Oplossingsgericht werken met groepen. Els Vanhecke - Eindwerk Korzybski Instituut Brugge ABSTRACT: In deze paper schets ik een overzicht van de belangrijkste uitgangspunten van oplossingsgerichte therapie algemeen en het Brugs model in het bijzonder. Daarbij geef ik aan hoe deze uitgangspunten hun betekenis hebben in het oplossingsgericht groepswerk. Daarna presenteer ik een schema dat als kompas kan dienen om de groep op het oplossingsgerichte spoor te brengen en te houden. Als slot beschrijf ik een werkschema waarin de groepsbegeleider concrete technieken en oefeningen kan onderbrengen die nuttig zijn om het oplossingsgerichte groepsproces te realiseren. 1.Van oplossingsgerichte therapie naar oplossingsgericht groepswerk Tijdens de opleiding oplossingsgerichte systeemtherapie aan Korzybsky Instituut, was ik aangenaam verrast van de resonantie die het Brugs model had met socio-cultureel vormingswerk algemeen en mijn werk binnen de trainingen (zeker van mezelf, rust in mezelf) in het bijzonder. Er is een opmerkelijke aansluiting tussen het achterliggend denkkader, de uitgangspunten, de grondhouding en methodieken van oplossingsgerichte therapie en het emancipatorisch werken met groepen. Twee principes van emancipatorische groepswerk resoneren met de oplossingsgerichte benadering: het toekomst/doelgerichte én het geloof in de zelfhelende krachten van de groepsleden. Trainingen, socio-educatief groepswerk en groepen persoonlijke groei zijn in sé toekomstgericht. Ze beogen het bereiken van een doel, het uitbreiden van mogelijkheden, het ontwikkelen van capaciteiten. Niet een probleem of pathologie staat centraal, wel het bereiken van een nieuwe situatie in de toekomst. Ook het geloof in, en het versterken van de zelfhelende krachten van de groepsleden is inherent aan het principe van emancipatie - of modern gezegd ‘empowering’ - dat binnen het vormingswerk een belangrijk uitgangspunt is. Vormingswerk heeft dan als doel om mensen in contact te brengen met hun capaciteiten, ze te helpen bij het vinden van oplossingen, mensen bewust te maken van hun krachten, nieuwe inzichten en vaardigheden aan te reiken en een context te creëren waarin mensen zowel van elkaar als van de begeleider kunnen leren. De opleiding was een uitdaging om de vertaalslag te maken van het individueel oplossingsgericht werken naar het oplossingsgericht werken in groepen. Het oplossingsgerichte komt tot uiting in de opbouw van de groepssessies, de grondhouding van de begeleider, de communicatie met zowel de deelnemers als de groep en in specifieke oplossingsgerichte individuele en groepsopdrachten/oefeningen. Deze paper is de neerslag van dit proces. Ik schets een overzicht van de belangrijkste uitgangspunten van oplossingsgerichte therapie algemeen en het Brugs model in het bijzonder. Daarbij geef ik aan hoe deze uitgangspunten hun betekenis hebben in het oplossingsgericht groepswerk. Daarna presenteer ik een schema dat als kompas kan dienen om de groep op het oplossingsgerichte spoor te brengen en te houden. Als slot beschrijf ik een werkschema waarin de groepsbegeleider concrete methodieken en technieken kan onderbrengen die nuttig zijn om het oplossingsgerichte groepsproces te realiseren. Oplossingsgericht groepswerk kan voor alle soorten groepen: o.a. therapiegroepen, counselinggroepen, groepstrainingen, groepen (psychosociale) educatie als, trainingsgroepen,zelfhulpgroepen, teambegeleiding. 1
2. Het referentiekader van oplossingsgerichte korte therapie en de vertaling naar oplossingsgericht groepswerk. De oplossingsgerichte korte therapie heeft haar oorsprong in de systemische traditie binnen de gezinstherapie. Steve de Shazer en Insoo Kim Berg ontwikkelden de oplossingsgerichte benadering binnen het Brief Therapy Centre te Milwaukee (V.S.) De filosofie van het sociaal constructionisme onderbouwt de oplossinggerichte benadering. De wereld is een co-construct, en komt tot stand binnen onze interacties. Een absolute waarheid bestaat niet, die is voor elk van ons verschillend. Ieder geeft zijn eigen betekenis aan de wereld. Deze visie kleurt de relatie tussen therapeut en cliënt én de manier waarop verandering binnen oplossingsgerichte therapie bekeken wordt. Ondertussen is de beweging ‘weg van verklaringen, problemen en pathologie’ naar ‘oplossingen, competenties en capaciteiten’ in allerlei werkvelden verspreid. Centraal in het oplossingsgerichte denken staat de paradigma shift dat oplossingen tot een andere wereld behoren dan problemen. Problemen en oplossingen zijn van een andere orde. Het is derhalve niet nodig, en soms contraproductief, om probleem te analyseren om een oplossing te vinden. De focus is gericht op wat gewenst wordt in de toekomst, eerder dan op wat er allemaal zou misgelopen zijn in het verleden. Deze andere focus vertaalt zich in fundamentele verschillen tussen probleemgerichte benadering en oplossingsgerichte benadering. Probleemgericht Oplossingsgericht Verleden Toekomst Oorzaken Uitzonderingen (als deeloplossingen) Pathologie Gezondheid Wat werkt niet Wat werkt (nog) wel Expert geeft antwoorden Expert stelt vragen Probleem is er steeds Een probleem is er nooit altijd Therapieplan van de therapeut Doelen en sterktes van de cliënt Grote veranderingen zijn nodig Kleine veranderingen voldoen als aanzet Problemen Oplossingen (L. Isebaert, M. Le Fevere de Ten Hove, L. Cauffman, L. Cauffman, 2003) Bij groepswerk nemen mensen deel aan de groep omdat ze op zoek zijn naar verandering in hun leven. In het groepsproces is het daarbij meestal niet mogelijk om iedere individuele problematiek uit te spitten om oorzaken te vinden en die naderhand te kunnen oplossen. In die zin is het voor de hand liggend dat groepswerk eerder oplossingsgericht is. Maar het is de paradigmashift van probleem naar oplossing, die van groepswerk oplossingsgericht groepswerk maakt. Al van bij de aankondiging van de groep (titel en omschrijving) richt oplossingsgericht groepswerk de focus naar de gewenste toekomst. Deelnemers tekenen in op het groepsdoel en werken in de loop van het groepstraject gezamenlijk aan het realiseren van hun gewenste situatie.
2
2.1 Axioma’s van het Brugse model: (Dr. M. Le Fevere de Ten Hove, 2000) Het eerste axioma is het geloof in de krachten van de mensen. De mens is expert in zijn eigen situatie. Mensen hebben alle mogelijkheden in zich om hun leven in handen te nemen. Soms zijn ze afgesneden van die capaciteit en dienen ze bewust gemaakt worden van deze zelfhelende krachten. Het tweede axioma stipuleert dat het belangrijk is dat mensen keuze hebben. De mogelijkheid om te kiezen is essentieel om uw leven vorm te geven. Het gevoel niets anders te kunnen, vast te zitten, belemmert mensen om hun leven vorm te geven. Het derde axioma stelt dat het mandaat van de cliënt moet worden gerespecteerd. Rekening houden met de doelen, de verwachtingen, wensen , grenzen van de cliënt en deze respecteren is essentieel. Voor het oplossingsgericht groepswerk gelden deze axioma’s evenzeer. Oplossingsgericht groepswerk vertrekt van een geloof in de krachten van de deelnemers. Het is niet bevoogdend maar uit zijn vertrouwen in de deelnemer. Er wordt een context gecreëerd van samenwerking en co-operatie. De inhoudelijke thema’s en de manier van werken worden afgestemd op de behoeften en wensen van de deelnemers. Het mandaat dat de deelnemer geeft wordt gerespecteerd, de deelnemer bepaalt hoever hij/zij gaat, wat hij/zij inbrengt, aan welke specifieke doelen hij/zij wil werken. Ook wordt keuze gerespecteerd en gestimuleerd. Deze keuzes zien we terug in de momenten waarop de groepsleden actief het proces en de inhoud van het groepsgebeuren kunnen beïnvloeden. Het belang dat gehecht wordt aan permanente evaluatie binnen oplossingsgericht groepswerk is een uiting van de prioriteit die de axioma’s hebben. Zowel de nuttigheidswaarde in het licht van de persoonlijke doelstellingen, de manier waarop gewerkt wordt, de kansen tot inbreng die deelnemers ervaren als de mate waarin respect ervaren wordt, worden geëvalueerd. 2.2 Het Brugse model van de keuzevrijheid. (L. Isebaert, 2007) Zoals uit de axioma’s al bleek is keuze zeer belangrijk in het Brugse model. Het is de taak van de therapeut om de cliënt te helpen een context te ontwikkelen waarin hij ervoor kan kiezen zichzelf te veranderen. Het Brugse model van keuzevrijheid gaat uit van de samenhang tussen de waarneming van de realiteit, het toekennen van betekenissen en het nemen van handelingsbeslissingen. Mensen nemen de realiteit waar en verlenen er tijdens de waarneming zelf betekenis aan. Deze betekenissen vormen de basis voor de handelingsbeslissing. Als mensen vast zitten in beperkende betekenisverleningen, als alternatieve betekenisverleningen niet toegankelijk zijn (semantische keuze), dan zijn er ook weinig alternatieven voor de handelingsbeslissing (pragmatische keuze). Maar ook omgekeerd kunnen nieuwe handelingsbeslissingen de realiteit beïnvloeden en daarmee de betekenisverlening verruimen of wijzigen. Alle oplossingsgerichte interventies zijn erop gericht de keuzevrijheid van de cliënt te herstellen. (L. Isebaert, 2007). Het doel van oplossingsgericht groepswerk is dat de deelnemers een gewenste (gedrags)verandering bereiken, dat ze kunnen kiezen voor nieuwe mogelijkheden en nieuwe gewoontes kunnen installeren. De oplossingsgerichte groep biedt een context voor zowel de pragmatische als de semantische keuzes.
3
De groep zelf is een biotoop voor het uitproberen van alternatieve handelingsbeslissingen. Opdrachten en oefeningen zijn er op gericht de handelingsalternatieven van de deelnemers uit te breiden. In de groepsinteractie wordt ruimte gecreëerd om semantische keuzes te verruimen. Door de deelnemers de betekenissen die ze geven aan concrete situaties te laten uitwisselen, kunnen bestaande beperkende visies uitgedaagd worden. 2.3 De interventiemethoden. Oplossingsgerichte therapie hanteert een aantal interventiemethoden waarmee de cliënt begeleid wordt naar zijn eigen gewenste toekomst. Voor elk van deze interventiemethoden zijn er binnen de oplossingsgerichte therapie heel wat concrete technieken. Deze gaan van oplossingsgerichte gespreksvoering tot concrete opdrachten en hulpmiddelen voor de cliënt. De verschillende interventiemethoden van oplossingsgerichte therapie worden ingezet afhankelijk van de fase waarin therapie zich bevindt (zie stroomdiagram). De therapeut helpt de cliënt werkbare doelen te formuleren. Doelen richten de aandacht naar de toekomst. Doelen moeten meer zijn dan vage voornemens. Werkbare doelen zijn: * realistisch: het moet gaan om veranderingen die mogelijk zijn en realiseerbaar zijn voor de cliënt. * klein en haalbaar: de veranderingen moeten binnen overzichtelijke tijd bereikt kunnen worden en zijn eerder het begin van iets dan het einde. * concreet: geen vage, abstracte formuleringen maar concrete en observeerbare veranderingen. Welke gedrag? Welke gedachten? Waar en wanneer? * in positieve termen geformuleerd: wat men wil wil i.p.v. wat met niet wil, wat men wil bereiken i.p.v. wat men wil vermijden De therapeut zoekt samen met de cliënt naar zijn sterktes, vaardigheden en hulpbronnen. De oplossinggerichte benadering gaat ervan uit dat elkeen voldoende hulpbronnen heeft om zijn problemen op te lossen. Wanneer men vast zit in een probleem is men zich vaak niet bewust van zijn sterke kanten en oplossingsvaardigheden. Alle interventies die de cliënt terug in contact brengen met zijn krachtbronnen zijn nuttig. Zowel het bewust maken van algemene vaardigheden en hulpbronnen als het opsporen van meer specifieke capaciteiten die nuttig zijn om het gestelde doel te bereiken zijn belangrijk. De therapeut heeft aandacht voor en geeft aandacht aan uitzonderingen. Geen enkel probleem doet zich altijd en overal voor! Contexten of momenten waarin het probleem zich niet of minder manifest voordoet geven belangrijke informatie over de richting van oplossingen. Vragen stellen die de momenten van uitzondering naar boven halen zijn het vertrekpunt voor het creëren van oplossingen. Het exploreren van deze uitzonderingen gebeurt aan de hand van vragen o.a. hoe was dat precies, wat dacht je toen, wat deed je, hoe was je houding, wie was aanwezig, waar was je precies. De therapeut geeft complimenten. Complimenten zijn een belangrijk instrument binnen het oplossingsgericht werken. Ze creëren een positieve werkrelatie, verstevigen het zelfvertrouwen van de cliënt, houden de focus positief gericht en zijn een instrument om hulpbronnen te versterken en gewenst gedrag te verstevigen. Voorwaarde is wel dat het compliment authentiek is.
4
Er zijn directe en indirecte complimenten. Bij directe complimenten uit de therapeut zijn waardering door de eigenschap,vaardigheid, het gedrag,… zelf te benoemen. Bij indirecte complimenten stelt de therapeut vragen waardoor de cliënt zelf de waardering over zichzelf uit vb. ‘dit was niet zo eenvoudig, hoe hebt u dat gerealiseerd?’ Deze laatste hebben een sterker effect. De therapeut helpt de cliënt om te differentiëren. Hij/zij probeert het zwart-wit denken van de cliënt te doorbreken. Het denken in uitersten beperkt de keuze voor de cliënt en is vaak ontmoedigend omdat de stap van ‘zwart naar wit’ veel te groot is. Schaalvragen worden gebruikt om de cliënt uit te nodigen om zelf differentiatie aan te brengen. Aan de cliënten wordt gevraagd zich te situeren op een schaal van 0 (ergst denkbare) tot 10 (voldoende opgelost of ‘the best it can ever be’). Op basis van de plaats op de schaal kunnen verdere oplossingsgerichte vragen gesteld worden o.a. wat heeft je geholpen om op x te staan, wat zou er anders zijn op x + 1, wat is het kleinste stapje. Schalen zijn nuttige instrumenten om te differentiëren op verschillende vlakken zoals vooruitgang, hoop, motivatie. De therapeut richt de blik van de cliënt naar de toekomst. Oplossingen zijn toekomstgericht, ze bevinden zich in een toekomst waar het probleem zich niet meer voordoet. Het is daarom belangrijk om de aandacht van de cliënt te oriënteren naar het visualiseren van een gewenste toekomst. De mirakelvraag en brief uit de toekomst zijn hier mogelijke technieken. In de 8-stappen dans combineert L. Cauffman deze interventies, aangevuld met de elementen contact opbouwen en context definiëren, als een dans tussen begeleider en cliënt(en). (L. Cauffman, 2003) Deze oplossingsgerichte interventiemethoden geven ook de manier weer waarop de groep naar verandering toe begeleid wordt. De concrete instrumenten van de oplossingsgerichte therapie worden in oplossingsgericht groepswerk aangevuld met specifieke technieken gericht op groepen. Het belang van contact leggen, zowel tijdens het formele groepsgebeuren als in informele momenten is een essentiële voorwaarde om vertrouwen op te bouwen in de groep. Het formuleren van groepsdoelen en het afstemmen van individuele doelen en groepsdoelen is zeker in het begin van de groep, maar ook later een belangrijk gegeven. Het is meteen ook een eikpunt voor evaluatie. Sterktes en uitzonderingen zijn de ingrediënten van plenaire gesprekken en individuele en groepsoefeningen. Complimenten worden in een groep niet alleen door de begeleider gegeven maar via vragen en technieken wordt het geven van complimenten ingebed in de onderlinge interactie van deelnemers. Differentiatie via schalen is een interessant gegeven voor evaluatie van de individuele doelen maar ook voor evaluatie van het groepsproces. Schalen maken het ook mogelijk om met de groep motivatie, vorderingen, procesdoelen in de ruimte te visualiseren. Kleine vorderingen worden geëxpliciteerd en versterkt door ze te communiceren naar de groep toe. Meteen is het ook een stimulans voor andere deelnemers om kleine stappen te zetten en/of ze te waarderen.
5
Toekomstprojecties, via individuele technieken en groepsvisualisaties richten de aandacht naar gewenst gedrag en gewenste gedachten. Ze oriënteren de groep naar wat ze willen en zorgen voor een dynamiek van hoop en creativiteit. De 8-stappen dans is ook voor de begeleider van groepen een oriëntatie bij de keuze van de interventies, zowel bij de voorbereiding van de sessie , tijdens het leiden van groepsgesprekken als bij de keuze van de opdrachten en oefeningen.
2.4 Het Brugse stroomschema van de therapeutische relatie: (L. Isebaert, , M. Le Fevere de Ten Hove,L. Cauffman, 2003) Aan de hand van een beperkte vragenset wordt de werkrelatie met de cliënt/deelnemers/groep gesitueerd. Afhankelijk van de antwoorden bevindt de werkrelatie zich op een andere plaats in het schema. Voorbijgangers in een vrijblijvende relatie hebben geen hulpvraag, zoekers in een zoekende relatie hebben een hulpvraag maar deze is niet werkbaar, kopers in een consulterende relatie hebben een werkbare vraag maar hebben geen toegang tot hun hulpbronnen en co-experten hebben én een werkbare hulpvraag én toegang tot hun hulpbronnen. Afhankelijk van de relatie zijn andere interventies aangewezen.
Probleem? = er is een oplossing denkbaar.
probleem of beperking?
Beperking? = er is geen oplossing denkbaar.
Ja ↓
↓ ja
Vraag voor hulp ?
nee →
vrijblijvende relatie = voorbijganger
nee ←
Vraag voor hulp?
Ja ↓
↓ ja
Werkbare vraag?
Nee →
zoekende relatie = zoeker
nee ←
Werkbare vraag?
Ja ↓
↓ ja
Gebruikt zijn Hulpbronnen
nee →
consulterende relatie = koper
nee ←
gebruikt zijn hulpbronnen?
Ja ↓
↓ ja ↓
→
Co-expertenrelatie
←
↓
Hoe heeft dit stroomdiagram betekenis bij het oplossingsgericht groepswerk? Het schema is zowel nuttig om de relatie met individuele groepsleden te plaatsen als om de relatie tot de groep te plaatsen.
6
Plaats van de groep in het stroomdiagram. Bij groepen met een verplicht karakter, dus waarbij deelnemers niet alleen uit vrije beweging deelnemen aan de groep, is de kans groot dat heel wat groepsleden zich in een vrijblijvende relatie verhouden tot de groep. Ze hebben geen hulpvraag, misschien willen ze zelfs helemaal niet in de groep zijn. Als men geen ‘weerstand’ wil opwekken dan zal voldoende ruimte moeten voorzien worden om met de groep te evolueren naar een hulpvraag. Passende interventies zijn hier onder andere complimenten geven, algemene sterktes en hulpbronnen opsporen en onderhandelen over een (alternatief) werkdoel voor de groep. Meestal bevinden groepen op vrijwillige basis zich in een zoekende, consulterende en mogelijk ook in een co-experten relatie tot de begeleider. Het lijkt ons belangrijk om de groep bij de start in te schalen op het niveau waar de ‘laagste’ individuele relatie zich bevindt. Merk je als begeleider dat niet iedereen een duidelijk geformuleerde hulpvraag heeft dan kies je voor groepsinterventies op dit niveau. Ook als in de loop van het groepsproces bepaalde onduidelijkheid naar boven komt (vaak onder de vorm van ‘weerstand’) is het goed om terug te grijpen naar interventies op dat niveau. ‘Weerstand’ van één of enkele groepsleden besmet vlug de groepssfeer en houdt de focus af van het oplossingsgerichte spoor. Blijkt echter dat een individuele deelnemer niet mee evolueert of vast blijft zitten op een lager echelon dan is het niet aangewezen om de groepsinterventies terug op een lager echelon af te stemmen, maar enkel bij de deelnemer in kwestie de interventies aan te passen. De individuele positie van de deelnemers in het stroomdiagram. Groepsleden die zich in een zoekers relatie bevinden hebben een vraag, een onvrede, willen verandering en worden aangesproken door de aankondiging van het groepsdoel. Hun doelen zijn echter niet werkbaar. Dit kan zijn omdat hun vraag te algemeen is, niet duidelijk omlijnd, onrealistisch. Passende interventies zijn hier o.a. exploreren van de gewenste toekomst, complimenten, sterktes en hulpbronnen opsporen, doelen verhelderen. Het aanbrengen van oplossingstechnieken en uitwisselen van oplossingen zullen op dit niveau weinig of zelfs negatief effect hebben. Anderen hebben een zichzelf annulerende hulpvraag. Ze komen af op het groepsdoel maar zeggen er als het ware bij dat het bij hen toch niet zal lukken. Zij zitten vast in een zelfverlammende houding = ik weet wel wat ik wil maar ik kan het niet, ik ben zo, het is sterker dan mezelf. Of ze gaan ervan uit dan ze hun doel enkel kunnen bereiken als ‘anderen veranderen’ = ik weet hoe ik het wil maar de ander moet het doen , als de ander zou veranderen is mijn probleem opgelost. (L Isebaert, 2007) Bij deze zichzelf annulerende hulpvragen kan de begeleider ervaringen van andere groepsleden eliciteren. Deelnemers die vroeger ook dachten dat ze machteloos stonden, deelnemers die kunnen illustreren dat ze wel al geëvolueerd zijn, mensen die zelfs met een ‘onmogelijke andere’ toch hun doel bereikten. Zij kunnen voor de ‘zoekers’ in kwestie een eye-opener zijn naar meer zelfbeschikking en geloof in de mogelijkheid van verandering. Ook kleine successen van andere groepsleden kunnen hen een stap verder brengen in het diagram. Verder zijn hier vooral complimenten en coping vragen aan de orde. Groepsleden die zich in een kopers relatie bevinden weten precies wat ze willen, hebben een duidelijk beeld van welke veranderingen ze willen realiseren maar ze vinden niet direct de gepaste hulpmiddelen om dit te bereiken. Ze hebben op dat moment nog niet de toegang tot hun sterktes, vaardigheden, capaciteiten. Gepaste interventies zijn hier o.a. zoeken en uitwisselen van uitzonderingen, suggesties doen, uitwisselen van oplossingen en deeloplossingen , het aanleren van technieken.
7
Deelnemers in de co-experten relatie weten precies wat ze willen, hebben ook toegang tot hun hulpbronnen en kunnen in de groep de ondersteuning vinden om hun oplossingen concreet te gaan toepassen. Hier zijn complimenten en uitwisselen van oplossingen belangrijke interventies. Wanneer de groepsbegeleiding de co-experten uitnodigt om met de andere groepsleden het traject dat ze reeds afgelegd hebben te verduidelijken dan verhoogt dit bij de andere deelnemers vaak het gevoel van hoop en geloof in de mogelijkheden om te veranderen. Niet alleen bij de start van de groep maar ook in het verdere proces is het belangrijk om de gebeurtenissen in de groep te evalueren aan de hand van dit schema. Zowel bij de voorbereiding, plenaire gesprekken en de opvolging van individuele groepleden kan het schema helpen bij het kiezen van de juiste interventietechnieken en oefeningen.
3. Hoe breng en hou je de groep op het oplossingsgerichte spoor? 3.1 De dynamiek van oplossingsgericht groepswerk (J.Sharry,2006). In zijn boek ‘solution focused groupwork’ beschrijft John Sharry de dynamiek van het oplossingsgerichte groepswerk aan de hand van 3 polen. Het proces in oplossingsgerichte groepen situeert zich tussen oplossingstaal en probleemtaal, tussen groepsgecentreerde en facilitatorgecentreerde interactie en tussen door de cliëntgegenereerde en therapiegegenereerde oplossingen.
Oplossingsgerichte communicatie. Wat o.k. is, oplossingen en doelen domineren de groepsconversaties
Probleemgerichte communicatie. Wat niet o.k. is, problemen en klachten domineren de groepsconversaties
Groepsgecentreerde interactie. Groepsleden communiceren rechtstreeks met elkaar en niet zozeer via de facilitator.
Facilitatorgecentreerde interactie. Groepsleden communiceren vooral met de facilitator en niet zozeer met elkaar.
Cliëntgegenereerde oplossingen. Groepsleden creëren hun eigen oplossingen en ideeën m.b.t. hun problemen.
Therapiegegenereerde oplossingen. Groepsleden volgen de ideeën die aangebracht worden door de facilitator, de psycho-educatieve input of het therapeutisch model dat inherent is aan de groep.
Dit schema is een uiterst handig kompas om de oplossingsgerichte interventiemethoden en instrumenten in te zetten bij het op oplossingsgerichte koers brengen en houden van de groep. In de voorbereiding kan de opbouw van iedere bijeenkomst getoetst worden aan de balans van de 3 polen. Tijdens het begeleiden van de groep zelf is de balans tussen de polen een belangrijke ondersteuning. Ook bij de evaluatie van iedere groepssessie zijn de 3 polen een interessante toetssteen.
8
Bij het oplossingsgericht werken met groepen is de begeleider erop gericht om: - de groep vooral positief te oriënteren en te focussen op oplossingsgerichte communicatie - de groepsleden maximaal met elkaar te laten communiceren en hen te stimuleren om mee hun verantwoordelijkheid op te nemen bij het groepsgebeuren - de groepsleden te stimuleren om kritisch te zijn, om aangeboden inzichten en vaardigheden niet zomaar over te nemen maar deze te toetsen aan én aan te vullen met eigen ervaringen. 3.2. Oplossingsgerichte communicatie vs probleemgerichte communicatie. We spreken van probleemgerichte communicatie of probleemtaal als problemen, en wat er verkeerd is of misloopt, centraal staan in de groepsconversatie. De focus van de interactie is gericht op het analyseren van het probleem, de pijn en last die ermee gepaard gaat, het opsporen van oorzaken in het verleden, het identificeren van een schuldige of een verantwoordelijke voor de moeilijkheden waarmee men te maken heeft. Het gevolg is een eerder negatieve groepssfeer met gevoelens van o.a. kwaadheid, overstuur zijn,wanhoop en pessimisme. Bij oplossingsgerichte communicatie of oplossingstaal daarentegen staat vooral centraal wat men wil. Er is een nadruk in de gesprekken op doelen, uitzonderingen, hulpbronnen en sterktes van de deelnemers. Hierdoor is de emotionele groepssfeer veel lichter, energiegevend, ondersteunend, creatiever, hoopvol en optimistisch. Een positieve sfeer in een groep, hoop en creativiteit zijn op zich al een meer stimulerende context voor verandering, maar het belang van het oplossingsgerichte ligt vooral in een radicaal andere manier van kijken. Het oplossingsgericht model vertrekt van de premisse dat problemen en oplossingen vaak tot een compleet ander veld behoren en dat oplossingen vaak weinig of niets te maken hebben met de problemen die zich voordoen. Met andere woorden: oplossingen zijn van een andere orde dan problemen. (L. Cauffman, 2003). In het oplossingsgericht model is het bijgevolg niet nodig en zelfs vaak contraproductief om zich te concentreren op het verwijderen van de achterliggende problemen/oorzaken. Oplossingsgerichte taal is meer geassocieerd met verandering; in oplossingsgerichte communicatie is de kans groter dat mensen in de richting van hun doelen bewegen. (J. Sharry, 2006). Dit betekent echter niet dat we ‘probleem-fobisch’ moeten tewerk gaan (L. Cauffman,2003). Probleemtaal heeft ook zijn belang, zeker in een groepsproces. - Een eerste belangrijke reden om toch voldoende aandacht te besteden aan de problemen die de deelnemers ervaren, is dat het delen van het probleem een band schept tussen de leden van de groep en de kans geeft op gedeeld begrip. Luisteren naar elkaars probleemervaringen geeft herkenning en doorbreekt het isolement waarin het individu zich vaak met zijn probleem bevindt. Het is een opluchting voor mensen om te merken dat ze ‘niet alleen staan’ met hun moeilijkheden, dat andere ‘compleet normaal uitziende en verstandige mensen’ ook met dezelfde moeilijkheden kampen. - Bovendien geeft praten over de problemen aan de begeleider ook de kans om een oplossingsgerichte houding te modelleren. Dr. Luc Isebaert spreekt in dit verband van oplossingsgerichte probleemgesprekken. Het is een conversatietechniek waarin de in de probleembeschrijvingen verborgen resources en oplossingen worden opgespoord en onder de aandacht worden gebracht. (L. Isebaert, 2007). Het praten over wat de groepsleden niet willen, de last en hinder die ze ervaren, de moeilijkheden waar ze mee worstelen, gebeurt dan op zo’n manier dat er ‘oplossingsgerichte interventies’ in verweven worden.
9
- Tenslotte biedt het dieper ingaan op de problemen ook een mogelijkheid om onderscheid te maken tussen problemen en beperkingen. Beperkingen kan men niet oplossen, niet ongedaan maken. Men kan ermee leren leven en kiezen hoe men ermee zal omgaan. (M. Le Fevere de Ten Hove, 2000). Het is ook belangrijk om zich af te vragen of het gaat om werkelijk persoonlijk ervaren knelpunten en hindernissen of om ideaalbeelden die opgedrongen worden. Een gesprek over de problemen kan ook onderliggende onrealistische verwachtingen aan het licht brengen. Op die manier kan het praten over problemen een vorm van realisme in de groep introduceren. Toch willen we nogmaals waarschuwen voor de risico’s als de conversatie en de focus van de groep op problemen gericht blijft: er ontstaat een negatieve groepsdynamiek, problemen worden soms opgeblazen (alsof er niets anders in hun leven is), een competitie in slecht, slechter, slechtst voor de aandacht van de begeleider kan ontstaan en de sfeer kan snel afglijden naar wanhoop en pessimisme. John Henden ontwikkelde voor individuele sessies the ‘5 o’clock rule’. Daarmee visualiseert hij de tijdsverhouding tussen solutiontalk en problemtalk als een cirkeldiagram waarbij het segment tussen wijzer op 12 en op 5 (25’) besteed kan worden aan problemtalk (doorspekt met oplossingsgerichte interventies) én 35 ‘ aan oplossingsgerichte conversatie. Dit wordt ook met de cliënt besproken. Ook binnen het groepswerk is het belangrijk om bij ieder plenair gesprek een verhouding voor ogen te houden. Deze kan variëren naargelang het soort groep en het moment in het groepsproces. 3.3. Groepsgecentreerde interactie vs begeleidergecentreerde interactie In iedere groep variëren de interacties in de groep tussen centraalgecentreerde interactie en groepsgecentreerde interactie. Bij de centraal gecentreerde groepsinteracties kijken de leden van de groep naar de begeleider voor leiderschap en het sturen van de groep. Als de leden iets willen inbrengen richten ze zich vooral naar de begeleider en niet rechtstreeks naar de andere groepsleden. Bij groepsgecentreerde interactie gaan de groepsleden rechtstreeks met elkaar in communicatie. De deelnemers verdelen de groepstijd en wisselen af tussen luisteren en beluisterd worden en steunen en gesteund worden. (J. Sharry, 2006) Via groepsgecentreerde interactie krijgt de echte kracht van het oplossingsgerichte groepswerk maximale kans: herkenning, bemoediging, informeel leren, steun, leren van elkaar, creatieve oplossingen, positieve feedback. Door groepsgecentreerde interactie te stimuleren geeft de begeleider ook concreet uiting aan het uitgangspunt van oplossingsgerichte therapie dat ieder individu unieke mogelijkheden heeft om oplossingen voor zijn problemen te vinden en dus over zelfhelende capaciteiten beschikt. Door de groepsleden rechtstreeks mee de conversatie te laten bepalen nodigt men hen uit om hun zelfhelende capaciteiten aan te spreken. Door de deelnemers te stimuleren tot co-leiderschap en tot het mee de verantwoordelijkheid opnemen voor hun eigen leerproces en het groepsgebeuren, creëert de begeleider een context waarbinnen de deelnemer opnieuw de mogelijkheid heeft om te kiezen. Zo is de groep een leerschool voor de deelnemer om zich te ‘oefenen’ in het maken van keuzes: vb. met wie wil ik samenwerken, welke vragen of bedenkingen wil ik met medegroepsleden delen, welke oefening ligt me meest, wat is nuttig voor mij. Het gaat hier om het maken van pragmatische keuzes, handelingskeuzes. (L. Isebaert, 2007 ; M. Le Fevere de Ten Hove). Tenslotte is iedere uitwisseling voor de deelnemers ook een kans om hun betekenisgeving, die beperkend is, uit te dagen en in vraag te stellen. Het gaat hier om semantische keuzes. Hier zien we de sociaal constructionistische grondslag van het oplossingsgericht model
10
duidelijk in terug. Individuen nemen de realiteit waar en verlenen er tijdens de waarneming zelf betekenis aan. (L.Isebaert, 2007) Een beperkende betekenisgeving leidt tot beperking van handelingsalternatieven en tot probleemgedrag. De confrontatie met betekenissen van collega groepsleden biedt alternatieven voor de semantische keuze én meteen ook alternatieven voor de handelingsbeslissing. De begeleider mag echter niet uit het oog verliezen dat de inhoud van de groepsgecentreerde interactie, in de balans tussen probleemtaal en oplossingtaal, in de richting van de laatste overhelt. De uitwisseling tussen groepsleden mag zeker niet verworden tot een klaagzang over problemen. Het is dus belangrijk dat groepsleden gestimuleerd worden om op een creatieve manier met elkaar uit te wisselen: zoeken naar nieuwe ideeën, sterktes, hulpbronnen, deeloplossingen, successen. De begeleider moet manieren zoeken om het exploreren en uitwisselen van kleine stappen te stimuleren én om successen te versterken en mogelijk uit te breiden. Het is de bedoeling dat groepsleden op zo’n manier met elkaar omgaan dat ze elkaar steunen, coachen, complimenteren. Dit betekent echter niet dat begeleidergecentreerde interactie uit den boze is. De begeleider kan immers door one to one gesprekken een oplossingsgerichte stijl modelleren voor de deelnemers. Door op bepaalde momenten de groep centraal te sturen kan de begeleider oplossingsgerichte interventies introduceren. Ook bij het construeren van gemeenschappelijke doelen, het maken van groepsafspraken, het aanbrengen van kennis en aanleren van vaardigheden is begeleidergecentreerde interactie nuttig. Belangrijk is dat de begeleider de verantwoordelijkheid opneemt om maximaal, i.c. overal waar nuttig vanuit oplossingsgericht perspectief, groepsgecentreerde interactie te stimuleren en zichzelf te ‘decentreren’ van het groepsproces. 3.4 Cliëntgegenereerde oplossingen vs theorie/therapiegegenereerde oplossingen In de meeste contexten van groepswerk is er een psycho-educatieve component aanwezig. Deze kan meer expliciet zijn, als er een duidelijk leer- of trainingsdoel is, of impliciet aanwezig zijn, enkel en alleen al omwille van het gehanteerde model. (J. Sharry, 2006) Dus beide polen, oplossingen en ideeën van de groepsleden zelf én oplossingen en ideeën van de begeleiding (direct of indirect), zijn in iedere groep aanwezig. Vanuit oplossingsgericht groepswerk is het belangrijk om de pool van cliëntgegenereerde oplossingen te versterken. Vertrekken van én stimuleren van de zelfhelende capaciteiten van de deelnemer is hier de achterliggende idee. Door de groep uit te nodigen om hun eigen oplossingen te delen , om samen nieuwe oplossingen te construeren en om vaardigheden aangebracht door de begeleider kritisch te bekijken geeft de begeleider aan de groep de impliciete boodschap dat elk van hen bekwaam is om oplossingen te bedenken. Het in praktijk brengen van deze vooronderstelling is een opsteker voor het zelfvertrouwen van de groepsleden. Bovendien doet het horen van hulpbronnen en oplossingen van anderen de deelnemer opnieuw beseffen dat ze zelf ook al oplossingen hebben. Ze beseffen dat ze een bepaalde oplossing zelf ook al bedacht hadden of ze misschien zelfs in bepaalde contexten al in praktijk brengen. Mee kunnen denken over hulpbronnen en oplossingen voor anderen is vaak makkelijker dan direct voor je eigen problemen een uitweg vinden. Nuttige suggesties kunnen geven aan anderen brengt de deelnemer terug in contact met zijn zelfhelende capaciteiten. Dat cliëntgegeneerde oplossingen een belangrijke meerwaarde zijn, betekent opnieuw niet dat het aanreiken van kennis, informatie, vaardigheden en oplossingen niet waardevol kan zijn. Het is echter belangrijk is dat dit vanuit een co-experten houding gebeurt. Als begeleider mogen we er zeker niet vanuit gaan dat ‘onze’ oplossingen ‘de’ oplossing zijn, meer nog, we moeten erop toezien dat deelnemers de aangereikte oplossingen niet klakkeloos
11
overnemen. Input van informatie is eerder een uitnodiging om ‘het ook eens doorheen die bril te bekijken’ en daarna te evalueren. De begeleider biedt de aangeboden ideeën, inzichten, vaardigheden, oplossingen aan als suggesties. Hierbij kan hij eerder opgemerkte (deel)oplossingen van deelnemers naast de expertinformatie zetten en mee opnemen als inspiratiebronnen voor de groep om eigen oplossingen te creëren die aansluiten bij hun unieke situatie. De expertbril staat naast de brillen van de individuele deelnemers. Op die manier is de groep opnieuw een laboratorium voor het maken van keuzes. In de polariteit cliëntgegenereerde oplossingen vs begeleidergegenereerde oplossingen, ligt de grote meerwaarde van oplossingsgericht groepswerk. Makkelijker dan in individueel werk kan het ‘autoritaire’ doorbroken worden van één iemand die de kennis heeft en de onwetende die overneemt, van de therapeut die het probleem zal oplossen. Het feit dat de input in een groep binnengebracht wordt kan mensen ondersteunen om de suggestie in vraag te stellen, de bruikbaarheid ervan te evalueren. Wat de begeleider brengt kan deel uitmaken van een groepsdiscussie. Doordat we met een groep te maken hebben is het co-construeren van oplossingen meer voor de hand liggend: de begeleider kan andere groepsleden erin betrekken, hun mening en suggesties vragen, hun ervaringen valoriseren. Het oplossingsgericht werken in groep biedt de deelnemers toegang tot een veel bredere waaier aan oplossingen, ze hebben niet alleen toegang tot hun eigen oplossingen én tot de expertinformatie maar ook tot de krachten en hulpbronnen die bij de andere deelnemers aanwezig zijn.
4. Concrete werkinstrumenten Een kompas geeft een richting aan. Maar met welke boordinstrumenten houden we de juiste koers aan. Iedere begeleider van groepen heeft een arsenaal aan methoden en technieken die een context creëren waarin de groepsleden kunnen komen tot verandering. Heel wat van deze bestaande methodieken en technieken, oefeningen en spelvormen zijn nuttig binnen het oplossingsgerichte groepswerk. Mijn doel is hier dan ook niet om nieuwe technieken te presenteren, wel om een kader te schetsen waarin iedere groepswerker zijn bestaande methoden kan situeren en gericht nieuwe kan ontwikkelen. Oplossingsgerichte instrumenten binnen het oplossingsgericht groepswerk kunnen naar mijn mening in 3 niveaus ingedeeld worden, naar gelang de mate waarin ze meer een groepsgebeuren zijn. Ten eerste zijn er de instrumenten die ingezet worden in de groepscommunicatie en die een toepassing zijn van de oplossingsgerichte grondhouding, methoden en technieken zoals ze ook in individuele settings gehanteerd worden. Dit houdt in dat de begeleider zelf op een oplossingsgerichte manier communiceert én via vragen en opdrachten de deelnemers uitnodigt om dit ook te doen. Vervolgens zijn er de instrumenten die de groepsleden individueel begeleiden bij diverse oplossingsgerichte interventies: handleidingen met individuele opdrachten of interview formats de deelnemer helpen bij o.a. het formuleren van doelen, zoeken naar hulpbronnen, toetsen van vorderingen, schalen, evaluaties van groepsgebeuren. Naderhand wordt dit al dan niet besproken in subgroepjes of in plenum. Tenslotte zijn er de instrumenten die gericht zijn op de groep zelf en die de groepsleden in onderlinge interactie mobiliseren in de richting van oplossingsgerichte interventies.
12
In een oplossingsgerichte groep hebben elk van deze niveaus hun waarde. Alles in plenumgesprekken (niveau 1)laten verlopen biedt wel mogelijkheid om oplossingsgericht, groepsgecentreerd en met cliëntgegenereerde oplossingen te werken, maar het vraagt echter veel tijd. Aangezien bij veel groepen het aantal sessies gelimiteerd is, is het belangrijk om het plenair werken aan te vullen met technieken uit de andere twee niveaus. Zo kunnen de individuele instrumenten, die de deelnemers schriftelijk of via interview doorheen een oplossingsgerichte interventie begeleiden, gecombineerd worden met een uitwisseling in grote groep of in subgroep. Instrumenten van het derde niveau zijn van een andere orde. Iedereen is tegelijk bezig met een oplossingsgericht proces. Iedereen doet beroep op de krachtbronnen van iedereen, door wisselende contacten met de diverse groepsleden of door simultane interactie met de volledige groep. Ze geven een bijzondere dynamiek aan de groep. Er is beweging, actie, verrassing. Gecombineerd met het kompas om de groep een oplossingsgerichte koers te laten varen, geven deze 3 niveaus 9 soorten instrumenten als resultaat. Bij wijze van illustratie beschrijf ik uit ieder niveau een techniek die bijdraagt tot het realiseren van de oplossingsgerichte communicatie, het groepsgecentreerde en het genereren van cliëntgeëliciteerde oplossingen. Ik heb geprobeerd om die voorbeelden te kiezen die niet inhoudspecifiek zijn en dus voor een grote waaier aan contexten bruikbaar.
13
Instrumenten voor plenaire momenten Oplossingstaal Oplossingenbouwende vragen.
(Cauffman,2006): Doel: in het gesprek de focus wegleiden van problemen en bij de dlnr. oplossingsgerichte antwoorden uitlokken. 1.verduidelijkende vragen: vanuit een houding van ‘niet weten’ doorvragen om een duidelijk beeld te krijgen 2.continuerings vragen: dlnrs. focus richten op wat wel al ok is in hun huidige situatie. 3.doelstellings vragen: dlnrs. oriënteren naar wat ze willen bereiken. 4.pre-sessie vragen: dlnrs. attent maken op het feit dat er reeds verandering is in de richting van hun doel. 5.differentiërings vragen: dlnrs kleine nuances laten opmerken. 6.hulpbron-oriënterende vragen: bij de dlnrs. eliciteren wat wel sterk was in een bepaalde situatie. 7.uitzonderingen genererende vragen: dlnrs. bewust maken van oplossingen die ze reeds hadden in het verleden, (deel) successen. 8.toekomst georiënteerde vragen: dlnrs. laten nadenken over wat anders ZAL zijn als het probleem er niet meer is. 9.driehoeksvragen: dlnrs. concreter laten nadenken over gewenste verandering door perspectief van de ander te hanteren:vb. hoe zal x merken dat… 10.suggestieve vragen:op een permissieve wijze oplossingsvoorstellen aanreiken.
Groepsgecentreerd
Pluim (en suggestie):
Doel: positieve feedback en waardering laten uitwisselen (en opmerkingen formuleren als gewenste toekomst).
Individuele instrumenten Doelenformulier (naar J.Sharry,2006):
Instrumenten voor de groep of subgroep Scaling walk (P.Z. Jackson, EBTA 2007):
Wat gaat goed interview(J.Sharry,2006):
Experten cocktail(K.Maurer-Hankovszky,SOL 2007)
Doel: deelnemers formuleren werkbare doelen, worden bewust van wat ze t.a.v. dit doel wel al gerealiseerd hebben, denken na over de sterktes die hen zullen steunen in het realiseren van hun doelen. Dlnrs. kiezen 2 doelen die ze met de deelname aan de groep willen bereiken. Ze schalen in waar ze zich momenteel bevinden tav het bereiken van dit doel. Vervolgens geven ze aan welke stappen ze reeds gezet hebben. Ze geven aan welke sterktes ze meebrengen naar de cursus die hen ondersteunen in het evolueren op de schaal naar hun doel. De doelenformulieren worden verzameld door de begeleiding en tegen de volgende sessie op flapover gebundeld. Mensen met gelijkaardige doelen zitten samen en delen alles wat voor hen nuttig gebleken is tav dit doel.
Doel: deelnemers identificeren zaken die goed lopen in hun leven en nemen hiervoor zelf de credits op.
Doel:op actieve manier werken aan de verhoging van je capaciteiten t.a.v. een concreet (sub)doel. Dlnrs. verpreiden zich in de ruimte. Iedereen kiest een doel en bepaalt waar hij/zij zich bevindt op een schaal tussen 1(vastzitten op het slechtst denkbare) en 10 (the best ik can be).Iedereen houdt dit cijfer ‘n’ voor zichzelf. Er wordt een schaal uitgezet in de ruimte. Iedereen gaat ergens in het midden staan tussen die twee punten met gezicht naar 10. Gesprek over wat dit betekent o.a. mogelijkheid tot vooruitgang of althans mogelijkheid tot verandering. Laat de deelnemers de kennis, vaardigheden, successen waarderen die hen op ‘n’ gebracht hebben. Ga naar 10 met de volledige groep en laat groep 10 visualiseren: exploreer zoveel mogelijk in gedragstermen, relationele beschrijvingen, gedachten, gevoelens,…Groep gaat terug naar punt ‘n’ in midden. Hoe is het na het bezoek aan 10 anders? Identificeer daarna kleine stappen vb. wat zou het kleinste teken zijn dat je een half punt gestegen bent op de schaal. Wanneer concreet zouden ze dit kunnen uitproberen in de volgende week.
Doel: deelnemers zelf bepaalde aspecten van een thema laten uitwerken: input informatie combineren met eigen ervaring.
14
Cliëntgegenereerde oplossingen
Begeleider vraagt na bv. een prestatie of een vertelde ervaring aan de andere dlnrs. om elk een pluim (= wat ze waarderen, wat ze sterk vonden, wat een kwaliteit is) te geven. De persoon die de pluimen in ontvangst neemt parafraseert deze achteraf. Al naargelang de situatie kunnen ook suggesties (= wat zou jij als tip meegeven naar de toekomst toe) opgevraagd en gedeeld worden.
Dlnr. zoekt iets wat goed loopt op dit moment in zijn/haar leven en vertelt hierover. De luisteraar bevraagt hen: wat het precies is en hoe het verloopt, hoe dit voor hen belangrijk is, welke kwaliteiten ze bezitten die nuttig zijn hiervoor, welke positieve zaken die gebeurtenis over henzelf zegt, wat ze zelf gedaan hebben om het mogelijk te maken of toe te laten. De observator luistert geeft feedback en identificeert nog niet opgemerkte sterktes. Rollen wisselen. Plenum ronde is niet nodig.
Een subthema wordt opgesplitst in gelijke porties informatie, zoveel als er deelnemers of duo’s van deelnemers zijn. Presenteer die info overzichtelijk en duidelijk op één blad. In de eerste fase neemt iedere deelnemer een onderdeel van de informatie en probeert die te verrijken met eigen inzichten en ervaringen. Daarna volgt de cocktail fase. De groep mixt, deelnemers gaan in duo’s hun informatie uitwisselen en elkaars informatie verrijken met eigen inzichten en ervaringen. Laat de groep enkele maal het mixen. In plenum presenteert iedereen het eigen verrijkte onderdeel.
Rondje successen + EARStechniek(Sharry
Roud-up van de sessie:
Resource detective(K.Maurer-Hankovszky,SOL 2007)
2006): Doel: dlnrs. Bewust maken van hun hulpbronnen en oplossingen en delen met de groep. Via EARS versterken van deze positieve veranderingen. Bij de start van de bijeenkomst wordt iedereen uitgenodigd om één iets te vertellen dat sinds de vorige ronde beter gaat. De begeleider versterkt via oplossingsgerichte vragen deze positieve ervaring. Andere deelnemers worden betrokken in EARS en naderhand uitgenodigd om aan te vullen met hun eigen positieve ervaringen. EARS: Eliciteren= o.a. wat hebben jullie gemerkt dat beter was, waar waren jullie afgelopen week tevreden over? Wat is anders/beter? Hoe heb je anders gedacht, gereageerd, je gevoeld? Amplifiëren = o.a. wie heeft er in je omgeving deze veranderingen opgemerkt? Hoe heb je dat concreet aangepakt? Versterken (reïnforce) = o.a. complimenten over bereikt resultaat. De groep wordt mee betrokken in het waarderen en versterken. Start opnieuw = o.a. wat was er nog beter.
Doel: dlnrs. laten terugblikken op de sessie en laten vooruitkijken naar de komende week. Op het einde van de bijeenkomst gaan dlnrs. nadenken rond 3 vragen: 1.Wat uit de sessie was nuttig : wat wil je zeker onthouden, welke inspiratie haal je uit de groep, welke eigen hulpbronnen en oplossingen heb je ontdekt. 2.Wat heb je in deze bijeenkomst gedaan waar je tevreden,blij en /of fier over bent? 3.Hoe ga je in de komende week aan je doelen verder werken? Welke huiswerksuggestie is passend voor jou? Waar en wanneer zal je ermee aan de slag gaan?
Doel: bij het begin van de groep deelnemers snel in contact brengen met de sterktes, hulpbronnen en deeloplossingen die ze al bezitten t.a.v. de verschillende groepsthema’s. Vooraf noteert de begeleider alle mogelijke capaciteiten, vroegere ervaringen, houdingen, karaktertrekken die nuttig kunnen zijn voor het thema van de groep. Voor iedere deelnemer voorziet de begeleider een kaart waarop 2 van die hulpbronnen staan. Ieder trekt een kaart en gaat als een hulpbrondetetective op zoek naar alle deelnemers die de hulpbronnen die op zijn/haar kaart staan bezit en noteert deze op zijn kaart. Variante op deze groepsoefening bestaat erin dat alle afzonderlijke deelvaardigheden waarrond zal gewerkt worden op evenzoveel kaarten als er deelnemers zijn genoteerd worden. Ieder trekt een kaart en gaat met telkens een collega groepslid in gesprek over waar, wanneer, met wie deze vaardigheid in meer of mindere mate nu reeds gerealiseerd wordt.
15
4. Tot Slot. Om oplossingsgericht te werken met een groep heeft de begeleider dus een aantal oriëntatiemiddelen die helpen passende interventies te doen en gepaste technieken in te zetten: - Het Brugse stroomdiagram om de werkrelatie van de groep en van de individuele deelnemers te evalueren. - De 8 stappen-dans om de diverse interventiemogelijkheden in het vizier te houden. - De balans tussen de 3 polen oplossingstaal en probleemtaal, tussen groepsgecentreerde en facilitatorgecentreerde interactie en tussen door de cliëntgegenereerde en therapiegegenereerde oplossingen om de groep oplossingsgericht te houden. - De drie niveaus van oplossingsgerichte instrumenten om efficiëntie, variatie en dynamiek in het groepsproces binnen te brengen. Dit alles tegen de achtergrond van het adagio van het oplossingsgerichte model: Als iets niet werkt, stop er dan mee en doe iets anders. Als iets werkt, doe er meer van.
Els Vanhecke December 2007
16
Referenties: Berg, I. K. & Dolan, Y. (2002). De praktijk van oplossingen. Gevalsbeschrijvingen uit de oplossingsgerichte gesprekstherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger B.V. Cauffman, L. (2003). Oplossingsgericht management en coaching: simpel werkt het best, een gereedschapskist voor ondernemende mensen. Utrecht: Lemma. Cauffman, L. (2006). The Solution Tango: seven simple steps to solutions in managament. London: Marshall Cavendis. De Jong, P. & Berg, I. K. (2001). De kracht van oplossingen. Handwijzer voor oplossingsgerichte gesprekstherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger B.V. De Shazer, S. (1994). Words were originally magic. New York, W.W. Norton. Dolan, Y. (2000). Stap voor stap: de zoektocht voorbij trauma en therapie op weg naar een leven van geluk (one small step). Baarn: HB uitgevers. EBTA-conference (2007). Workshop John Henden (UK). Brugge Isebaert, L. , Le Fevere de Ten Hove, M. , Cauffman, L. (2003), Opleiding Korte therapie. Brugge : Korzybski Instituut. Isebaert, L. ; Cabié, M.C. (1999). Pour une thérapie Breve. Le libre choix du patient comme éthique en psychothérapie. Ramonville Saint-Ange: Relation érès. Isebaert, L. (2007). Praktijkboek. Oplossingsgerichte cognitieve therapie. Utrecht: De Tijdstroom. Le Fevere de Ten Hove, M. (2000). Korte therapie: een leidraad bij het ‘Brugse model’ voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren. Leuven/Apeldoorn: Garant. Sharry, J. (2006). Solution-Focused Groupwork. London: Sage Publications SOL-conference (2007). Workshop Katalin Maurer-Hankovszky (Ch). Brugge SOL-conference (2007). Workshop Paul Z Jackson (UK). Brugge
17