwe functie zijn verbonden. In het sociaal plan van de werkgever worden afspraken vastgelegd over een eventuele compensatie.
29
Artikel 11 11:1
11:2
De medewerker die wordt geplaatst in de uitvoeringsdienst, behoudt de studiefaciliteiten die hem op grond van de bepalingen in de CAR en de CAP zijn toegekend, indien hij de studie voortzet. De medewerker die wordt geplaatst in de uitvoeringsdienst en die besluit te stoppen met zijn studie, wordt ontheven van de terugbetalingsverplichtingen die voortvloeien uit hoofdstuk 17 van de CAR.
Artikel 12 12:1
12:2 12:3
12:4
12:5
13:2
Extra reiskosten woon-werkverkeer
De medewerker die als gevolg van plaatsing binnen de uitvoeringsdienst en daarmee het verplaatsen van zijn werkplek, extra woon/werk-kilometers moet maken, heeft gedurende een periode van vier jaar na plaatsing, recht op een vergoeding van de extra te rijden kilometers. De hoogte van de vergoeding bedraagt €0.28 per kilometer, waarvan €0,19 onbelast en €0,09 belast wordt uitbetaald. Het recht op vergoeding als bedoeld in lid 1 wordt door de uitvoeringsdienst ineens bij indiensttreding aan de medewerker uitbetaald. Bij beëindiging van het dienstverband binnen een periode van vier jaar vindt een verrekening plaats, voor zover deze beëindiging een gevolg is van aan de medewerker te wijten feiten of omstandigheden. Voor de medewerker, als bedoeld in lid 1, geldt voorts dat, indien hij binnen genoemde periode van vier jaar, verhuist naar een woning binnen zijn werkgebied, op hem van toepassing is de verplaatsingskostenvergoeding als bepaald in hoofdstuk 18 van de CAR-UWO. De ontvangen vergoeding als bedoeld in lid 3 wordt, naar rato, op de verplaatsingskostenvergoeding in mindering gebracht. Indien de medewerker geen gebruik wenst te maken van de eenmalige uitbetaling als bedoeld in lid 3, kan betaling ook plaatsvinden via een maandelijks door de werknemer in te dienen reiskostendeclaratie op basis van de feitelijk gereden extra woon/werk-kilometers.
Artikel 13 13:1
Studiefaciliteiten
Verlof
Medewerkers nemen het saldo aan vakantieverlof, waarover zij beschikken op het moment van ontslag mee naar de uitvoeringsdienst, voor zover dit saldo niet is uitbetaald op grond van de rechtspositie van de werkgever. Bestaande verlofafspraken zoals die schriftelijk bij de werkgever zijn vastgelegd, worden door de uitvoeringsdienst gestand gedaan.
Hoofdstuk IV Bepalingen inzake de plaatsing Artikel 14 14:1 14:2 14:3
14:4
14:5
Uitgangspunten bij plaatsing
Uitgangspunt bij de toepassing van dit hoofdstuk is het "mens-volgt-taak"principe. Bepalend bij dit uitgangspunt vormt de functie zoals die bij de werkgever werd uitgeoefend. Elke medewerker heeft in beginsel gelijke kansen bij plaatsing in de uitvoeringsdienst met inachtneming van de overige bepalingen in dit hoofdstuk. Verschillen in opleidingsniveau van medewerkers als gevolg van een verschil in waardering van dezelfde werkzaamheden mogen, overeenkomstig het bepaalde in het volgende lid, niet leiden tot een verschil in uitgangspositie bij plaatsing. Onverminderd het bepaalde in artikel 25 houdt het dagelijks bestuur van de uitvoeringsdienst, bij het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 22, in volgorde van belangrijkheid, rekening met de volgende gegevens: a. de geschiktheid van de medewerker voor een functie, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens en eventuele geschiktheidtesten; b. de voorkeur van de medewerker voor bepaalde functies. De medewerker is verplicht om mee te werken aan gesprekken en tests die nodig zijn voor het verzamelen van gegevens als genoemd in het vorige lid onder a. De kosten van eventuele tests zijn voor rekening van de uitvoeringsdienst.
30
Artikel 15
Plaatsing afdelingsmanagers en teamleiders
15:1a Voor de functies van afdelingsmanager en teamleider kunnen kandidaten schriftelijk en gemotiveerd reflecteren. 15:1b Voor de functies van teamleider kunnen naast kandidaten ook medewerkers reflecteren met aantoonbare ervaring in een vergelijkbare functie. 15:2 Er is een selectiecommissie bestaande uit de kwartiermaker/directeur (voorzitter), een vertegenwoordiger namens het dagelijks bestuur en de voorzitter van de plaatsingscommissie. 15:3 Er is een adviescommissie bestaande uit drie leden voorgedragen door de BOR. 15:4 Omtrent de geschiktheid van kandidaten voor de functies van afdelingsmanager en teamleider wordt de uitvoeringsdienst geadviseerd door de selectiecommissie, gehoord de adviescommissie. 15:5 Het dagelijks bestuur van de uitvoeringsdienst neemt, op basis van een advies van de selectiecommissie alsmede de uitkomst van een te houden assessment, een besluit tot plaatsing van de kandidaten. 15:6 Kandidaten die niet in een functie van afdelingsmanager of teamleider worden geplaatst vallen, volgend op het besluit van het dagelijks bestuur als bedoeld in het vorige lid, onder de bepalingen met betrekking tot de plaatsing van overige functies als bedoeld in artikel 16 en volgende. Artikel 16
Plaatsing overige functies
16
De artikelen 17 tot en met 23 zijn van toepassing op de plaatsing van medewerkers op de overige functies Artikel 17 Voorkeursvolgorde bij plaatsing 17
Het dagelijks bestuur van de uitvoeringsdienst hanteert, bij het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 22, ten aanzien van de medewerker, de volgende voorkeursvolgorde: 1. De medewerker wordt geplaatst in een ongewijzigde functie. 2. De medewerker wordt geplaatst in een passende functie die voorkomt in het functieboek van de Uitvoeringsdienst; 3. De medewerker wordt geplaatst in een geschikte functie die voorkomt in het functieboek van de Uitvoeringsdienst; 4. Voor de medewerker voor wie geen ongewijzigde, passende of geschikte functie beschikbaar is wordt, in overleg tussen de werkgever, de uitvoeringsdienst en de medewerker, onverminderd het bepaalde in artikel 4, gezocht naar een passende oplossing.
Artikel 18 18:1
18:2
Belangstellingsregistratie
Alle medewerkers, ontvangen een formulier waarop zij hun belangstelling voor een functie uit het functieboek kenbaar kunnen maken. Tevens kan een tweede en een derde voorkeur worden aangegeven. De medewerker stuurt de informatie binnen tien dagen aan de contactpersoon zoals aangegeven op het formulier. Indien de medewerker niet binnen de gestelde termijn een voorkeur heeft uitgesproken, zal de plaatsingscommissie op basis van eigen bevindingen over de plaatsing van de medewerker adviseren.
31
Artikel 19 19:1
19:2 19:3 19:4 19:5 19:6
Er is een plaatsingscommissie bestaande uit twee vertegenwoordigers namens het dagelijks bestuur van de uitvoeringsdienst, waaronder de kwartiermaker/directeur en twee vertegenwoordiger namens de vakorganisaties. De vertegenwoordigers genoemd in lid 1 wijzen gezamenlijk een onafhankelijke voorzitter aan. Het dagelijks bestuur van de uitvoeringsdienst wijst een secretaris aan voor de plaatsingscommissie. Deze is geen lid van de commissie en heeft geen stemrecht. De plaatsingscommissie heeft tot taak de benodigde gegevens te verzamelen en het dagelijks bestuur te adviseren over de te nemen plaatsingsbesluiten. De werkgever is, behoudens wettelijke beperkingen, verplicht aan de plaatsingscommissie de gevraagde gegevens te verstrekken. De vergaderingen van de plaatsingscommissie zijn besloten.
Artikel 20 20:1 20:2
20:3 20:4 20:5
21:2
21:3
20:3 20:4
20:5 20:6
Hoorbepaling
De plaatsingscommissie heeft de plicht de medewerker te horen indien deze daarom verzoekt. Indien meerdere medewerkers een eerste voorkeur hebben aangegeven voor dezelfde functie en zij niet allemaal kunnen worden geplaatst, worden zij in ieder geval gehoord door de plaatsingscommissie. De medewerker kan zich laten bijstaan door een raadsman. De plaatsingscommissie heeft het recht: a. de betrokken medewerker te horen; b. informanten te horen; c. alle voor de plaatsing van belang zijnde stukken in te zien. Indien de plaatsingscommissie van de rechten genoemd onder b. en c. gebruik maakt, wordt de medewerker hieromtrent geïnformeerd. Van het horen van de medewerker wordt schriftelijk verslag opgemaakt en aan de medewerker ter informatie ter hand gesteld.
Artikel 22 20:1 20:2
Werkwijze bij plaatsing
De secretaris van de plaatsingscommissie draagt er zorg voor dat alle formulieren als bedoeld in artikel 18 voor de leden van de plaatsingscommissie beschikbaar zijn. De plaatsingscommissie ontvangt van het dagelijks bestuur een overzicht van de oude en nieuwe functies, waaruit blijkt voor welke functies het principe "mens-volgt-taak" van toepassing is. De plaatsingscommissie vergelijkt de gegevens van de huidige functies met de functietyperingen van de functies in het functieboek. Voor plaatsing geldt de voorkeursvolgorde als bedoeld in artikel 17. Bij plaatsing wordt rekening gehouden met de uitgangspunten als bedoeld in artikel 14.
Artikel 21 21:1
Plaatsingscommissie
Plaatsingsbesluiten
De plaatsingscommissie stelt een concept-plaatsingsadvies op. Dit concept-plaatsingsadvies wordt schriftelijk aan de medewerker bekend gemaakt. De medewerker heeft één week de tijd zijn eventuele bedenkingen schriftelijk aan de plaatsingscommissie kenbaar te maken. De plaatsingscommissie weegt gemotiveerd af of de ingediende bedenkingen leiden tot een wijziging in het concept-plaatsingsadvies en doet hiervan mededeling aan de medewerker. De plaatsingscommissie brengt het plaatsingsadvies uit aan het dagelijks bestuur. De bedenkingen van de medewerker en de overwegingen van de plaatsingscommissie worden met het advies meegezonden. Het plaatsingsadvies is schriftelijk en gemotiveerd. Er wordt gestreefd naar overeenstemming over het advies. Een eventueel minderheidsstandpunt wordt desgewenst expliciet vermeld. Het dagelijks bestuur neemt op basis van het plaatsingsadvies een besluit tot plaatsing van de medewerker. De medewerker wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk één maand voor de implementatiedatum schriftelijk op de hoogte gesteld van dit besluit. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de medewerker zijn ingediend.
32
20:7
Wanneer het een besluit betreft dat afwijkt van het advies van de plaatsingscommissie, dan wordt dit gemotiveerd. De medewerker, voor wie in de plaatsingsprocedure geen passende of geschikte functie is gevonden, wordt door het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk van dit besluit in kennis gesteld. Daarbij worden afspraken gemaakt als bedoeld in artikel 17.
Artikel 23 23:1
23:2
Verplichting medewerker
De medewerker is verplicht, onverminderd het recht op bezwaar en beroep, een ongewijzigde of passende functie die hem met inachtneming van de plaatsingsprocedure is toegewezen, uit te oefenen. Een aangeboden functie kan niet worden geweigerd op de enkele grond dat deze functie: a. het functiebestanddeel leidinggeven mist; b. bij een andere dan de werkgever wordt uitgeoefend; c. moet worden uitgeoefend op een andere werkplek en de reistijd woon/werk toeneemt met niet meer dan een half uur en niet meer bedraagt dan 1,5 uur. Toelichting artikel 23:2 Overgang naar een RUD kan gevolgen hebben voor de reistijd woon/werk. Toename van de reistijd woon/werk betekent niet zomaar dat een functie bij de RUD daardoor niet passend is. Aan de hand van drie voorbeelden zal worden aangegeven wat deze norm concreet betekent: a. de reistijd (enkele reis) neemt toe van 15 naar 50 minuten; b. de reistijd (enkele reis) neemt toe van 80 naar 100 minuten; c. de reistijd (enkele reis) neemt toe van 60 naar 95 minuten. Alleen situatie c is als zodanig een geldige reden om een aangeboden (verder passende) functie te weigeren. Alleen daar is namelijk de reistijd (enkele reis) zowel meer dan 1,5 uur als meer dan een half uur langer dan voorheen.
23:3
Wanneer de medewerker na herhaald en zorgvuldig overleg weigerachtig is ten aanzien van de uitoefening van een gelijke of passende functie gaat het dagelijks bestuur over tot ontslag.
Hoofdstuk V
Slotbepalingen
Artikel 24
Bezwaar en Beroep
24.1 24:2
Een besluit jegens de medewerker als bedoeld in dit sociaal statuut is een voor beroep vatbare beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Een bezwaarschrift van de medewerker wordt door het bevoegde orgaan voor advies voorgelegd aan de bezwarencommissie regionale uitvoeringsdienst Groningen c.q. de bezwarencommissie van de werkgever
Artikel 25 25:1
25:2
Hardheidsclausule
In gevallen waarin toepassing van het sociaal statuut leidt tot een onbillijke situatie voor de medewerker, kan het dagelijks bestuur van het plan afwijken in een voor de medewerker gunstige zin. In gevallen waarin dit sociaal statuut niet voorziet wordt een oplossing gerealiseerd in overleg met de Bijzondere commissie voor Georganiseerd Overleg regionale uitvoeringsdienst Groningen, dan wel de commissie voor Georganiseerd Overleg van de uitvoeringsdienst.
33
Artikel 26 26:1
26:2 26:3
Slotbepalingen
Dit sociaal statuut treedt in werking met ingang van de implementatiedatum en heeft een geldingsduur van vijf jaar, dan wel een geldingsduur tot het moment dat de uitvoeringsdienst een nieuw sociaal statuut heeft vastgesteld, voor zover dit moment valt binnen de periode van vijf jaar. Verlenging van de looptijd van het sociaal statuut is mogelijk, nadat hierover tussen werkgevers en werknemersorganisaties overeenstemming is bereikt. Deze regeling kan worden aangehaald als: Sociaal Statuut Regionale Uitvoeringsdienst Groningen 2012.
Namens de werkgever
Namens de vakbonden
Gedeputeerde M. Boumans, voorzitter stuurgroep RUD
Mevr. A. de Jonge, Erik Gerritsen, bestuurder CNV Publieke Zaak bestuurder AbvaKabo FNV namens deze: Gert Everts
Datum:
34
35
SOCIAAL STATUUT REGIONALE UITVOERINGSDIENST GRONINGEN
TOELICHTING
36
Algemeen Gemeenten, provincies en Rijk zijn overeengekomen de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving van VROM-regels in het hele land te verbeteren. De afspraken zijn in juni 2009 vastgelegd in een "package deal" van IPO, VNG en VROM. Hierin staat onder andere dat provincies en gemeenten gezamenlijk regionale uitvoeringsdiensten (ver te noemen: RUD) zullen instellen, die minimaal een landelijk afgesproken basispakket aan gemeentelijke en provinciale taken gaan uitvoeren. De taakuitvoering zal aan bepaalde kwaliteitseisen moeten voldoen. In de provincie Groningen komt 1 RUD. Rond de 180 medewerkers, vanuit 23 gemeenten en de provincie Groningen zullen met hun taken overgaan naar de RUD. Het is van groot belang de personele- en rechtspositionele gevolgen van de overgang goed en tijdig te regelen. In onderhavig sociaal statuut heeft de Stuurgroep RUD, namens de provinciale en gemeentelijke werkgevers, hierover met de Bijzondere commissie voor Georganiseerd Overleg een aantal afspraken gemaakt. In het sociaal statuut worden afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheden die de verschillende partijen in deze operatie hebben. a. de werkgever (provincie en gemeente) moet zijn medewerkers duidelijkheid geven wie op grond van het principe 'mens volgt taak' naar de RUD overgaan. Ook is de werkgever degene die ontslag verleent en daarbij zorgt dat dit ontslag plaatsvindt in samenhang met een gelijktijdige aanstelling bij de RUD (in een naar aard, duur en omvang, gelijk dienstverband). Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk voor het uivoeren van een individuele pakketvergelijking en het oplossen van eventuele nadelige rechtspositionele consequenties, die ontstaan als gevolg van de nieuwe rechtspositie bij de RUD. b. de uitvoeringsdienst (RUD Groningen) is verantwoordelijk voor de plaatsing van de medewerkers op één van de functies zoals die voorkomen in het functieboek van de RUD. De RUD is daarbij gebonden aan het onderhavige sociaal statuut. Ook is de uitvoeringsdienst verantwoordelijk voor de aanstelling, gelijktijdig met het ontslag bij de werkgever. c. de medewerker is verantwoordelijk voor zijn overgang naar de RUD. Hij moet met zijn taken overgaan naar de RUD en daar een ongewijzigde, passende of geschikte functie aanvaarden, danwel mee te werken aan een passende oplossing voor zover plaatsing in eerdergenoemde functies niet mogelijk is.
Artikelgewijs Artikel 2 Medewerker: Salarisperspectief:
Het sociaal statuut richt zich op medewerkers met (uitzicht op) een vast dienstverband voor onbepaalde tijd. Naast werkgevers die het drie-rangstelsel hanteren zijn er ook werkgevers die gebruik maken van uitloopperiodieken.
Artikel 3 Vanaf de overgang naar de RUD geldt voor iedere medewerker direct de rechtspositie van de RUD. Dit behoudens de overgangsvoorzieningen bij en krachtens het sociaal statuut. De RUD regelt niet zelf de eigen rechtspositie, maar volgt de rechtspositie van de sector gemeenten en in het verlengde daarvan de rechtspositie van de gemeente Oldambt (art. 5). Het sociaal statuut beperkt zich tot medewerkers die naar de RUD overgaan. Het regelt dus inhoudelijk niets voor hen die bij de provincie of gemeente blijven, maar toch gevolgen ondervinden van de RUD-vorming. Voor hen gelden de sociale statuten en sociale plannen van de provincie c.q. de gemeente ( art. 4:2). Lokaal kunnen hierin nadere voorzieningen worden getroffen. Leidend principe in het sociaal statuut is dat de medewerker zijn taak volgt, voor zover deze taak voor minimaal 70% bestaat uit werkzaamheden die overgaan naar de RUD. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijd en deeltijd functies.
37
De werkgever moet zijn medewerkers tijdig duidelijkheid geven wie op grond van het principe 'mens volgt taak' naar de RUD overgaan. Een goede onderlinge afstemming is daarbij van belang. Provincie en gemeenten hebben immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid om van de RUD een succes te maken en daartoe te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief goede formatie en personele bezetting van de RUD. Artikel 4 De RUD dient de medewerker die door de werkgever wordt overgedragen te accepteren en hem een aanstelling te verlenen. De RUD kan na aanstelling niet overgaan tot ontslag. Deze verplichting geldt gedurende de vorming van de RUD alsmede voor een periode van drie jaar na de oprichtingsdatum, in geval van reorganisatie binnen de RUD. Artikel 6 Medewerkers die overgaan naar de RUD gaan voor de volle omvang van hun aanstelling over. Ook als niet al hun taken naar de RUD overgaan (zie ook art. 3). Er ontstaan dus geen dubbele dienstverbanden of een verplicht dienstverband voor minder uren. Artikelen 7 - 11 In deze artikelen is een aantal garanties geregeld, waaronder een inkomensgarantie en de wijze waarop met garantietoelagen wordt omgegaan. In artikel 8 wordt geregeld dat weliswaar de periodiekdatum kan worden gewijzigd, maar dat dit geen nadelige inkomenseffecten mag hebben voor de medewerker. Als uitvloeisel hiervan zal een nadelig effect moeten worden gecompenseerd door het toekennen van een extra periodieke verhoging door de RUD. Artikel 9 garandeert het behoud van de opgebouwde diensttijd. Dit is van belang bij de toepassing van de vigerende rechtspositie waarin de diensttijd een rol speelt. In het tweede lid van artikel 10 wordt ingegaan op de verplichting van de werkgever om de nadelige gevolgen van een overgang naar de RUD in beeld te brengen. Afspraken over eventuele compensatie worden vastgelegd in een lokaal sociaal plan waarover met de commissie voor Georganiseerd Overleg, overeenstemming moet zijn bereikt. Op grond van artikel 11 kan de medewerker bij de RUD aanspraak maken op de studiefaciliteiten die hem door de werkgever zijn toegekend. Hij kan dus de studie die hij volgt, gewoon voortzetten. Als de medewerker besluit te stoppen met de studie als gevolg van de overgang naar de RUD, bijvoorbeeld omdat de studie niet aansluit bij de nieuwe functie, dan is er geen sprake van een terugbetalingsverplichting. Artikel 12 Het is niet denkbeeldig dat, als gevolg van de overgang naar de RUD, de afstand tussen de woning van de medewerker en de nieuwe werkplek groter wordt. Het financiële nadeel dat hierdoor ontstaat in de vorm van hogere reiskosten woon/werkverkeer wordt gedurende een periode van vier jaar gecompenseerd door de RUD. Daarbij kunnen medewerkers kiezen voor een uitkering ineens of een vergoeding op declaratiebasis per maand op basis van de daadwerkelijk gereden meerkilometers. In lid 4 wordt, met betrekking tot eventuele verhuiskosten, verwezen naar hoofdstuk 18 van de CARUWO. De inhoud hiervan kan worden geraadpleegd via www.car-uwo.nl (doorklikken naar integrale versie). Artikel 13 Op grond van artikel 6:2:3 van de CAR/UWO worden, bij ontslag, in principe de resterende vakantiedagen door de werkgever uitbetaald, tenzij hierover tussen werkgever en werknemer andere afspraken worden gemaakt. Indien er sprake is van een saldo aan vakantieverlof wordt dit saldo door de RUD geaccepteerd. Om onduidelijkheid te voorkomen worden deze afspraken schriftelijk vastgelegd. Ook bijzondere verlofaanspraken worden door de RUD overgenomen. Dit geldt alleen als deze afspraken schriftelijk zijn vastgelegd. Te denken valt hierbij aan langdurig aaneengesloten verlof in verband met een bijzondere gebeurtenis zoals een lange reis of een sabbatical. Door het bestuur van de RUD zullen, in overleg met de werkgever, nadere richtlijnen worden opgesteld over de wijze waarop met de medewerker afspraken kunnen worden gemaakt. Deze
38
richtlijnen kunnen bijdragen aan een uniforme afwikkeling van de afspraken, waarbij tevens gewaakt kan worden voor het ontstaan van verlofstuwmeren bij de RUD. Artikelen 14 - 18 In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de plaatsingsprocedure. Medewerkers worden geplaatst in een ongewijzigde, passende of geschikte functie. In artikel 2 is aangegeven wat met deze begrippen wordt bedoeld. Uitgangspunt bij de plaatsing vormt de geschiktheid van de medewerker voor een bepaalde functie. Om te kunnen beoordelen of een medewerker geschikt is, zal onder andere worden gekeken naar de inhoud van de huidige functie en de gegevens met betrekking tot opleiding en ervaring. Omdat het beloningsbeleid van de werkgevers sterk van elkaar (kan) verschillen, speelt het functieniveau van de medewerker geen rol bij de beoordeling van de vraag omtrent de geschiktheid. De bemensing van de functies van afdelingsmanager en teamleider verloopt via een aangepaste procedure (art. 15). Deelname aan deze procedure staat open voor medewerkers die een leidinggevende functie vervullen bij de werkgever. Leidinggevenden die niet in een functie van afdelingsmanager of teamleider worden benoemd of leidinggevenden die besluiten niet te reflecteren, doorlopen het reguliere plaatsingsproces. Van een leidinggevende kan worden gevergd een passende, niet leidinggevende functie in de RUD te aanvaarden (art. 23:2). Artikelen 19 - 22 In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de rol en positie van de plaatsingscommissie en het recht van de medewerker om gehoord te worden en het recht om bedenkingen in te dienen. In artikel 22 zijn bepalingen opgenomen over de wijze waarop een plaatsingsbesluit tot stand komt. Artikel 23 In dit artikel zijn verplichtingen opgenomen die gelden voor de medewerker (zie ook de toelichting bij de artikelen 14 - 18). In lid 2 wordt aandacht geschonken aan de reistijd woon/werk als eventuele weigeringsgrond. Omdat de toelichting bij dit artikellid essentiële informatie bevat is besloten de toelichting op te nemen in de tekst van het statuut. Artikel 26 De bepalingen in dit sociaal statuut hebben met name betrekking op de periode dat de RUD wordt gevormd en waarin medewerkers door de gemeenten en de provincie aan de RUD worden overgedragen en door de RUD worden geplaatst. Het is aan de RUD om op enig moment een nieuw sociaal statuut op te stellen.
39
Bijlage C Vergelijking salarislijnen cao provincies en cao gemeenten SALARISGEBOUW PROVINCIES EN GEMEENTEN EN MINIMUM VAKANTIE-UITKERING PER 1 JUNI 2011 SCHAAL 1
CAP
CAR UWO
Verschil positief CAP
Verschil positief CAR
Maximum
€ 1.704,01
€ 1.776
€ 72
Minimum (79% van het maximum)
€ 1.346,16
€ 1.385
€ 39
Maximum
€ 1.879,12
€ 1.959
€ 80
Minimum (79% van het maximum)
€ 1.484,51
€ 1.418
Maximum
€ 2.050,91
€ 2.138
€ 88
Minimum (70% van het maximum)
€ 1435,64
€ 1.455
€ 20
Maximum
€ 2.162,24
€ 2.257
€ 95
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.513,57
€ 1.498
Maximum
€ 2.273,71
€ 2.378
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.591,59
€ 1.543
Maximum
€ 2.382,00
€ 2.500
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.667,39
€ 1.648
Maximum
€ 2.627,90
€ 2.739
€ 112
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.839,53
€ 1.856
€ 17
Maximum
€ 2.976,17
€ 3.103
€ 127
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.083,32
€ 2.131
€ 48
Maximum
€ 3.367,77
€ 3.505
€ 138
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.357,44
€ 2.370
€ 13
Maximum
€ 3.692,57
€ 3.896
€ 204
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.584,79
€ 2.560
€ 24
Maximum
-
€ 4.191
-
-
Minimum
-
€ 2.827
-
-
Maximum
€ 4.317,19
€ 4.489
€ 172
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.022,02
€ 3.077
€ 55
SCHAAL 2
€ 66
SCHAAL 3
SCHAAL 4
€ 15
SCHAAL 5 € 105 € 48
SCHAAL 6 € 118 € 19
SCHAAL 7
SCHAAL 8
SCHAAL 9
SCHAAL 10
SCHAAL 10A
SCHAAL 11
40
CAP
CAR
Verschil positief Verschil CAP positief CAR
Maximum
-
€ 4.796
-
-
Minimum
-
€ 3.392
-
-
Maximum
€ 4.920,41
€ 5.105
€ 185
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.444,29
€ 3.707
€ 263
Maximum
€ 5.343,12
€ 5.539
€ 196
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.740,19
€ 4.144
€ 404
Maximum
€ 6.054,26
€ 6.090
€ 36
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.237,98
€ 4.406
€ 169
Maximum
€ 6.658,74
€ 6.688
€ 30
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.661,11
€ 4.471
Maximum
€ 7.324,53
€ 7.348
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.127,18
€ 5.080
Maximum
€ 8.056,22
€ 8.073
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.639,35
€ 5.627
Maximum
€ 8.861,52
€ 8.872
€ 11
Minimum (70% van het maximum)
€ 6.203,05
€ 6.242
€ 39
SCHAAL 11A
SCHAAL 12
SCHAAL 13
SCHAAL 14
SCHAAL 15
€ 190
SCHAAL 16 € 24 € 47
SCHAAL 17 € 17 € 12
SCHAAL 18
Alle salarisbedragen zijn uitgedrukt in euro’s. Het zijn maandbedragen die gelden bij een 36urige werkweek. Bij een formele arbeidsduur van minder (of meer) uren per week worden de bedragen naar evenredigheid bepaald.
41
Bijlage D: Beschrijving overdracht taken primair proces RUD Groningen September 2012 Dit document is gebruikt om de opzet en inhoud van het functieboek te toetsen en te bediscussiëren. Het uiteindelijk resultaat is in het Functieboek terug te vinden. Opzet functieboek. De functies in de RUD worden beschreven met de HR21-systematiek, een methode van generieke functiebeschrijvingen. Deze functiebeschrijvingen zijn algemeen van aard als het gaat om de inhoud van de resultaatsgebieden. Om houvast te krijgen bij de inhoud van het werk dat hoort bij de functie waar medewerkers op geplaatst worden, worden bij de plaatsingsprocedure taakbladen gebruikt. De taakbladen beschrijven de activiteiten die bij de taak horen en het gewenste niveau dat van medewerkers wordt verwacht als het gaat om opleiding, aanvullende kennis en werkervaring. Tenslotte wordt in de taakbladen aangegeven wat de minimale bezetting is om in de organisatie de continuïteit van de uitvoering van deze taak te kunnen waarborgen, bijvoorbeeld voor de taak adviseur Sloop en asbest (nr. 17) zijn minimaal 2 personen nodig die deze taak voor minimaal 1/3 fte van hun tijd uitoefenen. De basis van de taakbladen ligt in de kwaliteitscriteria. De Nulmeting producten en diensten RUD, die in december 2012/januari 2013 bij de deelnemers wordt uitgevoerd, geeft inzicht in het huidige kwaliteitsniveau. Uit de vergelijking tussen het huidige kwaliteitsniveau en het gewenste kwaliteitsniveau van de RUD wordt een advies geformuleerd worden over het kwaliteitsniveau van de RUD bij de start in 2013 en over het gewenste kwaliteitsniveau twee jaar na start van de RUD. In een ontwikkelplan geeft de kwartiermaker cq directeur aan hoe het gewenste kwaliteitsniveau kan worden bereikt. Het ontwikkelplan voor de gehele organisatie krijgt een vertaling naar de ontwikkelafspraken per medewerker. Veranderende wet- en regelgeving en de invloed op het VTH-werk De omgevingsrecht wet- en regelgeving voor bedrijven ondergaat momenteel ingrijpende wijzigingen. In het VTH-werkveld betekent dit onder andere dat werkzaamheden onder een andere vlag uitgevoerd kunnen worden. Bijvoorbeeld:
categorieën bedrijven die over gaan naar het Activiteitenbesluit. Tot nu toe vergunningplichtige bedrijven gaan over naar de algemene regels, waardoor de werkzaamheden verschuiven van vergunningenprocedures naar het beoordelen en afdoen van meldingen; door de verschuiving van vergunningverlening naar meldingen komt er mee werk te liggen bij toezicht en handhaving.
Daarnaast geldt dat de economische situatie invloed uit kan oefenen op de hoeveelheid werk. Het aantal bouwvergunningen is de afgelopen jaren behoorlijk afgenomen. Als de economische situatie positief verandert, heeft dat een tegengesteld effect. In de opzet van het functieboek wordt rekening gehouden met de verschuiving van werkzaamheden. Door het gebruik van de generieke functiebeschrijvingen is er ruimte om flexibel om te gaan met de inzet op resultaatgebieden. De taakbladen geven aan wat verstaan wordt onder een resultaatgebied en wat daar voor kennis en ervaring voor nodig is. Medewerkers die voor complexe werkgebieden geëquipeerd zijn, kunnen ook –als de werkvoorraad dat vraagt – voor eenvoudige werkgebieden ingezet worden. Voor alle taken geldt dat de inzet van mensen afhankelijk is van de hoeveelheid werk die er ligt. Bij aanvang van de RUD wordt begonnen met de formatie die door de deelnemers in de huidige situatie wordt ingezet. 42
Keuzes voor taken in de RUD Voor vrijwel alle taken geldt dat deze door minimaal 2 personen worden uitgevoerd om de robuustheid van de uitvoering te kunnen waarborgen. Daar waar dat niet geldt, is dat aangegeven. In sommige gevallen is er voor gekozen, omwille van de beperkte hoeveelheid werk, het zwaarste niveau aan te houden waardoor eenvoudige en complexe situaties kunnen worden bediend. Formatie per taak bij start RUD Bij aanvang van de RUD Groningen, wordt gestart met de formatie-inzet zoals deze nu bij de deelnemers is. Het uitgangspunt is immers: mens volgt taak! Dus als er nu bij de gezamenlijke deelnemers bijvoorbeeld 3 mensen de taak Toezicht Bodem uitvoeren, dan is dat ook de inzet waarmee de RUD start. Uitleg per taak Hier wordt kort en bondig per taak beschreven wat de relatie is met de kwaliteitscriteria en welke keuzes de RUD maakt bij de start. De cijfers van de over te dragen formatie-inzet, die door de deelnemers zijn opgegeven en zijn vastgelegd in het Bedrijfsplan RUD Groningen, zijn gebruikt voor een voorstel voor de startformatie. Deze cijfers laten vooralsnog de orde grootte zien. De cijfers zullen precies worden als bij aanvang van de plaatsingsprocedure de exacte gegevens van de deelnemers worden opgevraagd. In de uitleg per taak wordt aangegeven welke combinaties van taken in één persoon verenigd kunnen worden. Is het in de huidige situatie bij deelnemers mogelijk dat één persoon soms drie of vier taken uitvoert, in de RUD zal één persoon hooguit twee taken uit voeren, bijvoorbeeld: Nu Vergunningverlener in combinatie met Casemanager én Adviseur Sloop & Asbest
RUD Vergunningverlener of Vergunningverlener in combinatie met Casemanager of Casemanager of Vergunningverlener in combinatie met Adviseur Sloop en Asbest Toezichthouder Milieu in combinatie met Toezichthouder Milieu of Toezichthouder Bouw & RO én Toezichthouder Bouw & RO of Toezichthouder Bodem Toezichthouder Bodem of Toezichthouder Milieu in combinatie met Toezichthouder Bodem In de kwaliteitscriteria wordt benoemd wat de minimale inzet per persoon op een taak is. Een taak wordt altijd voor minstens 1/3 fte (en veel taken zelfs 2/3 fte) per persoon uitgevoerd.
43
Werkproces Onderstaand schema wordt gebruikt als vertrekpunt voor de VTH-werkprocessen.
Ondersteunende taken De taken die hier worden beschreven zijn de primaire taken. De ondersteunende taken worden ook opgenomen in het functieboek.
44
1. Casemanagen Casemanagen is een taak die in de periode voor de RUD vaak als onderdeel van de taak Vergunningverlening is uitgevoerd. In de RUD wordt dit een taak die, afhankelijk van de hoeveelheid werk, zoveel mogelijk als kerntaak wordt uitgevoerd. Naast casemanagen vergunningverlening (Wabo-breed, eenvoudig en complex, zie de taakbladen 1a en 1b), wordt in de RUD ook de taak casemanagen toezicht & handhaving ingesteld (taakblad 1c). Deze taak is in de kwaliteitscriteria niet beschreven. Dit voorstel is vanuit het werkveld gedaan en overgenomen. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 14,9 fte overgedragen. De inzet bij aanvang RUD is: - 6 fte 1a casemanagen vergunningen eenvoudig - 6 fte 1b casemanagen vergunningen complex - 2 fte 1c casemanagen toezicht en handhaving De taken zijn te combineren met taken die op het terrein van vergunningverlening liggen: Combi met Hoofdtaak 1a Casemanagen VV ev
Vergunningverlening eenvoudig 2a, 2c, 2e, 3a
1b Casemanagen VV cx
Vergunningverlening complex
Toezicht & Handhaving
2b, 2d, 2f, 3b t/m 3f
1c Casemanagen T&H
4b, 5b t/m 5f
De nummers verwijzen naar de betreffende taakbladen.
In de situatie dat een deelnemer niet het gehele Wabo-takenpakket overdraagt, zal de casemanager van de RUD contact hebben over de procedures met de casemanager Bouwen en RO bij de gemeente. Veelal zal dit de uitvoeringsregisseur zijn bij de gemeente. 2/3. Vergunning verlenen De werkzaamheden Vergunning verlenen omvatten ook het beoordelen en afdoen van meldingen 2. Vergunning verlenen Bouwen en RO In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 2a Vergunning verlenen Bouw eenvoudig - 2b Vergunning verlenen Bouw complex - 2c Vergunning verlenen RO eenvoudig - 2d Vergunning verlenen RO complex - 2e Vergunning verlenen Slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van bouwwerken eenvoudig - 2f Vergunning verlenen Slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van bouwwerken complex Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Al deze taken worden voor minimaal 2/3 fte uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 12,7 fte overgedragen. Waarvan:
45
- Wabo bouw 10,45 fte - Wabo RO (ex projectbesluit) 2,25 fte Dit is inclusief 3 fte advisering briks-taken voor situaties waarbij de provincie bevoegd gezag is. De inzet bij aanvang RUD is: - 4 fte 2a Vergunning verlenen Bouw eenvoudig - 4 fte 2b Vergunning verlenen Bouw complex - 2 fte 2d Vergunning verlenen RO complex - 2 fte 2f Vergunning verlenen Slopen etc. complex Alhoewel de kwaliteitscriteria aangeven dat de taak slopen voor meer dan 2/3 fte uitgevoerd dient te worden, zijn wij van mening dat deze in combinatie met de taak VV Bouw uitgevoerd kan worden. De leidt tot de volgende combinatiemogelijkheden: Combi met Hoofdtaak 2a VV Bouw eenvoudig 2b VV Bouw complex 2d VV RO complex 2f VV Slopen complex
☐
2a VV Bouw eenvoudig
2b VV Bouw complex
2c VV RO eenvoudig
2d VV RO complex
2e VV Slopen eenvoudig
2f VV Slopen complex
= combi mogelijk = geen combi mogelijk
3. Vergunning verlenen Milieu In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 3a Vergunning verlenen Milieu klasse I - 3b Vergunning verlenen Milieu klasse I, II - 3c Vergunning verlenen Milieu klasse I, II, III - 3d Vergunning verlenen Milieu I, II, III procesindustrie - 3e Vergunning verlenen Milieu, I, II, III agrarisch - 3f Vergunning verlenen Milieu I, II, III afval - 3g Vergunning verlenen Milieu I, II, III milieuzonering Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. 3a t/m 3c worden alle voor minimaal 2/3 fte uitgevoerd, 3d t/m 3g voor minimaal 1/3 fte. Deze laatste kunnen dus eventueel gecombineerd worden met de eerste. De klasse-indelingen zijn in 2013 aan veranderingen onderhevig. Voor de verdeling van de expertise houden we voor de start van de RUD deze indelingen aan, met uitzondering van 3g. Vergunningverlening Milieu I, II, III milieuzonering. Deze taak combineren we met VV Milieu (vanaf klasse I, II) en VV Bouw en VV RO (beide complex) Volgens de opgave van de deelnemers wordt 20,5 (basistakenpakket) + 4,4 (Milieu+) = 24,9 fte overgedragen. De inzet bij aanvang RUD is: - 4 fte 3a Vergunning verlenen Milieu klasse I - 4 fte 3b Vergunning verlenen Milieu klasse I, II
46
-
4 fte 3c Vergunning verlenen Milieu klasse I, II, III 4 fte 3d Vergunning verlenen Milieu klasse I, II, III procesindustrie 4 fte 3e Vergunning verlenen Milieu klasse I, II, III agrarisch 2 fte 3f Vergunning verlenen Milieu klasse I, II, III afval 2 fte 3g Vergunning verlenen Milieu klasse I, II, III milieuzonering
Combi met Hoofdtaak 3a VV Milieu I
VV Milieu procesindustrie
VV Milieu agrarisch
VV Milieu afval
3b VV Milieu I, II 3c VV Milieu I, II, III 2b VV Bouw complex 2d VV RO complex
VV Milieu milieuzonering
x. VV Bijzondere wetten Waaronder Drank-&Horecawet. Wordt opgenomen als blijkt dat er voldoende animo is bij deelnemers om deze taken over te dragen.
47
4/5/6/7. Toezicht en handhaven De werkzaamheden Toezicht en handhaven omvatten ook de T&H-werkzaamheden van meldingen. 4. Toezicht en handhaven Bouwen en RO In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 4a Toezicht en handhaven Bouwen en RO eenvoudig - 4b Toezicht en handhaven Bouwen en RO complex Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken worden voor minimaal 2/3 fte uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 10,9 fte overgedragen, dit is inclusief 3 fte advisering briks-taken voor situaties waarbij de provincie bevoegd gezag is. De inzet bij aanvang RUD is: - 5 fte 4a Toezicht en handhaven Bouwen en RO eenvoudig - 5 fte 4b Toezicht en handhaven Bouwen en RO complex
5. Toezicht en handhaven Milieu In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 5a Toezicht en handhaven Milieu klasse I, III - 5b Toezicht en handhaven Milieu klasse I, II, III - 5c Toezicht en handhaven Milieu I, II, III procesindustrie - 5d Toezicht en handhaven Milieu, I, II, III agrarisch - 5e Toezicht en handhaven Milieu I, II, III afval - 5f Toezicht en handhaven Milieu I, II, III Lat RB-inrichtingen Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. 5a en 5b worden voor minimaal 2/3 fte uitgevoerd, 5c t/m 5e voor minimaal 1/3 fte. Deze laatsten kunnen dus eventueel gecombineerd worden met de eerste. 5f wordt voor minimaal 2/3 fte klasse III uitgevoerd, waarvan minimaal ½ fte BRZO. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 26,6 (basistakenpakket) + 10,9 (Milieu+) = 37,5 fte overgedragen. De inzet bij aanvang RUD is: - 6 fte 5a Toezicht en handhaven Milieu klasse I, II - 6 fte 5b Toezicht en handhaven Milieu klasse I, II, III - 6 fte 5c Toezicht en handhaven Milieu klasse I, II, III procesindustrie - 6 fte 5d Toezicht en handhaven Milieu klasse I, II, III agrarisch - 3 fte 5e Toezicht en handhaven Milieu klasse I, II, III afval - 5 fte 5f Toezicht en handhaven Milieu klasse I, II, III lat RB
T&H Milieu procesindustrie
T&H Milieu agrarisch
T&H Milieu afval
5b T&H Milieu I, II, III
5c
5d
5e
5f T&H Milieu I, II,III lat RB
5c
5d
5e
Combi met Hoofdtaak 5a T&H Milieu I, II
48
x. Toezicht en handhaven Bijzondere wetten Waaronder Drank- en horecawet. Wordt opgenomen als blijkt dat er voldoende animo is bij deelnemers om deze taken over te dragen.
6. Toezicht en handhaven Bodem In de kwaliteitscriteria wordt de volgende expertise benoemd: -
6 Toezicht en Handhaving Bodem
Volgens de opgave van de deelnemers wordt 3,6 fte overgedragen, waarvan toezicht Besluit Bodemkwaliteit 2,2 en Toezicht Bodemsaneringen 1,4 fte. Deze taak wordt voor minimaal 2/3 fte uitgevoerd door minimaal 2 personen. De inzet bij aanvang RUD is: - 3 fte 6 Toezicht en handhaven Bodem
7. Toezicht en handhaven Groene wetten In de kwaliteitscriteria wordt de volgende expertise benoemd: -
7 Toezicht en Handhaving Groene wetten
Volgens de opgave van de deelnemers wordt 0 fte overgedragen. Deze taak moet bij uitvoering voor minimaal 2/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. De inzet bij aanvang RUD is: - 0 fte 6 T&H Groene wetten. Deze taak wordt door de provincie niet overgedragen door de RUD (maakt geen onderdeel uit van basistakenpakket) en heeft daardoor vooralsnog geen prioriteit om bij de RUD te ontwikkelen.
11. Ketentoezicht In de kwaliteitscriteria wordt deze benoemd bij de juridische functies. De RUD Groningen kiest er voor om deze toe te voegen aan de functies Toezicht & Handhaving. In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 11a Ketentoezicht analyse en onderzoek - 11b Ketentoezicht audits - 11c Ketentoezicht informatie coördinatie Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken worden voor minimaal 1/3 fte uitgevoerd door minimaal 2 personen. Ketentoezicht krijgt in de huidige situatie nog onvoldoende aandacht. Om deze taak goed te kunnen ontwikkelen binnen de RUD wordt voorgesteld deze taak bij aanvang RUD als
49
hoofdtaak te beschouwen. Dat betekent dat per persoon voor minimaal 2/3 fte deze taak wordt uitgevoerd. De taken 11a t/m 11c worden daartoe samengevoegd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 2,8 fte (wacht op cijfers provincie) overgedragen. De inzet bij aanvang RUD is: - 3 fte 11 Ketentoezicht 8/9/10/11/12. Juridische deskundigheidsgebieden Privaatrechtelijke onderwerpen (burgers die zich gemeentegrond toe-eigenen en dergelijke) worden niet in de RUD behandeld. Deze horen thuis bij de opdrachtgevers. In de kwaliteitscriteria wordt voor de juridische taken het onderscheid gemaakt in: - 8 Behandelen juridische aspecten vergunningverlening - 9 Behandelen juridische aspecten handhaving - 10 Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten - 11 Ketentoezicht - 12 Buitengewone opsporing milieu, welzijn en infrastructuur. In de RUD is ervoor gekozen om de taken 8, 9 en 10 als volgt in te delen:
Jurist Omgevingsrecht
Vergunningverlening
Milieu
Toezicht en Handhaving
Bouwen en RO
Milieu
Bouwen en RO
Iedere jurist is Jurist Omgevingsrecht. De juristen zijn verdeeld over: - Vergunningverlening - Toezicht en handhaving. In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taken: - 8 Behandelen juridische aspecten vergunningverlening - 9 Behandelen juridische aspecten handhaving - 10a Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten toetsen - 10b Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten eenvoudig - 10c Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten complex - 10d Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten bezwaar en beroep Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis.
50
De werkzaamheden zijn te verdelen in eenvoudig en complex. In onderstaand schema is te vinden welke taakbladen (met bijbehorende informatie over kennis en ervaring) bij deze verdeling horen: Jurist Vergunningverlening
Jurist Toezicht & Handhaving
Jurist Omgevingsrecht Eenvoudig
8. Activiteiten 1, 2 10 a en 10b
9. Activiteiten 1, 2
Jurist Omgevingsrecht Complex
8. Activiteiten 1 t/m 4 10a t/m 10d
9. Activiteiten 3 t/m 7 10d
Hoofdtaak
Volgens de opgave van de deelnemers wordt 13,3 fte overgedragen. De inzet bij aanvang RUD voor deze taken is: - 3 fte Jurist OR Vergunning verlenen eenvoudig - 5 fte Jurist OR Vergunning verlenen complex - 2 fte Jurist OR Toezicht en handhaven eenvoudig - 2 fte Jurist OR Toezicht en handhaven complex
11. Ketentoezicht In de kwaliteitscriteria wordt deze benoemd bij de juridische functies. De RUD Groningen kiest er voor om deze toe te voegen aan de functies Toezicht & Handhaving omdat dit taken zijn die direct in het primair proces worden uitgevoerd.
12. BOA In de kwaliteitscriteria wordt de volgende expertise benoemd: -
12 Buitengewone opsporing milieu, welzijn en infrastructuur
Volgens de opgave van de deelnemers wordt 0 fte overgedragen. Deze taak moet bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Voorgesteld wordt om bij aanvang RUD vier mensen deze taak te laten combineren met de taak T&H Bouwen en RO (4a, 4b) of T&H Milieu (5a t/m 5f) De inzet bij aanvang RUD is: - 1,2 fte 12 BOA
Combi met Hoofdtaak 4a en 4b T&H Bouwen & RO 5a t/m 5f T&H Milieu Bodem
BOA
Groene wetten
Ketentoezicht
51
13 t/m 26. Adviseurs
13. Bouwfysica In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 13a Bouwfysica eenvoudig - 13b Bouwfysica complex - 13c Bouwfysica ventilatie, samenhang en geluidwering - 13d Bouwfysica koudebruggen en luchtdoorlatendheid Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 0 fte overgedragen. Deze taken mogen volledig worden uitbesteed aan externe partijen. Deze taak heeft vooralsnog geen prioriteit om ontwikkeld te worden binnen de RUD. De inzet bij aanvang RUD is: - 0 fte 13 Bouwfysica.
14. Brandveiligheid In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 14a Brandveiligheid eenvoudig - 14b Brandveiligheid complex Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 2/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 1,1 fte overgedragen, uitgevoerd door de brandweer. Deze taken moeten volledig worden uitgevoerd door de overheid. Het voorstel is om deze inzet bij aanvang RUD bij de Regionale Brandweer in te huren vanwege de verbinding met het werkgebied. Indien meer Bouw- en ROtaken worden overgedragen naar de RUD wordt dit opnieuw bezien. De inzet bij aanvang RUD is: - 0 fte 14 Brandveiligheid Het reguliere brandveiligheidstoezicht heeft momenteel bij de deelnemers volgens de werkvloer onvoldoende aandacht. Voorgesteld wordt om hiervoor bij aanvang RUD een voorstel voor te formuleren.
15. Constructieve veiligheid In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 15a Constructieve veiligheid eenvoudig - 15b Constructieve veiligheid complex
52
Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 1 fte overgedragen, uitgevoerd door externe partijen. Deze taken mogen volledig worden uitbesteed aan externe partijen. De inzet bij aanvang RUD is vooralsnog: - 0 fte 15 Constructieve veiligheid. Echter, de indruk bestaat dat er wel degelijk bouwfysica expertise aanwezig is bij met name vergunningverleners Bouw, die ook gebruik wordt op de manier zoals de taakbladen 15a en 15b dat bedoelen. Bij de deelnemers zal geïnventariseerd worden welke omvang dit heeft om zo te kunnen beoordelen of deze taak niet alleen ingehuurd moet worden maar wellicht ook deels door eigen medewerkers uitgevoerd kan worden.
16. Bouwakoestiek In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 16a Bouwakoestiek controle - 16b Bouwakoestiek eenvoudig - 16c Bouwakoestiek complex Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 0,2 fte overgedragen, uitgevoerd door externe partijen. Deze taken mogen volledig worden uitbesteed aan externe partijen indien de RUD minimaal 2 medewerkers heeft die de beoordeling kan maken of aan de hand van de meting de norm wordt gehaald. Hierop zal moeten worden toegezien bij het plaatsen binnen VV Bouw en RO. Deze taak heeft vooralsnog geen prioriteit om ontwikkeld te worden binnen de RUD. De inzet bij aanvang RUD is: - 0 fte16 Bouwakoestiek.
17. Sloop en asbest In de kwaliteitscriteria wordt de volgende expertise benoemd: - 17 Sloop en asbest Deze taak moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 1,0 fte overgedragen. Voorgesteld wordt om bij aanvang RUD drie mensen deze taak te laten combineren met de taak T&H Bouwen en RO (4a of 4b) of T&H Milieu (één van 5a t/m 5f). De inzet bij aanvang RUD is: - 1 fte 17 Sloop en asbest
53
Combi met Hoofdtaak 4a en 4b T&H Bouwen & RO 5a t/m 5f T&H Milieu
Advies sloop en asbest
18. Afvalwater (indirecte lozingen) In de kwaliteitscriteria wordt de volgende expertise benoemd: - 18 Afvalwater (indirecte lozingen) Deze taak moet bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 1,5 fte (nader preciseren in samenspraak met de waterschappen) overgedragen, uitgevoerd door de waterschappen.. Voorgesteld wordt om deze inzet met de waterschappen nader te bespreken. Deze zijn namelijk in afwachting van de uitvoeringswijzigingen die voortvloeien uit de aanpassingen van de Waterwet. De inzet bij aanvang RUD is: - 1,5 fte 18 Afvalwater (indirecte lozingen) 19. Bodem, bouwstoffen, water In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 19a Bodem, bouwstoffen, water BIS - 19b Bodem, bouwstoffen, water ondersteunen en adviseren - 19c Bodem, bouwstoffen, water adviseren complex Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 2,5 fte overgedragen. Deze taken mogen deels worden uitbesteed aan externe partijen. De hoeveelheid werk en het feit dat er 3 fte inzet is aan toezicht zorgt er voor dat het onderwerp door de RUD kan worden uitgevoerd. De inzet bij aanvang RUD is: - 2,5 fte 19 Bodem, bouwstoffen, water.
20. Externe veiligheid In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 20a Externe veiligheid basis - 20b Externe veiligheid EV - 20c Externe veiligheid toetsen QRA - 20d Externe veiligheid maken QRA - 20e Externe veiligheid groepsrisico Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd.
54
Volgens de opgave van de deelnemers wordt 2,4 fte’s overgedragen. Daarnaast is het voorstel om na de start van de RUD het gesprek met de diverse samenwerkingspartners aan te gaan om het steunpunt externe veiligheid aan de RUD toe te voegen ( 7,9 fte in 2012). Bij elkaar een stevige basis voor het onderwerp in de RUD. Hierdoor kan de RUD ook een meerwaarde betekenen in de rol van BRZO-RUD. 20d en 20e zouden op deze manier in Noordelijk verband kunnen worden samengevoegd. 20a t/m 20d moeten volledig door de overheid worden uitgevoerd. De inzet bij aanvang RUD is: - 2,4 fte 21a t/m 20d Externe veiligheid
21. Geluid In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 21a Geluid eenvoudig - 21b Geluid complex - 21c Geluid beoordelen en adviseren eenvoudig - 21d Geluid beoordelen en adviseren complex - 21e Geluid trillingsonderzoek Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 3,2 fte overgedragen. De inzet bij aanvang RUD is: -
1 fte 21a + 21c Geluid eenvoudig 2 fte 21b + 21d Geluid complex
22. Groen en ecologie In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 22a Groen en ecologie beoordelen - 22b Groen en ecologie uitzetten, uitvoeren en adviseren Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 0,2 fte overgedragen. Deze taken mogen worden uitbesteed aan externe partijen als minimaal één medewerker de beoordeling kan maken of er sprake is van een bijzondere omstandigheid ‘groen en ecologie’ en ecologisch onderzoek kan uitzetten en beoordelen. Hierop zal moeten worden toegezien bij het plaatsen binnen VV dan wel T&H. Deze taak heeft vooralsnog geen prioriteit om ontwikkeld te worden binnen de RUD. De inzet bij aanvang RUD is: - 0 fte 22 Groen en ecologie.
55
23. Luchtkwaliteit In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 23a Luchtkwaliteit bepalen en uitvoeren - 23b Luchtkwaliteit uitvoeren en beoordelen - 23c Luchtkwaliteit uitvoeren van emissiemetingen Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 2/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 1,6 fte (inbreng provincie?) overgedragen. 23b moet door de overheid uitgevoerd worden. De inzet bij aanvang RUD is: - 2 fte 23a + 23b Luchtkwaliteit
24. Stedenbouw en inrichting openbare ruimte In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 24a Stedenbouw en inrichting openbare ruimte opstellen eenvoudig - 24b Stedenbouw en inrichting openbare ruimte opstellen complex - 24c Stedenbouw en inrichting openbare ruimte afwijkingen - 24d Stedenbouw en inrichting openbare ruimte richtlijnen eenvoudig - 24e Stedenbouw en inrichting openbare ruimte richtlijnen complex Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd Taken 24a en b mogen worden uitbesteed. De taken 24c t/m 24e (uitgevoerd op niveau complex) kunnen worden gecombineerd met taak 2d Vergunningverlenen RO complex De inzet bij aanvang RUD is: - 0,8 fte 24d + 24 e Stedenbouw en inrichting openbare ruimte.
25. Exploitatie/planeconomie In de kwaliteitscriteria wordt de volgende expertise benoemd: - 25 Exploitatie en planeconomie Deze taak moet bij uitvoering voor minimaal 1/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 0,1 fte overgedragen. Deze taken mogen volledig worden uitbesteed aan externe partijen. Deze taak heeft geen prioriteit om ontwikkeld te worden binnen de RUD. De inzet bij aanvang RUD is: - 0 fte 25 Exploitatie en planeconomie
56
26. Cultuurhistorie In de kwaliteitscriteria wordt onderscheid gemaakt in verschillende expertises voor deze taak: - 26a Cultuurhistorie cultuurhistorie - 26b Cultuurhistorie monumenten en erfgoed - 26c Cultuurhistorie archeologie - 26d Cultuurhistorie ruimtelijke kwaliteit - 26e Cultuurhistorie landschap Dit heeft te maken met de minimaal benodigde opleiding, werkervaring een aanvullende kennis. Deze taken moeten bij uitvoering voor minimaal 2/3 fte door minimaal 2 personen worden uitgevoerd. Taak 26a moet door de overheid worden uitgevoerd. De andere activiteiten kunnen worden uitbesteed aan een marktpartij. In de praktijk is dit over het algemeen Libau. Volgens de opgave van de deelnemers wordt 0,6 fte overgedragen. Dit is te weinig voor 2 keer 2/3 fte werk. Deze taak heeft prioriteit om te ontwikkelen vanwege Bouw en RO-taken die overdragen worden. Daarnaast wordt cultuurhistorie ‘verborgen’ door vergunningverleners/toezichthouders uitgevoerd. Voorgesteld wordt om 2 personen op taak 26a te zetten en voor de overige taken de bestaande werkwijze (uitbesteden) voort te zetten. De inzet bij aanvang RUD is: 2 fte 26a + 26b Cultuurhistorie
57
Bijlage E: Functiehuis RUD Groningen
58
59