Mirjam van Dijk
`Opruiende ketters' in het `Rijk van de Antichrist'
De verstandhouding tussen de Russische Oudgelovigen en de heersende macht: idee en werkelijkheid
Doctoraalscriptie, ter afronding van de studie Slavische Talen en hun Letterkunde, afstudeerrichting Oosteuropakunde, aan de Rijksuniversiteit Groningen Begeleiding: Dr. S. Brouwer en dr. J.S.A.M. van Koningsbrugge
Groningen, augustus 1996
Inhoudsopgave INLEIDING ................................................................................................................................................... 1 HOOFDSTUK I: DE GESCHIEDENIS VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK.............................. 4 HOOFDSTUK II: HET SCHISMA ............................................................................................................. 14 II.1 PATRIARCH NIKON EN DE HERVORMINGEN ................................................................................ 14 II.2 HET VERZET ........................................................................................................................................ 18 II.3 DE GROTE CONCILIES. HET ONTSTAAN VAN HET OUDGELOVIGENDOM ....................... 27 HOOFDSTUK III: DE OUDGELOVIGEN EN DE TSAREN ........................................................................ 34 III.1 RUSLAND ALS HET RIJK VAN DE ANTICHRIST....................................................................... 34 III.2 POPOVCY EN BESPOPOVCY ............................................................................................................ 40 III.3 DE OUDGELOVIGEN EN DE TSARISTISCHE REALITEIT ............................................................. 48 III.4 HET BREEKPUNT: DE ZILVEREN EEUW 1905-1917 ....................................................................... 69 HOOFDSTUK IV: REVOLUTIE. REPRESSIE. RECUPERATIE. ................................................................. 84 IV.1 REVOLUTIE ........................................................................................................................................ 85 IV.2 REPRESSIE.......................................................................................................................................... 91 IV.3 RECUPERATIE.................................................................................................................................. 104 CONCLUSIE ............................................................................................................................................... 112 BIJLAGEN .................................................................................................................................................. 116 BIJLAGE 1: GEGEVENS VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN .............................. 116 BIJLAGE 2: KERKGEBOUWEN VAN OUDGELOVIGEN EN EDINOVERCY IN MOSKOU .................. 117 BIJLAGE 3: DE VLIEGENVANGST DOOR DE SECTEN ......................................................................... 119 BIJLAGE 4: DE HOOFDEN VAN DE BELOKRINICKAJA IERARCHIJA ................................................ 120 BIJLAGE 5: INTERVIEW MET ALEKSANDR PANKRATOV.................................................................. 121 LITERATUURLIJST ................................................................................................................................... 135 OVERIGE LITERATUUR ........................................................................................................................... 141 NEDERLANDSE VERTALING VAN DE RUSSISCHE CITATEN ....................................................... 142
Inleiding Als belangstellenden informeren naar het onderwerp van mijn afstudeerscriptie en ik hen ten antwoord geef dat ik schrijf over het Russische Oudgelovigendom, ontkom ik niet aan een aanvullende uitleg. Dat de Russisch-Orthodoxe kerk al eeuwenlang de staatskerk is, is bij de meesten bekend. Dat er in de zeventiende eeuw een schisma in de Russisch-Orthodoxe kerk heeft plaatsgevonden waaruit de religieuze minderheid van Oudgelovigen ontstaan is, weet nagenoeg niemand. Het schisma werd definitief in 1667 met het uitspreken van het kerkelijk anathema over de Oudgelovigen. Deze uitbanning uit de Orthodoxie werd korte tijd later gevolgd door de staatrechtelijke veroordeling. De tsaar, die als hoeder van de Orthodoxie beschouwd werd, steunde dus de excommunicatie van de Oudgelovigen. De praktische consequentie hiervan was dat de Oudgelovigen eeuwenlang golden als vijanden van de Russische staat waardoor zij vrijwel onafgebroken vervolgd werden. Dit sterkte hen in de overtuiging dat de tsaar de belichaming van de Antichrist was en dat Rusland dientengevolge tot het Rijk van de Antichrist verworden was. Om opname in dit duivelse rijk te voorkomen, meden de Oudgelovigen waar mogelijk contact met rijksinstanties. De staat deed echter verwoede pogingen de Oudgelovigen zoveel mogelijk aan zich te onderwerpen. De aanpak van het tsaristische regime liep uiteen van niets ontziende vervolging tot relatieve tolerantie. De wisselwerking die plaatshad tussen de Oudgelovigen en de Russische staat zal het onderwerp van deze scriptie vormen. Het schisma dat verdeeldheid zaaide onder de Russisch-Orthodoxe gelovigen is zoals gezegd in Nederland nagenoeg onbekend. Nederlandstalige wetenschappelijke publikaties over het onderwerp zijn niet noemenswaardig. Ook in andere Westerse landen staat onderzoek naar deze bevolkingsgroep, die rond de eeuwwisseling toch zo'n 10 tot 15% van de Russische bevolking uitmaakte, nog in de kinderschoenen. Dit is gedeeltelijk te verklaren door de gedachte die tot voor kort gangbaar was dat het Oudgelovigendom een typisch Russisch verschijnsel was dat geen enkele overeenkomst vertoonde met of aansluiting had bij met gebeurtenissen uit de Westerse kerkgeschiedenis. Hoewel inderdaad veel van de kenmerken als typisch Russisch aangemerkt worden, hebben westerse onderzoekers de laatste jaren toch parallellen gevonden tussen het 1 Oudgelovigendom in Rusland en het volkschristendom in Westeuropese landen. Dit verhoogde begrijpelijkerwijs de belangstelling voor de Oudgelovigen. Een andere verklaring kan zijn dat de Oudgelovigen, gezien hun afkeer van de zondige wereld, een teruggetrokken bestaan leiden. Contact met de buitenwereld proberen zij zo veel mogelijk te mijden. Voor buitenstaanders is het dan ook moeilijk om wezenlijke informatie te krijgen. De Oudgelovigen zullen ook niet zelf om aandacht van niet-Oudgelovigen vragen. Zij voelen zich het veiligst in totale afzondering. Als derde reden kan aangemerkt worden dat ook de Russische autoriteiten niet stonden te springen om buitenlandse aandacht. Het Oudgelovigendom en met name de staatsrechtelijke vervolging was voor hen een pijnlijk kwestie, daar de staat een deel van zijn eigen bevolking vervolgde. Bovendien 1
Zie bijvoorbeeld de werken van Crummey:1993 of Onasch.
1
waren het de Oudgelovigen die de Oudrussische traditie in stand hielden en daardoor een belangrijke bijdrage leverde aan de Russische cultuur. Veel van de wetten die betrekking hadden op de Oudgelovigen zijn dan ook in het geheim uitgevaardigd en niet genoteerd in de overzichtswerken van uitgevaardigde wetten (Cherniavsky:1). Voor de periode van de Sovjetunie geldt bovendien dat objectief onderzoek naar religieuze groeperingen zeer bemoeilijkt werd. Tegenwoordig zijn er gunstiger voorwaarden om het Oudgelovigendom te analyseren. Hoewel het onderzoek in Rusland al veel verder is dan in Europa wordt internationale samenwerking door de Russen bijzonder gewaardeerd. In 1990 is ter bevordering van die samenwerking de Associatie voor Oudgelovigenonderzoek opgericht tijdens een conferentie in Novosibirsk. Vele vertegenwoordigers van de diverse groeperingen waarin de Oudgelovigen opgedeeld zijn ontmoetten elkaar bij die gelegenheid voor het eerst. Voor veel van de buitenlandse Oudgelovigen betekende de conferentie het eerste contact met het vroegere vaderland. Het succes van dergelijke wetenschappelijke conferenties, waarvan er tot nu toe drie hebben plaatsgevonden, geeft een indicatie van de hernieuwde belangstelling voor deze bijzondere religieuze minderheid. Sinds halverwege de vorige eeuw hebben de Oudgelovigen niet op een dergelijke omvangrijke manier in de belangstelling gestaan. Het aantal mensen dat zich de laatste jaren tot het Oudgelovigendom heeft bekeerd is eveneens groeiende, wat aangeeft dat ondanks de conservatieve aard die de Oudgelovigen vaak toegeschreven wordt, zij hun aantrekkelijkheid voor de moderne Rus niet verloren hebben. Naar mijn mening is het schisma pas te begrijpen wanneer men enige kennis bezit over de geschiedenis van de Russisch-Orthodoxe kerk in haar geheel. Veel van de strijdpunten die ten grondslag lagen aan de diepe kloof tussen Oud- en Nieuwgelovigen zijn namelijk gebaseerd op discussies die al eerder in de kerkelijke geschiedenis van Rusland gevoerd waren. In hoofdstuk I zal ik de momenten uit de geschiedenis van de Orthodoxie noemen die van invloed zijn geweest op de vorming van de denkbeelden die konden leiden tot het schisma. Na deze toegespitste voorgeschiedenis zal ik in hoofdstuk II het schisma zelf beschrijven, waarbij in de eerste twee paragrafen de nadruk zal liggen op de principes die ten grondslag lagen aan de onverenigbaarheid van de meningen. Regelmatig zal ik daarvoor refereren aan het eerste hoofdstuk. De rol van de staat, en met name van de tsaar, komt in paragraaf II.3 uitgebreid aan de orde. Het derde hoofdstuk begint met een uiteenzetting van de denkbeelden van de Oudgelovigen. Hun eschatologische ideengoed is bepalend geweest voor hun houding ten opzichte van het tsaristische regime. Hoe dit ideeëngoed geleid heeft tot interne vertakkingen binnen het Oudgelovigendom zal in de tweede paragraaf van het hoofdstuk uiteengezet worden. Vervolgens zal ik laten zien hoe de Romanov-dynasten omgingen met de hun verwerpende bevolkingsgroep. Het vierde hoofdstuk behandelt de periode na de abdicatie van Rusland's laatste tsaar, Nikolaj II. De communisten, die zich stevig in het Kremlin wisten te nestelen, streefden ernaar een atheï stische staat te creëren. Dit gegeven betekende dat er wederom moeilijke tijden aanbraken voor de diepreligieuze Oudgelovigen. Na een beschrijving van de omstandigheden in het sovjettijdperk, zal in de derde paragraaf de huidige situatie aan bod komen.
2
Alvorens ik over zal gaan tot een uitwerking van de hierboven geschetste thematiek, wil ik enige opmerkingen maken over de in deze scriptie gebruikte terminologie en over de gebruikte bronnen. De Russisch-Orthodoxe kerk zal in deze benaming alleen voorkomen in het eerste hoofdstuk, wanneer zij nog als één geheel gezien kan worden. Zodra het schisma echter een feit is, zal ik naar de Orthodoxe kerk die de steun geniet van de tsaren verwijzen met de volgende synoniemen: de Nikoniaanse kerk, de Nieuwgelovigenkerk, de officiële Orthodoxe kerk of de heersende kerk. De Oudgelovigenkerk kan ook worden aangeduid met de benaming anti-Nikoniaanse kerk. Het voldoet niet meer om te spreken van de Russisch-Orthodoxe kerk, aangezien beide groepen gelovigen zich beschouwen als de ware Russisch-Orthodoxen. Tot 1905 werd, met uitzondering van de regeringsperiode van Ekaterina II, voor de Oudgelovigen in Rusland de term `raskol'niki' gebruikt. Dit betekent schismatici en werd en wordt door de Oudgelovigen als een beledigende, denigrerende term ervaren. Om die reden zal ik deze term niet gebruiken. Wanneer het woord in citaten voorkomt, neem ik dat vanzelfsprekend over. Wat betreft de bronnen wil ik het volgende kwijt. Zoals gezegd is buiten Rusland slechts in beperkte mate onderzoek verricht naar de Oudgelovigen. Met name over het tijdperk van de Sovjetunie is nog nauwelijks iets gepubliceerd. Ik besef terdege dat voor een compleet onderzoek een langere periode in Moskou daarom onontbeerlijk is. In de archieven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en van de voormalige Lenin-bibliotheek is een grote hoeveelheid nagenoeg onverwerkt materiaal aanwezig. In de drie weken dat ik in Moskou was, heb ik kennis kunnen maken met het materiaal dat op de Moskouse Staatsuniversiteit voorhanden is, maar heb ik niet de tijd gehad die kennismaking veel verder uit te bouwen. Wel heb ik tijdens mijn bezoek aan de Russische hoofdstad op 24 en 25 april van dit jaar een congres over het moderne Oudgelovigendom bijgewoond. Hoewel het wetenschappelijk gehalte van dit congres niet te hoog moet worden ingeschat, vormde het voor mij de eerste gelegenheid rechtstreeks in contact te treden met mijn onderwerp van studie. Vooral in het laatste hoofdstuk zullen mijn impressies van het congres een plaats krijgen. Geschreven samenvattingen van congresvoordrachten zijn verzameld in de congresbundel die onder de benaming Staroobrjad…estvo: Istorija, kul'tura, sovremennost' in de literatuurlijst terug te vinden zullen zijn. De informatie die ik tijdens mijn verblijf in Moskou verzameld heb, zal ik in deze scriptie zo volledig mogelijk verwerken. Hieronder valt ook een interview dat ik op 3 mei 1996 gehouden heb met Aleksandr Pankratov, een Oudgelovige popovec die verbonden is aan de Metropolija Belokrinickoj Ierarchii in Moskou. Gezien de beschikbare ruimte kan ik hem niet overal volledig aanhalen. Wanneer in het interview meer gezegd is over een bepaald onderwerp dan ik in de tekst heb opgenomen, zal ik tussen haakjes het nummer van de vraag zetten, zodat de geï nteresseerde het gehele citaat zelf kan nalezen in een uitgeschreven versie van het interview, die te vinden is in bijlage 5.
3
Hoofdstuk I: De geschiedenis van de Russisch-Orthodoxe kerk Het Oudgelovigendom is een gevolg van een splitsing binnen de Russisch-Orthodoxe kerk. Voor een beter begrip omtrent de achtergronden van dit schisma is een zekere kennis van de RussischOrthodoxe kerk onontbeerlijk. De Orthodoxe kerk was sinds 988, het jaar van de kerstening van Rusland onder vorst Vladimir, de nationale kerk. Vladimir had volgens de overlevering na een grondige bestudering van de toenmalige belangrijkste godsdiensten (de Islam, de Kerk van Rome, het Jodendom en de Kerk van Byzantium), op grond van de bevindingen van zijn gezanten zijn keuze laten vallen op de mystieke liturgie van het Byzantijnse Christendom. De gezanten die de diverse religies met elkaar vergeleken hadden, waren zeer onder de indruk van de ikonen, de mystiek van de heilige rituelen die achter de ikonostase door de priester uitgevoerd werden en de schoonheid van de dienst. Volgens de overlevering zouden zij gezegd hebben niet te weten of zij "in de hemel of op aarde waren" (Ellis:13). Vladimir besloot dat Rusland zich deze godsdienst eigen zou maken. De overweldigende esthetiek van de liturgie en de mystieke rituelen spraken de Russische vorst zeer aan. De nadruk op deze uiterlijke elementen van de Orthodoxie is altijd blijven bestaan (Bourdeaux:17). Om beter te kunnen begrijpen hoe nu deze godsdienst, al meer dan 1000 jaar onafgebroken de nationale godsdienst van Rusland, zich heeft gevormd en hoe het schisma in deze ontwikkeling geplaatst kan worden, zal ik enkele punten uit de Russische kerkgeschiedenis belichten. Om het karakter en de bestuursstructuur van de Orthodoxie te kunnen begrijpen, is het nodig de geschiedenis van de Orthodoxie vanaf het begin van het Christendom te volgen. In de eerste eeuwen van zijn bestaan was het Christendom een verboden godsdienst, die slechts in het geheim uitgeoefend kon worden. De Christenen waren echter overtuigd van de waarachtigheid van hun geloof en konden zodoende de wrede vervolging overleven. Aan dit moeilijke bestaan kwam een einde door de uitvaardiging van het zogenoemde Edict van Milaan in het jaar 313: keizer Constantijn had besloten het Christendom te tolereren nadat hij een jaar eerder door een godsteken in Frankrijk bekeerd was. Al snel groeide het Christendom uit tot de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Deze grote verandering leek te worden gesymboliseerd in de verplaatsing van de hoofdstad van het rijk van Rome naar Constantinopel. Naast politieke en economische motieven voor deze verhuizing, werd namelijk ook als reden aangedragen dat Rome teveel met de heidenen in aanraking was geweest (Ware:19). De nieuwe hoofdstad zou verstoken moeten blijven van heidense rituelen. De ontwikkeling van de canon van de nieuwe staatsgodsdienst werd beslissend beï nvloed 2 door de zeven Eucumenische Concilies, die plaatshadden tussen 325 en 787 . De Concilies werden bijgewoond door vertegenwoordigers van de grote Christelijke centra in die tijd. Dat waren, in 2
De Zeven Eucumenische Concilies zijn gehouden te: 1. Nicaea in 325 5. Constantinopel in 553 2. Constantinopel in 381 6. Constantinopel in 681 3. Ephesus in 431 7. Nicaea in 787 4. Chalcedon in 451
4
volgorde van belangrijkheid: Rome, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem. Tijdens het tweede Concilie, in 381, kwam daar Constantinopel bij, dat de tweede plaats ging bezetten, direct achter Rome. De Concilies kunnen beschouwd worden als theologische discussies die de geloofsleer van het Christendom hebben bepaald. Enkele van de grootste theologen hebben er aan deelgenomen, bijvoorbeeld: Basilius de Grote, Gregorius de Theoloog (Gregorius van Nazianzus) en Johannes Chrysostomus, namen die nog steeds een plaats hebben in de huidige Orthodoxie. Gediscussieerd 3 werd er onder meer over onderwerpen als hoe Christus beschouwd diende te worden , of Constantinopel het nieuwe Rome genoemd mocht worden, de benaming van de moeder Gods enzovoort. De wijsheid van de besluiten die genomen werden tijdens de kerkelijke concilies werd niet in twijfel getrokken: men geloofde dat de deelnemers aan de Concilies geï nspireerd waren door de Heilige Geest en dat dus Gods zegen op de Concilies rustte. Volgens Dean Stanley weten ook nu nog alle Orthodoxen dat de kerk haar basis ontleent aan de zeven Eucumenische Concilies, die sinds hun bestaan gemythologiseerd zijn. Stanley schrijft dat de Orthodoxe gelovigen "retain a hope that they may yet live to see an eighth general council, in which the evils of the time will be set straight" (Ware:34). Op het vierde Concilie werd definitief de volgorde van de patriarchaten en de overkoepelende bestuursvorm vastgesteld: Rome, Constantinopel, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem vormden samen de Pentarchie. De bisschoppen van deze steden kregen de titel van patriarch, maar politiek gezien waren zij gelijk aan alle overige bisschoppen. Een speciale plaats nam de paus in, die in het Orthodoxe geloof ereprimaat genoot, maar niet meer macht had dan de patriarchen. Hij werd beschouwd als de `eerste onder gelijken'. Desalniettemin ontwikkelde zich mettertijd in Rome een `hiërarchische centralisatie' rondom de paus. Theologische discussies, die voorheen openstonden voor iedereen, werden geleidelijkaan bepaald door de hoogstgeplaatsten in de hiërarchie waarbij het pauselijk oordeel doorslaggevend was. De Orthodoxen konden met deze ontwikkeling geen vrede hebben. Zij hadden hogere verwachtingen van een democratischer bestuursvorm waarin de bisschoppen en patriarchen niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk gelijke bevoegdheden hadden, zonder dat één van hen meer macht kon doen gelden dan een ander. Deze discussie was van groot belang daar in de Byzantijnse staatkundige orde kerk en staat twee gelijkwaardige machten waren, in het Latijn aangeduid met de termen sacerdotium en imperium. De discussie over de rol van de paus heeft, samen met het theologische meningsverschil over het Filioque, in 1054 geleid tot een schisma 4 tussen het Latijnse Westen en het Griekse Oosten. De kwestie over het Filioque speelde zich op 3
De meningen hierover vielen in drie groepen uiteen: zij die vonden dat Christus minder is dan God (Arianisme), zij die geloofden dat Christus eigenlijk uit twee personen bestaat, namelijk God en Jezus (Nestorianisme) en zij die meenden dat Christus niet echt een mens was (Monophysitisme of Monothelitisme) (Ware:21). De uitkomst van deze discussie was dat het Christendom zich schaarde achter de Nestoriaanse gedachte dat het wezen van God bestaat uit een goddelijke en een menselijke component. Op het concilie van 325 werd het Arianisme veroordeeld. Het Monothelitisme werd in 451 verworpen op het concilie te Chalcedon (Ware:26). 4 Het vervreemdingsproces was echter al langer aan de gang. Dat Photius in 858 tot patriarch van Constanti-
5
theologisch vlak af. In de oorspronkelijke geloofsbelijdenis, zoals die in het Oosten tot de dag van vandaag uitgesproken wordt, stond geschreven dat de Heilige Geest voortkomt uit de Vader. In het Westen, waarschijnlijk in Spanje, was echter de opvatting ontstaan dat de Heilige Geest niet alleen uit de Vader, maar ook uit de Zoon (in het Latijn Filioque) voortgekomen is. De paus keurde deze aanvulling op de geloofsbelijdenis goed, maar de Oosterse patriarchen verzetten zich hevig tegen deze aantasting van de vorm. Zij bleven vasthouden aan de oorspronkelijke, oudere rituele tekst, zelfs toen dit betekende dat de Orthodoxe kerk in tweeën zou worden gesplitst. Zoals gezegd is Rusland aan het eind van de tiende eeuw toegetreden tot de Orthodoxie. Het grootste deel van het huidige Europees Rusland, inclusief Moskou, viel in die tijd binnen de grenzen van het Kievse Rijk, zoals dat tot aan het einde van de twaalfde eeuw bestond. De Orthodoxe kerk in Rusland viel onder het patriarchaat van Constantinopel. Het aannemen van het Orthodoxe geloof bracht voor Rusland een zekere aansluiting bij de ontwikkelde wereld met zich mee. Doordat zij de Byzantijnse liturgie overnamen, was vooral de Griekse invloed zeer groot. Zo waren bijvoorbeeld in de eerste tweehonderd jaar na de kerstening alle metropolieten van Kiev, op twee na, van Griekse afkomst. Veel van de kerkgebouwen in het voormalig Kievse Rijk zijn ontworpen door Griekse architecten. Het Byzantijnse Christendom verschilde van het Roomse onder meer wat betreft de 5 opvatting over de liturgische taal. De Roomse kerk hield sterk vast aan het Latijn , maar Constantinopel meende dat de verschillende landstalen even geschikt waren voor het overbrengen van de inhoud van het geloof. Terwijl in het Westen de diensten zich voltrokken in een voor het volk onbegrijpelijke taal, werd in het Oosten nagedacht over een manier om de gelovigen deel te laten uitmaken van de liturgie, de rituelen en daarmee van de mystiek en de essentie van het geloofbeleving. Ruim een eeuw voor de kerstening van Rusland speelde dit probleem al in Zuidslavië. Rond 870 werd Servië bekeerd en in Bulgarije ontstond met de installatie van een eigen Bulgaars Patriarchaat de eerste nationale Kerk der Slaven. Om het mystieke karakter van de liturgie te behouden werd er voor het vertalen van geestelijke literatuur een nieuw alfabet ontworpen. De ontwerpers van het alfabet, Cyrillus en Methodius, beëindigden hun taak rond 863. Zij zijn de geschiedenis ingegaan als de `Apostelen der Slaven'. Toen de Slaven zich tot de Orthodoxie bekeerden, namen zij een godsdienst aan waarvan de theologische doctrine al enkele eeuwen vaststond. Met de laatste van de zeven Eucumenische Concilies in 787 waren de theologische strijdvragen immers al beantwoord en stond de theologische dogmatiek vast. Disputen over de inhoud van het geloof hebben in Rusland dan ook nauwelijks plaatsgevonden. Op verschillende momenten in de Russische kerkgeschiedenis waren er nopel gewijd werd en in die in die hoedanigheid al snel in de clinch lag met paus Nikolaas I heeft hierop grote invloed gehad. Echter ook andere gebeurtenissen hebben hieraan bijgedragen zoals de Barbaarse invasies in de vijfde eeuw, de inval van de Islam, het Iconoclasme en het verdwijnen van de tweetaligheid van de Byzantijnse bevolking. De politieke en culturele eenheid was in het begin van het nieuwe millenium al nagenoeg verdwenen. 5 Het Grieks en Hebreeuws waren ook rechtmatige liturgische talen, aangezien die de Bijbel in die twee talen bestond vóór de Latijnse versie van Hieronymus.
6
daarentegen wel twisten over de praktische invulling van de dogmatiek. Deze discussies speelden zich vaak af in geestelijke kringen. Het volk gaf de opgelegde godsdienst op geheel eigen wijze een plaats in het dagelijks leven. Hoewel het Orthodoxe geloof sinds 988 in Rusland de officiële godsdienst was, duurde het nog vier tot vijf eeuwen voordat ook het Russische platteland zich de nieuwe godsdienst eigen gemaakt had. Volgens Pierre Pascal heeft het volk, in tegenstelling tot de elite, altijd vastgehouden aan oude tradities. Elementen uit het heidense bijgeloof, zoals de seizoensfeesten en het geloof in boom-, water- en huisgeesten, hadden een rituele functie en bleven een rol spelen. Enerzijds was er het Orthodoxe geloof dat van bovenaf opgelegd was maar dat door de eeuwen heen door het volk geadapteerd werd; anderzijds hechtte men grote waarde aan de traditionele gebruiken. Sommigen hebben het verschijnsel dat in het religieuze leven van het volk twee belevingswerelden een rol spelen de term dvoeverie meegegeven. Hoewel de officile kerk het samengaan van deze twee invloeden niet wil erkennen en zich altijd heeft beijverd voor de uitroeiing van deze heidense invloeden, meent Pascal dat het volk zelf de combinatie niet als problematisch ervaart. De traditionele rituelen hebben te maken met een verbondenheid met de natuur en duiden op een grote achting voor de schepping en daarmee voor de Schepper. Op die manier gaan heidense gewoonten samen vallen met de verering van God en ontstaat een vorm die Pascal `kosmisch Christendom' noemt (Pascal 1976:8). De kerk heeft een belangrijke rol gespeeld in vorming van een nationaal bewustzijn bij het Russische volk. In de jaren van de Tataarse bezetting (1237-1480) is het de kerk geweest die de Russische identiteit kon bewaren. Hoewel de Tataren op bijna alle terreinen een repressief beleid voerden, lieten zij de kerken met rust. Dit stelde de kerk in staat als vertegenwoordiger van het Russische volk de nationale waarden te verdedigen. Daar verdedigers van het vaderland niet langer door de staat geprezen konden worden, vervulde de kerk die taak op haar eigen manier. Zo werd Aleksandr Nevskij, die in 1240 de Zweden en in 1242 de Duitsers en Litouwers versloeg, door de kerk heilig verklaard. Maar ook theologische ontwikkelingen droegen bij aan de vorming van een nationale Russisch-Orthodoxe kerk. In de twaalfde en dertiende eeuw groeiden Oost en West vanwege verschillende opvattingen van theologisch-filosofische aard nog verder uit elkaar. Dit werd veroorzaakt doordat Westerse theologen de invloed van de Scholastiek ondergingen. De Scholastiek was een stroming die het geloof vanuit een rationele invalshoek benaderde. Door een consequente toepassing van de antieke filosofische logica en syllogistiek probeerde men te komen tot vaste definities en ultieme waarheden. Het Oosten hield vast aan de denkbeelden van de Heilige Kerkvaders (de veelal gecanoniseerde theologen die deel hadden genomen aan de Eucumenische Concilies), die hun waarachtigheid ontleenden aan hun eeuwenlange bestaan. Terwijl het Westen dus overging tot een gerationaliseerde vorm van religie, bleef in het Oosten de grote fascinatie voor het mystieke bestaan. Juist het onbegrijpelijke van God vormde de essentie van de innerlijke geloofsbeleving, die wel werd aangeduid met de term hesychasme. Dit begrip is afgeleid van het Griekse woord hesychia, wat `innerlijke stilte' betekent. In de veertiende eeuw zorgde de toenemende invloed van de negatieve (apophatische) theologie op het hesychasme voor een herleving van oude discussies
7
over dit ideeëngoed. De nieuwe hesychastische denkbeelden hadden betrekking op de doctrine over het wezen van God en over de manier van bidden. De hesychasten stelden dat aangezien God niet geheel en al door de mens begrepen kan worden, alle manieren waarop men zich over hem uit bij voorbaat al ontoereikend zijn. Het is daarom minder misleidend om te weigeren iets over God te zeggen of om te zeggen wat hij niet is, dan om positieve uitspraken over hem te doen. Gregorius van Nyssa, een toonaangevend theoloog uit de vierde eeuw, zei het als volgt: "The true knowledge and vision of God consist in this: in seeing that He is invisible, because what we seek lies beyond all knowledge, being wholly separated by the darkness of incomprehensibility" (Ware:63). Ondanks het erkennen van Gods onbereikbaarheid, ervoeren de aanhangers van de negatieve weg een bijzondere relatie met God. Om het Goddelijk Licht, zoals zij deze directe band met God noemden, te ervaren, wijdden de hesychasten zich aan het gebed van de stilte, waarbij het lichaam en de geest in balans zijn. Dat het lichaam bij de Godsverering een wezenlijk onderdeel was, leidden de hesychasten af uit het feit dat Jezus zelf belichaamd was. In het mystiek gebed werd geprobeerd zo veel mogelijk af te zien van alle vormen van beelden, woorden en afdwalende gedachten; op die manier zou het gebed als het ware zichzelf maken. De bekendste boeken uit deze negatieve traditie zijn de Dionysische werken, die verondersteld werden afkomstig te zijn van Dionysius de Areopagiet, genoemd in de Bijbel in Handelingen 17:34. Later werd aangenomen dat ze geschreven waren door een anonieme auteur die aan het eind van de vijfde eeuw in Syrië leefde. Hoewel deze theologische werken ook in het Westen bekendheid verworven hebben, sloegen ze vooral aan in de mystieke wereld van het Oosten. Een permanente plaats in de Orthodoxie kregen ze door de commentaren die erbij geschreven waren. Lange tijd heeft men aangenomen dat de commentaren afkomstig waren van de Heilige Maximus de Belijder (?-662), maar onlangs is ontdekt Johannes van Scythopolis de commentaren geleverd had. Van aartspriester Avvakum, één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Oudgelovigen uit het begin van het schisma, is bekend dat hij een groot aanhanger was van deze Dionysius. Het inleidende betoog van zijn autobiografie geeft een uitgebreide uiteenzetting van Dionysius' 6 ideeëngoed. Tegenstanders van de negatieve theologie uitten de kritiek dat het niet mogelijk was tijdens het leven een Godservaring te hebben. Zij konden zich niet voorstellen hoe `gewone', menselijke ogen de essentie van God zouden kunnen zien. Zij zagen dan ook niet in hoe het lichaam een plaats kon hebben in het gebed. De heilige Gregorius Palamas, die de hesychasten in bescherming nam, wist echter te bewerkstelligen dat de hesychastische ideeën werden aangenomen op de Concilies 7 van 1341 en 1351. Dit bereikte hij door een compromis te bereiken tussen de twee opvattingen. Hij maakte een onderscheid tussen de energieën van God en zijn essentie. Zijn essentie zullen wij nooit begrijpen, maar via energieën die hij uitzendt onderhoudt hij contact met de mensheid. De energieën veranderen je zintuiglijke waarnemingen; je kunt een Licht zien, zoals dat beschreven 6
Avvakum wist toen hij zijn autobiografie schreef niet dat de Dionysische werken niet door Dionysius geschreven zijn. 7 In het Westen werden deze ideeën niet aangenomen.
8
staat in de Bijbel toen drie apostelen een Licht zagen op de berg Tabor. Mensen die een dergelijk Licht zagen, hebben een visioen van God gehad. Vaak wijdden zij daarna hun leven aan God en werden zij heilig verklaard. De aanname van dit ideeëngoed heeft ertoe geleid dat toen ook in Rusland dergelijke bijzondere Godservaringen erkend werden en Rusland haar eigen heiligen kreeg, 8 zoals Sergij van Radoneñ en Stefan van Perm'. Dit droeg bij aan het proces van de ontwikkeling van een nationale Russisch-Orthodoxe identiteit. Bepalend voor de verzelfstandiging van de Russische kerk ten opzichte van de Griekse kerk is de verovering van het Byzantijnse Rijk door de Turken geweest. Eerder al hadden de Turken Bulgarije, Roemenië en Servië aan zich onderworpen. Toen in 1453 Constantinopel in handen van de verderfelijke Islamieten viel, was er, daar Kiev in die tijd onder Pools-Litouws bestuur viel, geen enkele vrije (nationale) Orthodoxe kerk meer over. Rusland wierp zichzelf daarom op als beschermer van de Orthodoxie. Rusland had al voor 1453 zijn twijfels over de puurheid van de Grieks-Orthodoxen. De Griekse patriarch had namelijk ingestemd met de Unie van Florence (1439), een poging tot hereniging met de Roomse kerk. Hoewel de Griekse gezant, metropoliet van Kiev en geheel Rusland Isidorus, zich vrijwel direct na ondertekening distantieerde van de overeenkomst, zagen de Russische Orthodoxen de verzoeningspoging toch als een vorm van verraad aan de ware Orthodoxie. In de val van Constantinopel zagen zij een bevestiging van hun overtuiging dat God besloten had dat er een eind was gekomen aan de leidende rol van de Grieken binnen de Orthodoxie. In Istorija Staroobrjad…eskoj Cerkvi (verder aangeduid met ISC) wordt de gedachte van het verraad van Constantinopel aan de ware Orthodoxie door ondertekening van de Unie van Florence onderstreept met het aanhalen van een uitspraak, die in die dagen in Moskou veel gehoord zou zijn: "Boñ'ja kara za izmenu Pravoslaviju, za sojuz s papoj-katolikom postigla Vizantiju" (ISC:5). In 1441 werd metropoliet Isidorus wegens zijn `verraad' van zijn post ontheven en gevangen gezet. Uiteindelijk mocht hij ontsnappen naar Italië. Aangezien ook Constantinopel zich 9 nog schaarde achter de Unie van Florence , was het patriarchaat aldaar niet geschikt om een nieuwe metropoliet voor Rusland te benoemen. In 1448 besloten de Moskovieten daarom voortaan 10 zelf hun metropoliet te kiezen. Elf jaar later verklaarde de Russische kerk zich autocephaal . Het begin van de zestiende eeuw werd gekenschetst door een discussie op kerkelijk vlak 8
Sergij van Radoneñ (1314?-1392) is één van de belangrijkste heiligen uit de Russisch-Orthodoxe kerk. Lange tijd leefde hij als asceet teruggetrokken in de bossen van Noord-Rusland. Toen hij terugkeerde in de bewoonde wereld verzamelde hij vele aanhangers om zich heen en werd een starec. Hij stichtte het bekende Troice-Sergiev-klooster, dat in die tijd als een symbool voor Moskovië gold en ook nu nog beschouwd wordt als het belangrijkste Orthodoxe heiligdom van Rusland. Stefan van Perm (1340?-1396) was een missionaris en heeft veel bijgedragen aan de ontwikkeling van het zendingswerk. 9 Pas in 1453 trok Constantinopel zich terug uit de Unie. 10 Rusland kon zichzelf niet tot patriarchaat verheffen; daarvoor was toestemming nodig van de andere patriarchen. Moskou heeft tot 1589 moeten wachten voordat patriarch Jeremia van Constantinopel zich ertoe kon zetten metropoliet Iov van Moskou tot patriarch te wijden. De metropolie van Kiev bleef tot 1686 onder het patriarchaat van Constantinopel vallen; daarna ging zij over naar het Moskouse patriarchaat, hoewel het Eucumenische patriarchaat, het patriarchaat van Constantinopel, daarvoor geen toestemming had gegeven (Ware:103).
9
tussen enerzijds Nil Sorskij (1433-1508) en anderzijds door Iosif Volockij (1439-1515), later 11 beiden gecanoniseerd . Zij vertegenwoordigen twee verschillende concepties over onder meer de relatie tussen de kerk en de wereld, geconcretiseerd in verschillende opvattingen over het bezit van onroerend goed door kloosters, en over de houding ten opzichte van ketters. De twee gedachtenwerelden worden in het Russisch aangeduid met de woorden nestjañatel'stvo en stjañatel'stvo (niet-bezitterschap en bezitterschap). Deze termen verwijzen naar de grondhouding van de twee groeperingen tegenover kerkelijk eigendom. De aanhangers van Nil Sorskij, de zogenoemde zavolñskie starcy (Rjabušinskij:23), waren de mening toegedaan dat de kerk moest afzien van haar grondbezit (de kerk bezat in die tijd eenderde van alle gecultiveerde grond), omdat monniken zich bezig zouden moeten houden met bidden. De zorg voor de armen en wereldse zaken als het beheren van land moeten zij overlaten aan leken. Het ascetische kloosterleven wordt door Nil Sorskij beschouwd als de meest ideale vorm van kloosterleven. De aanhangers van Iosif Volockij, Iosifljane of Osifljane genoemd, beschermden daarentegen het recht van kloosters om onroerend goed te bezitten voor het vervullen van een maatschappelijk en charitatieve functie. Zij vonden dat de nadruk moest liggen op sociale verplichtingen en dat het geld dat daarvoor nodig was verkregen kon worden door landbezit. Zij stelden dat de rijkdom van de kerk hetzelfde is als de rijkdom van de armen. Er waren echter meer punten die hen tegenover elkaar stelden. Iosif was voorstander van uiterlijke schoonheid in de kerk en legde daarmee grote nadruk op het ritueel. Nil zag de geloofsbeleving als iets tussen de gelovige en God en vond dat uiterlijkheden de aandacht afleidden van het essentiële, het mystieke gebed. Hij is dan ook wars van te veel opsmuk in de kerk. Ook over de behandeling van ketters dachten de theologen verschillend. Iosif was voor strenge maatregelen tegen hen, Nil voor een mildere houding, voor inschikkelijkheid. Wat politieke opvattingen betreft verschilden de twee groepen ook. De Iosifljane hingen de gedachte aan dat Moskou het derde Rome was, de stad van God. De tsaar was de beschermer van de Orthodoxie en nakomeling van de Roomse en Byzantijnse keizers. Hij regeerde volgens de genade Gods. De aanhangers van Nil stond een bestuursvorm voor ogen waarin de macht van de Staat beperkt werd ten gunste van de vorsten en bojaren. In het idee van de Iosifljane schuilt een groot gevaar. Als de tsaar een heilige verpersoonlijking van God op aarde wordt, kan hij veranderen in de Antichrist op 12 het moment dat hij iets doet dat tegen de Orthodoxie ingaat. Het zou niet juist zijn om deze twee overtuigingen te zwart-wit te zien. Hoewel de Iosifljane geacht worden zich meer met wereldse dan met mystieke zaken bezig te houden, hechten zij grote 11
Iosif Volockij werd gecanoniseerd in 1579. Wanneer Nil Sorskij gecanoniseerd is, is niet meer te achterhalen. Wel is zijn naamdag bekend, namelijk 7 mei. 12 Rjabušinskij concludeert na zijn opsomming van kenmerken van de twee groeperingen dat de geschiedenis van de religieuze belevingswereld van de Oudgelovigen gelijkgesteld mag worden aan de geschiedenis van de religieuze belevingswereld van de Iosifljane na de zeventiende eeuw. De religieuze belevingswereld van een aanzienlijk deel van de andere psychologische groep van het Russische volk dat zich na het schisma in de gelederen van de heersende kerk voegde, komt overeen met de geschiedenis van de zavolñskie starcy na de zeventiende eeuw (Rjabušinskij:24).
10
waarde aan het ascetisme. Er zijn daarentegen ook gevallen bekend, met name van de zavolñskij starec Vassian Kosoj (Patrikeev), dat een aanhanger van Nil Sorskij zeer bruut en gewelddadig 13 optreedt tegen ketters. Uiteindelijk besloot de kerk uit beide ideologieën elementen over te nemen, al liet men de aandacht voor de ideeënwereld van Nil geleidelijk verslappen. In de zestiende eeuw leken de opvattingen van Iosif te overheersen, al kwam er vanuit de geestelijkheid bij tijd en wijle kritiek op het staatsbestuur. Zo werd Ivan de Vierde (1530-1584) door metropoliet Filipp streng veroordeeld om zijn gewelddadige praktijken. De reactie van Ivan was een wrede: hij liet de metropoliet arresteren en vervolgens wurgen. Belangrijk voor de relatie tussen kerk en staat is het Stoglav-concilie van 1551 geweest. Vanaf 1448, het jaar waarin de Russen voor het eerst hun eigen metropoliet kozen, werkte de Russische kerk aan een eigen visie over de relatie tussen kerk en staat en over liturgische kwesties. Op het concilie van 1551 stelden kerkelijke en wereldlijke leiders een kerkelijk wetboek samen. Hierin stond onder meer vastgelegd dat de bekruising uitgevoerd diende te worden met twee vingers en dat het Halleluja twee maal gezongen zou worden. Vlak voor het begin van de zeventiende eeuw begon een periode van politieke chaos en onzekerheid. Tsaars wisselden elkaar in hoog tempo af en pas met de benoeming van tsaar Michaï l Fëdorovi… Romanov in 1613 leek de rust terug te keren. Een jaar later werd zijn vader, Filaret, gewijd tot patriarch van Moskou. Hij zou die functie tot zijn dood in 1633 vervullen, grote invloed uitoefenend op de politiek van zijn gemakkelijk te beï nvloeden zoon. Filaret streefde ernaar de macht van de kerk, en met name van het patriarchaat, te vergroten door de kerkelijke macht gelijk te stellen aan de wereldlijke. In naam slaagde hij hierin: hij had toestemming om de titel Velikij 14 Gosudar' te dragen, een titel die voorbehouden was aan staatshoofden. Na zijn dood werd Filaret opgevolgd door patriarch Ioasaf (1634-1641). Toen die overleed, werd Iosif tot patriarch benoemd. Tsaar Michaï l Fëdorovi… stierf in 1645 en met de opvolging door zijn zoon Aleksej werd de basis gelegd voor de Romanov-dynastie. Aleksej Michajlovi… was een vroom man. Nikolaas Witsen, die enkele weken aan het hof van de tsaar verbleef, schreef: "Hy is so overgelovigh en godtsdienstig, dat wel voor een lessenaer kan laten gebruyken en boek op de rugh leggen daer de patriarch uyt leest" (Witsen 1966a:135). Aartsdiaken Paul van Aleppo uit het patriarchaat van Antiochië stelde vast dat de banketten aan het Hof niet begeleid worden door muziek, maar door lezingen van Heiligenlevens, zoals dat in kloosters gebruikelijk is (Ware:110). Eenzelfde vroomheid verlangde de tsaar ook van zijn onderdanen. Een Turkse Orthodoxe bezoeker was enigszins ontsteld over de strengheid van de vasten en de lengte en pracht van de diensten. Aleksej belijdde de Orthodoxie echter niet slechts in de kerk. De Christelijke leer bracht hij ook binnen de samenleving tot uitvoering. Witsen: "Men
13
Vassian Kosoj brak een priester, een aanhanger van Iosif, beide benen en martelde hem daarna dood tijdens ondervragingen die moesten dienen om zijn getuigenissen dat hij enkele zavolñskie asceten betrapt had op het overgaan tot ketterij te verifiren (Rjabušinskij:23). 14 Later zou ook Nikon de titel van Velikij Gosudar' gaan dragen. Of hij zichzelf die titel toegeëigend had of dat Aleksej hem het dragen van die titel toestond, is onduidelijk na vergelijking van de verschillende bronnen.
11
15
seyde, hy ook de gevangenen besocht, veele los liet, andere besconk, ja selfs alle de Polen vereerde een niwe rok; men secht ook van gelyke, dat Haer Majestyt na veele armen en kloosters spys en dranck gesonden heeft" (Witsen 1966a:190). De religiositeit van de tsaar kon echter niet voorkomen dat er in de kerkelijke wereld wrijving ontstond tussen de hogere en de lagere geestelijkheid. Niettegenstaande de indrukken van bezoekers van het Russische Rijk, was het Russische volk in de provincie niet zo strenggelovig als zijn tsaar. De patriarch en de bisschoppen bekommerden zich nauwelijks om het morele verval van de Orthodoxie en de misstanden die in de lagere regionen heersten. Als reactie daarop ontstond een beweging van lagere geestelijken, die zichzelf de IJveraars voor het Geloof (kruñok revnitelej blago…estija of bogoljubcy) noemen. Uit onvrede met de passieve stellingname van de hogere geestelijkheid ontstond deze kring in de jaren twintig en dertig van de zeventiende eeuw. Hij stond onder de bezielende leiding van de aartspriesters Ivan Neronov en Stefan Vonifat'ev, de geestelijk vader van tsaar Aleksej Michajlovi…. Opmerkelijk is dat de initiatieven van de IJveraars de steun van de tsaar hadden, die sterk leunde op de mening van Vonifat'ev. Dit tot onvrede van de bisschoppen en de patriarchen. Op het Concilie van 1649 slaagden de IJveraars er zelfs in ondanks de onwil van de patriarchen en bisschoppen enkele liturgische hervormingen in te voeren die moesten leiden tot soberder en waardiger kerkdiensten. De belangrijkste daarvan was waarschijnlijk de invoering van de zogenaamde 16 edinoglasie geweest . Dat de tsaar door de IJveraars in deze kwesties te steunen stelling nam tegen de hogere vertegenwoordigers van de kerkelijke macht, mag gerust opvallend genoemd worden. De IJveraars zetten zich in voor de purificering van het Orthodoxe geloof en de liturgie. Zij waren aanhangers van de idee dat Moskou het Derde Rome was en vonden daarom dat Rusland als hoeder van de Orthodoxie het goede voorbeeld moest geven. Hiervoor was het nodig dat het moreel en de religieuze levenswijze hersteld werden. De priesters verzamelden daartoe kringen om zich heen die zij geestelijk begeleidden. Ook werd de preek heringevoerd opdat de kerkgangers zich meer betrokken voelden bij de dienst en begrepen hoe liturgische teksten hun weerklank hadden in het dagelijks leven. Verder voerden de IJveraars strijd met het alcoholisme, zagen zij toe op het naleven van de Vasten. Ook corrigeerden zij liturgieboeken en gaven nieuwe kerkelijke literatuur uit bij de Patriarchale Uitgeverij. De overtuigingen van de IJveraars komen overeen met de Iosifljaanse kerkbeschouwing. De uiterlijkheden van de geloofsbeleving bepalen de waarachtigheid van het geloof. Dat de rituelen niet meer zo strikt nageleefd werden, betekende dus een schending van het geloof. Deze overtreding nu gingen de IJveraars met hun acties tegen. Twee 15
Waarschijnlijk zijn hiermee de Poolse krijgsgevangenen bedoeld, luidt op dezelfde bladzijde het commentaar van de uitgever. 16 Voor het Concilie van 1649 waarop het edinoglasie (eenstemmigheid) aangenomen werd, gebruikte men in de liturgie het zogenaamde mnogoglasie (meerstemmigheid). Deze termen hebben betrekking op het reciteren van liturgische teksten tijdens de dienst. Tot 1649 werden verschillende teksten tegelijkertijd hardop in de dienst voorgelezen. Dit leidde weliswaar tot kortere kerkdiensten, maar voor de kerkgangers waren de teksten nauwelijks te verstaan, laat staan te begrijpen. Met de invoering van het edinoglasie werd aan deze praktijken een einde gemaakt (Brouwer:23). Wel kwam, en komt, het in de praktijk voor dat er gelijktijdig
12
latere hoofdrolspelers in het ontstaan van het schisma maakten ook deel uit van deze kring van geestelijken, te weten Avvakum en Nikon. Door de inspanningen van de IJveraars en de onmisbare steun van tsaar Aleksej Michajlovi… leek de kerk weer op het goede spoor te zitten. Zij was een rijk grootgrondbezitter en had zekere privileges, maar was ook het belangrijkste centrum voor sociaal werk. De zorg voor de armen was in de Christelijke leer immers zeer belangrijk. Maar ook in het leven van de beter bedeelden speelde het geloof een rol in het alledaagse leven. Volgens Lupinin had iedere inwoner van Rusland wel met de kerk te maken, alleen al omdat de priester vaak gewoon een van de boeren van het dorp was (Lupinin:22). Dit was de situatie toen in 1652 patriarch Iosif overleed en in Moskou een nieuwe patriarch werd aangesteld: patriarch Nikon.
gereciteerd werd en gezongen door het koor. Eigenlijk zou de term tweestemmigheid dus treffender zijn.
13
Hoofdstuk II: Het schisma
II.1 Patriarch Nikon en de hervormingen Het belang van de rol die patriarch Nikon in het ontstaan van het schisma heeft gespeeld is omstreden. Dit is voor een gedeelte te wijten aan zijn ambivalente persoonlijkheid. Aan de ene kant wist hij met zijn krachtige voorkomen de mensen voor zich in te nemen, maar aan de andere kant was hij ijdel en had een zucht naar macht. Klju…evskij, wiens historische kennis nauwelijks te overschatten valt, beschrijft hem in de volgende bewoordingen: "Iz russkich ljudej XVII v. ja ne znaju …eloveka krupnee i svoeobraznee Nikona. No ego ne pojmeš' srazu: •to - dovol'no sloñnyj charakter i preñde vsego charakter o…en' nerovnyj" (Klju…evskij:298). Juist deze twee karaktertrekken zorgden ervoor dat tsaar Aleksej aanvankelijk zeer door Nikon geï ntrigeerd was, maar later zijn machtswellust afkeurde. Op dat punt in de geschiedenis was het schisma echter al onafwendbaar. Zijn organisatietalent en zijn voorbeeldige geloofsuitoefening samen met zijn indrukwekkende voorkomen hebben ertoe geleid dat Nikon snel steeg in de kerkelijke hiërarchie. Na tot monnik en vervolgens tot hegoumen gewijd te zijn, werd Nikon in 1646 tot archimandriet van het Novo-Spasskij-klooster in Moskou gewijd. Dit gebeurde op voorspraak van de tsaar. Bij een eerder bezoek aan Moskou had Nikon een ontmoeting gehad met tsaar Aleksej, zoals gebruikelijk was wanneer een abt de hoofdstad bezocht. Aleksej was dermate onder de indruk van Nikon dat hij besloot dat Nikon zijn persoonlijk priester moest worden. Daar het Novo-Spasskij het familieklooster van de tsaren was werd deze wens door Nikons benoeming aldaar ingewilligd. Aleksej Michajlovi… en Nikon raakten al snel bevriend. Nikon was zoals gezegd een van de IJveraars voor het geloof en wellicht heeft zijn vriendschap met de tsaar geleid tot de sympathie die de tsaar tegenover deze beweging van lagere geestelijken toonde. De tsaar onderhield echter ook vriendschappelijke betrekkingen met andere IJveraars. Avvakum bijvoorbeeld mocht zich verheugen in de gunst van de tsaar. Het is te danken aan het respect dat de tsaar voor hem had dat Avvakum niet eerder geëxcommuniceerd en geëlimineerd is. Naast Nikon en Avvakum had ook de geestelijk vader van de tsaar, Stefan Vonifat'ev, een grote invloed op de beeldvorming van de tsaar over kerkelijke aangelegenheden. Vanwege het grote vertrouwen dat Nikon genoot bij de tsaar gold hij in 1649 als de logische opvolger van de metropoliet van Novgorod. Daar in het Stoglavconcilie immers bepaald was dat de tsaar de genomen besluiten moest legitimeren had hij op dergelijke benoemingen een doorslaggevende invloed. Met deze benoeming bezette Nikon de tweede plaats in de kerkelijke hiërarchie. Ook in deze nieuwe functie genoot hij populariteit vanwege zijn grondig en kundig bestuur. Hij voerde in de liturgieën van zijn diensten wijzigingen in die geheel in lijn waren met de ideeën van de IJveraars voor het geloof. Hij voerde het eenstemmig zingen (edinoglasie) in, sloot de taveernes om paal en perk te stellen aan het alcoholisme en voerde de preek opnieuw in.
14
Wanneer hij op verzoek van de tsaar af en toe een dienst in de Kremlin-kerken verzorgde, diende hij ook daar volgens de gewijzigde liturgie. Dit tot groot ongenoegen van de toenmalige patriarch Iosif. Dat dergelijke botsingen konden geschieden onder het toeziend oog van de tsaar, geeft wel aan hoeveel waardering Aleksej Michajlovi… had voor de Novgorodse metropoliet. Op 16 april 1652 overleed patriarch Iosif. De IJveraars van het Geloof hadden Stefan Vonifat'ev naar voren geschoven als kandidaat voor de opvolging. Volgens Meyendorff zagen zij liever Vonifat'ev op de patriarchenzetel, daar zij vreesden dat als een sterke persoonlijkheid als Nikon de machtigste geestelijke zou worden, dat wel eens het einde kon betekenen van hun grote invloed op de benoemingen van de hogere geestelijkheid. Zij schatten het behoud van hun invloedrijke positie gunstiger in wanneer Vonifat'ev patriarch zou zijn (Meyendorff:86). Het liep echter anders. Avvakum schrijft: "En samen met Kornilii, metropoliet van Kazan', hadden we een smeekschrift geschreven, dat we allemaal hadden ondertekend, en dat we aan de tsaar en tsaritsa gaven; het ging over vader Stefan, dat we wilden dat hij patriarch zou worden. Maar die wilde zelf niet en noemde metropoliet Nikon. De tsaar gaf daaraan gehoor (...)" (Avvakum 1987b:49). Ruim drie maanden later, op 25 juli 1652 werd Nikon, op zevenenveertigjarige leeftijd, gewijd tot patriarch van Moskou en geheel Rusland. Echter, alvorens Nikon het ambt van patriarch aanvaardde, eiste hij dat de tsaar en enkele hoge ambtenaren (als vertegenwoordigers van het hele Russische volk) voor hem zouden knielen als teken van absolute onderwerping en als erkenning van zijn standpunt dat het kerkelijk gezag 17 hoger staat dan het wereldlijk gezag. Dit verzoek doet denken aan de ideeën van patriarch Filaret, die eveneens suprematie voor de kerkelijke hiërarchie nastreefde. Net als bij Filaret kunnen ook bij Nikon de ideologische wortels voor deze opvatting teruggevonden worden in een Byzantijns wetboek uit 879, dat bekend stond onder de naam Epanagoge. Dit boek legt de basis voor een staatsstelsel van diarchie in plaats van symfonie, oftewel: twee gelijkwaardige machten, een kerkelijke en een wereldlijke, besturen samen een rijk, waarbij ieder op zijn eigen gebied oppermachtig is. Dit was echter niet voldoende voor Nikon. Hij streefde er, evenals Filaret, niet alleen naar de kerkelijke macht gelijk te stellen aan de wereldlijke, maar zelfs hoger. Nikon verwoordde de logica achter dit verlangen als volgt: Car' zdešnim vveren est'- a ja nebesnym; Car' telam vverjaem est'- ierij ñe dušam. Car' ostavljaet dolgi imenijam - svjaš…ennik ñe dolgi sogrešenijam. Tot prinuñdaet - a •tot utešaet. Tot siloj - •tot ñe sovetom. Tot oruñie material'noe imeet - a •tot duchovnoe. Tot vojuet s supostatami - •tot ñe s na…alom i miroderñatelem t'my veka sego. Po•tomu jasno 18 svjaš…enstvo carstva prebole est'! 17
Een variant op de notitie van dit voorval maakt geen melding van een knieval. Het volstond dat de tsaar, de bojaren en de bisschoppen Nikon smeekten het aanbod te aanvaarden en een eed van gehoorzaamheid zwoeren (Meyendorff:86). 18 Christianstvo. Slovar':308. Het is aannemelijk dat Nikons honger naar macht gevoed is door patriarch Paisij van Jeruzalem, die Nikon ervan overtuigd zou hebben dat de aardse macht vergankelijk is terwijl de
15
Een tweede aanwijzing voor deze suggestie zag Nikon in de oude mythe over de belyj klobuk. Dit was een bisschopskap die door God zelf, de hemelse tsaar, geschonken was. Via Rome en Constantinopel was de kap terecht gekomen in Novgorod, bestemd voor de aartsbisschop van Novgorod. De legende was waarschijnlijk rond 1480 opgesteld door de aartsbisschop van Novgorod Gennadij, die in de ban was geraakt van het idee dat Rusland de taak had de pure Orthodoxie te beschermen. De belyj klobuk gold als het symbool voor de Orthodoxie en de opstanding van Jezus uit de dood (Zen'kovskij:31). Om die reden was hij aanvankelijk aan paus Silvester in Rome geschonken en daarna naar Constantinopel (het Tweede Rome) gebracht om uiteindelijk in Rusland te belanden, omdat "tam voistinu est' slavima vera Christova", zo staat in de legende geschreven (idem). Het impliceerde volgens de auteurs van de legende tevens dat in Rusland het Derde Rome zou ontstaan. Dat de legende in het laatste kwart van de vijftiende eeuw verscheen hing samen met het verwachte Einde van de Wereld in 1492. Volgens de oude Byzantijnse jaartelling, aan de hand waarvan eschatologische voorspellingen werden gedaan, was de wereld geschapen in 5508 voor Christus. Volgens oude legendes zou het Einde der Tijden aanbreken na zeven millenia. Het jaar 1492 was precies 7000 jaar na de schepping van de aarde en dus bestond de mogelijkheid dat de wereld in dat jaar zou vergaan. Dat de belyj klobuk in Rusland terecht was gekomen vlak vóór dit onheilspellende jaartal duidde erop dat Rusland het land was waar God zijn nieuwe rijk wilde vestigen. God zou niet de wereldlijke maar wel de geestelijke macht sparen. Dit toonde aan volgens Gennadij en Nikon dat de geestelijke macht hoger stond dan de wereldlijke. Een tweede bewijs hiervoor was de herkomst van het hoofddeksel. De kroon waarmee de Russische tsaars gekroond werden, was de zogenoemde Šapka Monomacha, een kroon die afkomstig zou zijn van de keizer van Constantinopel. De aartsbisschop van Novgorod werd gekroond met de belyj klobuk, de kroon van de hemelse tsaar. Dat juist hij tot metropoliet van Novgorod werd gewijd was voor Nikon geen toeval. Het was een bevestiging dat God wilde dat Nikon de hoge kerkelijke functie zou bekleden zodat hij zijn ideeën kon verwezenlijken. Zijn wijding tot patriarch schiep daartoe nog betere kansen. De basis voor latere disputen met zijn vroegere medestanders uit de kring der IJveraars werd al snel na Nikons wijding tot patriarch gelegd daar Nikon geen doekjes wond om zijn concepties. "I am a Russian and the son of a Russian but my faith and my religion are Greek" (Ware:110) placht hij volgens Ware te zeggen. Nikon zag voor de Russisch-Orthodoxe kerk een leidende rol weggelegd in de Orthodoxe wereld en achtte het noodzakelijk dat de onderlinge verschillen in de liturgieën zouden verdwijnen. Hij had het plan opgevat de liturgie van de Russische Orthodoxie aan kerkelijke macht eeuwig is en dat dus de kerkelijke macht eigenlijk boven de aardse macht zou moeten staan. Christianstvo. Slovar' meldt dat Nikon nooit zou hebben geneigd naar de Grieken als Paisij hem niet had overgehaald. (Christianstvo. Slovar':307) Paisij zag voor het Orthodoxe geloof een leidende rol in de wereld weggelegd. Om die reden zou het wenselijk zijn dat de Orthodoxe wereld één blok zou vormen. Het eucumenisch streven van Nikon kan gezien worden als een poging dit blok te bewerkstelligen. Dat het Russische patriarchaat voor zichzelf de hoofdrol in de wereldorthodoxie ziet doet geen afbreuk aan het streven naar eenheid.
16
te passen aan de Griekse om zo een eerste stap te zetten op weg naar het doel van een Orthodoxe Eucumene. Hiertoe moest een aantal hervormingen ingevoerd worden. Een grote taak lag in het corrigeren van de kerkelijke boeken en de liturgie. Bij een vergelijking van de Griekse liturgische boeken met de in de Russische kerk gebruikte exemplaren waren veel verschillen te constateren. De boeken werden in overeenstemming gebracht met de Griekse. Dit was een omvangrijke operatie die vele jaren geduurd heeft. Andere hervormingen spitsten zich toe op de uitvoering van rituelen. De aanpassing die de meeste weerstand opriep was de veranderde bekruising. De Orthodoxe gelovigen hadden zich altijd met twee vingers bekruisigd, maar nu verordende Nikon de bekruising met drie vingers. Naast de nieuwe bekruising voerde Nikon onder meer de volgende veranderingen in: * * * * * *
De naam van Jezus diende voortaan geschreven en uitgesproken te worden als Iisus en niet langer als Isus. De processie rondom de kerk liep voortaan tegen de zon in in plaats van met de zon mee. De benaming van God als `de waarachtige' verdween uit de geloofsbelijdenis. In plaats van twee keer het Halleluja te zingen, werd dat voortaan drie keer gedaan. Voor de viering van de eucharistie werden voortaan in plaats van zeven vijf prosfora gebruikt. Tijdens de dienst werden in plaats van zeventien slechts vier kniebuigingen gemaakt.
De wijzigingen in de liturgische boeken en in de uitvoering van de kerkelijke rituelen werden aangenomen op de Concilies van 1654, 1655 en 1656. Dit gebeurde met de volledige steun van tsaar Aleksej Michajlovi…. Uit het nieuwe kerkelijk wetboek Skriñal' (Tafelen, als in `de Stenen 19 Tafelen'), dat uitgegeven werd in april 1654 , kwam naar voren dat zij die weigeren zich met drie vingers te bekruisen, beschouwd zouden worden als ketters. Op de concilies van 1654, 1655 en 1656 werden Nikons hervormingen goedgekeurd. Dit impliceert dat ook Aleksej Michajlovi… zijn fiat gaf, aangezien beslissingen genomen op concilies pas de kracht van wet kregen als de tsaar ze goedgekeurd had (Meyendorff:42). Toch zocht Nikon naar bredere steun voor zijn hervormingen. Hij hoopte op legitimering en erkenning van de juistheid van zijn beleid door zijn collega-patriarch uit Constantinopel, Paisios I. Nikon had hem na het concilie van 1654 een brief geschreven met 28 vragen over zijn hervormingen. Het antwoord van Paisios luidde onder meer dat naar zijn mening een verschil in de uitvoering van een ritueel geen ketterij is en niet de eenheid van de kerk kan verbreken. Dit was echter niet de hulp waarop Nikon gehoopt had en in het vervolg van de ontwikkelingen legde Nikon deze mening naast zich neer (Lupinin:140). Het is mij onbekend of Aleksej Michajlovi… van het antwoord van Paisios I afwist. Als dat wel het geval was, veron-
19
Dit boek is een aangepaste uitgave van een Griekse tekst uit 1574, die patriarch Paissy toe had gestuurd aan Nikon (Zen'kovskij:219).
17
achtzaamde dus ook de tsaar de mening van de Eucumenische patriarch.
II.2 Het verzet In februari 1653, vlak voor de Grote Vasten, werd de herziene uitgave van het Psaltir' (psalmboek) verspreid. Tevens stuurde Nikon toen de verordening rond over de veranderde bekruising en de wijziging in het aantal kniebuigingen. Avvakum, het latere boegbeeld van de Oudgelovigen, beschrijft de reactie van de anti-Nikonianen: "Wij kwamen samen en vervielen in overpeinzing. We zagen dat het winter begon te worden; dat het hart verkilde en de benen begonnen te beven" (Avvakum 1987b:49-50). De hervormingen konden niet ieders goedkeuring wegdragen, ondanks dat de tsaar door zijn steun aan Nikon uit te spreken aangegeven had hoe de Russische Orthodoxie voortaan beleden zou worden. Hiervoor is een aantal oorzaken te vinden dat ik hier aan de orde wil stellen. Op de eerste plaats bestond er een wantrouwen tegenover alles wat buitenlands was, vooral bij de IJveraars die zich ontpopten tot felle tegenstanders van Nikon. De opvatting van deze groep dat Rusland door God uitverkoren was om de hoeder van de Orthodoxie te zijn ging zelfs zover dat de Russische kerktaal, het Oudkerkslavisch, als enige rechtmatige godsdienstige taal beschouwd werd. Andere talen en in één lijn daarmee ook andere godsdiensten werden als ketters aangemerkt. Zo was het Turks geen Oudkerkslavisch en dus heidens. Daarmee was ook de Islam heidens. De Nederlander Nicolaas Witsen merkt op in het reisverslag van zijn bezoek aan Rusland in 16641665: "De domste Russen seggen: de Latijnse tael is een ketterse tael, wyl Godt die niet spreeckt" (Witsen 1966b:446). Dit gold zelfs voor de Griekse taal, de taal waarin de boeken geschreven waren die model stonden voor Nikons taalwijzigingen. In een brief aan tsaar Aleksej raadt Avvakum hem af Grieks te leren: "Ty ved', Michajlovi…, rusak', a ne grek'. Govori svoim' prirodnym' jazykom'; ne uni…iñaj evo i v cerkvi, i v domu, i v poslovicach. Kak nas Christos' nau…il', tak i podobaet govorit'" (Uspenskij:345). De geleidelijke toenadering tot de Griekse liturgie was, zoals moge blijken uit het bovenstaande, een doorn in het oog van de Iosifljaanse geestelijken. Zij hingen de gedachte aan dat Moskou het derde Rome was en wilden niets weten van een Eucumene. In hun beleving deed de RussischOrthodoxe kerk een grote stap terug door haar heil in het Tweede Rome te zoeken. Rusland had immers sinds 1453 de goddelijke missie het ware geloof te beschermen. Tot voor kort had Nikon die mening gedeeld. Tijdens het Concilie van 1649 had hij zich nog in laatdunkende bewoordingen
18
20
uitgelaten over de buitenlandse geloofsgenoten. In 1657 herinnerde Neronov Nikon hieraan: " .... vroeger hebben we je vele malen horen zeggen dat de Grieken en de `Klein-Russen' hun geloof verloren hadden en geen kracht hadden of goede gewoontes" (Meyendorff:114). Nikon baseerde zich echter wat betreft het overnemen van Griekse gebruiken en liturgische teksten op een regel uit de Akte van het Concilie van Constantinopel uit 1593. Tijdens dit Concilie werd een volwaardig patriarchaat van Moskou erkend, dat echter al sinds 1589 bestond. In die Akte stond geschreven 21 dat "het Derde Rome niet zou moeten verschillen van het Tweede" (Lupinin:139). De Griekse invloeden hebben volgens Onasch Moskou bereikt via de Oekraï nse theologen. De West-Russische kerk, die haar centrum in Kiev had, was immers nog steeds een kerkprovincie van het patriarchaat van Constantinopel. Door de Poolse overheersing was zij meer dan de Moskouse kerk in aanraking geweest met het Katholicisme en het Protestantisme. Hierdoor werd zij gedwongen haar standpunten te bepalen en zelfbewust te worden. Dit had geleid tot een actief religieus leven. De theologische school die in 1632 door Petr Mogila in Kiev opgericht werd, genoot grote faam. De Oekraï nse theologie heeft ook op de kerkelijke ontwikkelingen in Moskou grote invloed gehad. Regelmatig bezochten monniken uit Kiev de hoofdstad van het Russische Rijk en werden theologische boeken naar Moskou gezonden en daar uitgegeven. Een van de belangrijkste boeken was Kniga o vere (Boek over het geloof), geschreven door de Kievse hegoumen Nafanail. Door de inspanningen van Stefan Vonifat'ev verscheen het in 1648 in Moskou 22 (Onasch:70). Het gegeven dat Stefan Vonifat'ev, immers een IJveraar en dus afkerig van buitenlandse invloeden, dit boek laat verschijnen lijkt een paradox: aan de ene kant keurden de IJveraars invloeden van buiten Rusland af en aan de andere kant is er sprake van een toenadering tot de Griekse en Oekraï nse theologie en cultuur. Deze schijnbare tegenstelling wordt opgehelderd door Meyendorff. Hij maakt onderscheid tussen wat hij noemt de `provinciale' groep (waarvan onder andere Avvakum en Neronov deel uitmaken) en de groep rondom Vonifat'ev. De provinciale groep herbergde, zoals de benaming al doet vermoeden, priesters van boerenkomaf, die gekenmerkt werden door xenofobie (Meyendorff:85). Tot 1649 behoorde Nikon tot hun gelederen. De 23 aanhangers van de andere groep, die de ideeën van onder meer Vonifat'ev, maar ook van de tsaar 24 en Rtiš…ev verwoordden, hadden veelal een adellijke achtergrond. Zij stonden wel open voor 20
Zie onder Deze Akten, die uiteraard in het Grieks neergeschreven waren, waren op verzoek van Nikon vertaald door Epifanij Slavineckij. In diezelfde Akte stond dat de rituelen van de Russisch-Orthodoxe kerk overeen zou moeten stemmen met de Griekse. 22 Volgens Onasch staan dit boek en de andere theologische werken van de Oekraï nse theologen bij de Oudgelovigen in hoog aanzien puur omdat ze vóór de hervormingen van Nikon verschenen zijn (Onasch:72). 23 Aangenomen mag worden dat de tsaar zeer sterk beï nvloed werd door zijn biechtvader Stefan Vonifat'ev. Het hoeft dan ook geen wonder te heten dat de ideeën van de tsaar overeenstemmen met die van Vonifat'ev. 24 Feodor Michajlovi… Rtiš…ev (1625-1673) kwam uit een familie die bekend stond om haar vrijgevigheid en zorg voor de armen. Hij had dagelijks contact met de tsaar, maar stelde zich bescheiden op. In conflicten probeerde hij vaak de ruziënde partijen nader tot elkaar te brengen. Hij richtte een school op waar onderwijs werd gegeven in onder meer Grieks, Latijns, Oudkerkslavisch, retoriek en filosofie. Verder gebruikte hij zijn 21
19
vreemde invloeden. Wellicht vanwege zijn hechte band met tsaar Aleksej, neigde Nikon allengs steeds meer naar de Vonifat'ev-kant. Vooral gesprekken die Nikon, toen nog archimandriet in Moskou, met patriarch Paisij van Jeruzalem heeft gevoerd zouden een doorslaggevende betekenis hebben gehad. Deze patriarch zou, hoewel niet als enige, Nikon gewezen hebben op de vele `fouten' die in de liturgische boeken waren geslopen en op de `verkeerde' uitvoering van de rituelen. Dat Nikon en Paisij met elkaar konden converseren impliceert dat Aleksej Michajlovi… niet afkerig stond tegenover de opvattingen van de patriarch van Jeruzalem. Volgens Meyendorff had de tsaar de hoop dat Nikon naar de kant van de Grecofielen overgehaald kon worden (Meyendorff:85). Gezien het feit dat Nikon in 1649 tot metropoliet van Novgorod gewijd werd door diezelfde Paisij van Jeruzalem (en door patriarch Iosif van Moskou), lijkt deze poging geslaagd. Een tweede verklaring voor het felle verzet dat de hervormingen opriepen betreft het cultureel-semiotisch verschijnsel van de benadering tot het teken. De Russen hadden een eigen benadering en die onderscheidde zich van de benadering die in het Westen in zwang was geraakt onder invloed van de Barok. Dit onderscheid maakte volgens de semioticus B.A. Uspenskij dat de boekhervormingen en de veranderingen in de uitvoering van de rituelen door velen niet geaccepteerd werden. De invloed van de Barok was evenals de invloed de Oekraï nse theologische denkbeelden afkomstig uit de Oekrane. Via Polen had hij zijn weg gevonden naar ZuidwestRusland. De Barok bood een nieuwe vorm van tekstinterpretatie, door Uspenskij de `conventionele benadering tot het teken' genoemd. Dit houdt in dat men ervan uitgaat dat een voorwerp een bepaalde benaming heeft die eigenlijk toevallig is. Men heeft die naam gekozen en afgesproken dat het voorwerp vanaf dat moment zo genoemd wordt. In Rusland kende men echter alleen de `onconventionele benadering tot het teken'. Dit betekende dat men er in Rusland van uit ging dat een voorwerp niet zomaar een gekozen benaming heeft, maar dat er een diepere betekenis achter zit. Je kunt de benaming dan ook niet zomaar veranderen; daarmee zou je ook de inhoud geweld aan doen. De `niet-provincialen' hadden er dus geen moeite mee dat Isus voortaan Iisus zou worden. Het wezen van Jezus werd immers niet aangetast. De `provincialen' echter zagen deze wijziging als ketters, aangezien in hun ogen de benaming Jezus wel degelijk van zijn diepere inhoud ontdaan werd. In hun opvatting veranderde een wijziging in een liturgische tekst onmiddellijk het karakter en de inhoud van die tekst. Dit betekende verraad aan de ware Orthodoxie (ISC:5). Velen 25 waren dan ook bereid te sterven "voor een enkele a" (Pozdeeva 1992:12). De stelling van kerkhistoricus Igor Smolitsch dat een groot gedeelte van het volk zich verzette tegen de hervormingen omdat het geen onderscheid maakte tussen de details en de wezengeld voor de organisatie van armenhuizen of voor het betalen van de borgsommen die Tataren vroegen voor de vrijlating van Russische gevangenen. Ook niet-Russen die in de gevangenis waren beland trachtte hij te helpen. Hij stond bekend om zijn nederigheid; zo weigerde hij de titel van bojaar die hem aangeboden werd (Lupinin:219). 25 Het aangehaalde voorbeeld is een zinsnede van diaken Feodor. Het slaat op het woordje `a' dat in de oorspronkelijke geloofsbelijdenis (`Simvol very') stond, maar in de vernieuwde versie ontbrak. In plaats van `roñdenna, a ne sotvorenna' stond er voortaan `roñdenna, ne sotvorenna'. Volgens de Oudgelovigen veranderde deze wijziging de inhoud van de geloofsbelijdenis (Uspenskij:335).
20
lijke zaken van het geloof komt overeen met de theoretische uiteenzetting van Uspenskij. Het volk was sterk gericht op de liturgie en haar vorm. Ondanks dat het nauwelijks een dogmatische opleiding genoten had, was het goed bekend met de liturgie en had het een hechte band met de kerk. Het kwam volgens Smolitsch regelmatig voor dat analfabetische gelovigen hele liturgieën uit hun hoofd kenden. De geestelijkheid had de gelovigen in deze betrokkenheid bij het bewaren van de zuivere Orthodoxie altijd gestimuleerd, met name de IJveraars voor het Geloof. De keerzijde van deze onvoorwaardelijke trouw aan de liturgie en rituelen was dat wijzigingen, ook wijzigingen die de essentie van het geloof niet aantastten, niet geaccepteerd werden (Smolitsch:148). Deze afkeer werd nog versterkt door het uitgangspunt van de anti-Nikonianen dat de liturgische teksten van God zelf afkomstig zijn. Een wijziging daarin resulteerde rechtstreeks in heiligschennis. Dit gegeven op zijn beurt verbond de tekstuele veranderingen aan de duivel. Deze redenering is typerend voor de Russische mentaliteit van de afgelopen eeuwen. De geschiedenis laat zien dat de Russen zich vaak van het ene uiterste naar het andere uiterste begeven, zonder dat er een neutrale tussenoplossing is. Het duale karakter van de Russische cultuur uit zich in een aantal centrale tegenstellingen. De basistegenstelling waarvan de andere tegenstellingen afgeleid kunnen worden, is die tussen het oude en het nieuwe. Ook het schisma binnen de Russisch-Orthodoxe kerk lijkt op die tegenstelling gebaseerd. Oud tegenover nieuw kan ook gezien worden in: Rusland tegenover het Westen, God tegenover de duivel, heilig tegenover ketters enzovoort. De overgangen tussen deze uitersten veroorzaken in de praktijk radicale breuken met het voorafgaande. Echter, hoe dynamischer de nieuwe (veranderende) cultuur, des te sterker zijn de mechanismen die gericht zijn op het behoud of regenereren van het culturele verleden (Lotman/Uspenskij 1984b:5). Bij de Oudgelovigen, die bekend staan om hun sterke hang naar het verleden, laat dit zich duidelijk aantonen. Hun totale verwerping van de hervormingen (van het nieuwe) heeft een sterke geneigdheid naar eschatologisch denken. Daar hun eigen ideeën gelden als heilig, zijn de nieuwe opvattingen zondig en afkomstig van de duivel. En zoals in Openbaringen:20 26 te lezen staat, is de komst van de duivel op aarde de aankondiging van het Einde der Tijden. Afgezien van deze apocalyptische verwachtingen protesteerden de anti-Nikonianen tegen de aanpassingen in de liturgische teksten omdat zij van mening waren dat de wijzigingen veel te ver gingen. Volgens de boekhervormers ging het om het verbeteren van schrijffouten en het doorvoeren van nieuwe grammaticale regels. De Oudgelovigen verzetten zich echter tegen de veronderstelling dat er fouten zouden zitten in de liturgische boeken. Volgens hen gebeurde het kopiëren altijd met grote toewijding en werden fouten niet getolereerd. Aangezien fouten gezien worden als een verandering van het wezen van de tekst en daarmee als heiligschennis, werden ze beschouwd als een zonde. In het Katholieke Westen tilde men niet zo zwaar aan een schrijffoutje: het wezen van de tekst werd immers niet aangetast. In Rusland dacht men daar zoals gezegd anders 26
Het volgende vers (Openbaringen:21) echter kondigt de komst aan van het Nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel neerdaalt. Het zal nauwelijks toeval genoemd kunnen worden dat Nikon lange tijd heeft gewoond in een klooster dat hij zelf had laten bouwen en dat de naam Nieuw Jeruzalem droeg. Zie voor meer informatie over de relatie tussen Jeruzalem en Moskou: Lotman/Uspenskij 1984a.
21
over. Volgens Uspenskij wordt dit geï llustreerd door het gegeven dat het gangbare Russische woord voor een vergissing pogreš nost' was, afgeleid van het woord grech (zonde). Toch erkent ook Rjabušinskij dat er fouten voorkwamen in de boeken als gevolg van de lage opleiding van de geestelijken. Het corrigeren van de boeken op schrijffouten gebeurde al vanaf het Stoglav-concilie onder Ivan de Vierde en heeft impulsen gehad van Filaret, Iosaf en Iosif, met goedkeuring, en zelfs op initiatief, van de IJveraars voor het Geloof. Hoewel Nikon aanvankelijk ook tot deze kring geestelijken behoorde, gingen zijn herzieningen verder dan de overige IJveraars voor nodig hielden. Er kan dus niet gezegd worden dat het schisma berust op de tegenstelling hervorming-traditie, daar alle betrokken partijen in zekere zin hervormingsgezind waren (Cherniavsky:7). Men verschilde alleen van mening over de omvang en de aard van de veranderingen. Volgens Rjabušinskij golden als basis voor veranderingen niet langer meer oude Oudkerkslavische of Griekse boeken en handschriften, maar recente Griekse boeken. Daar kwam bij dat de Grieken onder invloed van het katholicisme stonden en het Oudkerkslavisch slecht beheersten. Zij waren dus zeer ongeschikt om zich op te verlaten wat betreft het corrigeren van de Russisch-Orthodoxe liturgische boeken, aldus Rjabušinskij (Rjabušinskij:10-11). Bovendien konden vele van de aanpassingen niet worden teruggevoerd op schrijffouten. De verwijdering van het woord istinnago (de waarachtige) uit een gedeelte van de geloofsbelijdenis "I v Ducha Svjatogo Gospoda istinnago i ñivotvorjaš …ago" bijvoorbeeld heeft niets te maken met een vergissinkje. Het lijkt logischer dat in de loop der geschiedenis een woordje zou zijn weggevallen dan dat er een bijgekomen is. Hieruit volgt dat de Russische liturgische boeken in feite dichterbij de oorspronkelijke Byzantijnse teksten stonden dan de Griekse (Zen'kovskij:9). Wat volgens Zen'kovskij niemand Nikon aan zijn verstand kon brengen was volgens Zen'kovskij dat juist de Griekse teksten in de loop der eeuwen veranderd waren en niet de Russische teksten. Veel van de verschillen die Nikon in de boeken opmerkte, waren geen schrijffouten die aan Russische zijde gemaakt zouden zijn. Om deze reden hechten de Oudgelovigen een enorme waarde aan boeken uit de preNikoniaanse periode. De ultieme waarheid is immers alleen verbonden met die tekst. Voor de 27 tegenstanders van Nikon vervulden boeken een zeer belangrijke functie. Fedotov schrijft over de betekenis die boeken hadden in het oude Rusland: "Book reading was in Ancient Russia, certainly, not contemplated from the point of view of theoretical knowledge; it was the school of practical conduct" (Lupinin:65). Afgezien hiervan werden, zoals gezegd, kerkelijke teksten beschouwd als rechtstreeks afkomstig van God. Het zuivere geloof kan alleen bewaard worden door de oude 28 boeken te koesteren. Die houding werd niet alleen aangetroffen bij de geestelijkheid die tegen 27
Georgi P. Fedotov was lid van het Christelijk Seminarium en belandde in de jaren zeventig van deze eeuw in een psychiatrische inrichting vanwege zijn geloof. Door westerse druk is hij na een paar weken vrijgelaten (Ellis:413-414). 28 In de loop der eeuwen zijn de boeken zeer zorgvuldig bewaard door de Oudgelovigen waardoor een gedeelte van de pre-Nikoniaanse kerkboeken bewaard is gebleven. Ook nu nog spelen de boeken een grote rol in de geloofsuitoefening. Zij dienen als basis voor het pure Orthodoxe geloof. Op grond van die basis bepalen de Oudgelovigen hun standpunten. "V našej ñizni oni tak ñe neobchodimy, kak oni byli neobxodimy i v
22
Nikon ageerde, maar ook in de boerenmilieus. Het boek als `drager van heiligheid en traditie' (Pozdeeva 1992:12) bood bescherming als constante waarde in een telkens veranderende samenleving. Ze waarborgden een soort continuï teit. "Kniga chranit preemstvennost' christianskoj very, zakona i porjadkov, ustanovlennych samim Christom," zoals Pozdeeva de meningen van de Oudgelovigen weergeeft (Pozdeeva 1992:17). Toen het schisma ontstond, had men immers net de chaotische Tijd der Troebelen achter de rug (1598-1613) en was ook het kerkelijk leven in verval geraakt. De inhoud van het geloof echter, zoals die stond vastgelegd in de boeken, bood houvast. Pozdeeva erkent in haar artikel over de rol van boeken in het Oudgelovigendom dat boeken voor de Russen altijd al een bijzondere betekenis hebben gehad, maar meent dat de Oudgelovigen een nieuwe dimensie aan dit sentiment gegeven hebben. Zij geven het boek de connotatie mee van beschermer. Het boek beschermt bijvoorbeeld tegen dogmatische veranderingen, maar ook tegen de Antichrist. De redenen die genoemd zijn voor het massale verzet van het Russische volk tegen de liturgische tekstuele veranderingen gelden in zekere zin ook voor de weerstand tegen de wijzigingen in de uitvoering van rituelen. Zoals gezegd bracht de veranderde bekruising de meeste opwinding teweeg. Naar Grieks voorbeeld diende de gelovige zich voortaan met drie vingers te bekruisen (troeperstie) in plaats van met twee (dvoeperstie). Hoewel dit verschil op het eerste gezicht wellicht triviaal lijkt, zit achter de twee manieren een verschillende theologische symboliek. Het zich bekruisen met twee vingers (met wijs- en middelvinger) legt de nadruk op de twee gedaantes van Jezus: de goddelijke en de menselijke. Pas op de tweede plaats gaat de aandacht uit naar duim, ringvinger en pink, die de Heilige Drieëenheid symboliseren. Bij de bekruising met drie vingers wordt als belangrijkste aspect de Heilige Drieëenheid gezien. De kritiek van de Oudgelovigen luidt dat de twee wezens van Christus zo niet tot uitdrukking komen (ISC:8). Zij schrijven in hun weergave van de hervormingsperiode dat de Grieken pas kort daarvoor de troeperstie hadden ingevoerd en dat het ritueel bij geen enkele priester of in geen enkel oud Concilie terug te vinden is. Daarmee heeft het dus eigenlijk geen enkel recht van bestaan; het is niet de manier van zich bekruisen die in 988 met het Christendom aangenomen werd. Zij stellen dat Nikon geen goed onderbouwde these had over de bekruising met drie vingers; de twee vingers die overbleven bij de Griekse wijze hadden volgens hem geen enkele functie en waren dus eigenlijk overbodig. Dit klonk 29 de Christenen van Rusland als heiligschennis in de oren en dus zeiden zij: "Novyj patriarch uprazdnil Christa." Bovendien was een gevolg van het ondergeschikte belang van Christus' twee naturen dat het was alsof niet een mens in Golgotha aan het kruis genageld was, maar de hele Heilige Drieëenheid (ISC:8)! B.A. Uspenskij is van mening dat de twee interpretaties in wezen op hetzelfde neerkomen.
prošlye vremena," aldus een Oudgelovige in 1922 (Pozdeeva 1992:11). 29 In Istorija Staroobrjad…eskoj Cerkvi wordt gesuggereerd dat de gehele bevolking van Rusland achter de (latere) Oudgelovigen zouden staan. Tevens noemen zij zichzelf Christenen, waarmee aangegeven wordt dat zij de volgelingen van Nikon niet als dusdanig beschouwen. De laatsten duiden zij aan met de term Nikonianen.
23
Hij stelt vast dat in beide gevallen van bekruising de drie vingers symbool staan voor de Heilige Drieëenheid en de twee resterende (of dat nou de ringvinger en de pink zijn of de wijs- en middelvinger) voor de twee naturen van Jezus. Hij zegt dat er in feite geen enkele aanwijzing is waarom de ene symboliek belangrijker zou zijn dan de andere. Beide manieren van bekruising drukken dezelfde twee inhouden uit. Dit vormt voor hem een bewijs van zijn stelling dat het strijdpunt over de bekruising eigenlijk een principekwestie was en berustte op gehechtheid aan oude rituelen (Uspenskij:334). Hier kan tegenin gebracht worden dat de Oudgelovigen de bekruising eigenlijk beschouwden als een ritueel waarbij alle vijf de vingers een betekenis hadden, hoewel de twee vingers die de twee naturen van Christus symboliseerden de belangrijkste waren. Dat Nikon de prioriteit omdraaide, dus de symboliek van de Heilige Drieëenheid hoger stelde dan de symboliek van de twee naturen, werd niet slechts als een omkering van de symboliek opgevat, maar ook als een vermindering van de symboliek (Hauptmann:88). Monniken van het Soloveckij30 klooster zouden Nikons symboliek "ledig" noemen , maar Avvakum spreekt zelfs van de Antichrist. Hauptmann haalt van Avvakum het volgende citaat aan: "De Nikonianen hebben de eeuwige kerkelijke waarheid verworpen; ze willen zich niet met vijf vingers bekruisen, zoals de overlevering van de heilige vaders gebiedt, maar op de een of andere zonderlijke wijze zijn zij overgegaan op het teken met drie vingers en daardoor hebben ze zich geplaatst voor het Alverderf - ik zeg zij hebben het teken van de Antichrist aangenomen, waarin het geheim der geheimen ligt: draak, beest en valse profeet..." (Hauptmann:89). Ook Neronov verkondigde het volk al in 1654 dat Nikon, als verrader van de ware Orthodoxie, de Antichrist zou kunnen zijn. Het geloof in het bestaan van het rijk van de Antichrist is een van de kenmerken van het Russische volk vanaf de vijftiende eeuw. Hoewel de wereld in 1492 niet verging, wat volgens een oude berekening zou moeten hebben gebeuren, heeft het gevoel dat het Einde der Tijden onherroepelijk naderde het Russische volk niet meer verlaten. Uit de Bijbel wist men dat de Dag des Oordeels zal aanbreken wanneer de Antichrist drieëneenhalf jaar geregeerd had. Tekenen van de komst van de Antichrist zien de Russen in dramatische gebeurtenissen die hen diep raken. Hoewel God alomtegenwoordig en oppermachtig is, blijft de verwachte komst van de Antichrist een reële bedreiging vormen. Volgens Pascal zijn er gevallen bekend van complete parochies die op de vlucht geslagen zijn of die massaal zelfmoord pleegden toen zij tekenen van de komst van de Antichrist meenden te herkennen (Pascal 1976:14). Neronovs bewering dat Nikon de Antichrist was maakte dan ook grote indruk op de boerenbevolking. Deze onheilspellende 30
Wellicht zijn deze monniken, die door Hauptmann (Hauptmann:89) aangehaald worden, degenen waarnaar de Oudgelovige historici (ISC:8) verwijzen als zij spreken over `het hele volk dat sprak: "Novyj patriarch uprazdnil Christa."' Zou dit het geval zijn, dan lijkt de stelligheid van de Oudgelovigen dat het hele Russische volk achter hen stond enigszins overdreven. Niet het onopgeleide volk zou dan deze mening over Nikon geventileerd hebben, maar geestelijken die geacht mogen worden beter op de hoogte te zijn van de situatie.
24
boodschap leek bevestigd te worden door visioenen over rampen en onheil die diverse mensen kregen en die bewaarheid leken toen Moskou getroffen werd door de cholera die uitbrak in 1654. Dit bracht veel gelovigen tot de overtuiging dat het Kwaad gekomen was. Het aantal tegenstanders van de Nikoniaanse hervormingen groeide hierdoor. De wrede maatregelen die genomen werden tegen degenen die de nieuwe Orthodoxie weigerden te accepteren voedden dit idee nog meer. Volgens de geschiedschrijvers van de Oudgelovigen schuwden de Nikonianen geen enkel middel om het volk ertoe te brengen af te stappen van het ware geloof. Mensen die weigerden het nieuwe geloof aan te nemen belandden in de gevangenis, werden verbannen of kregen zweepslagen. Ook gebeurde het dat de Nikonianen neuzen, oren en tongen afsneden of handen afhakten. De mensen raakten verbitterd en kwamen tot de conclusie dat "na pervosvjatitel'skom prestole vossel patriarch-mu…itel' i ubijca" (ISC:10). Ook de prominente leiders van het verzet tegen de Moskouse patriarch moesten het ontgelden. Avvakum en Neronov waren twee van deze martelaren voor het geloof. Daar hun rol zeer invloedrijk was, wil ik aan deze twee persoonlijkheden enkele woorden wijden. 31 Avvakum Petrovi… kwam evenals Nikon uit het district Niñnyj Novgorod. Op 22-jarige leeftijd werd hij diaken, twee jaar later priester en hij werd tot aartspriester gewijd in 1648. Hij kreeg de geestelijke zorg over het stadje Jur'evec Povol'skij. Hij kon echter niet goed overweg met zijn parochie en kreeg het herhaaldelijk met de gelovigen aan de stok. In zijn autobiografie verhaalt Avvakum over enkele voorvallen uit die tijd. Een citaat uit zijn aantekeningen in die periode: "Later haalde hij (een stadscommandant, MvD) een streek uit die hij wel van de duivel zal hebben geleerd: hij kwam de kerk in, gaf me een aframmeling en sleepte me aan mijn benen over de vloer, met gewaad en al, en ik maar bidden ondertussen. Een andere keer was er een andere commandant die woest op mij werd: hij kwam mijn huis binnengestormd, sloeg me en beet in de vingers van mijn hand, met zijn tanden, als een hond. En toen zijn mond vol bloed begon te lopen liet hij mijn hand los uit zijn tanden, liet me met rust en ging naar huis. En ik dankte God, verbond mijn hand met een doek en ging naar de avonddienst" (Avvakum 1987a:32-33). Om verdere molestaties voor te zijn verliet Avvakum het stadje Jur'evec Povol'skij en ging naar Moskou. Daar maakte hij kennis met Ivan Neronov en Stefan Vonifat'ev. Samen met Neronov veroordeelde Avvakum Nikons hervormingen openlijk, wat de tsaar in een lastig parket bracht, aangezien Aleksej veel bewondering en sympathie had voor Avvakum. Het schijnt dat de tsaar de excommunicatie van Avvakum en diens verbanning naar een plaats in het uiterste oosten van Siberië persoonlijk voorkomen heeft. Toen de dienst die gehouden werd om Avvakum te excommuniceren halverwege was, greep de tsaar in. Hij voorkwam daarmee de ontwijding van 31
De geschiedschrijving is niet eenduidig over Avvakums geboorte- en sterfjaar. Lupinin geeft als geboortejaar 1615 of 1616 en als sterfjaar 1681. De samenstellers van Christianstvo. Slovar' geven de jaartallen 1620 of 1621 respectievelijk 1682. Ook Ware geeft die gegevens.
25
Avvakum en zette de veroordeling om in verbanning naar Tobol'sk, dat aanmerkelijk minder diep in Siberië lag (Bourdeaux:30). Ook later sprong Aleksej Michajlovi… nog een paar keer in de bres voor de aartspriester, maar vanwege Avvakums onverzoenlijke houding werd de aartspriester in 1666 alsnog in de kerkelijke ban gedaan. Als reactie daarop vervloekte Avvakum het concilie en de Nikoniaanse kerk. Uiteindelijk stemde de tsaar in met Avvakums verbanning naar Pustozersk. Hij kwam terecht in een ondergrondse kuilgevangenis, waar hij slechts door een gat in het plafond contact met de buitenwereld behield. In 1682 werd hij aldaar verbrand. De autobiografie van Avvakum (ðitie protopopa Avvakuma, im samim napisannoe), in dit hoofdstuk al enkele malen aangehaald, geldt als het belangrijkste werk dat door een Oudgelovige geschreven is. Pas in 1861 werd het uitgegeven. Behalve door zijn volgelingen wordt het werk ook door letterkundigen bijzonder gewaardeerd. Het is namelijk een van de eerste werken uit die periode die geschreven zijn in een stijl die geheel afwijkt van de in die tijd gebruikelijke stijl. Alleen al het feit dat het werk een autobiografie is, is revolutionair. Hetzelfde geldt voor zijn taalgebruik: geen bombastische woorden, maar de gewone spreektaal. Hij gebruikt weliswaar ook het Oudkerkslavisch, maar alleen voor de tekstgedeelten die betrekking hebben op kerkelijke kwesties en niet op de wereldlijke gebeurtenissen. Een bisschop van de officiële Russisch-Orthodoxe kerk reageerde als volgt na het lezen van Avvakums autobiografie, die opnieuw uitgegeven was door N.I. Subbotin in het laatste kwart van de vorige eeuw: "Pro…ital ja. Kakaja sila, kakoj talant! Žto Puškin 17-ogo stoletija. Zdes' osnovanie nastojaš…ego literaturnogo russkogo jazyka" (Senatov:35). Ivan Neronov (1591-1670) was in 1649 als aartspriester dienende in de Kazan'skij Sobor in Moskou. Hij had een grote invloed op kerkelijke zaken, maar was ook thuis aan het Hof. Aanvankelijk werkte hij mee aan de boekhervormingen, maar al snel werd hij door Nikon van die taak ontheven. Nikon zal wel ontevreden over zijn werk geweest zijn, want in korte tijd werd Neronov een van de belangrijkste tegenstanders van Nikons voornemens. Hij protesteerde openlijk tegen de verbanningen van een aantal anti-Nikonianen. Dit resulteerde in zijn eigen verbanning naar het Spaso-Kamennyj-klooster en later naar het Kandalašskij-klooster. Hij verliet het klooster en zwierf enkele jaren, ondertussen gezocht door de autoriteiten. Hij keerde vrijwillig terug naar Moskou in 1657 en zocht Nikon op. Hij hield zich de volgende zes jaren voornamelijk bezig met het schrijven van boeken en het houden van preken, die hem grote roem verschaften. Hoewel hij in de strijd tegen Nikon gold als een van de krachtigste tegenstanders tegen de patriarch, kon Neronov de druk die op hem werd uitgeoefend niet lang verdragen. Hij betoonde berouw op het Russische Concilie van 1666 en erkende de nieuwe gebruiken. In 1668 werd hem vergiffenis geschonken. Na de Grote Concilies verdween hij uit het Moskouse leven (Lupinin:217). Hij werd in 1669 gewijd tot archimandriet en werd naar het Danilov-klooster in Perejaslavl' gezonden. Daar sleet hij de rest van zijn leven, onder de naam Grigorij. Ondanks dat Neronov uiteindelijk zwichtte, hebben de Oudgelovigen nooit hun respect voor hem verloren. Behalve Avvakum en Neronov hebben de Oudgelovigen nog een aantal martelaars uit de begintijd van het schisma. Priester Lazar' (de trouwste vriend van Avvakum), diaken Feodor (net
26
als Avvakum bekend om zijn vlammende traktaten), en Epifanij (de geestelijk vader van Avvakum) werd de tong afgesneden en handen afgehakt alvorens zij, samen met Avvakum, in Pustozersk in 1682 op de brandstapel aan hun einde kwamen. Deze vier mannen worden de `Vaders' van het Oudgelovigendom genoemd. Lupinin voert een getuige van de mutilaties die Lazar', Feodor en Epifanij aangedaan werden ten tonele. De getuige vertelt dat "de beul niet in staat was om de tong van Lazar' af te snijden omdat zijn handen trilden en dus hielp Lazar' hem bij zijn taak. Daarna, toen een handdoek met het bloed uit zijn mond doordrenkt was, gooide hij hem in het sympathiserende publiek met de woorden: "Neem hem mee als een zegen voor je huis" (Lupinin:122). Ook over de andere Vaders beweert de getuige dat ze doorgingen met praten, zelfs toen hun tongen afgesneden waren (idem). Lupinin meent dat dergelijke verhalen wellicht dienden ter vorming van het aura van de martelaars. Ook Avvakum maakt melding van de wonderen die optraden bij de amputaties van tong en hand van Lazar': "Toen legden ze zijn rechterarm op het beulsblok en hakten de hele hand af; maar kijk: op de grond vormden de vingers van de afgehakte hand als vanzelf het kruisteken, zoals de Overlevering gebiedt, en ze bleven zo nog lange tijd voor het volk liggen; zelfs nog na de dood verkondigde zij, die arme hand, aldus het teken van onze verlosser met grote trouw" (Avvakum:74-75). De beschreven gruweldaden zouden het begin zijn van de grootschalige vervolging waaraan de Oudgelovigen de eeuwen die volgden zouden blootstaan. Met de concilies van 1666-1667 worden niet alleen de individuele leiders veroordeeld, maar begint de vervolging van iedereen die zich niet in Nikons hervormingen kan vinden.
II.3 De Grote Concilies. Het ontstaan van het Oudgelovigendom Nikons streven naar diarchie heeft hem uiteindelijk de das omgedaan. Tsaar Aleksej kon instemmen met de hervormingen op kerkelijk gebied, maar op staatkundig gebied kon hij dat niet. De eerste drie jaar kon Nikon rekenen op de steun van de tsaar, maar tijdens de volgende drie jaar (16551658) bekoelden de betrekkingen tussen de twee aanzienlijk. De verschillende visies op bestuur uitten zich grotendeels door een aantal triviale kwesties. De kwestie die de disputen op de spits dreef, was de benoeming van een metropoliet voor Kiev in 1657. Nikon hield vast aan de canon dat de patriarch van Constantinopel over een opvolger moest beslissen. De tsaar daarentegen vond het logischer was dat nu de Oekraï ne onder Russisch gezag stond, Nikon iemand zou benoemen die
27
32
de tsaar beviel. Beide partijen hielden stevig vast aan hun principes. Uiteindelijk, in juli 1658, legde een boze Nikon zijn patriarchale gewaad af, verliet Moskou en trok zich terug in het Voskresenskij-klooster. Hij had de insignia van de patriarch meegenomen toen hij Moskou verliet. Hierdoor maakte hij duidelijk dat hij het patriarchaatschap niet opgaf, hoewel hij aanvankelijk gezegd had dat hij zijn functie zou neerleggen. Dit veroorzaakte grote onzekerheid bij de achtergebleven geestelijken en de tsaar. Dat deze ongemakkelijke situatie enkele jaren zou duren, viel te wijten aan de kerkelijke hiërarchische orde. Het was namelijk niet eenvoudig de patriarch, die teruggetrokken in een klooster leefde, af te zetten. Hoewel alle betrokkenen het er over eens waren dat de situatie onhoudbaar was geworden, kon het voornemen Nikon af te zetten en de benoeming van een opvolger op het concilie van 1660, bijeengeroepen door de tsaar, geen doorgang vinden. Op dat concilie was namelijk alleen lagere geestelijkheid aanwezig en zij was volgens de canon niet bevoegd een patriarch af te zetten. Slechts de andere patriarchen kunnen besluiten een mede-patriarch uit zijn functie te ontheffen. Dit argument werd door Nikon keer op keer aangehaald ter verdediging van zijn positie (Lupinin:158). Dit zou, volgens Lupinin, echter geen geldig argument 33 zijn aangezien de Russisch-Orthodoxe kerk al vanaf 1593 haar eigen patriarchen koos , zonder inmenging van de andere patriarchaten. Iedereen was dat blijkbaar vergeten op dat moment, zo schrijft de Russische historicus. Bovendien was de tsaar in verwarring gebracht door de lovende 34 woorden die enkele aanwezigen, met name Epifanij Slavineckij , op het concilie over Nikon spraken. Nikon zelf hamerde erop dat het concilie geen geldigheid had aangezien het niet door de patriarch gewenst was. Op zich had hij hierin gelijk. Normaliter vroeg de patriarch aan de tsaar om een concilie bijeen te roepen, maar gezien de situatie leek deze procedure geen haalbare kaart. Gezien de complexiteit van de kwestie, besloot tsaar Aleksej dat er op het concilie van 1660 geen 35 besluiten genomen zouden worden. Hij verlangde naar inbreng van de andere patriarchaten. In december 1662 werd een nieuw concilie belegd voor 1663. Er zouden echter drie jaren verlopen voordat alle genodigden van de kwestie op de hoogte waren gesteld en zich naar Moskou begaven. 32
De Oekraï ne zelf wilde liever tot het patriarchaat van Constantinopel blijven behoren (Lupinin:132). In 1589 kreeg de Russisch-Orthodoxe kerk haar eerste patriarch, maar pas op het concilie van 1593 werd het Moskouse patriarchaat erkend. Vanaf dat jaartal mochten de Russisch-Orthodoxen zelf bepalen wie het hoofd van de kerk zou worden. 34 Epifanij Slavineckij (?-1675) was een van de actiefste hervormers. Hij verzorgde grote delen van de herzieningen in het Sluñebnik (1655) en in vertalingen van werken van onder meer Johannes Chrysostomus. Hij genoot zijn opleiding in de Oekraï ne of Wit-Rusland en had een brede belangstelling. Op verzoek van tsaar Aleksej Michajlovi… kwam Epifanij in 1649 naar Moskou, samen met Arsenij Satanovskij, om te werken aan een nieuwe bijbelvertaling uit het Grieks. Epifanij is een van de weinige Nikonianen die trouw zijn gebleven aan de patriarch na diens veroordeling (Lupinin:219; Meyendorff:108). 35 Lupinin geeft hiervoor drie redenen: 1. de tsaar wilde steun van buitenaf aangezien de kwestie complex en gevoelig lag; 2. hij handelde naar zijn eigen Grieks-georiënteerde gevoel; 3. de Hofpolitiek van die tijd vereiste een dergelijke stap (Lupinin:148). Nicolaas Witsen geeft in zijn verslag van een bezoek aan patriarch Nikon in 1665 de volgende reden voor het twijfelen van tsaar Aleksej: "Dogh, omdat soo een heijligh en groot persoon is, kan of `wil' de zaer hem niet straffen, latende alle de kerckelijcke emolumenten nogh aen hem" (Witsen 1966a:273). Hierbij moet vermeld worden dat volgens de commentator van het verslag Witsen niets wist van de kerkelijke kwestie en van de hervormingen die Nikon doorgevoerd had. 33
28
De Grote Concilies, zoals de concilies die beslisten over het lot van Nikon en de anti-Nikonianen zijn gaan heten, konden daarom pas in 1666 beginnen. Tijdens die drie jaar was er het nodige gebeurd. De gebeurtenissen en verschillende gezichtspunten ondergingen een ontwikkeling die zou leiden tot een blijvende breuk. Als hoofdschuldige voor de problemen werd Nikon aangemerkt. Zijn reputatie was in die drie jaren zwaar geschonden. Een grote bijdrage daaraan leverde de reizende prelaat Paisios Ligarides, een persoon die als volledig onbetrouwbaar geldt. Ironisch genoeg was hij in 1657 naar Moskou gekomen op uitnodiging van Nikon zelf. In ISC wordt hij omschreven als een sluwe man, een verborgen Jezuï et die het vertrouwen van de tsaar wist te winnen. Lupinin onderschrijft die mening, maar Nicolaas Witsen heeft een positieve indruk van hem. Bij hun eerste ontmoeting omschrijft Witsen hem als volgt: " 't Is een out venerabel man; is in devote kleederen na de Grieckse wyse gekleet; voert een seer lange baert, wit van ouderdom; op syn borst hangt een klyn busken, teeken en bewys van zyn ordere en qualitijt; (...) is by Zyn Zaerse Majestyt in groote aensien. 't Is een man van groote studie, spreekt goed Latyn, ook out Griex" (Witsen 1966a:159). Het is niet verwonderlijk dat Ligarides een dergelijke indruk maakte; zelfs de tsaar immers zwichtte ook voor zijn bekwame voorkomen. Ligarides zelf deed tegenover Witsen de volgende uitspraak over zijn positie aan het Hof: "Die aengename by grooten wil syn, moet vleyn" (Witsen 1966a:199). 36 Samen met bojaar Strešnev stelde Ligarides een vragenlijst op die Nikon moest antwoorden. De vragen waren zo opgesteld dat Nikon, bijna ongeacht zijn antwoord, zichzelf zou veroordelen. Verder werd Nikon herhaaldelijk ondervraagd in hoop dat hij zich zou verspreken, waardoor men een geldige reden zou hebben om hem af te zetten. Vanaf 1663 had hij huisarrest en mocht geen bezoek meer ontvangen. Zijn bezittingen, waaronder meer dan duizend boeken, werden geconfisceerd. Helaas voor tsaar, bojaren en Nieuwgelovige geestelijken werd er geen belastend materiaal gevonden. Nikon deed nog verwoede pogingen zich met de tsaar te verzoenen. Zijn brieven hadden echter geen effect. Van ernstiger aard waren zijn onaangekondigde bezoeken aan Moskou in 1659, 1662 en 1664. Hij vertoonde zich in de Kremlinkerken, daarmee grote consternatie veroorzakend. De tsaar gaf hem te verstaan dat zijn plaats niet langer in Moskou was (Lupinin:98). In november 1666 zou de hele kwestie eindelijk tot klaarheid gebracht worden. Buitenlandse hulp was aanwezig in de personen van de patriarchen Makarios van Antiochië en Paisios van
36
De bojaren deden alle mogelijke moeite om een verzoening tussen de tsaar en de patriarch te voorkomen. Zij waren niet te spreken over de uitbreiding van de patriarchale bevoegdheden op werelds vlak die Nikon had bewerkstelligd. Nikon was niet gevoelig voor vriendjespolitiek en deed geen pogingen bij de bojaren in de smaak te vallen. Hij organiseerde in 1654-1655 zelfs huiszoekingen bij de bojaren, op zoek naar zogenoemde `Frankische ikonen', ikonen geschilderd naar de nieuwe, Westerse ikonenschildermethoden. De adel had gehoopt na Filaret nooit weer een dergelijke wereldlijke patriarch te krijgen (Lupinin:92).
29
37
Alexandrië . Zij wilden wel helpen Nikon te veroordelen. Lupinin stelt dat zij voor die hulp vrijwel zeker een geldelijke beloning ontvingen (Lupinin:160). Zen'kovskij precisieert dit. Hij weet dat de patriarchen voor de veroordeling van hun mede-patriarch bontjassen, goud en geschenken ter waarde van 200.000 roebel ontvingen, gerekend naar de koers van het jaar 1900 (Zen'kovskij:291). De twee patriarchen stonden ook als dusdanig bekend. Hoewel zij in Moskou bij de concilies aanwezig waren, waren ze door het patriarchaat van Constantinopel wegens illegale praktijken veroordeeld. Bij terugkeer in het Oosten belandde Paissios direct in de gevangenis voor de onrechtmatige toeëigening van een grote som geld. Ligarides besloot helemaal niet meer terug te keren naar huis en stierf in Kiev. Zij noch de andere aanwezigen op het concilie konden de goedkeuring krijgen van de kant van de Oudgelovigen: zowel de Oosterse als de Oekraï nse vertegenwoordigers werden ervan beticht door het Katholicisme beï nvloed te zijn. En uitgerekend zij, de ketterse buitenlanders, zouden de hervormingen die Nikon ingevoerd had goedkeuren en de Russisch-Orthodoxe anti-Nikonianen veroordelen (ISC:12-13). Dat de Grote Concilies voor de Oudgelovigen slecht zouden aflopen, hadden de Oudgelovigen al kunnen voorspellen. In 1656 waren zij namelijk al uit de Orthodoxe kerk gebannen door vooraanstaande buitenlandse geestelijken, te weten: patriarch Makarios van Antiochië, metropoliet Gavriil van Servië en metropoliet Gregorios van Nicaea. Dit terwijl de patriarch van Constantinopel, Paisios I, in 1654 veel toleranter stond tegenover de Oudgelovigen, zoals bleek uit zijn antwoord op een brief van Nikon. De Grote Concilies vonden gefaseerd plaats. Lupinin onderscheidt het openingsproces (lentezomer 1666), het proces waarin Nikon afgezet werd (november-december 1666), de verkiezing van de nieuwe patriarch (januari 1667), en de zittingen waarin onder meer het Oudgelovigendom veroordeeld werd (lente-zomer 1667) (Lupinin:163). Op de concilies kwamen behalve de kwestie van de hervormingen ook een aantal andere kerkelijke zaken aan de orde. Vreemd genoeg werd de Monastyrskij Prikaz, die in 1649 aangenomen was, weer afgeschaft. Dit decreet had de geestelijkheid en kerkelijke zaken onder jurisdictie van de staatsrechtbank geplaatst. Het decreet van 1649 betekende dus een inperking van de vrijheid van de kerk. Afschaffing van het decreet was precies wat Nikon had gewild; de positie van de patriarch werd er aanzienlijk door verstevigd. Een ander opmerkelijk gegeven is dat het concilie van 1667 afweek van de kerkelijke wetten die gemaakt waren op het beroemde Stoglav-concilie van 1551. De Russische wetten die toen aangenomen waren verdwenen als sneeuw voor de zon door de stellige meningen van de Griekse vertegenwoordigers. Wilde men de Griekse gebruiken overnemen, dan zou dat betekenen dat het Stoglavconcilie nietig verklaard zou moeten worden. Dit gebeurde. Het Stoglavconcilie werd volgens historicus Florovskij beschouwd "alsof het er nooit geweest was" (Onasch:73). De hervormingen van Nikon konden definitief worden aangenomen. De Grote Concilies begonnen zonder de buitenlandse gasten. De veroordeling van de antiNikonianen werd door de tsaar als een interne aangelegenheid beschouwd, waarvoor hij de mening 37
De patriarchen Nektarios van Jeruzalem en Dionisios van Constantinopel waren pro-Nikon en weigerden
30
van de Grieken niet nodig achtte (Meyendorff:66). Hun aanwezigheid was alleen vereist bij de berechting van Nikon. Zen'kovskij noemt deze eerste fase dan ook het Russische Concilie (1666); de resterende drie fases vat hij onder de noemer het Concilie der Patriarchen (1666-1667). In het openingsconcilie (de eerste fase die Lupinin onderscheidde) werd het oordeel over de Oudgelovigen geveld. Ter voorbereiding op het concilie had Aleksej Michajlovi… alle bisschoppen en de belangrijkste hegoumeni een vragenlijst gestuurd die antwoorden vroeg op de volgende vragen: Hoe dienen wij de allerheiligste Griekse patriarchen, van Constantinopel, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem te beschouwen? Zijn zij Orthodox? Hoe dienen wij de Griekse gedrukte boeken en oude manuscripten die de allerheiligste Griekse patriarchen gebruiken en volgens welke zij God prijzen en de rituelen uitvoeren te beschouwen? Hoe dienen wij dan het concilie, dat gehouden werd in de door God beschermde, glorieuze, soevereine, grootse Moskouse stad en dat onderschreven werd door alle geestelijken te beschouwen? De intenties van de tsaar leken duidelijk: hij streefde naar de goedkeuring van de hervormingen en daarmee naar de veroordeling van hen die een andere mening toegedaan waren. Op het Russische concilie werd dit doel bereikt. De Oudgelovigen werden in de kerkelijke ban gedaan en daarmee uit de Orthodoxe kerk gestoten. Hoe zeer zij zichzelf ook als Orthodox beschouwen, tot op de dag van vandaag erkent de officiële Orthodoxe kerk hen niet als dusdanig. Lupinin zegt dat het schisma niet alleen voor de Oudgelovigen maar ook voor de Nieuwgelovigen te betreuren valt, daar de Orthodoxe kerk een kritische groepering uit haar gelederen verloor (Lupinin:177). De meeste IJveraars voor het Geloof immers waren overgegaan tot het kamp van de Oudgelovigen. Juist de IJveraars hadden in het recente verleden een stimulerende invloed gehad op het kerkelijk leven. Het oordeel dat over de Oudgelovigen geveld werd, was eigenlijk nog betrekkelijk mild, naar de mening van Lupinin (Lupinin:163). De anti-Nikonianen werd onzorgvuldigheid en gewelddadigheid verweten en pogingen zich aan de voorschriften van de kerkelijke hiërarchie te onttrekken. Er werd niet expliciet uitgesproken dat de oude manieren ketters waren; er werd slechts aangedrongen op de erkenning van de nieuwe gebruiken. De uiteindelijke veroordeling was gebaseerd op ongehoorzaamheid aan de bisschoppen en het belasteren van de Oosterse patriarchen en de nieuwe boeken (Meyendorff:68). De meeste vooraanstaande anti-Nikonianen die op het concilie veroordeeld werden toonden onder druk van het concilie berouw voor hun weerstand tegen de hervormingen, al is het maar zeer de vraag in hoeverre zij oprecht tot inkeer gekomen waren. De opzienbarendste spijtbetuigingen waren afkomstig van Ivan Neronov en van de enige 38 bisschop die sympathiek stond tegenover de Oudgelovigen, Aleksandr van Viatka . Na het naar de concilie te komen. 38 De anti-Nikonianen hadden aanvankelijk nog een bisschop aan hun kant staan, namelijk Pavel Kolomenskij. Hij was door de machthebbers echter al in 1654 omgebracht. Hij was daarmee de eerste
31
erkennen van de hervormingen wachtte de Oudgelovigen verbanning naar een klooster. Het Concilie der Patriarchen werd bijgewoond door dertig geestelijken, waarvan veertien buitenlanders. De belangrijkste zaken waarvoor de aanwezigheid van de Griekse patriarchen van belang was, betroffen de afzetting van Nikon en de benoeming van een opvolger. De veroordeling van Nikon werd het eerst behandeld. Nikon werd schuldig bevonden aan het ten uitvoer proberen te brengen van zijn leer dat de hemelse tsaar hoger staat dan de aardse tsaar. Dit onderwerp bracht een hevige discussie op gang, aangezien Nikon niet alleen stond in zijn ideeën. Hij werd onder meer verdedigd door metropoliet Pavel van Krutica en aartsbisschop Ilarion van Rjazan'. De woedende Aleksej liet hen echter arresteren en na berouw getoond te hebben ondertekenden zij het Edict over de machtsverdeling alsnog. Na de jaarwisseling werd overeenstemming bereikt over de wijding van Ioasaf II tot de nieuwe patriarch van Moskou en geheel Rusland. Het derde gedeelte van de Grote Concilies (naar de indeling van Lupinin) was gewijd aan de hervormingen van Nikon. De tsaar wilde dit onderwerp, dat ook al in het Russische concilie aan de orde was geweest, opnieuw aansnijden. Hij hoopte een bredere basis voor een legitieme veroordeling der Oudgelovigen te scheppen door de steun van de Griekse patriarchen te verkrijgen. Zoals te verwachten viel kreeg hij die steun en werden de hervormingen goedgekeurd. Hierbij bleef het echter niet. De Griekse patriarchen die beslisten over de hervormingen beheersten het Russisch niet en verlieten zich op Ligarides en vooral op archimandriet Dionysios. Deze laatste heette een kenner van de Oudgelovigen en de liturgie te zijn. Hij had een traktaat geschreven waarin hij de protesten van de Oudgelovigen tegen de hervormingen punt voor punt ontkrachtte. Zijn conclusie luidde dat de Russische kerk van het juiste pad was afgeweken vanaf het moment dat zij haar eigen patriarchen begon te kiezen. Met de distantiring van de Grieks-Orthodoxe kerk zouden er 39 geleidelijkaan fouten zijn ontstaan in de liturgie en de uitvoering van de rituelen. Hij stelde de ontstane verschillen gelijk aan ketterij. Het was vooral via deze man dat de Griekse patriarchen geï nformeerd werden over de staat van de Russische kerk. Als gevolg hiervan werden de oude gebruiken veroordeeld en alleen de nieuwe als canoniek erkend. De bekruising met twee vingers en het zingen van een tweevoudig Halleluja werd bestempeld als ketterij. Het ernstigste uitvloeisel van deze standpunten was dat de Oudgelovigen niet alleen vervloekt werden, maar dat zij voor berechting werden overgedragen aan de wereldlijke autoriteiten. Deze stap van de Griekse patriarchen vond wel gehoor onder de aanwezigen, maar het zou nog tot 1682 duren voordat de Oudgelovigen wettelijk beschouwd werden als staatsvijanden en om die reden gerechtelijk vervolgd werden. In die periode van vijftien jaar hebben de Oudgelovigen nog vele pogingen ondernomen de tsaar af te brengen van het idee van staatsrechtelijke vervolging. Avvakum schreef hem vele smeekbeden, echter zonder resultaat. Volgens de Oudgelovige geschiedkundigen dacht menige gelovige dat de duivel verantwoordelijk was voor de, in hun ogen, onzinnige, schokkende besluiten martelaar voor het oude geloof. 39 Deze visie van Dionysios gaat recht in tegen de ideeën van met name de Iosifljane dat Moskou het derde Rome is en dat juist de Griekse kerk van de ware Orthodoxie is afgeweken.
32
die op het concilie genomen waren. De buitenlandse vertegenwoordigers werd het meest verweten: "Mnogie dumali, …to car' obmanut priezñimi grekami i zapadnikami, i verili, …to on rano ili pozdno raspoznaet •tot obman i vozvratitsja k starine, a obmanš…ikov progonit ot sebja" (ISC:14). Dit zou echter niet gebeuren, ook niet onder Aleksej's opvolger Feodor Alekseevi…, die de troon overnam in 1676 na de dood van zijn vader.
33
Hoofdstuk III: De Oudgelovigen en de tsaren De eeuwen volgend op het schisma worden gekenmerkt door de niet aflatende vervolging van de Oudgelovigen door de Russische staat, geleid door de tsaar. In de derde paragraaf van dit hoofdstuk zal ik een overzicht geven van het regeringsbeleid ten opzichte van de Oudgelovigen in de tsaristische periode vanaf het schisma. Voor zover dit mogelijk is, zal ik deze chronologische karakteriseringen van de geschiedenis verbinden met twee aspecten van het Oudgelovigendom die bepalend zijn geweest voor de interne ontwikkeling binnen de Oudgelovigen en die daardoor hun stempel hebben gedrukt op de manier van omgaan met de werkelijkheid. Het eerste aspect dat aan de orde komt behelst de opvatting die ontstond onder de Oudgelovigen dat Rusland onder de heerschappij van de Antichrist was gekomen. Het tweede aspect, dat hiermee nauw samenhangt, betreft de opsplitsingen van de Oudgelovigen in een groot aantal stromingen, die het einde van de Oudgelovigen als homogene groep betekende. De twee hoofdstromingen die rond het eind van de zeventiende eeuw ontstonden binnen het Oudgelovigendom worden aangeduid met de benamingen popovcy en bespopovcy en refereren aan uiteenlopende meningen over het priesterschap. De laatste paragraaf zal van opbouw iets verschillen van de vorige. Hoewel de relatie tussen de staat en de Oudgelovigen centraal zal staan, wil ik iets uitgebreider stil staan bij het gemeenschapsleven van met name de Moskouse Oudgelovigen. Gezien de geringe informatie die over deze periode in de Nederlandse bibliotheken aanwezig is, lijkt het mij zinvol het door mij in Moskou gevonden materiaal in dit hoofdstuk te verwerken.
III.1 Rusland als het Rijk van de Antichrist Na het uitspreken van de vloek over de anti-Nikonianen door het Concilie der Patriarchen werden de Oudgelovigen niet langer beschouwd als Orthodoxe gelovigen. Dit hield in dat de officiële, Nikoniaanse kerk een aanzienlijk gedeelte van haar leken verloor, maar ook een gedeelte van de kritische lagere geestelijkheid. Hoewel precieze gegevens ontbreken, wordt aangenomen dat op het moment van het schisma 20% van de Russische bevolking zich achter de leiders van het oude geloof schaarde (Cherniavsky:4). Zou Cherniavsky gelijk hebben, wat bevestigd lijkt te worden door andere bronnen, dan is de suggestie die in ISC gewekt wordt als zou de gehele Russische bevolking zich aangesloten hebben bij de Oudgelovigen misleidend. Zij leefden echter in de oprechte overtuiging dat ze één met het Russische volk waren. Nieuwgelovige priesters werd gezegd: "Ubirajtes' vy s vašimi u…enijami, s vašim ognem, knutom i viselicej: vy iz …uñoj zemli prišli, a my odno s narodom, odna plot' i odna duša" (Senatov:45). De groep aanhangers van het oude geloof wordt door dezelfde bron ook wel Christiane genoemd, wat duidelijk impliceert dat
34
40
men de niet-Oudgelovigen niet beschouwd als Christenen. Voor het grootste deel bestond de aanhang in de beginperiode uit boeren en lage geestelijken. De enkele edellieden en ambtenaren die de hervormingen niet accepteerden en het oude geloof behielden waren uitzonderingen (Smolitsch:150). Ondanks dat het Oudgelovigendom definitief verdoemd was door zowel kerk (1666-1667) als staat (1685) groeide de aanhang van de anti-Nikonianen. Voor de Russische bevolking was het moeilijk te begrijpen dat ze buiten de Orthodoxe kerk gesteld was en ketters bevonden werd: de rituelen die ze hun hele leven gekend had en waarvan bekend was dat ze op identieke wijze door de Orthodoxe heiligen waren uitgevoerd zouden ineens oneervol en ketters zijn. Bovendien hadden onder meer Avvakum en Neronov in Nikon de Antichrist herkend wat bij het volk tot grote ongerustheid leidde. De gelovigen hadden gegronde redenen te veronderstellen dat Nikon de Antichrist was en dat het Einde der Tijden naderde. Volgens de Heilige Schrift zou de Antichrist namelijk een vervolger van de ware Christenen zijn. Dat was Nikon. Verder zou de Antichrist een tsaar zijn. Nikon voldeed ook aan die voorwaarde, daar hij de titel Velikij Gosudar' droeg, een titel die alleen tsaren mochten voeren. Een derde aanwijzing was dat de Antichrist zou heersen in Jeruzalem. Nikon nu had buiten Moskou een klooster laten bouwen met de naam Nieuw Jeruzalem. Dit alles gaf voedingsbodem aan de angst voor Nikon als de Antichrist. Maar ook tsaar Aleksej Michajlovi… voldeed aan de criteria. Hij vervolgde ware Christenen en hij was tsaar. Bovendien was sinds de zestiende eeuw een idee in zwang geraakt dat Moskou gold als het nieuwe Jeruzalem. Dit had de volgende verklaring. Rome was in de eerste eeuwen de hoofdstad, en dus het politieke centrum, van het Romeinse Rijk. Met de aanname van het Christendom werd de stad ook het centrum van religie. Toen Rome veroverd werd door de Islamieten, verloor zij haar zuiverheid. De verplaatsing van de hoofdstad van Rome naar Constantinopel leidde er dan ook toe dat niet alleen het politieke centrum maar ook het religieuze centrum voortaan in Constantinopel lag. Moskou werd het religieuze centrum toen Constantinopel viel en werd aldus het Derde Rome. In de zestiende eeuw viel Jeruzalem in handen van de Saracenen, Islamitisch Arabieren uit Spanje en Noord-Afrika. In Moskou ontstond het idee dat de Russische hoofdstad zich dan ook de titel het Nieuwe Jeruzalem kon toeëigenen (Lotman/Uspenskij 1984a:55). Op die manier heerste Aleksej Michajlovi… dus over `Jeruzalem'. Daar kwam nog bij dat tsaar Aleksej degene was geweest die verantwoordelijk was voor de aanname van de hervormingen op de Grote Concilies. Hij kon derhalve heel goed de Antichrist zijn. Maar er waren meer gronden voor deze veronderstelling. Michael Cherniavsky merkt op dat de gedachte van de tsaar als Antichrist al ontstaan is aan het begin van de zeventiende eeuw. Door de politieke en sociale onrust ontstond er een apocalypstische stemming. Rond 1630 was ene Kapiton al begonnnen met het prediken van zelfvernietiging. Een volgeling van Kapiton was een zekere Michail en van hem was Feodor, één van de Vaders van het Oudgelovigendom, een volgeling. Van Michail leerde Feodor dat de tsaar een van de hoorns van de Antichrist was 40
Zie bijvoorbeeld ISC:8
35
(Cherniavsky:16). Het decennium voorafgaand aan Nikons wijding tot patriarch omschrijft Cherniavsky als onheilspellend: "(...) there was a certain mood or ideology of insecurity, of rejection, in which men associated the evil they were rejecting, or fleeing from, with the Tsar" (Cherniavsky:17). Deze stemming was voelbaar in de samenleving en werd niet alleen door de antiNikonianen ervaren; ook Nikon zelf had na zijn breuk met Aleksej in 1658 serieuze bedenkingen bij de rol van de tsaar. Volgens hem was de Uloñenie van 1649, die leidde tot een vergroting van de wereldlijke macht, het werk van de Antichrist. De apocalyptische denkbeelden van Nikon verschilden van die van Avvakum in zoverre, dat Nikon de theocratie, wettelijk vastgelegd in 1551 op het Stoglavconcilie, in twijfel trok. Hoewel Cherniavsky dit punt als van groot gewicht prestenteert schijnt mij de reactie van Nikon (`Waar haal je (tsaar Aleksej, MvD) de brutaliteit vandaan om navraag naar ons (prelaten) te doen en ons te beoordelen?' niet onlogisch ervan uitgaande dat Nikon de mening toegedaan was dat de geestelijke macht boven de wereldlijke macht stond. Avvakum paste zijn mening over de tsaar als theocratisch heerser ook aan daar hij zich het idee dat de Antichrist was gekomen en dat dus het Einde der Tijden naderde niet eigen kon maken (Cherniavsky:15). De tsaar diende slechts de gelovigen te beschermen en diende zich niet in de kerkelijke dogmatiek te mengen. Deze scheiding van bevoegdheden die onder de voorgangers van Aleksej Michajlovi… niet gemaakt werd, was volgens Cherniavsky inconsequent (Cherniavsky:16). Avvakum probeerde tegenover de tsaar zijn stellingname te verdedigen door de opmerking "After all, we are not taking away from you your empire (...) but are defending our faith" (idem). Binnen de Oudgelovigen viel een geleidelijke overgang te constateren van het idee van Nikon als de Antichrist naar tsaar Aleksej als de Antichrist. In feite is deze overgang niet verrassend, aangezien de mogelijkheid dat de tsaar ook de Antichrist zou kunnen worden vrijwel inherent was aan de Iosifljaanse overtuigingen die de Oudgelovigen eigen waren. Het gegeven dat de Iosiflane de tsaar zagen als door God bestemd om de beschermer en hoeder van de ware Orthodoxie te zijn, gecombineerd met het idee van Moskou het Derde Rome, borg het gevaar in zich dat er problemen 41 in de leer zouden ontstaan wanneer de tsaar van het juiste pad zou afwijken. Dit gebeurde toen de tsaar geen gehoor gaf aan de talrijke smeekschriften die hij ontving, vooral in de periode direct na het schisma. Hij handhaafde de hervormingen en beslissingen van de Grote Concilies. Met het verstrijken der jaren werd de staat zelfs steeds nauwer betrokken bij de vervolging van de Oudgelovigen. Dit leidde tot de gedachte dat de tsaar met het verraad aan de ware Orthodoxie de ene hoorn van de Antichrist zou kunnen zijn, terwijl Nikon de andere was. De apocalyptische stemming, gecombineerd met de misoogst, het barre weer, de pest, de enorme prijsverhogingen en de hongersnood leidde tot een grote paniek en de overtuiging dat het Einde der Tijden aangebroken was. De aanname dat de tsaar de belichaming was van de Antichrist, maakte Rusland tot het Rijk van de Antichrist. De Russisch-Orthodoxe kerk, als religieuze arm van de staat, manifesteerde zich als handlanger van de Antichrist. Dit was een reden voor velen om de geciviliseerde wereld, waar de Antichrist heerste, zover mogelijk achter zich te laten. Men 41
Zie hoofdstuk I de uitleg over Iosiflane versus zavolñkie starcy.
36
ontvluchtte de steden en verborg zich in bossen of vestigde zich in perifere gebieden in de hoop aan de vervolgers te ontkomen. "Moskva staroobrjad…eskaja pusteet", merkt Zen'kovskij op (Zen'kovskij:413). De Oudgelovige geschiedschrijvers meldt dat men vluchtte uit de dorpen, de akkers onbewerkt achterliet en dat het zelfs voorkwam dat mensen levend in een grafkuil gingen 42 liggen in afwachting van de komst van het Laatste Oordeel (ISC:24). Pleyer weet van soortgelijke gevallen: mensen vluchtten de bossen in, maakten uit boomstammen graftombes, gingen erin liggen en zongen liederen. Een voorbeeld van een dergelijk lied haalt zij uit het boek Pamjatniki staroobrjad…eskoj poezii, uitgegeven onder redactie van N.V. Roñdestvenskij: `... de Antichrist is al geboren, de listige hond heeft zijn heerschappij gevestigd. Hij verstrooit zijn verblinding over heel moedertje Aarde. Hij heeft zijn netten uitgeworpen over zijn hele Rijk. Zijn doel zal zijn allen te verleiden, allen in zijn netten te vangen ....'(Pleyer:32) Het verschijnsel dat mensen in een bepaalde situatie precies het omgekeerde doen van datgene dat ze onder normale omstandigheden zouden doen probeert men te verklaren met behulp van de theorie over het `anti-gedrag'. Dit gedrag had te maken met de oude heidense voorstellingen over de `andere wereld', de wereld van de doden. In deze wereld golden de omgekeerde verhoudingen: zo draaide de zon van west naar oost en stroomden rivieren in omgekeerde richting. Dit in feite heidense bijgeloof kreeg een plaats in de Christelijke beleving, waar `de andere wereld', naast de associatie van het dodenrijk ook de connotatie van het Rijk van de Antichrist heeft gekregen. Wanneer men in contact kwam met die wereld deed men er het beste aan over te gaan tot antigedrag: het gedrag zou in het normale leven fout zijn en dus juist goed in de andere wereld. Daar het anti-gedrag je beschermde tegen de macht van de Antichrist was het in dergelijke situaties gelimiteerd. Ook de vlucht van de Oudgelovigen uit het dorp naar de bossen kan verklaard worden door de theorie van het gelegitimeerde anti-gedrag. Het bos werd namelijk beschouwd als een 43 onreine plaats, maar met de Antichrist in aantocht vluchtte men juist het bos in. Het kwam echter ook veelvuldig voor dat mensen uit wanhoop overgingen tot zelfverbranding. Hoewel hun religieuze leiders dit radicalisme niet stimuleerden, erkende Avvakum wel de legitimiteit van deze oplossing. Vaak gebeurde de actie groepsgewijs. De deelnemers aan de 42
Volgens Openbaringen:20 zullen in het Einde der Tijden de levenden door het vuur uit de hemel verteerd worden. De doden zullen echter tot leven geroepen worden. Zij worden beoordeeld naar hun daden en hen kan een tweede dood gespaard blijven. 43 Zie voor een uitgebreidere behandeling van het onderwerp anti-gedrag de doctoraalscriptie van W.L. Boersema "Piš u stichi ja, ne dlja dam..". Over (...) en (.....) in de Russische literatuur. Groningen 1996.
37
zelfverbrandingen waren meestal boeren of leden van een Oudgelovigengemeenschap. Een tragisch voorbeeld is de zelfmoord op 4 maart 1687 van 2700 mensen onder aanvoering van diaken 44 Ignatij. De dreiging die uitging van de aanwezigheid van Moskouse legereenheden deed hen besluiten hun voornemen tot uitvoering te brengen. Soms was echter ook een gerucht dat er troepen in aantocht waren voldoende reden om het vuur te ontsteken. De legereenheden werden ervaren als instrumenten van de Antichrist; zij vielen immers onder het bevel van de tsaar. Volgens 45 de Oudgelovigen zelf stak het Russische volk zich in brand om zich te behoeden voor de teisteringen. In het vuur zagen zij de enige uitweg. Zen'kovskij vult dit aan met de opmerking dat het volk jaar in jaar uit de Antichrist verwachtte en in de vuurdood de enige redding voor de ziel zag (Zen'kovskij:444). Overigens stelt A.T. Šaškov in zijn artikel over de zelfverbrandingen in de tweede helft van de zeventiende eeuw dat lang niet alle gevallen van zelfverbranding het gevolg waren van religieus fanatisme of een massapsychose. Ook economisch-politieke redenen konden aan de acties ten grondslag liggen. Soms viel de bedoeling van de zelfdoders te herleiden uit een `afscheidsbrief', die in het Russisch skazka of protivnoe pis'mo genoemd wordt. Enkele voorbeelden van dergelijke brieven zijn bewaard gebleven. Uit het onderstaande fragment wordt duidelijk dat het bij deze zelfdodingsactie wel degelijk om een protest tegen de Nikoniaanse hervormingen ging. De brief is gericht aan de tsaar en bevat het verzoek een ukaze uit te vaardigen "za gosudarevoju pe…at'ju, …tob ta pamjat'u nas byla vpred'radi prikaznych ljudej, stob one, prikaznye ljudi, k nam naglo ne priezñali radi svoeja bezdelnyja korysti i nas bednych ne rozzorjali, i k novoj vere ne privodili, i ne nudili zakaš…iki i popy, byvšego Nikona patriarcha u…eniki" (Šaškov:295). Er zijn echter ook skazki bekend die als doel hebben te protesteren tegen het feodale systeem van lijfeigenschap. Volgens Šaškov hadden de chantagepraktijken van de Oudgelovigen de boeren op het idee gebracht de overheid met dezelfde middelen te beï nvloeden. Een citaat uit een brief geschreven door een groep boeren uit de streek rond Tjumen' in 1687: "A bude-de stanut nas iz toj zaimki gnat', i my-de vse tut vo dvore zaññemsja" (idem). De regering wist niet goed wat ze met deze vorm van protest aan moest. De geijkte middelen van repressie, de zweep en de verbanning naar Siberië, vormden immers geen enkele bedreiging meer voor deze mensen. Vaak bleek alleen al 44
Zen'kovskij noemt Ignatij een duidelijk voorbeeld van het vroege, radicale denken van de bespopovcy, hoewel die groep Oudgelovigen zich op dat moment nog niet onderscheidde van de overige Oudgelovigen (Zen'kovskij:390). 45 Zoals al eerder vermeld verwijst deze bron naar de Oudgelovigen altijd alsof het de gehele Russische bevolking betreft die zich tegen de Nikoniaanse hervormers in het verweer stelt. Dit leidt tot paradoxen. Zo schrijft het boek (ISC:18) dat patriarch Ioakim in 1689 een ukaze had uitgegeven waarin de bevolking werd opgeroepen de aanwezigheid van Oudgelovigen in hun omgeving te melden. Het citaat wordt gevolgd door de conclusie dat het Russische volk uit pure wanhoop er vaak toe kwam zichzelf in brand te steken. Zou echter, zoals in deze bron gesuggereerd wordt, de gehele bevolking Oudgelovig zijn, dan zou men immers niets te vrezen hebben, omdat de oproep van de patriarch dan geen gehoor zou vinden.
38
het dreigement van zelfverbranding voldoende voor de legertroepen om zich terug te trekken. Šaškov schrijft dat de zelfverbrandingen afgekeurd werden door de kerk en ook door een deel van de Oudgelovigen, aangezien in de Bijbel geschreven staat dat zelfmoord zondig is. Wellicht is deze afwijking van de Leer van deze groep streng gelovigen wederom te verklaren met de theorieën over anti-gedrag. Men was immers in de veronderstelling dat het Rijk van de Antichrist aangebroken was en dus zou datgene wat in normale tijden als zondig beschouwd werd, nu juist goed zijn om te doen. Bovendien werd lijden om het geloof door het Russische volk gewaardeerd; het werd gezien als `het imiteren van Christus' (Pascal 1976:39). "(...) Kak Christos <<smertiju smert' popiral>>, u…astnik samosoññenija ogon' ognëm pobeñdal" (Šaškov:296). De dood leek de enige weg om te ontsnappen aan de macht van de Antichrist. In de Bijbel staat immers geschreven dat de doden door de Antichrist niet geraakt kunnen worden, maar door God beoordeeld zullen worden voor hun daden. Aangezien de Russen zichzelf beschouwden als de dragers van de ware Orthodoxie vermoedden zij waarschijnlijk dat het oordeel van God hun welgezind zou zijn. Een gedicht uit de tijd roept op tot zelfverbranding als redmiddel: "Geef jezelf niet over mijn geliefden aan de zevenkoppige slang Vlucht naar de bergen, de grotten, Ontsteek daar grote vuren en verbrand jezelf daarin, lijd voor mij, mijn geliefden, voor mijn Christelijk geloof; Ik zal dan, mijn lievelingen de poorten van het paradijs openen je het Hemelse Koninkrijk binnenleiden en tot in de eeuwigheid zelf met je zijn" (Lupinin:180). Lupinin geeft cijfers over het aantal slachtoffers van zelfverbrandingsacties. Tegen 1690 zijn volgens hem zo'n 20 000 mensen op die manier aan hun einde gekomen (Lupinin:185). Pas met het 46 verschijnen van Otrazitel'noe pis'mo o novoizobretennom puti samoubijstvenych smertej (`Een afkeurend schrijven over de nieuwontdekte weg van zelfdoding') geschreven door monnik Evfrosin in 1691 viel een geleidelijke afname te constateren. Hij benadrukte dat zelfmoord in strijd was met de Orthodoxe dogma's en als een grote zonde beschouwd werd waar men geen vergiffenis voor zou krijgen. De afname van het aantal zelfdodingen betekent echter geenszins dat ze helemaal niet meer voorkwamen. Tot aan deze eeuw zijn er nog gevallen bekend, maar het betreft dan de meest radicale Oudgelovigen. De meeste hebben toch een manier gevonden om te leven in de werkelijkheid. Dit stelde hen echter wel voor een aantal problemen en keuzes, waar niet alle 46
Lupinin geeft in plaats van het woord pis'mo op deze plaats het woord pisanie (Lupinin:185).
39
Oudgelovigen eenzelfde oplossing voor hadden.
III.2 Popovcy en bespopovcy Aan het eind van de zeventiende eeuw ontstonden geleidelijk verschillende opvattingen over de aanwezigheid van de Antichrist in de wereld. Dit punt en de ideeën omtrent het priesterschap golden aan het eind van de zeventiende eeuw als de oorzaken voor het uiteenvallen van de Oudgelovigen in verschillende groeperingen. De problematiek van het priesterschap ontstond toen de priesters die gewijd waren voor de Nikoniaanse hervormingen nagenoeg allemaal gestorven waren. De enige bisschop die zich achter de anti-Nikonianen had opgesteld, Pavel Kolomenskij was na het concilie van 1654 gevangen genomen en, volgens Avvakum, op de brandstapel aan zijn eind gekomen (Meyendorff:45). Hierdoor waren er geen geestelijken meer die opvolgers konden wijden. In de Christelijke leer was het priesters niet toegestaan zelf opvolgers te wijden. Hierdoor ontstonden, ook in vroeger eeuwen, problemen als de gehele geestelijkheid van een dorp of district tot ketterij verviel. In dergelijke gevallen mochten overgelopen geestelijken, mits ze volledig afzagen van hun vroegere, ketterse geloofsovertuiging, diensten leiden en lagere geestelijken wijden (ISC:20). Aan het einde van de zeventiende eeuw liepen de meningen over het priestervraagstuk uiteen. Twee onverenigbare oplossingen werden aangedragen, wat resulteerde in het einde van de Oudgelovigen als homogene groep. Aan de ene kant vormde zich een groep Oudgelovigen die vasthield aan het idee dat de Antichrist gekomen was en dat Rusland hem toegevallen was. De staat, de kerk en het priesterschap waren in zijn macht. Daar er geen priesters meer waren met een zuivere wijding, i.e. die vóór Nikon gewijd waren, was er in de opvatting van deze gelovigen een einde gekomen aan het priesterschap. Zij zagen af van priesters en worden daarom bespopovcy genoemd, wat letterlijk betekent: de `zonder-priesterlijken'. Het ontkennen van het priesterschap betekende dat de heilige 47 sacramenten voortaan niet meer konden worden uitgevoerd. Slechts de doop en het afnemen van de biecht mocht door leken gedaan worden; de andere tainstva vervielen. Behalve dat de bespopovcy wijdingen van na Nikon niet erkennen, werden ook dopen die waren voltrokken door de Nikoniaanse kerk niet als Orthodox erkend. Gelovigen die wilden overlopen van de Nikoniaanse kerk naar de Oudgelovigen moesten daarom een volledige wederdoop ondergaan. Om die reden worden de bespopovcy ook wel perekreš …ivancy genoemd (wederdopers). De diensten werden geleid door gemeenschapsleden die door de gemeenschap aangewezen werden om deze taak uit te 47
De Russische Orthodoxie kent zeven sacramenten, in het Russisch `mysteries' genoemd (tainstva). Dit zijn de Doop, het Huwelijk, het Vormsel, de Priesterwijding, de Biecht, Het Heilige Avondmaal en de Heilige Oliesel. "Mysterie duidt de koncentratie op de innerlijke, geheime werking van Gods Genade aan, terwijl het woord Sakrament dat oorspronkelijk de vaandeleed bij de Romeinse soldaten betekende, meer de uiterlijke bediening van de handeling aanduidt" (Van Dalen-Gilhuys:15).
40
voeren. Zij werden aangeduid met de term nastavnik. Met het verdwijnen van het priesterschap en de sacramenten is ook de genade van God voor de gelovigen verloren gegaan. Dit gegeven leidde tot een grote wanhoop. De overtuiging van deze groep Oudgelovigen dat het Rijk van de Antichrist aangebroken is en dat er geen redding meer mogelijk is, is er de reden van dat de grootschalige zelfverbrandingen voornamelijk plaatshadden onder de bespopovcy. Aan de andere kant ontstond een groep Oudgelovigen die de theorie dat Nikon of de tsaar de Antichrist was liet vallen. Deze Oudgelovigen meenden dat, nu Nikon niet langer de titel Velikij Gosudar' droeg maar slechts een eenvoudige monnik was, hij zodoende niet de Antichrist kon zijn. Maar ook de ideeën over Aleksej Michajlovi… als Antichrist werden enigszins bijgesteld. Deze groep Oudgelovigen paste zijn ideeën over de Antichrist en het Einde der Tijden aan aan de ontstane situatie. Volgens hen hoefde de Antichrist niet per se belichaamd te zijn in een bepaald persoon, maar kon hij ook als een geestelijke entiteit aanwezig zijn in de wereld. "Ego nuñno 48 ponimat' duchovno", zoals hun eigen uitleg luidt (ISC:25). Zij wezen ook het idee af dat de Antichrist zou heersen in de Grieks-Russische-Orthodoxe kerk (Smolitsch:162). Deze antiNikonianen wilden het wezenlijke element van de religie, de sacramenten, behouden en hield vast aan het priesterschap. Zij worden dan ook de popovcy genoemd, de priesterlijken. Het probleem van het ontbreken van Oudgelovigenpriesters losten zij op door overgelopen priesters uit de Nieuwgelovigenkerk aan te nemen. De popovcy hoopten echter dat dit een tijdelijke oplossing was. Zij streefden naar een eigen kerkelijke hiërarchie geleid door een Oudgelovigenbisschop. Met het doel een rechtschapen bisschop te vinden, zwierven vele Oudgelovige popovcy over de wereld. Op een vergadering van popovcy in Moskou in 1837 werd het probleem van de hiërarchie serieuzer aangepakt. Nikolaj I zat op de troon en zijn meedogeloze vervolging maakte de kwestie nog dringender dan voorheen. Op de vergadering werd besloten de twee monniken Pavel en Alimpij uit te zenden op zoek naar een klooster waar de Oudgelovigenbisschop zou kunnen zetelen. Gezien de overmatige aandacht die de Oudgelovigen van de autoriteiten kregen, werd op de vergadering geconstateerd dat het onmogelijk was een bisschopszetel in Rusland te vestigen. De Oudgelovige gemeenschappen die buiten Rusland gevestigd waren genoten aanmerkelijk meer vrijheid en hadden zelfs bepaalde privileges. Zo had het Oudgelovigendom in Polen de status van godsdienst. Na veel omzwervingen kwamen de gezanten in Oostenrijk terecht, in het dorpje Belaja Krinica, waar een Oudgelovigengemeenschap gevestigd was. De bewoners, Oudgelovigenpopovcy, waren daar beland in de tweede helft van de achttiende eeuw. De Oostenrijkse keizer in Wenen, Ferdinand I, gaf toestemming voor een bisschopszetel in het Belokrinickij-klooster. Vervolgens zochten de twee monniken een Orthodoxe bisschop, die zich tot het Oudgelovigendom zou willen bekeren. Het vinden van een bisschop werd door de toenemende repressie steeds urgenter. Door de vervolgingen nam het aantal priesters immers af en werd het steeds gevaarlijker voor Nieuwgelovigenpriesters om over te lopen naar de Oudgelovigen. Over de
48
De term …uvstvitel'nij Antichrist is de bespopovcy-tegenpool van de duchovnyj Antichrist van de popovcy. Veel bespopovcy zijn later ook aanhangers geworden van de interpretatie van de popovcy.
41
hele wereld werd gezocht naar een hoge geestelijke die zich zou willen bekeren tot de Orthodoxie met de oude rituelen. Hij werd uiteindelijk gevonden in Bosnië. Metropoliet Amvrosij verliet Sarajevo en vestigde zich in het Belokrinickij-klooster, alwaar hij op 28 oktober 1846 omgezalfd werd en daarmee verbonden werd met de Oudgelovigenkerk. Amvrosij stond aan het hoofd van de hiërarchie die naar het bisschopsklooster genoemd is, de Belokrinickaja Ierarchija. Een andere benaming, die vooral door bespopovcy en anderen die de hiërarchie niet erkennen gebruikt wordt, is de Avstrijskaja Ierarchija (de Oostenrijkse hiërarchie). Deze benaming legt meer de nadruk op het buitenlandse karakter van de hierarchie. Voor een beweging die pretendeert het pure, authentieke Rusland te vertegenwoordigen en bovendien afkerig is van alle buitenlandse invloed, is dit natuurlijk een gevoelig nadeel. Maar ook binnen de popovcy werd deze nieuwe hiërarchie niet door allen geaccepteerd. Bepaalde gemeenschappen weigerden de wijdingen van Amvrosij te erkennen en bleven gebruik maken van de overgelopen priesters. De popovcy betreurden dit feit en weten het aan negatieve geruchten over de bisschop die de regering en de Nieuwgelovigenkerk zouden hebben verspreid. De kwaadsprekers verspreidden het verhaal dat Amvrosij niet door onderdompeling maar door overgieting gedoopt zou zijn, wat niet volgens de Orthodoxe dogmatiek niet canonisch zou zijn. Verder zou Amvrosij zich slechts uit persoonlijk voordeel tot het Oudgelovigendom hebben bekeerd. Aangezien de Oudgelovigen vanwege de vervolging geen weerwoord konden laten drukken en niet konden overleggen, kortom niets konden doen om de geruchten te ontkrachten, is er altijd een groep popovcy gebleven die de Belokrinickaja Ierarchija niet erkende (ISC:29). Deze groep popovcy wordt de beglopopovš …ina (de `overgelopen priesterlijken') genoemd. Vanaf 1923 hebben de beglopopvcy een eigen hiërarchie. In dat jaar traden namelijk voor het eerst in de geschiedenis twee bisschoppen toe tot de beglopopovš…ina. Zowel de popovcy die de hiërarchie van Belokrinica erkennen als de beglopopovcy voelen dat de oplossingen die zij gekozen hadden voor het probleem van het priesterschap door nood gedwongen oplossingen waren. De Russische werkelijkheid waarin zij leefden stond in schril contrast met hun verlangen naar een waar Orthodox Rijk. Deze utopie had al eerder vorm gekregen in de legende van Grad Kiteñ, een stad die zou hebben bestaan tot 1237. In dat jaar werd hij bedreigd door de Mongolen. God stond echter niet toe dat de stad ten prooi zou vallen aan deze 49 "vijanden van het Christendom" (Kolarz:138). en hij maakte de stad onzichtbaar. De Tataarse strijders zouden tien dagen lang zonder resultaat gezocht hebben. De stad zou aan het menselijk oog onttrokken zijn door het meertje Svetlojar. De legende is bekend, tot op de dag van vandaag, bij alle gelovigen, maar zij wordt door de Oudgelovigen gekoesterd, omdat in de onzichtbare stad de Orthodoxie van voor Nikon bewaard was gebleven. Ook in deze eeuw is het geloof in de legende niet weggeëbt. Aan de rand van het meer kon 49
Mijns inziens viel het wel mee met de vijandigheid van de Mongolen tegenover het Christendom. Dat zij de Russische gelovigen hun godsdienst lieten behouden wordt juist gezien als een verklaring voor de ontwikkeling die het Byzantijnse Christendom in Rusland doorgemaakt heeft tijdens de Tataarse overheersing. Zie hoofdstuk I.
42
men in 1965, volgens Struve, nog oude vrouwtjes aantreffen die hun oor tegen de grond leggen in de hoop gebeier te kunnen horen. Ze geloven namelijk dat als je met je hele hart in God gelooft je de klokken van de stad kunt horen beieren. Elk jaar in juli verzamelen gelovigen zich bij het meer en worden improvisatorische diensten gehouden. Het water wordt geacht geneeskrachtig te zijn en is daarom het doel van menige pelgrimstocht. Om de gunsten van het meer te verkrijgen lopen de gelovigen op hun knieën het hele meer rond. Dit bijgeloof was een doorn in het oog van de sovjetautoriteiten, met name omdat niet slechts Oudgelovigen aan de rituelen deelnemen, maar ook bijvoorbeeld sovjetschoolkinderen, hopend dat een bezoek aan het meer hen goede examencijfers zal opleveren. Kolarz weet dat de autoriteiten in 1953 overwogen het meer ontoegankelijk te verklaren onder het mom dat de visvangst verstoord zou worden. Verder organiseerden zij bijeenkomsten waarop gepoogd werd het geloof in Grad Kiteñ te ondermijnen (Kolarz:139). Ook onder de bespopovcy leeft een legende over het `land van belofte' (Kolarz:142), aangeduid met de term Belovodskoe carstvo (het `Wittewaterenrijk'). In dit Rijk zou nog een ware Orthodoxe hiërarchie bestaan. Waar het Rijk zich bevindt, is eeuwen lang een vraag geweest. Men kwam uiteindelijk tot de conclusie dat het gezocht moest worden in het oosten. Vanaf eind zeventiende eeuw had men naar dit rijk gezocht in Jeruzalem, Antiochië en Abessinië, maar vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw ging het verhaal rond dat een zekere starec via China en de Gobi-woestijn de `Opon'skij'-staat (Japan) had bereikt die zou liggen aan de zee die Belovod'e genoemd werd (Chochlov:7). Ene Chochlov, een kozak die het Rijk gezocht heeft en zijn reisbelevenissen op schrift gesteld heeft, schrijft dat hij behoorde tot een groepje bespopovcy die zichzelf Nekudyš niki noemen en die afkomstig zijn uit de Oeral. Net als de andere zoekers van het Belovodskoe carstvo geloven zij dat er ergens nog een hiërarchie bestaat waarin de pure dogmatiek en de rituelen van de oude Orthodoxie bewaard zijn gebleven. Het geloof in deze legende heeft bestaan vanaf het moment dat het probleem van de geestelijkheid zich voordeed. Velen zijn echter nooit van hun zware tocht teruggekeerd, volgens Choclov omdat zij ergens in China "ili v surovom, negostepriimnom i nedostupnom dlja evropejca Tibete" omgekomen zijn (Chochlov:8). Sommigen meenden echter dat ze het rijk gevonden hadden in de mooie dalstreken van het Altaj-gebergte. Twee groepen hebben zich daar gevestigd: de ene aan de rivier Uba, de andere aan de rivier Bukhtarma. Ruim anderhalve eeuw hebben de gemeenschappen een afgezonderd bestaan geleid; pas in 1927 zouden ze door een expeditie van de Sovjetacademie voor Wetenschappen `herontdekt' worden (Kolarz:143). De Oudgelovigen die zich niet overgaven aan dergelijke legendes moesten een manier zien te vinden om met de alledaagse werkelijkheid om te gaan. Vooral de priesterlozen werden al snel voor een aantal praktische problemen gesteld, waar meestal geen eenduidig antwoord op gevonden kon 50 worden. Na verloop van tijd , toen gebleken was dat het Einde van de Wereld nog niet aangebroken was, hebben veel bespopovcy hun apocalyptische wereldbeeld bijgesteld. Zij combineerden de idee van de belichaamde Antichrist met de idee van de geestelijke Antichrist, 50
Volgens de Bijbel zou de Antichrist drieëneenhalf jaar (42 maanden) regeren en zou daarna het Einde der
43
afkomstig van de popovcy. Dit resulteerde in de leer dat er een belichaamde Antichrist was, maar zonder dat het Einde der Tijden na 42 maanden volgde. De Antichrist was belichaamd in de tsaristische dynastie. Cherniavsky verwoordt de gedachten over de Romanovs: "So long, then, as the dynasty went on reigning, the world continued, though corrupted, as in the eyes of those who believed in the spirit of Antichrist only; but the source of all corruption was a flesh-and-blood entity - each succesive Russian ruler, who was the physical Antichrist while he ruled" (Cherniavsky:20). Deze visie op de werkelijkheid werd echter niet door alle bespopovcy aanvaard. Het leidende centrum in die tijd, eind zeventiende eeuw, was de Vyg-gemeenschap in het Noordrussische Pomor'e-gebied. Veel van de gevoerde discussies speelden zich daar af en leidden tot een aantal vertakkingen binnen de bespopovš…ina. De Vyg-gemeenschap onderscheidde zich door haar grote activiteiten op economisch en literair gebied. Andrej en Semën Denisov hadden het rustige klooster zoals dat gesticht was door de Heilige Kornilij veranderd in een florerende gemeen51 schap. Om dat te bereiken was het nodig geweest enige compromissen te sluiten. Er ontstonden hierover echter meningsverschillen binnen de gemeenschap aan het begin van de achttiende eeuw. Deze zouden leiden tot het uiteenvallen van de bespopovcy in een aantal tolki en soglasija. Een soglasie is in de opvatting van Igor Smolitsch een gemeenschap, gebaseerd op een levensovertuiging. Hij definieert een tolk als een groep die gebaseerd is op een bepaalde Bijbeluitleg. Vaak grenzen tolki aan sekten en volgens Smolitsch is het soms twijfelachtig of ze nog tot het Christendom gerekend kunnen worden. Rjabušinskij stelt echter dat ondanks dat sommige groeperingen `theoretisch, formeel en vanaf de buitenkant bekeken vaak getuigen van een zeer onjuiste leer, zij niet zondigen in het ritueel; dankzij hun innerlijke geest wijken zij niet ver af van de echte oude Orthodoxie en blijven haar zeer nabij" (Rjabušinskij:27). In diverse historische of theologische 52 boeken zijn de Oudgelovigen echter als geheel terug te vinden onder de noemer `sekte'. De discussies die in de Vyg-gemeenschap gevoerd werden hadden betrekking op een aantal concrete zaken, zoals op: het gebed voor de tsaar, de mogelijkheid van een huwelijksluiting of de gedaante waarin de Antichrist in de wereld aanwezig was. De mening van Andrej Denisov is terug te vinden in de Pomorskie otvety, een geschrift dat de relatie tussen de bespopovš…ina en de buitenwereld uiteenzet. De aanhangers van deze mening zijn bekend komen te staan onder de naam Pomorcy. Met Denisovs stellingname waren echter lang niet alle bewoners van de gemeenschap het eens. De voornaamste splintergroepen die ontstonden door discussies in de eerste helft van de achttiende eeuw in de Vyg-gemeenschap waren: de Fedoseevcy, de Novopomorcy, de Filipovcy, de Netovcy en de stranniki. Hoewel Feodosij Vasil'ev, naar wie de Fedoseevcy genoemd zijn, kon rekenen op een grote Tijden aanbreken (Openbaringen 13:5). 51 Zie paragraaf III.3 52 Zie bijvoorbeeld de inhoudsopgave in Struve en de index in Ellis.
44
aanhang is het niet juist de Fedoceevcy volkomen gelijk te stellen aan de bespopovcy, wat Walter Kolarz doet (Kolarz:140). De Fedoseevcy onderscheidden zich op enkele belangrijke punten van de Pomorcy. Het eerste geschilpunt vormde de erkenning van huwelijken die voor 1667 gesloten waren. Andrej Denisov weigerde de huwelijken van getrouwde mensen die zich na 1667 bij de Oudgelovigen gevoegd hadden te erkennen. Feodosij Vasil'ev erkende deze huwelijken wel. Het tsarengebed, verplicht in Orthodoxe kerkdiensten, was een ander punt dat verdeeldheid bracht. Hoewel de Denisovy altijd hadden geweigerd voor de tsaar te bidden, gingen ze rond 1738 overstag. De Vyg-gemeenschap was aangeklaagd wegens het niet uitvoeren van het tsarengebed en tsarica Anna Ioannovna (1730-1740) had een commissie onder leiding van Samarin gestuurd om de aanklacht te onderzoeken. Onder deze druk moest de keuze worden gemaakt tussen toegeven of volharden. De Pomorcy kozen voor de eerste optie, in de hoop dat de nederzetting dan zou kunnen blijven bestaan. De Fedoseevcy bleven het gebed voor de tsaar echter pertinent weigeren. De breuk tussen de Pomorcy en de Novopomorcy is ontstaan door een verschil dat wederom het huwelijk betreft. De Pomorcy wezen het huwelijk af aangezien de huwelijksluiting één van de sacramenten is die slechts door een priester voltrokken kan worden. Daar de bespopovcy geen priesters hebben, is ook de mogelijkheid van huwen komen te vervallen. Deze opstelling bracht een extra probleem met zich mee, namelijk dat van de voortplanting. Zonder huwelijk zouden er eigenlijk ook geen kinderen geboren kunnen worden. Ondanks de gescheiden onderkomens van mannen en vrouwen leverde de naleving van deze theorie nogal wat problemen, oftewel buitenechtelijke kinderen op. Met het ontkennen van het huwelijk zou men immers theoretisch ook moeten afzien van sexueel contact. Voor velen vormde deze regel echter een onoverkomelijkheid. Bestraft werd dit door kerkelijke straffen, maar verder deed men de overtreding af door te stellen dat iedereen zelf verantwoording verschuldigd was tegenover God (Smolitsch:156). Om dit probleem te omzeilen hielden de Novopomorcy de mogelijkheid van het huwelijk open. Zij waren van mening dat het huwelijk eigenlijk gebaseerd is op een wederzijdse belofte van trouw en dat het heilige karakter dat een priester eraan kan geven niet perse noodzakelijk is. De opvatting van de Novopomorcy over het tsarengebed sloot wel aan bij de Pomorcy. Het ontstaan van de breuk tussen Semën Denisov en starec Filip heeft tragische gevolgen gehad. Toen de onderzoekscommissie van Samarin in 1738, op initiatief van tsarica Anna, de Vyggemeenschap naderde, werd de gemeenschap om politieke redenen aangeklaagd: men bad niet voor de tsaar, terwijl dat de plicht was van elke Russische onderdaan. Om het voortbestaan van de gemeenschap veiling te stellen, besloot Semën Denisov enigszins af te zien van de antiregeringsgezinde houding (Crummey 1970:222). Hierdoor leefde de discussie weer op over of de tsaar alleen maar de geestelijke antichrist was of dat hij ook de belichaming was. De Denisovy gingen over op het idee van de geestelijke Antichrist die zich openbaarde door afvalligheid en ketterij. De tsaar was onderhevig aan de demonische invloed maar was niet de oorzaak. Hierdoor waren de tsaren, te beginnen met Peter de Grote eigenlijk ook slachtoffers van de Antichrist en kon er voor hen gebeden worden daar "even apostolic law required prayers for `alien', pagan rulers and that Peter, after all, was a descendant of God-loving and pious ancestors" (Cherniavsky:22). Starec
45
Filip was het hiermee geheel oneens. Hij wees fanatiek de staat af, evenals het huwelijk en de omgang met andere Oudgelovigen. Hij bepleitte zelfverbranding en richtte met een groep volgelingen een nieuwe nederzetting op aan de rivier de Umba. Toen de Samarin-commissie in 1742 hen op het spoor gekomen was maakten de Filopovcy een einde aan hun aardse bestaan. Deze radicale afsplitsing heeft echter nog vele navolgers gehad. Smolitsch noemt onder andere Andrej ðukov die in de tweede helft van de achttiende eeuw de registratie- en identificatieplicht verwierp, vanuit de gedachte dat hij op geen enkele manier in het Rijk van de Antichrist wilde worden opgenomen (Smolitsch:159). Deze houding was kenmerkend voor de Filipovcy, alsmede voor de stranniki. De stranniki (`zwervenden'), of beguny (`weglopers'), zetten zich echter nog radicaler af tegen het vermeende Rijk van de Antichrist en verwierpen elke band met de staat, inclusief geld. Op munten stond immers de beeltenis van de tsaar-Antichrist. Zij geloofden in een belichaamde Antichrist en zagen hem vanaf de achttiende eeuw in Peter de Grote. Zen'kovskij haalt enkele uitspraken aan uit de regeringsperiode van Nikolaj I die gearresteerde stranniki ten overstaan van de autoriteiten deden: "Vaš gospodin, imperator est' predstavitel' vlasti antichrista, kak potomok Petra Velikogo." "vlast' carja nad soboju ne po…itaju", "christianom ego (carja) ne priznaju" (Zen'kovskij:470). De voorman van de beguny, de gedeserteerde soldaat Evfimij (overleden in 1792), zei het als volgt: "Apokalipsi…eskij zver' - est' carskaja vlast', ikona ego - vlast' grañdanskaja, delo ego - vlast' duchovnaja" (Zen'kovskij:469). Evfimij legde de basis voor deze bijzondere groep bespopovcy die op zoek was naar een hemels rijk en aldus een zwervend bestaan leidde. Dit rijk zochten zij vooral in Noord-Rusland. Onderwijl predikten zij hun leer, die door Evfimij ontwikkeld was en op schrift circuleerde onder de titel Cvetnik (De Bloementuin). De theorie van zijn leer is gebaseerd op de Bijbelteksten, onder andere over de verwoesting van Babylon: "Trek er weg, mijn volk, om niet betrokken te worden in haar zonden en om gespaard te blijven voor de slagen waarmee zij getroffen wordt" (Openbaringen 18:4). Zij die zich wel aangesproken voelden door de ideeën van de stranniki maar minder trek hadden in een zwervend bestaan konden worden opgenomen in een speciale stranniki-stand. Men kon een sedentair bestaan leiden, maar moest bereid zijn te allen tijde voorbijkomende stranniki te verzorgen. Voor hun onderhoud waren de stranniki aangewezen op deze geloofsgenoten en op liefdadigheid van sympathisanten. Pas in 1851 werden de stranniki als aparte afsplitsing van het Oudgelovigendom ontdekt. Daarvoor wist men van het bestaan van de homogene groep niet af. De stranniki waren moeilijk te traceren en daardoor een plaag voor de autoriteiten, mede doordat ze een slechte reputatie hadden. Dit werd ondermeer veroorzaakt doordat ook vluchtende misdadigers of gedeserteerde soldaten zich regelmatig uitgaven voor Oudgelovige idealisten. Zij waren echter niet altijd even beleefd tegen hun weldoeners. De criminaliteit die onder het bannier van het strani…estvo plaatsvond, werd door de regering aangegrepen om agressief tegen de stranniki op te treden. Toch heeft dit niet kunnen leiden tot het verdwijnen van de stranniki. Smolitsch en Zen'kovskij melden dat tot in deze eeuw nog stranniki, soms zelfs in groepsverband, aangetroffen zijn (Smolitsch:160; Zen'kovskij:-
46
53
470). Aan het begin van deze eeuw was er zelfs een hernieuwde belangstelling voor deze rigoreuze stroming. Dit blijkt onder meer uit een bericht uit de regio Penzensk, dat geplaatst stond 54 in het Oudgelovigenweekblad Cerkov' . In die regio doolde in 1909 de strannik Aleksandr Vasil'ev. Hij had al enkele beglopopovcy weten te bekeren (NB: popovcy!) en had sommige anderen doen wankelen in hun geloof (Cerkov' 1909, 4:144-145). De andere radicale groepering, de Filipovcy, neemt aan het begin van deze eeuw echter in aantal af, zo schrijft Robson. Deze afname zou veroorzaakt zijn door een minder anti-regeringsgezinde houding vanwege de 55 verbeterde positie die de Oudgelovigen vanaf 1905 verworven hadden (Robson:717). De auteurs van ISC lichten de Netovskoe soglasie uit de andere bespopovcy-groeperingen. De Netovš …ina is een van de oudste gemeenschappen, heeft geen kerken en neemt als enige bespopovcy-soglasie gelovigen uit de Nikoniaanse kerk aan zonder wederdoop. Aan de buitenkant onderscheiden zij zich in niets van de Nieuwgelovigen. Zij nemen zelfs vaak deel aan de liturgieën van de officiële kerk. De Netovcy zien hier niets schadelijks in. Aangezien het priesterschap niet meer bestaat, kunnen de sacramenten ook niet meer uitgevoerd worden. Deelnemen aan de sacramenten zoals die in de Nikoniaanse kerk uitgevoerd worden kan geen kwaad, aangezien ze immers toch `hol' zijn. De Netovcy lijken een gewoon leven te leiden, maar wachten in feite op het moment dat de Verlossing komt. Vandaar dat zij ook wel Spasovcy genoemd worden. Behalve de hier besproken bespopovcy-groepen zijn er nog tientallen anderen. `„to ni muñik - to vera, …to ni baba - to tolk' (`Elke boer heeft zijn geloof, elk wijf haar groep') luidt een spreekwoord. Pavel Prusskij, zelf een gewezen bespopovec, maakt in zijn beknopte overzicht van de verschillende tolki en soglasija melding van de vierentwintig belangrijkste groeperingen 56 (Pleyer:34). Vele hiervan zijn afsplitsingen van een van de hierboven genoemde soglasija en 57 tolki. In ISC wordt de schuld voor het uiteenvallen van de Oudgelovigen bij de regering gelegd. Als de regering hen niet voortdurend opgejaagd had, was alles misschien anders gelopen. De Oudgelovigen hadden dan met elkaar kunnen vergaderen en mogelijkerwijs eenduidige oplossingen gevonden voor de moeilijke problemen. Maar men zat verborgen in de bossen of in de perifere gebieden van het Russische Rijk en moest dus zelf met de ontstane situatie en met de werkelijkheid leren omgaan (ISC:25).
53
Voor meer informatie over de stranniki raadplege men Mal'cev, A.I., Starovery-stranniki v XVII-pervoj polovine XIX v. Novosibirsk 1996 54 Zie voor meer informatie over Cerkov' paragraaf III.4 55 Zie paragraaf III.4 56 Pavel Prusskij (1821-1895), geboren als Petr Lebedev, behoorde tot de Fedoseevcy. Hij vertrok in 1847 naar Pruisen om daar een gemeenschap op te richten. Hij leidde een drukkerij en hield zich intensief bezig met de leerstellingen van het Oudgelovigendom. Deze interesse resulteerde echter in een bekering tot het Edinoverie. In de tweede helft van de negentiende eeuw zou hij een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming worden. Het was een groot voordeel dat hij het Oudgelovigendom van nabij kende (Smolitsch:178). Overigens onderscheidde Prusskij binnen de popovš…ina zeven groepen (Pleyer:36). 57 Zie voor een overzicht van welke groeperingen door de autoriteiten in 1909 erkend werden en voor schattingen over hoeveel mensen tot de groeperingen behoorden bijlage 1.
47
III.3 De Oudgelovigen en de tsaristische realiteit Op het Concilie der Patriarchen was gesloten dat de kerk zich het recht voorbehield ketters voor veroordeling over te dragen aan het wereldlijk gezag. In de praktijk had dat in de eerste jaren na 1667 weinig gevolgen; alleen de extreme gevallen werden aan de staatsrechtelijke macht overgedragen (Lupinin:184). De Nikonianen gaven er vooralsnog de voorkeur aan mensen te proberen te overtuigen. Anders werd dit toen op het concilie van 1682, onder leiding van patriarch Ioakim, een groot aantal voorstellen aangenomen werd die de officiële kerk uitgebreidere mogelijkheden verschafte de Oudgelovigen te hinderen in het belijden van hun geloof. Zo werd het Oudgelovigen voortaan verboden bijeen te komen voor het gebed. Verder verloren zij het recht op uitvoering van de sacramenten. Deze en andere beperkende maatregelen hadden tot gevolg dat de anti-Nikonianen bij het uitoefenen van hun geloof al snel in overtreding waren en konden worden uitgeleverd aan de regering. De kerk kon echter ook besluiten de betrokkenen niet aan de staat over te dragen, maar zelf het oordeel te vellen. Op hetzelfde concilie werd namelijk besloten dat de kerk eigenhandig harder mocht optreden tegen de Oudgelovigen, met het staatsapparaat als ruggesteun. Zen'kovskij vermoedt dat een direct gevolg van deze beslissing de verbrandingsdood van Avvakum en de 58 andere drie Vaders was te Pustozersk. Een definitieve bevestiging van de staatsrechtelijke vervolging werd uitgesproken in de ukaze van 7 april 1685 toen de staat de vloek over de Oudgelovigen uitsprak. In de twaalf `groznych statej' (ISC:17) van de ukaze werden de Oudgelovigen uitgemaakt voor dieven, schismatici en tegenstanders van de kerk (idem). Onder de maatregelen waren de volgende punten (Lupinin:185): -
zij die de kerk bleven belasteren werden verbrand predikers van zelfverbranding werden geëxecuteerd volgelingen van de predikers werden gemarteld en onder strenge bewaking in kloosters geplaatst zij die onderdak boden aan Oudgelovigen werden gestraft bezittingen van Oudgelovigen konden geconfisceerd worden
Naast hun vervloeking als vijanden van de kerk in 1667 werden de Oudgelovigen nu ook bestempeld als vijanden van de Russische staat. Deze situatie, de vervolging van Christenen, werd door de gelovigen, volgens de popovcy-geschiedschrijving, vergeleken met de vlucht naar bossen en woestijnen van de eerste Christenen in het Romeinse Rijk (ISC:17). In hun ogen paste de situatie in de lijdensgeschiedenis van het ware Christendom. Historici echter plaatsen de geschiedenis van het Oudgelovigendom in de algemene 58
Het is niet meer te achterhalen wie de directe opdracht tot de verbranding heeft gegeven, maar men gaat
48
geschiedenis van Rusland. "In general, legislation on the Raskol can serve as a touchstone for the evolution of government policy in Russia as a whole" (Cherniavsky:4 noot 15). Hiermee bedoelt Cherniavsky te zeggen dat men aan de hand van de wetgeving die de betreffende tsaar over de Oudgelovigen aannam, zien met wat voor tsaar men te maken had, wat zijn doelen waren. De grote lijn van staatsrechtelijke vervolging door de eeuwen heen laat zien dat de autoriteiten de Oudgelovigen nooit gezien hebben als betrouwbare onderdanen. Zij wantrouwden de Oudgelovigen vanwege vermeende subversieve activiteiten. De angst van de staat voor de Oudgelovigen als actieve anti-regeringsgezinde groepering was volgens Cherniavsky gebaseerd op drie gebeurtenissen die hadden bijgedragen aan de verspreiding van het Oudgelovigendom: het verzet van het 59 Soloveckij-klooster (1668-1676 ), de opstand van kozakkenhoofdman Sten'ka Razin (1670-1671) en de strel'cy-opstand (1682). Het Soloveckij-klooster, gebouwd op de Solovkij-eilanden in de Witte Zee, was een van de heiligste plaatsen van Rusland. Door zijn afgelegen locatie kon het klooster zich zelfstandig ontwikkelen tot een rijke gemeenschap. Toen de berichten kwamen van de veranderingen die onder Nikon in Moskou ingevoerd waren weigerden de monniken van het klooster deze hervormingen over te nemen. Hun onverzettelijkheid resulteerde in een acht jaren lange belegering van het klooster door regeringstroepen. Dit vormde het bewijs voor de regering dat de monniken trouw aan hun godsdienst hoger stelden dan trouw aan hun tsaar. Het beleg eindigde in een bloedige slag, waarin meer dan vierhonderd mensen doodgemarteld werden. Slechts veertien mensen zouden het regeringsgeweld overleefd hebben. De lijken zouden een half jaar onaangeroerd in het klooster gelegen hebben, alvorens het klooster overgenomen werd door Nieuwgelovige geestelijken (ISC:16). Sten'ka Razin ontketende onder de Donkozakken een opstand tegen het systeem van lijfeigenschap. De opstand breidde zich alras uit door de steun van boeren. Hoewel populistische historici uit de tweede helft van de negentiende eeuw, zoals A.P. Š…apov, die later in dit hoofdstuk uitgebreider aan bod komt, het graag anders zouden zien, zijn er geen aanwijzingen dat de opstand op touw gezet was omwille van het Oudgelovigendom. Š…apov stelde dat de opstand wèl een opstand van het Oude geloof was, maar Zen'kovskij wijst deze mogelijkheid resoluut van de hand. De boerenopstand tegen de lijfeigenschap was volgens hem religieus neutraal; zowel Oudals Nieuwgelovigen schaarden zich achter de Donkozak (Zen'kovskij:325-326). Cherniavsky is deze mening eveneens toegedaan, al maakt hij wel melding van het frappante detail dat Razin in de periode voor de opstand tot tweemaal toe als pelgrim het Soloveckij-klooster bezocht. Pascal stelt in zijn lijvige studie naar de beginjaren van het schisma dat de Oudgelovigen helemaal niet aanwezig 60 waren bij de opstand van Razin. Volgens hem stond het zelfs niet vast dat Razin een Christen was en gaf juist die onduidelijkheid de mogelijkheid tot uiteenlopende versies van de gebeurtenissen ervan uit dat het patriarch Ioakim zelf geweest is (Zen'kovskij:400). 59 In de krant Pravoslavnaja Moskva staat dat het beleg duurde van 1666 tot 1676. Als redenen voor `het unieke feit' van ontstaan van het `bastion van Oudgelovigen' geeft de krant: de geestelijke autoriteit en de verdiensten tegenover de staat, de eilandsituatie en de enorme rijkdom die economische vrijheid en onafhankelijkheid gaf (Pravoslavnaja Moskva, 10 (april 1996):6) 60 "Encore dans l'équipeé de Stenka Razin, le raskol est absent" (Pascal 1969:xv).
49
(Pascal 1969:443). Interessant is ook een legende die rondging en die verhaalde dat Nikon aan de zijde van Razin gesignaleerd was. Volgens Cherniavsky geeft dit slechts dat "in popular tradition (...) everything got mixed op - Nikon, Avvakum, Razin, the Tsar - and the one clear fact that remained was rebellion itself" (Cherniavsky:18 noot 83). De getuigenissen van de gevangen genomen Soloveckij-monniken druisen echter in tegen de veronderstellingen van Zen'kovskij en Pascal. Volgens de monniken lag de leiding in het belegerde klooster in handen van buitenstaanders: Kapiton-volgelingen, deserteurs en Donkozakken. Hoewel er niets bewezen kon worden koos de regering het standpunt dat de Oudgelovigen wel degelijk betrokken waren geweest bij de opstand van Sten'ka Razin en zodoende ook betrokken waren bij het verzet van het Soloveckijklooster. Wellicht vormt deze stellingname ook de verklaring voor de afwijking in de getuigenissen van de monniken van de hypotheses van Zen'kovskij en Pascal, hierboven genoemd. Naar deze stellingname handelde zij ook, wat volgens Cherniavsky resulteerde in hardere maatregelen tegenover Avvakum en de andere leiders van de Oudgelovigen (Cherniavsky:19). Directere bewijzen voor de koppeling van het Oudgelovigendom aan verzet tegen de staat kunnen gevonden worden in de strel'cy-opstand. Toen Aleksej Michajlovi… in 1676 overleed en zes jaar later zijn zoon en opvolger Fëdor Alekseevi…, de oudste zoon uit zijn eerste huwelijk, werd Peter tot tsaar gekroond, de toen tienjarige zoon uit het tweede huwelijk van Aleksej Michajlovi…. Fëdor had echter nog een broer, de geestelijk zwakke Ivan. Hun zuster Sofia vond dat hij ook recht op de troon had. Zij kreeg een keurgarnizoen achter zich en met het doel de benoeming van Ivan tot medetsaar te bewerkstelligen brak in 1682 de strel'cy-opstand uit. Moskou werd bezet en vele leden van de familie Naryškin, familie van de moeder van Peter I, werden hardvochtig om het leven bracht. Onder die druk werd de eis ingewilligd en werd Ivan geï nstalleerd als medetsaar. Sofia zou tot 1689 regentes zijn. Aan de bloederige machtsstrijd van 1682 zouden Oudgelovigen deelgenomen hebben. De regering vond het het zoveelste teken aan de wand: de Oudgelovigen schrokken er niet voor terug zich bij een gewapende beweging te voegen die als doel had de omverwerping van de regering (Lupinin:184). Zen'kovskij geeft echter een genuanceerder beeld van de deelname van de Oudgelovigen aan de opstand. Sinds het schisma schreven vooraanstaande anti-Nikonianen, met 61 name Dosifej , voortdurend smeekbedes. Het persoonlijk overhandigen van deze brieven was, zoals gemakkelijk valt in te zien, niet ongevaarlijk. Toen in 1682 Fëdor overleed, die een voorliefde had voor het Westen, samengaand met een weerzin voor traditionalisten, ontstond er onenigheid over de opvolging. In deze chaotische situatie zagen de Oudgelovigen hun kansen schoon. Ze togen naar Moskou om een smeekbrief te bezorgen die waarschijnlijk door Dosifej zelf opgesteld was. Hun plan sloeg echter ook aan bij de bevelhebbers van het keurgarnizoen. Deze bleken ook 61
Dosifej was een hegoumen die rondreisde tussen de Oudgelovigennederzettingen in Pomor'e, in Moskou en aan de Don. Tot het schisma bleef hij uit de schijnwerpers, onderwijl aandachtig de ontwikkelingen in Moskou volgend. Na het schisma is hij een van de energiekste verkondigers en organisatoren van de Oudgelovigen geworden (Zen'kovskij:275).
50
niet content met het pro-Westerse beleid zoals Fëdor dat gevoerd had en zouden graag zekere inspraak hebben in het beleid van de opvolger. Zij steunden het oude geloof en verwierpen alle hervormingen naar Westers voorbeeld. Met deze groep achter zich konden de Oudgelovigen hun smeekbede natuurlijk zelfverzekerder aanbieden. Wellicht sterkte het hen in hun hoop dat het oude geloof eindelijk zou overwinnen. Crummey's beschrijving van deze gebeurtenis is geheel terecht geplaatst in het hoofdstuk `The struggle begins' van zijn boek over de Vyg-gemeenschap uit 1970. De ontmoeting tussen de patriarch, Sofia en enkele Oudgelovige monniken (gesteund door de aanwezigheid van enkele strel'cy), was de eerste rechtstreekse confrontatie van de Oudgelovigen met de wereldlijke macht waaruit duidelijk de weerzin bleek tegen de verzoeken van de Oudgelovigen. S.M. Solov'ev haalt een citaat aan van Sofia waaruit blijkt dat hoewel de vertegenwoordigers van de Oudgelovigen slechts spraken over het terugdraaien van de kerkelijke hervormingen, Sofia terdege besefte wat toegeven op dit gebied zou impliceren: 62
"Als Arsenij en patriarch Nikon ketters waren, dan waren onze vader en broer dat eveneens. Daaruit volgt dat de huidige tsaren geen tsaren zijn, de patriarchen geen patriarchen en de bisschoppen geen bisschoppen. Naar zulke laster willen we niet luisteren dat onze vader en broer ketters waren" (Crummey 1970:22). Na de opstand werd het keurgarnizoen geprezen en beloond, terwijl de Oudgelovigen, die slechts 63 een bijrol hadden gespeeld, drie jaar later tot staatsvijanden zouden worden verklaard. Volgens Cherniavsky is er echter geen twijfel mogelijk over de hoofdrol die de Oudgelovigen in de strel'cy-opstand gespeeld hebben. De petitie die aangeboden werd was afkomstig van Oudgelovigen en opgesteld, aldus Cherniavsky, door priester Nikita Dobrynin, die in nauw contact stond met Pustozersk. Hij stelt dat "all the economic and political grievances were submerged in the religious language of the Petition" (Cherniavsky:3). De religieuze tekst zou zodoende de aandacht afleiden van de werkelijke kritiekpunten. Maar, zoals gezegd, Sofia moest niets van de opstandelingen hebben en zou een van de wreedste vervolgers van de Oudgelovigen blijken. De vervloeking van het Oudgelovigendom vond plaats tijdens haar regeringsperiode. Voor de Oudgelovigen had de formele verklaring van de regering in 1685 niet al te grote gevolgen, daar zij toch al massaal op de vlucht waren geslagen. Er waren aan het eind van de zeventiende eeuw een aantal Oudgelovigen-gemeenschappen ontstaan, voornamelijk in de periferie van het Russische Rijk: in Pomor'e, Kerñenec (in het rayon Niñnyj Novgorod), Starodub'e (in het 62
Bedoeld is Arsenij Grek, één van de belangrijkste krachten van de boekhervormingen onder Nikon. Meyendorff ziet hem als een van de belangrijkste betrokkenen bij het schisma (Meyendorff:32). De Oudgelovigen zien hem als een verschrikkelijke ketter, die meermaals van geloof veranderd is: van Jezuï et werd hij Mohammedaan om vervolgens via de Orthodoxie terecht te komen bij het Katholicisme (ISC:5). Hij werd door hen beschouwd als "het belangrijkste wapen van de kracht van de Antichrist" (Zen'kovskij:266). 63 Volgens de sovjetgeschiedschrijving van de periode onder Stalin werden de Oudgelovigen in de strel'cyopstand gebruikt als instrument van de reactionaire, onpatriottische krachten. In de zeventiende eeuw waren dat de bojaren en strel'cy, later de rijke kooplieden (Kolarz:130). Zie ook paragraaf IV.1.
51
gouvernement „ernigov), in de steppen aan de Don en in Vetka (Polen). Deze nederzettingen hadden een regionale functie. Om de centra heen waren nog talrijke kleinere concentraties van Oudgelovigen. Van bovengenoemde centra was slechts de Vyg-gemeenschap in het Pomor'egebied een centrum van de bespopovcy. Voor de rest betrof het gemeenschappen van de popovš…ina. Zij waren voor de uitoefening van hun geloof, en met name voor de uitvoering van de sacramenten, afhankelijk van priesters die de vervolgers trotseerden en door de dorpen en steden trokken. Wanneer een geestelijke op een bepaalde plaats aangekomen was, voltrok hij alle sacra64 menten die de leken niet zelf konden uitvoeren . De bespopovcy waren zoals eerder bleek in veel mindere mate georganiseerd. Hierdoor is het mogelijk dat sommige bespopovcy-gemeenschappen, die zich zeer goed verstopt hadden, nooit door de autoriteiten getraceerd zijn. In onze eeuw zijn er nog van dergelijke kleinschalige nederzettingen aangetroffen waarvan de autoriteiten het bestaan 65 niet (meer) wisten. De hoofdcentra van de Oudgelovigen hebben in de loop der eeuwen een hoop te lijden gehad. Dit was onder meer te wijten aan de onwetendheid van de autoriteiten over de diverse groeperingen die onder de Oudgelovigen bestonden. Als bekend was geworden dat een bepaalde groep Oudgelovigen iets misdaan had, werden alle Oudgelovigen daar vervolgens op aangekeken en op passende wijze bestraft. Hierin kwam pas verandering in de tweede helft van de vorige eeuw. De staat liet toen expedities uitvoeren om in kaart te brengen welke Oudgelovigengroepen bestonden en hoeveel aanhangers ze hadden. Er werd toen ook een onderscheid gemaakt tussen `schadelijke' en `minder schadelijke groeperingen' (Smolitsch:180). Maar ook de schijnbare tegenstellingen in het gedrag van de Oudgelovigen zelf vormde een bron van verwarring voor de autoriteiten. Zij verenigden in zich aartsconservatisme met progressiviteit, met name wat betreft de handel. Oudgelovigen waren volgens Crummey veel gezien op markten, bij de lokale administratie en bij niet-Oudgelovige buren (Crummey 1993:709). Het beeld dat Oudgelovigen bij voorkeur in isolement leven gaat dus niet altijd op. Degenen die hadden geaccepteerd dat het Einde der Tijden voorlopig op zich liet wachten, legden zich erbij neer dat er een modus vivendi gevonden moest worden. De Oudgelovigen hadden een groot respect voor hun naaste en de omgang met de niet-Oudgelovigen verliep over het algemeen zonder problemen. Pascal stelt dat Orthodoxen en Oudgelovigen harmonieus samenleven en dat de vervolging alleen maar van de autoriteiten afkomstig is (Pascal 1976:31). Afgezien van hun belangstelling voor de handel waren de Oudgelovigen vaak breed georinteerd en interesseerden zij zich voor de eigentijdse wetenschap. Deze gegevens lijken paradoxaal, maar zoals onderzoekers van het Oudgelovigendom concludeerden, moesten de Oudgelovigen juist heel progressief en flexibel blijven om conservatief te blijven (Pozdeeva 1992:25). De achterlig64
Zie noot 47. Voor alle sacramenten, behalve voor de doop en de biecht waren de popovcy afhankelijk van de rondreizende geestelijken. 65 Zie bijvoorbeeld eind hoofdstuk II. Er zijn echter ook in West-Kazachstan en de Karakalpak republiek nederzettingen aangetroffen. Zo werden daar in de herfst van 1945 de nakomelingen herontdekt van de Oeralkozakken, die in de periode 1875-1877 naar die streken gedeporteerd waren. Ook op andere plekken
52
gende theorieën en beweegredenen waren voor de autoriteiten meestal weinig doorzichtig aangezien de traktaten en geschriften die de Oudgelovigen produceerden vaak een beperkte oplage hadden en circuleerden binnen een gesloten groep (Smolitsch:191). Maar ook de Oudgelovigen zelf verschilden nog al eens van mening over de spanning tussen isolationisme en de noodzakelijkheid van contact met de buitenwereld (Robson:717-718). De bovengenoemde en de talrijke hier niet genoemde vertakkingen binnen de bespopovš…ina waren de gevolgen van deze discussies. Ook kwam het voor dat de Oudgelovigen het slachtoffer waren van al dan niet moedwillige geschiedvervalsing. Zo is in onderstaand citaat volgens Pleyer sprake van een oneigenlijk gebruik van de term `raskol'niki'. Pleyer haalt een fragment aan van ene Peretjatkovi… waarin over de Oudgelovigen geschreven wordt: "Soms verenigen de `Raskol'niki' zich tot grote bendes, die aan de Wolga roofovervallen doen, oprukken naar de steden in het lage Povolñ'e en de Vojevoden tot angst en beven brengen..." (Pleyer:47). Pleyer meent echter dat deze roofzuchtige bendes niet slechts uit Oudgelovigen bestonden, maar gezien het agressieve karakter wellicht voornamelijk uit gevluchte lijfeigenen, ontsnapte gevangenen, deserteurs en andere anti-regeringsgezinden. Het is goed mogelijk dat deze verwarring veroorzaakt is door het feit dat al deze ontevreden groepen gebruik maakten van het symbool van de Oudgelovigen, het tweevingerkruis, om hun verzet tegen de regering te uiten. Het gevolg hiervan was echter wel dat de Oudgelovigen voor deze praktijken verantwoordelijk werden gesteld, wat hen op harde repressie kwam te staan. Dergelijke misvattingen hebben er zeker aan bijgedragen dat de geschiedenis van het Oudgelovigendom tot aan deze eeuw gekenmerkt bleef door permanente vervolging. Zelfs de godsdiensttolerantie van Peter de Grote schonk de Oudgelovigen geen rust. Integendeel: Peter de Grote was in hun ogen de ergste van alle Russische heersers. Peter was namelijk de Antichrist. Peter I (1682-1721 tsaar van Rusland, 1721-1725 keizer van Rusland) wilde Rusland in contact brengen met het Westen en zijn culturele, economische en politieke beschaving en vooruitgang. De Petrinische revolutie, zoals het totaal aan hervormingen wel genoemd wordt, had tot doel Rusland te bevrijden uit haar achterlijkheid. Een nieuw Rusland moest er komen, wat gesymboliseerd werd in de bouw van een nieuwe hoofdstad, Sint-Petersburg. Bovendien nam hij de in het Westen geldende kalender over, het Russische volk daarmee letterlijk in de Europese tijd brengend. Naast politieke veranderingen vonden ook op kerkelijk gebied ingrijpende wijzigingen plaats. In een van zijn eerste wetten (1702) werd het recht op het belijden van een godsdienst grondwettelijk erkend. Dit tolerante beleid gold echter niet voor de Oudgelovigen, zo wordt gemeld in ISC (ISC:18). Hier zit wel enige waarheid in. De Oudgelovigen kregen net als de andere religieuze groeperingen weliswaar een aantal vrijheden, maar daar stond tegenover dat ze zich moesten laten registreren zodat ze dubbele belasting konden gaan betalen. Deze discriminatie is wellicht het gevolg van de hinder die Peter ondervond van de Oudgelovigen op zijn pad van vooruitgang. Peters buitengewone interesse voor het buitenland, voor buitenlandse kleding en technieken `ontdekte' men Oudgelovigensamenlevingen (Kolarz:142-146).
53
schoot de Oudgelovigen namelijk volstrekt in het verkeerde keelgat. Hun conservatieve opvattingen en afkeer van Westerse invloeden waren tegengesteld aan de plannen die Peter met Rusland had. Het was voor Peter dus zaak hun invloed zo veel mogelijk te beperken en hen in het nieuwe keurslijf te persen. Natuurlijk werden veranderingen door de Oudgelovigen absoluut niet als wenselijk ervaren. Om de wereldse macht te vergroten schafte Peter het patriarchaat af en verving het door de Allerheiligste Synode (1721). De instelling van de Synode moest voorkomen dat situaties zoals in het verleden met Nikon zich in de toekomst opnieuw zouden voordoen. De Synode werd gecontroleerd door de oberprokuror, een hoge regeringsambtenaar die aan het hoofd van het kerkelijk secretariaat stond. Cherniavsky concludeert dat de nieuwe maatschappij van Peter de kenmerken droeg van een nieuwe religie, compleet met een God, priesters en genade. Dit verklaart het gegeven dat het verzet van de Oudgelovigen juist onder zijn regering apocalyptische vormen aanneemt. Maar het verklaart ook waarom de autoriteiten zo gekant waren tegen de Oudgelovigen. Die weigerden namelijk niet alleen hun religie op te geven, maar ze weigerden pertinent deel uit te maken van de nieuwe orde. Maar niet alleen de Oudgelovigen geloofden in de apocalypse. Cherniavsky geeft voorbeelden van enkele niet-Oudgelovige predikers die hun onheilstijdingen dat Peter de Antichrist was en dat het 66 Einde der Tijden naderde publiek verkondigden. Hoewel zij niet tot de Oudgelovigen behoorden 67 verkondigden zij toch precies "the pure raskol political theology". Deze mannen werden pas na jaren gearresteerd, wat erop wijst dat tot de aanhoudingen niemand hen aangegeven had. De apocalyptische visie van de Oudgelovigen komt duidelijk naar voren uit de werken van Evfimij, de grondlegger van het stranni…estvo. Evfimij stelde dat Peter de achtste en daarmee de laatste Antichrist was wiens sporen nog doorlopen in zijn opvolgers, zodat er geen hoop meer is voor de gelovigen. Het Beest was de tsaristische macht, die uitgebeeld werd door zijn staatsrechtelijke autoriteiten en wiens lichaam stond voor de geestelijke autoriteit (Cherniavsky:23). Maar Evfimij en anderen vonden ook `bewijzen' voor hun theorieën. Peter was volgens hen een onrechtmatige tsaar vanwege het feit dat hij na Aleksej's afvalligheid geboren was, dus in het Rijk van de Antichrist. Velen dachten dat hij als baby verwisseld was of later tijdens een van zijn buitenlandse reizen de plaats van de echte Peter ingenomen had. "The man on the throne was a non-Orthodox foreigner, a German" (Cherniavsky:29). Dergelijke ideeën ontstonden omdat men de gedachte dat de Antichrist van zuiver tsaristische afkomst was niet kon accepteren. Toen Peter zichzelf in 1721 een tweede titel gaf, die van imperator, zagen de Oudgelovigen de twee titels als de twee hoorns van de Antichrist. Bovendien detecteerden zij uit het woord imperator, gekoppeld aan Peter, het getal van de Antichrist, 666. In Rusland kende men namelijk een telsysteem waarbij aan letters een bepaalde puntenwaarde werd toegekend. Zou men op die 66
De door Cherniavsky aangehaalde predikers waren Grigorij Talitskij, Vasilij Levin en Akinfij Sysoev (Cherniavsky:27). 67 Cherniavsky vat onder de term politieke theologie de denkbeelden van de Oudgelovigen die zij baseerden op hun verwerping van kerk en staat. Het ideeëngoed werd in theologische terminologie omschreven zodat de sociaal-politieke invulling slechts impliciet verwoord werd (Cherniavsky:5).
54
manier de letters van het woord imperator in punten optellen, dan zou dat 666 opleveren. om op dit getal uit te komen was echter een kleine aanpassing vereist; de m zou vervangen moeten worden door de n (idem). Het getal 666 wisten de Oudgelovigen ook nog op andere manieren aan de Antichrist te koppelen. Het jaar dat de Oudgelovigen buiten de Orthodoxe kerk geplaatst werden, 68 1666, is natuurlijk makkelijk ontleedbaar in het Duizendjarige Rijk plus 666. Bovendien stond in het invloedrijke boek Kniga o vere ook geschreven dat het Einde der Tijden in 1666 zou aanbreken (Pascal 1969:250). De nieuwe staatkundige orde die Peter ingevoerd had, vertoonde volgens eschatologen parallellen met de orde van het Rijk van de Antichrist. Het nieuwe Rijk stond onder leiding van een nieuwe tsaar. Door niet, naar Russische traditie, de naam Peter Alekseevi… te dragen, maar door als Peter de Grote of Peter de Eerste bekend te staan, brak Peter radicaal met het voorafgaande. Met zijn naam kondigde hij een nieuw begin aan, zonder verleden. Hierbij kwam dat Peter als grondlegger van een nieuw Rusland kenmerken vertoonde van God de Schepper. Deze zemnoj bog (aardse god) zoals Peter soms genoemd werd door zijn onderdanen, beschikte ook over een priesterstand: de officiers en ambtenaren. De Petrinische wetten vormden de definities van het nieuwe priesterschap. In de Orthodoxe wereld heersten strenge kledingvoorschriften en beging men een zonde als men die regels niet in acht nam. In Peters rijk kwam eveneens een wetgeving op kledij: een ukaze uit 1700 bepaalde dat de heersende klasse en de geregistreerde stadsbevolking voortaan `op Hongaarse wijze' gekleed diende te gaan. In 1714 volgt er zelfs een algeheel verbod op de verkoop van Russische kleding en laarzen. In alle hervormingen wisten de Oudgelovigen aanwijzigingen te vinden voor hun overtuiging dat Peter de belichaming van de Antichrist was. Het in ontwikkeling brengen van nieuwe ijzerwingebieden leidde tot de reactie van de Oudgelovigen: "Zemlja peremenitsja: metally naverch vyšli" (Smorgunova 1996:23). De aarde, die in de Russische beleving een sacrale betekenis had, keerde zich om. Wederom een bewijs voor de aanwezigheid van de Antichrist. Een nog duidelijkere bevestiging voor het vermoeden dat het Rijk van de Antichrist aangebroken was, vormde Peters beruchte ukaze over het baardscheren. In de Orthodoxe wereld vormde de baard een symbool voor het Christen-zijn. In Europa waren baarden echter niet modieus en Peter vond dat de Russische baarden een symbool waren voor Ruslands achterlijkheid en boerenkarakter. Het afscheren van de baarden zou dus gelden als een symbolische daad die Ruslands aansluiting bij de Europese cultuur zou uitbeelden. Daar het scheren van de baard recht inging tegen de Orthodoxie werd de link met het Rijk van de Antichrist snel gelegd. Voor de Oudgelovigen en een groot deel van de boerenbevolking gold dat symbool en inhoud niet van elkaar te scheiden zijn waardoor het afscheren van de baard ervaren werd als het niet langer Christen zijn. Aan de hevige protesten kwam Peter tegemoet door het instellen van de baardbelasting: slechts door het betalen van deze belasting konden gelovigen hun baard behouden. Het sterke geloof in de Antichrist bemoeilijkte Peters initiatief om alle ingezetenen van het 68
Volgens de Bijbel zou de wereld duizend jaar bevrijd zijn van de Duivel. Na die duizend jaar zou de
55
Russische Rijk te registreren. Tegenover deze verplichte registratie stond de ukaze die de vrijheid van vestiging toestond (1714). Registratie was wenselijk om meer vat te krijgen op de bevolking en om het nieuwingevoerde belastingstelsel administratief te kunnen organiseren. Door de Oudgelovigen werden de twee ukazen echter anders opgevat. De vrijheid van vestiging, gecombineerd met de gedeclameerde godsdiensttolerantie hield volgens hen de schijn op, want door registratie ging iedereen deel uitmaken van het Rijk van de Antichrist. De Oudgelovigen werden daarbij nog zwaarder getroffen door de belasting dan de andere Russen. Zij werden gedwongen dubbele belasting te betalen. Dit ter ontmoediging van degenen die erover dachten zich bij de Oudgelovigen aan te sluiten, al was het maar als uiting van protest tegen de Petrinische hervormingen. Gelijk de andere Russische onderdanen dienden de Oudgelovigen ook belasting te betalen voor familieleden die in de periode tussen de belastinginningen overleden waren. In het Russisch werd deze hoofdelijke belasting aangeduid met term poduš naja podat'. Poduš naja is afgeleid van de stam duš a, wat ziel betekent. De Oudgelovigen hadden grote moeite met de podušnaja podat', daar zij het idee hadden dat ze door het betalen van de belasting hun ziel verkochten aan de Antichrist. En niet alleen hun eigen ziel, maar ook nog eens met terugwerkende kracht de zielen van de mensen die het heil bereikt hadden omdat ze overleden waren. Het was voor hen alsof met de registratieplicht en de belastinginning hun zielen gevangen werden door de Antichrist (Gur'janova:68). Het politieke systeem in Rusland onder Peter de Grote had zich ontwikkeld tot seculair absolutisme. De bestaande orde was omvergeworpen ten gunste van effectief bestuur en een betere controle op oppositionele krachten. Volgens Cherniavsky was de ideologie van de Petrinische staat op twee punten gebaseerd: a) de staat als een geheel zelfvoorzienende, op zich zelf staande instantie en b) de staat als patriarchale instantie die weet wat goed is voor het volk. Hij stelt vervolgens dat deze seculaire concepties moeiteloos kunnen worden omgezet in theologische termen. Door aldus te redeneren vinden de Oudgelovigen weer sterke aanwijzingen voor de suggestie dat Peter de Antichrist is en het Rijk van God overgenomen heeft. Volgens de Oudgelovigen trad er onder Peter wat betreft het heil een verschuiving optreden van de hemel naar de aarde. In de pre-Petrinische tijd gold de theocratische tsaar als schakel naar de hemelse God. De tsaar was de beschermer van de Orthodoxie zodat alle gelovigen via de zuivere Orthodoxie het heil konden bereiken. In de nieuwe situatie werd Peter god genoemd en doet deze nieuwe god pogingen het land vooruit te helpen. In de ogen van de Oudgelovigen, zo suggereert Cherniavsky, probeert Peter te bewerkstelligen dat hijzelf, de aardse tsaar, de heilbrenger wordt. Hij wil de waarde van het aardse bestaan verhogen, zodat men voor zich voor het heil minder hoeft te richten op het hiernamaals. Het heil wordt als het ware tastbaarder voorgesteld. Alle menselijke handelingen zouden in het teken staan van het heil. Dit gaat in tegen de theocratische gedachtengang van de Oudgelovigen. De idee van de Oudgelovigen dat de tsaar "king and priest" zou zijn, "ruling men and saving men", zou dan overbodig zijn (Cherniavsky:36). Peter pretendeert volgens Duivel voor 42 maanden heersen (Openbaringen 20:2-8).
56
hen God te zijn en het heil kan brengen. Dat staat voor de Oudgelovigen gelijk aan ketterij. Ze hadden nu elke hoop op het verkrijgen van het heil verloren. Hun theocratische instelling was al zwaar op de proef gesteld met de vorige tsaars, maar nu leek er helemaal geen weg tot het heil meer mogelijk. Volgens Cherniavsky leefden de Oudgelovigen in een staat van permanente apocalypse (Cherniavsky:39). Met deze instelling konden de Oudgelovigen niet leven en dat feit nu maakt volgens Cherniavsky duidelijk wat in de ogen van Peter de werkelijke misdaad van de Oudgelovigen was. Als godsdienstige groepering zouden ze best getolereerd kunnen worden, maar de Oudgelovigen weigerden de nieuwe situatie te accepteren: ze weigerden registratie, paspoorten, het tsarengebed, kortom: ze verwierpen de hele staat en dat was de ultieme misdaad. "The Old Believers were `outside', denying the reality of the new salvation, and this the state could not forgive" (Cherniavsky:36). In de strijd tegen de Oudgelovigen betrok Peter niet alleen de staat, maar ook de officiële Orthodoxe kerk. Hij verplichtte de geestelijkheid een loyaliteitsverklaring te ondertekenen en het Oudgelovigendom te vervloeken. Begin jaren twintig werden de priesters gedwongen om de aanwezigheid van Oudgelovigen in hun parochie te rapporteren (Freeze 1977:30). Dit resulteerde in een verdeling van de Oudgelovigen in zapisnye (geregistreerde) en tajnye (geheime). De priesters zaten tussen twee vuren: enerzijds smeekten, of waarschuwden, Oudgelovigengezinnen en sympa69 thiserende boeren hen geen aangifte te doen, anderzijds nam de druk van de staat toe. Ook kwam het voor dat de plaatselijke adel de priesters verzocht geen aangifte doen omdat zij bang waren hun lijfeigenen kwijt te raken. Wanneer priesters Oudgelovigen in hun omgeving niet aangaven, wat derving van belastinginkomsten voor de staat betekende, konden de geestelijken rekenen op boetes. Na drie beboetingen werden zij ontheven uit hun ambt. Deze onderdrukking van de Oudgelovigen is volgens Freeze het gevolg van hun politieke oppositie (Freeze 1977:29). Peter I stond volgens hem aanvankelijk tolerant tegenover deze 70 bevolkingsgroep, maar toen zich tekenen van sociale onrust vertoonden verhardde hij zijn beleid. Hij had wel waardering voor de economische ontwikkelingen die plaatshadden in de Vyggemeenschap onder leiding van de gebroeders Denisov en in Starodub'e. Dergelijke ondernemende initiatieven pasten bij zijn strategie om Rusland vooruit te helpen door de industrie en nijverheid te ontwikkelen. Peters beleid zat echter vol tegenstrijdigheden. Aan de ene kant stelde hij zich tolerant op ten opzichte van religie, aan de andere kant ironiseerde hij de kerk. Hij organiseerde bijvoorbeeld de zogenoemde Allerheiligste Dronkenmansconcilies, losbandige drinkgelagen waarin een concilie nagebootst werd en de aanwezigen allen een kerkelijke rang speelden (Cherniavsky:34). Cherniavsky geeft echter ook een anekdote weer waarin Peter het opneemt voor de kerk en laster niet toestaat (idem). De auteur komt in zijn uitleg over de gedragswisselingen van de 69
Nieuw was de meldingsplicht voor de geestelijken niet: in de eed voor geestelijken van de zeventiende eeuw en onder patriarch Adrian (1690-1700) werd ook al verwacht van de geestelijken dat zij anti-Nikonianen zouden aangeven (Freeze 1977:31). 70 Als gevolg van de hervormingen ontstond sociale onrust die resulteerde in een aantal opstanden, onder andere in Azov en Astrachan. Hoewel de acties niet op touw gezet zijn door de Oudgelovigen hebben er wel individuele Oudgelovigen aan deelgenomen, wat hen als groep duur kwam te staan.
57
tsaar niet verder dan te stellen dat Peter de Grote onverklaarbaar was (idem). Na de dood van Peter I in 1725 werd het systeem dat de geestelijkheid feitelijk een verlengstuk van de wettelijke macht was geleidelijk afgeschaft. Officieel werden de priesters nog wel geacht Oudgelovigen aan te geven, maar de controle hierop nam sterk af. Rond 1760 waren de geestelijken volledig bevrijd van `het Petrinische juk' (Freeze 1977:32). De staat nam de vervolging van de Oudgelovigen weer zelf in de hand en liet de kerk werken aan haar interne organisatie. Tsarica Anna maakte van deze situatie gebruik om haar eigen beleid te creëren en afstand te doen van het tolerante beleid van Peter I. Zij liet Oudgelovigen die de registratie probeerden te ontlopen en zich verborgen hielden opsluiten in kloosters en verbood Oudgelovigen om kerken te bouwen. Verder is zij verantwoordelijk voor de zogenoemde pervoe razorenie, de gewelddadige repatriring van de Oudgelovigen die gevestigd waren in de Vetka-gemeenschap in Polen. De leden van de gemeenschap waren gevluchte kooplieden uit Moskou, die via Starodub'e in Polen beland waren. Daar hadden ze hun gemeenschap aan de Vetka weten te ontwikkelen tot een bloeiend handelscentrum. Anna had hen uitgenodigd terug te keren naar hun vaderland, maar toen de Oudgelovigen niet ingingen op haar uitnodiging, besloot ze hen in 1733 te laten halen. De nederzetting werd vernietigd en veertienduizend mensen werden naar Rusland gebracht. Velen van hen wisten echter terug te keren naar hun oude vestigingsplaats. Zij hadden echter nauwelijks tijd om hun verwoeste nederzetting weer in oude glorie te doen herrijzen, want in 1764 verordende Ekaterina II (17621796) de vtoroe razorenie, die het einde zou betekenen voor de Oudgelovigengemeenschap aan de Vetka. De twintigduizend ingezetenen werden gedeporteerd naar Siberië. Tijdens een sovjetexpeditie werden `de Polen', zoals ze genoemd werden door hun omgeving, herontdekt in 1927 (Kolarz:143). Van belang is geweest de korte ambtsperiode van Ekaterina's voorganger en echtgenoot Peter III (1761-1762). Hij stond welwillend tegenover de Oudgelovigen, wat hem hun sympathie opleverde. Hij beloofde Oudgelovigen die zouden willen terugkeren uit het buitenland, met name uit Vetka, een bijzondere status en stond hen vrije uitoefening van hun godsdienst toe. De geestelijkheid van de officiële kerk kreeg hij echter tegen zich door een begin te maken met de nationalisatie van de kerkelijke landerijen. In de coupe die zijn vrouw Ekaterina op de troon bracht kozen adel en geestelijkheid partij tegen hem en is hij waarschijnlijk om het leven gebracht. Hiermee was de kous echter niet af. Aangezien het lot van Peter III met een sluier van geheimzinnigheid bedekt was, schiep dat de mogelijkheid te denken dat de tsaar niet dood was maar zich ergens verborgen hield in afwachting van een moment om de macht weer terug te pakken. In de regeringsperiode van Ekaterina zijn er tweeëntwintig mannen geweest die verklaarden de dood gewaande tsaar te zijn. De grootste invloed had Emeljan Puga…ëv die in het zuiden van het Russische Rijk een boerenopstand ontketende die een ware bedreiging vormde voor de macht in Moskou. Zen'kovsij stelt dat hij een Oudgelovige was. Smolitsch maakt daarvan geen melding, 71 maar weet wel dat de steun die de Oudgelovigen aan de samozvanec gaven een gevolg was van 71
De term samozvanec betekent letterlijk `zelf-benoemer' en wordt gebruikt voor mensen die zichzelf
58
de sympathie die zij voelden voor de voormalige tsaar Peter III (Smolitsch:181). De opstand van Puga…ëv en de steun van de Oudgelovigen aan deze kozak hebben vooral halverwege de negentiende eeuw geleid tot speculaties omtrent de revolutionaire anti-regeringsgezindheid van de Oudgelovigen. Vooral sociaal-revolutionairen grepen toen de opstand aan om te bewijzen dat er in de historie van de Oudgelovigen voorbeelden waren van verzet tegen de machthebbers. De geëmigreerde schrijver Aleksandr Gercen (1812-1870) gaf in Londen het blad Kolokol (De klok) uit dat de Oudgelovigen presenteerde als een revolutionaire kracht die een sociale revolutie moest leiden. De Oudgelovigen waren naar zijn mening de enige bevolkingsgroep in Rusland die het zuiver Russische karakter had bewaard. Van de Westerse invloeden die het land sinds Peter de Grote hadden overspoeld, hadden zij zich immers verre gehouden. Door hun democratisch karakter en `eeuwige strijd tegen de autocratie' leenden de Oudgelovigen zich bij uitstek voor de opnieuw in het leven roepen van de Zemstvo, een soort landraad die in de zestiende en zeventiende eeuw de tsaren adviserend terzijde stond. Hoewel het echte belang van de Zemstvo in zijn bestaansperiode niet overschat moet worden, was hij door Herzen en de zijnen geï dealiseerd tot een soort volksparlement. Vooral de sociaal-revolutionair A.P. Š…apov (1830-1876) heeft veel over deze gemythologiseerde Zemstvo geschreven. In zijn visie, en in die van de andere radicalen, zetten de Oudgelovigen het democratische principe van de Zemstvo voort nadat hij door Peter I afgeschaft was. De Oudgelovige gemeenschappen konden, volgens hen, gekarakteriseerd worden als democratische instanties waarin allen stemrecht en daarmee inspraak hadden. De Oudgelovigen waren dan ook bij uitstek geschikt om zich in te zetten voor de terugkeer van de Zemstvo: "Raskol voz'mët na sebja zemskoe delo prodolñat', razvivat'" (Š…apov, A.P.:477). Voor zijn bewijsvoering groef deze professor aan de Geestelijke Academie te Kazan' in het verleden en vond een eerste bewijs in de opstand van Sten'ka Razin, maar zijn dit `bewijs' is door collegae 72 weerlegd. Ook de intellectueel Vasilij I. Kel'siev (1835-1872) was een aanhanger van de gedachte dat de Oudgelovigen potentieel revolutionair waren. Hij had het voornemen onder de Oudgelovigen een revolutionaire partij op te richten. Hiervoor reisde hij in het geheim naar Moskou om met de Oudgelovigen te spreken. Door deze gesprekken en door ervaringen opgedaan tijdens reizen naar nederzettingen van Oudgelovigen kwam hij echter tot andere inzichten. Gedesillusioneerd gaf hij in 1867 toe dat "sekty naši ne nosjat v sebe ni…ego revoljucionnogo, naši sektanty - vernopoddannye 73 do konca nogtej" (Mošina:46). Deze en andere pogingen om aan te tonen dat het Oudgelovigendom een staatsgevaarlijke beweging zou zijn, zijn nooit overtuigend geweest. De Oudgelovigen zijn nooit serieus ingegaan op oproepen van Kel'siev en A.P. Š…apov om revolutionaire krachten te leiden. In hun visie is immers voordoen als een ander. In de Russische geschiedenis zijn talrijke voorbeelden te vinden van samozvancy, die meestal pretenderen de goede tsaar te zijn die zich een tijdje verborgen heeft gehouden om te verschijnen als het volk lijdt onder het strenge bewind van een slechte tsaar. 72 Zie pagina 54. 73 Zie voor meer informatie over deze negentiende eeuwse sociaal-revolutionairen de doctoraalscriptie van M.I. Hooghoudt Het beeld van de Oudgelovigen in het werk van Turgenev en Leskov. Groningen 1996.
59
het Rijk van de Antichrist aangebroken en is het nu wachten op de Dag des Oordeels. Wie tot die dag de machthebbers zijn is niet van wezenlijk belang. Pavel Prusskij, al eerder aangehaald, verklaart dat zelfs al zouden de Oudgelovigen interesse getoond hebben. dan nog zou men zich daar niet aan kunnen overgeven. "Naša religija ne pozvoljaet nam protiv na…al'stva idti", zo zegt hij (Mošina:44). Dat bij boerenopstanden ook Oudgelovigen deelnamen hoeft geen verwondering te wekken. De Oudgelovigen, voor een groot gedeelte boeren, hadden in het leven net zo goed te lijden onder het lijfeigenschap als de andere boeren. Dat zij deelnamen aan opstanden (NB: nooit waren zij zelf als groep de initiator van dergelijke opstanden) tegen dit systeem was geen bewijs voor de anti-regeringsgezindheid van deze bevolkingsgroep. Jasevi…-Borodaevskaja stelt: "de Oudgelovigen waren nooit vijanden van Rusland en wanneer wij enkele personen uit hun midden in de onlusten van de strel'cy aantreffen, die zich voor hun interesses inzetten, en in de opstanden van Sten'ka Razin, die hen enige verlichting beloofde, in de opstand van 74 75 Astrachan , in de Bulavin-opstand , in de beweging van Puga…ëv, die de populaire naam van Peter III aangenomen had en hen het voorrecht verleende zich naar hun eigen manier te bekruisen en een baard te dragen en die hen de afschaffing van alle zware lasten in het vooruitzicht stelde, dan waren niet zij de drijfveer achter deze opstanden. Hun deelname diende geen politieke doelen, maar puur religieuze..." (Pleyer:47). Cherniavsky beoordeelt de aanwezigheid van Oudgelovigen bij de opstanden niet zo vrijblijvend. Volgens hem had de religieuze terminologie een directe link met de politieke situatie: "The restoration of old ritual, icons, and books was inextricably connected with the program of massacring the aristocracy and abolishing serfdom. Thus, the early 1680s mark the beginning of the real Raskol, the mass movement within the Russian state, which came with the death of the first generation, the ideologues of Old Belief who still had hopes for ecclesiastical victory" (Cherniavsky:20). Volgens deze historicus hadden de Oudgelovigen aan het eind van de zeventiende eeuw een andere instelling dan de oorspronkelijke anti-Nikonianen die in de strijd tegen de kerkelijke hervormingen het leven hadden gelaten. Dit is niet verbazingwekkend, aangezien het doel van beide generaties een ander was. Avvakum c.s. streed voor de terugdraaiing van de wijzigingen en vocht die strijd voornamelijk in kerkelijke kringen. Met de vervloeking van de staat echter was duidelijk geworden dat de kansen op terugdraaiing van de hervormingen verkeken waren. De belangrijkste agressor was niet alleen de tsaar, die nu niet meer strikt op kerkelijk gebied handelde, maar ook de hele regering. De Oudgelovigen hielden de machthebbers ervoor verantwoordelijk hen buiten de
74 75
Een boerenopstand onder Peter I idem
60
maatschappij geplaatst te hebben. De staat echter beschuldigde de Oudgelovigen ervan zichzelf 76 buiten de maatschappij te hebben geplaatst. Het was wel begrijpelijk dat in de tweede helft van de achttiende eeuw de angst voor de Oudgelovigen toenam. De Oudgelovigen wonnen namelijk aan steun van de boerenbevolking. Dit blijkt onder meer uit een brief die Ekaterina ontving in 1767, afkomstig van verontruste geestelijken van een Nieuwgelovige parochie uit het district Moskou: "Met elk uur dat verstrijkt vervallen de heilige kerken van de stad Vereia in groter gebrek en verlies en mettertijd zouden zij zelfs volstrekt verlaten kunnen zijn. Niet alleen het grote deel van de 's stads rijke kooplieden die geregistreerd staan als schismatici is hier debet aan, maar ook de vele Christenen die nog steeds behoren tot de Kerk en toch de leer en de uitspattingen van de schismatici aanhangen. Zij hebben de Christelijke vroomheid verlaten en mijden de kerken Gods (...) met zo'n afkeer dat de kerken tijdens de diensten vaak leeg zijn" (Freeze 1988:43). Het antwoord van de tsarica is mij niet bekend, maar haar tolerante beleid gaf aan dat zij niet al te zeer onder de indruk was van de wanhoopskreet. Naar haar mening en naar die van haar directe opvolgers (Paul I en Aleksandr I) was de snelle verspreiding van het Oudgelovigendom te wijten aan de beroerde kerkelijke administratie. De kerken moesten proberen hun interne organisatie te verbeteren om op die manier hun concurrentiepositie met het Oude geloof te versterken. Ekaterina gaf de Oudgelovigen door een aantal ukazes enkele belangrijke rechten. De registratieplicht verviel. Oudgelovigen mochten voortaan gekozen worden voor ambtelijke functies, de dubbele belasting werd afgeschaft, ze mochten op de rechtbanken als getuigen verschijnen en mochten zich vrijelijk vestigen. Zo is in die jaren het centrum aan de oevers van de Irgiz ontstaan, dat geleidelijk aan een verzamelpunt voor Oudgelovige geestelijken werd en een grote economische bloei kende. Van grote betekenis voor de Oudgelovigen was dat de aanduiding van de Oudgelovigen als raskol'niki, die een negatieve connotatie in zich droeg, uit officiële documenten geweerd zou worden. Al deze maatregelen hadden onder meer tot doel de gevluchte Oudgelovigen die in Polen leefden, zo'n 300.000 volgens schattingen van de autoriteiten (Smolitsch:182), over te halen vrijwillig naar hun vaderland terug te keren. Dat doel werd, zoals eerder vermeld is, niet bereikt. De vestigingsvrijheid had ook tot gevolg dat Oudgelovigen terugkeerden naar Moskou. In de eerste helft van de achttiende eeuw waren er al een aantal gebedshuizen, ingericht in de huizen van rijke Moskouse Oudgelovigen, en ook twee begraafplaatsen van de popovcy. In 1771 zouden echter twee kerkhoven gevormd worden die tot op de dag van vandaag gelden als de hoofdcentra van de Oudgelovigen. Dit had alles te maken met de pestepidemie die Moskou trof in 1771. In de crisisomstandigheden die de pest veroorzaakte waren de autoriteiten blij met elke hulp die ze konden krijgen. Zij konden er namelijk zelf geen zorg voor dragen dat elk slachtoffer verzorging en 76
Zie pagina 62.
61
zo nodig een waardige begrafenis kreeg. Ekaterina kwam daarom terug op een ukaze uit de Petrinische tijd die het kerkelijke instituties verbood zich bezig te houden met welzijnswerk. Deze maatregel had indertijd moeten leiden tot een centralisatie en vergroting van de staatsinstituties. De popovcy namen als eerste hun kerkhof in gebruik. Behalve een begraafplaats omvatte het terrein van het Rogoñskoe kladbiš…e na enige tijd enkele kapellen, een ziekenhuis, een school, een armenhuis, een weeshuis en een bibliotheek. Tot 1905 mochten de Oudgelovigen geen kerken bouwen en dus werden de kerken die op het terrein stonden kapellen genoemd, wat gezien hun grootte ietwat absurd is. Zo biedt de Chram vo imja Pokrova Presvjatyja Bogorodicy plaats aan 10.000 mensen en is daarmee een van de grootste kerken van Moskou. Onder leiding van rijke Moskouse koopmansgezinnen bloeiden de gemeenschappen waardoor ook het ledental toenam. De gemeenschap van Rogoñskoe kladbiš…e groeide van 20.000 aan het begin van de negentiende eeuw tot meer dan 120.000 in 1845 die echter niet allen in de stad woonden (Smolitsch:164). De bespopovcy, om precies te zijn de Fedoseevcy, stichtten het Preobrañenskoe kladbiš…e. Dit gebeurde nadat leidende bespopovcy, Kovylin en Zenkov, de regering het aanbod hadden gedaan mee te helpen met de bestrijding van de epidemie. Enkele ziekenverzorgers werden aangetrokken en al snel genoot het centrum grote bekendheid. De bespopovcy schroomden niet van de gelegenheid gebruik te maken en propagandeerden hun geloof onder de patiënten. Op Preobrañenskoe kladbiš…e werden alle zieken behandeld zonder onderscheid naar geloof, mits men bereid was zeven kniebuigingen te doen voor en na de maaltijden. Regelmatig kwam het voor dat Kovylin en de zijnen als dank voor hun goede zorgen erfenissen toebedeeld kregen van mensen die de ziekte niet overleefden. Van dat geld werden een mannen- en een vrouwenklooster gebouwd die ook na de epidemie in werking bleven. Tevens werden een kapel en een eetzaal gebouwd en ook een school en een kindertehuis voor de buitenechtelijke kinderen binnen de gemeenschap. De inzet van Kovylin, die geheel Rusland doorreisde om kennis te vergaren over zijn geloofsgenoten, heeft er in hoge mate toe bijgedragen dat ook de bespopovcy enige graad van interne organisatie kregen. Intussen groeide het aantal inwoners van het Preobrañenkoe komplex, vooral toen Kovylin in 1809 van de tsaar toestemming kreeg een bejaardentehuis te bouwen. In dat jaar woonden 1.500 mensen binnen de muren van het centrum, onder wie 200 kinderen (Smolitsch:157). Daarnaast telde de gemeenschap nog zo'n 10.000 leden buiten de kloostermuren. Ondanks dat het Oudgelovigendom voor het eerst in zijn geschiedenis een zekere erkenning kreeg, bleef er een aantal Oudgelovigen-popovcy dat zich niet zeker voelde over de juistheid van zijn geloof. Zij bleven streven naar een geldige hiërarchie (NB: de Belokrinickaja hierarchija zou pas in 1846 ontstaan!) om door de sacramenten het heil te verkrijgen. Dit verlangen dreef sommige popovcy terug naar de officiële Orthodoxe kerk. In 1799 richtten zij een verzoek aan metropoliet Platon om de eed die priesters moesten zweren nooit naar het Oude geloof over te stappen op te heffen. Zij verzochten de patriarch om priesters te wijden zodat zij in de diensten de sacramenten konden uitvoeren. Wel wilden zij de liturgische boeken van vòòr Nikon blijven gebruiken. Deze verzoeken werden ingewilligd en in 1800 was de stichting van het Edinoverie een feit. De Edinovercy, of soglasniki, mochten de liturgie uitvoeren zoals ze wilden, maar vielen officieel
62
onder het Moskouse patriarchaat. Voor hun kerkdiensten maakten zij gebruik van de gebouwen die 77 toebehoorden aan de Oudgelovigen, maar die hen door de staat afgenomen waren. Ondanks dat de Edinovercy onder het kerkelijk bestuur van de officiële kerk vielen, bleef de regering de groepering zien als een onderdeel van het Oudgelovigendom en erkende haar niet als Russisch-Orthodox. Zij verbood het Orthodoxen samen met Edinovercy ter communie te gaan. Van deze regel mocht slechts in noodgevallen afgeweken worden (Pleyer:40). Maar ook de Oudgelovigen verachtten de Edinovercy en beschouwden hen niet als Oudgelovig. De positie van de Edinovercy was dus zeer onduidelijk. De regering heeft verwoede pogingen gedaan zoveel mogelijk Oudgelovigen te bekeren tot het Edinoverie om op die manier de controle over de Oudgelovigen te verhogen. Zij had geaccepteerd dat niet veel Oudgelovigen te bewegen waren terug te keren in de schoot der officiële Orthodoxe kerk, maar als men wel wilde overgaan tot het Edinoverie had de staat in ieder geval meer vat op deze groep. Geheel en al vrijwillig gingen deze bekeringen niet altijd. In de dertiger en veertiger jaren van de negentiende eeuw kwam het voor dat enkele kloosters gedwongen werden zich te bekeren tot het Edinoverie (idem). De coöperatie van de Edinovercy met de staat en de Nieuwgelovigenkerk wat betreft de bestrijding van de Oudgelovigen heeft er wellicht toe geleid dat op het concilie van de Nikoniaanse kerk in 1918 besloten werd om tegemoet te komen aan de vurige wens van de Edinovercy om een eigen bisschop te hebben. Toch was dit volgens de popovcy-historici geen grote gebeurtenis want het ging slechts om een zogenoemde vicaris, die door hen gezien werd als een hulpje van de Nieuwgelovigenbisschop. Deze beslissing van het concilie bewees, volgens dezelfde bron, "…to novoobrjad…eskaja ierarchija vsegda otnosilas' k Edinovercam s podozreniem i s…itala ich …adami inoj cerkvi - Edinover…eskoj, prebyvajuš…ej v razdelenii s cerkov'ju novoobrjad…eskoj" (ISC:28). Door het dubbele karakter van de Edinovercy stonden de Oudgelovigen wantrouwend en afkerig tegenover hen. Zoals gezegd ontwikkelden de grote Oudgelovigennederzettingen zich tot bloeiende handelscentra. Dit was te danken aan een aantal specifieke kenmerken van de leden van de gemeenschappen. Zij onderscheidden zich door een grote ijver, een sterke wil, veel ondernemersgeest en een praktische instelling. Bovendien hadden de rijke kooplieden die de centra leidden vaak invloedrijke contacten en de financiële middelen om wanneer de situatie dat vereiste tegenstanders om te kopen. De hechte band tussen de Oudgelovigen bood tevens bescherming. Wanneer de zaken met een van de bedrijven niet zo floreerden en er geld geleend moest worden, kon de eigenaar altijd aankloppen bij een van zijn geloofsgenoten, die hem vervolgens uit de brand hielp. Dit systeem voorkwam afhankelijkheid van de staat en maakte dat de Oudgelovigen een blok 77
Makarov bericht dat een van de kapellen op het Rogoñskoe kladbiš…e overgedragen was aan de Edinovercy (Makarov:5). In ISC wordt geschreven dat niet alleen kerkgebouwen, maar ook kloosters, ikonen en andere kerkelijke eigendommen aan de Edinovercy gegeven werden (ISC:28). Smolitsch meldt dat drie kerken op het terrein van Preobrañenskoe kladbiš…e zijn toegevallen aan de Edinovercy in de periode 18541857. Verder werden popovcy-kloosters van de gemeenschappen aan de Irgiz, aan de Kerñenec en in Starodub'e geconfisceerd en overgedragen aan de Edinovercy. Een grote invloed in deze ontwikkeling had metropoliet Filaret Drozdov van Moskou (1782-1867) (Smolitsch:178).
63
vormden tegenover de concurrenten. De gehele gemeenschap deelde mee in de bloei. In de fabrieken en ondernemingen van de rijke Oudgelovigen werkten namelijk slechts medeOudgelovigen. Leeggevallen plaatsen werden ook weer opgevuld door gemeenschapsleden. Volgens P.I. Mel'nikov (ook bekend onder zijn pseudoniem Andrej Pe…erskij), een staatsambtenaar die in literaire stijl niet onsympathiek over de Oudgelovigen schreef, vormde de welvaart binnen de gemeenschappen de beste propaganda voor het oude geloof: "Een deel van de boeren uit de omliggende dorpen kon als arbeider, employé, of in een van de fabrieken aan de slag en anderen konden met huisnijverheid beginnen op bestelling van de fabriekseigenaar (...). Maar de Oudgelovige fabriekseigenaren gaven slechts dì e boeren een betrekking en steun die met hen achter hetzelfde vaandel stonden. Dat is de oorzaak voor de snelle uitbreiding van de raskol (... ). Zijn propaganda vond niet plaats in de kapellen en cellen van het Rogoñskoe of het Preobrañenskoe kladbiš…e, maar in de fabrieken, in industriële ondernemingen, in winkels en koopmansbedrijven (...). De ontwikkeling van de industrie in de omgeving van Moskou heeft Rusland vanuit economisch oogpunt groot nut verschaft, maar berokkende gezien de omstandigheden de Orthodoxe kerk grote schade" (Smolitsch:164). Hoewel het van de buitenkant leek dat de Oudgelovigen hun negatieve houding tegenover de staat enigszins hadden opgegeven en onderdeel uitmaakten van de maatschappij, kwam soms een geheel andere houding aan het licht. Zo leek het erop dat de Oudgelovigen weinig reden tot klagen hadden onder het bewind van Aleksandr I (1801-1825), die het tolerante beleid van Ekaterina en Paul I (1796-1801) voortzette. Toch deden de autoriteiten in 1820 een schokkende ontdekking tijdens een huiszoeking op het terrein van Preobrañenskoe kladbiš…e. Men vond namelijk een portret van Aleksandr I met hoorntjes, een staart en het cijfer van de Antichrist 666 op zijn wenkbrauw (Crummey 1970:211). Ook in de Vyg-gemeenschap was de idee van de tsaar als Antichrist nog verkapt aanwezig. Bij een bezoek van een inspecteur in 1836 bleek dat in de diensten nog steeds niet het volledige gebed voor de tsaar uitgesproken werd. Het gedeelte waarin de tsaar als `rechtschapen' aangeduid werd (blago…estivyj) was wel in het gebed opgenomen, echter niet het stuk waarin hij `recht gelovig' genoemd werd (blagovernyj) (idem). Overigens werd geen enkele tsaar sinds Michail Fëdorovi… aangehaald. De autoriteiten dwongen de ingezetenen voortaan wel het volledige gebed voor de tsaar in de dienst uit te spreken. De kloosterlingen zagen zich gedwongen te tekenen maar het was pijnlijk dit symbool van verzet tegen de Antichrist op te geven. Zij kwamen tot de conclusie dat het onmogelijk was compromissen te sluiten met de Antichrist. Vanaf de Samarin-commissie had men zijn beste wil getoond, maar de geleidelijke afbraak van de gemeenschap in de jaren volgend op het bezoek van de inspecteur sterkte de verbitterde bewoners in hun strijd tegen de autoriteiten. Zij raakten over het land verspreid en vertelden hun verhaal, zodat de regering in feite het tegendeel van haar doel had bereikt (Crummey 1970:218).
64
De val van de Vyg-gemeenschap geschiedde overigens onder het harde beleid van tsaar Nikolaj I (1825-1855). Zijn regering had volgens de Oudgelovigen tot doel "…toby okon…atel'no uni…toñit' staroobrjad…eskoe svjaš…enstvo. No •tomu slu…it'sja ne dal Gospod' Bog" (ISC:31). Wat meer is, in Nikolaj's regeringsperiode wisten de popovcy hun Oostenrijkse hierarchie te vestigen. Hun pogingen daartoe werden door regering en kerk argwanend gevolgd. Toen de wijding van Amvrosij een feit was, heeft Nikolaj Oostenrijk met een oorlog gedreigd als de Weense keizer de bisschop niet onmiddellijk zou afzetten. Deze dreiging heeft ertoe geleid dat Amvrosij door Ferdinand I de keuze voorgelegd kreeg tussen of zijn zetel opgeven en terugkeren naar het patriarchaat van Constantinopel of verbannen worden. Amvrosij koos voor het laatste en sleet de rest van zijn dagen in het Duitse plaatsje Zill. Op dat moment was het leed echter al geschied. Amvrosij had al kans gezien een opvolger te wijden en ondanks de strenge grenscontroles hadden de Oudgelovigen in Rusland na korte tijd al tien eigen bisschoppen (Pleyer:66). Wat Nikolaj I onderscheidde van zijn voorgangers was dat hij de vervolging van de Oudgelovigen systematiseerde. Een aantal wetten die ingesteld waren onder Ekaterina werden teruggedraaid: Oudgelovigen werden weer aangeduid met de beledigende term raskol'niki, ze mochten niet langer ambtelijke functies bekleden, er mochten geen nieuwe kerken gebouwd worden en oude gebouwen mochten niet gerepareerd worden. Dit had tot gevolg dat de Oudgelovigen kerkgebouwen oprichtten, maar ze niet dusdanig betitelden: de gebouwen waren kapellen en daar had iedereen vrede mee. Verder werden talloze kloosters gesloten. Sacramenten, inclusief het huwelijk van Oudgelovigen werden niet erkend. Bij bekering van ouders tot het Oudgelovigendom werden de kinderen afgenomen en in kindertehuizen geplaatst. Oudgelovigen mochten geen contact zoeken met geloofsgenoten, laat staan hun geloof propaganderen. Gemeenschappen werden verboden. De hoofdcentra van de twee hoofdstromingen van het Oudgelovigendom in Moskou, de beide kerkhoven, werden onder streng toezicht geplaatst. Het altaar van de Pokrovskij Sobor op Rogoñskoe kladbiš…e werd in 1856 verzegeld. Twee jaar daarvoor was het Preobrañenskoe kladbiš…e al verboden klokken te luiden. Diensten dienden volledig binnenmuurs afgewerkt te worden; processies in de buitenlucht waren verboden, evenals het dragen van kerkelijke gewaden buiten de muren van het kerkgebouw. Bovendien werd een aantal comité's en kanselarijen in het leven geroepen om de vervolging te coördineren. Deze en andere onderdrukkende maatregelen hadden tot doel de Oudgelovigen op de knieën te krijgen. Volgens Smolitsch werd echter het tegenovergestelde bereikt (Smolitsch:183). De registratie die rond 1850 op touw was gezet moest aantonen dat het aantal Oudgelovigen dalende was. Deze gegevens zouden moeten dienen ter ontmoediging van de anti-Nikonianen. Toen het Ministerie van Binnenlandse Zaken, onder leiding van graaf Perovskij, een grondige registratie van de Oudgelovigen liet uitvoeren, bleek echter dat de werkelijke aantallen aanmerkelijk hoger lagen dan men had geschat. Voor 1825 was een cijfer gegeven van 826.000 Oudgelovigen en voor 1850 had men een daling naar 750.000 Oudgelovigen gemeld. De minister moest hier echter op terugkomen en gaf toe dat er in realiteit eerder tien miljoen Oudgelovigen in Rusland leefden (Smolitsch:183). De regering vond dit zeer verontrustend en stelde een grondig onderzoek in. De
65
resultaten die men toen kreeg moesten, zo bleek na een herhalingsonderzoek, nog te moeten worden verhoogd met 30% aangezien in de eerste tellingen de tajnye niet opgenomen waren. De onwelkome conclusie luidde in 1863 dat 10% van de Russische bevolking als Oudgelovig beschouwd kon worden. Dit kwam overeen met eenzesde deel van de Orthodoxe bevolking (idem). Met een bevolking van zo'n 68 miljoen mensen in het Russische Rijk betekende dit dat in Rusland grofweg 7 miljoen Oudgelovigen leefden en 42 miljoen Orthodoxen. Dit getal, 6,8 miljoen, is echter nergens terug te vinden Deze officiële cijfers kwamen echter niet in de buurt van de officieuze schattingen. Richard Pipes geeft een getal van 9-10 miljoen Oudgelovigen voor de jaren zestig en 12-15 miljoen voor de jaren tachtig van de vorige eeuw (Pipes:239). Zen'kovskij geeft voor 1850 de schatting dat eenderde tot eenvierde deel van de Grootrussen Oudgelovig is (idem). Makarov geeft cijfers voor Moskou. Volgens de officiële cijfers woonden in het gouvernement Moskou in 1845 73.484 Oudgelovigen. Het onderzoek van het Ministerie vna Binnenlandse Zaken leverde in 1863 het getal op van 186.000 Oudgelovigen, tweederde waarvan tot de popovš…ina behoorde (Makarov:5-6). Hoeveel de officiële schattingen afweken van de getallen van het Ministerie laten bijvoorbeeld de cijfers zien die golden voor het gouvernement Jaroslavl. Voor de expedities van 1863 stonden voor die regio 7.454 mensen geregistreerd als Oudgelovige, na 1863 werd hun aantal op 278.417 gesteld (Mel'gunov:5). Voor het gouvernement Niñnyj Novgorod bedroegen de officile cijfers 20.000, terwijl de statistische expedities een getal opleverden van 172.500 Oudgelovigen (Gorja…ev/Gorja…ev:59). Voor dergelijke afwijkingen zijn een aantal redenen aan te voeren. Natuurlijk waren er mensen die uit angst voor de mogelijke gevolgen ontkenden dat zij tot de Oudgelovigen behoorden. Het kon zijn dat deze mensen zich verscholen hielden in onherbergzame gebieden, maar het kon ook zijn dat ze ingeschreven stonden bij de Nieuwgelovigenkerk om geen verdenking op te roepen. Maar ook aan de andere kant, bij de staat konden redenen gevonden worden voor de grote verschillen. Bij de staatsambtenaren had altijd een tendens bestaan om de schattingen zo laag mogelijk te houden. Aangezien de staat zich had opgesteld achter de officiële Orthodoxe kerk, was het wenselijk dat aangetoond werd dat het aantal Oudgelovigen daalde terwijl het aantal gelovigen dat zich tot de staatskerk bekeerde toenam. Schattingen werden altijd naar beneden afgerond. De geloofwaardigheid van de staat als hoeder van het ware geloof zou worden aangetast als de feiten anders bleken te zijn. Eind 1863 stonden in de boeken zo'n acht miljoen Oudgelovigen geregisteerd. F.E. Mel'nikov, die als kenner van het Oudgelovigendom te boek staat, verweet de regering in haar berekeningen de groep Spasovcy weggelaten hebben, die naar zijn inzicht toch zo'n 2 miljoen zielen telde (Mel'gunov:5). Smolitsch meent echter dat Mel'nikov het aantal Spasovcy op ruim 700.000 zielen schat (Smolitsch:160). Wellicht als gevolg van de bewustwording van de aantallen waar zij mee te maken had, trad de regering, onder leiding van Aleksandr II, wat voorzichtiger aan de dag. Zij beperkte weliswaar de mogelijkheden van propaganda voeren en van de oprichting van gebedshuizen en kloosters, maar zij verleende de Oudgelovigen ook een aantal maatschappelijke rechten. Kooplieden mochten toetreden tot gilden, Oudgelovigen mochten weer ambtelijke functies bekleden en zelfs werden
66
huwelijk en doop naar Oudgelovige sacramenten wettelijk erkend. De tegemoetkomingen van de staat zijn er wellicht de reden geweest voor een wijziging in de houding van een groep popovcy tegenover de staat. Ilarion Georgievi… Kabanov, een popovec, schreef met de goedkeuring van enkele Oudgelovige bisschoppen het zogenoemde Okruñnoe pisanie (Rondschrijven), waarin hij de mening van de popovcy over de aanwezigheid van de Antichrist in de wereld en daarmee samenhangend over de wenselijke houding tegenover de staat uiteenzet. Hiermee bracht hij een splitsing teweeg binnen de popovcy die de Belokrinickaja Ierarchija aanhingen. Aanhangers van het geschrift kregen de benaming okruñniki, tegenstanders de benaming protivookruñniki. Het schrift bevatte tien leerstellingen die een tegenhanger vormden tegen de ideeën over de Antichrist die onder de bespopovcy leefden en ook bedoeld waren om de invloed van die ideeën te doen afnemen (Smolitsch:168). In het Okruñnoe pisanie stelde Kabanov dat de Orthodoxe kerk eeuwig is en dat ook het priesterschap tot het Einde der Tijden zal bestaan. Verder zou het schisma zoals dat ontstond halverwege de zeventiende eeuw voltrokken zijn met Gods toestemming en was er geen sprake van een geestelijke Antichrist in de wereld. Hiermee deed men afstand van de verachtende houding van de bespopovcy tegenover de Nieuwgelovigenkerk. Men erkende zelf de geldigheid van de sacramenten van die Nikoniaanse kerk. Hoe definitief deze verkondigde standpunten ook lijken, de auteurs van ISC schrijven dat deze scheiding binnen de popovcy tegenwoordig haar betekenis heeft verloren en dat de protivookruñniki geen eigen kerkgebouwen of geestelijken meer hebben (ISC:36). Deze relativering sluit echter niet aan bij de afsluitende opmerkingen van Igor Smolitsch over dit onderwerp. Hij stelt dat sinds 1905 de Okruñniki-gemeenschappen opbloeien en de belangrijkste groep popovcy werden. Zij gaven enkele tijdschriften uit en gingen daarin discussies met Nieuwgelovigen niet uit de weg. Maar ook de protivookruñniki wonnen in die periode, die tot 78 1917 zou duren en wel de Zilveren Eeuw van het Russische Oudgelovigendom wordt genoemd , aan volgelingen en konden hun aantal bisdommen vergroten. Zijn slotzin "Eine gewisse Tendenz zur inneren Spaltung bemerkt man also auch im Popowzentum" geeft geen enkele aanleiding tot de conclusie van de Oudgelovigenbron. De een na laatste tsaar van Rusland, Aleksandr III, heette welwillend te staan tegenover het Oudgelovigendom. Dat zijn houding nauwelijks vruchten heeft afgeworpen wordt geweten aan zijn slechte adviseur, oberprokuror K.P. Pobedonoscev. Deze verhield zich tot de Oudgelovigen zeer slecht. Zijn opstelling bleek uit de reactie die vertegenwoordigers van de Oudgelovigen zich bij hem vervoegden met het verzoek om naleving van de wet voor de godsdienstvrijheid. Toen de Oudgelovigen zich verdedigden door te zeggen dat zij toch ook Russische mensen waren, sprak de oberprokuror: "Kakie vy Russkie ljudi? Razve u menja Bog razum otnimet, …tob ja dal staroobrjadcam svobodu!" (Š…apov, Ja.N.:83) Dat deze afkeer wederzijds was, bleek uit het volgende gedichtje dat aan hem gewijd was:
78
Zie voor een beschrijving van deze periode paragraaf III.4.
67
Pobedonoscev dlja Sinoda Obedonoscev dlja sebja (dvora) Bedonoscev dlja naroda i Donoscev dlja carja (Š…apov, Ja.N.:83) Toch, zo meent Smolitsch, moet de invloed van Pobedonoscev niet overschat worden. Een voorbeeld was de aanname van een wet op 3 mei 1883, die eerder verworven rechten, toegekend onder Aleksandr II bevestigde en bovendien nog uitbreidde. Diensten mogen gehouden worden, geestelijken werden niet meer strafrechtelijk vervolgd, hoewel ze niet erkend werden en de bouw van gebedshuizen werd toegestaan mits er geen kruizen of klokkentorens op stonden (Smolitsch:185). Wat Smolitsch echter niet vermeldt, is dat de wet om zeep werd geholpen door een ministeriële circulaire. Dat is althans wat Mel'gunov zegt (Mel'gunov:79). Hij haalt dit voorbeeld aan in zijn betoog over het onrecht dat aangedaan wordt doordat een invloedrijke volksvertegenwoordiging in Rusland ontbreekt. De wet die, naar Mel'gunov die waarschijnlijk de officiële bewoording citeert, ernaar streeft het recht van een "verujuš…ago …eloveka, chotja by i zabluñdajuš…ago v svoich religioznych verovanijach, svobodno molit'sja" te beschermen bestond slechts op papier (Mel'gunov:39). Ook aan de eerlijkheid van de staatsgegevens lijkt aan het eind van de negentiende eeuw een einde gekomen te zijn. De cijfers aan het eind van de jaren tachting van die eeuw maakten melding van slechts een miljoen Oudgelovigen, terwijl voor 1897 2.137.738 aanhangers van het oude geloof genoteerd stonden. De gegeven aantallen missen natuurlijk elke grond van geloofwaardigheid. Betrouwbaarder waren volgens Mel'gunov cijfers die afkomstig zijn van onafhankelijke persoonlijke onderzoeken. Dergelijke cijfers stelden het aantal voor 1897 op 1314 miljoen. Pipes komt zelfs op een aantal van rond de 20 miljoen, wat overeenkomt met 24% van de Grootrussen, Witrussen en Oekraï ners (Pipes:239). Toch zouden initiatieven als de ukaze van 1883 een bekroning krijgen onder de heerschappij van Ruslands laatste tsaar, Nikolaj II. Toen de aartsconservatieve Pobedonoscev het veld ruimde in 1905 brak voor de Oudgelovigen de Zilveren Eeuw aan, die hen voor het eerst in hun geschiedenis vrijwaarde van staatsrechtelijke vervolging.
68
79
III.4 Het breekpunt: de Zilveren Eeuw 1905-1917
Hoewel de periode die door Russische onderzoekers wordt aangeduid met de term `de Zilveren Eeuw van het Russische Oudgelovigendom' begon op 17 april 1905 met de aanname van de ukaze over de gewetensvrijheid (Ukaz ob ukreplenii na…al veroterpimosti), waren al vanaf 1897 verbeteringen in de positie van de Oudgelovigen merkbaar. Volgens F.E. Mel'nikov was het heel bijzonder dat er wetten uitgevaardigd werden waar de Oudgelovigen baat bij hadden: "Za dva c polovinoj veka pravitel'stvom bylo izdano stol'ko zakonov o staroobrjad…estve, …to oni sostavljajut ogromnye tomy. Po…ti vse oni izdavalis' s cel'ju - ne ustroit' ñizn' staroobrjadcev (...), a skovat' eë cepjami i postepenno prekratit' eë suš…estvovanie" (Pozdeeva 1995:10). De Oudgelovigen stelden dan ook alles in het werk om hun verworvenheden zo uitputtend mogelijk te benutten. Zo was er de ukaze uitgevaardigd die huisdiensten toestond. Deze ukaze werd echter breed opgevat door de Oudgelovigen met als gevolg dat er een oncontroleerbare groei optrad van het aantal gebedshuizen, veelal in de huizen van rijke kooplieden. De volgende cijfers geven aan hoe groot het verschil was tussen het aantal toegestane gebedshuizen en de `niet-toegestane': in het gouvernement Niñnyj Novgorod bijvoorbeeld waren 12 officiële gebedshuizen en maar liefst 212 inofficile. Voor Vjatka lagen die cijfers op 5 officiële tegen 60 inofficiële. De geheime gebedshuizen waren vaak prachtig versierd en beschikten soms zelfs over een koor of boden ruimte aan een school of een armenhuis (Pozdeeva 1995:9). Dit illegale netwerk heeft mede kunnen bestaan door de financiële positie van een aantal vooraanstaande Oudgelovigen. Het aanbieden van steekpenningen was in de negentiende eeuw de enige manier waarop de Oudgelovigen iets konden bereiken of bepaalde dwangmaatregelen konden 80 ontlopen (Pleyer:70). Het Ministerie van Binnenlandse Zaken kwam er zelfs achter dat veel van de Orthodoxe priesters bij voorkeur een parochie kozen waar ook veel Oudgelovigen woonden, omdat ze van hen meer inkomsten hadden dan van hun eigen parochianen zonder dat ze er iets voor hoefden te doen. De priesters namen de steekpenningen in ontvangst en verzwegen de Oudgelovigen voor de autoriteiten (Pleyer:65). Vaak waren de rechten die de Oudgelovigen verleend werden, zoals al gezegd is over de wet van 1883, papieren rechten. De invloed van de Nieuwgelovigenkerk was groot, vooral in de provincies. De wetten die in Moskou uitgevaardigd werden moesten worden uitgevoerd door de lokale administraties. Deze wisten vaak op vernuftige wijze de wetten te omzeilen of van een eigen 79
De periode rond de eeuwwisseling staat bekend als de Zilveren Eeuw in de Russische cultuurgeschiedenis. Deze Zilveren Eeuw volgde op de Gouden Eeuw die gedateerd wordt aan het begin van de negentiende eeuw in bijvoorbeeld de hoogtijdagen van A.S. Puškin. 80 Hoewel Pleyer hier spreekt over de gehele negentiende eeuw, past zij deze stelling vooral toe op de situatie na 1883 toen de Oudgelovigen actief moesten opkomen voor de naleving van hun rechten.
69
interpretatie te voorzien. Bovendien volhardden de autoriteiten in hun weigering huwelijken te erkennen en stonden nog steeds zware straffen op bekering tot het Oudgelovigendom. In een bepaling van 1903 werd vastgelegd dat men werd veroordeeld tot tien jaar dwangarbeid in geval van bekering tot het Oudgelovigendom. Liever zag men dan dat de schipperende Nieuwgelovigen zich zouden aansluiten bij het Edinoverie. Maar ook Oudgelovigen moesten gestimuleerd worden om tot dit controleerbare kerkgenootschap toe te treden. Er werd dan ook uitgebreid stilgestaan en uitbundig feestgevierd door kerk en staat bij het eeuwjubileum van het Edinoverie in 1900. Bij een evaluatie van het Oudgelovigendom merkte de Synode twee punten op. Het eerste was dat de popovcy die de Belokrinickaja Ierarchija aanhingen de actiefste groep Oudgelovigen was, met name de (Moskouse) kooplieden. Het tweede punt was dat in diezelfde jaren de ontevredenheid onder de Oudgelovigen toenam. Hun streven naar erkenning en vrijheden werd door de Synode omgezet in de volgende formulering van de wensen van de Oudgelovigen: erkenning door de staat van de Oudgelovigengemeenschappen, toestemming om eigen scholen te openen, het recht om zelf een burgerlijke stand bij te houden (metri…eskie zapisi) zonder dat die administratie door de politie kon worden ingenomen (vanaf 1908 zijn de gemeenschappen zelfs verplicht de burgerlijke stand bij te houden), en toestemming om charitatieve organisaties op touw te zetten voor de behoeften van geestelijken, behoeftige geloofsgenoten en armen (Pozdeeva 1995:9). De onrechtmatige positie van de Oudgelovigen werd erkend in een tweetal boeken, 81 geschreven door niet-Oudgelovige auteurs. Beide boeken concluderen dat de reden voor het onrecht ligt in het gegeven dat de staat zich heeft geï dentificeerd met de Nikoniaanse kerk, oftewel dat elke handeling gericht tegen de officiële kerk wordt beschouwd als een handeling gericht tegen de regering. "Nepriznanie gosudarstvennoj cerkvi, po mneniju pravitel'stva, bylo ravnosil'no nepriznaniju samogo pravitel'stva", aldus Mel'gunov (Mel'gunov:60). Aan deze onrechtvaardigheden kwam juridisch gezien een einde door een reeks tolerantiedecreten die tussen 1905 en 1907 door de tsaar ondertekend werden. Smolitsch noemt de acht basisregels waarop de wettelijke emancipatie gegrondvest is (Smolitsch:186): 1. het voor de wet maken van een onderscheid tussen de verschillende richtingen binnen de raskol 2. een indeling van de diverse soglasija en tolki naar hun leer en dwaalleer om vervolgens te bepalen hoever zij af stonden van de Christelijke respectievelijk Orthodoxe leer 3. toestemming voor openlijke erediensten van de popovcy en bespopovcy 4. aanduiding van de aanhangers van deze groepen als Oudgelovigen in plaats van als schismatici (raskol'niki) 5. personen die door de gemeenschap gekozen waren tot uitvoering van liturgische diensten (priesters bij de popovcy en nastavniki bij de bespopovcy) werden niet naar hun afkomst beoordeeld en werden vrijgesteld van de dienstplicht 81
Deze werken zijn: de artikelenreeks Moral', pravo i religija po dejstvujuš…emu russkomu zakonu, geschreven door M.A. Rejsner en verschenen in Vestnik pravitel'stva (1900:4,5,7 en 10) en het boek Sud i raskol'niki-sektanty van de hand van A.M. Bobriš…ev-Puškin, St. Petersburg 1902 (Pozdeeva 1995:9)
70
6. naleving van het recht op huisvrede in de gebedshuizen en het recht op de bekrachtiging van testamenten 7. gelijkstelling van de Oudgelovigen aan andere niet als Orthodox geldende confessies wat betreft de huwelijkssluitingen met Orthodoxen 8. heropening van verzegelde gebedshuizen Buiten deze punten verkregen de Oudgelovigen door de ukaze `o porjadke ustrojstva obš …in' nog het recht op de oprichting van scholen en kloosters en de bouw van kerken. Van dit recht is 82 veel gebruik gemaakt. Om deze reden noemt architectuurhistoricus Vladimir Kozlov de periode "het gouden decennium" (Kozlov:33). Bepaald werd dat een gemeenschap opgericht mocht worden op een plaats waar tenminste vijftig Oudgelovigen bijeen waren. Ook kregen de Oudgelovigen het recht te publiceren. Deze mogelijkheid zorgde ervoor dat juist de Zilveren Eeuw een periode was waarin veel gegevens over de Oudgelovigen, hun manier van leven en hun denkbeelden naar buiten kwamen. Het stelde de Oudgelovigen in de gelegenheid stichtelijke literatuur en liturgische boeken uit te geven, maar ook tijdschriften. Vooral de tijdschriften vormen een belangrijke bron van informatie over het dagelijks leven en over de onder de Oudgelovigen gangbare opinies (Pozdeeva 1994:98). Enkele uitbreidende decreten kwamen in mei 1909 ter tafel, maar de Rijksdoema kwam niet tot een snelle aanname en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voorkwam de legalisatie. Het juridische fundament voor de gelijkstelling van de Oudgelovigen was echter grondwettelijk verankerd. Dit was niet te danken aan de inspanningen van de Oudgelovigen zelf; onder druk van de revolte van 1905 zag Nikolaj II zich de bevolking meer vrijheden toe te staan. Het was dus niet zo dat de nieuwe wetten alleen de Oudgelovigen bevoordeelde. Eén van de actiefste Oudgelovige onderzoekers uit die tijd, V.E. Makarov, zag in dat "naše delo est' tol'ko …ast' vsenarodnogo obš…erusskogo dela, (...) nam davali l'goty togda, kogda davali ich vsemu narodu i otnimali togda, kogda na…inalas' reakcija (...). My polu…im nadeñnye garantii tverdosti i nevozmoñnosti svoich religioznych prav tol'ko togda, kogda ich polu…it ves' russkij narod" (Š…apov, Ja.N.:81). Dit doet echter geen afbreuk aan de waarde die de gekregen vrijheden voor de Oudgelovigen hadden. Op grond van hun wettelijke positie konden de Oudgelovigen nu opkomen voor hun rechten, al drong dat niet direct door. In de ukaze 'O soglasovanii nekotorych postanovlenij ugolovnogo zakonodatel'stva s Ukazom 17 aprelja 1905g ob ukreplenii na…al veroterpimosti' van 6 maart 1906 werd de starre houding van de regering ten opzichte van huwelijk en doop herbevestigd. Trouwen met een Oudgelovige was nog zeer moeilijk en kon niet geschieden op Christelijke wijze. Een kind waarvan 82
Zie bijlage 2
71
één van de ouders Nieuwgelovig was, mocht niet door een Oudgelovige priester worden gedoopt. Propaganda maken voor het geloof was ook verboden (Š…apov, Ja.N.:86). Verder was de regering ook wat betreft de regelgeving over de Orthodoxe opvoeding van kinderen uit gemengde huwelijken onvermurwbaar (Smolitsch:185). Dit had te maken met het gegeven dat de Nieuwgelovigenkerk moeilijk kon verkroppen dat de Oudgelovigenkerk nagenoeg dezelfde rechten had gekregen als zij. De Nieuwgelovigenkerk vond vervolging nog steeds de beste methode om de groei van hun concurrenten in de Orthodoxie te remmen. De wet van maart paste echter niet in de algehele lijn die was gezet met de eerdere ukazes. De Oudgelovigen dan ook en met succes: in de opvolger van de wet uitgegeven in oktober van datzelfde jaar waren de discriminerende artikelen geschrapt (Š…apov, Ja.N.:87). Wel leverde de wetgeving betreffende de echtverbintenis problemen op bij de Fedoseevcy, daar zij huwelijken niet erkenden. Als gevolg daarvan waren de kinderen die geboren werden in de gemeenschap in feite onwettig. Zolang de verplichting om de kinderen te laten registreren niet bestond, leverde dit geen problemen op, maar in 1908 moesten de gemeenschappen zelf hun burgerlijke stand gaan bijhouden. Dit stuitte op Preobrañenskoe kladbiš…e op grote weerstand. Besloten werd een administrateur aan te stellen voor de registratie van de gegevens (idem). De nieuwe praktijk vergde weliswaar wat aanpassingen, maar voor het eerst in zijn geschiedenis maakte het Oudgelovigendom deel uit van de maatschappij en had het vrijwel dezelfde rechten en plichten als de officiële Orthodoxe kerk. De geestelijkheid kreeg voortaan zelfs vrijstelling van militaire dienst. De verbeterde situatie gaf de gemeenschappen in de jaren tussen 1905 en de revolutie gelegenheid zich te ontwikkelen. De Oudgelovigen benutten hun verkregen rechten ten volle. De belangrijkste verworvenheid was het recht op de oprichting van scholen. De opvoeding werd gezien als de enige manier om het oude geloof te handhaven. Alleen door het van generatie op generatie onveranderd doorgeven van de oude gebruiken en door het lezen van de voor-Nikoniaanse boeken had het Oude geloof de eeuwen van vervolging overleefd. Dit leidde tot het gegeven dat in gebieden waar vrijwel uitsluitend Oudgelovigen leefden, nagenoeg geen analfabeten waren (idem). Voor een doelmatiger en betere opvoeding was het echter wenselijk om het onderwijs te organiseren. De Oudgelovigen deden wel pogingen om scholen op te zettten, maar werden hierin tegengewerkt door de autoriteiten. In 1832 werd de enige school in Riga geleid door Oudgelovigen. Om deze reden werd hij al snel gesloten. Dit lot trof later meer door de rijke Oudgelovigen opgerichte scholen. De regering vond ze te gevaarlijk (Pleyer:54). Hiermee troffen de autoriteiten in hoge mate slechts zichzelf; de Oudgelovige kinderen kregen thuis onderwijs bij opheffing van hun school, maar de kinderen van de rest van de bevolking werden de mogelijkheden op onderwijs ontnomen. Hierdoor lag het percentage geletterden onder de Oudgelovigen aanmerkelijk hoger dan onder de rest van de boeren. In 1908 was 36% van de alle Oudgelovigen geletterd terwijl dit percentage voor de rest van de bevolking lag op 23% (Pozdeeva 1995:28). Hoeveel waarde de Oudgelovigen hechtten aan de vorming van de jeugd, blijkt uit het gegeven dat de Oudgelovige gezinnen een verplicht deel van hun te besteden budget moesten aanwenden voor
72
de aanschaf van boeken. In Cerkov' wordt de gehele gemeenschap opgeroepen een bijdrage te leveren aan de opvoeding: "Prosveš…enie buduš…ego pokolenija stalo obš…innym dolgom, kotoryj leñit odinakovo na vsech, i na svjaš…ennikach i na sovetach obš…in i tem bolee na roditeljach" (Pozdeeva 1995:29). Toen de Oudgelovigen dan ook het recht op de stichting van scholen verleend werd, schoten de lagere scholen als paddestoelen uit de grond. Anders was het gesteld met het voortgezet onderwijs. De staat heeft alleen het Rogoñskoe kladbiš…e toestemming verleend voor de oprichting van een middelbare school (Cerkov' 1909,1:8). Ook werd er een volksschool opgericht, die een religieuze opvoeding combineerde met algemene ontwikkeling. In de praktijk stuitte men bij de oprichting van scholen op twee hoofdproblemen: geld en het opleiden van de onderwijzers. Vooral dat laatste was van wezenlijk belang en vereiste eigenlijk de stichting van een hogeschool. Die zou het niveau van de docenten moeten garanderen en tevens de stimulans zijn voor het bijblijven bij de wetenschappelijke ontwikkelingen in de wereld. De moderne wetenschap en de conservatieve religieuze denkbeelden gingen uitstekend samen. In Cerkov' schreef F.E. Mel'nikov: "samoe glubokoe i vsestoronnee obrazovanie (...) moñet eš…e bolee razvit' i ukrepit' staroobrajd…estvo i polnee raskryt' vnutrennjuju ego silu (...)" (Pozdeeva 1994:104). Die mening werd onderschreven door bisschop Michail die een nog directere link legde tussen wetenschap en God: "(...) ne bojat'sja sveta i otkrovenij Boñiich, davaemych v našem razume". Door gezamenlijke inspanningen kon in 1912 het langverbeide theologische lerareninstituut geopend worden waar elf docenten een zesjarige opleiding verzorgden. In 1915 had het instituut 80 studenten afkomstig uit 35 verschillende gouvernementen. Zij waren net als studenten van de andere geestelijke academies vrijgesteld van de dienstplicht en ontvingen na afronding van hun studie een gelijkwaardig diploma. Tegen 1916 was er een uitgebreid organisatorisch netwerk in werking gesteld. Aan het hoofd stonden de bisdommen die de leiding hadden over de schoolcommissies en de het algemene geld beheerden (Pozdeeva 1995:17). Tevens was er een bibliothekennetwerk opgericht, waren er tal van culturele-`verlichtende' verenigingen, had men nieuwe leerboeken ontwikkeld en was er "een volledige en brede' beheersing van de `techniek van het moderne leven" (idem). Een eigen universiteit hadden de Oudgelovigen niet, maar Oudgelovige jeugd die wilde studeren kon dat doen aan de Moskouse of Petersburgse Staatsuniversiteit met een beurs van de gemeenschap. Het recht op de oprichting van een gemeenschap had geresulteerd in een groei van het aantal parochies. In 1912 waren de 2.206.621 Oudgelovigen volgens staatsgegevens verdeeld over 1268 gemeenschap83 pen : 565 van de Belokrinickaja Ierarchija en 620 van de bespopovcy. Perm' was de oblast' met de meeste parochies; in de Moskovskaja oblast' waren er 50, in Moskou-stad 16. Verder bezaten de Oudgelovigen: 630 kerken, 3161 gebedshuizen, 1196 geestelijken, 7 bibliotheken en 98 scholen, waarvan 5 in Moskou (Pozdeeva 1995:18). De cijfers over de gemeenschappen gelden slechts bij benadering. Er was namelijk een
83
Een bijeenkomst ter gelegenheid van het eerste jubileum van de de wet op de gemeenschappen van 1906 meldde echter dat er tot dan toe 1500 gemeenschappen geregistreerd waren (Pozdeeva 1994:99).
73
84
omvangrijke groep protivookruñniki die weigerden zich te laten registreren. Zij geloofden in een `geestelijke gemeenschap' (obš …ina v duche). Behalve deze groep waren ook de Filipovcy en een deel van de Fedoseevcy afkerig van registratie, die in hun opinie immers onlosmakelijk verbonden was met het Rijk der Antichrist. Dit gedachtengoed heeft de Oudgelovigen opgedeeld in zij die voor registratie van de gemeenschap waren (obš …inniki) en zij die daar tegen waren (protivoobš …inniki). Na de val van het communisme in 1989 bleek dit onderscheid nog levendig te bestaan (Pozdeeva 1994:99). Binnen de obš…inniki ontstonden spoedig twee opvattingen over de mate waarin de gemeenschap activiteiten zou moeten ontplooien. De ene groep vond dat men de ware Christelijke ideeën moest uitdragen door zich als actieve bevolkingsgroep op te stellen. De andere groep was van mening dat men zich meer moeten richten op het interne religieuze leven. De ontstane discussie was er één die in de religieuze wereld al eeuwen gevoerd werd, namelijk over de verhouding tussen de wereldlijke en de godsdienstige kant van een religie. De Oudgelovigen hadden altijd aan de Iosifljaanse kant gestaan, dus aan de wereldlijke, maar door de staatsrechtelijke vervolging en de veronderstelling dat het kwaad in de wereld heerste, was er een groep Oudgelovigen ontstaan die zich het liefst afkeerde van de zondige wereld en daarmee eigenlijk aansloot bij de opvattingen van Nil Sorskij. De meerderheid was echter van mening dat de Oudgelovigenkerk weer de kerk van het volk zou moeten worden. De officiële Orthodoxe kerk was in hun ogen "slechts de kerk van de staat", zo schreef een anoniem auteur in Cerkov' (Pozdeeva 1994:100). De organisatie van de gemeenschappen is in de korte periode van de Zilveren Eeuw onwaarschijnlijk snel gegroeid. Het gegeven dat de toename van het aantal gemeenschappen niet sneller verliep dan theoretisch gezien had gekund, moet geweten worden aan deze discussies en bovendien aan de bureaucratische tegenwerking die de Oudgelovigen ondervonden van de lagere autoriteiten (Š…apov, Ja.N.:84). Echter ook op hoog niveau was niet iedereen meteen gewend aan de nieuwe situatie. Dat pas een half jaar na de uitvaardiging van de wet die de Oudgelovigen het recht op de uitvoering van kerkdiensten verschafte de eerste dienst werd gehouden op Rogoñskoe kladbiš…e, was te wijten aan minister van Binnenlandse Zaken Bulygin. Hij wilde liever alles bij het oude houden en probeerde de diensten zo lang mogelijk tegen te houden. De beheerders van het kerkhof kwamen niet meteen voor hun rechten op, "eš…ë ne svykšiesja s darami svobody", zoals in het tijdschrift Staroobrjadec te lezen stond (idem). Op Preobrañenskoe kladbiš…e werd minder lang gewacht op de eerste dienst, maar de eerste echte dienst, begeleid door klokgebeier, had daar pas na bijna een jaar plaats, op 30 maart 1906 (Š…apov, Ja.N.:85). Het dagelijks bestuur van een gemeenschap werd gevormd door de Raad die om de drie jaar wisselde van samenstelling en bestond uit democratisch gekozen vertegenwoordigers, niet jonger dan 25 jaar (Pozdeeva 1994:101). In de Raad van Rogoñskoe kladbiš…e hadden voornamelijk de leidende industriëlen zitting. Vanaf 1906 vonden tweemaal per jaar op het terrein van Rogoñskoe kladbiš…e de heilige bisschoppenconcilies plaats, geleid door de aartsbisschop. Behalve lopende 84
Zie paragraaf III.3
74
zaken besprak men de vraag of men het aartsbisschopdom al dan niet tot metropolie zou verheffen. Tot een besluit is het in die dagen nooit gekomen. Op Preobrañenskoe kladbiš…e richtten de Pomorcy op 4 april 1907 een gemeenschap op onder de naam `Moskovskaja obš…ina christian drevnepravoslavnogo kafoli…eskogo ispovedanija Staropomorskogo blago…estija'. Ook hier was de invloed van de rijke kooplieden groot. Het centrum bezat onder meer kerken en gebedshuizen, een ziekenhuis en een armenhuis. De beglopopovcy richtten ook een gemeenschap op en lieten die op 27 april 1908 registreren onder de naam `Nikol'sko-Rogoñskaja staroobrjad…eskaja obš…ina christian'. De gemeenschap werd geleid door de fabrikant M.F. Jasašnov en had drie kerkgebouwen in Moskou (Š…apov, Ja.N.:86). Een overkoepelend orgaan was er in de vorm van de Raad van het Alrussische Congres van Oudgelovigen die in 1900 opgericht werd, toen nog in het geheim. Een groot aantal van de bestaande soglasija was in de Raad vertegenwoordigd. Toen de raad een legitiem bestaan konleiden, werden de uitkomsten van de zittingen publiek zodat overal in Rusland kennis kon worden genomen van de actuele ontwikkelingen. Ook waren er bijeenkomsten van de afzonderlijke soglasija en van de popovcy of bespopovcy. In de periode na 1905 zijn pogingen ondernomen om gedeeltelijke verzoeningen te bewerkstelligen tussen diverse soglasija. De popovcy van Rogoñskoe kladbiš…e hebben geprobeerd om de kloof in hun gelederen tussen de okruñniki en de protivookruñniki te dichten. De besprekingen hierover, die plaatshadden tussen 1906 en 1908, werden echter bemoeilijkt door het feit dat beide stromingen eigen bisschoppen hadden die hun eigen bisdom bestuurden. Bij samengaan zou in elk bisdom dus één bisschop overbodig worden. Onder meer deze kwestie leidde ertoe dat men niet kwam tot een hereniging. Bij de bespopovcy werd naar toenadering tussen de Fedoseevcy en de Filipovcy gestreefd. De vergadering van 1908 leidde echter tot niets. Van de interne gespletenheid was naar buiten toe weinig te merken. Als er gezamenlijke belangen op het spel stonden, vormden de Oudgelovigen een blok (Š…apov, Ja.N.:89). Rogoñskoe kladbiš…e werd met de opheffing van de verzegeling van het altaar in 1906 wederom het centrum van de popovš…ina. Daarvoor was het centrum gesitueerd in Niñnyj Novgorod. In 1906 mocht aartsbisschop Ioann uit ballingschap in Tula terugkeren naar Moskou (Š…apov, Ja.N.:83). Hij was in 1901 gedwongen zijn zetel te verlaten, daar hij als hoofd van de Belokrinickaja Ierarchija niet erkend werd door kerk en staat. In 1908 telde de Moskouse gemeenschap 340 leden en bezat naast het kerkhof en de kerken een armenhuis, een gemengde lagere school en een stedelijk academie (met drie respectievelijk vier klassen). In het leerjaar 1908/1909 had de laatstgenoemde school 187 leerlingen en 12 onderwijzers. Rogoñskoe kladbiš…e bestierde tevens een polikliniek en ziekenhuis (Pozdeeva 1995:18). Uit de begroting voor 1911 bleek men tevens plannen te maken voor de bouw van nieuwe gebouwen voor het Oudgelovigeninstituut en een naar de laatste wetenschappelijke verworvenheden te bouwen ziekenhuis. Verder werden bedrage gereserveerd voor de S.I. Morozov-kliniek, de lagere school, het Oudgelovigeninstituut, de avondschool voor zangers en de wetenschappelijke bibliotheek. In 1914, tijdens de Eerste Wereldoorlog werd er bovendien een ziekenhuis voor militairen geopend met 75
75
bedden, 2 artsen, 3 assistenten en 3 verpleegsters. Gemiddeld werden er 69 patiënten per dag behandeld (Pozdeeva 1995:19). Ook waren inmiddels een instituut met zes klassen en een school voor beroepsonderwijs van vijf klassen opgericht die 118 leerlingen had. Vakken die op de scholen onderwezen werden waren bijvoorbeeld Oudkerkslavisch, boekhouden en commerciële rekenkunde. De genoemde voorbeelden van de oprichting van cultureel-maatschappelijke instanties betreffen het hoofdcentrum van de popovcy in Moskou, maar initiatieven als deze, vooral in de onderwijssector, konden overal in het land waargenomen worden, al was de financiering daar vaak een beperkende factor. Dat in Moskou wel zoveel geld voorhanden was, was te danken aan de het feit dat de Moskouse gemeenschap onder haar leden vele van de rijkste kooplieden en industriëlen van de stad telde. P.A. Buryškin, een gerenomeerd kenner van de Moskouse koopliedenwereld, constateerde dat van de 26 belangrijkste families bijna de helft Oudgelovig was (Pozdeeva 1995:25). De namen Morozov, Rjabušinskij, Rachmanov, Burgov en Soldatënkov kunnen generaties lang verbonden worden met de geschiedenis van Rogoñskoe kladbiš…e. Buryškin kent de Oudgelovige industrilen en kooplui twee kenmerken toe die hen onderscheidden van andere stedelijke kooplieden. Het eerste kenmerk omschrijft hij als het familiekarakter van de handelsondernemingen en industrieën. Aan het begin van de twintigste eeuw werkten de bedrijven al met aandelen, waarbij de familie natuurlijk een meerderheid behield. Het tweede kenmerk ziet Buryškin in de liefdadigheid die de ondernemers als het belangrijkste deel van brede maatschappelijke activiteiten zagen (Pozdeeva 1995:24). Inderdaad moet gezegd worden dat het tweede door Buryškin aangehaalde punt gestimuleerd werd vanaf het hoogste niveau. De Raad van het Alrussische Congres van de Belokrinickaja Ierarchija beval haar leden aan om krediet-, spaar- en coöperatieve instellingen op te zetten, even als landbouw- en consumptiefirma's, collectieve zuivel- en arbeidersbedrijven en collectieve vormen van bedrijfsvoering (Pozdeeva 1994:102). Op cultureel gebied werd oude kunstvormen nieuw leven ingeblazen. A.I. Morozov had in de zeventiger jaren van de negentiende eeuw al een koor opgericht, dat zich pas goed kon ontwikkelen in de Zilveren Eeuw. Het koor zong volgens de regels van het krjukovoe penie, het eenstemmig zingen en trok op kosten van Morozov een beroemd dirigent aan, I.A. Fortov. Dit kwalitatief hoogstaande koor, bestaande uit 130 zangers, trad regelmatig op in de grote concertzalen van Moskou en omgeving en heeft deze oude zangvorm levend gehouden. Ook kunstvormen als de schilderkunst en de architectuur ontwikkelden zich vrijelijk. De oude technieken en kunstvormen werden gecombineerd met de moderne verworvenheden, zodat een geheel eigen stijl ontstond. Liefhebbers van oudere kunst droegen ook bij aan de opbloei van het culturele leven met name in Moskou. De boekverzamelingen van enkele rijke Oudgelovigen hebben een onschatbare waarde als cultureel erfgoed en zijn interessante bronnen voor de wetenschap. De schilderijencollectie van P.M. Tret'jakov wordt beschouwd als een van de rijkste van Rusland. Op kosten van de industriëlen kon in de Zilveren Eeuw een aantal tijdschriften uitgegeven worden. Eén daarvan, Cerkov', is in deze paragraaf al een paar keer genoemd en aan hem wil ik hier wat meer aandacht schenken, daar het een belangrijke bron van informatie vormt. Cerkov' was
76
een tijdschrift voor en door de Oudgelovigen-popovcy dat in de periode 1908-1914 wekelijks verscheen onder redactie van F.E. Mel'nikov, op kosten van de Rjabušinskie. Vanaf 1914 is het nog drie jaar verschenen onder de naam Slovo cerkvi. Het blad bestond uit vier afdelingen. De eerste bevatte actueel nieuws dat betrekking had op de Oudgelovigen of op de kerk in het algemeen. De tweede was de theologisch-filosofische afdeling. De derde bevatte kerkelijk-maatschappelijke informatie en de laatste afdeling bevatte nieuws over kerkelijke en maatschappelijke gebeurtenissen onder de subtitels Dumskaja nedel'ja, Mirskaja ñizn' en Obzor' sobytij. Ook werd antwoord gegeven op ingezonden vragen. Van 1913 tot 1917 was het voorzien van een gratis bijlage, genaamd Drug zemli (Vriend van de aarde). Dit gedeelte bevatte landbouwadviezen en was bedoeld voor de boeren, die moeilijke tijden doormaakten door het samenvallen van grote droogte met het radicale landbouwbeleid van de regering. Na het verdwijnen van Cerkov' en het verschijnen van Slovo cerkvi werd de bijlage omgedoopt tot Vestnik sel'skogo-chozjastva (1914-1915) en later tot Vestnik chozjajstva (vanaf mei 1915). Hoewel Cerkov' een tijdschrift was voor de popovcy, bleek het grotere aanhang te genieten. Ook een niet met name genoemde onderwijzer-bespopovec was zeer te spreken over het tijdschrift: "Za ego prjamotu, bespartijnost' k soglasijam i mjagkost' tona ego ochotno …itajut dañe samye tverdye i nepreklonnye bezpopovcy" (Cerkov' 1909,1:26). Behalve Cerkov' verschenen er in die dagen ook andere tijdschriften voor Oudgelovigen zoals: Golos cerkvi (De stem van de kerk, 1912-1918 Moskou), Staroobrjadec (De Oudgelovige, 1906-1908 Niñnyj Novgorod), Staroobrjadcy (Oudgelovigen, 1908-1909), Ural'skij staroobrjadec (De Ural-Oudgelovige, 1915-1916), Staroobrjad…eskaja mysl' (De Oudgelovige gedachte, 191085 1916 Moskou), Staroobrjad…eskij vestnik (De Oudgelovigenbode, 1905-1907 Moskou, uitgegeven door de Belokrinickaja ierarchija), Š …it very (De bescherming van het geloof, 19121916, voor Pomorcy), Staroobrjad…eskij pomorskij ñurnal (Oudgelovigen Pomorskij tijdschrift, 1908) Zlatostruj (Goudstroom, 1910-1913) en Staroobrjad…eskij pastyr' (De Oudgelovige herder, 1913-1914, Moskou, een tijdschrift voor priesters). Ook werd de krant Golos staroobrjad86 ca (De stem van een Oudgelovige) (?-1906 Moskou) uitgegeven. Toen deze wegens plaatsing van artikelen die werden gezien als zijnde tegen de officiële kerk gericht moest stoppen, verving Rjabušinskij hem door Staroobrjad…eskaja ñizn' (Het Oudgelovigenleven). Alle hierboven genoemde uitgaves waren afkomstig van popovcy en werden enigszins getolereerd. Minder verdraagzaam stonden de autoriteiten tegenover publicaties van de bespopovcy. Om hun antipathieke houding tegenover de staat werden hun handelingen nauwlettend gevolgd. Het goedverzorgde tijdschrift Staroobrjad…eskij pomorskij ñurnal zag slechts twee keer de drukpersen, in april 1908 en in februari 1909 (Š…apov, Ja.N.:90). Een ander tijdschrift, Vestnik Vserossijskogo sojuza christian Pomorskogo soglasija mocht tien keer verschijnen: vier keer in 85
Š…apov schrijft dat dit tijdschrift vanaf 1907 verscheen (Š…apov, Ja.N.:90). In de bibliotheek van de historische faculteit van de Moskouse Staatsuniversiteit is echter een jaargang uit 1905 aanwezig, dus de informatie van Š…apov lijkt onjuist. 86 In diezelfde catalogus staat deze krant geregistreerd onder de naam Golosom staroobrjadca (Met de stem van een Oudgelovige).
77
1917, zes keer in 1918 (idem). Een tijdschrift dat verzorgd zou worden door de beglopopovcy verscheen slechts eenmalig. Op 30 oktober 1917 werd in het enige nummer van Bratstvo opgeroepen niet op de bolsjewieken te stemmen. De weldadige initiatieven van de Moskouse kooplieden kwamen niet alleen de Oudgelovigen ten gunste maar ook de andere Moskovieten. Zo werden met het geld van de Morozovy de volgende instellingen opgericht: een instituut voor de genezing van kanker, een psychiatrische kliniek bij de Moskouse Staatsuniversiteit, een kinderziekenhuis, een kraamhuis, een ambachtsschool, een museum voor nijverheid, een armenhuis, een leerstoel voor textiel en de uitvoerende afdeling daarbij aan de technische school. Hoewel de leiding van de hoofdcentra uit kooplieden bestond, vormden de boeren nog altijd het grootste gedeelte van de Oudgelovige aanhang. De boeren hadden het in het eerste decennium van de twintigste eeuw niet gemakkelijk. Vanaf 1908 hadden zij ten gevolge van een economische crisis te maken met dalende inkomsten. Het grootste probleem was de verdeling van het land. Hoewel de Oudgelovige boeren tot het rijkere gedeelte van de boerenstand behoorden, raakte de moeilijke situatie van het begin van de eeuw ook hen. Een voordeel voor de Oudgelovige boeren ten opzichte van de andere boeren was dat de Oudgelovigen gesteund werden door hun rijkere stedelijke geloofsgenoten die zich vanwege hun overwegend agrarische afkomst nog sterk met het platteland verbonden voelden (Pozdeeva 1995:24). Om de boeren te helpen werden, behalve de gedrukte voorlichting, ook landbouwcursussen georganiseerd door Rogoñskoe kladbiš…e waarvoor de beste docenten aangetrokken werden. De Oudgelovige boeren hadden eenzelfde systeem van solidariteit als de Oudgelovige ondernemers. Zij werkten goed samen, kochten samen landbouwwerktuigen in en stortten zich sneller in nieuwe ontwikkelingen op hun gebied, waarbij zij een groot aanpassingsvermogen aan de dag legden. Gezien deze eigenschappen, zo betoogt Pozdeeva, had deze laag van de boerenstand aan de Leninistische collectivisatie een uitermate grote steun kunnen zijn `als de basis waarop de in februari 1917 begonnen revolutie succesvol had kunnen voortbouwen in de nieuwe etappe van de Russische historie en die zo doortastend vernietigd is in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw" (Pozdeeva 1995:23). De Zilveren Eeuw bood weliswaar ongekende mogelijkheden maar borg door die nieuwe oriëntatie ook gevaren in zich. De grootste bedreiging vormde de secularisatie. Voorheen was de gemeenschap altijd sterk op zichzelf gericht en keerde men zich gezamenlijk af van de vijandige buitenwereld. Nu stonden velen open voor maatschappelijke invloeden en ook voor invloeden van de Nieuwgelovigenkerk. Een proces van secularisatie was al eerder aan de gang. Uit handschriften van een Oudgelovige van het begin van de eeuw komt zijn ongerustheid over de ontwikkeling van moreel verval naar voren. De schrijver had zijn kritiekpunten op een rijtje gezet omdat hij een vergadering van de Pomorcy moest leiden over geloofsproblemen en organisatorische aangelegenheden. Het ontbreken van interpunctie geeft aan dat deze man spreektaal gebruikt en waarschijnlijk dus niet erg geletterd is. Het niet naleven van de in die tijd geldende grammaticaregels kan erop duiden dat de man een Oudgelovige van het oude stempel was die zoveel mogelijk het verleden vast wilde houden. Uit de inhoud van zijn aantekeningen blijkt hetzelfde.
78
"(...) mne prišlos' uñe videt' kak povedenie porjadkov stalo izmenjacja s let 1900 godu stali izmenjat odeñdu nosit' korotin'kuju i stali zavodit' samovary i v yzbe na okna sadit' sady a ranše eto ne bylo poetomu delu stariki duchovnye otcy stali sovetovat' i našli pisano o samovarach i o …aju famil'nyj …aj idet iz Kitaja i katajane veru veru svoju krepce soderñat' oni verujut v zmeja i etot …aj okropljajut zmei innom ñirom v …est' ñert svoei very jakovy kak pri…astie i oskvernit' christijanskuju veru i vse pro…ie very potom na sovetach po obsuñdeniju u kogo est' v domu samovar dak v te doma ne chodit' i milostinu ne prinimat' potom tak bylo estli kto zavel garmon'ju zavedet' ili kto tabak kurit' kotoryj garmon'ju derñyt k tomu toñe molit'sja v yzbu ne chodili (...)" (Smorgunova 1992:54). Zoals uit dit fragment blijkt vormde de moderne wereld een bedreiging voor de handhaving van de oude rituelen. Tijdens de Zilveren Eeuw nam de vijandigheid van de omgeving af waardoor bij de Oudgelovigen de interesse voor die omgeving toenam. Om te voorkomen dat dit zou leiden tot afvalligheid werd een orgaan, de Kruñok revnitelej staroobrjad…estva, opgericht dat de naleving van de Oudgelovige gebruiken stimuleerde en de geloofsgenoten waarschuwde voor de verraderlijke invloeden van buitenaf. Die invloeden probeerden ze tegen te gaan door bijvoorbeeld mensen van een ander geloof niet toe te laten tot de kerkdiensten. Verder werd op de bisschoppenconcilies in de jaren 1907-1913 een aantal verboden expliciet bevestigd, zoals het verbod op het baardscheren en het dragen van korte kleding in kerkgebouwen. Ook muziekinstrumenten bleven taboe. Als deze verboden hadden te maken met het afzweren van uiterlijke zaken. Zij zouden namelijk de aandacht afleiden van het innerlijk en daarmee van het wezen van de religie. Niet alleen deze invloeden van buitenaf konden tot afvalligheid leiden. Hoewel de handel en het maatschappelijk en cultureel leven bloeiden als nooit tevoren, diende wel in het oog gehouden te worden dat de Oudgelovigen een religieuze groepering waren en dat de nadruk diende te liggen op de geloofseenheid. In Cerkov' werden de Oudgelovigen eraan herinnnerd dat de gemeenschap `geen club of aandelengezelschap is' (Pozdeeva 1994:102). Het zou juist de gemeenschap moeten zijn `die de gelovigen door hun veranderende wereld zou leiden" (Robson:724). Toch had de bedrijvigheid een grote aantrekkingskracht op met name de nieuwe generatie. "Molodoe pokolenie uchodit iz našego mira, delaetsja …uñim po duchu, ono uñe ne ponimaet nas," schreef in 1918 de Oudgelovige auteur I.A. Kirillov (Š…apov, Ja.N.:94). De nieuwe vrijheden dwongen de Oudgelovigen echter niet alleen tegenover de veranderende buitenwereld een stelligname te bepalen, maar ook tegenover de Nieuwgelovigenkerk. In polemieken in tijdschriften probeerden zowel Nieuw- als Oudgelovigen om het hardst aan te tonen dat alleen zij de ware Orthodoxie vertegenwoordigden. De Oudgelovigen stelden dat de Nieuwgelovige kerk sinds Nikon niet de juiste rituelen gebruikte en daarom ketters was. Volgens hen is namelijk juist het ritueel het symbool voor de aanwezigheid van God en van zijn invloed op de mensen, zo werd in Slovo cerkvi geschreven (Robson:716). Verder werd de Nieuwgelovigen verweten niet standvastig te zijn in het geloof. Zij gaven zich namelijk over aan de
79
wisselende filosofische stromingen, die voor telkens andere interpretaties van de Leer hadden gezorgd. Dit viel de Nieuwgelovigen zeer kwalijk te nemen, omdat zij door verschillende visies te accepteren pretendeerden dat eenvoudige mensen, hoe geleerd ook, Gods wil en wegen kunnen doorgronden. De Oudgelovigen zelf lieten alle modieuze interpretaties van de liturgie en het Evangelie aan zich voorbijgaan en hielden vast aan het oorspronkelijke Bijzantijnse geloof. De concurrentie tussen de twee Orthodoxe geloven speelde zich echter niet alleen op papier af. In Cerkov' staan regelmatig verslagjes van confrontaties tussen de beide kerken, waaruit de kleingeestige onverzoenlijkheid blijkt die in onze ogen soms wat lachwekkend overkomt. Zo leefden bijvoorbeeld in het dorpje Markovskoe een Nieuwgelovige en een Oudgelovige gemeenschap die voor de wijding van het water gebruik maakten van hetzelfde vlot. Op de dag dat de wijding zou plaatshebben vonden in beide kerken diensten plaats. De Oudgelovige dienst was eerder afgelopen dan de Nieuwgelovige en uit beleefdheid liet de priester van de Oudgelovige kerk informeren bij zijn collegae, vader Arsenij en vader Anisimov, of hun dienst ook spoedig afgelopen zou zijn. In dat geval zouden de Nieuwgelovigen eerst hun waterwijding mogen voltrekken. De Nieuwgelovigen antwoordden echter dat hun dienst voorlopig nog niet afgelopen zou zijn. Daarop vertrok de Oudgelovige priester met zijn volgelingen richting vlot. Halverwege de uitvoering van de rituelen naderde echter de priester van de Nieuwgelovigenkerk met zijn parochie. Voor het vervolg van de gebeurtenissen citeer ik uit Cerkov': "Pro…' s plota," zakri…al `pravoslavnyj' svjaš…ennik. - 'Oboñdite, otec Arsenij, dajte chot' do…itat' Evangelie," - ubeditel'no prosil staroobrjad…eskij svjaš…ennik svoego sobrata. "Skazano, pro…' da i tol'ko," kri…al otec Anisimov. Napugannyj staroobrjad…eskij svjaš…ennik, ne po…itav Evangelija, sošël s plota s svoimi ikonami" (Cerkov' 1909,1:24). Maar ook in hogere regionen van de hiërarchie gaven Nieuwgelovige geestelijken uiting aan hun afkeer. Cerkov' citeert het blad Kolokol dat de reactie weergeeft van één van de bisschoppen uit de Nieuwgelovige kerk op een verzoek van Oudgelovigen aan de Raad van Ministers om geld uit het budget voor kerkelijke scholen: " (...) Ruki pro…', (..) dovol'no s vas togo, …to dana vam svoboda imet' svoi školy, …toby derñat' krep…e svoich detej v mrake vašich temnych mudrovanij.., a vy eš…ë pritjazaete na cerkovnye školy, …toby urvat' ot nich vašim gore-školam; ne byvat' tomu, poka u našego pravitel'stva ne zatemnilsja zdravyj razum i ne potušilas' sovest'" (Pozdeeva 1995:30). Uit deze incidenten blijkt dat de pogingen die in het werk gesteld zijn om tot verzoening te komen geen enkele kans op succes konden hebben. In een verslag van een bijeenkomst die hereniging tot doel had werd de conclusie getrokken worden dat er van enige toenadering geen sprake was. De auteur van het artikel, dat de titel droeg `Naprasnye razgovory' vergeleek in Cerkov' de gebondenheid van de Nieuwgelovigenkerk aan de staat met slavernij. Volgens hem zal geen enkele
80
zelfbewuste, weldenkende persoon zich verlagen tot een dergelijke vernederende positie. "Ne dolñen pojti ni odin blagomysljaš…ij staroobrjadec. I ne pojdët, k kakomu by soglasiju on ni prinadleñal" (Cerkov' 1909,2:42). Ook de verhouding met de Edinovercy was verre van ideaal. De Oudgelovigen zagen hen nog immer niet als deel van het Oudgelovigendom, zo bleek uit de verontwaardiging waarmee gereageerd werd op een zeker krantenartikel dat een verslag gaf van een bijeenkomst waar zowel Oudgelovigen als Edinovercy aanwezig waren. De journalist van de krant had echter beide benamingen door elkaar gebruikt waren, als zouden zij naar dezelfde groep gelovigen verwijzen! (Cerkov' 1909,8:288) Met het verkrijgen van burgerrechten hadden de Oudgelovigen, gelijk alle andere Russische burgers, ook het stemrecht gekregen. Hierdoor waren zij ineens een interessante groep voor de politieke partijen. Hoewel de officiële schattingen het aantal Oudgelovigen in 1903 hadden vastgesteld op 1.984.172 (Pozdeeva 1995:8), maakten inofficiële schattingen melding van 25 miljoen sektanten (allen die zich hadden afgewend van de officiële Russisch-Orthodoxe kerk, met een meerderheid van Oudgelovigen) (Kolarz:129), die allemaal stemrecht verkregen hadden. Crummey houdt het aantal Oudgelovigen op 12 tot 15% van de gehele Russische bevolking (Crummey 1970:XII), wat neer zou komen op 15-19 miljoen mensen. Ook Pipes komt ongeveer op deze cijfers. Voor 1897 stelt hij het aantal Oudgelovigen op ongeveer 20 miljoen en tegen 1917 zou dit aantal aanhangers met nog eens vijf miljoen zijn toegenomen (Pipes:239). Wat frappant is, is dat de cijfers die in 1993 door de staat gepubliceerd zijn veel hoger liggen dan de cijfers die de staat toen gaf. De twee miljoen Oudgelovigen, toen 1,8% van de bevolking (Kolarz:128) vallen in het niet bij de 10% die de staatgegevens in 1993 geven voor het jaar 1913. Bij een bevolking van 159,2 87 miljoen mensen komt dit neer op 15,9 miljoen mensen (PCVSRF:153). Dit aantal komt aanmerkelijk dichter in de buurt van de officieuze schattingen. Hoewel de officiële en officieuze gegevens dus sterk uiteenliepen, was het duidelijk dat de omvangrijke groep nieuwe stemgemachtigden een interessante groep was voor politieke partijen. Daar de Oudgelovigen echter geen enkele ervaring met het stemrecht hadden, achtte Mel'gunov het van het grootste belang de Oudgelovigen van een stemadvies te voorzien. Vele bladzijden wijdt hij aan het aantonen van het gevaar van de Sojuz `istinno-russkich ljudej' (Unie van zuiver-Russische mensen). Deze partij had belangstelling getoond voor de Oudgelovigen, maar was, volgens Mel'gunov, in feite een vijand voor het Oudgelovigendom: "Itti s `russkimi ljud'mi' zna…it itti ruka ob ruku s vragami" (Mel'gunov:72). Zij wilde namelijk de Romanov-autocratie handhaven, erkende de manifesten van 17 april en 17 oktober 1905 niet en was tegen vrijheid van religie en geweten (Mel'gunov:70). De Oudgelovigen zagen in de tsaristische dynastie echter de belichaming van de Antichrist dus wat hun betreft hoefde de tsaristische autocratie niet in stand gehouden te worden. 87
De bronvermelding PCVSRF, wat staat voor Parlamentskij Centr Verchovnogo Soveta Rossijskoj Federacii, verwijst naar een uitgave van het Comité voor gewetensvrijheid, geloofsbelijdenis, barmhartigheid en liefdadigheid van de Opperste Sovjet van de Russische Federatie (verder aangeduid als: Comité voor de gewetensvrijheid). In het naslagwerk dat het comité uitgegeven heeft wordt een numeriek overzicht gegeven van de huidige situatie van de diverse religieuze groeperingen in Rusland.
81
Op 27 november 1905 werd een vergadering gehouden met het doel een gemeenschappelijke reactie te vormen op een bericht dat had gestaan in de krant Moskovskie Vedomosti (Moskous nieuws). Het bericht was een oproep aan de Oudgelovigen vooral op de Sojuz `istinno-russkich ljudej' te stemmen en was ondertekend door de Staroobrjad…eskij Sojuz. Deze Staroobrjad…eskij Sojuz bestond echter helemaal niet en de plaatsing van de oproep was het werk van de Sojuz `istinno-russkich ljudej' zelf! Op de vergadering werd duidelijk dat de Oudgelovigen dergelijke oneerlijke praktijken niet dulden en dat de politieke partij niet op hun steun hoefde te rekenen. De discussie die ontstond ontwikkelde zich ook in een andere richting. Het bleek dat de Oudgelovigen niet allemaal hetzelfde reageerden op de nieuwe situatie. De meningen vielen in grofweg twee groepen uiteen. De ene groep bekeek de situatie met argwaan, bang om ongemerkt verstrikt te raken in de netten van de Antichrist. De andere groep begon geleidelijk met een nieuwe beschouwing van de wereld. Dit ging niet voor iedereen even gemakkelijk, daar men vaak een volledige heroriëntering moest doormaken: van een ondergronds bestaan trad men ineens in het zonlicht. Een vertegenwoordiger van de eerste groep stond wantrouwend tegenover de regering, want de rechten die toegezegd zijn, zijn nog niet verwezenlijkt. "My eñednevno bidim projavlenie samogo grubago proizvola", zo sprak hij (Mel'gunov:74). In zekere zin heeft deze man wel gelijk, zeker wanneer het de situatie buiten Moskou betreft. Ondanks de ukaze van 17 oktober 1905 waarin het nieuwe staatsbestel met vrijheid van meningsuiting geconsolideerd werd, probeerden lokale autoriteiten op alle mogelijke manieren de nieuwe wetgeving te ontduiken. Hen was er veel aan gelegen de situatie te laten zoals zij was en ze bleven de anti-Nikonianen het leven nog op allerlei manieren zuur maken. Zo konden de Oudgelovigen bijvoorbeeld onredelijk lang moeten wachten op toestemming om scholen te bouwen, kregen zij daarvoor veel te weinig geld toebedeeld of werden leerkrachen gediscrimineerd door bijvoorbeeld lagere lonen, een verbod om les te geven aan openbare scholen of door een strenge censuur op de onderwijs in de Goddelijke wetten (Pozdeeva 1995:13). Een vertegenwoordiger van de tweede groep stelde echter dat de Oudgelovigen, nu ze eindelijk de kans krijgen, zich actief in het politieke leven moeten storten om zoveel mogelijk gedaan te krijgen. "Žto", zo betoogde hij, "trebuet christianskoe u…enie. Mir leñit vo zle i my dolñny dobivat'sja osuš…estvlenija zdes', na zemle, Carstva Boñija" (Mel'gunov:74). Uiteindelijk werd besloten dat de Oudgelovigen het karakter van een bevrijdende beweging zouden krijgen en werd niet ingegegaan op de toenaderingspogingen van de Sojuz. Mel'gunov wijst ook de Sojuz 17-20 oktjabrja (Unie van 17-20 oktober) van de hand daar hij haar ziet als een verkapte regeringsgezinde partij, die over vrijheid slechts praat maar ondertussen alles wat de regering doet goedkeurt. De juiste partij om op te stemmen is volgens de auteur de Partij van de Volksvrijheid (Partija Narodnoj Svobody). Deze partij wil onder meer een representatieve volksvertegenwoordiging die boven de ministers staat en de scheiding van kerk en staat, aangezien de regering niet kan uitmaken welk geloof het ware is. Het zal een vraag blijven in hoeverre de Oudgelovigen de adviezen van Mel'gunov ter harte genomen hebben. In ieder geval was de Derde Rijksdoema nog rechtser dan zijn voorganger. Vier Oudgelovigen hadden er zitting
82
in, te weten: P.S. Rastorguev, G.P. Blagov, I.A. Pugovkin en G.K. Rachmanov. Op hun eigen verzoek legden zij, in aanwezigheid van de Raad, apart van de andere gedelegeerden de eed af (Cerkov' 1909,2:64). Ik veronderstel dat zij daardoor een volledige associatie met het Rijk van de Antichrist wilden voorkomen. Voor het eerste in de geschiedenis werd echter de stem van het Oudgelovige gedeelte van de bevolking gehoord in de regeringsorganen. De regeringsperiode van Nikolaj II bleek er een te zijn van grote vrijheden en nieuwe mogelijkheden. Als economische kracht werden de Oudgelovigen gewaardeerd, als religieuze gemeenschap erkend door de staat. De bloeiperiode zou echter van korte duur zijn; met de bolsjewistische revolutie van 1917 zouden de Oudgelovigen belanden in de moeilijkste periode uit hun historie.
83
Hoofdstuk IV: Revolutie. Repressie. Recuperatie. Het einde van de Zilveren Eeuw vormde voor de Oudgelovigen het begin van een nieuwe periode van vervolging. De tsaren hadden de Oudgelovigen veroordeeld louter vanwege hun vermeende anti-regeringsgezinde activiteiten, maar respecteerden de voormalige Orthodoxen nog in zekere mate. Dit blijkt uit de wijze van vervolging. Het was de tsaren om de Oudgelovigen zelf te doen. De kerkgebouwen of relikwieën werden bijvoorbeeld niet aangetast. De communisten echter, die na de revolutie van oktober 1917 en de daarop volgende Burgeroorlog als overwinnaars naar voren kwamen, hadden als doelstelling de complete uitroeiing van godsdienst. Hun waardering voor religie was nihil. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een brief die Lenin schreef aan Gorkij. Hij schreef dat religie "een gemeenheid was, waarvoor geen naam bestaat" (Lieb:224). In een andere brief aan Gorkij schreef hij: "de idee over God en de Godheid heeft de `sociale gevoelens' altijd doen insluimeren en afgestompt en het levende door het dode vervangen, omdat ze steeds de idee ener slavernij, de ergste, meest hopeloze slavernij, was (...), steeds sloeg ze de onderdrukte klassen door het geloof aan de goddelijkheid der onderdrukkers in boeien" (Lieb:225). Uit deze mening over religie spreekt een diepe afkeer van het geloof, wat het repressieve atheï stische beleid dat door de Sovjetleiders gevoerd is verklaart. De bolsjewieken streefden naar athesme en vielen de Oudgelovigen daarmee aan in de kern van hun bestaan. Velen beschouwen de 88 tijd onder het Sovjetregime als de ergste in de geschiedenis van het Oudgelovigendom. Over de periode die in dit hoofdstuk aan de orde komt, is weinig materiaal beschikbaar. Eigen Oudgelovige publikaties konden nauwelijks worden uitgegeven gezien de strenge controle. Wetenschappelijke werken benaderden het Oudgelovigendom vanuit het heersende ideologisch oogpunt. In de toekomst zal onderzoek naar het moderne Oudgelovigendom en zijn recente geschiedenis wellicht de hiaten kunnen vullen die in dit hoofdstuk voorkomen.
88
Zie bijvoorbeeld de inleiding van N.N. Pokrovskij, adviserend lid van de Russische Academie van Wetenschappen en in dienst bij de Universiteit van Novosibirsk, in Mir staroobrjad…estva, vypusk 1: Li…nost'. Kniga. Tradicija., Moskou 1992
84
IV.1 Revolutie In februari 1917 veroorzaakte een broodoproer een massale demonstratie die het karakter van een revolte tegen tsaar Nikolaj II zou krijgen. De hongersnood en de Eerste Wereldoorlog hadden een diepe vertrouwenscrisis bij het volk veroorzaakt. Het zogenoemde Progressieve Blok, dat bestond uit de liberale en conservatieve leden van de Doema, besloot zich bij de opstandelingen aan te sluiten, waardoor de politieke situatie onmogelijk kon blijven zoals zij was. Nikolaj II zag zich gedwongen af te treden. Het bestuur over het land werd overgenomen door de Voorlopige Regering. Hierin hadden Doema-leden uit het Progressieve Blok zitting. De Voorlopige Regering was het officiële leidinggevende orgaan. Er was echter een geduchte concurrent, namelijk de socialistische Raad van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden. De februarirevolutie en de abdicatie van Nikolaj II begin maart konden rekenen op enthousiaste reacties van de Oudgelovigen. De trouw aan de tsaar die kort daarvoor nog onvoorwaardelijk heette te zijn werd aan de kant geschoven en in Slovo cerkvi van mei 1917 verschenen enthousiaste steunbetuigingen aan de bolsjewieken: "Neizbeñnoe, davno ñdannoe, sveršilos' (...) gosudarstvennaja vlast', veduš…aja našu mnogostradal'nuju Rodinu k javnoj gibeli, nisvergnuta i poprana. Na eë mesto vstupila novaja vlast' vzjavšaja v svoi ruki gosudarstvennoe kormilo s pomoš…'ju vosstavšego naroda i vojsk (...) Staryj reñim nam, staroobrjadcam, byl osobenno vrañdeben (...), za poslednie desjat' let (...) po…ti vse prava staroobrjadcev, priobretennye v 1905g. svedeny na net" (Pozdeeva 1995:35). Gezien de welwillende houding die de Oudgelovigen, met name de popovcy, ten opzichte van de regering van Nikolaj II aan de dag hebben gesteld, is deze reactie opmerkelijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stelden zij zich immers loyaal op achter de Russische heerser en ook op andere wijzen lieten zij loyaliteit doorschemeren. Zo stond bij een artikeltje over de opening van een school een foto geplaatst van de leerlingen in het nieuwe klaslokaal. Aan de muur, goed in beeld, hing een foto van Nikolaj II (Cerkov' 1909,2:67). Ook in een brief aan tsaar Nikolaj II, geschreven op 21 februari 1906 door het Nationale Congres van Oudgelovigen, werd een toon van onderdanigheid gevoerd: "(...) sinds onheuglijke tijd toegewijd aan de troon en het vaderland. (...) Wij bidden, Sire, dat hij U en Uw familie zal beschermen voor vele, vele jaren en dat de Almachtige Schepper U zal helpen Uw rijk te besturen" (Freeze 1988:298-299). Het heeft er echter alle schijn van dat de Oudgelovigen zich trouwhartiger hebben voorgedaan dan ze in feite waren. De tsaar leidde weliswaar het Russische volk en diende daarom in confrontaties met buitenlandse mogendheden gesteund te worden, maar de Oudgelovigen hadden altijd
85
vastgehouden aan het idee dat de tsaar, afstammend van de afvallige Aleksej en van Peter de Grote, slechts een `tijdelijk machthebber' was. Rusland zou uiteindelijk weer het land van de ware Orthodoxie worden, waartoe het door God verkozen was, zo geloofden de Oudgelovigen. Zij voelden zich de vertegenwoordigers van het Russische volk, waartoe zij de machthebber van dat moment niet rekenden. Dit past uitstekend in het algemene beeld dat Pascal schetst over de scheiding van de elite en het volk in Rusland, die zich ook op religieus gebied openbaarde. Hierbij komt nog dat het volk weinig tot geen vertrouwen had in de sociale instituties die de staat ingesteld had zoals de rechtspraak, de zorg voor gevangenen en de armen etc. (Pascal 1976:35). Het volk stond dus, in de ogen van de Oudgelovigen althans, lijnrecht tegenover de tsaren en hun regeringen. Het einde van de dynastie betekende een einde aan de elitaire overheersing onder leiding van een belichaamde Antichrist. Deze band met het volk kan gezien worden als nationalisme. Wanneer Kolarz stelt dat de Belokrinickaja-popovcy de meest nationalistische bevolkingsgroep in de Sovjetunie is (Kolarz:136), bedoelt hij waarschijnlijk deze vorm van nationalisme, die anders is dan het nationalisme van de Nieuwgelovigen. "This (van de Belokrinickaja-popovcy, MvD) nationalism is covered with dust. It has little in common with the nationalism of the Orthodox Church which has persistently adapted itself to new political situations" (idem). In dit licht bezien, hoeft het enthousiasme van de Oudgelovigen voor de revolutionaire gebeurtenissen geen verbazing te wekken. Š…apov schrijft echter dat de wending die de geschiedenis nam gemengde gevoelens bij de Oudgelovigen opriep. Aan de ene kant was er weliswaar enthousiasme, maar aan de andere kant zouden de Oudgelovigen het einde van de "traditionele monarchistische bestuursvorm betreuren, daar hij ervoor gezorgd had dat het Christendom zich kon ontwikkelen en versterken" (Š…apov, Ja.N.:94-95). Gezien het feit dat de Oudgelovigen de tsaar beschouwden als afvallig van de ware Orthodoxie en zelfs als vervolger van de ware Christenen, moet er naar mijn mening niet te veel waarde gehecht worden aan deze veronderstelde sentimenten. Bovendien laten bovengenoemde citaten geen enkele twijfel bestaan over de waardering voor de val van de Romanovs. Zoals gezegd onstonden na de februari-revolutie ontstonden twee leidinggevende instanties: de Voorlopige regering en de socialistische Raad van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden. Van het socialisme moesten de Oudgelovigen echter niets hebben; voor hun was het einde aan de tsaristische dynastie een langverbeide gebeurtenis, maar hun steun ging uit naar de Voorlopige Regering. Ja.N. Š…apov schrijft, daarmee zijn eerdere stelling ietwat ontkrachtend, dat de Oudgelovigen geen monarchisten waren en hoopten dat de nieuwe regering hen eindelijk hun recht van bestaan en van geloofsvrijheid zou garanderen (Š…apov, Ja.N.:95). De Oudgelovigen spraken op een bijeenkomst in maart 1917 hun vertrouwen uit in de Voorlopige Regering en aanvankelijk leek het erop dat dit vertrouwen beloond werd. Kerenskij c.s. hadden een wetsvoorstel in behandeling dat de erkenning van de Oudgelovigen als oud-Orthodoxe kerk behelsde. Tot aanname van dit voorstel is het echter nooit gekomen. Ook voor de officiële Orthodoxe kerk bracht de Voorlopige Regering een voordeel met zich mee. De Nieuwgelovigenkerk was niet tevreden met
86
de scheiding van kerk en staat zoals die door Peter de Grote ingevoerd was. Met toestemming van Kerenskij mocht er in november 1917 een concilie gehouden worden. Op dat concilie werd besloten het patriarchaat te herinvoeren. Tot patriarch werd gekozen metropoliet Tichon. Op datzelfde concilie vonden ook gesprekken over opheffing van de vloek over de Oudgelovigen door de officiële Orthodoxe kerk hun voltooiing. Dergelijke gesprekken werden al sinds het begin van de eeuw gevoerd, maar volgens Kuz'mina waren de chaotische omstandigheden er wellicht de reden voor dat op het Alrussisch Concilie in dat jaar de vloek daadwerkelijk werd opgeheven. De Nieuwgelovige geestelijken riepen hun eigen parochies èn die van de Oudgelovigen op tot erkenning van het conciliaire besluit en tot instemming en hereniging. Aan deze oproep werd echter nauwelijks gehoor gegeven aangezien het concilie niet erkend werd daar het bijeengeroepen was door de wereldlijke macht, op verzoek van de Raad van arbeiders- en soldatenafgevaardigden van Petrograd. De aanwezigen zouden niet op de hoogte zijn van kerkelijke aangelegenheden en de bisschoppen zouden niet gehandeld hebben "po sovesti i vnutrennemu ubeñdeniju" (Kuz'mina:80). De uitgelaten stemming van februari onder de Oudgelovigen bekoelde in het najaar toen Lenin en de zijnen de communistische revolutie ontketenden. Oudgelovigen zijn namelijk per definitie tegen revolutionair socialisme en communisme (Pozdeeva 1992:22). Dit ondanks het verband dat vele historici, inclusief Pozdeeva zelf, leggen tussen deze staatsvorm en de levensvorm in de Oudgelovige obš…iny waar alles gemeengoed is en waar de bewoners zich onzelfzuchtig inspannen voor de gemeenschap. Smolitsch noemt het economische systeem van de Vyggemeenschap onder de Denisovy "communistisch" (Smolitsch:153). Dezelfde terminologie werd ook gebruikt in een memorandum dat in 1842 geschreven was door oberprokuror Protasov. Deze man nam `zekere communistisch tendenzen' waar bij het zelfbestuur van de beide Moskouse kerkhoven en stelde dat enkele kringen van de Oudgelovigen een democratische geest eigen was 89 (Smolitsch:187). De Oudgelovigen hebben zichzelf echter nooit met het communisme geassocieerd. Volgens Kolarz moet niet gedacht worden dat de Oudgelovigen alleen tegen het communisme zijn als staatsvorm. Hij meent dat de afschuw voor het communisten dezelfde is als de afschuw voor de tsaristische regimes. Kolarz vindt de reden hiervoor in het simpele feit dat de Oudgelovigen eigenlijk al meer dan 300 jaar in protest tegen hun zondige omgeving leven (Kolarz:132). Zodra de communisten de macht in het Kremlin hadden overgenomen, begonnen ze met de uitvoering van hun plannen. Op 23 januari 1918 vaardigden ze het decreet `Over de scheiding van Kerk en staat en van school en Kerk' uit. Het eerste gedeelte, over de scheiding van kerk en staat, had voor de Oudgelovigen slechts tot gevolg dat zij vanuit juridisch oogpunt wederom gelijkgesteld waren aan de officiële Orthodoxen. Het tweede deel echter, over het godsdienstig onderwijs, raakte de Oudgelovigen serieuzer en vormde een bedreiging voor het voortbestaan van de groepering. 90 Gezien de nadruk die binnen de Oudgelovigen altijd gelegen heeft op onderwijs en vorming , was 89
Dit had in die tijd niet de positieve connotatie die democratie in onze beleving heeft; het was een reden om wantrouwend tegenover de Oudgelovigen te staan. 90 Zie paragraaf III.4.
87
de verontwaardiging groot. Om hun atheï stische beleid te legitimeren, zochten de communisten naarstig naar geldige redenen voor de veroordeling. Helaas konden zij in de geschiedenis van de Oudgelovigen nauwelijks belastend materiaal vinden op grond waarvan zij hen overtuigend konden veroordelen. Aldus ontstond de noodzaak om zelf de Oudgelovigen van een afkeurenswaardige geschiedenis te voorzien. De sovjetideologen gaven hun eigen interpretaties aan historische gebeurtenissen. In de loop der jaren veranderde de mening over de geschiedenis van de Oudgelovigen meer dan eens, naar gelang de wensen van de politieke belangen. De sovjetideologen begonnen voorzichtig. Hun voornaamste tegenstander, numeriek gezien, was de officiële Orthodoxe kerk. Om die te verzwakken pasten de communisten de verdeel-en-heers-politiek toe. De Oudgelovigenkerk werd gepresenteerd als de kerk van het volk. Er werd nadrukkelijk gezegd dat zij geen kerk van de koopmannen was en dat zij van oorsprong een democratisch karakter had. In de geschiedenis waren zij herhaaldelijk in opstand gekomen tegen de onderdrukkende feodale landeigenaren (Razin, Puga…ëv) en hun leider Avvakum was groot martelaar voor het volk. Bovendien had hij een grote bijdrage had geleverd aan de Oudrussische literatuur. Een vertegenwoordiger van deze lijn van historici was M.N. Pokrovskij, een vriend van Lenin en voorzitter van de Mossovet van november 1917 tot maart 1918. Het was de heersende visie tot het begin van de jaren dertig. Een boek dat in Nederland in de jaren dertig verscheen over het beleid van de Sovjetunie ten opzichte van het Christendom bevestigt de opwaardering voor de Oudgelovigen ter verzwakking van de Nieuwgelovigen: "Sedert de eerste Russische revolutie in het jaar 1905 werden deze secten op godsdienstig gebied verdragen, de sowjetregering heeft ze zelfs sedert 1917 door het officieel decreet over de scheiding van kerk en staat beschermd, ja gebruikt als nieuw, welkom, verwoestend element binnen de resten van de oude staatskerk" (Koch:83). Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog raakt echter een andere mening in zwang. De nadruk op het binnenlands beleid wordt gelegd op eenheid van het land en op vertrouwen in de leider. Voor voorbeelden uit het verleden wordt teruggrepen op de tsaren. Het schisma van de zeventiende eeuw wordt nu heel anders geï nterpreteerd. Aleksej Michajlovi… en Nikon zijn nu de progressieve krachten, aangezien zij samen de kerkelijke en staatkundige centralisatie bewerkstelligen. Centralisatie is van wezenlijk belang voor efficiënt landsbestuur, zeker in moeilijke tijden. De Oudgelovigen vormen in deze redenering een ondermijnende, destabiliserend kracht die geen vertrouwen in haar staatkundig leider had en probeerde sociale onrust te ontketenen. De Oudgelovigen lieten zich gebruiken als instrument voor de uitbuitende klasse (de strel'cy en bojaren) en waren zeer onpatriottisch. Hun sociale opstandigheid, zo geprezen enkele jaren daarvoor, werd nu als argument tegen hen gebruikt. Na de dood van Stalin kwamen de Oudgelovigen weer in een beter daglicht te staan. De oorlog was gewonnen en de persoonlijkheidcultus rondom Stalin hoefde niet langer gevoed te
88
worden. In de geschiedschrijving verlegde het accent zich weer van de leider naar de massa. Voor de Oudgelovigen betekende dit dat als tevoren hun opstandige rol geprezen werd. Pokrovskij werd in ere hersteld en de Oudgelovigen werden weer geassocieerd met de boeren en de lagere stadsbevolking (Kolarz:131). Helaas stopt de beschouwing over de geschiedschrijving over de Oudgelovigen van Kolarz hier, aangezien hij zijn boek schreef in 1961. Aan de hand van het boek Staroobrjad…estvo v proš lom i nastojaš …em van Milovidov, verbonden aan het Instituut voor Wetenschappelijk Atheï sme, leid ik af dat in het jaar van publikatie, 1969, de toon weer geheel anders van aard was. Gezien de censuur die in de jaren van Breñnevs regime van kracht was, meen ik te mogen veronderstellen dat de visie die Milovidov in zijn werk ten toon spreidt de instemming genoot van de officiële instanties. Voor een bespreking van de rol van de Oudgelovigen tijdens de Burgeroorlog (1918-1922) zal ik Milovidov gebruiken als leidraad. Zijn betoog is geschreven als rechtvaardiging voor het wrede beleid dat jegens de Oudgelovigen gevoerd is. Mochten sovjetburgers in de jaren zestig nog twijfels hebben over de rechtvaardigheid van de acties tegen de Oudgelovigen, dan heeft het betoog van Milovidov deze twijfels misschien weggenomen. De leiders van de Oudgelovigen rond 1917 worden door Milovidov voorgesteld als bourgeois-uitbuiters. Milovidov schrijft dat een gedeelte van de `staroobrjad…eskoj burñuazii' emigreerde naar het buitenland en dat een ander deel zich in de Burgeroorlog stortte en zich verenigde met de Witten. Ook de geestelijkheid zou zich zeer afkeurenswaardig hebben opgesteld door tijdens de Burgeroorlog te proberen haar parochies op te stoken tegen de communistische heilbrengers. Hierin zouden zij nauwelijks zijn geslaagd, daar het volk niet meeging in de anti-sovjet houding van hun geestelijke aanvoerders. Een vertegenwoordiger van de eerste groep, de emigranten, was P.P. Rjabušinskij die zich in Parijs vestigde om daar onvermoeibaar de strijd tegen de communisten voort te zetten. Hiertoe richtte hij het tijdschrift Sojuz russkich promyš lennikov (Unie van Russische industriëlen) op. Deze Rjabušinksij was vanaf mei 1915 voorzitter van de Moskouse VPK (Voenno-Promyšlennyj Komitet) geweest, dat tot doel had de industrie te mobiliseren voor de oorlog. In die hoedanigheid was hij betrokken bij de politieke ontwikkelingen en voorspelde hij op een bijeenkomst van ondernemers in augustus 1917 dat het aanzetten tot sociale onrust de communisten waarschijnlijk duur zou komen te staan wanneer "kostljavaja ruka goloda i narodnoj niš…ety schvatit za gorlo druzej naroda, …lenov raznych komitetov i sovetov" (Istorija grañdanskoj vojny v SSSR:141). De sovjetgeschiedschrijving berichtte dat toen de hongersnood uitbleef en de tegenstanders van het bolsjewisme het onderspit dreigden te delven, de kapitalisten besloten `het recept van Rjabušinskij' te volgen en zelf de hongersnood te organiseren (idem:187). Op deze manier werd Rjabušinskij zwart gemaakt; het was vervolgens een kleine stap om dit anti-communistische gedrag op de hele Oudgelovige gemeenschap te betrekken. De tweede mogelijkheid die de Oudgelovigen volgens de communisten aangrepen om de sovjetmacht tegen te werken, was zoals gezegd de samenwerking met de Witten. De organisatie van anti-communistische groeperingen zou geschieden op initiatief van de geestelijkheid. Zij zou de
89
mensen hebben opgeroepen de verkiezingen te boycotten en richtte jeugdgroepjes op die tot doel hadden de jeugd klaar te stomen voor toetreding in de Kol…ak-gelederen (Milovidov:81). Verder zouden geestelijken zich laten gebruiken als agenten van de staatsinlichtingendienst. In oostelijk Rusland voegden Oudgelovigen zich bij bendes die de partizanenlegers bestreden en voorzagen ze de Witte Garde en de Japanse interventiemacht van voedsel. Gezien de voorgeschiedenis van de Oudgelovigen lijkt het mij onwaarschijnlijk dat dit laatste waar zou zijn. Het nationalisme van de Oudgelovigen keerde zich weliswaar tegen de Russische machthebber, maar nooit kozen zij de kant van het buitenland wanneer de situatie die keuze vergde. De Oudgelovigen in Vladivostok namen echter buitengewoon actief deel aan pogingen de communisten te dwarsbomen. Om dit doel te bereiken hadden, volgens Milovidov, diverse gelovige groeperingen zelfs toenadering tot elkaar gezocht en zich verenigd in een niet-socialistische organisatie. Samen dienden zij een beweging in gang te zetten `k porugannym svjatynjam Moskvy i Kieva' (Milovidov:82). Als zeer karakteristiek voor de innige band tussen de Oudgelovigen en de Witten beschouwt Milovidov een boodschap die begin 1919 gezonden werd aan Kol…ak afkomstig van Oudgelovigen uit het bisdom Perm'. De brief bevatte het volgende fragment: "Da pomoñet vam vsevyšnij na izbrannom vami ternistom puti donesti vzjatoe bremja do serdca Rossii - Moskvy i o…istit' svjatynju russkuju ot kommunisti…eskoj merzosti" (Milovidov:80). Mijns inziens betekent deze steunbetuiging, voor zover zij al authentiek is, niet dat de Oudgelovigen actief deelnamen aan de bestrijding van het communisme. Het antwoord dat de parochie ontvangt lijkt juist te impliceren dat de Oudgelovigen tot dan toe slechts passief de strijd steunden. Kol…ak schrijft: "Gluboko tronut privetstvijami eparchial'nogo s''ezda staroobrjad…eskoj Permskoj eparchii, ñdu ot dejatelej ego aktivnoj i poloñitel'noj raboty po bor'be s bol'ševizmom i ego vlijaniem v russkom bytu, odnim iz chranitelej …istoty kotorogo iskoni bylo staroobrjad…estvo" (Milovidov:81). De oproep die Kol…ak doet aan de Oudgelovigen impliceert dat zij niet uit zichzelf tot activiteiten zullen overgaan. Had het buiten kijf gestaan dat de Oudgelovigen met de wapens in de hand aan zijn zijde zouden staan, dan had hij niet dergelijke omzichtige woorden hoeven te gebruiken en had hij direct kunnen schrijven op welke wijze de Oudgelovigen zich nuttig zouden kunnen maken. De interpretatie van Milovidov past echter beter in de redeneertrant van de sovjetideologen. Om hun genadeloze beleid ten opzichte van de gelovigen te kunnen rechtvaardigen geven zij aan de gebeurtenissen een beschuldigende uitleg. Volgens Milovidov zouden de pogingen van de staatsgevaarlijke geestelijken echter niet slagen. Onder de indruk van socialistische revolutie en de dynamische overgang naar een nieuwe samenleving had zich, volgens de sovjethistoricus, een rappe ontwikkeling in gang gezet die leidde tot onverschilligheid jegens het geloof en tot atheï sme (Milovidov:87).
90
IV.2 Repressie Toen de ware bedoelingen van de communisten duidelijk werden, direct na de revolutie, spraken de Oudgelovigen hun afkeer over hen uit, evenals de heersende Orthodoxe kerk overigens. Uit een aantal decreten bleken de bedoelingen van de communisten. Atheï stische propaganda werd bevorderd, er mocht geen religieus onderwijs meer gegeven worden, de kerk werd niet langer beschouwd als een juridisch persoon enzovoort. De Oudgelovige gemeenschappen werden bovendien beroofd van hun waardevolle voorwerpen en kapitaal. Dit alles had tot gevolg dat de communisten als vijanden Gods gezien werden. De Sovjetgeschiedschrijving betoogt dat een veroordelende redevoering van aartsbisschop Meletij leidde tot de oprichting van een contrarevolutionair netwerk, gebaseerd op de veronderstelling dat Lenin de nieuwe belichaming van de Antichrist was, de communisten en commissarissen de dienaren van de Antichrist en de vijfpuntige rode ster het symbool van de Antichrist en diens Rijk (Milovidov:78). Vooral de stranniki zouden dit uitdragen: "Zver' antichrist - •to sovetskaja vlast', desjat' rogov - eë nositelikomissary" (Milovidov:79). De karakterisering die Milovidov geeft van de reactie van de Oudgelovigen zal zeker gelden voor een deel van deze groep. Ook Kozlov maakt melding van een geval waarin Oudgelovigen in de nieuwe machthebbers de belichaming van de Antichrist zagen. Het voorbeeld heeft betrekking op de sluiting van een kerk in Moskou. Voordat een kerk gesloten werd of voor herinrichting geschikt werd geacht werd hij genspecteerd en werd er een lijst van de inventaris gemaakt. Een bepaalde kerk had bezoek gehad van inspecteur Brykov. Na enige tijd bracht de inspecteur een tweede bezoek aan de kerk en beschuldigde de priesters ervan acht riza's niet te hebben opgegeven. In werkelijkheid, zo verhaalt Kozlov, was het zo dat de inspecteur zeer verbolgen was en door de valse beschuldiging zijn verontwaardiging uitte. Hij was namelijk te weten gekomen dat er na zijn eerste bezoek een dienst gehouden was met het doel de bolsjewistische geest van de Antichrist te verjagen (Kozlov:37). Niet alle Oudgelovigen reageerden echter op dezelfde wijze toen de vestiging van de communistische macht een feit was. De meeste soglasija zagen zich gedwongen in enige mate compromissen te sluiten, als zij al invloed konden uitoefenen op de communisten. De verdraagzame acceptatie baseerde zich op de stelling `net vlasti ne ot Boga' (Pozdeeva 1992:21), oftewel: de nieuwe politieke machthebbers zullen wel de goedkeuring van God hebben, anders had hij hun machtsovername wel verhinderd. De reactie die Milovidov beschrijft en die hij typerend acht voor alle Oudgelovigen, was terug te vinden bij de radicale groeperingen als de stranniki. Zij accepteerden de situatie minder gelaten en zagen ook de nieuwe regering als de belichaming van de Antichrist. Deze antipathie was wederzijds: het stranni…estvo was in de Sovjetunie wettelijk verboden (idem). Terwijl de situatie er voor de gelovigen steeds minder rooskleurig uit ging zien, bereikten de beglopopovcy in 1923 iets waar ze al lange tijd naar streefden: een eigen hiërarchie. In dat jaar trad
91
91
bisschop Nikolaj Pozdnev toe tot de beglopopovcy. Hij was afkomstig van de Levende Kerk . De beglopopovcy namen deze gelegenheid te baat om hun naam te wijzigen in Kerk der OudOrthodoxe Christenen. In 1930 trad een tweede bisschop toe, dit maal uit de Nieuwgelovigenkerk. In 1935 hadden de voormalige beglopopovcy vijf bisschoppen. Het hoofd droeg de kerkelijke titel van aartsbisschop. Het centrum van deze groep popovcy bevond zich in die tijd in Moskou. Ondanks dat de sovjetbronnen zo overtuigend mogelijk proberen aan te tonen dat een deel van de Oudgelovigen het zeker verdiende te worden bestreden, lijkt de waarheid te zijn dat in feite alle gelovigen op de zwarte lijst stonden. Aleksandr Pankratov, verbonden aan de Belokrininckaja metropolija op Rogoñskoe kladbiš…e, vertelde dat religie uitgelegd werd als een overblijfsel van het verleden en dat het feit dat iemand gelovig was al genoeg was om hem tot tegenstander van de Communistische Partij te bestempelen. De Partij had atheï sme tot haar vaandel verheven en tot officiële politiek gemaakt (Interview:14b). Een gerichte bijdrage hieraan leverde de Bond van Militante Atheï sten (opgericht in 1924), evenals het tijdschrift Bezboñniki (De Goddelozen). De officiële kerk verzette zich hevig tegen het communistische beleid, maar moest toch toezien hoe patriarch Tichon, na een periode van gevangenschap, zijn steun aan de sovjetleiders betuigde. Ondertussen ging de vervolging van gelovigen gewoon door en werd de maatschappelijke invloed van de kerkelijke genootschappen steeds verder ingeperkt. Ook de aanval op kerkgebouwen werd al vroeg gelanceerd. Een wet van juni 1923 had de sluiting of de confiscatie voor herbestemming van kerken gelegaliseerd. Kozlov schrijft dat de Oudgelovigen rond de revolutie in Moskou ongeveer veertig kerken, klokkentorens en gebedshui92 zen hadden. Het eerste gebedshuis dat werd verzegeld, was er één van de Pomorcy. Na de periode van relatieve vrijheid in de Zilveren Eeuw kwamen de nieuwe ontwikkelingen extra hard aan. Een fragment uit een brief die de Oudgelovigen aan de Mossovet stuurden getuigt van de teleurstelling: "Istori…eskaja ñizn' staroobrjad…estva, kak veroispovedanija, nepreryvnaja cep' stradanij, uniñenij, gonenij, i teper,' kogda, kazalos' by, svetlyj lu… prorezal navsegda tu t'mu, v kotoroj my nachodilis' veka, nastiglo nas eš…ë bol'šee nes…ast'e - ope…atanie chrama" (Kozlov:35). Veel van de gebedshuizen die vernietigd of verzegeld werden, waren gevestigd in particuliere huizen van Oudgelovigen. De eigenaren bewoonden in veel van de gevallen het pand en hadden één ruimte als gebedsruimte ingericht. Zij werden van het ene op het andere moment dakloos en waren 91
De Levende kerk was een kerkgenootschap dat zich had afgesplitst van de officiële Orthodoxe kerk op initiatief van de staat. Het moest dienen als alternatief voor de andere kerken. Patriarch Tichon heeft deze afsplitsing, die de sovjetleiders openlijk steunde, vervloekt. De geestelijken van deze kerk waren zwaar gelieerd aan de regering. De Levende kerk is er echter nooit in geslaagd een grote aanhang te verwerven en is geleidelijkaan ter ziele gegaan. 92 Hoe Kozlov aan het aantal van veertig kerkgebouwen komt is mij onbekend. In bijlage 2 is te zien dat in de bundel Moskva staroobrjad…eskaja 26 kerken opgenomen zijn. Voor het verschil heb ik geen verklaring.
92
al hun bezittingen kwijt. Andere kerkelijke gebouwen werden ingericht voor heel andere doelen. Zo werd in het Petropavlovskaja gebedshuis een verzekeringsagentschap gevestigd en in een ander huis een farmaceutisch bedrijf. Ook de centra van popovcy en bespopovcy werden niet ongemoeid gelaten. Op Preobrañenskoe kladbiš…e werd begin 1919 op drie armenhuizen en op drie gebedshuizen beslag gelegd. De mensen die in de huizen woonden, voornamelijk ouden van dagen, werden elders in de stad apart van elkaar gehuisvest. De woningen werden betrokken door niet-gelovigen, die geen mogelijkheid ongebruikt lieten om zich denigrerend en spottend over de Oudgelovigen uit te laten (Kozlov:38). Het ergste nog vonden de Fedoseevcy, die op Preobrañenskoe kladbiš…e woonden, de vernielingen die op het kerkhof aangericht werden. Behalve dit alles werden uit de kerken honderden ikonen weggenomen. In 1922 leefden in de voormalige armenhuizen al 260 nietgelovigen en begin 1923 werd bekend dat er nog zes corpussen gesloten zouden worden. Eén kerk en één gebedshuis werd de bespopovcy echter niet ontnomen. De Fedoseevcy vergeleken de communisten met het tsaristische regime en kwamen tot de conclusie dat Nikolaj I weliswaar een vijand van het Oudgelovigendom was, maar dat zelfs die de kerken slechts verzegelde. De nieuwe machthebbers verwijderden echter de ikonen en de kerkelijke voorwerpen uit de kerken en braken de ikonostase af (idem)! Rogoñskoe kladbiš…e had, volgens Kozlov, minder te lijden. Hoewel in de eerste jaren na de revolutie de armenhuizen, de scholen en het instituut door de staat genationaliseerd werden, mochten de popovcy hun vier kerkgebouwen houden. Wel werden de archieven en veel van de belangrijke oude liturgische boeken in beslag genomen en overgebracht naar Centrarchiv respectievelijk de Lenin-bibliotheek. In 1926 ontstond het plan om op Rogoñskoe kladbiš…e een Oudgelovigenmuseum te stichten. Tot de uitvoering van dit plan is het nooit gekomen, waarschijnlijk, zo meent Kozlov, omdat de autoriteiten al een andere invulling voor het terrein hadden (Kozlov:40). In 1929 besloot het rayoncomité dat de kerk van Edinovercy op het Rogoñskoe kladbiš…e gegeven werd aan een fabriek voor hoogwerkers en voor chemische metallurgie. De planners hadden de zaak echter niet helemaal goed ingeschat en men moest helaas concluderen dat de aangewezen kerk niet groot genoeg was. Meer ruimte bood de Pokrovskij Chram (de letnij chram, de zomerkerk), met plaats voor tienduizend mensen immers één van de grootste kerken van Moskou. Dit bracht echter zo'n storm van protesten teweeg dat de Mossovet begon te twijfelen en uiteindelijk afzag van het plan. In de jaren dertig werd de Chram Roñdestva Christova (de zimnyj Chram, de winterkerk) gesloten en de grote koepel van de zimnij chram verwijderd. De ikonen zijn wel bewaard gebleven, maar de fresco's die de kerk sierden zijn verloren gegaan door het slopersgeweld. Diensten werden nu ook 's winters in de zomerkerk gehouden. De autoriteiten besloten dat de Winterkerk zou gaan fungeren als kantine voor de onderneming die men aanvankelijk in de zomerkerk wilde huisvesten. Herinneringen van een bewoonster van Rogoñskoe kladbiš…e laten de aantasting van het kerkelijke terrein zien:
93
"Vskore pri stolovoj pojavilsja bufet so spirtnymi napitkami. I na toj samoj ploš…adke, gde 93 eš…ë nedavno vzory verujuš…ich podnimalis' k kupolu chrama s krestom i proiznosilis' molitvy, p'janye izrygali skernoslovija i blevotinu" (Marini…eva:67). In de jaren zeventig werd de kantine gesloten. Het gebouw werd vergeven aan een amusementsfirma en later diende het als opslagruimte voor de Kremlinmusea. Marini…eva vertelt ook anekdotes waarin voorbeelden worden gegeven van de pesterijen van de sovjetautoriteiten. Zo wachtten de Oudgelovigen met angst en beven op de paasdienst van 1938. Ze hadden er weinig vertrouwen in dat de kruisgang ongestoord zou kunnen plaatsvinden. Hun vrees werd bewaarheid: "Na sportivnoj ploš…adke, ustroennoj prjamo naprotiv chrama, k paschval'noj no…i natjanuli polotno i demonstrirujut kinofil'm. Rjadom kto-to uñe bravurno zaigral na garmoške, zabren…ala po sosedstvu gitara. Ošalelyj svist, kriki, razudaloe penie (...) Na…alos' kakoe-to besnovanie. A v zdanii byvšego zimnego chrama široko otkrylis' dveri, i ottuda grjanul duchovoj orkestr, besceremonno smjavšij cerkovnyj chor" (idem:68). Andere tegenwerking ondervond Rogoñskoe kladbiš…e door de vestiging van een warenhuis in een houten gebouw dat midden op het terrein geplaatst werd en dat al snel allerlei straathandel aantrok. Verder werd de grote vijver naast het terrein, waar men het ritueel van de wijding van het water altijd voltrok, gedempt. Het is niet helemaal toevallig dat Rogoñskoe kladbiš…e een betere behandeling kreeg dan Preobrañenkoe kladbiš…e. Onder de tsaren was dat ook al het geval. De oorzaak ligt in het gegeven dat de popovcy, meer dan de bespopovcy, zich minder openlijk tegen de samenleving en autoriteiten hebben afgezet. De bespopovcy waren immers eerder geneigd tot apocalyptische denkbeelden, terwijl de popovcy-theorie over de Antichrist een zekere mogelijkheid verschafte tot een bestaan in een zondige omgeving. Milovidov lijkt echter op listige wijze ook de sluiting en 94 sloop van de kerkgebouwen toe te willen schrijven aan de gemeenschappen zelf. Hij stelt dat het communisme steeds meer aanhang verzamelde onder de Oudgelovigen daar de parochianen steeds minder vaak gehoor gaven aan de oproepen van hun priesters. Hierdoor daalde het ledental van de gemeenschappen waardoor ook het totaal aan inkomsten daalde daar zij immers teerden op de zak van de gelovigen. Als gevolg hiervan verpauperde de gemeenschap langzaam en moest zij overgaan tot het sluiten van kerkgebouwen. Hoewel de bovengenoemde maatregelen door de gelovigen vol afschuw ontvangen werden, vormden zij nog maar het begin van de plannen die de communisten met hen voorhadden. Toen zij de Burgeroorlog in 1922 in hun voordeel hadden beslist, presenteerden de bolsjewieken hun 93
Pas in 1909 is de kerk op Rogoñskoe kladbiš…e voorzien van een kruis. Door een ukaze uit 1837 was het immers verboden kerkgebouwen als zodanig te profileren. Kruisen en klokken waren taboe en zelfs de benaming `kerk' mocht het gebouw niet gegeven worden; alle kerkgebouwen werden `kapellen' genoemd. 94 Zie bijlage 2.
94
atheï stische toekomstvisie nog niet direct. Eerst wilden zij hun macht consolideren. De eerste grootscheepse aanval werd gelanceerd aan het eind van de jaren twintig, tegelijk met het eerste vijfjarenplan dat de collectivisatie aankondigde. De collectivisatie van de landbouw had tot doel een herverdeling van het land zodat de uitbuiting op het platteland tegengegaan werd. Hiertoe was het noodzakelijk land en vee af te nemen van de rijkere boeren, die kulakken genoemd werden, om het te geven aan de armeren. Irina Pozdeeva heeft aangetoond dat 90% van de Oudgelovige boeren een bedrijf had van gemiddelde of groter dan gemiddelde omvang (Pozdeeva 1995:23). Daaruit kan geconcludeerd worden dat veel van de Oudgelovige boeren tot de ongelukkigen behoorden die door de propagandamachine werden aangeduid als kulakken. Zij waren dus een relatief gemakkelijke groep om aan te pakken. Hetzelfde gold voor de industriëlen, die in de Zilveren Eeuw zo'n stimulerende invloed hadden op zowel het gemeenschapsleven als het culturele leven buiten de Oudgelovige instanties. De ondernemers werden afgeschilderd als uitbuitende kapitalisten. Dat de economische werkzaamheden van deze `sektanten' rechtstreeks aan hun godsdienstige overtuiging gekoppeld werden, bewijst een affiche vervaardigd door een atheï stische propaganda-instelling (zie bijlage 3): de sektanten werden afgebeeld als kapitalisten, lokken de mensen uit hun huizen en spiegelen hen een mooie religie voor. Ze zullen Jezus echter nooit kunnen bereiken aangezien ze gevangen zullen worden het web van de sektant-kapitalist, die zijn ijzeren boeien al klaar heeft liggen. Het heil kan via de sektanten dus nooit bereikt worden. Uit het bovenstaande blijkt dat de sovjetautoriteiten voldoende redenen hadden om de Oudgelovige boeren en ondernemers te vervolgen. Moeilijker werd er om de geestelijkheid overtuigend te belasteren. Om die reden zal de nadruk in het verhaal van Milovidov zo opvallend liggen op de vermeende `Witte' rol van de geestelijken in de Burgeroorlog. Opvallend in het betoog van Milovidov is verder het gegeven dat hij in zijn aanklagende verhaal meermalen de bisschop van Tomsk en het Altaj-gebied noemt en die van het Verre Oosten. Uitgerekend deze bisschoppen zijn verdwenen aan het eind van de jaren twintig. Het heeft er de schijn van dat Milovidovs betoog een verantwoording probeert te zijn voor het ombrengen van deze geestelijken, want waarschijnlijk heeft dat lot hen getroffen. In de loop der jaren zouden nog vele Oudgelovigen ten slachtoffer vallen aan het atheï stische sovjetbewind. Dit gold natuurlijk niet alleen voor de Oudgelovigen; ook 95 de andere religieuze groeperingen hadden zeer te lijden onder de nieuwe machthebbers. Marini…eva schrijft dat de geestelijken de status van `overbodige' kregen, wat in de Sovjetunie inhield dat men het stemrecht verloor, geen voedselbonnen kreeg en dat de kinderen niet geen hoger onderwijs mochten volgen. Gezinnen van geestelijken moesten volgens Marini…eva regelmatig bedelen om zichzelf in leven te houden. Toen de arrestaties begonnen verdwenen vele geestelijken bovendien zodat de moeders er alleen voor stonden (Marini…eva:69). De arrestatie van bisschop Vikentij werd aangekondigd door een belastend krantenartikel dat hem ervan 95
Nikita Struve geeft in zijn boek een naar eigen woorden `onvolledige en provisatorische lijst van Russisch-Orthodoxe bisschoppen (hiertoe rekent hij niet de Oudgelovige bisschoppen, MvD), die als bloedgetuigen voor hun geloof stierven'. De lijst bevat de namen van 130 hoge geestelijken die in de jaren twintig en dertig aan hun einde kwamen.
95
beschuldigde zijn vrouw te hebben laten overlijden aan tuberculose. In 1937 werd hij gearresteerd en in 1938 overleed hij in gevangenschap in de Butyrskaja gevangenis. De Belokrinickaja Ierarchija heeft toen enkele jaren geen hoofd gehad. In 1938 waren alle Oudgelovige bisschoppen overleden op drie na. Eén van hen, bisschop Savva van Kaluga, was oud en ziek en de andere twee zaten in de gevangenis. In 1940 werd er één, bisschop Irinarch van Samara, vrijgelaten. Hij werd naar Kaluga gebracht en daar in 1941 door bisschop Savva tot hoofd van de hiërarchie gewijd (Marini…eva:71).96 Op deze wijze hebben de sovjetmachthebbers de bovenlaag van de Oudgelovigengemeenschappen geëlimineerd. Met het jagen op de kulakken en kapitalisten hoefden zij hun atheï stische doelstellingen niet noodzakerlijkerwijs expliciet te maken en bij de bestrijding van de geestelijken kon met enig kunst- en vliegwerk ook een rechtvaardiging gevonden worden. De strijd tegen de `uitbuiters van het volk' rechtvaardigde alles. Velen werden vermoord of belandden in kampen. W.E.D. Allen doet in zijn geschiedschrijving van de Oekraï ne getuigenis van de verdwijning van een bloeiende Oudgelovigennederzetting nabij Tiraspol. "All the men (...) were transported, and the women and children simply scattered over the steppe," zo schrijft hij (Allen:328). Volgens Kolarz zijn veel Oudgelovige-popovcy in die tijd gevlucht naar Moldavië en de Bukovina. Ook in Rusland heeft de collectivisatie talloze Oudgelovigen gedwongen de centrale gebieden te ontvluchten. Sommigen zochten hun toevlucht in het Verre Oosten, waar zij zich vestigden in het gebied rondom Vladivostok. In de jaren dertig nam de terreur weer hevig toe. In 1932 werd zelfs het `atheï stische vijfjarenplan' gepresenteerd, dat beoogde in 1937 alle godsdiensten geëlimineerd te hebben. Vele gelovigen werden veroordeeld op de beschuldiging van contrarevolutionaire agitatie (Kolarz:137). Tijdens de gehele sovjetperiode zou deze overtreding, volgens het wetboek van strafrecht, artikel 158, worden aangewend om gelovigen en andere `vijandelijke elementen' te bestrijden. Veel Oudgelovigen uit het gebied rond Vladivostok verkozen te emigreren naar Japan. Daartoe hoefden zij geen grote afstand af te leggen, daar Japan sinds 1932 de scepter zwaaide in Mantsjoerije. Na de Russisch-Japanse oorlog in 1904-1905 hadden de Japanners namelijk het schiereiland Liaodong veroverd en de spoorlijn Harbin-Port Arthur. Sindsdien nam hun invloed in die regio hand over hand toe, wat resulteerde in het marionettenstaatje Mantsjoerije. In Mantsjoerije was in de jaren dertig de Oudgelovige nederzetting Romanovka ontstaan. Daar ontstond een bloeiend gemeenschapsleven tot vlak voor het einde van de oorlog. In augustus 1945, twee dagen voor de bom op Hiroshima, verklaarde de Sovjetunie de oorlog aan Japan en veroverde Mantsjoerije. De Oudgelovigen in Romanovka werden er door de Sovjetautoriteiten van beschuldigd te hebben gecollaboreerd met de Japanners. Bijna alle mannen werden gearresteerd en naar Sovjetkampen gebracht. De rest van de gezinnen verspreidde zich over Mantsjoerije of vluchtte via Hongkong. Een deel kwam terecht in Australië, de rest belandde in Brazilië. Daar de levensomstandigheden in Zuid-Amerika voor de Oudgelovigen zeer moeilijk waren, zijn de Oudgelovigen verder naar het 96
Zie voor een overzicht van de hoofden van de Belokrinickaja Ierarchija bijlage 4.
96
noorden getrokken en vestigden zich in Oregon. Niet alle Oudgelovigen echter konden zich 97 aanpassen aan de nieuwe omgeving en daarom zijn enkele verhuisd naar het dunbevolkte Alaska. Dat het aantal gelovigen afnam hoeft dus geen verbazing te wekken. Milovidov geeft er nog zijn eigen interpretatie aan. Hij stelt dat de afname veroorzaakt werd door de afvalligheid die het gevolg was van het succes van de voltooiing van de collectivisatie en de ontplooiing van de industrie. De jongeren verloren de betrokkenheid bij en de interesse voor de religie. Zij gingen zich bezighouden met werk voor de maatschappij, werden lid van de Komsomol, vermaakten zich buiten de gemeenschappen en de jongens schoren zich. Vele gemeenschappen zagen zich door het toenemende atheï sme gedwongen zichzelf op te heffen, volgens de communistische auteur (Milovidov:88). Hoewel veel Oudgelovige bronnen het wel niet zo snel zouden willen toegeven, lijkt deze interpretatie van Milovidov niet ondenkbaar. Marini…eva geeft in haar artikel over het leven op Rogoñskoe kladbiš…e in de jaren twintig en dertig toe dat het atheï sme zeker zijn weerslag niet miste en dat er inderdaad mensen geweest zijn die hun geloof verlieten. "Boñij chram pustel," zo schrijft zij, maar vertelt tegelijkertijd dat ook angst een grote factor voor het mijden van de kerk was (Marini…eva:69). De regering had in eind jaren twintig een nieuwe methode om kerken legitiem te kunnen sluiten. Zij stelde dat het atheï sme een grote aanhang had gekregen en dat kerken dus misschien wel niet meer nodig zouden zijn. Zij zou alle kerken sluiten, behalve die, waar nog een parochie van tenminste twintig mensen zou zijn. Hiermee werden de gelovigen voor het blok gesteld; je actief melden als gelovige bracht veel risico met zich mee. Velen durfden de stap niet te nemen, wat betekende dat alle kerkgebouwen van de Oudgelovigen gesloten werden, 98 op vier na ; voor die kerken konden wel twintig mensen gevonden worden. Pas tegen het uitbreken van de Grote Vaderlandse Oorlog, zoals de Tweede Wereldoorlog in de Sovjetunie genoemd werd, trad er enige verbetering op in het lot van de kerken. Stalin kon immers alle steun die hij kon krijgen goed gebruiken en bovendien kon via de kerk worden ingespeeld op nationalistische gevoelens. Rusland was immers de hoeder der Orthodoxie en verdiende het beschermd te worden. Het geloof was velen tevens tot grote steun. In de oorlog konden enkele kerken en kloosters heropend worden, mocht er een nieuwe patriarch gekozen 99 worden en werden vele geestelijken vrijgelaten. Voor de popovcy op Rogoñskoe kladbiš…e had de oorlog tot gevolg dat ze vanaf 1945 een eigen drukkerij hadden en elk jaar een kalender konden 100 uitgeven. Daarmee was de Belokrinickaja Ierarchija-popovš…ina de enige juridische persoon in 97
Onderzoek naar de Amerikaanse Russische Oudgelovigen is gedaan door Richard A. Morris. Volgens hem wonen in de gemeenschap in Oregon meer dan zesduizend mensen. In Alaska wonen er ongeveer duizend en in Canada nog eens vijfhonderd (Morris:27-28). 98 Zie bijlage 2. 99 Na de dood van patriarch Tichon in 1925 stond de staat niet toe dat er een nieuwe patriarch gekozen werd. De leiding was in handen van een zogenoemde locum tenens, maar die is nooit als kerkelijk hoofd erkend. Tichons opvolger, metropoliet Petr, werd al snel gearresteerd. Hij werd vervangen door metropoliet Sergij, wiens meegaande beleid niet door iedereen positief gewaardeerd werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Sergij tot patriarch gekozen. Hij stierf echter al snel en werd opgevolgd door Aleksij I, die tot 1970 het hoofd der kerk zou blijven (De Jong:14-15). 100 De kalender is elk jaar verschenen, behalve in de jaren 1951-1955.
97
de Sovjetunie die een eigen drukkerij bezat. Volgens Struve was de reden daarvoor dat de Oudgelovigen pertinent weigerden hun boeken en andere publikaties toe te vertrouwen aan nietOudgelovige zetters en drukkers (Struve:237). Een ander teken voor de veranderde houding van de sovjetautoriteiten zagen de popovcy in het gelukstelegram dat bisschop Irinarch ontving voor zijn verjaardag in 1946. Dit was het eerste blijk van respect in de hele sovjetperiode tot dan toe. Na de Tweede Wereldoorlog had het grondgebied van de Sovjetunie zich danig uitgebreid. Niet onbelangrijk was de annexatie van de Baltische staten. In Estland, Letland en Litouwen leefden grote groepen Oudgelovigen-bespopovcy. In vroeger eeuwen hadden zij zich aan de rand van het Russische imperium of net over de grens met Polen gevestigd. Deze gebieden vielen nu onder de machthebbers in het Kremlin. De Letse Oudgelovigen werden gunstiger behandeld dan hun geloofsgenoten in de andere Baltische gebieden. Dit was te danken aan hun pro-sovjethouding tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor 1941 was 5% van de Letse bevolking Oudgelovig, wat neerkomt op 107.000 Oudgelovigen (Kolarz:141). Ze hadden hun eigen politieke partij met een vertegenwoordiger in het Letse parlement (Kolarz:141). De grootste concentratie bevond zich in Riga. Daar werden in 1935 10.656 bespopovcy geteld (Hauptmann:129). Ook nu nog is de Grebenš…ikov-gemeenschap, zoals de Oudgelovige gemeenschap in Riga heet, één van de grootste en belangrijkste Oudgelovige Pomorcy-gemeenschappen. Naast de gemeenschap in Riga zijn er in Letland nog 63 Oudgelovige gemeenschappen. Op de conferentie in Zagorsk in 1952 (zie onder) werd gemeld dat er in Letland nog 100 parochies zijn. In Litouwen leefden in 1929 40.000 georganiseerde Oudgelovigen in 45 gemeenschappen onder de benaming `Oosters-Orthodoxe Kerk van het oude ritueel'. Na de oorlog kwamen allen, op vijfduizend mensen na, op het grondgebied van de Sovjetunie te wonen. In 1952 waren er nog zo'n 25.000 Oudgelovigen over (Struve:240). In Vilnius bevond zich in 1952 de grootste Avvakum-ikoon. De situatie van de Oudgelovigen verschilde niet veel van de situatie waarin de andere gelovigen verkeerden. Wel waren de omstandigheden voor de Nieuwgelovigenkerk wellicht moeilijker te verwerken, daar zij altijd aanzien had gehad en door de staat gekoesterd werd. De Oudgelovigen waren een minderwaardige behandeling gewend en hadden alleen tijdens de Zilveren Eeuw enige vrijheid genoten. Zij bleven de dingen doen zoals zij dat al eeuwen hadden gedaan. Dit betekende dat de opleiding van geestelijken gebeurde in huiselijke kring. De kinderen kregen van hun ouders een Oudgelovigenvorming mee en ook in de kerk vond een deel van de opvoeding plaats. Van de andere priesters leerde een aspirant-priester de kerkelijke voorschriften, het krjukovoe penie en het lezen, maar er werd ook zelfonderricht verwacht. Hoewel een paar kerken de gehele sovjetperiode zijn blijven functioneren, werden de meeste liturgievieringen bij mensen thuis gehouden. De heer K.Ju. Ivanov, deelnemer aan de conferentie in Moskou, vertelde mij dat hij een dubbelleven leidde. De avond voor een kerkelijke feestdag ging hij naar de dienst en op de dag zelf werkte hij gewoon. "Maar", zo vertelde hij, "niemand kon dan zien dat de feestelijke gezangen nog in mijn oren weerklonken". De sovjetautoriteiten hebben geprobeerd om de mogelijkheid van een dergelijk dubbel leven te ondermijnen, maar gezien de relatieve kleinschaligheid van de Oudgelovige gemeenschappen lukte het maar zelden dat een spion in een gemeenschap kon
98
infiltreren. Volgens Pankratov waren er huisdiensten op die plaatsen, waar niet-geregistreerde obš…iny waren. "Op veel plaatsen sloot de macht de kerken, maar kon niet alle mensen verplaatsen. En toen kwamen de mensen bijeen in huizen. Er waren ook priesters die in het geheim rondgingen van dorp tot dorp, van stad tot stad en die in het geheim de bijzondere kerkdiensten verrichtten, die doopten, huwelijken sloten, uitvaarten celebreerden. Zij werden vervolgd en soms gepakt, maar desondanks bleven zij reizen, de zogenaamde niet-geregistreerde priesters" (Interview:14d) Toch was voorzichtigheid geboden. Pankratov vertelde dat men niet meer liep in de traditionele kleding, behalve op het platteland. "Zelfs priesters waren gedwongen om buiten het terrein van de kerk burgerkleding te dragen. Desalniettemin hebben onze gelovige mensen bijvoorbeeld nooit hun baarden hebben afgeschoren. Dat Christelijke hebben ze altijd in zich bewaard (...). Hoewel velen genoodzaakt waren voor de buitenwereld hun Oudgelovigenschap te verbergen, bleven zij inwendig een Christen en gingen desalniettemin naar de kerk" (Interview:14c). Het is interessant te kijken hoe de ontwikkelingen terug te vinden zijn in statistische gegevens. Nikita Struve telde in 1926, aan de vooravond van vervolgingen, 21 bisschoppen van de Belokrinickaja Ierarchija. In 1965, het jaar van publikatie van Struve's boek, zijn er nog slechts vijf door de staat erkende bisdommen: in het zuiden en zuidoosten (Donec-Don-Kaukasus), in het zuidwesten (Kišinev-Odessa-„ernovcy), in Witrusland (Klincy-Novozybkov), in Gor'kij en in Moskou (Struve:236). De Oudgelovigen zijn georganiseerd in ongeveer 300 parochies die samen rond de miljoen leden hebben, zo meent Struve. Het Frans-Belgische theologische tijdschrift Irénikon geeft in 1947 hetzelfde aantal parochies, maar schrijft dat de aanhang van de Belokrinickaja Ierarchija uit drie miljoen gelovigen bestaat (Irénikon:214). Het blad meldt verder dat er 5 Oudgelovige bisschoppen zijn en 200 priesters. Pankratov geeft zijn visie op de getallen: "In de jaren twintig hadden wij zo'n 2000 tot 3000 priesters in Rusland, 15 tot 17 bisschoppen. In 1985 waren die aantallen teruggelopen tot ongeveer 50 priesters en twee bisschoppen. Dat geeft de mate aan van de verliezen tijdens het Sovjetbewind, tijdens de communistische regering. De schade was zeer groot" (Interview:12a). Een oudere geloofsgenoot van hem, K.A. Abrikosov, sprak in de jaren zestig met Michael Bourdeaux. Abrikosov vertelde dat de popovcy van de Belokrinickaja Ierarchija zo'n miljoen volgelingen tellen, waarvan zich 50.000 in de Moskouse regio bevinden. In de gehele Sovjetunie zouden nog driehonderd Oudgelovigenkerken staan, waarvan de Pokrovskij chram de enige in
99
Moskou is. In die kerk dienen vier priesters; in totaal heeft de Ierarchija nog 420 priesters (Bourdeaux:175). Toen Bourdeaux voorzichtig informeerde naar de vervolgingen en de repressie antwoordde Abrikosov dat dat zaken van het verleden waren en dat alles berustte op een misverstand. Wellicht droeg deze zinsnede bij aan de vorming van het idee bij Bourdeaux dat "the Old Believers' lot is certainly easier now than it was under the Tsars" (Bourdeaux:176). Over de beglopopovcy is minder bekend. In 1955 hebben zij hun centrum verplaatst van Moskou naar Kujbyšev en sinds 1963 zetelt de aartsbisschop in Novozybkov. Volgens Kolarz bevond zich, behalve in het gebied rond Kujbyšev in de Midden en Lage Volga-streek, een grote concentratie in de autonome Burjat-mongolen republiek. Eind twintiger jaren zouden daar 40.000 voormalige beglopopovcy wonen (Kolarz:140). Rond 1960 hadden zij ongeveer dertig parochies in de Sovjetunie (Bourdeaux:178). Toch hadden de parochianen uit Moskou die Bourdeaux sprak weinig vertrouwen in de toekomst van hun soglasie. Ze mochten geen bekeringswerk doen en de eigen jeugd vervreemdde van het geloof. En niet alleen de jeugd. Struve haalt één van de drie bisschoppen aan die in 1948 besloten de beglopopovcy te verlaten en zich te bekeren tot de officile Orthodoxie: "Daar jullie bisschoppen niet de genade van de Heilige Geest bezitten, zijn zij domme lummels en behoren niet tot de ware kerk van Christus, de heilige, katholieke en apostolische. Als gevolg daarvan zijn ook de parochies van deze bisschoppen sekten, in de letterlijke betekenis van het woord, sekten zonder bisschoppen en priesters die het charisma bezitten en zijn zij net zo goed domme lummels" (Struve:238). Ook over de bespopovcy is weinig bekend. Kolarz schrijft dat er in 1939 geen enkele vorm van organisatie was en dat er alleen in Moskou gesproken kon worden van een hechte gemeenschap van Fedoseevcy (Kolarz:140). In en rond Moskou zouden 90.000 tot 120.000 bespopovcy wonen. Wel zouden er contacten onderhouden worden met andere bespopovcy, bijvoorbeeld in Leningrad. Struve en Hauptmann weten iets meer over de bespopovcy, voornamelijk aan de hand van gegevens over een interconfessionele conferentie die in 1952 gehouden is te Zagorsk. Op die conferentie waren, naast afgevaardigden van de Belokrinickaja Ierarchija en de voormalige beglopopovcy, drie groepen bespopovcy vertegenwoordigd: de Fedoseevcy, de Grebenš…iki en de Litouwse tak. Volgens Hauptmann horen de eerste twee groepen eigenlijk bij elkaar en zijn zij enkel wegens een verschil van mening over het huwelijk gescheiden (Hauptmann:128). Struve vult dit aan; hij schrijft dat de Grebenš…iki uit Riga een soort kerkelijk schijnhuwelijk toestaan en dat de Fedoseevcy zich hierin niet kunnen vinden. De drie groepen zeiden op de conferentie gezamelijk een jaarlijkse kalender uit te geven, die in Riga verschijnt. Struve voert ook nog een aantal kleinere tolki ten tonele die een vrij geï soleerd bestaan hebben geleden. Hij noemt onder meer de Nekrasovcy, een groep Oudgelovige kozakken die tijdens het regime van Peter de Grote Rusland verlieten en zich vestigden in Turkije. In 1962 zijn duizend van hen teruggekeerd naar de Sovjetunie. Van de Filipovcy was in 1965 weinig meer
100
bekend dan dat er zich nog één gemeenschap bevond op het Preobrazenskoe kladbiš…e. Verder is in 1939 nog het bestaan geregistreerd van de zogenoemde Dyrniki. Zij maakten een gat in het dak opdat ze rechtstreeks tot God konden bidden. Deze afsplitsing ontstond op plaatsen waar mensen woonden die geen ikonen meer hadden die vóór Nikon gemaakt waren. Dat de Oudgelovigen zich al die tijd hebben weten te handhaven, is voor een groot gedeelte te danken aan hun teruggetrokken bestaan. In het tijdschrift Sputnik ateista stond in de jaren zestig geschreven dat de Oudgelovigen in tegenstelling tot de andere religies en sekten in de Sovjetunie, nauwelijks probeerden propaganda te maken voor hun geloof. Zij stelden zich zeer passief op en hielden het geloof in eigen kring. Ook over politieke of maatschappelijke zaken spraken zij geen mening uit. De politieke leiders betrokken hen echter wel bij allerlei niet-religieuze aangelegenheden. De gedachte hierachter was dat ze wilden voorkomen dat de Oudgelovigen een symbool werden voor alles dat zich afzijdig houdt van het communisme (Kolarz:147). De leiders van de Oudgelovigen moesten allerlei overeenkomsten en steunbetuigingen ondertekenen die waren opgesteld door de sovjetautoriteiten. Zo werd de Belokrinickaja Ierarchija gedwongen om in 1950 een document te tekenen waarmee zij haar steun betuigde aan het `Stockholm-appeal', een conferentie over de wereldvrede. In 1955 onderschreef zij op die manier een protest tegen atoomen waterstofwapens. Volgens Kolarz moet dit niet te licht worden opgevat. Hij schrijft dat bijvoorbeeld de bewoording van het laatste document bijzonder agressief was. Toch werd de Oudgelovigen geen keus gelaten dan te ondertekenen (Kolarz:147). Na de Tweede Wereldoorlog streefde de officiële Orthodoxe kerk naar verbroedering tussen de Orthodoxen (al beschouwde zij de Oudgelovigen officieel niet als dusdanig). Om iets te kunnen uithalen tegen het vernietigende sovjetbeleid, zo meende zij, was het zinvoller de krachten te bundelen. Erg ingespannen voor een vriendschappelijker relatie met de Oudgelovigen heeft de officiële Orthodoxe kerk zich echter niet. Toen aartsbisschop Flavian van de Belokrinickaja Ierarchija in 1960 overleed, hebben de Nieuwgelovigen geen enkele blijk van medeleven betoond. Dit bewees de Oudgelovigen maar weer eens dat zij hun heil niet te verwachten hadden van de Nieuwgelovigen. Zij volhardden in hun geï soleerde bestaan. De Nieuwgelovigenkerk heeft ook geprobeerd het Edinoverie nieuw leven in te blazen. Dat kerkgenootschap werd door hen namelijk als semi-dissident beschouwd, terwijl de afvalligheid van de Oudgelovigen nog steeds buiten kijf stond (Kolarz:147). Deze pogingen hebben enig succes gehad: in 1949 zijn drie Oudgelovige priesters toegetreden tot het Edinoverie. Deze triomf wordt wat afgezwakt door de wetenschap dat het drie priesters van de beglopopovš…ina betrof. Sovjethistoricus Milovidov was bij het schrijven van zijn boek kennelijk niet helemaal op de hoogte van het gegeven dat het Edinoverie nog steeds bestond. In 1969 schreef hij nog dat het Edinoverie na de revolutie `catastrofaal' uit elkaar gevallen was. Waarschijnlijk was de wens de vader van de gedachte. Een gebeurtenis van groot gewicht was de opheffing van de vloek over het Oudgelovigendom door de officiële Orthodoxe kerk in 1971. De Oudgelovigen zijn hier echter een beetje cynisch over. Op het concilie dat de vloek ophief erkende men weliswaar dat de oude rituelen even `Orthodox' waren als de Nikoniaanse, maar een officiële verontschuldiging voor de
101
driehonderd jaar van vervolging hebben de Nieuwgelovigen nooit gemaakt. Bovendien werd geen beslissing genomen over de legitimiteit van de Belokrinickaja Ierarchija, de hiërarchie van de beglopopovcy en de nastavniki van de bespopovcy. Eigenlijk werd dus puur en alleen de ban op de rituelen opgeheven en niet zozeer de vloek over het Oudgelovigendom. Drie jaar later, in 1974, bekrachtigden ook de Nieuwgelovigen die in het buitenland verbleven de opheffing van de vloek. In 1988, het jaar waarin gevierd werd dat Rusland duizend jaar geleden gekerstend werd, werd het hoofd van de Belokrinickaja Ierarchija, aartsbisschop Alimpij, gewijd tot metropoliet. De naam van het kerkgenootschap werd gewijzigd in de Russische Orthodoxe Oudgelovige Kerk. Toch betekende dit niet dat de Oudgelovigen erkenning kregen. In datzelfde jaar verscheen er nog steeds propaganda gericht tegen de Oudgelovigen. Zo verscheen er in de Verenigde Staten een artikel in Pravoslavnaja ñizn' (Het Orthodoxe leven), het officiële orgaan van de Nieuwgelovigen in het buitenland. In het artikel stond geschreven: "ðivuš…ie meñdu nami neveñestvennye raskol'niki ne tem vredny dlja nas, …to ili vovse ne verujut vo Christa, ili verujut po svoim izmyšlenijam (...) a tem, …to oni ves'ma opasny dlja novoobrjad…eskoj cerkvi i vsja…eski starajutsja prinesti ej zlo. (...) Popadi k takim ljudjam naš pravoslavnyj i ne perejdi v ich veru, oni vsju krov' iz nego vyp'jut, na…nut izdevat'sja nad nim, …em tol'ko mogut obremenjat' ego i dovedut do ot…ajanija" (Kuz'mina:82). Ook in andere landen publiceerde de Nieuwgelovigenkerk eind jaren tachtig artikelen die tegen de Oudgelovigen gericht waren. Zo werd neerbuigend over Avvakum geschreven in de Vestnik RChD 101 (Bulletin RChD ), dat wordt uitgegeven in Parijs, en verscheen vrijwel tegelijkertijd een boek over patriarch Nikon, dat hem aan alle kanten prees (Kuz'mina:82). De anti-religieuze acties die ondernomen werden hebben maar nauwelijks effect gehad. De Oudgelovigen zelf weten immers wat wel en wat niet waar is en wat andere mensen van de beweringen van de acties denken heeft nauwelijks invloed op de belijders van het oude geloof. Bovendien was het beter zo min mogelijk met de zondige omgeving in aanraking te komen. Ook aan het eind van de communistische era blijkt de overtuiging dat de sovjetmachthebbers de belichaming zijn van de Antichrist niet aan kracht ingeboet te hebben. Dit bewijst een gesprek dat Gur'janova had met een Oudgelovige. In de krant had gestaan dat Gorba…ëv `edinodušno' gekozen was voor een bepaalde functie en de andere leden van het Centraal Comité `edinoglasno'. Dat er twee verschillende woorden gebruikt werden was volgens Gur'janova toeval of liever gezegd de stilistische woordkeus van de correspondent. De Oudgelovige echter vatte de woordkeus echter serieuzer op en was tot de conclusie gekomen dat men zijn ziel aan Gorba…ëv gegeven had en dus aan de Antichrist (Gur'janova:70). Ook andere Oudgelovigen waren van mening dat ze in het Rijk van de Antichrist leefden en dat de Dag des Oordeels naderde. Zij zagen `bewijzen' hiervoor in een aantal omstandigheden in het 101
De afkorting RChD staat voor Rossijskoe Christianskoe Dviñenie (Russische Christelijke Beweging).
102
dagelijks leven. Oudgelovigen uit Perm' konden een aantal van die tekenen opnoemen: er is geen liefde meer tussen de mensen, er waren geen levensmiddelen meer te krijgen, de vissen in de rivier waren dood, de bossen verdwijnen en men kreeg zomaar geld (bijvoorbeeld pensioen). De priester zocht in de oude liturgische boeken naar een mogelijke oplossing voor de apocalyptische situatie. Hij vond de zinsnede: `kogda sidiš', net grecha'. Volgens Smorgunova leidde dit ertoe dat enkele 102 mensen jarenlang niet van hun stoel zijn gekomen. Ook hedendaagse voorzieningen als het televisietoestel worden nog bestreden. De televisie is schadelijk en tast de ziel aan, menen de strenge Oudgelovigen. Zij redeneren als volgt: iemand is te zien, maar je kunt niet met hem praten; hij is dus een soort geest. Hoe belangrijk dit onderwerp gevonden wordt, blijkt uit de ruimte die ervoor vrijgemaakt wordt in de kalender van de Belokrinickaja Ierarchija van 1995. In de kalender staat een zevenpagina lang artikel onder de titel `O vrede televidenija' (over de schadelijkheid van de televisie). Het is het enige niet direct liturgische artikel in de kalender. Het laatste stukje bevat de boodschap van de opsteller aan de lezer: "Uveš…evaem edinovernych bratij sdelat' dlja sebja sledujuš…ij vyvod: "Televizor - vrag, s kotorym nel'zja dogovorit'sja, ibo ego agressija ne imeet mery i predela. Televidenie pobednym maršem idët po vsej planete, issušaja poslednie duchovnye isto…niki i rodniki..." No kañdyj iz nas moñet organi…it' •to razrušitel'noe šestvie i rasprostranenie duchovnogo zla. Kakim obrazom? Vybrosit' televizor iz svoego ñiliš…a, o…istiv ego (svoe ñiliš…e) ot skverny, i ne priobš …at'sja •tomu grechu ni pod kakim vidom i predlogom za predelami domašnego o…aga, kotoryj dlja istinnych christijan dolñen byt' "domašnej cerkov'ju" (Rim. 16:4 Kol 4:15 Fil 1:2). Amin'" (Pravoslavno-staroobrjad…eskij cerkovnyj kalendar' 1995:111). De Oudgelovigen hebben zich tijdens de sovjetperiode weten te handhaven door zich volledig uit het openbare leven terug te trekken en te proberen hun eigen morele normen te behouden. Ze leefden volgens Pankratov "niet zichtbaar, niet hoorbaar, niet waarneembaar". Op die manier wisten zij veelal aan de aandacht van de autoriteiten te ontsnappen. "De meerderheid van onze mensen, van oudere leeftijd, zijn zelfs geen lid geweest van de Partij, niet van de Pioniers, niet van de Komsomol, niet van de Oktjabrjata. De Oudgelovigen bestonden niet als politieke kracht," aldus Pankratov (Interview:12a). Pas na de val van Gorba…ëv konden deze waarden echter weer vrijelijk gedemonstreerd worden aan de buitenwereld. De staatsgegevens over geregistreerde Oudgelovigengemeenschappen, die drie jaar geleden gepubliceerd zijn, laten een daling zien in deze eeuw van het aantal kerken en gebedshuizen van de Oudgelovigen. In 1914 bezaten ze er nog 2864, in 1968 nog slechts 524, in 1983 432, in 1985 337, maar na de val van het communisme nam het aantal weer toe en werden in 1991 379 kerken en gebedshuizen geregistreerd (PCVSRF:39). Na ruim zeventig jaar communisme kan de balans opgemaakt worden, ook bij de Oudgelovigen 102
E.N. Smorgunova vertelde dit in haar voordracht op de conferentie.
103
zelf.
IV.3 Recuperatie Sinds het communisme als staatssysteem uit Rusland verdwenen is, wordt niet langer meer atheï sme nagestreefd. Op 25 oktober 1990 werd de wet op de vrijheid van godsdienst uitgevaardigd. Deze wet garandeerde onder meer de gelijkstelling van alle religies. Wat dat betreft lijkt de wet op de ukaze over de godsdiensttolerantie uit 1905. Evenals toen brak ook nu een periode van relatieve vrijheid en van nieuwe mogelijkheden aan voor de Oudgelovigen. En evenals in de Zilveren Eeuw bracht deze situatie ook een aantal problemen met zich mee. Op de conferentie in Moskou kwamen de huidige problemen aan de orde en het viel mij op dat veel van de huidige vraagstukken waar de Oudgelovigen zich voor geplaatst zien, dezelfde problemen zijn als in de vrije periode voor het communisme. In deze paragraaf wil ik die problemen aan de orde stellen. Hiertoe zal ik herhaaldelijk verwijzen naar hetgeen ik tijdens de conferentie gehoord heb. Ook zal ik wederom verwijzen naar het interview met Aleksandr Pankratov. Hij heeft mij onder meer inlichtingen verstrekt over de relatie tussen de Oudgelovige kerk en de officiële Orthodoxe kerk. Daarnaast wil ik de relatie tussen de Nieuwgelovigen en de Oudgelovigen schetsen zoals die heden ten dage bestaat. Daar officiële gegevens over het staatsbeleid ten opzichte van het Oudgelovigendom moeilijk te bemachten zijn en waarschijnlijk slechts een theoretisch beeld geven, wil ik de opstelling van de staat bespreken door enkele verschillen in behandeling van de Nieuwgelovigen en van de Oudgelovigen te noteren. Bij een bespreking van de betrekkingen tussen de beide Orthodoxe kerken zal op die manier het staatsbeleid betrokken worden. Zowel in de tijdsspanne 1905-1917 als na 1990 kregen de Oudgelovigen een positie die gelijkwaardig was aan de andere inwoners van Rusland. In beide gevallen moesten de Oudgelovigen hun houding bepalen ten opzichte van de maatschappij waar zij ineens deel van uitmaakten. Echter, zoals Pozdeeva opmerkt, het Russische Oudgelovigendom in de jaren negentig is een vage schaduw van het Oudgelovigendom aan het begin van deze eeuw (Pozdeeva 1994:97). Dit is vooral te wijten aan het gegeven dat de communisten de complete bovenlaag van de Oudgelovigen geëlimineerd hadden. De leidende figuren die met hun geld veel konden bewerkstelligen voor de Oudgelovigen zijn verdwenen. Ook aan geestelijk leiders was een tekort. Op de conferentie werden de huidige problemen duidelijk. Grote zorgen maakten de aanwezige Oudgelovigen zich over de huidige samenleving. Televisie, popmuziek en drugs verpesten de jeugd. Het was de taak van de Oudgelovigen om met pedagogen te komen tot een wijziging in het onderwijsaanbod. Er zou meer aandacht besteed moeten worden aan de Russische cultuur en geschiedenis. Bovendien zouden er één tot drie facultatieve vakken over God en religie moeten komen. Ook de instelling van de ouders moet veranderen. In het sovjettijdperk was de ouders geleerd dat ze niet over hun geloof mochten praten,
104
maar nu moeten de ouders juist met hun kinderen praten en hen opvoeden in de Chistelijke waarden. De oude gebruiken moesten koste wat kost gehandhaafd blijven. Zij hadden immers al generaties van Oudgelovigen de redding gebracht. Om de liturgische inhoud te begrijpen en onveranderd door te kunnen geven, was goed onderwijs zeer belangrijk. Door de onmogelijkheid om tijdens het sovjetbewind goede contacten te kunnen onderhouden met geloofsgenoten, is ook de kennis over de stand van zaken van de eigen religie zeer miniem. Uit antwoorden die ik kreeg op vragen die ik onder de deelnemers aan de conferentie verspreid heb, blijkt namelijk hoe weinig inzicht men heeft in de huidige statistische gegevens. Van de ruim vijfentwintig vragenlijsten die ik heb uitgedeeld heb ik er overigens maar zeven teruggekregen. Eén daarvan was afkomstig van de heer Kutuzov, die ik apart houd van de rest en hieronder zal bespreken. Vergaande conclusies mag men uit de gegevens dus niet trekken. Toch vond ik de antwoorden die ik kreeg op de vraag hoeveel Oudgelovigen men dacht dat er momenteel in Rusland wonen, opvallend. De antwoorden waren: dat weet niemand, enkele honderdduizenden, anderhalf miljoen, vier miljoen, zes miljoen, vijf tot tien miljoen. Het antwoord op de vraag hoeveel Oudgelovigen zich in het buitenland bevonden, moesten drie geënquêteerden schuldig blijven. Van de andere drie luidde het antwoord twee keer één miljoen en één keer vijfhonderdduizend. Het blijkt dat tijdens de sovjetperiode de Oudgelovigen nauwelijks contact hadden met elkaar zodat zij nu niet op de hoogte zijn van de huidige stand van zaken. Dat er op dit vlak van onderzoek en ook onderwijs grote nadruk moet worden gelegd, was één van de conclusies die uit de conferentie voortvloeide. De heer Kutuzov, een Nieuwgelovig Orthodox maar zeer bekend met het Oudgelovigendom, werkt mee aan een lesboek voor toekomstige Orthodoxe priesters over het kerkelijk schisma. In het boek, dat zal gaan heten Cerkovnye reformy XVII-ogo veka en volgend jaar zal verschijnen in St. Petersburg, worden actuele cijfers vermeld. Kutuzov wil vooropstellen dat exacte gegevens over het aantal Oudgelovigen dat zich in Rusland bevindt er vooralsnog niet zijn, maar dat geschat wordt dat er momenteel zo'n zeven miljoen Oudgelovigen in Rusland leven. Van die zeven miljoen zijn 4,5 miljoen popovcy van de Belokrinickaja Ierarchija, valt een half miljoen onder het Novozybskij bisdom (de voormalige beglopopovcy), is ongeveer één miljoen Pomorcy en valt nog één miljoen onder de Fedoseevcy of andere Oudgelovige soglasija of tolki. Ook gegevens over hoeveel Oudgelovigen zich in het buitenland bevinden zijn nog niet voorradig. Wel is er geringe informatie over het aantal gemeenschappen bekend. Van de Belokrinickaja Ierarchija zijn in 103 Roemenië tachtig gemeenschappen. In de Verenigde Staten zijn er drie, in Australië vier en in 103
De Roemeense Oudgelovigen, de Lipovanen, hebben zich in twee fases in Roemenië gevestigd. De eerste groep vluchtte vanuit Vetka naar de Bukovina tijdens het regime van Peter de Grote. De tweede groep vestigde zich in de Dobroedzja in de tweede helft van de achttiende eeuw. Zij bestond uit kozakken die aanvankelijk gevlucht waren naar Turkije, maar die door de Turkse regering overgebracht werden naar de Dobroedzja en de Donaudelta. De Roemeense Oudgelovigen waren tot het communisme een gerespecteerde bevolkingsgroep. Tijdens het communisme hebben ze net zo geleden als de andere religies. Na het communisme heeft de nieuwe wetgeving de Lipovanen, evenals de overige godsdiensten, de mogelijkheid gegeven om zich een plaats in de maatschappij te verwerven. Ook bij deze Oudgelovigen zijn zekere spanningen ontstaan tussen de wereldse
105
Alaska en Canada beide één. De Novozybskie hebben gemeenschappen in onder andere de Verenigde Staten en Bulgarije. De Pomorcy hebben in de Verenigde Staten vier gemeenschappen en verder ook nog in Polen. Gegevens van de staat zijn ook beschikbaar. In 1993 werd de volgende informatie beschikbaar. De popovcy hadden 152 gemeenschappen en drie kloosters. De Russische OudOrthodoxen Kerk had 137 gemeenschappen, vijf bisschoppen en één geestelijke academie. De bespopovcy hebben 230 gemeenschappen. Het Comité voor de gewetensvrijheid, dat de publicatie heeft samengesteld, onderscheidt binnen de bespopovš…ina zes tolki: de Pomorcy, de Fedoseevcy, 104 de Filipovcy, de Beguny, de Spasovcy en de „asovenniki . De bron vermeldt dat de Oudgelovigen zelf menen dat er in totaal nog zo'n twee miljoen Oudgelovigen zijn (PCVSRF:44). Als dit zo is, dan hebben de Oudgelovigen hun schattingen nu, drie jaar later, bij kunnen stellen tot ongeveer zeven miljoen. En dit aantal kan alleen nog maar groeien. In 1993 stond het Oudgelovigendom wat betreft het aantal geregistreerde gemeenschappen op de zesde plaats van alle religieuze groeperingen in Rusland (PCVSRF:156). Voordat ik in ga op enkele aspecten van het eigentijdse Oudgelovigendom wil ik eerst een korte karakterisering geven van de wetenschappelijke conferentie die in april van dit jaar bezocht heb in Moskou. Onder de sprekers bevonden zich zowel Oudgelovigen als wetenschappers. Dit leidde tot een vreemde mengeling die, in mijn ogen, een tweedeling tot gevolg had. De wetenschappelijke voordrachten sloten niet aan bij de voordrachten van de Oudgelovigen, onder wie een aantal priesters. De inhoud van de `Oudgelovige voordrachten' concentreerde zich op bespiegelingen over heden en verleden en toekomst, terwijl de onderzoekers hun (objectieve) bevindingen presenteerden. Dat een en ander niet helemaal op elkaar aansloot, vond ik blijken uit de vragen die de wetenschappers te beantwoorden kregen. Er werd niet zo zeer ingegaan op de inhoud, maar meer op de verantwoording voor de gebruikte termen. Zo werd er in een van de voordrachten gesproken over de Oudgelovigen en de Orthodoxen. De wetenschapper werd verweten dat hij het deed voorkomen alsof de Oudgelovigen geen Orthodoxen waren. Hetzelfde gold voor de term raskol. Zoals ik al in de inleiding vertelde, wordt de term raskol door de Oudgelovigen als denigrerend ervaren. In oude historische bronnen wordt het woord echter voortdurend gebruikt en is de betiteling `Oudgelovigen' zeer uitzonderlijk. Toen een historicus zijn voordracht beëindigd had, was het enige commentaar dat hij kreeg het verwijt dat hij voortdurend de term raskol gebruikte en dat hij daardoor de aanwezigen zeer gekwetst had. Waardering voor de eigenlijke inhoud kreeg hij niet. Ook een studente, die vertelde over haar kant en de godsdienstige kant van de gemeenschappen. Zie voor meer informatie over de Lipovanen en hun huidige situatie de doctoraalscriptie van M.C. Langkamp. In haar scriptie onderscheidt zij 41 Oudgelovige dorpen; of dit volgens haar ook het aantal gemeenschappen is, wordt niet duidelijk. 104 De „asovennoe soglasie heb ik nog niet eerder genoemd. Deze soglasie is ontstaan in de eerste helft van de negentiende eeuw. In sommige parochies werden alle priesters opgepakt door de regeringstroepen van Nikolaj I. Uit noodzaak zijn zij verder gegaan zonder priesters. Evenals de bespopovcy leidden nastavniki de diensten. Het comité voor gewetensvrijheid brengt de „asovenniki onder bij de bespopovcy, maar Zen'kovskij deelt hen in bij de popovcy (Zen'kovskij:476).
106
onderzoek naar de plaats van het gebed in een bepaald Oudgelovig dorp, kreeg alleen maar te horen dat haar definitie van gebed niet deugde. Deze kritiek was nogal doorzichtig, aangezien het duidelijk was dat de resultaten van het onderzoek van de studente de Oudgelovigen absoluut niet bevielen. Zij concludeerde namelijk dat in de liturgische gebeden geleidelijk enkele heidense elementen geslopen waren. Terwijl de studente probeerde een objectieve beschouwing te geven van het dagelijks leven van een boerendorpje, wekten de Oudgelovigen de indruk alsof ze haar verantwoordelijk hielden voor de situatie daar ter plekke. Kort samengevat kan gesteld worden dat de Oudgelovigen al het onderzoek dat door nietOudgelovigen verricht is zeer weinig waarde toekennen. Ook van Pozdeeva werd gezegd dat zij weliswaar veel en nuttig onderzoek gedaan heeft, maar dat zij het Oudgelovigendom toch nooit helemaal zal begrijpen. Het enige onderzoek dat de Oudgelovigen wel zouden respecteren lijkt te zijn onderzoek dat is uitgevoerd door Oudgelovigen. Ikzelf heb deze minachting voor nietOudgelovig onderzoek aan den lijve ondervonden. Hoewel ik op de conferentie duidelijk heb gemaakt dat ik speciaal naar Moskou ben gekomen om op een directe manier kennis te maken met het Oudgelovigendom, was de respons die ik kreeg nihil. Wel werd ik benaderd door de academische deelnemers aan de conferentie. Met een dergelijke instelling maken de Oudgelovigen het zich mijns inziens moeilijker dan zou hoeven. Op de universiteiten van met name Moskou, Novosibirsk en St. Petersburg is al zeer veel onderzoek verricht naar het Oudgelovigendom en al veel kennis vergaard. Als de Oudgelovigen deze kennis zouden benutten zouden ze al een heel eind verder zijn dan nu het geval is. Een ander probleem dat op de conferentie naar voren kwam, was de kwestie of de verschillende soglasija al dan niet toenadering tot elkaar moesten zoeken. De meningen hierover waren duidelijk verdeeld. Helaas eindigde elke discussie met de dooddoener dat een wetenschappelijke conferentie niet geschikt was om dit probleem op te lossen en dat slechts een vergadering van de geestelijke leiders van de diverse Oudgelovigengroepen hierover een oordeel kon vellen. Wat wel duidelijk werd was de laatdunkende houding van de Oudgelovigen tegenover de Edinovercy. Hoewel enkele aanwezige popovcy meenden dat de Edinovercy deel uitmaakten van de Oudgelovigen, stelden anderen onomwonden dat het Edinoverie eigenlijk een overbodige godsdienst is en op den duur zal verdwijnen. Zij zien het Edinoverie als een compromis dat toendertijd, onder het strenge bewind van Nikolaj I, door enkele gelovigen gezien werd als de enige mogelijkheid tot het legitiem gebruiken van de oude liturgische boeken. Nu de vervolging verleden tijd is, is voor de Edinovercy de tijd gekomen zichzelf op te heffen en te kiezen tussen de Nieuwgelovigen- en de Oudgelovigenkerk. Tussen deze twee stellingnames in klinkt de mening van I.K. Rusasomskij, zelf via het bespopovš…ina terecht gekomen bij het Edinoverie. Hij stelt dat het Edinoverie zijn tijd eigenlijk ver vooruit was door een compromis te zoeken tussen het oude geloof en het zoeken van een plaats in de samenleving. Een hereniging zal er in zijn ogen nooit komen omdat dat voor de Edinovercy het verlies van de eigen identiteit zou betekenen. Priester Petrov van de Moskouse kerk der Edinovercy bepleit echter wel een hereniging. Hij vindt dat het Oudgelovigendom een religieuze
107
aangelegenheid is en geen administratieve kwestie; men heeft meer overeen dan men verschilt en dus zou er tot een bevredigende oplossing gekomen moeten worden. Vader Apollinarij van de voormalige beglopopovcy uit Novozybkov noemde op de conferentie het Edinoverie een mislukt experiment en zei medelijden te hebben met hen die het nog in leven willen houden. Pankratov kan ook niet veel achting aan de dag leggen voor de Edinovercy. Naar zijn mening eten ze van twee walletjes en vervult het Edinoverie een soort brugfunctie tussen het Nieuwe geloof en het Oude geloof. Nieuwgelovigen die eens voorzichtig kennis zouden willen maken met de oude liturgie komen vaak via het Edinoverie terecht bij het Oudgelovigendom (Interview:19a). Volgens Pankratov zijn er niet veel Edinovercy meer. In Moskou zijn twee priesters en die gaan volgens Aleksandr Pankratov duidelijk gebukt onder de instabiele positie van hun religie. Het comité voor gewetensvrijheid meldt dat er in 1993 drie gemeenschappen van de Edinovercy waren, namelijk in Moskou, Ivanov en Arzamas (PCVSRF:44). Zij geven gezamenlijk het tijdschrift Svetlojar uit. De houding van de Oudgelovigen tegenover de staat hangt voor een groot deel samen met de relatie tussen de Nieuwgelovigenkerk en de staat. Zoals gezegd zijn alle religies in Rusland juridisch gezien gelijkgesteld door de wet van 25 oktober 1990. Door deze wet is concurrentie ontstaan tussen de godsdiensten. Allerlei binnen- en buitenlandse godsdienstige groeperingen in Rusland zijn de laatste jaren opgekomen. De Russisch-Orthodoxe kerk heeft nog nooit zoveel concurrentie gehad. Om zichzelf te beschermen heeft patriarch Aleksij II van de officiële RussischOrthodoxe kerk zich beijverd voor een inperking van de wet. Zijn voorstel was om buitenlandse religies te weren zodat de Orthodoxie meer kans kreeg zich te herstellen. Aleksij's opzet is geslaagd en in 1993 werd de nieuwe wet uitgevaardigd. Hoewel de Orthodoxie nu een bevoorrechte positie geniet, resteert voor de officiële Orthodoxe kerk nog een oude concurrent: de Oudgelovigen. Volgens Pankratov proberen de Nieuwgelovigen op alle mogelijke manieren de status van staatskerk terug te krijgen. Hiertoe probeert zij de Oudgelovigen zoveel mogelijk te negeren of kleineren. De officiële kerk is zelf meermalen in een kwaad daglicht komen te staan sinds het communisme verdwenen is. Zo werd zij, toen de KGB-archieven geopend werden, beticht van het hebben van banden met de KGB (De Jong:46). Het is maar de vraag of de officiële Orthodoxe kerk aanspraak kan maken op de titel `kerk van het volk'. Uit regeringsgegevens uit 1993 blijkt dat in dat jaar slechts 22% van de inwoners van de voormalige Sovjetunie zichzelf beschouwde als aanhanger van deze kerk. Het percentage voor de Oudgelovigen bedroeg volgens dezelfde bron slechts 0.8% (PCVSRF:153). Vanzelfsprekend liggen de cijfers voor Rusland hoger. In 1991 beschouwde 29% van de Russen zich gelovig, een jaar later al 40%. Sindsdien is het percentage ongeveer gelijk gebleven (Kääriäinen:13). Gegevens over de Oudgelovigen geeft de Finse onderzoeker helaas niet. Hoewel de officiële Orthodoxe kerk weinig te vrezen lijkt te hebben gezien het grote getalsmatige verschil in aanhang, probeert zij, volgens Pankratov, op allerlei slinkse wijzen de Oudgelovigen zwart te maken. Zij stelt de Oudgelovigen bewust kleiner en onbeduidender voor dan ze in werkelijkheid zijn opdat de staat alleen de officiële Orthodoxe kerk zou zien. Dit doet zij door zich prominent aan de zijde van de machthebbers te plaatsen. Daar zij tijdens de crisis rond het
108
Moskouse Witte Huis haar steun aan Jel'cin had gegeven, durfde niemand zijn stem te verheffen tegen de officiële Orthodoxe kerk, aldus Pankratov. De invloed van de kerk gaat zelfs nog verder. In de loop der jaren worden allerlei kerkgebouwen teruggegeven aan kerkgenootschappen. Aangezien veel kerken verwoest zijn tijdens de oorlog of door de athestische acties, moet er een soort verdeelsleutel gevonden worden. Pankratov legt uit hoe de praktijk verloopt: "Laten we eens aannemen dat er aan de Nieuwgelovigenkerk tien kerken worden teruggegeven. Maar eigenlijk hebben zij slechts priesters en gelovigen voor vijf kerken. In dezelfde stad stond vroeger ook één Oudgelovigen-kerk, maar onder Stalin is die geheel vernietigd. Onze vertegenwoordigers wendden zich tot de machthebbers, met de verzoek één van de leegstaande kerken aan ons te geven, zodat wij ook op een normale wijze onze diensten kunnen houden. Wij kregen als antwoord: "Wij zijn niet tegen, maar hoe staat de heersende kerk daar tegenover?" En wanneer wij ons dan tot haar wenden, wijzen zij ons vaak af. De autoriteiten schrijven dan een rapport met de volgende inhoud: "Die kerk is juridisch gezien van ons. Mettertijd zullen wij haar weer herstellen. Verzoek haar aan niemand over te geven." Zo gaat dat dan. Een dergelijke situatie is er in Irkutsk, in Arzamas (Niñegorodskaja oblast') en zullen nog wel voorkomen op andere plaatsen" (Interview:4). Een ander voorbeeld dat Pankratov geeft van de laaghartige werkwijzen van de officiële kerk speelde zich af in Moskou: "In 1993 is op het Rode Plein een nieuwe kerk gebouwd op de plaats waar eerder een kerk vernietigd was. Helaas is met de volledige steun van de macht en de patriarch in de toren een klok gehesen van de Oudgelovigen. Toen voor de oorlog, onder Stalin onze kerken gesloten werden, zijn veel klokken terecht gekomen in theaters (...). En zo is een van onze klokken terecht gekomen in het theater in het Dvorec S''ezdov, in het Kremlintheater. En toen de Kazan'-kerk gebouwd werd, opende men de kelders voor de klokkenluiders van de patriarch en mocht men een willekeurige klok kiezen. En zij kozen natuurlijk die klok die het beste geluid had, (...). Voordat de klok naar boven gehesen werd, stond hij beneden en kon iedereen lezen dat hij gegoten was met de zegen van de Oudgelovige aartsbisschop Ivan voor de klokkentoren van Rogoñskoe kladbiš…e. En ondanks onze protesten, ondanks dat onze metropoliet bereid was in eigen persoon over deze kwestie met de patriarch te praten, werd de klok daar opgehangen. Dat betekent dat ze de klok in feite van ons gestolen hebben" (Interview:5a). Zoals uit bovenstaand voorval blijkt, heeft zich er nog geen goede verstandhouding ontwikkeld tussen de officiële Orthodoxe kerk en de Oudgelovige kerkgenootschappen. De regering probeerde de diverse godsdiensten in Rusland nader tot elkaar te brengen door de oprichting van de `Sovet Presidenta Rossii iz glav konfessij' (Raad van de President van Rusland van de hoofden van de
109
confessies). Dit orgaan had begin mei 1996 slechts één keer vergaderd en uit die vergadering was volgens Pankratov wederom gebleken dat de officiële Orthodoxe kerk voor zichzelf een leidersrol weggelegd ziet (idem). Hoe de Oudgelovigen behandeld worden door staat en Nieuwgelovigenkerk hangt ook af van de opstelling van de Oudgelovigen zelf. Op de conferentie sprak ook een adviseur van het Russische parlement, A.M. Teren'tev. Hij viel tegen de aanwezige Oudgelovigen uit vanwege hun passieve houding. Naar zijn mening maakten de Oudgelovigen veel te weinig gebruik van de nieuwe mogelijkheden. Over de herverdeling van de kerken suggereerde hij dat de Oudgelovigen een brief naar het parlement moesten schrijven waarin de Oudgelovigen de Kremlin-kerken opeisten. Die kerken stammen uit de tijd van voor Nikon en dus hebben de Oudgelovigen net zo veel recht op de kerken als de Nieuwgelovigen. Hij stelde zelfs een soort demonstratie voor op het Kremlin-terrein. Hij had niet de verwachting dat deze plannen op enthousiasme bij de Oudgelovigen zouden stuiten, maar daar was het hem ook niet om te doen, zo vertelde hij mij naderhand. Het ging erom dat de Oudgelovigen inzagen dat ze niet langer een in zichzelf gekeerde groep hoeven te zijn, maar dat ze assertiever voor hun rechten moeten opkomen. Een andere voorbeeld betrof de economie. De wetgeving staat religieuze organisaties toe bedrijfjes op te zetten op belastingvrije basis. De Oudgelovigen zijn een van de weinige groeperingen die van dat recht nauwelijks gebruik maken. Met zijn donderspeech op de conferentie hoopte hij de aanwezigen wakker te schudden en hen bewust te maken van de nieuwe samenleving. Zijn optreden mag in die zin geslaagd genoemd worden, dat de zaal vol verontwaardiging was. Om de gemoederen weer te sussen nam één van de `meest wereldlijke' Oudgelovigen, de heer D.V. Ivanov, het woord, bedankte de heer Teren'tev voor zijn suggesties en stelde dat de Oudgelovigen zich inderdaad beter zouden moeten laten inlichten over de nieuwe mogelijkheden. Er hoeft dus geen sprake van te zijn dat de Oudgelovigen een zielige minderheid zijn die geen enkele kans op ontwikkeling hebben. Ook Irina Pozdeeva maakte mij duidelijk dat de Oudgelovigen, vergeleken met andere religies, rijk zijn en alles kunnen doen wat ze willen. Dat ze nog niet zoveel bereikt hebben is te wijten aan hun eigen instelling. Het ontbreken van een overkoepelend orgaan waarin alle Oudgelovigen zitting hebben lijkt mij een groot gemis. Zelfs vroeger, voor 1917, bestonden er weliswaar interne geschilpunten, maar droegen de Oudgelovigen naar buiten toe één mening uit. In deze tijden van moderne communicatie moet het dan helemaal mogelijk zijn voor de diverse Oudgelovigencentra om contacten te onderhouden. Opnieuw zullen zij een compromis moeten vinden tussen hun oude tradities en de hen omringende wereld. Van groot belang voor het herstel van het Russische Oudgelovigendom is eendracht. Pas als de Oudgelovigen zich tezamen tot de machthebbers wenden hebben zij kans gehoord te worden. Pas dan zullen zij betere mogelijkheden krijgen om te werken aan hun eigen ontwikkeling, bijvoorbeeld door beter onderwijs. In de geschiedenis van de Oudgelovigen zijn kennis, opvoeding en ontwikkeling de zaken waar het behoud van het zuivere geloof van afhangt. Vader Apollinarij drukt het belang ervan voor de toekomst uit: "Ne chorošo duše bez znanija", zo meent hij en vervolgt:
110
"Je bouwt nu eenmaal geen schip zonder spijkers".
111
Conclusie De Russische Oudgelovigen zijn een groep Orthodoxe gelovigen die in haar geschiedenis maar zeer weinig respect gekregen heeft. Vanaf het moment van haar ontstaan heeft zij tegenwerking ondervonden van zowel de kerkelijke als de staatsrechtelijke macht. De meningen over wie de hoofdschuldige is voor het kerkelijk schisma lopen sterk uiteen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het schisma nog steeds een gevoelig onderwerp is, waardoor alle partijen strak vasthouden aan hun eigen gelijk. Het is ook maar de vraag of er een schuldige is. Dit doet echter niets af aan het feit dat zowel Oud- als Nieuwgelovigen het schisma als een tragische gebeurtenis ervaren. Gezien de geschiedenis van de Russische Orthodoxie hoeft het geen verbazing te wekken dat de Russische bevolking zo heftig reageerde op de liturgische wijzigingen die patriarch Nikon invoerde. Veel van de principes van de Oudgelovigen kunnen teruggevoerd worden op de Russische kerkgeschiedenis. Het eigen Russische karakter van de Orthodoxie werd door de Nikoniaanse hervormingen aangetast. Dit leverde de felle reacties op van een gedeelte van de Russische lagere geestelijken en het Russische volk. Wat opvalt bij de Oudgelovigen is het democratische karakter van de gemeenschappen. Het bestuur van een gemeenschap was in handen van een gekozen raad, die samengesteld was uit gekozen leden. Het democratische principe is altijd een kenmerk geweest van de Orthodoxe kerk. Ook het Russische kerksysteem was tot aan Nikon, of eigenlijk tot aan Filaret, gebaseerd op democratie. Toen Nikon zijn eigen macht ging vergroten, stuitte dit op ongenoegen van veel van de andere gelovigen. De ontstane situatie vertoonde parallellen met de ontwikkeling van `hiërarchische centralisatie' rondom de paus enkele eeuwen eerder. Dat proces had toen grote verontwaardiging opgeroepen bij de Oosters-Orthodoxe kerk, omdat het democratisch principe aangetast werd. In de elfde eeuw had dit, samen met de discussie over het Filioque, geleid tot een breuk in de Orthodoxe wereld. Zo belangrijk vonden de Oosterse Orthodoxen de handhaving van het democratische principe destijds. Toen hetzelfde in Rusland dreigde te gebeuren, lieten de hoge geestelijken het afweten en werd het protest van de Oudgelovigen niet erkend. Ik noemde al even de kwestie van het Filioque. De waarschijnlijk uit Spanje overgewaaide wijziging in de tekst van de geloofsbelijdenis was de tweede reden voor de definitieve scheiding van de Westerse en de Oosterse Orthodoxie. In de aangepaste geloofsbelijdenis zagen de Oosterse Orthodoxen een aantasting van de pure Orthodoxe leer. Het kleine woordje veranderde de hele inhoud. Dat de Roomsen het Filioque wel overnamen, vormde voor de Byzantijnen de tweede reden om voorgoed een eigen weg in te slaan. Vijfhonderd jaar later echter werd niet één woordje in de liturgische teksten gewijzigd, maar veel meer. Er was geen sprake van schrijffouten of grammaticale aanpassingen, maar ook inhoudelijk werden teksten veranderd. Nikon liet ook de geloofsbelijdenis niet ongemoeid. Hij schrapte het woord istinnago. De Russisch-Orthodoxe kerk, die halverwege de elfde eeuw, dermate misnoegd was over de Roomse aanpassingen dat zij er een schisma voor over had, deed nu eigenlijk precies hetzelfde. De ontstelde reacties die dit opleverde van de lagere geestelijken en het volk negeerde zij.
112
De felheid van de Oudgelovigen was ook ingegeven door de overtuiging die zich inmiddels van de Russische gelovigen meester had gemaakt dat Rusland het centrum van de Orthodoxie was. Met de aantasting van Rome en Constantinopel door de ketterse overheersers was het Ruslands taak de Orthodoxie in haar zuivere vorm te behouden. Gezien deze opdracht was het volstrekt onbegrijpelijk voor de Oudgelovigen dat de tsaar zich kon vereenzelvigen met liturgische en rituele wijzigingen die uit het zondige Griekenland kwamen. Een logische conclusie was dat de tsaar zelf ook aangetast was door de Antichrist! Ervan uitgaande dat dat het geval was, lag de zware taak de ware Orthodoxie te bewaren op de schouders van de Oudgelovigen. Zou het Rijk van de Antichrist ten einde zijn en de Dag des Oordeels aanbreken, dan was het zuivere Christendom toch nog in Rusland bewaard gebleven. Dit was alleen mogelijk als de Oudgelovigen het geloof onaangetast zouden bewaren. Hiertoe was het strikt noodzakelijk om de kinderen een goede opvoeding en ontwikkeling mee te geven. Koste wat kost moest voorkomen worden dat er fouten zouden sluipen in de liturgische boeken tijdens het overschrijven of in de uitvoering van de rituelen. De volharding van de Oudgelovigen betreffende hun afkeer van de Russische kerk en tsaar hoeft geen verwondering te wekken als men zich beseft hoe diep de wortels voor de breuk lagen. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat er één persoon verantwoordelijk gehouden kan worden voor het schisma of dat het voorkomen had kunnen worden. In de bronnen die ik gebruikt heb wordt over deze vragen uiteenlopend gedacht. Timothy Ware, een Grieks-Orthodox priester van Engelse komaf, is van mening dat een blijvend schisma wellicht voorkomen had kunnen worden als de ontwikkeling van het Russische kerkleven minder eenzijdig was geweest. Er had een grotere plaats ingeruimd moeten worden voor tolerantie en het mystieke gebed. Nu ontaardden de meningsverschillen in bittere discussies en geweld. Hij legt de wortels van de breuk bij de disputen uit het begin van de zestiende eeuw tussen de aanhangers van Nil Sorskij en Iosif Volockij. De ontwikkeling dat de macht van de staat over de kerk steeds groter werd, ging volledig in tegen Nikons Iosifljaanse overtuiging. Hij zou dit proces hebben willen keren door een toenemende invloed van de kerk op het staatswezen te bewerkstelligen. Nikons autoritaire karakter zou er verantwoordelijk voor zijn geweest dat hij zijn doelen te hoog had gesteld, waardoor hij op een zeker moment op misnoegen van de tsaar stuitte (Ware:113). Ware betoogt dat wanneer er meer aandacht voor de ideeën van Nil Sorskij geweest zou zijn, de geschiedenis wellicht anders gelopen was. Het was in de eerste plaats Nikon, als hoofd van de kerk, te verwijten dat hij in het kerkelijk leven de geestelijke kant van de religie onderbelichtte. Igor Smolitsch haalt voor zijn mening voor wie de hoofdschuldige aan het schisma was kerkhistoricus N.F. Kapterev aan. Kapterev legt de schuld voor het schisma bij tsaar Aleksej Michajlovi…, die hij ziet als de initiator van de breuk. De tsaar was immers degene die de hervormingen goedkeurde. De rol van Nikon wordt door Smolitsch niet als beslissend beschouwd. Volgens hem hoopte Nikon op doortastende wijze datgene te bereiken wat zijn voorgangers na herhaalde pogingen niet gelukt was, namelijk het corrigeren van de liturgische boeken. Ook Konrad Onasch ziet Nikon niet als de hoofdschuldige aan het Russisch-Orthodoxe schisma. Volgens Onasch vond het overnemen van Griekse tradities en daarmee het liquideren van het typische
113
Russische Christendom al plaats onder Nikons voorganger patriarch Iosif (1642-1652). Nikon hoeft dus niet de aanstichter van het kerkelijk schisma gezien te worden. Zelf ben ik geneigd de schuld voor het schisma te leggen bij tsaar Aleksej Michajlovi…. Evenals Smolitsch houdt ik hem verantwoordelijk voor de aanname van de hervormingen, die de potentaat Nikon doorvoerde. Gezien Aleksej's eerdere steun aan de IJveraars voor het Geloof schijnt het mij vreemd toe dat de tsaar niet geweten zou hebben welke gevolgen de liturgische aanpassingen zouden hebben. Zou hij de patriarchale voornemens toch willen goedkeuren, dan had hij meer tact aan de dag moeten leggen om een overeenkomst te bereiken met Avvakum en de andere Oudgelovige leiders, voor wie hij per slot van rekening ook diep respect had. Wellicht was Aleksej erg ongemakkelijk met de ontstane situatie en heeft hij de knoop doorgehakt door blindelings te vertrouwen op als slecht bekend staande figuren als Paissios Ligarides. Het kan zijn dat de tsaren na Aleksej de onrechtvaardigheid van de veroordeling van de anti-Nikonianen inzagen, maar niet op de genomen beslissing wilden terugkomen uit angst voor gezichtsverlies of voor associatie met ketterij. De uitspraak van Sofia, dat terugdraaien van de hervormingen neer zou komen op het ketters verklaren van haar vader en broer, wijst in deze richting. De felheid van de vervolging lijkt een angstreactie. Hoewel de Oudgelovigen zich niet actief bezighielden met antiregeringsgezinde activiteiten, grepen de autoriteiten ieder voorval aan om het tegendeel te bewijzen. Het moet zeer onaangenaam voor de Romanovs zijn geweest te constateren dat het Oudgelovigendom ondanks de scherpe veroordeling van de staat aan aanhang won. Dit kon een teken zijn dat het volk zijn vertrouwen in de tsaar als rechtmatige hoeder van de Orthodoxie begon te verliezen. Wellicht leefde bij de tsaren de angst dat als de Oudgelovigen wèl politiek actief zouden worden, hun aanhang nog veel groter zou worden, waardoor zij de Romanov-dynastie van haar troon zou kunnen stoten. De aanval op de Oudgelovigen leek in dit geval de beste verdediging. De wrede vervolging in de tsaristische periode zou echter wel eens het tegengestelde kunnen hebben bereikt. Zij zorgde ervoor dat de Oudgelovigen meer en meer bevestiging vonden voor hun overtuiging dat het Russische Rijk in het teken van de Antichrist stond. Bovendien leidde de agressie van de staat tot steeds hechtere gemeenschappen van Oudgelovigen. Crummey zegt het als volgt: "As the years passed, it was the imperial government which, by the executioner's sword and the bureaucrat's pen, applied specific pressures to the Old Believers and elicited from them the specific responses which formed the foundation of their political theory and practice, their internal organization, and economic practices. To a considerable degree, the imperial government was the unwitting creator of the institutions and attitudes of Old Belief (...)" (Crummey 1970:xiii). Het begin van de twintigste eeuw wees uit dat de teruggetrokkenheid van de Oudgelovigen het best gebroken kon worden door ze vrijheid te geven. Toen Nikolaj II hen tussen 1905 en 1907 burgerrechten, vrijheid van godsdienst en nog vele andere rechten gaf, ontstonden binnen de
114
gemeenschappen spanningen. De Oudgelovigen zagen zich geconfronteerd met het probleem van de verhouding tussen het geestelijk en het wereldlijk bestaan. Hoewel het aantal culturele en sociale instellingen groeide, maakten velen zich grote zorgen over de handhaving van de oude gebruiken. De nieuwe wereld was uitnodigend, maar daardoor ook bedreigend. De periode van vrijheid was echter niet van lange duur; met de revoluties van februari en oktober 1917 brak een nieuwe periode van vervolging aan. De nieuwe machthebbers streefden atheï sme na en stonden in het geheel niet toe dat de Oudgelovigen zich in afzondering konden terugtrekken om zodoende het geloof te bewaren. In de jaren twintig en dertig zijn talrijke wetenschappelijke expedities uitgevoerd zodat de sovjetmachthebbers zo mogelijk op ieder plekje van Rusland het communisme konden invoeren. Tijdens die expedities zijn vele Oudgelovige gemeenschappen aangetroffen werden waarvan men het bestaan al helemaal niet meer wist. De communisten wilden hun macht doen gelden over iedereen en godsdienst voorgoed bestrijden. De communisten vielen de Oudgelovigen in hun kern aan door de gemeenschap, van essentieel belang voor het religieuze leven van de gelovigen, te verbieden. Dit was een gevoelige klap, aangezien het altijd het hechte groepsleven was geweest waardoor de Oudgelovigen zich hadden kunnen handhaven. De communisten vernietigden kerken, confisceerden of vernietigden ikonen en andere kerkelijke voorwerpen en brachten priesters om. Maar ook peststreken als de verstoring van liturgische vieringen waren gericht op het breken van het veilige gemeenschapsleven. Toch kon ook dit beleid niet leiden tot het verdwijnen van het Oudgelovigendom, al heeft de sovjetperiode grote offers gevergd. Sinds 1991 is er een nieuwe periode van vrijheid aangebroken. De regering van Jel'cin heeft vrijheid van godsdienst gebracht, al houdt zij zich niet helemaal afzijdig van voortrekkerij. Ook wat dat betreft is de gelijkenis met de Zilveren Eeuw daar. Hoewel veel van de problemen waar de Oudgelovigen zich tegenwoordig voor geplaatst zien dezelfde zijn als aan het begin van de eeuw, heb ik het idee dat ze zich dit keer voorzichtiger opstellen. In de Zilveren Eeuw vormde de langverbeide vrijheid een te grote verleiding waardoor de kerkelijke kant van het Oudgelovigendom wat naar de achtergrond verdween. Tegenwoordig bezint men zich meer op het interne leven en stelt men zich voorzichtiger op in de maatschappij. Dit leidt echter tot stagnatie. De Oudgelovigen beseffen zich mijns inziens nog te weinig welke nieuwe mogelijkheden deze tijd te bieden heeft en wat hun juridische positie is binnen de Russische Federatie. Er moet een balans gevonden worden tussen het wereldlijke en het geestelijke aspect van een eigentijdse godsdienst. Gezien het feit dat de Oudgelovigen zich ernstige zorgen maken over het morele verval in Rusland en zich willen inzetten om de wereld een beetje beter te maken, hoop ik dat de wijzer iets meer naar de wereldlijke kant zal doorslaan.
115
Bijlagen 105
Bijlage 1: Gegevens van het Ministerie van Binnenlandse Zaken obš …iny
aantal
aantal leden
aantal geestelijken
aantal scholen
Belokrinickie popovcy
470
26641
285
9
Pomorskoe soglasie
281
18132
155
9
Staropomorskij tolk
38
1801
11
5
Filippovcy
2
58
-
-
Spasovcy
60
3937
29
-
Dopuskajuš …ie nastojatelej
1
61
-
-
Bespopovš koe soglasie
52
5669
10
4
„asovennoe soglasie
18
972
1
-
Nikol'skogo chrama
1
55
1
-
Soglasie po krestu
5
258
4
-
Soglasie nepriemljuš …ee svjaš …enstvo
1
50
1
-
Bezpopovcy samokresty
5
-
4
-
Netovcy
1
-
-
-
Pokreš …ency bezpopovskogo tolka
2
316
-
-
Starikovš …inskij tolk
1
64
1
-
Soloveckogo monastyrja
5
381
-
-
Tondovskij tolk
1
65
-
-
Fedoseevskij tolk
54
3618
17
4
Vetkovskoe soglasie
2
115
-
-
Priemljuš …ee svjaš …enstvo perechodjaš …ee ot gos-
24
1369
17
2
Beglopopovcy
18
1480
8
-
Priemljuš …ie tajnoe svjaš …enstvo
4
254
2
-
1046
65296
546
33
6
35975
176
-
1052
101271
722
33
podstvujuš …ej cerkvi
TOTAAL Neraspredelennych po tolkam i soglasijam
EINDTOTAAL
105
De cijfers die in de tabel genoteerd staan, ogen volstrekt absurd. De tweeëntwintig tolki en soglasija die onderscheiden worden zouden tezamen een aanhang hebben van ruim 100.000 mensen. Dit is minstens twintig keer minder dan het getal wat verwacht zou kunnen worden. In eerdere, en latere, tellingen komt men op een aantal van rond de twee miljoen Oudgelovigen. De tabel is afkomstig uit Cerkov' 1909,51:14421443.
116
Bijlage 2: Kerkgebouwen van Oudgelovigen en Edinovercy in Moskou (bron: Petrov:213-215) naam kerk
adres
bouwjaar/jaar van wijding
tolk, soglasie
huidige toestand
jaar van sluiting/ van heropening
tolk, soglasie nu
1
Pokrova Presvjatoj Bogorodicy
Rogoñskij pos.29
1792/1905
Belokr.
open
niet dicht geweest
Belokr.
2
Roñdestva Christova
Rogoñskij pos.29
1804/1905
Belokr.
bewaard gebleven
1929
3
Voskresenija Christova
Rogoñskij pos.29
1913
Belokr.
open
1929/1949
Belokr.
4
Pokrova Presvjatoj Bogorodicy, Zamoskvoreckoj obš …iny
Novokuzneckaja ul.38
1910
Belokr.
open
1930/1991
beglopop.
5
Pokrova Presvjatoj Bogorodicy, Ostoñenskoj obš …iny
Tur…aninov per.4
1911
Belokr.
open
1932/1993
Belokr.
6
Pokrova Presvjatoj Bogorodice, Pokrovsko-Uspenskoj obš …iny
Gavrikov m. per. 29
1911/1912
Belokr.
bewaard gebleven
193-
7
Pokrova Presvjatoj Bogorodicy, Karinkinskoj obš …iny
Fakel'nyj b. per.18
1909
Belokr.
bewaard gebleven
1935
8
Vvedenija Presvjatoj Bogorodicy vo Chram, Nikol'skoRogoñskoj obš …iny
Andron'evskaja m. ul.15
1912
Belokr.
bewaard gebleven
193-
9
Uspenija Boñ'ej Materi, na Apuchtinke
Marksistskaja ul.9
1908
Belokr.
bewaard gebleven
1935
10
Nikolaja „udotvorca, u Tverskoj zastavy
Butyrskij Val 8
1921
Belokr.
open
193-/1993
11
Nikolaja „udotvorca, na Vargunichinoj gore
Smolenskaja ul.10
1915
Belokr.
niet bewaard gebleven
1930
12
Vvedenija Presvjatoj Bogorodicy vo Chram, Vvedenskoj obš …iny
Elektrozavodskaja ul.8
1912
Belokr.
niet bewaard gebleven
1930
13
Tichvinskoj Boñ'ej Materi, Tichvinskoj obš …iny
Chavskaja ul.16
1912
Belokr.
bewaard gebleven
1930
14
Nikolaja „udotvorca, SvjatoNikol'skoj obš …iny
Lefortovskij per.8
1912
Iovcy
bewaard gebleven
193-
117
Belokr.
15
Vozdviñenija Kresta Gospodnja, na Preobrañenskom kladbiš …e
Preobrañenskij val 17
1801
Fedoseevcy
open
nooit gesloten
Fedoseevcy
16
Nikolaja „udotvorca, na Preobrañenskom kladbiš …e
Preobrañenskij val 17
1806
Fedoseevcy
open
nooit gesloten
Filipovcy
17
Uspenija Boñ'ej Materi, Filippovskogo soglasie
Tovariš …eskij per.6
181-
Filipovcy
niet bewaard gebleven
1930
18
Roñdestva Chistova, pervoj obš …iny pomorskogo soglasija
Perevedenovskoj b. per.24
1908
Pomorcy
niet bewaard gebleven
193-
19
Voskresenija Christova, vtoroj obš …iny pomorskogo soglasija
Tokmakov per.17
1908
Pomorcy
bewaard gebleven
1930
20
Uspenija Boñ'ej Materi, v Nikol'skom edinover…eskom monastyre
Preobrañenskij val 25
1792/1857
Edinovercy
open
nooit gesloten
21
Vozdviñenija Kresta Gospodnja, v Niko'skom edinover…eskom monastyre
Preobrañenskij val 25
1811/1854
Edinovercy
bewaard gebleven
192-
22
Vsech Svajatych, vo Vsechsvjatskom edinover…eskom monastyre
Entuziastov š .7
1843
Edinovercy
niet bewaard gebleven
1922
23
Nikolaja „udotvorca, vo Vsechsvjatskom edinover…eskom monastyre
Entuziastov š .7
1876
Edinovercy
bewaard gebleven
1922
24
Nikolaja „udotvorca, na Rogoñskom kladbiš …e
Rogoñskij pos.29
1866
Edinovercy
open
niet gesloten
off. Orth. obš …ina
25
Troicy ðivona…al'noj, v Troice-Vvedenskoj edinover…eskoj obš …ine
Samokatnaja ul.3/8
1819
Edinovercy
open
1931/1992
off. Orth. obš …ina
26
Vvedenija Presvjatoj Bogorodicy vo Chram, v TroiceVvedenskoj edinover…eskoj obš …ine
Samokatnaja ul.3/8
1825
Edinovercy
open
1931/1992
off. Orth. obš …ina
118
Pomorcy
Bijlage 3: De vliegenvangst door de secten (bron: Christendom en bolschewisme)
"Muñi…ki vy moi milye, bratie vo christe! Vy uñe otvratilis' ot popov ñidnych, kotorye moro…at vas ikonami da molebnjami. Idite vy teper' ko mne, u menja christos istinnyj, bog ñivoj. Poklonimtec' gospodu v duke-istine. I budet meñdu vsem krest'janstvom soglasie. Eñeli u kogo sochi, borony ili ijunja net, - veri u menja- potom so…tëmsja. Po-boñeski procent poloñu: s kogo den'gami, s kogo chlebom, s kogo otrabotnoj. Vse my bratie vo christe. Vot i on sam, krotkij u…itel' naš , zdes' predstoit. Idite smelej bez sumlenija, ne opasajtes'. Staraja cerkov' oslepljala i odura…ivala trudjaš …ichsja dlja togo, …toby oni bezpo.. (een halve zin is weggevallen) i kapitalistov. Novaja ili ñivaja cerkov', drevneapostol'skaja, baptisty, evangelisty i vse pro…ie vidy pod…iš …ennoj, podnovlennoj religii stremjatsja zakabalit' soznanie trudjaš …ichsja v pol'zu kulakov-rostovš …inov, lavo…nikov, n•pa…ej i pro…ich paukov-krovososov. Vy sami legko •to moñete proverit': prismotrites' kto v sektantskich obš …inach vsemi delami oruduet. Religiju nado ostavit' sovsem, ibo vera v boge, t.e. vsjakaja religija, est' odin iz sposobov zakreplenija klassovogo nasilii. Trudjaš …imsja nado ob''edinit' svoi sily v kooperativy, arteli, komitety, vzaimopomoš …i. Žtim oni pobedjat kulakov, navsegda podorvut religiju i (enkele woorden weggevallen) k kommunizmu."
119
Bijlage 4: De hoofden van de Belokrinickaja Ierarchija
1846 1853 1881 1898 1915 1934 1941 1952 1961 1970 1986 1986
bisschop Amvrosij 106 aartsbisschop Antonij bisschop Savvatij Tobol'skij bisschop Ioann aartsbisschop Meletij bisschop Vikentij Kavkazskij (overleden in 1938) aartsbisschop Irinarch aartsbisschop Flavian bisschop Iosif aartsbisschop Nikodim bisschop Anastasij 107 aartsbisschop Alimpij
N.B. 1: Ja.N. Š…apov maakt melding van een zekere metropoliet Makarij die in 1908 aan het hoofd van de Belokrinickaja Ierarchija kwam te staan (Š…apov, Ja.N.:85) N.B. 2: Milovidov noemt het hoofd van de Belokrinickaja Ierarchija Innokentij die naar Roemenië emigreerde tijdens de burgeroorlog (Milovidov:83)
106
begin van de Moskovskaja Staroobrjad…eskaja Archiepiskopija In 1988, het Millenium van de Russische Orthodoxie, werd de metropolie gesticht en werd Alimpij de eerste Oudgelovige metropoliet. De naam van de kerk werd veranderd in Russkaja Pravoslavnaja Staroobrjad…eskaja Cerkov' (Russische Orthodoxe Oudgelovige Kerk). 107
120
Bijlage 5: Interview met Aleksandr Pankratov (afgenomen op Rogoñskoe kladbiš…e te Moskou op 3 mei 1996)
vraag 1a: Zoud u mij kunnen zeggen hoe de interne organisatie geregeld is van de Belokrinickaja Ierarchija? antwoord: Het hoogste kerkelijke orgaan is het heilige concilie (svjaš …ennyj sobor). Dat is de samenkomst van alle bisschoppen, priesters en vertegenwoordigers van de parochianen van de Oudgelovigenkerk. Aan het hoofd van de kerk staat Vladyka Alimpij, metropoliet van geheel Rusland. Hij regelt de huidige leiding over de kerk. De sobranija hebben één, soms twee keer per jaar plaats, maar als regel één keer per jaar. Vaker dan de concilies vinden de zogenaamde bisschoppenvergaderingen plaats (archierejskie soveš …anija), oftewel de Vergadering van de Raad van de Metropolie (Zasedanie Soveta Metropolii), waarheen alle bisschoppen en de priesters met de meeste autoriteit gaan. Die raad staat onder leiding van de metropoliet. Die ziet aldus toe op de besluitvorming over kwesties aangaande de geestelijke organisatie. Op het concilie komen vertegenwoordigers van alle gemeenschappen, maar in de Raad zitten alleen de meest ontwikkelde, meest ervaren priesters. In de praktijk komen die uit de grotere gemeenschappen. vraag 1b: Hoeveel bisschoppen zijn er nu? antwoord: Op dit moment zijn er vijf bisschoppen op het Russisch grondgebied, de bisschoppen van de Oudgelovigenkerk te Roemenië niet meegeteld. Die laatste hebben hun eigen metropolie te Braiva. Daar leidt Vladyka Timon, die momenteel ziek is. Hun metropolie en de onze zijn als twee zusters. Zij hebben hetzelfde doel, alleen is het organisatorisch handiger dat alles op het grondgebied van de voormalige Sovjetunie onder Moskou valt en de rest onder de Roemeense metropolie. vraag 1c: Hoeveel gemeenschappen heeft de Belokrinickaja Ierarchija op dit moment? antw: Afzonderlijke gegevens voor Rusland zijn er niet omdat onze kerk niet uiteengevallen is zoals de Sovjetunie. De kerk is nog één. Er is wel een Oekranse bisschop maar geen Oekraï nse Oudgelovigenkerk. Op het gebied van de voormalige Sovjetunie zijn er zo in de orde van 250 gemeenschappen van de Belokrinickaja soglasie. Centra: het grootste gedeelte leeft in centrale rayons van Rusland, Povol'ñe, verschillende rayons binnen de Moskouse oblast' in het noordoosten, in de zogenaamde Guslitsy, Niñegorodskoe, Kostromsko-Jaroslavskaja oblast', in minder mate in het noorden, want daar wonen overwegend bespopovcy. Van ons zijn daar praktisch geen gemeenschappen. Verder wonen nog veel Oudgelovigen in Siberië, in het Verre Oosten. Eigenlijk kun je wel zeggen dat daar waar een hoge bevolkingsdichtheid is, er zeker ook Oudgelovigen zullen wonen. Maar toch overwegend in de centrale regio, Povol'ñe, Siberië, Dal'nyj Vostok en in afzonderlijke rayons in Oekraï ne en Moldavië.
121
vraag 2a: Heeft er een hereniging met de beglopopovcy plaatsgehad? antwoord: Nee, de beglopopovcy zijn afgezonderd van ons. Zij erkennen de Belokrinickaja Ierarchija niet, die 150 jaar geleden begonnen is met Griekse metropoliet Amvrosij. Niet iedereen erkent hem als de eerste Oudgelovige gewijde bisschop en accepteert zijn rechtmatigheid. Zij zijn doorgegaan met het aannemen van priesters die overgelopen zijn uit de Nikoniaanse kerk tot 1923. In 1923 namen zij, net zoals wij Amvrosij aangenomen hebben, 108 aartsbisschop Nikolaj Pozdnev, die tot hen gekomen was uit de Nieuwgelovigenkerk . Zo zijn er in Rusland dus twee hiërarchieën georganiseerd: de omvangrijke Belokrinickaja hiërarchie en de minder omvangrijke van de beglopopovcy, die ook wel Novozybkovskaja hiërarchie genoemd wordt, aangezien hun centrum zich bevindt in de Brjansk-oblast' in de stad Novozybskov. vraag 2b: Welke contacten zijn er tussen de twee hiërarchieën? antwoord: De contacten bevinden zich alleen maar op het persoonlijke vlak; we ontmoeten elkaar op wetenschappelijke conferenties. Ze komen wel eens naar ons toe voor geestelijke literatuur. Er zijn dus alleen individuele contacten; officiële contacten zijn er niet, helaas. Ik persoonlijk vind dat jammer. Ik vind dat er een geestelijke dialoog zou moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de relatie met de bespopovcy. In principe is elke tak of soglasie van de Oudgelovigen van niemand afhankelijk. vraag 2c: Er bestaat dus geen overkoepelende raad van alle Oudgelovigen? antwoord: Nee, die bestaat niet. vraag 3: Hoe onderhoudt men contacten met de gemeenschappen in andere landen? antwoord: Zij komen bij ons op bezoek en wij gaan bij hen op bezoek. In 1991 was er een officiële delegatie van onze kerk op bezoek bij de metropolie van Roemenië. Daarna bezochten zij onze kerk, onze metropolie. Contacten met mensen van onze geloof zijn er dus voortdurend; de mensen reizen. Er zijn ook gevallen van gemengde huwelijken; dat Oudgelovigen naar Amerika gaan en daar in het huwelijk treden met Amerikaanse Oudgelovigen en dan daar blijven. Contacten zijn er dus wel degelijk. vraag 4: In uw enquête heeft u geschreven dat de Oudgelovigen tijdens de sovjetperiode te lijden hadden van aanvallen van de Nieuwgelovigen. Wat voor aanvallen waren dat? antwoord: Ja, die aanvallen bestonden toen, maar bestaan ook nu nog, op het niveau van de politiek. Het draait hierom, dat de Nieuwgelovigenkerk probeert ons bestaan niet op te merken, alsof wij er niet zijn, of dat wij heel klein zijn, dat wij niet belangrijk zijn, onbeduidend, het niet waard zijn aandacht aan te besteden. Zij willen zelf helemaal het blikveld van de staatsmacht vullen. Zij willen ons terugdringen. Er is bijvoorbeeld het volgende 108
Kolarz meldt dat Nikolaj Pozdnev afkomstig was uit de Levende Kerk.
122
voorvallen. Momenteel worden er kerken geopend, worden er kerkelijke gebouwen teruggeven. En laten we eens aannemen dat er aan de Nieuwgelovigenkerk tien kerken worden teruggegeven. Maar eigenlijk hebben zij slechts priesters en gelovigen voor vijf kerken. In dezelfde stad stond vroeger ook één Oudgelovigenkerk, maar onder Stalin is die geheel vernietigd. Onze vertegenwoordigers wendden zich tot de machthebbers, met de verzoek één van de leegstaande kerken aan ons te geven, zodat wij ook op een normale wijze onze diensten kunnen houden. Wij kregen als antwoord: "Wij zijn niet tegen, maar hoe staat de heersende kerk daar tegenover?" En wanneer wij ons dan tot hen wenden, wijzen zij ons vaak af. De machten schrijven dan een bericht met de inhoud: "Die kerk is juridisch gezien van ons. Mettertijd zullen wij haar weer herstellen. Verzoek haar aan niemand over te geven." Zo gaat dat dan. Dergelijke situaties zijn er in Irkutsk, in Arzamas (Niñegorodskaja oblast') en zullen nog wel voorkomen op andere plaatsen. Maar dat speelt allemaal nu. Toen, toen was er eenvoudigweg een doodzwijgen. Hun kerk had toegang, weliswaar zeer bescheiden, maar toch had ze toegang tot de middelen van massa-informatie, zij konden hun kerken onderhouden. Wij hadden die mogelijkheden niet. Toen, en ook nu, loopt de tegenwerking uiteen van het niveau van eenvoudig zwijgen tot het niveau van een onduidelijke politiek. In 1971 is officieel de vloek over de Oudgelovigen opgeheven. Maar eigenlijk werd niet de vloek over de Oudgelovigen opgeheven, maar de vloek over de oude rituelen. De oude rituelen zouden voortaan gelijkwaardig zijn aan de nieuwe rituelen. Maar er zijn nooit excuses aangeboden voor de driehonderd jaar van vervolgingen, er is geen beslissing genomen over onze Belokrinickaja hiërarchie, die de Nikoniaanse kerk lange tijd als onwettig beschouwd heeft. Dat betekent dus ook dat zij onze priesters en bisschoppen niet als dusdanig erkennen. Zo staat er geschreven in de officiële documenten: `een leugenachtige bisschop, een leugenachtige priester'. Maar nu gaat dat botsen en elke bisschop, elke priester van de heersende kerk gaat af op zijn gezonde verstand om die kwestie op te lossen. Sommigen erkennen de hiërarchie, anderen echter niet en weer anderen hebben er helemaal nog niet over nagedacht. Er is dus geen eenduidige politiek. Elke keer wordt er op een of andere manier een besluit genomen. Als onze mensen met hen in botsing komen, proberen ze ons nog steeds te bewijzen dat wij niet juist zijn, hoewel er al een berg boeken geschreven is waarin bewezen wordt dat de Oudgelovigen het orginele geloof bewaard hebben. Dat is het oude geloof: de orginele, Russische Orthodoxie, zoals die bestond vanaf vorst Vladimir tot patriarch Nikon. Dát geloof hebben wij bewaard; we hebben er niets nieuws bij bedacht. vraag 5a: Hoe beschouwt u de rol van patriarch Aleksij II in deze kwestie? antwoord: Aleksij II houdt vast aan de traditionele politiek. Dat betekent dat hij probeert zich over deze kwestie niet uit te spreken. Zo is er het volgende geval, dat niet zo lang geleden plaats had. In 1993 is op het Rode Plein een nieuwe kerk gebouwd op de plaats waar eerder een kerk vernietigd was. Helaas is met de volledige steun van de macht en de patriarch in de toren een klok gehesen van de Oudgelovigen. Toen voor de oorlog, onder Stalin, onze kerken
123
gesloten werden, zijn veel klokken terecht gekomen in theaters, omdat er bepaalde opvoeringen zijn, opera's als Boris Godunov, waarin klokgebeier voorkomt. Het bleek dus dat ook in theaters klokken nodig waren. En zo is een van onze klokken terecht gekomen in het theater in het Dvorec S''ezdov, in het Kremlintheater. En toen de Kazan'kerk gebouwd werd, opende men de kelders voor de klokkenluiders van de patriarch en mocht men een willekeurige klok kiezen. En zij kozen natuurlijk die klok die het beste geluid had, maar die bleek dermate groot te zijn dat hij niet meteen in de klokkentoren gehesen kon worden. De tussenruimte was veel te nauw en er moest een soort stellage gebouwd worden, die eerst nog in elkaar gezet moest worden. Voordat de klok naar boven gehesen werd, stond hij beneden en kon iedereen lezen dat hij gegoten was met de zegen van de Oudgelovige aartsbisschop Ivan voor de klokketoren van Rogoñskoe kladbiš…e. En ondanks onze protesten, ondanks dat onze metropoliet bereid was in eigen persoon over deze kwestie met de patriarch te praten, werd de klok daar opgehangen. Dat betekent dat ze de klok in feite van ons gestolen hebben. Dat kan als voorbeeld dienen voor het negeren en de minachting jegens de Oudgelovigen in de huidige tijd. vraag 5b: Is daar ook over geschreven? antwoord: Ja, daar is over geschreven. Er zijn krantenartikelen over verschenen. Zelfs in de krant die in Parijs uitkomt, Russkaja Mysl', die in het Russisch geschreven is. Dat is een krant voor de Russische emigranten. Zelfs in die krant heeft een artikel gestaan met de titel 'Ukradennyj kolokol'. Dat was drie jaar geleden, in 1993. Verder stonden er artikelen in de krant Trud en in de Rossijskaja Gazeta, dat is de krant van de regering. Eigenlijk was het eerder eind 1993-begin 1994. U moet begrijpen wat voor tijd het toen was. Het was immers kort na oktober 1993 toen er bij ons een burgeroorlog gaande was. Enkele dagen lang schoten Russische mensen elkaar neer. Het was verschrikkelijk; een van mijn schoolkameraden is toen omgekomen. Nou ja, het was eigenlijk geen kameraad maar meer een kennis, maar toch... Hij zat op dezelfde school als ik en ineens stond hij op de lijst van gesneuvelden. In die tijd is de macht van de president sterk gegroeid. En de kerk, de heersende kerk, heeft Jel'cin in die tijd erg ondersteund en daarom was iedereen bang zijn stem te verheffen tegen die kerk. Wij zijn toen naar een lid van de Academie van Wetenschappen gestapt: Dmitri Sergeevi… Lixa…ëv in Sint Petersburg. Hij is zelf half Oudgelovig via zijn moeder en hij stond altijd zeer welwillend tegenover ons, maar hij zei dat hij nergens zou optreden. Maar in de kranten hebben publikaties gestaan, en ook via de televisie hebben wij ophef gemaakt. Maar daar bleef het bij en er volgde geen enkele reactie. In andere gevallen was er wel een soort samenwerking, soms waren er positieve voorbeelden of projecten samen met vertegenwoordigers van de patriarch. Maar ..... natuurlijk komen er ook onaangename voorvallen voor. vraag 5c: Welke relatie met de Nieuwgelovigenkerk acht u wenselijk? antwoord: Ik denk een relatie van wederzijds respect. Dat betekent dat zij van haar kant niet langer aanspraak moet maken op een heersende positie. Zij, of in ieder geval velen van de
124
hogere geestelijkheid, dromen van de terugkeer van de Synodale Periode. Toen waren zij de heersende kerk en alle andere religies verkeerden in een ondergeschikte positie. En als wij ons het verleden herinneren, dan zien wij dat het Oudgelovigendom de allerlaagste religie was. De Oudgelovigen, Russische mensen, Christenen hadden in Rusland minder burgerrechten dan Joden, Islamieten, Katholieken, Lutheranen, oftewel: ze werden van alle godsdiensten als de allerlaagste beschouwd. Een eenvoudig voorbeeld. Tot 1905 mochten wij geen kerken bouwen die op kerken leken, dus met een klok, met koepels, met een altaar, met een kruis. Wij hadden daar geen recht toe. Daarom noemen de documenten van die tijd deze enorm grote kerk (de Pokrovskij Sobor, MvD) een kapel. Omdat er geen altaar is. Meer dan een halve eeuw is het altaar verzegeld geweest en was het verboden de liturgie te dienen. Er was dus grote onderdrukking. En wij vrezen dus dat een vergroting van de rol van het patriarchaat in de huidige maatschappij zal leiden tot een terugkeer van de geestelijke verdrukking van de andere religies en daarmee dus ook van de Oudgelovigen. vraag 5d: Is er wel een dialoog gaande? antwoord: Ja, er is een voortdurende dialoog, maar misschien niet helemaal op solide basis. vraag 6a: Is de houding van de huidige regering dezelfde tegenover de Oudgelovigenkerk en de Nieuwgelovigenkerk? antwoord: Natuurlijk niet. De regering heeft alles ingezet op de Nieuwgelovigenkerk en velen kennen de Oudgelovigenkerk niet eens. Er wordt geen aandacht geschonken aan het bestaan van dit Orthodoxe geloof op eeuwenoude basis, vanaf het eerste begin. Hier zijn wel vertegenwoordigers van de macht geweest, maar de allerhoogsten die recentelijk Rogoñskoe kladbiš…e bezocht hebben, waren de voormalige vice-premier van de Russische regering Sergej Šachraj en de voormalige leider van de presidentiële administratie, Filatov. Dat waren de hoogste ambtenaren van de regering die recentelijk onze Rogoñskoe-nederzetting bezocht hebben. De allerbelangrijkste personen van de regering, de president en de premier, zijn hier nog nooit geweest. Nog nooit. De laatste tijd bestaat er een Raad van de President van Rusland van de hoofden van de confessies (Sovet Presidenta Rossii iz Glav Konfessij). Onze metropoliet heeft daarin ook zitting. De eerste vergadering is al geweest, maar Jel'cin zelf was absent; slechts het huidige hoofd van de administratie Jegorov was aanwezig. De vergadering ging over de toekomstige wetgeving betreffende religieuze confessies in Rusland, nog voor de verkiezingen. U moet goed begrijpen dat de Nieuwgelovigenkerk met haar huidige politiek een verdeling van alle religies in Rusland in twee groepen wil bewerkstelligen: de traditionele en de niet-traditionele. Dit is zo slecht nog niet, maar het patriarchaat wil helemaal alleen bepalen wie wel traditioneel is, en dus niet gehinderd zal worden, en wie niet traditioneel is, en dus wel gehinderd zal worden. Dat zal dus niet in die Raad vastgesteld worden. De vraag is dus wie zal beslissen wie wel en wie niet traditioneel is En de hiërarchen van de heersende kerk hebben nog geen duidelijk antwoord gegeven op die vraag en daarom ziet het ernaar uit dat zij zelf zullen gaan uitzoeken. Daar zijn wij natuurlijk niet tevreden over.
125
vraag 6b: Zal deze Presidentiële Raad vaak bijeenkomen? antwoord: Waarschijnlijk wel, maar tot nu toe is er slechts één vergadering geweest, zo'n twee weken geleden. In het gebouw van de presidentiële administratie aan het Oude Plein, waar vroeger het Centraal Comité zat, het Centraal Comité van de vroegere KPSS. vraag 7a: Krijgen Oudgelovigengemeenschappen geld van de regering? antwoord: Alleen die gemeenschappen waarvan de gebouwen op de lijst van officieel geregistreerde architectonische, historische monumenten staan, ontvangen gelden van de staat. Het werkt als volgt. De metropolie ontvangt van de regeringsorganen een zeker bedrag voor alle kerken die als monument beschouwd worden. En dat bedrag mogen wij dan zelf over de kerken verdelen. Onze kerken zijn echter bijna allemaal oud en zijn monumenten. Maar de geldelijke ondersteuning is de laatste tijd minimaal, zeer bescheiden. In principe houden we ons staande door onze eigen middelen en inspanningen. vraag 7b: En als jullie een nieuwe kerk willen bouwen, verstrekt de regering dan een financiële bijdrage? antwoord: Nee, alleen in geval van bevoorrechting. Dat betekent dat de bisschop of priester die een kerk wil bouwen bij een zekere regeringsambtenaar op bezoek gaat. Kort gezegd: iedereen zoekt zelf sponsors. Iedereen zoekt zelf. Er is geen enkel ander systeem hiervoor. Met uitzondering trouwens van Roemenië. In Roemenië ontvangen Oudgelovige priesters niet alleen hun salaris maar ook hun pensioen van de regering. Bij ons is dat niet zo. Het is ook nooit zo geweest en waarschijnlijk zal het ook nooit zo zijn. De kerk hier handhaaft zich enkel door de giften van de gelovigen, als je het hebt over de materiële kant. Maar we weten allemaal dat de kerk alleen kan bestaan in de mate waarin God haar steunt, in de mate waarin de zegen van de Heilige Geest erop rust, in die mate leeft de kerk. vraag 7c: Hoeveel priesters dienen in de gemeenschap van Rogoñskoe kladbiš…e? antwoord: In deze gemeenschap dienen permanent de metropoliet, de deken van de kerk op de zetel van aartsbisschop (nastojatel') en vier priesters. En nog één diaken en enkele lezers. vraag 8: Is er bij de Oudgelovigen interesse voor politiek? antwoord: Hm, zoals de grote Russische schrijver Anton Pavlovi… „echov zei: "Interesse in politiek is nodig in de mate waarin je haar kan gebruiken om je te verdedigen." En wij zijn in deze tijden sterk afhankelijk van de politiek. Bij ons in Rusland is een verandering van de regering altijd ook een totale verandering van politiek. Binnenlands, buitenlands, de regering van de ene tsaar verschilde sterk van de regering van een andere, de regering van Stalin verschilde sterk van de regering van Breñnev en vandaag de dag zijn wij, tot mijn spijt, sterk betrokken bij de politiek. Daarom zou je kunnen zeggen dat wij ons voor politieke processen interesseren, maar wij nemen er op geen enkele wijze aan deel; wij zijn aanwezig in de hoedanigheid van waarnemer.
126
vraag 9a: Als ik het goed begrepen heb, heeft de gemeenschap van Rogoñskoe kladbiš…e een school. Is zij de enige school voor Oudgelovigen in Rusland? antwoord: De school op Rogoñskoe kladbiš…e is een zondagsschool. Zij is niet de enige zondagsschool in het land; er zijn er nog een paar in enkele parochies. Momenteel zijn we bezig met de voorbereiding van de oprichting van een geestelijk opleidingsinstituut met een serieuzer karakter. Maar op dit moment zijn het nog slechts plannen die wij nog moeten realiseren. Tot aan de revolutie, tot 1917, bevond zich hier op Rogoñskoe kladbiš…e een theologisch instituut voor Oudgelovigen. Het was een Hoger Opleidingsinstituut dat in 1917 gesloten werd en pas nu denken wij over de terugkeer van onze geestelijke opleiding. Nu hebben wij slechts een zondagsschool. Daar kunnen de parochianen na de dienst heen gaan als ze een redevoering van de priester over een bepaald onderwerp, hoofdzakelijk een geestelijk of moreel onderwerp, willen horen, vragen stellen, een onderwerp voorstellen voor de volgende bijeenkomst enzovoort. Het is dus zuiver voor de eigen geestelijke vorming. En de opleiding tot geestelijke vindt ook op die manier plaats. De meerderheid van onze geestelijken komt voort uit Oudgelovigengezinnen, waar de kinderen al sinds hun jeugd veel van hun ouders hebben geleerd. Het zijn dus nakomelingen van Oudgelovigen. En ook de kerk zelf blijkt een spontane leerschool te zijn. Hij die voortdurend naar de diensten gaat, vervolgens van een geestelijk vader de zegen krijgt om tot de geestelijkheid toe te treden en zich daarna bezighoudt met het kerkelijk gezang, lezen, de voorschriften leert, moet zich natuurlijk ook bezighouden met zelfonderricht. Op die manier worden geestelijken opgeleid. Maar in de toekomst hopen we geestelijken via de op te richten school op te leiden. Wij zijn al hard bezig met de organisatie van het geestelijke opleidingsinstituut. Het zal gevestigd worden bij onze metropolie. vraag 9b: Hoe verliep de opleiding van geestelijke tijdens de sovjetperiode? antwoord: Toen ging het op precies dezelfde manier. vraag 10: Hoe onderhoudt u contact met de gemeenschappen in de provincie? antwoord: Zij komen hierheen en onze metropoliet bezoekt de parochies. In onze kerk bestaat er een centralisatie, een sterke discipline. Er wordt over geen enkele serieuze kwestie beslist zonder de zegen van de metropoliet. Daarom komen hun vertegenwoordigers ook altijd naar ons toe, te meer daar bij ons de produktie van de kerkelijke kaarsen plaatsvindt. Praktisch heel Rusland komt naar ons toe voor die kaarsen. Tijdens die bezoeken worden dan ook andere dingen besproken, zodat wij weten wat er daar gaande is en vice versa. Onze kerk is in zekere zin een netwerk waarin iedereen met elkaar verbonden is en elkaar kent. vraag 11: Bestaat bij u ook het probleem dat de jeugd de interesse in het geloof verliest? antwoord: Ja, absoluut. Nog niet eens zozeer in de steden, maar, wat niet zo vreemd is en zich duidelijk laat aantonen, in de uiterst traditionele gebieden. Er zijn mensen die geloven puur vanwege de traditie, omdat hun ouders geloofden en de ouders van hun ouders, maar die
127
zelf niet voldoende kennis hebben, onvoldoende vaardigheid om het pure christelijke geloof uit te leggen aan hun kinderen om weerstand te bieden aan de invloed van de atheï stische scholen, aan de invloed van ongelovige vrienden en kennissen en dan komt het vaak voor dat mensen van hun geloof afvallen. Vooral wanneer het gebeurt dat iemand in het huwelijk treedt met iemand van buiten, uit een niet Oudgelovigenmilieu. Dat komt vaak voor. Maar het komt ook voor dat vooral mensen van oudere leeftijd terugkeren tot de kerk. Omdat hetgeen men zich al in zijn jeugd eigen gemaakt heeft, tot aan het eind van zijn leven sterk levend blijft. In de stad hebben wij meer jeugdige parochianen. We proberen de terugloop te veranderen. Hiervoor hangt veel af van het niveau van de priester, in hoeverre de priester in staat is om concreet te werken met mensen, in hoeverre hij aanleg heeft om te prediken, om mensen van de Christelijke waarheid te doordringen, om het bewustzijn van de mensen te prikkelen. Wij onderscheiden ons namelijk van de protestantse religies waarin het volstaat Christus als je persoonlijke redder te erkennen en dat je dan verder niets hoeft te doen. Het Orthodoxe geloof werkt niet zo. Christen worden betekent je hele leven totaal veranderen, het betekent gelovige zijn in woord en daad. Van de priester wordt een grote kundigheid verwacht, een grote kunst om invloed uit te oefenen op de mensen, om daaraan bij te dragen dat zij zullen gaan leven niet zoals hun omgeving, maar zoals een gelovig mens zou moeten leven. Daar hangt heel veel van af. En in de regel is het zo dat in die parochies waar goed opgeleide priesters werken, die een zekere welbespraaktheid hebben, een zeker serieus besef, successen geboekt worden. Daar worden letterlijk de doden van de parochie tot leven gewekt. Zulke voorbeelden zijn er. En ook hier in Moskou komen de laatste tijd zeer veel jonge mensen van buiten, uit een ongelovig milieu naar ons toe. Uit de Nieuwgelovigenkerk lopen ook zeer veel mensen over naar ons, alsof ze terugkeren tot de bron van het Orthodoxe geloof. Omdat zij niet tevreden zijn met de geestelijke toestand van het Moskouse patriarchaat: ingekorte godsdienstoefeningen, zeer korte diensten, alles is vereenvoudigd, geünificeerd, veel canonieke overtredingen door de geestelijkheid, ook door de hogere geestelijkheid, er heerst daar een soort wereldlijke sfeer. De strenge kerkelijkheid is daar in de voorschriften allang verdwenen. Terwijl bij ons er maar één echte vorm voor omgang met God mogelijk is. Bij ons is alles gebaseerd op onwankelbaarheid, op de onveranderlijkheid van de geestelijke basis. Wij keuren bijvoorbeeld de technische civilisatie niet af. Vroeger reed men op karren, nu rijdt men in auto's. Daar zijn wij niet tegen. Maar wij hebben enkele geestelijke bases die naar onze overtuiging op geen enkele wijze veranderd mogen worden. Dat is de rots. Zoals Jezus de rots van het Evangelie genoemd wordt. Er zijn dingen die wij niet mogen veranderen en die zij, de Nieuwgelovigen, al lang geleden veranderd hebben. De mensen willen het origineel en daarom wenden zij zich tot het oude geloof, hoewel het in de moderne wereld natuurlijk niet makkelijk is Oudgelovig te zijn. vraag 12a: Heeft de druk van de sovjetregering, of andere maatschappelijke omstandigheden, ertoe geleid dat de gemeenschappen bepaalde dingen veranderd hebben tijdens de
128
sovjetperiode? antwoord: Weet u, in minimale mate. In minimale mate omdat de positie van de Oudgelovigen toen zo was dat zij absoluut nooit ergens deel aan namen. Zoals een misdadiger die gezocht wordt, zich schuil zal houden en zich nooit ergens zal laten zien, zo leefden de Oudgelovigen ook. Zoals ze bij ons zeggen: `tiše vody, niñe travy'; niet zichtbaar, niet hoorbaar, niet waarneembaar. En via die weg, via algehele terugtrekking uit de maatschappelijke activiteiten, hebben wij veel weten te bewaren. En de meerderheid van onze mensen, van oudere leeftijd, zijn zelfs geen lid geweest van de Partij, niet van de Pioniers, niet van de Komsomol, niet van de Oktjabrjata. De Oudgelovigen bestonden niet als politieke kracht. Ons soortelijk gewicht is niet groot en daarom zijn wij geen massabeweging, en daarom is de laatste jaren de invloed van de regering niet zo groot geweest op ons. Massarepressies waren er natuurlijk wel en gingen weer voorbij. De Oudgelovigen hebben trouwens grotere verliezen geleden onder de repressies dan de heersende kerk. Ik zal een cijfer noemen. In de jaren twintig hadden wij zo'n 2000 à 3000 priesters in Rusland en 15 tot 17 bisschoppen. In 1985 ongeveer 50 priesters en 2 bisschoppen. Ziet u eens: 2000 tegen 50. Dat geeft de mate aan van de verliezen tijdens het Sovjetbewind, tijdens de communistische regering. De schade was zeer groot. In Moskou hadden wij twintig kerken van de Belokrinickoe soglasie, afgezien van de kerken op het Rogoñskoe kladbiš…e. Nu hebben wij met grote inspanningen twee kerken weer opgericht, afgezien dus van de kerken op het Rogoñskoe kladbiš…e. De schade is dus heel erg groot geweest. vraag 12b: Hoeveel kerken zijn vernietigd? antwoord: Van die twintig die ik genoemd heb, is de helft ongeveer verwoest; de andere zijn beschadigd. vraag 13: Zijn er grote verschillen tussen de Oudgelovigen uit de stad en die uit de provincie? antwoord: Natuurlijk, op het platteland leidt men een traditioneler leven. In de Oudgelovige boerengezinnen is het traditionele leven beter bewaard gebleven, de traditionele gezinsverhoudingen, hoewel dat ook nog in de steden voorkomt. Wat betreft de kleding is het platteland, vooral in de rayons Ural, Siberië en Moldavië, natuurlijk veel traditioneler. Daar is de oude kleding bewaard gebleven. Zij dragen die kleding gewoonlijk wanneer ze naar de kerk gaan. In de regel bij kerkbezoek. Maar ook hier kun je nog vrouwen zien in oude overgooiers (sarafan) die genaaid en gewassen worden volgens de gebruiken. Daarvan zie je er nog vele onder de kerkgangers. Hier is het echter een zeldzamer verschijnsel. Bij ons is het gebruikelijk bescheiden kleding te dragen, geen felle kleuren, zodat de aandacht voor het gebed niet afgeleid wordt. vraag 14a: Kunt u een schatting geven van het aantal Oudgelovigen dat in de communistische periode in kampen terecht is gekomen? antwoord: Statistieken van dergelijke gegevens zijn er niet. Duidelijke cijfers ontbreken. Maar
129
wij weten dat tot de revolutie ongeveer eenderde van de Russische bevolking Oudgelovig was, 109 dat is dus in de orde van, in de orde van 20 miljoen mensen. Nu rekenen wij tot het aantal aanhangers 4 miljoen mensen en als je de andere soglasija erbij telt ongeveer 7 miljoen. Dus u 110 ziet dat het aantal met meer dan twee keer verminderd is. De Oudgelovigen hebben vooral erg geleden onder de collectivisatie, omdat de meerderheid van de Oudgelovigen zogenaamde kulakken was, rijke boeren. Oudgelovigen onderscheidden zich ondermeer door werklust en dat verschafte hen vaak een betere positie dan de andere boeren. Velen van hen zijn in de tajga en de toendra omgekomen. De meer verlichte mensen, de geestelijkheid en de geletterde wereldlijken, kwamen terecht in de kampen en velen van hen zijn doodgeschoten of omgekomen tijdens hun gevangenschap. vraag 14b: Welke reden gaf de staat voor de vervolging? antwoord: De reden was altijd artikel 158: contrarevolutionaire agitatie. Alle propaganda voor religie, omdat religie uitgelegd werd als een overblijfsel van het verleden, werd opgevat als een aanval tegen de Sovjetunie. En slechts omdat iemand actief gelovig was, was hij al een tegenstander van de Communistische Partij. Omdat de Partij atheï sme tot haar vaandel verheven had, tot haar officiële politiek. vraag 14c: Was het gevaarlijk om in de traditionele kleding te lopen? antwoord: Ja, in de traditionele kleding liep men niet meer. Wel op het platteland, maar niet in de stad. Zelfs priesters waren gedwongen om buiten het terrein van de kerk burgerkleding te dragen. Desalniettemin hebben onze gelovige mensen bijvoorbeeld nooit hun baarden afgeschoren. Dat Christelijke hebben ze altijd in zichzelf bewaard. Hoewel velen, daar ze veel te lijden hadden van aanvallen, hun geloof afvielen, vrezend voor repressies, was er ook een groot aantal dat in de verschrikkelijkste jaren, in de ergste vervolging, gelovig is gebleven. Hoewel velen natuurlijk genoodzaakt waren voor de buitenwereld hun Oudgelovigenschap te verbergen, bleven ze inwendig Christen en bleven desalniettemin naar de kerk gaan. vraag 14d: En hoe waren de huisdiensten georganiseerd? antwoord: Huisdiensten waren er op die plaatsen, waar niet-geregistreerde gemeenschappen waren. Op veel plaatsen sloot de macht de kerken, maar kon niet alle mensen verplaatsen. En toen kwamen de mensen bijeen in huizen. Er waren ook priesters die in het geheim rondgingen van dorp tot dorp, van stad tot stad en die in het geheim de bijzondere kerkdiensten verrichtten, die doopten, huwelijken sloten, uitvaarten celebreerden. Zij werden vervolgd, gepakt maar desondanks bleven zij reizen, de zogenaamde niet-geregistreerde priesters.
109
Deze getallen zouden beduiden dat de bevolking van Rusland rond de eeuwwisseling uit zestig miljoen zielen bestond. Uit gegevens zoals die in hoofdstuk II genoteerd staan, blijkt dat de Russische populatie eerder tegen de honderdzestig duizend liep. Pankratov verstrekt hier dus misleidende informatie. 110 Dergelijke conclusies mogen niet zonder meer getrokken worden uit het cijfermateriaal dat gepresenteerd wordt. Een daling of groei hangt van meer omstandigheden af dan alleen de Stalinistische vervolging. Pas wanneer deze cijfers vergeleken worden met bijvoorbeeld soortgelijke gegevens voor andere religies, kunnen voorzichtige conclusies getrokken worden.
130
vraag 15a: Hoe staat de Belokrinickaja Ierarchija tegenwoordig tegenover een huwelijk tussen de Oudgelovige en een niet-Oudgelovige? antwoord: Dergelijke huwelijken zijn niet wenselijk. Dat hebben wij nooit verwelkomd. Maar tegenwoordig zijn er veel van dergelijke gevallen. Vooral tijdens het Sovjetbewind is het aantal gemengde huwelijken gegroeid. Dat hangt samen met een algemene daling van het aantal oprecht gelovige mensen. Want oprecht gelovige mensen, vooral de jongeren die hun hele leven willen wijden aan het dienen in de kerk, zoeken voor zichzelf een bruid of bruidegom uit de Oudgelovigen. Zij zullen niet buiten de kaders van hun milieu treden. En als een Oudgelovige iemand van buiten kiest, zal die iemand nooit de kerkelijke inzegening ontvangen als de niet-Oudgelovige partij het oude geloof niet aanneemt. Dat is onze regel. vraag 15b: Kunnen kinderen uit dergelijke huwelijken gedoopt worden? antwoord: Kinderen uit een niet-ingezegend huwelijk worden bij ons niet gedoopt. Slechts kinderen uit een ingezegend huwelijk worden bij ons gedoopt. Er zijn natuurlijk gevallen dat de mensen ongelovig waren, die hun leven leven, kinderen hebben en dat dan ineens een van de twee het oude geloof wil aannemen. Laten we aannemen dat de ander niet tegen is maar zelf niet wil overgaan tot het geloof. Dan hopen wij altijd maar dat een van de twee de ander toch weet te overtuigen en dat wij anders in ieder geval een van de twee kunnen opnemen in ons geloof en dan dopen wij het kind. Maar vaak is er dan het vooruitzicht dat ook de andere helft zich bij ons zal voegen, zodat zij een eenheid zullen vormen. Daar streven wij naar. vraag 16: Tot aan de revolutie was een deel van de Oudgelovigen ondernemer. Hoe is die situatie nu? Zijn er economische activiteiten onder de Oudgelovigen waar te nemen? antwoord: Ja, er zijn mensen die zich bezighouden met de commercie, die bij diverse firma's werken, maar dat is natuurlijk niet te vergelijken met hoe het voor de revolutie was. Toen behoorde 60% van het industriële kapitaal van Rusland toe aan Oudgelovigen. Aan families als de Morozovy, Rjabušinskij, Rachmanovy, Trevugoly. Zij waren de ruggegraat van het Russische industriële bankkapitaal. Zij waren de grootste ondernemers van die tijd. Dat is natuurlijk niet te vergelijken met hoe het nu is. Wij hebben ondernemers onder onze parochianen, maar niet in die mate. De reclame die staat in het blad Cerkov' is niet afkomstig van Oudgelovigen, maar van mensen die welwillend tegenover ons staan. Zij vroegen welke financiële hulp zij konden bieden aan het blad en of hun advertentie geplaatst kon worden. En die plaatsen we dan. vraag 17: Is er een groeiende belangstelling voor het Oudgelovigendom merkbaar? antwoord: De interesse neemt absoluut toe, omdat het Oudgelovigendom een fenomeen van de Russische cultuur is. Er zijn immers geen Oudgelovigen in andere naties. Er zijn geen Griekse Oudgelovigen of Servische of Bulgaarse, kortom er zijn geen Oudgelovigen in andere Orthodoxe landen. De hervormingen die Nikon in Rusland ingevoerd heeft, zijn in die andere kerken in de 16e, 17e eeuw geleidelijk ingevoerd. En zij vonden de veranderingen niet
131
afkeurenswaardig; de veranderingen hebben zich daar bijna onmerkbaar voltrokken. Maar in Rusland was dat heel anders en daarom groeit op de eerste plaats de interesse voor het Oudgelovigendom als geestelijke stroming, omdat de Oudgelovigen mensen zijn die waarachtig Godsvrezend zijn. Zij waren niet bang voor de tsaar, niet voor de patriarch, zij zijn bang voor God, die de geestelijke wetten opgesteld heeft die nageleefd moeten worden. Daarom is, ondanks de vervolgingen, het oude Orthodoxe geloof tot deze tijd bewaard gebleven. Daarom is er op de eerste plaats een interesse voor het Oudgelovigendom als geestelijke stroming. Daarnaast natuurlijk als cultureel-historisch fenomeen van Rusland van de kant van de wetenschap, wat ook op de conferentie duidelijk werd. Vóór de conferentie waaraan u en ook ik deelnamen, was er een conferentie in november, dus dat is dicht op elkaar. Normaliter gingen er jaren voorbij voordat er één conferentie of twee of soms zelfs drie georganiseerd werden. In september was er nog een conferentie in Archangelsk oblast'. Het geeft wel aan dat men zich eindelijk met de Oudgelovigen bezighoudt in de mate waarin zij dat verdienen. vraag 18: Ik heb gemerkt op de conferentie dat de Oudgelovigen een sterke afkeer hebben van Mel'nikov-Pe…erskij. Waarom is dat zo? antwoord: Ja, hij was een vervolger van de Oudgelovigen. Behorend tot de heersende kerk, was hij een ambtenaar van het geheime comité voor raskol'-zaken onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, tijdens de regering van tsaar Nikolaj I, die een van de wreedste vervolgers van de Oudgelovigen was in de geschiedenis van Rusland. Het materiaal voor zijn boeken V lesach en Na gorach ontleende hij nu juist aan zijn werk, waarbij hij, als mijn geheugen mij niet bedriegt in het boek Na gorach, een episode beschrijft dat iedereen met angst wacht op een generaal die uit Petersburg komt om kloosters te sluiten. Die generaal uit Petersburg nu was Mel'nikov-Pe…erskij zelf. Hij nam rechtstreeks deel aan de politievervolgingen. En in zijn boeken keren al zijn positieve helden, die zijn auteurspositie uitdrukken, zich af van het Oudgelovigendom. Zij verenigen zich ofwel met de heersende kerk ofwel nemen het Edinoverie aan. Hij was tegenstander van het bestaan van de Oudgelovigen als een onafhankelijke kerk. Hij heeft echter ook een positieve kant. Hij beschreef immers de cultuur en de tradities. Maar hij begreep niet dat je niet zomaar iets mag scheiden van al het overige, i.e. je mag niet zomaar één aspect van het Oudgelovigendom nemen en een andere plaats geven, zoals bijvoorbeeld een plant uit een bloemperk halen en overplanten naar de vensterbank. Zo bestaat ook het Oudgelovigendom als totaal verschijnsel; je mag het niet in delen bekijken. Hij probeert te ontrafelen wat hij tegenkomt. Het Oudgelovigendom heeft zich juist zo gehandhaafd dat het onafhankelijk kon zijn, dat het zich aan niemand hoefde onderwerpen, zodat het mogelijk zou zijn te leven naar eigen wetten. vraag 19a: Hoe is de houding tegenover de Edinovercy? antwoord: De Edinovercy beschouwen zichzelf als Oudgelovigen. Wij beschouwen hen niet
132
zo, want het Edinoverie is als een unie, zoals die nu bestaat in de Oekraï ne bijvoorbeeld. Men dient volgens de Orthodoxe rituelen, maar onderwerpt zich aan de Roomse paus. Zo is het ook hier. Ze dienen volgens de oude boeken, maar onderwerpen zich aan de patriarch van de heersende kerk. Daarom zijn onze verhoudingen met hen dienovereenkomstig. Momenteel verenigen vele Edinovercy zich met de Oudgelovigenkerk. Veel jeugd. Vaak speelt het Edinoverie de volgende rol: voor niet-Oudgelovigen is het een raam naar het Oudgelovigendom. Zij kunnen zonder gevolgen kennis maken met de oude boeken, met de oude voorschriften, met alle aspecten van de Oudgelovigenkerk en dat aangenomen hebbende bij de Edinovercy, overtuigen zij zich van de juistheid van juist de Oudgelovigenkerk en komen naar ons. Het is een soort overgangsgebied. De ervaring van de geschiedenis leert ons dat Edinovercy ofwel Oudgelovigen worden, ofwel zich afkeren van het oude geloof en gewone Nikonianen worden. Het is een verschijnsel dat niet onafhankelijk kan bestaan. Het is altijd van bovenaf gestimuleerd, met het doel het Oudgelovigendom uit te roeien, wat niet gelukt is. Daarom is het zo'n wankelende beweging. In de meerderheid van de huidige Edinovercy zie ik een soort inzicht, een evolutie naar het Oudgelovigendom. Ik ben ervan overtuigd dat de meer gezond denkende van hen spoedig zullen komen tot het zuiver Oudgelovigendom. vraag 19b: Hoeveel Edinovercy zijn er vandaag de dag? antwoord: Weinig, in Moskou hebben ze nu één kerk met twee jonge priesters. Zij waren aanwezig op de conferentie. Wij gaan wel met ze om, ze vragen ons veel, komen langs en tonen belangstelling. Het is hen aan te zien dat zij gebukt gaan onder de positie van hun kerk; zij willen een soort volwaardigheid, een soort puurheid en ik denk dat ze dat wel zullen bereiken mettertijd. vraag 20: Zijn Oudgelovigen principieel dienstweigeraars? antwoord: Nee, dienen in het leger, het vaderland beschermen is de plicht van iedere Christen. Zoals Christus zei: "Vozdavajte Boñ'e Bogi a Keserevo Kesarju (Geeft God wat hem toekomt en de keizer wat de keizer toekomt). Wij geven de staat waarin wij wonen wat hij nodig heeft, temeer daar de Oudgelovigen altijd patriotten waren van Rusland. In de regel is het zo dat de Oudgelovigen etnisch gezien zuiver Russische mensen zijn. De meerderheid van onze mensen, zelfs in Roemenië temidden van een bevolking met ander bloed, niet-Slavisch bloed, zijn de Oudgelovigen lange, blonde mensen, typisch zuiver Slavisch. Dat is bewaard gebleven zelfs in een vreemde omgeving, buiten Rusland. Volgens de wet, de canon, is het verboden in het leger te dienen als men gewijd geestelijke is: lezer, diaken, priester, evenals aan kluizenaars of monniken bijvoorbeeld is het verboden wapens op te nemen. Maar de meerderheid van onze gelovigen heeft in het leger gediend, heeft de eed afgelegd. Ik ken bijvoorbeeld mensen die in Afghanistan gediend hebben. Momenteel neemt onze Oudgelovige geestelijkheid deel aan de herleving van de Russische Kozakken. In het Verre Oosten zijn er ook voorbeelden, in de Ural, in het Don-gebied. Wij zijn geen principiële dienstweigeraars. En zijn het ook niet geweest. Dat is eerder een eigenschap van de Baptisten, enkele protestanten. Normaal
133
gesproken gaat een jongen wanneer hij in het leger gaat te biecht bij een geestelijk vader of priester, zodat hij alles opbiecht, hopelijk vergeven wordt en de zegen krijgt van de priester. Daarna kan hij rustig in dienst omdat God hem zal bewaren tijdens alle moeilijkheden. Zelfs onze metropoliet heeft vier jaar gediend bij de vloot.
134
Literatuurlijst
Allen, W.E.D. 1941 The Ukraine. A History. Cambrigde University Press, Cambridge 1941 Avvakum 1965 Das Leben des protopopen Avvakum, von ihm selbst niedergeschrieben. Vandenhoeck & Rupert, Göttingen 1965 1987a Het leven van protopope Avvakoem, door hemzelf beschreven. In: Tijdschrift voor Slavische Literatuur 1, 1987:28-37 1987b Het leven van protopope Avvakoem, door hemzelf beschreven (vervolg). In: Tijdschrift voor Slavische Literatuur 2, 1987:49-63 Bourdeaux, Michael 1965 Opium of the People. The Christian Religion in the USSR. Mowbrays, Oxford 1965 Brouwer, Sander 1987a Avvakoem. In: Tijdschrift voor Slavische Literatuur 1, 1987:23-27 Cerkov' 1909 wekelijks tijdschrift voor Oudgelovigen van de Belokrinickaja Ierarchijasoglasie. Gebruikt: jaargang 1909:1,2,4,8,9,51 Cherniavsky, Michael 1966 The Old Believers and the New Religion. In: Slavic Review 1, 1966:1-39 Chochlov, G.T. 1903 Putešestvie Ural'skich kazakov v "Belovodskoe carstvo". St. Petersburg 1903 (Zapiski imp. Russkogo Geografi…eskogo Obscestva po otdeleniju etnografii, dl 28, vypusk 1) Crummey, Robert O. 1970 The Old Believers and the World of Antichrist. The Vyg Community and the Russian State 1694-1855. The University of Wisconsin Press, Londen 1970 1993 Old Belief as Popular Religion: New Approaches. In: Slavic Review 4, 1993:700-712 Dalen Gilhuys, A. 1983 De Russisch orthodoxe kerk. Rijswijk 1983 Ellis, Jane 1986 The Russian Orthodox Church. A contemporary history. Croom Helm, Kent 1986
135
Freeze, Gregory L. 1977 The Russian Levites. Parish clergy in the Eighteenth Century. Harvard University Press, Harvard 1977 1988 From Supplication to Revolution. Oxford University Press, New York 1988 Gorja…ev, A.Ja. en V.A. 1992 Staroobrjadcy Gorodca - chraniteli russkoj kniñnoj kul'tury. In: Mir staroobrjad…estva. Li…nost'. Kniga. Tradicija. Moskou 1992:59-70 Gorkij, M. e.a. 1938 Istorija grañdanskoj vojny v SSSR. Deel I. Moskou 1938 Gur'janova, Natalija S. 1994 Interpretacija dejstvitel'nosti v sisteme •schatologi…eskich postroenij russkogo staroobrjad…estva. In: Skupiska Staroobrzedowców w Europie, Azji i Ameryce ich miejsce i tradycje we wspólczesnym swiecie. Warschau 1994:65-71 Hauptmann, Peter 1963 Altrussischer Glaube. Göttingen 1963 Irénikon 1947 theologisch tijdschrift dat elk kwartaal verschijnt, uitgegeven door het Monastère de Chevetogne. Het tijdschrift behandelt uiteenlopende Orthodoxe en katholieke thema's en actualiteiten. Gebruikt: 1947,2:213-214 ISC 1991 Istorija staroobrjad…eskoj cerkvi. Kratkij o…erk. Moskou 1991 Jong, Anita de 1993 De relatie tussen de Orthodoxe kerk en de staat. Doctoraalscriptie, Groningen 1993 Kääriäinen, Kimmo 1995 Die Russische Orthodoxe Kirche und ihr Verhältnis zu anderen Konfessionen. In: Berichte des Bundesinstituts für ostwissenschaftliche und internationale Studien 1995,41 Klju…evskij, V.O. 1957 So…inenija tom III. Moskou 1957 Koch, Hans z.j. Staat en kerk in de sowjetunie. In: Christendom en bolschewisme. N.V. Korteweg & Stemerding, Rotterdam z.j. Kolarz, Walter 1961 Religion in the Soviet Union. Macmillan & Co LTD, New York 1961
136
111
Kozlov , Vladimir z.j. Sud'by staroobrjad…estva 1920-e gody. In: ? z.j.:33-40 Kuz'mina, L.P. 1992 Staroobrjadcy v sovremennom mire (Obzor ñurnala "Cerkov'" za 1982-1988g.) In: Tradicionnaja duchovnaja i material'naja kul'tura russkich staroobrjad…eskich poselenij v stranach Evropy, Azii i Ameriki. Novosibirsk 1992:79-85 Langkamp, M.C. 1995 De Lipovaanse gemeenschap en religie als conservator of vernietiger van haar identiteit. Doctoraalscriptie, Groningen 1995 Lieb, Fritz z.j. Christendom en bolschewisme. In: Christendom en bolschewisme. Korteweg & Stemerding, Rotterdam z.j. Lotman, Ju.M. en Uspenskij, B.A. 1984a Echoes of the Notion "Moscow as the Third Rome" in Peter the Great's Ideology. In: The Semiotics of Russian Culture. Ann Arbor, Michigan 1984:53-67 1984b The Role of Dual Models in the Dynamics of Russian Culture. In: The Semiotics of Russian Culture. Ann Arbor, Michigan 1984:3-35 Lupinin, Nickolas 1984 Religious revolt in the XVIIth century: the schism of the Russian church. The Kingston Press, Princeton 1984 Makarov, V.E. 1994 O…erk istorii Rogoñskogo kladbiš …a v Moskve. Moskou 1994 Marini…eva, Galina 1990 V oñidanii blagovesta. In: Cerkov' 1990,0:66-71 Mel'gunov, S. 1907 Staroobrjadcy i svoboda sovesti. Istori…eskij o…erk. Moskou 1907 Meyendorff, Paul 1991 Russia, Ritual & Reform. St. Vladimir's Seminary Press, New York 1991 Milovidov, V.F. 1969 Staroobrjad…estvo v proš lom i nastojaš …em. Moskou 1969 Mitrochina, L.N. e.a. 1994 Christianstvo. Slovar'. Respublika, Moskou 1994 (Encyclopedisch woordenboek)
111
Dit artikel is mij ter hand gesteld door Irina Pozdeeva. Het is zeer recentelijk geschreven, maar noch over het jaartal, noch over het tijdschrift waarin het artikel verschenen is kon zij mij enige informatie verstrekken. Toch meende ik, gezien de interessante gegevens die Kozlov geeft, dat ik het in deze scriptie op moest nemen.
137
Morris, Richard A. 1994 Obš…ina staroverov v Severnoj Amerike kak odna iz modelej dlja razvitija demokratii v Rossij. In: Skupiska Staroobrzedówcow w Europie, Azji i Ameryce ich miejsce i tradycje we wspólczesnym swiecie. Polska akademia nauk instytut slawistyki, Warschau 1994:23-31 Mošina, T.A. 1996 Vasilij Kel'siev o staroobrjadcach. K evoljucii vzgljadov. In: Staroobrjad…estvo: Istorija, kul'tura, sovremennost'. Moskou 1996:42-47 Nakamura, Ž. 1994 Romanovka - poselok staroverov v Man'…ñurii. In: Skupiska Staroobrzedówcow w Europie, Azji i Ameryce ich miejsce i tradycje we wspólczesnym swiecie. Polska akademia nauk instytut slawistyki, Warschau 1994:247-253 Onasch, Konrad 1967 Grundzüge der russischen Kirchengeschichte. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 1967 PCVSRF (Parlamentskij Centr Verchovnogo Soveta Rossijskoj Federacii) 1993 Religioznye organizacii rossii (Spravo…nik). Obninsk 1993 Pascal, Pierre 1969 Avvakum et les débuts du raskol. Mouton, Parijs 1969 (Oorspronkelijk verschenen in 1938) 1976 The Religion of the Russian People. St. Vladimir's Seminary Press, New York 1976 Petrov, A.Ju. 1995 Nekotorye dannye po statistike staroobrjad…eskich chramov i molennych Moskvy. In: Mir staroobrjad…estva: Moskva staroobrjad…eskaja. Moskou 1995: 211-220 Pipes, Richard 1979 Russia under the Old Regime. Penguin, New York 1979 Pokrovskij, N.N. 1992 Predislovie. In: Mir staroobrjad…estva: Licnost'. Kniga. Tradicija. Moskou 1992:3-4
138
Pozdeeva, Irina V. 1992 Tradicionnaja kniñnost' sovremennogo staroobrjad…estva. In: Mir staroobrjad…estva: Licnost'. Kniga. Tradicija. Moskou 1992:11-25 1994 Russkoe staroobrjad…estvo v na…ale i konce XX veka. Pered licom dvuch zakonov o svobode sovesti. In: Skupiska Staroobrzedówcow w Europie, Azji i Ameryce ich miejsce i tradycje we wspólczesnym swiecie. Polska akademia nauk instytut slawistyki, Warschau 1994:97-105 1995 Russkoe staroobrjad…estvo i Moskva v na…ale XXv. In: Mir staroobrjad…estva: Moskva staroobrjad…eskaja. Moskou 1995:6-40 Pravoslavno-staroobrjad…eskij cerkovnyj kalendar' 1995 O vrede televidenija. In: Pravoslavno-staroobrjad…eskij cerkovnyj kalendar'. Moskou 1995:103-111 Rjabušinskij, Vladimir 1994 Staroobrjad…estvo i russkoe religioznoe …uvstvo. Moskou 1994 Robson, Roy R. 1993 Liturgy and Community Among Old Believers, 1905-1917. In: Slavic Review 4, 1993:713-724 Šaškov, A.T. 1992 Samosoññenija kak forma social'nogo protesta krest'jan-staroobrjadcev Urala i Sibiri v konce XVII-na…ale XVIIIv. In: Tradicionnaja duchovnaja i material'naja kul'tura russkich staroobrjad…eskich poselenij v stranach Evropy, Azii i Ameriki. Novosibirsk 1992:294-300 Š…apov, A.P. 1861 Zemstvo i raskol. In: Ote…estvennye zapiski 6, 1861:465-530 Š…apov, Jaroslav N. 1994 Staroobrjadcy v Moskve meñdu dvumja revoljucijami (1905-1917). In: Skupiska Staroobrzedówcow w Europie, Azji i Ameryce ich miejsce i tradycje we wspólczesnym swiecie. Polska akademia nauk instytut slawistyki, Warschau 1994:81-95 Senatov, V. 1995 Filosofija istorii staroobrjad…estva. Moskou 1995 Smolitsch, Igor 1990 Forschungen zur osteuropäischen Geschichte. Band 45: Geschichte der russischen Kirche, deel II. Otto Harrassowitz, Berlijn 1990
139
Smorgunova, E.M. 1992 Iz rukopisej Verchokam'ja: osobyj vid vzaimodejstvija ustnoj i pis'mennoj tradicii. In: Mir staroobrjad…estva: Licnost'. Kniga. Tradicija. Moskou 1992:46-58 1996 Sovremennaja ñizn' v oñidanii konca sveta (nekotorye eschatologi…eskie predstavlenija permskich staroverov v poslednie gody XXv.). In: Staroobrjad…estvo: Istorija, kul'tura, sovremennost'. Moskou 1996:22-24 Struve, Nikita 1965 Die Christen in der UdSSR. Matthias-Grünewald-Verlag, Mainz 1965 Uspenskij, B.A. 1994 Raskol i kul'turnyj konflikt XVII veka. In: Izbrannye trudy I. Moskou 1994:333-367 Ware, Timothy (Kallistos) 1993 The Orthodox Church. Penguin, Suffolk 1993 (Oorspronkelijk verschenen in 1963) Witsen, Nicolaas 1966a Moscovische reyse, 1664-1665. Deel II: Journaal, tweede gedeelte bezoek aan patriarch Nikon. Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage 1966 1966b Moscovische reyse, 1664-1665. Deel III: Aentekeningen. Martinus, Nijhoff, 'sGravenhage 1966 Zen'kovskij, S. 1995 Russkoe staroobrjad…estvo. Moskou 1995 (Oorspronkelijk verschenen in 1970
140
Overige literatuur
Bol'š aja Sovetskaja Enciklopedija 1957 deel 40. Moskou, tweede uitgave, 1957 Klibanov, A.I. 1969 Religioznoe sektanstvo i sovremennost'. Moskou 1969 Majskij, Ju. 1940 O sektantach. Moskou 1940 Milovidov, V.F. 1979 Sovremennoe staroobrjad…estvo. Moskou 1979 Oleš…uk, F. 1938 Sektantstvo i ego reakcionnaja rol'. (Komu sluñat cerkovniki i sektanty?) Jaroslavl' 1938 Pospielovsky, Dimitry, 1984 The Russian Church under the Soviet Regime 1917-1982. Volume I en II. New York 1984 Robinson, A.N. ðizneopisanija Avvakuma i Epifanija. Moskou 1963 1963 Robson, Roy R. 1995 Old Believers in Modern Russia. Northern Illinois University Press, DeKalb 1995 Sarkisyanz, E. 1955 Russland und der Messianismus des Orients. J.C.B. Mohr Verlag, Tübingen 1955 Spuler, B. 1948 Die gegenwartslage der Ostkirchen in ihrer völkischen und staatlichen Umwelt. Wiesbaden 1948 Stupperich, R. 1934 Das russische Sektenwesen der Gegenwart. In: Osteuropa 10 (1934-1935) Terskoj, A. 1965 U sektantov. Moskou 1965
141
Nederlandse vertaling van de Russische citaten
pag.11
citaat uit ISC "Gods straf voor het verraad van de Orthodoxie, voor de unie met de Katholieke paus heeft Byzantium getroffen."
pag.16
…evskij citaat Klju… "Van alle Russen uit de zeventiende eeuw ken ik niemand die sterker en eigenzinniger was dan Nikon. Hij is echter niet direct te vatten: hij is een behoorlijk moeilijk personage met bovenal een zeer onevenwichtig karakter."
pag. 17-18
citaat Nikon "De tsaar zijn de aardse zaken toevertrouwd - mij echter de hemelse; de tsaar vertrouwen wij ons lichaam toe - de priester echter onze ziel. De tsaar scheldt schulden kwijt van hen die bezitten - de priester vergeeft de schulden van de zondaars. De een dwingt - de ander echter troost. De een met geweld - de ander daarentegen met raad. De een heeft materiële wapens - de ander geestelijke. De een vecht tegen vijanden - de ander echter met de kracht en de wereldheerser van het duister van deze eeuw. Het is daarom duidelijk - het priesterdom staat hoger dan het tsarendom!"
pagina 21
citaat Avvakum "Je bent, Michajlovi…, immers toch geen Griek. Spreek in je moedertaal; kleineer haar noch in de kerk, noch in je huis, noch in spreekwoorden. Zoals Christus ons onderwezen heeft, zo volgt het te spreken."
pagina 23
noot 25 `roñdenna, (a) ne sotvorenna' betekent `geboren, (maar) niet geschapen'.
pagina 25
noot 28: citaat Oudgelovige in 1922 "In ons leven zijn zij net zo onmisbaar als ze in het verleden onmisbaar waren."
pagina 27
noot 30: citaat van `hele volk' "De nieuwe patriarch heft Christus op."
pagina 29
citaat van een bisschop "Ik heb het gelezen. Wat een kracht, wat een talent! Het is de Puškin van de zeventiende eeuw. Dit is de basis van de echte Russische literaire taal."
pagina 36
citaat uit ISC "Velen dachten dat de tsaar bedrogen werd door de gekomen Grieken en westerlingen en geloofden dat hij vroeg of laat dit bedrog zal doorzien en tot de oude gang van zaken zou terugkeren en de bedriegers zal verjagen."
142
pagina 37
citaat uit Senatov "Scheer u weg met uw leer, met uw vuur, met uw zweep en uw galgen: u komt uit een vreemd land, maar wij zijn één met het volk, één in lichaam en één in ziel."
pagina 40
citaat Zenkov'skij "Oudgelovig Moskou loopt leeg."
pagina 42
citaat uit Šaškov "voor het staatszegel, opdat het ons voortaan tot aandenken zal zijn omwille van de onderdanige mensen, opdat zij, de onderdanige mensen, niet botweg tot ons zullen komen omwille van hun ledige hebzucht en ons armen niet uiteen zullen jagen, en ons niet zullen leiden tot het nieuwe geloof, en dat de zakaš…iki en de priesters ons niet zullen vervelen, die leraren van de voormalige patriarch Nikon." citaat uit 1687 van boeren uit Tjumen "En als ze ons van deze grond zullen verjagen, dan zullen wij allen onszelf alhier verbranden." citaat uit Šaškov:296 "Zoals Christus <<de dood overwon met de dood>> overwon een deelnemer aan de zelfverbranding het vuur met het vuur."
pagina 45
citaat uit ISC:25 "Hij moet geestelijk opgevat worden."
pagina 47
citaat Chochlov "of in het gure, ongastvrije en voor Europeanen ontoegankelijke Tibet."
pagina 50
citaten uit Zen'kovskij "Uw heer, de imperator, is, als nakomeling van Peter de Grote, de vertegenwoordiger van de macht van de Antichrist." "ik erken niet de macht van de tsaar over mij.""ik erken hem (de tsaar) niet als Christen." citaat van Evfimij "Het beest van de Apocalypse is de tsarenmacht, zijn ikoon is de wereldlijke macht, zijn werk is de geestelijke macht."
pagina 52
`groznych statej' betekent `verschrikkelijke artikelen'.
pagina 60
citaat uit Smorgunova "De aarde keert zich om: de metalen zijn naar boven gekomen."
pagina 63
pervoe resp. vtoroe razorenie betekent eerste resp. tweede vernietiging.
143
pagina 64
…apov citaat A.P. Š… "De raskol neemt het op zich de zaak van de Zemstvo voort te zetten, te ontwikkelen."
pagina 65
citaat V.I. Kel'siev "onze sekten niets revolutionairs in zich bergen, onze sektanten zijn waarachtig trouw totaan het eind van hun nagels." citaat Pavel Prusskij "Onze religie staat niet toe in te gaan tegen de overheid."
pagina 69
citaat uit ISC "dat de Nieuwgelovige hiërarchie zich tegenover de Edinovercy altijd met achterdocht opgesteld heeft en hen beschouwde als kinderen van een vreemde kerk, namelijk de kerk der Edinovercy, die in afscheiding leeft van de Nieuwgelovige kerk."
pagina 70
citaat uit ISC "om voorgoed de Oudgelovige geestelijkheid te vernietigen. Maar de Here God stond zulks niet toe."
pag. 73-74
citaat van Pobedonoscev "Wat zijn jullie voor Russische mensen? Eerder nog zal God mij mijn verstand afnemen, dan dat ik de Oudgelovigen vrijheid zal geven!"
pagina 74
gedichtje over K.P. Pobedonoscev Dit gedichtje laat zich moeilijk vertalen, daar het gebaseerd is op woordspelingen met de naam Pobedonoscev. Het betekent zoiets als Pobedonoscev (Overwinnaar) voor de Synode Pleitbezorger voor zichzelf Een armoedzaaier voor het volk en verklikker voor de tsaar. citaat Mel'gunov "gelovig mens, hoewel hij wellicht op een dwaalspoor is geraakt met zijn religieze overtuigingen, om vrij te bidden"
pagina 75
citaat Mel'nikov "In tweeëneenhalve eeuw zijn er door de regering zoveel wetten over het Oudgelovigendom uitgevaardigd, dat zij samen dikke boekdelen vormen. Bijna alle zijn uitgevaardigd met het doel te voorkomen dat de Oudgelovigen zich een bestaan konden opbouwen, hen te boeien met ketenen en hun bestaan zoveel mogelijk te beknotten."
144
pagina 76
citaat uit Mel'gunov "Het niet-erkennen van de staatskerk, stond, naar de mening van de regering, gelijk aan het niet-erkennen van de regering."
pag. 77-78
citaat V.E. Makarov "Onze zaak is slechts een gedeelte van de nationale, algemeenrussische zaak, (...) ze hebben ons privileges gegeven toen ze die aan het hele volk gaven en namen ze af toen de reacties kwamen (...). Wij zullen betrouwbare garanties over de vasthoudendheid en de onmogelijkheid van onze religieuze rechten pas dan ontvangen als het hele Russische volk ze ontvangt."
pagina 78
benaming van de ukaze van 6 maart 1906 `Over de coördinatie van enkele besluiten van het burgerrecht met de ukaze van 17 april 1905 over de uitbreiding van de grondslagen van de verdraagzaamheid tegenover het geloof'
pagina 79
fragment uit Cerkov' "De verlichting van de huidige generatie is een algemene verplichting geworden, die op allen evenveel rust: zowel op de priesters als op de kerkenraden van de gemeenschappen, maar meer nog op de ouders." citaat van F.E. Mel'nikov "Een meest diepgaande en brede opvoeding zal het Oudgelovigendom nog verder kunnen ontwikkelen en versterken en nog vollediger zijn innerlijke kracht onthullen." citaat bisschop Michail "(...) niet het licht en de Goddelijke openbaringen te vrezen, die ons aan ons verstand ingegeven worden."
pagina 81
citaat uit Staroobrjadec "nog niet gewend aan de giften van de vrijheid" nieuwe benaming van de gemeenschap der Pomorcy: Moskouse gemeenschap van Christenen van de Oud-Orthodoxe Katholieke belijdenis der Oudpomoorse vroomheid
pagina 83
subtitels Cerkov' De week van de Duma, Het wereldlijk leven en Overzicht van de gebeurtenissen
pagina 85
handschrift van een Oudgelovige man de schrijver heeft geen interpunctie gebruikt en hanteert uitgangen die afwijken van het moderne Russisch. Hierdoor is een op het oog chaotische tekst ontstaan. Voor een beter begrip heb ik de tekst vertaald naar een correcte Nederlandse tekst:
145
(pag. 86)
"Ik zag als in een visioen de orde veranderen. Vanaf 1900 begon men andere kleiding te dragen, korte rokjes. Samovari raakten in zwang en er werden planten in de vensterbanken van de huizen gezet. Vroeger was dat niet zo en daarom begonnen de oude geestelijke vaders zich over de zaak te beraadslagen en ze vonden geschriften over de samovari en over thee. De thee die men drinkt komt uit China en de Chinezen belijden hun geloof krachtig. Zij geloven in de slang en de slangen besprenkelen de thee met een vreemd vet ter ere van de slachtoffers van hun geloof net als bij de Communie en zij schenden daarmee het Christelijke geloof en alle andere geloven. Daarna werd op de bijeenkomsten van de raden gevraagd wie een samovar' in huis heeft. Want bij die huizen moet men niet langsgaan en van hen geen aalmoezen aannemen. Vervolgens ging het net zo met iemand die trekharmonica speelde of tabak rookte. Bij hem die de trekharmonica bespeelt moet men niet in huis komen om te bidden (...) ñok revnitelej staroobrjad… …estva Kruñ = Kring van beijveraars voor het Oudgelovigendom citaat I.A. Kirillov "De jonge generatie gaat weg uit onze wereld, wordt ons geestesvreemd, zij begrijpt ons niet meer."
pagina 87
fragment uit Cerkov' "Weg van dat vlot," schreeuwde de Orthodoxe priester. - "Wacht u even, vader Arsenij, laat ons nog even het Evangelie uitlezen," vroeg de Oudgelovige priester nadrukkelijk aan zijn collega. -"Ik heb gezegd scheer je weg," schreeuwde vader Anisimov. De geschrokken Oudgelovige priester verliet met zijn ikonen het vlot, zonder het Evangelie uitgelezen te hebben." citaat van een Nieuwgelovige bisschop "(...) Handen af, (...) het is al erg genoeg dat jullie de vrijheid gegeven is eigen scholen te hebben, zodat jullie jullie kinderen nog krachtiger in de duisternis van jullie donkere quasi-wijsheid kunnen houden.., en nu trekken jullie ook nog aan de kerkelijke scholen, om van hen geld weg te kapen voor jullie ongelukkige scholen; maar het zal jullie niet lukken zolang onze regering haar gezond verstand gebruikt en haar geweten niet zal laten vertroebelen."
pagina 88
citaat uit Cerkov' "Geen enkele weldenkende Oudgelovige mag naar hen overlopen. En er zal ook niemand overlopen, tot welke groepering hij ook behoort." citaat uit Mel'gunov "Zich voegen bij de `Russische mensen' betekent hand in hand lopen met de vijand."
pagina 89
citaat vertegenwoordiger eerste groep "Wij zien nog elke dag uitingen van de allergrofste willekeur."
146
citaat vertegenwoordiger tweede groep "Dat (...) vereist het Christelijke leer. De wereld ligt in het kwaad en wij moeten hier, op aarde, de verwezenlijking van het koninkrijk van God nastreven." pagina 92
fragmenten uit Slovo Cerkvi "Het onvermijdelijke, lang verwachte heeft zich voltrokken (...) de staatsmacht, die het getergde vaderland naar een duidelijke afgrond heeft geleid, is omvergeworpen en vertrapt. In zijn plaats is een nieuwe macht getreden, die het staatsroer in handen heeft genomen, met hulp van het in opstand gekomen volk en leger (...) Het oude regime was met name ons, Oudgelovigen, bijzonder vijandig gezind (...), de laatste tien jaren (...) zijn bijna alle rechten die de Oudgelovigen in 1905 gekregen hadden, gereduceerd tot nul."
pagina 94
citaat uit Kuz'mina "naar geweten en innerlijke overtuiging."
pagina 97
citaat Rjabušinskij "de benige hand van de honger en van de armoede van het volk grijpt de vrienden van het volk, de leden van de diverse comités en sovjets, naar de keel." citaat Milovidov `naar het aangetaste heiligdommen Moskou en Kiev'. …ak citaat uit brief aan Kol… "Moge de Allerhoogste u helpen op de door u uitgekozen doornige weg om de heilige last te dragen tot het hart van Rusland - Moskou, en om die heilige Russische stad te zuiveren van de communistische verschrikking."
pagina 98
…ak citaat uit brief van Kol… "Ik ben diep geroerd door de groet van het congres van de diocese van de Oudgelovigen van Perm', ik verwacht van zijn leden actief en nuttig werk in de strijd tegen het bolsjewisme en zijn invloed op het Russische leven; het Oudgelovigendom is immers altijd een van de beschermers geweest van de zuiverheid ervan." idee stranniki "Het beest de Antichrist is de sovjetmacht, de tien hoorns zijn zijn dragers, de commissarissen."
pagina 100
fragment uit brief Oudgelovigen aan Mossovet "Het verleden van het Oudgelovigendom, als geloofsovertuiging, is een ononderbroken keten van leed, vernedering, vervolging, en net nu het leek alsof een straal van licht voor altijd de duisternis, waarin wij ons al eeuwen bevinden, zou doorklieven, treft ons nog meer ongeluk - de verzegeling van de kerk."
147
pagina 101
…eva citaat van Marini… "Al snel verscheen er naast de kantine een cafeetje met alcoholische dranken. En op dezelfde plek, waar tot voor kort de blikken der gelovigen zich nog richten op de koepel en het kruis en waar de gelovigen hun gebeden opzeiden, liepen nu dronkenlappen te vloeken en over te geven."
pagina 102
idem "Op het sportveld, recht tegenover de kerk, werd voor de Paasnacht een doek gespannen en gingen ze een film draaien. Vlakbij ging iemand vol bravoure trekharmonica spelen, begeleid door een gitaar. Idioot gefluit, geschreeuw, brutaal gezang (...). Er ontstond een enorm lawaai. En in het gebouw van de voormalige winterkerk werden de deuren wijd open gezet en barstte een blaasorkest lost, dat het kerkkoor verpletterde."
pagina 110
citaat uit Pravoslavnaja ñizn' "De onder ons wonende onontwikkelde raskol'niki zijn niet schadelijk voor ons omdat ze helemaal niet in Christus geloven of omdat ze in hun eigen verzinsels geloven, maar omdat ze gevaarlijk zijn voor de Nieuwgelovige kerk en op alle mogelijke manieren proberen haar kwaad te doen. (...) Beland een van onze Orthodoxen bij hen en gaat hij niet over tot hun geloof, dan zuigen zij al het bloed uit hem, drijven de spot met hem, maken het hem zo moeilijk mogelijk en drijven hem tot wanhoop."
pagina 111
edinodušno en edinoglasno betekenen allebei `unaniem', maar het tweede gedeelte van het eerste woord stamt af van het woord voor ziel (duš a), terwijl de tweede helft van het tweede woord is afgeleid van het woord stem (golos). Hoewel de woorden in de praktijk als synoniemen gebruikt worden, is de inhoudelijke lading dus zeer verschillend. liturgische tekst `kogda sidiš,' net grecha' betekent `zolang je zit, ben je niet zondig'.
pagina 112
fragment over de schadelijkheid van de televisie "Wij vermanen onze geloofsbroeders om voor zichzelf de volgende conclusie te trekken: de televisie is een vijand, waarmee je niet mag onderhandelen, want haar aggressie kent geen maten en grenzen. De televisie maakt een triomftocht over de hele planeet, daarmee de laatste geestelijke bronnen verterend..." Maar ieder van ons is in staat om haar vernietigende tocht en de verbreiding van het geestelijk kwaad te beperken. Hoe? Door de televisie weg te doen uit zijn woning, haar (de woning) daarmee reinigend van het kwaad en zich onder geen enkel voorwendsel of op geen enkele manier in te laten met deze zonde buiten de grenzen van zijn eigen huis, dat voor oprechte Christenen de "huiselijke kerk" moet zijn (Rom. 16:4 Kol 4:15 Fil 1:2) Amen.
pagina 114
te verschijnen boek: De kerkelijke hervormingen van de zeventiende eeuw
pagina 120
citaat vader Apollinarij
148
"Zonder kennis is de ziel niet gelukkig." pagina 129
de tekst onder de afbeelding Ach, jullie mijn lieve mannen, broeders in Christus! Jullie hebben je al afgewend van die jodenpopes, die jullie voor de gek hielden met ikonen en gebedjes. Komen jullie dan nu tot mij, ik heb de ware Christus, een levende god. Laten we samen de heer aanbidden in geest van waarheid. Dan zal er eenheid zijn tussen alle boeren. Zij die geen ploegen, eggen of zaaigoed hebben: geloof in mij, dan verrekenen we dat later wel. Net als god zal ik de prijs bepalen: de een kan met geld betalen, de ander met brood, een derde met werk. We zijn allen broeders in Christus. Kijk, daar gaat hij ons zelf voor, onze zachtmoedige leermeester. Wees vermetel en twijfel niet, wees niet bevreesd. De oude kerk heeft de arbeiders verblind en bedot om voor elkaar te krijgen dat zij (halve zin is weggevallen) ... en de kapitalisten. De nieuwe of levende kerk, de oud-apostolische, de baptisten, de evangelisten en alle andere soorten gezuiverde en opgelapte religies streven ernaar het bewustzijn van de arbeiders te knechten ten gunste van de kulakken-woekeraars, winkeliers, nepmannen en andere spinachtige bloedzuigers. Jullie kunnen dit zelf gemakkelijk nagaan: kijk maar wie er in de sektantengemeenschappen de leiding over alles heeft. Religie moet helemaal verlaten worden, want het geloof in god, oftewel elke religie, is een van de wijzen waarop de klassenstrijd zich consolideert. De arbeiders moeten hun krachten verenigen in de coöperaties, collectieve bedrijven, comités en wederzijdse hulp. Op die manier zullen ze de kulakken overwinnen en de religie voorgoed ondermijnen en (enkele woorden weggevallen) naar het communisme."
149