Opzij, Opzij, Opzij oncologische spoedgevallen
Jan Alex van Spil Verpleegkundig Specialist Oncologie Antonius Ziekenhuis Zuid-West Friesland / Thuiszorg Zuid-West Friesland
DEFINITIE
Een een oncologisch spoedgeval (oncologic emergency)(oncologiche urgentie) is een acute, potentieel levensbedreigende gebeurtenis, welke direct of indirect gerelateerd is aan de patiënt zijn kanker of de behandeling daarvan.
Oncologische spoed • Neurologische spoed
• Cardiovasculaire spoed • Respiratoire spoed • Gastro-intestinale spoed
• Metabole spoed
• SIADH • Hematologische spoed • Hemostatische spoed
• Chemotherapie gerelateerde spoed
Vena Cava Superior • Rechter deel van het mediastinum • RechterAtrium • Dunwandig • Omgeven door lymfklieren
Vena Cava Superior Syndroom • Obstructieve “spoed” • Compressie of Obstructie van de Vena Cava Superior door tumor of vergrote lymfklieren. • Centraal Veneuze catheters
Etiologie •
Longkanker m.n. SCLC
•
Lymfomen
•
Mammacarcinoom
•
Slokdarmcarcinoom
•
Hoofdhalstumoren
•
Niercelcarcinoom
•
Melanomen
Symptomen • Opgezet gelaat, hals, armen en borsten; • Kortademigheid; • Onaangenaam stuwend gevoel in het hoofd; • Cyanose; • Misselijkheid • Venentekening op de thoraxwand;
Symptomen-2 •
Verminderde visus door zwelling van conjunctiva;
•
Hoofdpijn;
•
Snel optredende tandvleesbloedling en/of bloedneus;
•
Speekselvloed.
Diagnose
• X-Thorax;CT-scan of MRI; Flebografie; Lichamelijk onderzoek
Therapie • Radiotherapie • Chemotherapie • Anti-Coagulantia • Chirurgie • Intravasculaire stents
Verpleegkundige zorg • Angstreductie • Controle vitale functies en bewustzijn • Halfzittende houding • Geen knellende kleding, horloge • Mondverzorging
Hypercalciemie • Meest voorkomende metabole complicatie van kanker; 10 - 20% • Osteolyse • Calcium > dan 2.65 mmol/liter (normaal albumine) of > 1,30 mmol/liter (geïoniseerd calcium) • Prognose ⇓; 3 maanden:44%
Hypercalciemie • Hypercalciemie heeft invloed op: – Neuro-musculaire systeem – Gastro-intestinale systeem – Cardiale systeem – Renale systeem
Etiologie • Meest voorkomende tumoren: Mamma (20 - 40%) Multiple Myeloom (30 - 50%) NSCLC (12 -35%) Oesophagus- hoofdhalstumoren (3 - 25%) Niercelcarcinoom (3 - 17%)
• Tumoren die het Parathormoon (PTHrP) afscheiden • Immobilisatie • Uitdroging
Symptomen -1 • Anorexie • Misselijkheid en braken • Obstipatie • Polyurie en dorst • Moeheid en algehele malaise
Symptomen -2 • Spierzwakte • Sufheid, verwardheid, psychose • Uitdroging • Gewichtsverlies • Hartritme en geleidingsstoornissen
INTERVENTIES • •
•
•
Stimuleren van Calcium secretie door Hydratie. Bevorderen van botresorptie door bijvoorbeeld Calcitonin of Bifosfonaten. Verminderen botresoptie in G-I systeen door corticosteroïden en fosfaten oraal. Behandeling onderliggende ziekte.
Verpleegkundig zorg • Educatie • Bevorder mobilisatie • Stimulier vocht inname (2-3 liter per dag) • Preventie klachten (obstipatie, misselijheid, pijn)
ONCOLOGISCHE SPOED Overgevoeligheidsreacties op chemotherapie
Immuunreacties zijn natuurlijke afweerreacties, waarbij het afweersysteem, anti-stoffen (anti lichaam, immuunglobulinen) produceert tegen lichaamsvreemde stoffen (antigenen).
•Allergische reacties zijn versterkte immuunreacties. •Anafylactische reacties zijn allergische reacties waarbij histamine en andere stoffen vrijkomen.
•Anafylactische shock is het vrijkomen van grote hoeveelheden histamine met gevolgen als ademnood, perifeer oedeem, bloeddrukdalingen.
Overgevoeligheidsreacties Type 1: Allergie van het onmiddellijke type Reactie vroeg: < 30 min. laat: < 4-8 uur, mestcellen Hooikoorts, shock na wespensteek, urticaria en met name chemotherapie!
Type 2: Reactie vroeg: < 30 min. IgG, IgM; Transfusiereacties, auto-immuun- hemolytische anemie. Type 3:Overgevoeligheidreactie door immuuncomplexen Reactie 4-8 uur, IgG, “Duivenmelkerslong”, “Farmerslong”. Type 4: Overgevoeligheidsreactie van het vertraagde type 24-48 uur, T-helpercellen, contactexceem.
Type 1 overgevoeligheidsreactie • Anafylactiche reactie • Lokaal of gegeneraliseerd • Door Histamine worden H1 en H2 receptoren gestimuleerd en ontstaat contractie van kleine slagaderes en glad spierweefsel • Longen, Neus, Huid en Maag-darmkanaal
Cytostatica en overgevoeligheidsreacties • • • • • • •
Carboplatin (Paraplatin®) Paclitaxel (Taxol®) Docetaxel (Taxotere®) Pegylated liposomal Doxorubicine (Caelyx®) Cisplatin (Platinol®0 Oxaliplatin (Eloxatin®) Bleomycine
• • • • • • • •
Etoposide (Vepesid®) Teniposide Melfalan Procarbazine Dacarbazine Vinorelbine (Navelbine®) L-Asparaginase PEG Asparaginase
• Monoclonale Anti-lichamen
RISICOFACTOREN • Infuussnelheid
• Mono- of Combinatietherapie
• Route
• Auto-immuunziekte
• Dosering
• Maligniteit of karakteristieken
• Oplosmiddel • Voorafgaande kuren • Middel zelf
van de patiënt • Hoe is het middel opgelost?
Paclitaxel (Taxol®) • Incidentie: Graad 1-2:0 - 44%; Graad 3-4: 2% - 4%. • Eerste twee cycli; 1e minuten van de toediening. • Symptomen: “opvliegers”, borst en rugpijn, hypo/hypertensie, kortademigheid, bronchospasmen, urticaria. • Risicofactoren: 1e of 2e toediening, onvoldoende menging, oplosmiddel, bijensteekallergie.
Docetaxel (Taxotere®) • Incidentie: Graad 1-2: 4 – 40%, Graad 3-4: 2,2%. • Eerste twee cycli; 1e minuten van de toediening. • Symptomen: “opvliegers”, rugpijn, hypotensie, erytheem, milde kortademigheid, bronchospasmen, urticaria. • Risicofactoren: 1e of 2e toediening, onvoldoende menging, oplosmiddel.
Cisplatin (Platinol®) • Incidentie: 1 – 20%. • Na meerdere giften kort na start toediening. • Symptomen: Huiduitslag, urticaria, hypotensie, gezichtsoedeem, tachycardie. • Risicofactoren: meerdere giften, kort infuustijd, blootstelling aan andere platinahoudende CT.
Oxaliplatin (Eloxatin®) • Incidentie: 2 – 12% • Eerste minuten na meerdere giften. • Symptomen: Koorts, ademhalingproblemen, tachycardie, “gevoel van in de brand staan”. • Risicofactoren: meerder giften, blootstelling aan andere platinahoudende CT.
Carboplatin (Paraplatin®) • Incidentie: 27-28% bij meer dan 7 giften, lagere incidentie bij minder dan 6. • Milde reactie: tot 3 dagen na infusie. • Ernstige reactie: tijdens infusie. • Risicofactoren: meerder giften, blootstelling aan andere platinahoudende CT.
Liposomal Doxorubicine (Caelyx®) • Incidentie: Graad 1-2: 0 – 9% Graad 3-4: < 1%. • Binnen vijf minuten na start infuus. • Symptomen: Rugpijn, bandgevoel rond Thorax, Opvliegers, gezichtsoedeem. • Risicofactoren: te hoge infuussnelheid. • Preventie: Infuussnelheid 1mg/ml, Dexemethason?, Pyridoxine?
Etiposide (Vepisid®) - Teniposide • Incidentie: Graad 1-2: 6 – 46%, Graad 2-4: 0.7 – 14%. • Binnen enkele minuten na toediening. • Syptomen: Koorts, Rillingen, Hypotensie, Dyspnoe en bronchospasmen. • Risicofactoren: Te snelle infusie, onvoldoende menging, intraveneuze route. • Preventie: Toediening 30-60 min.
Monoclonale Anti-lichamen (MoABS • • • • • • •
Trastuzumab (Herceptin®) Alemtuzumab (MabCampath®) Rituximab (MabThera®) Ibritumomab Tiuxetan (Zevalin®) Iodine-131 Tositumomab (Bexxar®) Bevacizumab (Avastin®) Cetuximab (Erbitux®)
Infuus gerelateerde reacties Interventies:
Symptomen: • • • • •
Koorts Rillingen Hypotensie Pruritis Pijn op tumorlocalisaties • Irritatie in keel • Slikklachten • Piepende ademhaling
• • • •
Pre-medicatie Stop of vertraag infusie Behandel symptomen Restart op de helft van de snelheid.
Verpleegkundige acties • • • •
Patiëntenvoorlichting Toediening van MoABS Observatie en registratie Bijwerkingen “management”
Dank voor uw aandacht