OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016
INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 Inleiding ................................................................................................................................................ 5 Deel 1: Studiegids ................................................................................................................................... 8 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens ............................................................ 9 1 Onderwijs- en examenregeling Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 .......................................................................................................................................... 10 Paragraaf 1 Algemene Bepalingen ................................................................................................ 10 Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding ........................................................................................... 10 Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding ........................................................................................... 13 Paragraaf 4 Propedeutische fase................................................................................................... 17 Paragraaf 5 Studieadvies propedeutische fase van de opleiding .................................................. 17 Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding ................................................................ 19 Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding..................................... 19 Paragraaf 7a Schakelprogramma’s................................................................................................ 24 Paragraaf 7b Landelijke afspraken basiskennis ............................................................................ 24 Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren ......................................................................... 24 Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding ........................................................................................ 28 Paragraaf 10 Judicium Abeundi ..................................................................................................... 29 Paragraaf 11 Slotbepalingen .......................................................................................................... 30 Bijlage 1 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase ................................. 31 Bijlage 1.1 Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase CMV .................................... 31 Bijlage 1.2 Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase MWD ................................... 32 Bijlage 2 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase .......................... 35 Bijlage 2.1 Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase CMV ............................. 35 Bijlage 2.2 Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase MWD ............................ 38 Bijlage 3 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren ..................................................... 43 Bijlage 3.1 Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren CMV ....................................................... 43 Bijlage 3.2 Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren MWD ...................................................... 43 2 Reglement examencommissie Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 .......................................................................................................................................... 45 3
Regeling externe toezichthouders bij BA-examens FGGM ....................................................... 56
4
Regeling tentamenbureau FGGM (HAN) .................................................................................. 60
5 Reglement opleidingscommissies Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 .......................................................................................................................................... 77 Deel 3: Beschrijving van het onderwijs .................................................................................................. 82 Bijlagen .................................................................................................................................................. 83 Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut ....................................................... 84
3
4
Inleiding In dit opleidingsstatuut geven wij je informatie over de gang van zaken tijdens je studie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Je treft ook informatie aan over bijvoorbeeld de jaarplanning, uitgangspunten voor ons onderwijs, studieopbouw, ondersteunende faciliteiten, de examenregeling en de procedures met betrekking tot jouw rechtsbescherming. Volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, artikel 7.59) dient een HBO-instelling een studentenstatuut vast te stellen en aan alle studenten bekend te maken. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (dus: de HAN) en het opleidingsspecifieke deel (dus: de opleiding). Het instellingsspecifieke deel - we noemen het het studentenstatuut - bevat een beschrijving van jouw rechten en plichten, zoals die voortvloeien uit de wet, en een overzicht van de regelingen die jouw rechten beschermen: • een beschrijving van de procedures voor bezwaar en beroep binnen de instelling, • een beschrijving van de beroepsrechten die zijn ontleend aan de WHW en andere wettelijke regelingen, en • een beschrijving van aanvullende procedures die door de HAN zijn getroffen ter bescherming van jouw rechten. Dit instellingspecifieke deel kun je terugvinden op HAN Insite. Het opleidingsspecifieke deel – we noemen het verder het opleidingsstatuut (OS) – bestaat uit drie delen: 1.
Studiegids 1 In de studiegids vind je informatie over de opbouw van de opleiding en over de beroepstaken en competenties die in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes.
2.
Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens 2 Hier vind je met name de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en examens.
3.
Beschrijving van het onderwijs In deel 3 vind je onder andere informatie over het curriculum van jouw opleiding, de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van jouw opleiding. De informatie in dit deel hoort bij de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van het opleidingsstatuut is gepresenteerd.
Deel 1 en 3 wordt per opleiding in 1 of meerdere documenten onder de noemer Studiegids/Studienführer gepubliceerd. Deel 2 wordt voor de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming en de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in 1 document onder de noemer Opleidingsstatuut Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 gepubliceerd.
1 2
5
Figuur 1 Studentenstatuut en Opleidingsstatuut
Hieronder een overzichtstabel van de documenten die deel uit maken van het Opleidingsstatuut. Opleidingsstatuut Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 HAN Studentenstatuut 2015-2016 Deel 2 Deel 1 en 3 Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2015-2016 Studienführer Kulturelle Sozialpädagogik Teilzeit 2015-2016 Opleidingsstatuut Instituut voor Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd Maatschappelijke en Sociaal2015-2016 Culturele Studies 2015-2016 Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016 Daarnaast zijn ten behoeve van Duitstalige deeltijdopleiding van Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) de volgende vertalingen beschikbaar. HAN Studentenstatut 2015-2016 Teil 2 Ausbildungsstatut 2015-2016 Ausgabe für CMV LET OP! Aan de Duitse vertalingen kunnen geen rechten worden ontleend. Juridisch valt de Duitstalige opleiding CMV onder de Nederlandstalige versie van de Onderwijs- en Examenregeling. Algemene bepalingen Dit statuut is het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hierna te noemen opleidingsstatuut. Dit opleidingsstatuut is van toepassing op de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) en de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) van het Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS), hierna te noemen de opleiding(en), in het studiejaar 2015-2016. In dit opleidingsstatuut zijn jouw rechten en plichten enerzijds en van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen anderzijds zo goed mogelijk vastgelegd. Dit opleidingsstatuut omvat onder andere een beschrijving van de studieopbouw en de ondersteunende faciliteiten die je door de instelling worden 6
aangeboden, de vastgestelde Onderwijs- en examenregeling en de procedures voor je rechtsbescherming in aanvulling op die van de instelling. Dit opleidingsstatuut is vastgesteld door de faculteitsdirectie GGM bij besluit d.d. 10 juli 2015. De faculteitsraad GGM heeft daaraan voorafgaand op 9 juli 2015 ingestemd met de tekst van het opleidingsstatuut. Wijzigingen van dit opleidingsstatuut worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het opleidingsstatuut, of één van de daarin opgenomen reglementen, niet ten nadele van studenten beïnvloeden. Errata behorende bij dit opleidingsstatuut of deze onderwijs- en examenregeling worden - nadat de faculteitsraad heeft ingestemd met de tekst van een erratum - per afzonderlijk besluit vastgesteld door de faculteitsdirectie. Erratumdocumenten zijn te raadplegen daar waar het opleidingsstatuut en de onderwijs- en examenregeling zijn gepubliceerd (website / Insite / Scholar). In een erratumdocument is opgenomen wanneer de faculteitsraad instemming heeft verleend en wanneer de faculteitsdirectie het besluit heeft genomen. De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van dit opleidingsstatuut, de daarin opgenomen reglementen en van eventuele wijzigingen van deze documenten. Een belangstellende kan het opleidingsstatuut raadplegen op Scholar, de website van de HAN en HAN insite.
7
Deel 1: Studiegids Deel 1 en 3 van dit opleidingsstatuut wordt per opleiding afzonderlijk gepubliceerd onder de noemer Studiegids. Alle documenten die deel uit maken van dit opleidingsstatuut zijn te vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN insite. Voor de uitwerking van deel 1 Studiegids, zie: 1. Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2015-2016 2. Studienführer Kulturelle Sozialpädagogik Teilzeit 2015-2016 3. Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd 2015-2016 4. Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016
8
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens
9
1 Onderwijs- en examenregeling Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling is de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). 2. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en examens in het studiejaar 2015-2016 van de bacheloropleidingen Culturele en Maatschappelijke Vorming en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, hierna te noemen: de opleidingen 3. 3. Van deze regeling maken onverkort deel uit: a. alle hoofdstukken, opgenomen in deel 3 van het opleidingsstatuut; b. de bijlagen, behorend bij deze regeling. 4. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in voorgaande studiejaren van de opleidingen en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het curriculum als uitgewerkt in hoofdstuk 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is in bijlagen 1 en 2 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het curriculum en examen van deze regeling worden gerekend. Daarnaast wordt in bijlage 1, 2 en 3 geregeld dat bepaalde (deel-) tentamens – die niet zijn opgenomen in deze regeling, maar wél in de onderwijs- examenregeling 2014-2015 – nog kunnen worden afgelegd, indien deze niet met goed gevolg zijn afgelegd in het vorige studiejaar. 5. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in de door de opleiding verzorgde minoren in voorgaande studiejaren en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het minoraanbod als uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut is in bijlage 3 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het programma van het vigerend minoraanbod worden gerekend. 6. In afwijking van lid 2 geldt voor studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, die de februariroute volgen per februari 2016, dat deze regeling van toepassing is op het onderwijs, de tentamens en de examens t/m januari 2017. Artikel 1.2 Begripsbepalingen Voor deze regeling gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst in bijlage 1 van het opleidingsstatuut van de opleidingen. Artikel 1.3 Doel van de opleidingen De student verwerft op HBO-bachelorniveau de kennis, het inzicht en de vaardigheden van een startbekwame beroepsbeoefenaar op het gebied van: 1. culturele en maatschappelijke vorming in de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV); 2. maatschappelijk werk en dienstverlening in de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). De eindkwalificaties zoals bedoeld in de eerst volzin, zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding Artikel 2.1 Vooropleidingseisen Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een: a. HAVO-diploma, b. VWO-diploma (alle profielen), c. MBO-diploma (niveau 4). Artikel 2.2 Opheffing deficiënties nadere vooropleidingseisen Niet van toepassing.
3
De deeltijdopleiding van MWD is organisatorisch ondergebracht bij Sociale Studies deeltijd.
10
Artikel 2.3 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s en getuigschriften 1. Vrijgesteld van de vooropleidingseis als bedoeld in artikel 2.1 is de bezitter van een van de volgende diploma’s en getuigschriften: a. een getuigschrift van een bacheloropleiding, b. een getuigschrift van een masteropleiding, c. een getuigschrift dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in een land dat het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio heeft geratificeerd, d. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat door de minister is aangewezen als ten minste gelijkwaardig aan het HAVO-diploma of e. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij besluit van de instituutsdirecteur tenminste gelijkwaardig aan een HAVO, VWO of MBO-diploma wordt beschouwd. Ten behoeve van de besluitvorming kan een diplomawaardering bij de NUFFIC worden gevraagd. Bovengenoemde taak betreffende buitenlandse diploma’s is gemandateerd aan het Admissions Office. 2. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma of getuigschrift betreft dient tevens naar het oordeel van de examencommissie blijk te zijn gegeven van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met positief resultaat kunnen volgen van de Nederlandstalige opleiding. Deze taak heeft de examencommissie gemandateerd aan Commissie Toelatingsonderzoek FGGM. Artikel 2.4 Vrijstelling van de vooropleidingseis op grond van toelatingsonderzoek 1. Bij besluit van de instituutsdirecteur is vrijgesteld van de vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 2.1 degene van 21 jaar en ouder die bij een toelatingsonderzoek naar het oordeel van de commissie toelatingsonderzoek blijk geeft van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende beheersing van de taal waarin de opleiding verzorgd wordt voor het met positief resultaat kunnen volgen van de opleiding. 2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit toelatingstentamens in de volgende vakken die op het niveau van het HAVO-examen worden afgenomen en levert de vrijstelling als bedoeld in het vorige lid op indien het toelatingsonderzoek met goed gevolg is afgelegd: a. Nederlands b. Engels c. Geschiedenis d. Maatschappijleer Artikel 2.5 Voldoende beheersing van de Nederlandse taal 1. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 en in artikel 2.4 lid 1 in het geval betrokkene een andere taal dan het Nederlands als eerste taal voert wordt voldaan door: a. het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, niveau II bij de DUO 4, dan wel, b. tijdens zijn buitenlandse vooropleiding bij de betreffende onderwijsinstelling – met positief resultaat - minstens twee jaar onderwijs in de Nederlandse taal heeft gevolgd en het vak Nederlands met positief resultaat heeft behaald of c. ten genoegen van de Commissie Toelatingsonderzoek aantoont dat hij op een andere dan de hierboven bedoelde wijze(n) de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst om het Nederlandstalige FGGM-onderwijs met positief resultaat te kunnen volgen. 2. Aan het voldoen aan de eis als bedoeld in het vorige lid dient te zijn voldaan voor het moment van inschrijving. Artikel 2.6 Aanvullende eisen Niet van toepassing.
De kosten van het (her)examen zijn voor rekening van de persoon. Bij de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) wordt vrijwel elke week een NT-2-examen afgenomen (Amsterdam, Eindhoven, Rijswijk, Rotterdam, Utrecht, Zwolle).
4
11
Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen Eis voor toelaatbaarheid tot de deeltijdse opleiding is het hebben van een werkkring waarin in de beroepscontext van de opleiding de werkzaamheden kunnen worden verricht die aansluiten bij het niveau en de inhoud van de betreffende onderwijseenheden. Deze eisen staan beschreven bij de onderwijseenheden van de opleidingen CMV en MWD in hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Onder een werkkring wordt verstaan: een betaalde baan, een ZZP-contract aangetoond met een VAR-verklaring, een praktijkleerplaats (stage of vrijwilligerswerk). Zie ook: Deel 1 van dit opleidingsstatuut, de paragraaf over De praktijk als leerbron in hoofdstuk 4. Artikel 2.8 Numerus fixus Niet van toepassing. Artikel 2.9 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma Niet van toepassing. Er worden binnen het instituut geen versnelde trajecten gericht op studenten met een VWO-diploma aangeboden. Artikel 2.10 Studiekeuzecheck 5 1. Iedere aspirant-student van de propedeutische fase van de opleiding is na aanmelding verplicht om deel te nemen aan de studiekeuzecheck van de opleiding. 2. Indien de aspirant-student zonder geldige reden en na een herhaalde oproep niet deelneemt aan de verplichte studiekeuzecheck dan wordt de inschrijving voor de desbetreffende aspirant-student geweigerd. 3. Na en vanwege de deelname aan de studiekeuzecheck ontvangt iedere aspirant-student een studiekeuzeadvies. Het advies kent drie vormen: positief, negatief of nadere actie noodzakelijk. 4. Aspirant-studenten die zich uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar hebben aangemeld voor de propedeutische fase van een of meer bacheloropleidingen of Ad-programma’s en die voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 2 van deze regeling worden bij handhaving van de aanmelding ingeschreven ongeacht de uitslag van de studiekeuzecheck. 5. Van aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden voor de propedeutische fase van een bacheloropleiding of Ad-programma wordt bij een negatief studiekeuzeadvies de inschrijving voor de opleiding geweigerd. 6. Het bepaalde in het vorige lid geldt niet voor de aspirant-student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere opleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven en kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een bindend negatief studieadvies zoals bedoeld in paragraaf 5 van deze regeling op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar. Deze aspirant-student wordt gelijkgesteld met die bedoeld in lid 4 van dit artikel. 7. Indien de aspirant-student kan aantonen dat hij om legitieme redenen niet kan deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck, wordt in overleg met de instituutsdirecteur bezien of de aspirantstudent alsnog moet deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck. De volgende gronden zijn in ieder geval legitiem om niet deel te nemen aan de verplicht gestelde studiekeuzecheck: a. persoonlijke omstandigheden; b. andere onderwijsverplichtingen. 8. De studiekeuzecheck kent de volgende procedure: - De aspirant-student kan de studiekeuzecheck pas aanvragen nadat hij is aangemeld voor de opleiding. - Na aanmelding voor de studiekeuzecheck ontvangt de aspirant-student een e-mail van de HAN met inlogcodes voor een online vragenlijst. A. Bij de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming heeft de studiekeuzecheck de volgende inhoud: - een online vragenlijst via het programma ‘Studiepitch’ - een studiekeuzegesprek B. Bij de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening heeft de studiekeuzecheck de volgende inhoud: - een online vragenlijst via het programma ‘Studiepitch’ - een studiekeuzegesprek C. Bij de deeltijdopleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening heeft de ‘Intake’ de volgende inhoud: 5
Bij deeltijdstudenten wordt de studiekeuzecheck ‘Intake’ genoemd.
12
- een motivatiebrief - een studiekeuzegesprek 9. Dit artikel is niet van toepassing op: a. aspirant-studenten die zich willen inschrijven voor een opleiding waarvoor een selectieprocedure zoals bedoeld in artikel 2.8 van deze regeling, is ingesteld; b. aspirant-studenten die vanwege het bezit van een buiten het Koninkrijk Nederland behaald diploma zijn vrijgesteld van de diploma-eisen (in bezit zijn van HAVO, VWO of MBO-diploma); c. aspirant-studenten die in het bezit zijn van een propedeutisch getuigschrift WO, een Bachelorgetuigschrift of een Mastergetuigschrift; d. aspirant-studenten die reeds eerder werden ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding. Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding Artikel 3.1 Vorm van de opleiding 1. De opleidingen worden verzorgd in de volgende inrichtingsvormen: a. Culturele en Maatschappelijke Vorming wordt verzorgd in voltijd en deeltijd6; b. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening wordt verzorgd in voltijd en deeltijd; 2. Van een duale inrichtingsvorm van de opleiding is sprake indien een praktijkleerovereenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 7.7 lid 5 WHW. 3. De opleidingen als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden verzorgd te Nijmegen. 4. De opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming7 wordt ook met de bijzondere eigenschap van Duitstalig deeltijdonderwijs verzorgd. 5. In hoofdstukken 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is bepaald welke onderwijseenheden ten behoeve van welke inrichtingsvorm en bijzondere eigenschap worden verzorgd. Artikel 3.2 Indeling en examens van de opleiding 1. De opleiding kent een propedeutische en een postpropedeutische fase. 2. De opleiding kent drie niveaus van bekwaamheid: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam. 3. De propedeutische fase is het deel van de major dat is gericht op het verkrijgen van inzicht in de inhoud van en de geschiktheid voor de opleiding en het beroep. 4. De postpropedeutische fase is het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. 5. De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening kent 2 uitstroomprofielen: GGZ-agoog en Jeugdzorg. 6. Niet van toepassing. 7. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is in de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘doelgroep’ bepaald welke onderwijseenheden en integrale toetsen ten behoeve van welke fase, welk niveau en welk uitstroomprofiel worden verzorgd. 8. Niet van toepassing. 9. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een minor. De minor is een onderdeel van de postpropedeutische fase. 10. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutische examen; b. het afsluitend examen oftewel bachelorexamen. Artikel 3.3 Major 1. De major is het deel van de opleiding dat is gericht op het verwerven van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBO-bachelorniveau. 2. De voorgeschreven beroepstaken voor de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBObachelorniveau zijn als zodanig beschreven in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut.
6 De deeltijdopleiding CMV wordt afgebouwd, in 2015-2016 zijn er geen studenten die onderwijsaanbod van het 1e, 2e, 3e en 4e studiejaar (postpropedeutische fase) van de Nederlandse deeltijdopleiding CMV volgen. 7 Het Duitstalig deeltijdonderwijs CMV wordt afgebouwd, in 2015-2016 worden alleen het 3e en 4e studiejaar (postpropedeutische fase) aangeboden.
13
Artikel 3.4 Minor 1. De minor is het deel van de postpropedeutische fase van de opleiding dat is gericht op het verdiepen of verbreden van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBO-bachelorniveau. 2. De minor is een gecertificeerde HAN minor of een vrije minor. 3. De student die een: a. HAN-minor gaat volgen dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen van de studieloopbaanbegeleider (middels een mandaat van de examencommissie). b. vrije minor gaat volgen dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen van de examencommissie. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij de aanvraag tot toestemming en adviseert de examencommissie bij de beslissing op aanvraag. 4. Een vrije minor is een minor die een student: a. bij een andere onderwijsinstelling volgt of b. heeft samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling. 5. De examencommissie beoordeelt ter toestemming of de minor past binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlapt met de major, het juiste niveau heeft om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling in de minor voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval de vrije minor door de student is samengesteld, of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 6. Toestemming door de examencommissie als bedoeld in de leden 3 en 5 van dit artikel houdt tevens in dat de aan de minor verbonden examinatoren als zodanig zijn aangewezen als examinator van de opleiding. 7. Onverkort het bepaalde in de vorige leden valt de ontwikkeling, verzorging en kwaliteitsborging van de volgende gecertificeerde HAN minoren en de daartoe behorende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast onder de taakstelling en verantwoordelijkheid van de directie en examencommissie van de opleidingen: Minoren semester 1 2015-2016 8 Opleiding
MWD
MWD CMV CMV CMV CMV
CMV
CMV
Code minor
M_ISS01
M_ISS05
Naam minor
Niveau
Psychosociale hulpverlening
2
GGZ-Agoog (voltijd)
3
Creativiteitsontwikkeling (voltijd) Creativiteitsontwikkeling M_ISS10dt (deeltijd) Creativity and Art at M_ISS10en Work (Engels) Kreativitätsentwicklung M_ISS10tz (deeltijd) M_ISS10
International Sustainable Development M_ISS18en Cooperation (EN) (voltijd) International Sustainable Development M_ISS18en Cooperation (EN) (deeltijd)
3 3 3 3
Naam onderwijseenheden
Stp
Methodisch werken Outreachend en wijkgericht werken Drang en Dwang Systeemgericht en oplossingsgericht werken Individuele- en groepsbegeleiding in de psychiatrie Creativiteitsontwikkeling 1 Creativiteitsontwikkeling 2 Creativiteitsontwikkeling 1 Creativiteitsontwikkeling 2 Creativity and Art at Work 1 Creativity and Art at Work 2 Kreativitätsentwicklung 1 Kreativitätsentwicklung 2
7,5 7,5 7,5
Intercultural communication 3
Developing and executing a practice project plan in a developing country Communication about a project in a development country Intercultural communication
3
Developing and executing a practice project plan in a developing country Communication about a project in a development country
7,5 30 15 15 15 15 15 15 15 15 7,5 15 7,5 7,5 15 7,5
Voor studenten MWD die een uitstroomprofiel volgen is in Paragraaf 4.3 Uitstroomprofielen - van deel 1 van het Opleidingstatuut - een overzichtstabel opgenomen waarin per uitstroomprofiel staat aangegeven welke minoren geschikt zijn.
8
14
Minoren semester 2 2015-2016 Opleiding
MWD
Code minor
M_ISS01
MWD
M_ISS05
MWD
M_ISS05dt
CMV CMV CMV CMV
MWD
MWD
CMV
CMV
Psychosociale hulpverlening
2
GGZ-Agoog (voltijd)
3
GGZ-Agoog (deeltijd)
3
Creativiteitsontwikkeling (voltijd) Creativiteitsontwikkeling M_ISS10dt (deeltijd) Creativity and Art at M_ISS10en Work (EN) (voltijd) Kreativitätsentwicklung M_ISS10tz (Teilzeit) M_ISS11
CMV
Niveau
M_ISS10
MWD
MWD
Naam minor
3 3 3 3
Huiselijk Geweld (voltijd)
3
M_ISS11dt
Huiselijk Geweld (deeltijd)
3
M_ISS16
Verslavingskunde (voltijd)
3
M_ISS16dt
Verslavingskunde (deeltijd)
3
International Sustainable Development M_ISS18en Cooperation (EN) (voltijd)
M_ISS18pt
M_ISS18tz
International Sustainable Development Cooperation (EN) (deeltijd)
Internationale nachhaltige Entwicklungszusammen arbeit (Teilzeit)
Naam onderwijseenheden
Stp
Methodisch werken Outreachend en wijkgericht werken Drang en Dwang Systeemgericht en oplossingsgericht werken Individuele- en groepsbegeleiding in de psychiatrie Individuele- en groepsbegeleiding in de psychiatrie Creativiteitsontwikkeling 1 Creativiteitsontwikkeling 2 Creativiteitsontwikkeling 1 Creativiteitsontwikkeling 2 Creativity and Art at Work 1 Creativity and Art at Work 2 Kreativitätsentwicklung 1 Kreativitätsentwicklung 2 Analyse en indicatie Behandelplan of begeleidingsplan ontwerpen Analyse en indicatie Begeleidingsplan ontwerpen Verslaving Kennis en Kunde Training Community Reinforcement Approach Dubbel diagnose Training motiverende gespreksvoering Verslaving Kennis en Kunde Training Community Reinforcement Approach Dubbel diagnose Training motiverende gespreksvoering
7,5 7,5 7,5
Intercultural communication 3
Developing and executing a practice project plan in a developing country Communication about a project in a development country Intercultural communication
3
3
Developing and executing a practice project plan in a developing country Communication about a project in a development country Interkulturelle Kommunikation Entwicklung und Durchführung eines Projektplanes in einem Entwicklungsland Kommunikation über eines Projektplanes in einem Entwicklungsland
7,5 30 30 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 15 7,5 7,5 15 7,5 7,5 15 7,5
8. Voor een beschrijving van de minoren, zie hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 9. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 7 en aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt conform lid 8 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden en tentamens van de minoren verzorgd door de opleidingen in voorgaande studiejaren die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling. 15
Artikel 3.5 Studielast, studiepunten en studieduur 1. De studielast van een opleiding en een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. 2. Een studiepunt is gelijk aan 28 uren studie. 3. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten. 4. De propedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op het niveau van hoofdfasebekwaam, heeft een studielast van 60 studiepunten. 5. De postpropedeutische fase van de opleiding, omvattende de niveaus van afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam, heeft een studielast van 180 studiepunten. 6. Het eerste deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van afstudeerbekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 60 studiepunten. 7. Het tweede deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van beroepsbekwaam, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 90 studiepunten. 8. De major heeft een studielast van 210 studiepunten. 9. De minor, die wordt afgesloten op het niveau van afstudeerbekwaam of beroepsbekwaam, heeft een studielast van 30 studiepunten. 10. Een opleiding is zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar is gebaseerd. 11. Een uitstroomprofiel bij de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening wordt afgesloten op het niveau van beroepsbekwaam. Een uitstroomprofiel is een onderdeel van de major en een daarbij behorende minor en heeft (inclusief de minor) een studielast van 120 studiepunten. 12. De regulier geprogrammeerde studieduur van de deeltijdse inrichtingsvorm van de opleidingen bedraagt 4 studiejaren. De jaarlijkse studielast van de deeltijdopleidingen bedraagt 60 studiepunten. 13. Niet van toepassing. Artikel 3.6 Studielast duale opleiding Niet van toepassing. Artikel 3.7 Uitbreiding studielast 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 heeft de student additioneel de mogelijkheid zich te verbreden en/of te verdiepen door meer dan 240 studiepunten voor zijn opleiding te behalen. Dit is mogelijk bij de HAN door: a. een of meer extra minoren te volgen; b. een of meer extra onderwijseenheden te volgen en/of; c. een honoursprogramma te volgen; 2. In alle bovengenoemde gevallen dient de student vooraf toestemming te vragen aan en te krijgen van de examencommissie. De student mag maximaal 1 minor buiten het minoraanbod van de 3 instituten Sociale Studies 9 van de HAN volgen. De examencommissie beoordeelt of de in lid 1 sub a, b of c bedoelde minoren en onderwijseenheden passen binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlappen met de opleiding, het juiste niveau hebben om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval het een vrije minor betreft die door de student is samengesteld of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 3. Toestemming voor een honoursprogramma als bedoeld in lid 1 sub c. kan slechts worden verleend indien de student voldoet aan de selectiecriteria van het betreffende honoursprogramma. 4. Voor het volgen van een uitbreiding zoals bedoeld in lid 1 kan slechts toestemming worden verleend indien de student geen studievertraging heeft opgelopen en de feitelijke studieduur van de opleiding voor deze student naar verwachting vanwege de uitbreiding met niet meer dan zes maanden de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding zal overschrijden.
Vanaf 1 september 2015 is het instituut Sociale Studies gesplitst in 3 instituten: Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS): Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD); Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS): Pedagogiek (PED), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH); - Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS): Creatieve Therapie (CT), Toegepaste Psychologie (TP). 9
-
16
Artikel 3.8 Beroepstaken, onderwijseenheden en competenties 1. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden. 2. In de opleiding worden beroepstaken geleerd die een beroepsbekwame beroepsbeoefenaar moet kunnen uitvoeren. Een of meer van deze beroepstaken zijn gerelateerd aan onderwijseenheden. 3. De inhoud van een onderwijseenheid bestaat uit een aantal samenhangende competenties. 4. Een onderwijseenheid heeft een studielast van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten. Paragraaf 4 Propedeutische fase Artikel 4.1 Samenstelling propedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en de integrale toets in de propedeutische fase. 2. Hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toets als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en aan de integrale toets worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regeling. Paragraaf 5 Studieadvies propedeutische fase van de opleiding Artikel 5.1 Studieadvies propedeutische fase 1. Uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van de opleiding ontvangt iedere student - door of namens de instituutsdirecteur - een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. 2. Niet van toepassing. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan aan de student een studieadvies uitgebracht worden zolang hij het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd. 4. Het studieadvies als bedoeld in lid 1 en 3 is positief of negatief. Artikel 5.2 Voorlopig studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding, zo mogelijk voor de eerste keer aan het eind van de vijfde maand van inschrijving en indien nodig volgend op een eerder gegeven studieadvies, ontvangt iedere student met op dat moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student: a. aan het einde van de tweede onderwijsperiode niet ten minste 22,5 studiepunten of b. aan het einde van het eerste jaar van inschrijving niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten heeft behaald. 3. Niet van toepassing. 4. Tot het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding 45 studiepunten of meer uit het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut, maar nog niet het propedeutisch examen, heeft behaald. Artikel 5.3 Definitief studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. A. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten heeft behaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke 17
2. 3. 4. 5.
omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. B. Voor de student die is toegelaten tot de februari-instroom van de opleiding MWD geldt dat niet wordt overgegaan tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald.
Artikel 5.4 Voorlopig Studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Gaandeweg het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding ontvangt iedere student met op enig moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is en aan wie nog niet eerder een voorlopig negatief advies is uitgebracht van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Niet van toepassing. 3. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies als bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student niet alle na het eerste jaar van inschrijving resterende op dat moment volgens het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten vanwege met goed gevolg afgelegde tentamens en integrale toetsen heeft behaald. 4. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief studieadvies kregen. Artikel 5.5 Definitief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. A. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding het propedeutisch examen niet heeft gehaald, tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. B. Voor de student die is toegelaten tot de februari-instroom van de opleiding MWD geldt dat tot het uitbrengen van een negatief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student aan het einde van anderhalf jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding niet ten minste 52,5 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 te behalen studiepunten heeft behaald of indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding het propedeutisch examen niet heeft gehaald, tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien of tenzij de student vanwege organisatorische belemmeringen of qua benodigde voorbereidingstijd niet in de gelegenheid is gesteld aan het einde van het tweede jaar van inschrijving elk (deel)tentamen en elke integrale (deel)toets gedurende de gehele periode van inschrijving minimaal 4 keer af te leggen. In dit laatste geval geldt dat wordt overgegaan tot het uitbrengen van een negatief studieadvies indien de student aan het einde van twee en een half jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding het propedeutisch examen niet heeft gehaald. 2. Aan het negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 of 5.4 daadwerkelijk en minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 18
5. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief studieadvies kregen. 6. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. Artikel 5.6 Persoonlijke omstandigheden 1. Onder persoonlijke omstandigheden als bedoeld in de leden 1 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitsluitend verstaan: a. ziekte van de student; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student; c. zwangerschap van de studente; d. bijzondere familieomstandigheden; e. lidmaatschap van medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie; f. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit. 2. Zodra één van de persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 1 zich voordoet, stelt de student zijn studieloopbaanbegeleider hiervan per direct in kennis. 3. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden dan kan de instituutsdirecteur in afwijking van de artikelen 5.3 en 5.5 separate besluiten nemen waarbij in ieder geval wordt besloten binnen welke termijn de student aan de gestelde eisen zoals bedoeld in artikel 5.3 en 5.5 moet voldoen. Artikel 5.7 Het recht gehoord te worden Voordat een negatief studieadvies waaraan een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd is verbonden als bedoeld in de leden 2 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitgebracht, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en integrale toetsen in de postpropedeutische fase. 2. Hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toetsen als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en integrale toetsen worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 2 van deze regeling. 4. Niet van toepassing. Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding Artikel 7.1 (Deel)tentamen en integrale (deel)toets 1. Een tentamen is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij een onderwijseenheid. Het tentamen omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 2. Een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen. De integrale toets omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. Aan iedere onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. Het tentamen is behaald als het met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltentamens met goed gevolg zijn afgelegd, tenzij in hoofdstuk 2, 3, 4 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut in de gegevens van de onderwijseenheid waartoe het 19
4. 5.
6.
7.
8. 9. 10.
11.
12. 13. 14.
betreffende tentamen behoort bij ‘tentaminering’ een compensatieregeling is opgenomen met betrekking tot de resultaten van de deeltentamens. Op ieder niveau als bedoeld in artikel 3.2 lid 2 wordt met betrekking tot een of meer beroepstaken een integrale toets afgenomen. Een integrale toets is aan een of meerdere onderwijseenheden verbonden, tenzij de integrale toets vanwege een daartoe strekkend besluit van de examencommissie door haar zelf wordt afgenomen als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 WHW. Een integrale toets kan bestaan uit deeltoetsen. De integrale toets is behaald als deze met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltoetsen met goed gevolg zijn afgelegd. Het volledige toetsprogramma van de opleidingen in tentamens en integrale toetsen, inclusief de integrale toetsen die door de examencommissie zelf worden afgenomen, is qua inhoud, vorm en samenhang beschreven in de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. In het toetsprogramma als bedoeld in het vorige lid is vastgelegd of en in hoeverre een of meerdere (deel)tentamens als bedoeld in de leden 1 en 3 en/of en in hoeverre een of twee onderzoeken van de examencommissie als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 WHW gelden als een of meerdere integrale (deel)toetsen. De examinator drukt de kwalificatie van een tentamen of een integrale toets uit in een cijfer. Indien een tentamen of integrale toets bestaat uit deeltentamens respectievelijk deeltoetsen kunnen de kwalificaties van deze deeltentamens respectievelijk deeltoetsen zowel worden uitgedrukt in een cijfer als in de kwalificatie “voldaan” of “niet voldaan”. De kwalificatie van een tentamen, niet zijnde een deeltentamen, of integrale toets, niet zijnde een deeltoets, wordt uitgedrukt in een van de volgende cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. Een 6 of hoger betekent dat de kandidaat voor het tentamen of voor de integrale toets is geslaagd; een 5 of lager betekent dat de kandidaat voor het tentamen of integrale toets niet is geslaagd. Cijfers met de decimaal …,1; …,2; …,3; …,4 worden tot hele cijfers afgerond naar beneden. Cijfers met de decimaal …,5; …,6; …,7; …,8; …,9 worden tot hele cijfers afgerond naar boven. Een cijfer voor een deeltentamen of deeltoets wordt niet afgerond tot een heel cijfer, maar tot een cijfer met 1 decimaal. Cijfers met de tweede decimaal …,.1; …,.2; …,.3; …,.4 worden tot 1 decimaal afgerond naar beneden. Cijfers met de tweede decimaal …,.5; …,.6; …,.7; …,.8; …,.9 worden tot 1 decimaal afgerond naar boven. De laatst behaalde kwalificatie voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toetsen geldt als definitieve kwalificatie. Indien de student een voldoende heeft behaald voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets, mag hij niet meer deelnemen aan dezelfde (deel)tentamen of integrale (deel)toets. In afwijking van lid 8 en lid 10 kan in de volgende gevallen in plaats van een cijfer de kwalificatie voldaan/niet voldaan worden gegeven: a. indien een onderwijseenheid bestaat uit meerdere deeltentamens en de kwalificatie van één of meerdere deeltentamens uitgedrukt is met de kwalificatie ‘voldaan’ én vrijstelling is verleend voor het behalen van een of meerdere deeltentamens zonder dat de kwalificatie van de deeltentamens uitgedrukt is in een cijfer. b. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een buitenlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10. c. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een andere Nederlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10.
Artikel 7.2 Volgorde (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Voor deelname aan tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase geldt als eis het bezit van het propedeutisch getuigschrift van de opleiding van de HAN of van een andere instelling voor hoger onderwijs of het bezit van een door de instituutsdirecteur verleende vrijstelling daarvan. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de examencommissie op verzoek van de student toestemming verlenen tot het afleggen van tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase nog voordat het propedeutisch examen is behaald. 3. Indien dit in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij 'ingangseisen' wordt bepaald, is het met goed gevolg afgelegd hebben van een of meer benoemde tentamens en/of integrale toetsen een voorwaarde voor het mogen afleggen van het aan die onderwijseenheid verbonden tentamen. 20
Artikel 7.2a Onderwijseenheden met een aanwezigheidsverplichting 1. Indien dit in hoofdstuk 2, 3 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij 'ingangseisen', 'beoordelingscriteria' en/of 'tentaminering' wordt bepaald, dient de student deelgenomen te hebben aan (onderdelen van) het onderwijs binnen die onderwijseenheid om toegelaten te kunnen worden tot het afleggen van een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets in die onderwijseenheid. 2. De examencommissie kan op verzoek van de student vrijstelling van de in lid 1 bedoelde verplichting verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. 3. De taak als bedoeld in lid 2 is door de examencommissie gemandateerd aan de examinator. Artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De opleiding stelt de student in de gelegenheid ten minste 2 keer per studiejaar een (deel)tentamen van een onderwijseenheid af te leggen tenzij de opleiding bepaalt dat dit organisatorisch of qua benodigde voorbereidingstijd voor de student onmogelijk is. In dat geval is dit aangegeven in de betreffende OWE-beschrijving bij het tentamenmoment en wordt de 2e gelegenheid binnen 1 maand na het verstreken studiejaar alsnog aangeboden. 2. De opleiding stelt de student in de gelegenheid ten minste 2 keer per studiejaar een integrale (deel)toets af te leggen tenzij de opleiding bepaalt dat dit organisatorisch of qua benodigde voorbereidingstijd voor de student onmogelijk is. In dat geval is dit aangegeven in de betreffende OWE-beschrijving bij het tentamenmoment en wordt de 2e gelegenheid binnen 1 maand na het verstreken studiejaar alsnog aangeboden. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid alsook van artikel 7.1 lid 13 kan de examencommissie beslissen dat de student een extra gelegenheid heeft tot het afleggen van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets. Daartoe dient de examencommissie tijdig een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van de student te ontvangen. De examencommissie draagt er zorg voor dat de betreffende examinatoren en student tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden over haar besluit. Artikel 7.4 Vorm van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen De (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen worden in de vormen afgelegd als bepaald in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij de gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘tentaminering’ behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen. Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving onvoldoende bewijs heeft voor het verkrijgen van vrijstellingen voor tentamens maar niettemin beschikt over de competenties voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden, alsook de student die daar voldoende bewijs voor heeft maar tentamen wenst te doen, kan de examencommissie verzoeken om in aanmerking te komen voor leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen. 2. Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen kunnen bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding worden afgelegd zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheden waaraan deze tentamens regulier verbonden zijn respectievelijk waarin inzicht in samenhang tussen de desbetreffende beroepstaken geleerd wordt. 3. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek als bedoeld in lid 1 en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en de overige direct bij uitvoering van het besluit betrokken medewerkers. 4. In het besluit als bedoeld in het vorige lid worden tevens de examinatoren aangewezen en de toetsvormen bepaald en/of wordt bepaald dat deze (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma worden afgelegd.
21
Artikel 7.5 Het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen door studenten met handicap of chronische ziekte De examencommissie stelt de student met een handicap of chronische ziekte op diens verzoek in de gelegenheid (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn functiebeperking(en), een en ander conform wat is bepaald in het instellingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Artikel 7.6 Openbaarheid mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen zijn in beginsel openbaar. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen de openbaarheid begrenzen of niet toestaan. Artikel 7.7 Bekendmaking uitslag tentamen en uitslag integrale toets 1. De uitslag van een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale (deel)toets wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de student, uiterlijk binnen 5 werkdagen. 2. De examinator stelt de uitslag van een niet mondeling afgenomen (deel)tentamen of een niet mondeling afgenomen integrale (deel)toets vast en draagt zorg voor de invoering in het studentinformatiesysteem van de HAN binnen 15 werkdagen na de dag waarop het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets is afgelegd. 3. Op verzoek van de student deelt de examinator hem de uitslag van het (deel)tentamen of de uitslag van de integrale (deel)toets schriftelijk mee. 4. Indien aantoonbaar is dat er in Alluris een verkeerd resultaat is ingevoerd kan het resultaat na invoering in Alluris gewijzigd worden. 10 Artikel 7.8 Inzagerecht De student kan binnen 20 werkdagen na de datum waarop hem de uitslag van het schriftelijke (deel)tentamen, respectievelijk de schriftelijke integrale (deel)toets bekend is gemaakt, inzage krijgen in zijn beoordeelde werk, vragen en opdrachten en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Artikel 7.9 Vrijstelling (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 11 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantoonbaar de competenties voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden beheerst, kan de examencommissie een verzoek doen tot verlening van vrijstelling van het afleggen van een of meerdere (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen betrekking hebbend op de onderwijseenheid of onderwijseenheden waarin deze competenties en beroepstaken geleerd worden. 2. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en overige direct bij het besluit betrokken medewerkers. 3. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs opgedane kennis en vaardigheden. Bij de beoordeling van het verzoek als bedoeld in lid 1 hanteert de examencommissie de beoordelingscriteria die volgen uit en zijn vastgelegd bij ‘beroepstaak/beroepstaken’, ‘centrale beroepstaak’, ‘beroepsproducten’, ‘competenties’ ‘tentaminering’ van de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut ten behoeve van de (deel)tentamens respectievelijk integrale (deel)toetsen in de met betrekking tot de aangevraagde vrijstelling van belang zijnde onderwijseenheden. 4. De examencommissie kan met goed gevolg afgelegde tentamens of getuigschriften van andere opleidingen, officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en competentiemetingen afgenomen onder de eigen verantwoordelijkheid alsook welomschreven werkervaring gemotiveerd aanwijzen als grond voor één of meer vrijstellingen. De tweede volzin uit het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing. Onder aantoonbaar wordt verstaan: de toegekende kwalificatie op beoordelingsformulier komt niet overeen met het in Alluris ingevoerde resultaat of de toegekende kwalificatie op het toetsformulier komt niet overeen met het in Alluris ingevoerde resultaat. 11 Zie ook: Notitie Vrijstellingen(onderzoek) ISS / juni 2014. 10
22
5. Niet van toepassing. 6. Besluiten genomen door de examencommissie als in lid 4 gelden voor één jaar. Deze besluiten worden jaarlijks herzien. 7. De kwalificatie van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets waarvan vrijstelling is verleend, wordt uitgedrukt als “vrijstelling” en niet als een cijfer van beoordeling zoals bedoeld in artikel 7.1. Artikel 7.10 Het propedeutisch examen 1. Het propedeutisch examen is gehaald indien alle tentamens en integrale toets(en) met betrekking tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie ‘voldaan’ zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling van toepassing is, als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. 3. Het propedeutisch examen is cum laude gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen m.b.t. de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 30 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’ als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Artikel 7.11 Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen 1. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie voldaan zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 van toepassing is, als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. 3. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is met genoegen gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut met de kwalificatie 7 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’. Bij de bepaling van het predicaat met genoegen worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. 4. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is cum laude gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in deel 3 van het opleidingsstatuut met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Artikel 7.11a Externe toezichthouder 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt één of meerdere externe toezichthouders benoemd. 2. Een extern toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over c.q. toezicht te houden op de kwaliteit van het examen. 3. De taken, competenties en positie van de externe toezichthouders zijn nader uitgewerkt in de door de faculteitsdirecteur vastgelegde Regeling externe toezichthouders bij BA-examens FGGM. Artikel 7.12 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen 1. Binnen 15 werkdagen na een tentamen of integrale toets, kan de student via het studentinformatiesysteem van de HAN een cijferlijst - waarin het resultaat van dit tentamen of deze integrale toets is opgenomen - inzien en printen. Deze uitdraai geldt binnen de HAN als officieel bewijsstuk. Indien aantoonbaar is dat er in Alluris een verkeerd resultaat is ingevoerd kan
23
2.
3. 4. 5.
6. 7.
het resultaat na invoering in Alluris gewijzigd worden. 12 Indien de student dit wenst, kan hij van de examinator(en) een door hem of haar een ondertekend tentamenbriefje uitgereikt krijgen. Op het bewijsstuk als bedoeld in het vorige lid staan de behaalde kwalificaties met betrekking tot de tentamens en integrale toetsen, de daarbij behorende onderwijseenheden en beroepstaken en de daarmee corresponderende studiepunten conform de artikelen 4.1 en 6.1 en de daarbij behorende beschrijvingen van de onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut vermeld. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie - nadat de instituutsdirectie heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan - een getuigschrift uitgereikt. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken nog niet daartoe over te gaan. Een verzoek zoals bedoeld in lid 4 wordt slechts ingewilligd indien: a. De student op grond van artikel 3.7 toestemming heeft gekregen een of meer extra minoren en/of een of meer extra onderwijseenheden te volgen. b. De student het verzoek indient gedurende het lopende studiejaar. Verzoeken voor opschorting van het uitreiken van een getuigschrift waarbij de termijn van opschorting betrekking heeft op een nieuw studiejaar, worden niet toegekend tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld onder sub a. Degene die geslaagd is voor het afsluitend examen krijgt een Engelstalig diplomasupplement uitgereikt. Degene die meer dan een tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het derde lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen die door hem met goed gevolg zijn afgelegd, de beoordelingskwalificaties en studiepunten zijn vermeld. Indien het tentamens of integrale toetsen met betrekking tot additioneel onderwijs als bedoeld in artikel 3.7 lid 1 betreffen, worden eveneens de daarmee corresponderende onderwijseenheden vermeld.
Artikel 7.13 Graad 1. De examencommissie, hiertoe gemandateerd door het College van Bestuur, verleent bij vaststellingsbesluit dat de kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de bacheloropleiding als bedoeld in lid 1 van de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad Bachelor of Social Work (CMV en MWD). 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het afsluitend examen vermeld. 3. Het College van Bestuur kan de graad en de toevoeging aanvullen met de vermelding van het vakgebied of beroepenveld waarop de graad betrekking heeft. Paragraaf 7a Schakelprogramma’s Artikel 7a.1 Ondersteuning en omvang schakelprogramma’s Niet van toepassing. Paragraaf 7b Landelijke afspraken basiskennis Artikel 7b.1 Eisen basiskennis Niet van toepassing. Artikel 7b.2 Landelijke rekentoets en landelijke taaltoets Niet van toepassing. Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren Artikel 8.1 Examencommissie 1. De faculteitsdirectie stelt, op basis van een gemandateerde bevoegdheid van het instellingsbestuur, voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in. Er is Onder aantoonbaar wordt verstaan: de toegekende kwalificatie op beoordelingsformulier komt niet overeen met het in Alluris ingevoerde resultaat of de toegekende kwalificatie op het toetsformulier komt niet overeen met het in Alluris ingevoerde resultaat.
12
24
2. 3. 4. 5.
een examencommissie voor de opleidingen: Culturele en Maatschappelijke Vorming en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van het Instituut voor Maatschappelijke en SociaalCulturele Studies. De examinatoren en de leden van de examencommissie hebben voldoende deskundigheid en hebben de basisscholing die wordt aangeboden door de HAN Academy of een vergelijkbare training gevolgd. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die dit reglement stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden, zijnde de eindkwalificaties die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De examencommissie blijft volledig verantwoordelijk voor eventueel door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. De examencommissie draagt er zorg voor dat door haar genomen mandaatbesluiten schriftelijk worden vastgelegd en worden opgenomen in een reglement examencommissie. Een kopie van de mandaatverlening wordt naar de (faculteits)controller verzonden.
Artikel 8.2 Taken en bevoegdheden examencommissie Naast de taak zoals omschreven in artikel 8.1 lid, heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: 1. Het borgen van de kwaliteit van tentamens, integrale toetsen en examens en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER om tentamens, integrale toetsen en examens te beoordelen en de uitslag ervan vast te stellen, inclusief het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 3. Bij het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in lid 2 wordt gewerkt met protocollen voor het beoordelen van werkstukken die aansluiten bij de landelijke eisen. 4. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van tentamens en integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan. 5. Het beëindigen van de aanwijzing als examinator. 6. Het vaststellen van nadere regels in verband met mogelijke fraude en/of onregelmatigheden van een (aankomend) student of extraneus en de in dat verband te nemen maatregelen. 7. Het doen van voorstellen aan het College van Bestuur om de inschrijving van een student te beëindigen bij ernstige fraude. 8. Het adviseren van het College van Bestuur in verband met beëindigen van de opleiding van de student als gevolg van zijn gedraging in relatie tot toekomstige beroepsuitoefening. 9. Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en/of fraude en het zonodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform het reglement examencommissie zoals vastgesteld is door de examencommissie. 10. Het beslissen op vrijstellingsverzoeken van studenten en groepen van studenten en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 11. Het beslissen op het verzoek van een student om een vrije minor te volgen. 12. Het beslissen op het verzoek van een student tot een extra gelegenheid voor het afleggen van een tentamen of integrale toets. 13. Het beslissen op het verzoek van de student voor het afleggen van een leerwegonafhankelijk tentamen. 14. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen van het afsluitend examen kan afleggen, voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd. 15. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen in een andere vorm kan afleggen als bepaald in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3. 16. Stelt studenten met een lichamelijke of zintuiglijke functiebeperking in de gelegenheid op een aangepaste wijze tentamens en integrale toetsen af te leggen. 17. Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling tentamen of een mondelinge integrale toets niet openbaar te laten zijn. 18. Het uitreiken van bewijsstukken en verklaringen. 19. Het mede vorm geven aan het examenbeleid van de opleiding of groep van opleidingen. 20. Het adviseren van de faculteitsdirectie en instituutsdirectie over de OER. 21. Het uitreiken van een getuigschrift ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, nadat door het instellingsbestuur is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan.
25
22. Deze eisen zijn: a. de student dient voor het verlenen van de graad ingeschreven te staan bij de HAN; b. het collegegeld dient betaald te zijn; c. in het studentinformatiesysteem van de HAN is definitief en formeel vastgelegd dat alle tentamens met goed gevolg zijn afgelegd. 23. Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten. 24. Het desgevraagd - aan degene die meer dan één tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW kan worden uitgereikt - verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd. 25. Niet van toepassing. Artikel 8.3 Samenstelling examencommissie 1. De examencommissie bestaat uit minstens drie leden, onder wie een voorzitter en een secretaris. Van deze leden is er: a. tenminste één als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort waarvoor de examencommissie is ingesteld en b. tenminste één belast met toegepast onderzoek bij/voor de opleiding of bij/voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld of voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld. c. tenminste één lid afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. De examencommissie kan in zijn werkzaamheden worden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. De examencommissie kan, voor aangelegenheden de dagelijkse gang van zaken betreffende, een dagelijkse commissie (DC) instellen. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de examencommissie en een ander lid en wordt - voor zover die functie wordt ingesteld ondersteund door de ambtelijk secretaris. De dagelijkse commissie is, op basis van een algemeen mandaat, bevoegd om de lopende zaken te regelen. Ingeval in voorkomende situaties de DC niet tot besluitvorming komt, zal op zo kort mogelijke termijn de situatie aan de examencommissie ter besluitvorming worden voorgelegd. Artikel 8.4 Benoeming, schorsing, beëindiging en zittingsduur van de leden van de examencommissie 1. De faculteitsdirectie benoemt, op basis van een gedelegeerde bevoegdheid van het instellingsbestuur en op voordracht van de instituutsdirectie, de leden van de examencommissie waaronder de voorzitter, de secretaris, de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend secretaris. Een en ander met inachtneming van artikel 8.3. 2. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat de examencommissie zodanig is samengesteld dat deskundigheid geborgd is op de volgende terreinen: a. relevante wettelijke kaders (WHW) en overige relevante regelingen; b. kennis van het te bereiken eindniveau van de opleiding(en) en het traject dat daarnaar leidt (curriculum); c. kwaliteitsborging en -beleid met betrekking tot examens en toetsen (gelet op rol examencommissie bij accreditatie); d. methodologisch-technische aspecten van toetsen (zoals toetsconstructie, validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie); e. toegepast onderzoek bij betreffende opleiding(en). 3. Ten behoeve van de voordracht en de benoeming van de leden van de examencommissie wordt een profielschets gehanteerd. In deze profielschets zijn eisen/criteria m.b.t. de vereiste competenties geformuleerd. 4. Ter bevordering van de onafhankelijkheid van de examencommissie kunnen faculteitsdirecteuren, instituutsdirecteuren, onderwijsmanagers, coördinatoren en docenten belast met de taak van curriculumvoorzitter, opleidingscoördinator of personen die financiële verantwoordelijkheid dragen binnen de instelling geen deel uitmaken van de examencommissie(s) van de opleiding(en) waar(in) ze werkzaam zijn. 5. De faculteitsdirectie kan een ambtelijk secretaris, en eventueel een plaatsvervangend ambtelijk secretaris, aan de examencommissie toevoegen. 26
6. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een periode van één jaar. 7. Leden zijn opnieuw benoembaar. 8. Alvorens tot (her)benoeming van een lid over te gaan, hoort de faculteitsdirectie de leden van de desbetreffende examencommissie. Hierbij worden de in lid 2 en 3 van dit artikel bedoelde deskundigheidseisen/-criteria expliciet betrokken. 9. Het niet naar behoren vervullen van de taken van de examencommissie kan niet leiden tot het ontslag door de faculteitsdirectie van de leden van de examencommissie. De faculteitsdirectie kan in dat geval wel ingrijpen door een of meer leden van de examencommissie te schorsen of de benoeming als lid van de examencommissie te beëindigen. 10. Beëindiging van de benoeming van de leden van de examencommissie door de faculteitsdirectie vindt plaats: a. Na het verstrijken van de benoemingsperiode, tenzij er sprake is van herbenoeming zoals bedoeld in lid 8. b. Tussentijds op eigen verzoek, waarbij in overleg met de faculteitsdirectie een redelijke termijn wordt gehanteerd. c. Tussentijds bij besluit van de faculteitsdirectie. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld. Daarbij geeft de faculteitsdirectie aan wat de reden van het besluit is en per welke datum de beëindiging van de benoeming ingaat. Artikel 8.5 Gezamenlijk overleg faculteitsdirectie, examencommissies en instituutsdirecties 1. De faculteitsdirectie overlegt minstens twee keer per studiejaar (gezamenlijk) ten minste met alle voorzitters van de examencommissies van de betreffende faculteit en de betrokken instituutsdirecties. 2. De agenda van het gezamenlijk overleg wordt - in overleg met de voorzitters van de examencommissies en de instituutsdirecties - bepaald door de faculteitsdirectie. Met dien verstande dat in ieder geval de jaarlijkse rapportage van de examencommissie geagendeerd wordt. 3. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat een vastgesteld verslag van het gezamenlijk overleg ter informatie wordt gestuurd naar de betreffende examencommissies en instituutsdirecties en ter beschikking wordt gesteld aan overige belangstellenden. Artikel 8.6 Jaarlijkse rapportage examencommissie en faculteitsdirectie 1. De examencommissie legt jaarlijks - door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november - verantwoording af aan de faculteitsdirectie over haar beleidsvoering. 2. Uitgaande van de wettelijke taken van de examencommissie komen in ieder geval de volgende onderwerpen in aanmerking voor opname in de rapportage: a. Vaststellen of studenten aan het eindniveau van de opleiding voldoen (uitreiking getuigschriften). b. Aanwijzing examinatoren (deskundigheid van de examinatoren vaststellen en borgen). c. Het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens (toetsbeleid). d. Het vaststellen van richtlijnen om de uitslag van tentamens te beoordelen en vast te stellen (beoordelingsnorm). e. Klachtenbehandeling. f. Behandeling bezwaren (aantal beslissingen op bezwaar). g. Uitspraken college van beroep voor de examens (voor zover betrekking hebbend op de examencommissie). h. Vrijstellingen en EVC’s. i. Beoordeling van programma’s op maat van individuele studenten. j. Fraude bij tentamens (aantal gevallen, genomen maatregelen). k. Betrokkenheid bij accreditaties. l. Samenstelling van de examencommissie (nieuwe benoemingen en beëindigingen van lidmaatschap). m. Hantering profielschetsen. n. Gevolgde deskundigheidsbevordering door leden. o. De vastlegging van de besluiten van de examencommissie. p. Hantering Handreiking examencommissies. 3. De betrokken instituutsdirectie(s) ontvangt (ontvangen) de rapportage van de examencommissie in afschrift. 4. De faculteitsdirectie rapporteert jaarlijks - conform de handreiking aan faculteitsdirecteuren i.v.m. verslag examencommissies, CvB-besluit d.d. 3-7-2012/CvB-besluitnummer 2012/303 - in de 27
maand december schriftelijk aan het College van Bestuur over de gang van zaken met betrekking tot de examencommissie. Daarbij wordt de rapportage zoals bedoeld in lid 1 voorzien van zijn reactie op onder meer de daarin opgenomen aandachts- en verbeterpunten, ook in relatie tot de vorige (jaar)rapportage. Voorts rapporteert hij over zijn rol bij het benoemingsbeleid (o.a. borging van deskundigheid, onafhankelijkheid en profiel), de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan het beleid betreffende de inzet van externe deskundigen en zijn reactie op de wijze waarop de examencommissie functioneert volgens de instituutsdirecteur. 5. De instituutsdirectie ziet toe op een goed functioneren van de examencommissie en rapporteert hierover aan de faculteitsdirectie. De instituutsdirectie houdt de R&O-gesprekken met de leden van de examencommissie en de examinatoren. De faculteitsdirectie kan op basis van de hierboven bij lid 1 bedoelde rapportage bepalen dat zij de instituutsdirectie aanwijzingen geeft voor het R&O-gesprek of het R&O-gesprek zelf houdt. 6. De bij lid 4 en 5 van dit artikel bedoelde rapportages maken (ook) deel uit van de managementsrapportages en -gesprekken. Artikel 8.7 Faciliteiten 1. Faculteits- en instituutsdirectie stellen de examencommissie voldoende faciliteiten ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende: a. Jaarlijks stelt het College van Bestuur een normering vast voor het aantal uren dat op (studie)jaarbasis beschikbaar is voor de leden van een examencommissie en een ambtelijk secretaris. b. Voor de externe deskundigen die zijn benoemd tot lid van de examencommissie of aangewezen zijn als examinator wordt een richtlijn t.b.v. een HAN-brede financiële vergoeding vastgesteld. c. Met inachtneming van artikel 8.1 lid 4 en 5 kan de examencommissie in overleg met de faculteitsdirectie een of meer deskundigen op een of meer van de in artikel 8.4 lid 2 genoemde terreinen inschakelen. d. De examencommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen. e. Er is een HAN-breed aanbod van deskundigheidsbevordering in de vorm van onder meer workshops. Het aanbod wordt jaarlijks vastgesteld door het College van Bestuur - na schriftelijk advies van het “Netwerk Examencommissies HAN”. f. Er is een jaarlijks te actualiseren: “Handboek examencommissies HAN”, met relevante informatie: formats, voorbeeldbrieven e.d. g. Er is een “Vraagpunt Examencommissies HAN” met een eigen e-mailadres. Dit vraagpunt draagt er zorg voor dat - door een voorzitter en/of (ambtelijk) secretaris van een examencommissie - voorgelegde vragen zo spoedig mogelijk (integraal) beantwoord worden door ter zake deskundigen. h. Er is een (HAN-breed) “Netwerk Examencommissies HAN” waarvan voorzitters en/of (ambtelijk) secretarissen van examencommissies - op vrijwillige basis - deel uit maken. In onderling overleg bepalen de deelnemers de doelstelling(en), organisatie en werkwijze van het netwerk. Op verzoek van de voorzitter van het netwerk dragen de betrokken faculteitsdirecteuren zorg voor een passende facilitering van het netwerk. Artikel 8.8 Bescherming Het College van Bestuur, de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie dragen er zorg voor dat de leden van de examencommissie, de leden van de dagelijkse commissie en de ambtelijk secretaris - uit hoofde van hun lidmaatschap van, c.q. werkzaamheden voor, de examencommissie - niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool. Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding Artikel 9.1 Doel van de studieloopbaanbegeleiding Met de studieloopbaanbegeleiding wordt beoogd studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Het dragen van de verantwoordelijkheid door de student voor het eigen leerproces is hierbij een essentieel leerdoel en uitgangspunt.
28
Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding De structuur en opzet van de studieloopbaanbegeleiding staat beschreven in hoofdstuk 5 van deel 1 van de volgende studiegidsen: 1. Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2015-2016 2. Studienführer Kulturelle Sozialpädagogik Teilzeit 2015-2016 3. Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd 2015-2016 4. Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016 Paragraaf 10 Judicium Abeundi Artikel 10.1 Blijk van ongeschiktheid 1. Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien de student bedoeld in lid 1 is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met, of gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan, de opleiding waarvoor hij is afgewezen, kan de student het recht op het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens in die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding tevens worden ontzegd. Artikel 10.2 Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid 1. De bevoegdheid tot het besluiten tot de weigering of beëindiging van de inschrijving als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 komt toe aan het College van Bestuur. 2. Aan een besluit als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 gaat een advies van de examencommissie vooraf: 3. Dit advies is mogelijk op eigen initiatief van de examencommissie of op basis van een melding van ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen van een student tijdens diens opleiding die zijn geconstateerd door een opleider, docent of examinator. Het advies wordt op schrift gesteld en is met redenen omkleed. 4. Het College van Bestuur beslist pas tot een afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 indien aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedraging(en) en/of uitlating(en) blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsuitoefening, na een zorgvuldige belangenafweging van alle omstandigheden van het geval. 5. Voordat tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 wordt besloten, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 6. Het besluit tot afwijzing wordt schriftelijk genomen en is met redenen omkleed. 7. Het besluit is voorzien van de rechtsmiddelenclausule dat tegen een besluit tot afwijzing bezwaar openstaat bij de geschillenadviescommissie 13. 8. Hangende het onderzoek naar een mogelijke afwijzing van de student en/of hangende het bezwaar, kan het College van Bestuur besluiten, zulks al dan niet op advies van de examencommissie, tot het opleggen van een tijdelijke ordemaatregel, indien de omstandigheden van het geval deze ordemaatregel rechtvaardigen. 9. Na een besluit op grond van artikel 10.1 lid 1 wordt de inschrijving van de betreffende student beëindigd met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit is genomen. 10. Indien de inschrijving van een student is beëindigd op grond van het besluit tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1, kan de betreffende (ex-)student niet opnieuw ingeschreven worden voor de opleiding of een aanverwante opleiding zoals bedoeld in artikel 10.1 lid 2, waarvoor hij is afgewezen, tenzij hij ten genoegen van de faculteitsdirectie heeft aangetoond dat hij niet langer ongeschikt is.
Voor meer Informatie over de Geschillenadviescommissie zie: Studentenstatuut HAN 2015-2016.
13
29
Paragraaf 11 Slotbepalingen Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de instituutsdirecteur of, zo het geval tot de bevoegdheden van de examencommissie moet worden gerekend, de voorzitter van de examencommissie. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 11.2 Vaststelling Deze regeling is vastgesteld door de faculteitsdirecteur van de faculteit GGM op 10 juli 2015, na verkregen instemming van de Faculteitsraad GGM op 9 juli 2015. Errata behorende bij dit opleidingsstatuut of deze onderwijs- en examenregeling worden - nadat de faculteitsraad heeft ingestemd met de tekst van een erratum - per afzonderlijk besluit vastgesteld door de faculteitsdirectie. Erratumdocumenten zijn te raadplegen daar waar het opleidingsstatuut en de onderwijs- en examenregeling zijn gepubliceerd (website / Insite / Scholar). In een erratumdocument is opgenomen wanneer de faculteitsraad instemming heeft verleend en wanneer de faculteitsdirectie het besluit heeft genomen. Artikel 11.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2015 en is geldig tot en met 31 augustus 2016.
30
Bijlage 1 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase Bijlage conform artikel 4.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. Bijlage 1.1 Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase CMV Culturele en Maatschappelijke Vorming voltijd OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2014-2015 OWE Deeltentamens CMV-VPO1/1 Professionele ontwikkeling en Studieloopbaa nbegeleiding 1 CMV-V11-x/1 Educatief Programma 1 CMV-V12-x/1 Creative Citizens 1
CMV-V14-x/1 Kunst- en Cultuurparticip atie 1
CMV-V16-x/1 Functioneren in een organisatie 1
CMV-VTH1/1 Capita Selecta: Actuele thema's uit de beroepspraktijk -1
CMV-VPO1-1 Integrale toets CMV-VPO1-2 Taaltoets CMV-V11-x-2 Educatiefontw erp CMV-V11-x-3 Theorieboek CMV-V12-x-1 Community Event CMV-V12-x-2 Theatrale Performance CMV-V14-x-3 Expertmeeting op basis van een projectplan CMV-V14-x-4 Expositie CMV-V16-x-1 Kwaliteitsversl ag CMV-V16-x21 Leiden van een teambijeenkom st CMV-VTH1-1 Portfolio Capita Selecta
OWE(en) in 2015-2016
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Gelijkgesteld aan OWE(en) 2015-2016 N.v.t.
Beknopte toelichting
N.v.t.
Ja
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.* Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
*Voor studenten die in februari 2015 zijn ingestroomd in jaar 1 geldt deze regeling vooralsnog tot februari 2017.
31
Duitse deeltijd CMV Niet van toepassing. Bijlage 1.2 Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase MWD Voltijd MWD OWE en deeltentamen(s) in studiejaar 2014-15 Methodisch werken (1MTW) Intake- of vervolggesprek met reflectie (V1MTW3) Probleemanalyse en hulpverleningsplan met vragen uit de verschillende concepten (V1MTW1) Leerlijn theorie deel 1a (1THE), Leerlijn theorie 1b (1THE), Leerlijn theorie 2a (1THE), Leerlijn theorie 2b (1THE) Psychologie niveau 1 semester 1 (V1THE1a1) Sociologie niveau 1 semester 1 (1THE1a2) Recht niveau 1 (V1THE1a3) Psychologie niveau 1 semester 2 (V1THE2a1) Sociologie niveau 1 semester 2 (V1THE2a2) Filosofie niveau 1 (V1THE1b3)
Gelijkgesteld aan OWE en/of deeltentamen in studiejaar 2015-16 N.v.t.
Beknopte toelichting
Leerlijn theorie 1a (1THE), Leerlijn theorie 2a (1THE)
Deeltentamens zijn inhoudelijk hetzelfde; de OWE-s zijn anders geordend waardoor de tentamens niet meer in de eerder aangeduide semesters aanboden worden.
-
Psychologie niveau 1.1 (V1THE1a1) Psychologie niveau 1.2 (V1THE2a1) Recht niveau 1 (V1THE1a3) Sociologie niveau 1.1 (1THE1a2) Sociologie niveau 1.2 (V1THE2a2) Filosofie niveau 1 (V1THE1b3)
Niet gelijkgesteld vanwege vervallen probleemanalyse en hulpverleningsplan als deeltentamen
32
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen Ja
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en deeltentamen Vertragers en inhalers kunnen de OWE MTW volgen; inhoudelijke voorbereiding op probleemanalyse en hulpverleningsplan blijft bestaan.
Ja
De oude deeltentamens blijven ongewijzigd en kunnen dus opnieuw afgelegd worden. Let wel op de planning en op de gewijzigde tentamennamen (zie Scholar tentamenoverzicht)
Deeltijd MWD OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2014-2015 OWE Deeltentamens MWDD1MTW/1 Methodisch werken 1
MWDD1OWW/1 Outreachend en wijkgericht werken 1
MWD-D1MTW1 Probleemanalyse en hulpverleningsplan + evaluatie + bijstellen plan MWD-D1MTW3 Intake- of vervolggesprek met reflectie MWDD1OWW/3 Kennistoets
OWE(en) in 2015-2016
Gelijkgesteld aan OWE(en) 2015-2016 N.v.t.
Beknopte toelichting Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Ja
Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen.
Ja
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
MWDD1TEW/1 Taak en ervaringsgeric ht werken 1
MWD-D1TEW/1 Handelingsdem onstratie taakof ervaringsgericht werken met verantwoording
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
MWDD1CIH/1 Concrete en informatieve hulpverlening 1
MWD-D1CIH/2 Casustoets probleemanalys e en plan van aanpak
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
MWDD1SEP/1 Signalering en preventie 1
MWD-D1SEP/1 Presentatie over opvangen signaal MWD-D1SEP/2 Verslag signaleringstraje ct
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
MWDD1KBO/1 Kwaliteitsverb etering en beleidsontwik keling 1
MWD-D1KBO/1 Brochure voor verwijzers MWD-D1KBO/2 Evaluatieversla g MWD-D1KBO/4 Kennis over beleid en kwaliteitszorg
N.v.t.
Ja
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja Ja Ja
33
Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen. Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen. Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen. Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen. Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen.
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2014-2015 OWE Deeltentamens MWDD1LPOa/1 Leerlijn Professionele Ontwikkeling 1a
MWDD1LPOb/1 Leerlijn Professionele Ontwikkeling 1b
MWD-D1LPOa1 Voortgangstoets kennisbasis MWD-D1LPOa2 Toets ontwikkeling beroepsbeeld MWD-D1LPOa3 Praktijkwerk urenregistratie MWD-D1LPOa4 Praktijkwerk eindbeoordeling MWD-D1LPOa5 Leerlijn basisvaardigheden MWD-D1LPOa6 Nederlands spelling MWD-D1LPOa7 Nederlands stijl MWDD1LPOb/1 Integrale toets
OWE(en) in 2015-2016
Gelijkgesteld aan OWE(en) 2015-2016 N.v.t.
Beknopte toelichting Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Ja
Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen.
Ja
Ja Ja Ja Ja Ja N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
34
Ja
Alleen studenten die in studiejaar 2014-2015 aan deze OWE hebben deelgenomen kunnen het oude deeltentamen afleggen.
Bijlage 2 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase Bijlage conform artikel 6.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. Bijlage 2.1 Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase CMV Culturele en Maatschappelijke Vorming voltijd Niveau 2
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2014-2015 OWE Deeltentamens
OWE(en) in 2015-2016
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Gelijkgesteld aan OWE(en) 2015-2016 N.v.t.
Beknopte toelichting Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
CMV-VPO2/1 Professionele ontwikkeling en studieloopbaanb egeleiding 2
CMV-VPO2-1 Integrale toets
CMV-V26-x/1 Leiding en begeleiding geven 2
CMV-V26-x-1 Verslag mentortraject
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
CMV-V21-x/1 Activiteiten met KSA in de praktijk 2
CMV-V21-1 Doelgroepanalyse en Activiteitenplan CMV-V21-4 Uitvoeren en begeleiden CMV-V22-x-1 Verantwoordin gsverslag opdracht Event CMV-V22-x-2 Referaat KSA CMV-V23-6 Ondersteuning splan en 360 feedback
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
CMV-V27-1 Het gesprek
N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
CMV-V22-x/1 Event met KSA in de praktijk 2
CMV-V23/2 Buurtbewoners aan zet 2
CMV-V27/1 Activeren tot maatschappelijk e participatie CMV-V28/1 Cultureel en Maatschappelijk Ondernemerschap
CMV-V27-2 Het verslag CMV-V28-1 Beleidsplan
Ja N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Ja
Ja
Ja N.v.t.
Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
CMV-V28-2 Presentatie
35
Ja Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2014-2015 OWE Deeltentamens CMV-VTH2/1 Capita Selecta: Actuele Thema's uit de beroepspraktijk2
OWE(en) in 2015-2016
Gelijkgesteld aan OWE(en) 2015-2016 N.v.t.
CMV-VTH2-1 Portfolio Capita Selecta-2
Beknopte toelichting Deze OWE wordt niet meer aangeboden.
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Ja
Deze mogelijkheid wordt vooralsnog alleen in het studiejaar 20152016 geboden.*
*Voor studenten die in februari 2015 zijn ingestroomd in jaar 1 geldt deze regeling vooralsnog tot februari 2017. Niveau 3
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2014-2015 OWE Deeltentamens Onderzoek en Innovatie
CMV-41-4 Eindrapport CMV-41-5 Presentaties
CMV-41-6 Afstudeergesprek (Integrale toets)
OWE(en) in 2015-2016 Zie voor beschrijving: Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2015-2016 Gelijkgesteld aan Beknopte OWE(en) toelichting 2015-2016 CMV-V42-1 Individuele Eindrapport en component individuele is beschouwing toegevoegd CMV-V42-2 Toets in Presentaties onveranderd
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
CMV-V43 Integrale toets op niveau 3: Het afstudeergesprek
Nee
Gesprek heeft een andere inhoud gekregen en is nu gekoppeld aan 2,5 stp.
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Nee
Nee
Culturele en Maatschappelijke Vorming Duitse deeltijd Niveau 2, Studiejaar 2, Teilzeit CMV OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studienführer Kulturelle Sozialpädagogik 20142015 UE(s) (Teil)Prüfungen CMV-T22/1 Bewohner am Ball 2
CMV-T22-1 Individuelle Verantwortung CMV-T22-3 Unterstützungsp lan
OWE(en) in 2015-2016
Gelijkgesteld aan OWE(en) 2015-2016 Nicht zutreffend
Beknopte toelichting Es wird kein Unterricht mehr angeboten.
36
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Ja
Nur Studenten, die im Studienjahr 2014-2015 am Unterricht der betreffenden UE teilgenommen haben, können die alte Teilprüfung ablegen.
Ja
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studienführer Kulturelle Sozialpädagogik 20142015 UE(s) (Teil)Prüfungen
OWE(en) in 2015-2016
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Nur Studenten, die im Studienjahr 2014-2015 am Unterricht der betreffenden UE teilgenommen haben, können die alte Teilprüfung ablegen. Nur Studenten, die im Studienjahr 2014-2015 am Unterricht der betreffenden UE teilgenommen haben, können die alte Teilprüfung ablegen. Nur Studenten, die im Studienjahr 2014-2015 am Unterricht der betreffenden UE teilgenommen haben, können die alte Teilprüfung ablegen. Nur Studenten, die im Studienjahr 2014-2015 am Unterricht der betreffenden UE teilgenommen haben, können die alte Teilprüfung ablegen.
Gelijkgesteld aan OWE(en) 2015-2016 Nicht zutreffend
Beknopte toelichting Es wird kein Unterricht mehr angeboten.
Ja
CMV-TPO2/1 Professionelle Entwicklung und Studienlaufba hnbegleitung 2
CMV-TPO2-1 Integrale Prüfung
CMV-T21-x/1 Aktivitäten mit KSA in der Praxis (Teil1) 2
CMV-T21-x-1 Zielgruppenanalyse
Nicht zutreffend
Es wird kein Unterricht mehr angeboten.
Ja
CMV-T26/1 Aktivitäten mit KSA in der Praxis (Teil 2) 2
CMV-T26-2 KSA in der Praxis CMV-T26-3 Entwurf und Evaluation Aktivitäten Programm
Nicht zutreffend
Es wird kein Unterricht mehr angeboten.
Ja
CMV-T23-x/1 Kulturelles und gesellschaftlic hes Unternehmen 2
CMV-T23-x-2 Unternehmungs plan CMV-T23-x-3 Präsentation CMV-T23-x-4 Theorieprüfung
Nicht zutreffend
Es wird kein Unterricht mehr angeboten.
Ja
Ja
Ja Ja
Niveau 3, Studiejaar 3 en 4, Teilzeit Niet van toepassing.
37
Bijlage 2.2 Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase MWD Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd OWE en deeltentamen(s) in studiejaar 2014-15
Gelijkgesteld aan OWE en/of deeltentamen in studiejaar 2015-16
Beknopte toelichting
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen Ja
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en deeltentamen
Omgevingsgericht werken (2OMG) Actieplan (V2OMG1) Presentatie (V2OMG2)
N.v.t.
Niet gelijkgesteld vanwege nieuwe studiepuntenverdeling niveau 2 m.i.v. 2015-16
Dwang en Drang (2DWD) Hulpverleningsgesprek en mondelinge reflectieve verantwoording (V2DWD1) Voortgangs- of rapportagetoets (V2DWD2) Kennistoets (V2DWD4) Casemanagement (2CAM) Handelingsdemonstratie (V2CAM4) Kennistoets recht (V2CAM5) kennistoets psychiatrie (V2CAM6) Signalering en preventie Verslag analysefase (V2SEP4) Verslag preventieve interventie metahandelen (V2SEP5) Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (2KBO) Evaluatie professionele standaard (V2KBO1) Metahandelen en samenwerken (V2KBO2)
N.v.t.
Niet gelijkgesteld vanwege nieuwe studiepuntenverdeling niveau 2 m.i.v. 2015-16
Ja
Vertragers en inhalers bereiden zich in zelfstudie voor op de kennistoets. De nieuwe OWE DWD2 kan gevolgd worden ter voorbereiden op het hulpverleningsgesprek en de voortgangs- of rapportagetoets.
N.v.t.
Niet gelijkgesteld vanwege nieuwe studiepuntenverdeling m.i.v. 2015-16
Ja
Vertragers en inhalers bereiden zich in zelfstudie voor op de kennistoetsen. De nieuwe OWE CAM2 kan gevolgd worden ter voorbereiding op de handelingsdemonstratie.
N.v.t.
Niet gelijkgesteld vanwege nieuwe studiepuntenverdeling niveau 2 m.i.v. 2015-16
Ja
Vertragers en inhalers kunnen in periode 1 onderwijs volgen samen met de F-route dat voorbereidt op de betreffende toetsen.
Nee
Vertragers en inhalers worden met nieuw onderwijs voorbereidt op de nieuwe deeltentamens. Studenten die niet in staat zijn om onderwijs te volgen kunnen contact opnemen met de teamleider om te zoeken naar een oplossing op maat.
Leerlijn professionele
Leerlijn professionele
Nee
Vertragers worden in een vertragersgroep voorbereid op
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (2KBO) Rapport Presentatie Voortgangstoets
Vertragers en inhalers kunnen de OWE OMG2 volgen; inhoudelijke voorbereiding op deeltentamens blijft bestaan.
OWE en deeltentamen(s) in studiejaar 2014-15
Gelijkgesteld aan OWE en/of deeltentamen in studiejaar 2015-16
Beknopte toelichting
ontwikkeling (2LPO) Betoog (V2LPOa1) Voortgangstoets kennisbasis (V2LPOa2) Praktijkwerk urenregistratie (V2LPOa3) Praktijkwerk eindbeoordeling (V2LPOa7) International week (V2LPOa6) Integrale toets niveau 2 (2LPO) Integrale toets niveau 2 (V2LPOb1) Psychosociale hulpverlening (3PSH) IJk moment praktijkwerk (V3PSH1) Concrete en informatieve hulpverlening (3CIH) IJk moment praktijkwerk (V3CIH1) Casemanagement (3CAM) IJk moment praktijkwerk (V3CAM1)
ontwikkeling (2LPO) Betoog (V2LPOa1) Praktijkwerk urenregistratie (V2LPOa3) Praktijkwerk eindbeoordeling (V2LPOa7) Integrale toets niveau 2 (V2LPOb1) Leerlijn professionele ontwikkeling (2LPO) Integrale toets niveau 2 (V2LPO21) Psychosociale hulpverlening (3PSH) IJk moment praktijkwerk Concrete en informatieve hulpverlening (3CIH) IJk moment praktijkwerk Casemanagement (3CAM) IJk moment praktijkwerk Signalering en preventie IJk moment praktijkwerk
kennisbasis vervalt als deeltentamen en international week wordt een toetsvoorwaarde voor de integrale toets. Integrale toets valt m.i.v. 2015-16 onder LPO2 programma. Inhoudelijk blijft deze gelijk.
Signalering en Preventie - IJk moment praktijkwerk (V3SEP1) - Verantwoording preventieve aanpak (V3SEP4)
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling Presentatie draagvlak creëren (V3KBO2)
Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling IJk moment praktijkwerk
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Inhoud blijft gelijk
Nee
Tentamen en criteria zijn aangepast
Ja
Tentamen en criteria zijn aangepast
Ja
Tentamen en criteria zijn aangepast
Ja
Deeltentamen ijkmoment en criteria zijn aangepast. Verantwoording preventieve interventie vervalt als deeltentamen en wordt een toets voorwaarde op basis van peerreview Deeltentamen en criteria zijn aangepast.
Ja
39
Ja
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en deeltentamen de integrale toets als onderdeel van het LPO2 programma.
Vertragers die een half jaar langer praktijkwerk niveau 3 doen kunnen het deeltentamen met bijbehorende criteria uit 2014-15 afleggen. Voorbereiding daarop gebeurt tijdens praktijkbegeleiding. Vertragers die een half jaar langer praktijkwerk niveau 3 doen kunnen het deeltentamen met bijbehorende criteria uit 2014-15 afleggen. Voorbereiding daarop gebeurt tijdens praktijkbegeleiding. Vertragers die een half jaar langer praktijkwerk niveau 3 doen kunnen het deeltentamen met bijbehorende criteria uit 2014-15 afleggen. Voorbereiding daarop gebeurt tijdens praktijkbegeleiding. Vertragers die een half jaar langer praktijkwerk niveau 3 doen kunnen de deeltentamens met bijbehorende criteria uit 2014-15 afleggen. Voorbereiding daarop gebeurt tijdens praktijkbegeleiding.
Vertragers die een half jaar langer praktijkwerk niveau 3 doen kunnen het deeltentamen met bijbehorende criteria uit 2014-15 afleggen. Voorbereiding daarop gebeurt tijdens praktijkbegeleiding.
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd MWD deeltijd niveau 2
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2014-2015 OWE Deeltentamens
OWE(en) in 2015-2016 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016 Gelijkgesteld Deeltentamens Beknopte aan OWE(en) toelichting 2015-2016 MWD-D2OMG MWD-D2OMG1 Omgevingsgeri Actieplan cht werken 2
MWD-D2OMG Omgevingsgericht werken
MWD-D2OMG1 Actieplan
MWD-D2GMW Groepsmaatschap pelijk werk
MWD-D2GMW1 begeleiden van een groepsbijeenkomst, inclusief verantwoording MWD-D2GMW2 Beoordelingsgesprek transfer MWD-D2DWD1 Hulpverleningsgesprek en mondelinge reflectieve verantwoording. MWD-D2DWD2 Voortgang- of Rapportagetoets, inclusief kennisvragen.
MWD-D2GMW Groepsmaatsc happelijk werk 2
MWD-D2GMW1 Begeleiden van een groepsbijeenko mst, inclusief verantwoording
MWD-D2DWD Dwang en Drang 2
MWD-D2DWD1 Hulpverleningsgesprek
MWD-D2CAM4 Handelingsdemonstratie met schriftelijke verantwoording
MWD-D2CAM Casemanagement 2
MWD-D2DWD Dwang en Drang
MWD-D2CAM
Casemanagement 2
MWD-D2KBO Kwaliteitsverbeteri ng en
MWD-D2OMG2 Presentatie
MWD-D2CAM5 Kennistoets Recht MWD-D2CAM6 Kennistoets Psychiatrie MWD-D2KBO1 Evaluatie professionele standaard
MWD-D2KBO Kwaliteitsverbeteri ng en
MWD-D2DWD2 Rapportage over cliënt met toepassing van kennis. MWD-D2CAM4 Handelingsdemonstratie met schriftelijke verantwoording MWD-D2CAM5 Kennistoets Recht en psychiatrie MWD-D2KBO1
40
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Ja voor: Presentatie
Ja, voor: Beoordelingsgesprek transfer
Wordt een thuistoets
Kennistoets wordt een thuistoets
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2014-2015 OWE Deeltentamens Beleidsontwikkelin g MWD-D2LPOa Leerlijn Professionele ontwikkeling
MWD-D2LPOb Integrale toets niveau 2
MWD-D2KBO2 Metahandelen en samenwerken MWD-D2LPOa1 Betoog MWD-D2LPOa2 Voortgangstoets kennisbasis MWD-D2LPOa3 Praktijkwerk, urenregistratie MWD-D2LPOa4 Praktijkwerk, eindevaluatie MWD-D2LPO1 Integrale toets niveau 2
MWD deeltijd niveau 3
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2014-2015 OWE Deeltentamens MWD-D3PSH Werken met, namens en voor cliënten - PSH 3
MWD-D3CIH Werken met, namens en voor cliënten - CIH 3
MWD-D3PSH1 IJkmoment praktijkwerk MWD-D3PSH5 Analyse en plan van aanpak PSH/CIH MWD-D3CIH1 IJkmoment praktijkwerk MWD-D3CIH5 Analyse en plan van aanpak PSH/CIH
OWE(en) in 2015-2016 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016 Gelijkgesteld Deeltentamens Beknopte aan OWE(en) toelichting 2015-2016 Beleidsontwikkelin Evaluatie g2 professionele standaard MWD-D2LPOa D2LPOa3 2 OWE LPO zijn Praktijkwerk, Leerlijn samengevoegd urenregistratie Professionele ontwikkeling 2
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Ja, voor metahandelen en samenwerking Ja Nee, vervalt volledig
MWD-D2LPOa4
Praktijkwerk, eindevaluatie MWD-D2LPO1 Integrale toets niveau 2
OWE(en) in 2015-2016 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016 Gelijkgesteld Deeltentamens Beknopte aan OWE(en) toelichting 2015-2016 MWD-D3PSH MWD-D3PSH1 Psychosociale IJkmoment hulpverlening 3 praktijkwerk
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Ja MWD-D3CIH Concrete en informatieve hulpverlening 3
MWD-D3CIH1 IJkmoment praktijkwerk Ja
41
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
OWE(en) in 2014-2015 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2014-2015 OWE Deeltentamens MWD-D3CAM Werken met, namens en voor cliënten – CAM 3
MWD-D3CAM1 IJkmoment praktijkwerk
MWD-D3SEP Signalering en preventie
MWD-D3SEP1 IJkmoment praktijkwerk MWD-D3SEP4 Verantwoording preventieve aanpak MWD-D3KBO1 Verslag vernieuwingsproject
MWD-D3KBO Kwaliteitsverbeteri ng en beleidsontwikkelin g3
MWD-D3LPO Leerlijn Professionele ontwikkeling 3
OWE(en) in 2015-2016 Zie voor beschrijving: Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016 Gelijkgesteld Deeltentamens Beknopte aan OWE(en) toelichting 2015-2016 MWD-D3CAM MWD-D3CAM1 Casemanagem IJkmoment ent 3 praktijkwerk
MWD-D3CAM5 Plan en onderbouwing CAM
MWD-D3KBO2 Presentatie draagvlak creëren MWD-D3KBO3 Evaluatieverslag MWD-D3LPO2 Voortgangstoets MWD-D3LPO3 Supervisie 3e jaar MWD-D3LPO4 VLC
Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Ja MWD-D3SEP Signalering en preventie 3
MWD-D3SEP1 IJkmoment praktijkwerk
MWD-D3KBO Kwaliteitsverbe tering en beleidsontwikk eling 3
MWD-D3KBO1 Verslag vernieuwingspro ject MWD-D3KBO2 IJkmoment praktijkwerk
MWD-D3LPO Leerlijn Professionele ontwikkeling 3
MWD-D3LPO3 Supervisie 3e jaar
Ja
Ja Presentatie draagvlak Ja Evaluatieverslag Nee, toets vervalt volledig
Ja MWD-D3LPO5 Samen werken en samen leren in de praktijk
42
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
Bijlage 3 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren Bijlage conform artikel 3.4 lid 9 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens. Bijlage 3.1 Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren CMV Niet van toepassing. Bijlage 3.2 Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren MWD M_ISS05 - GGZ-agoog 20142015
Gelijkgesteld aan OWE(en) M_ISS05 - GGZ-agoog 20152016
Beknopte toelichting
OWE 80804 - Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening Code(s) (Deel)tentamen(s)
OWE 83000 – Individuele en groepsbegeleiding in de psychiatrie Code(s) (Deel)tentamen(s)
80804-1
83000-1
De minor bestaat m.i.v. 201516 niet meer uit 2 onderwijsee nheden, maar uit 1. Het tentamenpro gramma is ongewijzigd. D.w.z. de deeltentame ns die eerder deel uitmaakten van de 2 onderwijsee nheden maken m.i.v. 2015-16 samen deel uit van 1 onderwijsee nheid.
80804-2
Verzamelmap met reflectieverslagen periode 1 Handelingsdemonst ratie
OWE 80805 groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening Code(s) (Deel)tentamen(s) 80805-1 Verzamelmap met reflectieverslagen periode 2 80805-2 Kennistoets
83000-2
83000-3 83000-4
Verzamelmap met reflectieverslagen periode 1 Handelingsdemonst ratie Verzamelmap met reflectieverslagen periode 1
Kennistoets
Mogelijkhei d tot afleggen oude deeltentame n
Ja Ja
Ja Ja
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tenta mens
M_ISS05DT - GGZ-agoog 20142015
Gelijkgesteld aan OWE(en) M_ISS05DT - GGZ-agoog 20152016
Beknopte toelichting
OWE 80804 - Individuele begeleiding in de psychiatrische hulpverlening Code(s) (Deel)tentamen(s)
OWE 83000 – Individuele en groepsbegeleiding in de psychiatrie Code(s) (Deel)tentamen(s)
80804-1
83000-1
De minor bestaat m.i.v. 201516 niet meer uit 2 onderwijsee nheden, maar uit 1. Het tentamenpro gramma is ongewijzigd. D.w.z. de deeltentame ns die eerder deel uitmaakten van de 2 onderwijsee nheden maken m.i.v. 2015-16 samen deel uit van 1 onderwijsee nheid
80804-2
Verzamelmap met reflectieverslagen periode 1 Handelingsdemonst ratie
83000-2
Verzamelmap met reflectieverslagen periode 1 Handelingsdemonst ratie Verzamelmap met reflectieverslagen periode 1
OWE 80805 groepsbegeleiding in de psychiatrische hulpverlening Code(s) (Deel)tentamen(s) 80805-1 Verzamelmap met reflectieverslagen periode 2 80805-2 Kennistoets
83000-3 83000-4
M_ISS11 - Huiselijk geweld 20142015
Gelijkgesteld aan OWE(en) M_ISS11 - Huiselijk geweld 2015-2016
Beknopte toelichting
OWE 80814 – Analyse en indicatie Code(s) (Deel)tentamen(s)
OWE 80814 – Analyse en indicatie Code(s) (Deel)tentamen(s)
80814-4
Kennispresentatie
80814-3
Reflectieverslag
80814Kennistoets KT 80814Reflectieverslag 1 RV1 80814Performance PA1 assessment 1 OWE 80815 – Behandelplan of begeleidingsplan ontwerpen Code(s) (Deel)tentamen(s) 80815Begeleidingsplan BP 80815Reflectieverslag 2 RV2 80815Performance PA2 Assessment 2 80815Essay ES
Wijziging toetscodes en namen deeltentame ns; nieuwe toets 80814PA1
OWE 80815 – Behandelplan of begeleidingsplan ontwerpen Code(s) (Deel)tentamen(s) 80815-2 Begeleidingsplan 80815-4
Reflectieverslag 2
80815-1
Performance Assessment
Kennistoets
44
Wijziging toetscodes en naam deeltentame n; nieuwe toets 80815ES
Mogelijkhei d tot afleggen oude deeltentame n
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tenta mens
Ja Ja
Ja Ja
Mogelijkhei d tot afleggen oude deeltentame n
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tenta mens
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
2 Reglement examencommissie Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 Preambule De reglementen voor de examencommissies bij de HAN zijn in tweeën te verdelen. 1. In de Onderwijs- en examenregeling (OER) 2015-2016 is een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot examencommissie en examinatoren (paragraaf 8). Waar relevant wordt in voorliggend reglement naar (artikelen uit) deze paragraaf verwezen. 2. In het onderhavige Reglement examencommissie Instituut voor Maatschappelijke en SociaalCulturele Studies 2015-2016 is eveneens een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot de examencommissie. 3. Krachtens de WHW wordt de OER vastgesteld door het instellingsbestuur en het reglement examencommissie door de examencommissie. PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor dit reglement gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het Opleidingsstatuut (bijlage 1 van het Opleidingsstatuut 2015-2016). Artikel 1.2 Status, toepasselijkheid en wijziging van het reglement 1. Dit reglement bevat regels over taken en bevoegdheden van de examencommissie van het Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies en maatregelen die zij in dit verband kan nemen, alsmede regels over de uitvoering ervan. 2. Het reglement is van toepassing op (deel)tentamens, integrale (deel)toetsen en examens van de Bacheloropleidingen Culturele en Maatschappelijke Vorming en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, behorende tot de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). 3. Wijzigingen van dit reglement worden door de examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. PARAGRAAF 2. STATUS, SAMENSTELLING, WERKWIJZE EN VERGADERINGEN Artikel 2.1 Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie 1. Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn geregeld in art. 8.1 en 8.2 van de OER 2015-2016. Dit artikel van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen. 2. Door de examencommissie kunnen aan perso(o)n(en) / orga(a)n(en) een of meer taken worden gemandateerd. De gemandateerde taken worden vastgelegd in aparte mandaatbesluiten. 3. Door derden aan de examencommissie gemandateerde taken zijn opgenomen in een overzicht dat als bijlage 1 aan dit reglement is toegevoegd. 4. De verantwoordelijkheden en taakstelling van de examencommissie betreffende de minor van de opleiding zijn niet overdraagbaar, tenzij het een HAN gecertificeerde minor betreft. Als er geen twijfel is over de leerbronnen en de minor komt uit het gecertificeerde aanbod van de HAN, is de goedkeuring van de deelname van de student aan de minor door de examencommissie gemandateerd aan de studieloopbaanbegeleider. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat in ieder geval jaarlijks aan haar schriftelijk gerapporteerd wordt betreffende de voortgang van door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. Artikel 2.2 Samenstelling en werkwijze examencommissie 1. De examencommissie bestaat uit 5 leden, onder wie een voorzitter en een extern lid. Iedere opleiding is in de examencommissie vertegenwoordigd door een lid. Uit de leden wordt één lid als secretaris benoemd. 2. De examencommissie wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. De examencommissie kan, voor aangelegenheden de dagelijkse gang van zaken betreffende, een dagelijkse commissie (DC) instellen. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de examencommissie, de secretaris en de ambtelijk secretaris. De dagelijkse commissie is, op basis van een algemeen mandaat, bevoegd om de lopende zaken te regelen. Ingeval in voorkomende 45
4. 5.
6. 7.
8.
situaties de DC niet tot besluitvorming komt, zal op zo kort mogelijke termijn de situatie aan de examencommissie ter besluitvorming worden voorgelegd. Examinatoren en overige betrokkenen dan wel belanghebbenden kunnen zo nodig door de examencommissie worden gehoord en verstrekken de commissie de gevraagde inlichtingen en/of adviezen. Examinatoren en overige betrokkenen dan wel belanghebbenden moeten desgevraagd de examencommissie kunnen voorzien van materiaal aan de hand waarvan de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en -resultaten beoordeeld kunnen worden (zoals: leerdoelen, toetsplan, toetsmatrijs, een antwoordmodel, beoordelingsschema, beoordelingscriteria bij opdrachten, het (deel)tentamen en/of de opdracht(en) zelf, de toetsresultaten en een analyse daarvan). Desgewenst worden deskundigen van buiten de HAN als adviseur door de examencommissie gehoord. Over de jaarlijkse rapportage van de examencommissie, de faciliteiten van de examencommissie en de rechtsbescherming van de leden de examencommissie zijn bepalingen opgenomen in resp. art. 8.6, 8.7 en 8.8 van de OER 2015-2016. De examencommissie dient bij haar verslaglegging uit te gaan van de “HANdreiking t.b.v. jaarlijks(e) rapportage Examencommissies”. Belangrijke richtlijnen, procedures, nota’s en besluiten van de examencommissie worden gepubliceerd op HAN-Insite.
Artikel 2.4 Vergaderingen examencommissie 1. De examencommissie vergadert ten minste 8 maal per jaar. 2. De data van de vergaderingen van de examencommissie worden zodanig gepland dat zij aansluiten bij de planningscyclus van de opleiding(en) en de faculteit. 3. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. 4. Indien bij stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 5. Bij gelegenheid van de eerstvolgende vergadering rapporteert de dagelijkse commissie over de beslissingen de dagelijkse gang van zaken betreffende, die de dagelijkse commissie op basis van haar algemeen mandaat tussentijds heeft genomen; evenals eventuele andere beslissingen die op basis van gemandateerde taken zijn genomen. 6. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat van elke vergadering een verslag wordt gemaakt. Het conceptverslag wordt de leden toegestuurd, die vervolgens vijf werkdagen hebben om onjuistheden in het verslag door te geven. Het verslag wordt daarna door de dagelijkse commissie vastgesteld. 7. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat de instituutsdirectie en de overige leden van de examencommissie tijdig een exemplaar van het vastgestelde verslag ontvangen. 8. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat vastgestelde, vergaderverslagen kunnen worden ingezien door docenten van de betrokken opleiding(en). PARAGRAAF 3 KWALITEITSBEWAKING EXAMENS EN (DEEL)TENTAMENS 14 Artikel 3.1 Het borgen van de kwaliteit van (deel)tentamens 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de (deel)tentamens en de examens. De examencommissie wordt op haar verzoek daartoe door de examinatoren in het bezit gesteld van relevant materiaal. 2. De examencommissie zal daar waar nodig aanwijzingen ter verbetering doen. 3. Voor het waarborgen van de validiteit, betrouwbaarheid, uitvoerbaarheid en transparantie van de toetsing is door de examencommissie een Nota Beleidsuitgangspunten Examencommissie IMSS HAN 2015-2016 15 opgesteld. Artikel 3.2 Richtlijnen en aanwijzingen t.b.v. de beoordeling van (deel)tentamens 1. De beoordeling van (deel)tentamens geschiedt door examinatoren, die door de examencommissie zijn aangewezen. 2. De examinatoren, dan wel de examencommissie, beoordelen de (deel)tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen.
14 15
Uitgewerkt in Nota Beleidsuitgangspunten Examencommissie IMSS HAN 2015-2016. Uitgewerkt in Nota Beleidsuitgangspunten Examencommissie IMSS HAN 2015-2016.
46
3. In de Nota Beleidsuitgangspunten 16 van de examencommissie zijn nadere richtlijnen en aanwijzingen t.a.v. de beoordeling van (deel)tentamens vastgelegd. Artikel 3.3 Procedure(s) bij het bepalen (door de examencommissie) of een kandidaat geslaagd is voor een examen Ten behoeve van het besluit of een kandidaat al dan niet geslaagd is voor het examen hanteert de examencommissie de door haar vastgestelde afstudeerprocedure 17. Artikel 3.4 Het bevorderen van de deskundigheid van examinatoren 1. De examencommissie bevordert dat de examinatoren voldoende deskundig zijn door middel van het bijhouden van een lijst van alle examinatoren met hun specifieke deskundigheden en het vaststellen van minimumeisen met betrekking tot de deskundigheden, zoals vastgelegd in de profielschets examinatoren. 2. De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie waar nodig maatregelen te treffen om de deskundigheid van examinatoren te bevorderen. 3. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet aan de deskundigheidseisen voldoet, of wanneer deze zijn taak niet naar behoren uitvoert. Artikel 3.5 Externe validering van examenkwaliteit De examencommissie bevordert de externe validering van de examenkwaliteit door middel van: - opleidings-/instituutsoverstijgende toetsing, - de inzet van externe deskundigen bij het opstellen van (deel)tentamens/(deel) integrale toetsen en beoordelingsprocedures, - de inzet van externe deskundigen bij het beoordelen van (deel)tentamens/(deel) integrale toetsen, - het bevorderen van deskundigheid van externe examinatoren. PARAGRAAF 4: AANWIJZEN VAN EXAMINATOREN 18 Artikel 4.1 Aanwijzen van examinatoren 1. De examencommissie kan docenten belast met onderwijs in een bepaald vakgebied aanwijzen als examinator van de (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen over dit vakgebied in de bijbehorende onderwijseenheid/-eenheden wanneer zij voldoen aan de eisen gesteld in artikel 4.2 van dit reglement. 2. Examinatoren zijn belast met het afnemen van (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag ervan. Artikel 4.2 Profielschets voor examinatoren Examinatoren zijn deskundig in het vakgebied en beschikken over onderwijskundige kennis en vaardigheden wat betreft opstellen van toetsen, het vaststellen van beoordelingsnormen en wijze van beoordelen, het organiseren van toetsing en het kunnen analyseren van de toetsresultaten op basis van richtlijnen en criteria voor betrouwbare, valide en transparante toetsing en beoordeling. PARAGRAAF 5: (DEEL)TENTAMENS, VRIJSTELLINGEN EN LEERWEGONAFHANKELIJKE (DEEL)TENTAMENS/TOETSEN Artikel 5.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn in paragraaf 8 kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van (deel)tentamens, vrijstellingen en leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel) integrale toetsen. 2. De in deze paragraaf (5) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 5.2 Tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten met een functiebeperking 1. Een student met een functiebeperking kan desgewenst bij de examencommissie een verzoek indienen maatregelen te treffen voor één of meer bijzondere tentamenvoorzieningen.
Uitgewerkt in Nota Beleidsuitgangspunten Examencommissie IMSS HAN 2015-2016. Zie besluit Examencommissie ISS m.b.t. Afstudeerprocedure, Nr. excieISS/2013/14. 18 Uitgewerkt in Nota Beleidsuitgangspunten Examencommissie IMSS HAN 2015-2016. 16 17
47
2.
3.
De studieloopbaanbegeleider ondersteunt de student bij zijn aanvraag, adviseert de examencommissie van de opleiding 19 over deze aanvraag, draagt zorg voor de communicatie over en realisatie van de te treffen maatregelen en ziet er op toe dat de met de examencommissie overeengekomen extra bijzondere voorzieningen effectief worden uitgevoerd. De examencommissie verhoudt zich in deze tot het HAN-beleid "studeren met een handicap".
Artikel 5.3 Toestemming om zonder propedeutisch getuigschrift (deel)tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase 1. Een ingeschreven student, die niet in het bezit is van het propedeutisch getuigschrift van de betreffende opleiding of niet beschikt over een verklaring vrijstelling propedeutisch getuigschrift, heeft toestemming van de examencommissie om (deel)tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase, als de student 45 studiepunten of meer uit de propedeuse heeft behaald. 2. Indien de student minder dan 45 studiepunten heeft behaald, kan de student een verzoek indienen bij de examencommissie om (deel)tentamens te mogen afleggen in de postpropedeutische fase, mits de opleiding een positief advies heeft afgegeven. Artikel 5.4 Verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een (deel)tentamen/(deel)toets of tot het afleggen van een leerwegonafhankelijk(e)(deel)tentamen/(deel)toets 1. De student dient zijn schriftelijk verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een (deel)tentamen / (deel) integrale toets en/of het afleggen van een leerwegonafhankelijk(e)(deel)tentamen / (deel) integrale toets - inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal - rechtstreeks in bij de examencommissie, tijdig voordat het reguliere (deel)tentamen/de (deel) integrale toets plaatsvindt. Hiertoe maakt de student gebruik van het betreffende aanvraagformulier. 2. De examencommissie kan zich bij haar besluitvorming over het verzoek laten adviseren door een examinator dan wel een externe deskundige. 3. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk aan de student mede. 4. Indien de vrijstelling is verleend of het leerwegonafhankelijk (deel)tentamen met een voldoende of hoger is beoordeeld, zorgt de examencommissie voor registratie van de verleende vrijstelling of de behaalde beoordeling in het geautomatiseerde studenteninformatiesysteem Alluris. Artikel 5.5 (deel)tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is 1. Een student voor wie Nederlands niet de eerste taal is, kan aan de examencommissie schriftelijk en onderbouwd met argumenten verzoeken om een of meer bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie hem gedurende het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding (veelal de propedeutische fase) een of meer van de volgende bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten toekennen: a. Verlenging van tijd bij schriftelijke toetsing met 25% van de (standaard) toetstijd. b. Toetsopgaven op A3-formaat. c. Het gebruiken van twee woordenboeken bij schriftelijke toetsing: een woordenboek “eerste taal” – Nederlands en een woordenboek Nederlands – “eerste taal”. d. Het met behulp van een computer met spellingcorrector maken van schriftelijke toetsen met open vragen. 3. Bij wijze van hoge uitzondering kan de examencommissie op schriftelijk en onderbouwd verzoek van de in lid 1 bedoelde student besluiten om een of meer van de in het vorige lid van dit artikel genoemde bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten met één studiejaar te verlengen. 4. De examencommissie deelt haar besluiten inzake het in lid 1 en 3 bedoelde verzoek schriftelijk mee aan de student, de onderwijsmanager en de coördinator van het Tentamenbureau FGGM. Artikel 5.6 Inzage van beoordeelde schriftelijke (deel)tentamenproducten en beroep tegen beoordeling 1. Binnen 20 werkdagen, nadat hem de uitslag van het (deel)tentamen bekend is gemaakt, wordt de examinandus in de gelegenheid gesteld het gemaakte schriftelijke werk in te zien volgens de daarbij geldende regels. Daarbij worden de standaarduitwerking en de normering ter beschikking gesteld. 2. De opleiding draagt er zorg voor dat er tussen het moment van inzage en het moment van herkansing voldoende tijd zit zodat de student zich goed voor kan bereiden op die herkansing. 19
Bij het volgen van de minor beslist de examencommissie van de opleiding die de minor aanbiedt.
48
3. Direct na afloop van de inzage kan de examinandus bij de examinator schriftelijk een inhoudelijk gemotiveerd protest aantekenen tegen een beoordeling. In het protest vermeldt de examinandus kort en duidelijk zijn inhoudelijke opmerking(en) over het gecorrigeerde werk en/of over de toepassing van de beoordelingsnormen. De examinator deelt binnen vijf werkdagen, na ontvangst van het protest zijn reactie op het protest schriftelijk en inhoudelijk gemotiveerd mee aan de betreffende examinandus. 4. Voor (onderdelen van) (deel)tentamens, respectievelijk integrale toetsen waarvoor geen inzage is, kan de examinandus binnen vijf werkdagen nadat hem de uitslag van het (deel)tentamen is bekendgemaakt schriftelijk een inhoudelijk gemotiveerd protest aantekenen tegen een beoordeling bij de examinator. De examinator deelt de betreffende examinandus binnen vijf werkdagen na ontvangst van het protest zijn reactie hierop schriftelijk en inhoudelijk gemotiveerd mee. 5. Alleen inhoudelijk gemotiveerde protesten worden in behandeling genomen. 6. In bijzondere gevallen kan de examencommissie van de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel genoemde termijnen afwijken en bepaalt in dat geval de gewijzigde termijnen. 7. Indien de examinandus het niet eens is met de reactie van de examinator, kan hij binnen 6 weken na ontvangst van de beslissing een met redenen omkleed beroepschrift indienen bij het College van Beroep. De examinandus kan, in plaats van protest aantekenen bij de examinator, ook direct beroep aantekenen bij het College van Beroep Studenten HAN zonder protest aan te tekenen. 20 PARAGRAAF 6 ONREGELMATIGHEID EN FRAUDE BIJ (DEEL)TENTAMENS / INTEGRALE TOETS Artikel 6.1 Definitie van onregelmatigheid en fraude 21 1. Onder onregelmatigheid wordt verstaan elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. 2. Onder fraude wordt verstaan elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 3. Onder onregelmatigheid wordt in ieder geval begrepen: a. het als eigen werk opnemen in het portfolio en /of als eigen werk presenteren c.q. inleveren van werk (zoals scriptie, werkstuk, opdracht, toetsuitwerking) dat geheel of gedeeltelijk is overgenomen en/of door de student samen met een of meer andere(n) is gemaakt; b. het laten uitlekken van tentamenvragen en/of – antwoorden voorafgaand of tijdens het tentamen; c. het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van de competentiebeheersing van de student wordt gewekt; d. het hulp of steun verkrijgen van een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van de competentiebeheersing van de student wordt gewekt; e. - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald door de betreffende examinator(en) - het tijdens het tentamen, in het bezit hebben van de volgende hulpmiddelen: (bijv. papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.); f. ter aansluiting/aanvulling op sub e: - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald door de betreffende examinator(en) - het tijdens het tentamen en de inzage van beoordeeld tentamenwerk, in het bezit hebben van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.; g. het tijdens de toetsing gebruiken van toegestane hulpmiddelen waarin niet toegestane aantekeningen en/of toevoegingen voorkomen (bijgeschreven of op losse blaadjes); h. het zonder uitdrukkelijke toestemming verlaten van de tentamenlocatie en/of daarin terug te keren tijdens het tentamen;
Zie hiervoor de “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Deze regeling is als bijlage 10 opgenomen in het Studentenstatuut HAN. 21 Zie ook: Bijlage 2 van dit Reglement: Onregelmatigheden: procedure voor onderwijsmanagers/docenten/examinatoren. 20
49
i.
het verlaten van de tentamenlocatie met de uitwerking van een opdracht, ook wanneer deze uitwerking vervolgens wordt aangeboden aan de surveillant of diens plaatsvervanger; j. het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van (deel)tentamens, respectievelijk integrale toetsen; k. het maken van een tentamen onder de naam van een ander, dan wel dit laten doen; l. het overtreden van regels voor inzage in beoordeeld tentamenwerk; m. het plegen van fraude ten aanzien van de aanwezigheidsregeling n. alle overige zaken of voorvallen die door de voorzitter van de examencommissie als mogelijke onregelmatigheid worden aangemerkt. Artikel 6.2 Inbeslagname bewijsmateriaal De examencommissie, en diegenen die namens haar aanwezig zijn bij het (deel)tentamen/de (deel)integrale toets, zijn bevoegd tot inbeslagname van enig materiaal dat kan dienen als bewijs van de onregelmatigheid of fraude. Nadat de beslissing van de examencommissie als bedoeld in artikel 6.6, onherroepelijk is geworden, retourneert de examencommissie het materiaal onverwijld aan de student. Artikel 6.3 Maatregelen bij onregelmatigheid en fraude 1. Indien een student zich ten aanzien van enig deel van het (deel)tentamen aan enige onregelmatigheid heeft schuldig gemaakt, kan de examencommissie een of meer van de volgende maatregelen treffen: a. schriftelijke waarschuwing; b. schriftelijke berisping; c. het onthouden van het getuigschrift aan de student (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt); d. bepalen dat het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde toetsing op een door de examencommissie te bepalen wijze, datum en tijd (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt); e. intrekking van het getuigschrift nadat deze is uitgereikt (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het uitreiken van het getuigschrift wordt ontdekt). 2. Bij fraude kan de examencommissie besluiten tot ontzegging van deelname aan één of meer toetsingen voor de termijn van ten hoogste 1 jaar. 3. Bij ernstige fraude kan de examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van betrokkene definitief te beëindigen. 4. De examencommissie besluit indien een student zich naar het oordeel van de examencommissie, ten aanzien van enig deel van het (deel)tentamen /de (deel) integrale toets aan een onregelmatigheid schuldig heeft gemaakt, dat het (deel)tentamen/ de (deel) integrale toets niet inhoudelijk beoordeeld wordt en registreert het cijfer “0” in het Studenten Informatie Systeem. 5. De examencommissie registreert, als de student de onder artikel 6.1 lid 3 onder f genoemde apparatuur in zijn bezit heeft tijdens het tentamen, meteen, zonder de student te horen, het cijfer “0” in het studenteninformatiesysteem Alluris en, tenzij anders aangegeven, ook bij de inzage. 22 Artikel 6.4 Onthouden getuigschrift 1. Indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het (deel)tentamen wordt ontdekt, kan de examencommissie de student het getuigschrift onthouden. 2. De examencommissie kan ook besluiten dat het getuigschrift pas wordt uitgereikt nadat de student, op een door de examencommissie voorgeschreven wijze, opnieuw is getentamineerd. 3. Indien de onregelmatigheid eerst na uitreiking van het getuigschrift wordt vastgesteld, kan de examencommissie het getuigschrift van de student intrekken. Artikel 6.5 Horen student De examencommissie deelt onverwijld, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk, mee aan de student dat er een melding van onregelmatigheid bij een (deel)tentamen hem betreffende is ontvangen. De examencommissie stelt de student, melder(of iemand namens melder) en eventuele derden in de gelegenheid te worden gehoord in aanwezigheid van de student en de melder alvorens de examencommissie een beslissing neemt over de melding van de onregelmatigheid. 22
Student ontvangt formeel een besluit van de examencommissie
50
Artikel 6.6 Bekendmaking besluit Uiterlijk 10 werkdagen na de gelegenheid waarop de student en de examinator(en) kunnen worden gehoord, informeert de examencommissie de student schriftelijk over het genomen besluit, dan wel een voorstel/advies aan het College van Bestuur. PARAGRAAF 7 GETUIGSCHRIFT EN DIPLOMASUPPLEMENT Artikel 7.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn in paragraaf 4, 6, 7 en 8 kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van onderwijseenheden, (deel)tentamens en integrale toetsen. 2. De in deze paragraaf (7) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 7.2 Vaststellen of de student voldoet aan de eindkwalificaties benodigd voor het verkrijgen van de graad 1. De examencommissie stelt op objectieve en deskundige wijze vast dat een student voldoet aan de eisen die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 2. Examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen. 3. De examinatoren verwerken de resultaten van de beoordeelde tentamens in het studenteninformatiesysteem Alluris. 4. Studentzaken draagt er zorg voor dat Alluris vervolgens automatisch berekent of een student aan de eisen heeft voldaan voor het behalen van het getuigschrift en de graad. Artikel 7.3 Getuigschrift 1. De examencommissie verstrekt eenmalig een Nederlandstalig getuigschrift aan de kandidaat die geslaagd is voor een examen. 2. Bij het opstellen van het getuigschrift wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het College van Bestuur van de HAN vastgestelde format. 3. De datum die op het getuigschrift staat is de datum waarop de examencommissie heeft besloten dat de kandidaat voor het betreffende examen geslaagd is. Deze datum geldt als de officiële datum van geslaagd zijn. 4. De student tekent voor ontvangst van het getuigschrift. 5. Voorafgaand aan het opmaken van het getuigschrift controleert de examencommissie of de instituutsdirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele voorwaarden voor afgifte van het getuigschrift is voldaan. Bovendien controleert de examencommissie de op het getuigschrift vermelde gegevens op juistheid. 6. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het getuigschrift wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard. 7. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de verlening van de graad aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding of associate-degreeprogramma in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd. 8. Aangezien de examencommissie vaststelt of het eindniveau voldoende is om een graad te verlenen en bovendien tot taak heeft het getuigschrift uit te reiken, is het mogelijk dat de examencommissie de graad aan de student feitelijk verleent. 9. Het College van Bestuur van de HAN heeft de verantwoordelijkheid tot het verlenen van de graad aan een student gemandateerd aan de examencommissies. Artikel 7.4 Diplomasupplement 1. Een kandidaat die het getuigschrift behorende bij het afsluitend examen uitgereikt krijgt, ontvangt van de examencommissie een Engelstalig diplomasupplement. 2. Bij het opstellen van het diplomasupplement wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het College van Bestuur van de HAN vastgestelde format. 3. Voorafgaand aan het opmaken van het diplomasupplement controleert de examencommissie de op het diplomasupplement opgenomen gegevens op juistheid. 4. Een diplomasupplement is voorzien van de naam en handtekening van de voorzitter van de examencommissie en van een stempel van de HAN. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het diplomasupplement wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard. 51
Artikel 7.5 Getuigschriftvertaling 1. Op verzoek van de instituutsdirecteur zal - door de examencommissie - van het propedeuse en bachelor getuigschrift van de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming Teilzeit ook een Duitstalig getuigschrift verstrekt worden. 2. De door de examencommissie te gebruiken Duitstalige tekst is door het CvB vastgesteld. 3. Voor de overige opleiding dienen afgestudeerden voor een vertaling in andere taal zich - op eigen kosten - te wenden tot een beëdigd tolk/vertaler (zie: www.ngtv.nl). 4. Voor het - door de examencommissie - verstrekken van een vertaling van het originele getuigschrift kunnen administratiekosten in rekening gebracht worden. Artikel 7.6 Verlies getuigschrift Op verzoek van de degene aan wie reeds een getuigschrift is uitgereikt kan door de examencommissie uitsluitend een door haar gewaarmerkte kopie van het getuigschrift of een verklaring dat betrokkenen dd.mm.jjjj is afgestudeerd aan opleiding xxx van de HAN uitgereikt worden. PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN Artikel 8.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, zo dit tot de bevoegdheden van de examencommissie behoort, de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 8.2 Klacht en beroep inzake beslissingen en handelswijzen van een examencommissie Zie hiervoor de “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Deze regeling is als bijlage 10 opgenomen in het Studentenstatuut HAN. Artikel 8.3 Vaststelling en inwerkingtreding 1. Dit reglement is vastgesteld door de examencommissie Sociale Studies op 26 maart 2015 voor de examencommissie Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies, en treedt in werking met ingang van 1 september 2015. 2. Dit reglement wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en) door opname in het Opleidingstatuut Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016, welke onder andere op HAN-Insite te vinden is.
52
BIJLAGEN BIJ HET REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE IMSS Bijlage 1 Art. 2.1 lid 2
Door examencommissie gemandateerde taken
Door examencommissie gemandateerde taken 2015-2016 excie = examencommissie; cie. toel. FGGM = commissie toelatingsonderzoek faculteit GGM dc = dagelijkse commissie; vz. = voorzitter 1.
Taken examencommissie Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en het zonodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform de (uitvoerings)regels examens zoals vastgesteld is door de examencommissie.
Gemandateerd aan dc
2.
Het beslissen op het verzoek van een student om een vrije minor te volgen.
3.
Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale toets niet openbaar te laten zijn.
4.
Het uitreiken van bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen.
5.
Het fysiek uitreiken van getuigschriften.
6.
Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten.
dc
7.
Het desgevraagd - aan degene die meer dan één (deel)tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW kan worden uitgereikt - verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de (deel)tentamens en/of integrale toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd.
dc
8.
Het op verzoek van de student verlenen van vrijstelling van de aanwezigheidsverplichting, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen.
examinator
9.
Het beslissen of iemand met een buitenlands diploma, die op grond van een diplomawaardering door de instituutsdirectie vrijgesteld is van de vooropleidingseisen, bewijs heeft geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal.
cie. toel. FGGM
dc examinator of vz.
opleiding
53
Art. 2.2 1.
2.
Art. 2.3 1.
Door de instituutsdirecteur gemandateerde taken Van instituutsdirecteur besluiten nemen over de toelating van personen, die wel een of meer (her)examens NT-2-II en/of Nederlands hebben afgelegd, maar nog niet hebben voldaan aan (al) de exameneisen. beroepszaken behandelen aangaande toekenning van studieadviezen.
Gemandateerd aan dc
dc
Door het College van Bestuur van de HAN gemandateerde taken Van instituutsdirecteur Verantwoordelijkheid tot het verlenen van de graad aan een student.
54
Gemandateerd aan dc
BIJLAGEN BIJ HET REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE IMSS Bijlage 2: Onregelmatigheden: procedure voor onderwijsmanagers/docenten/examinatoren Procedure voor melding mogelijke onregelmatigheid 1. Indien mogelijke onregelmatigheden worden ontdekt is de procedure als volgt: a. De onderwijsmanager of de docent, eventueel na overleg met de onderwijsmanager, deelt als er een vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd, dit direct mede aan de student en binnen één werkdag aan de ambtelijk secretaris van de examencommissie. b. De “ontdekker van de mogelijke onregelmatigheid” stuurt alle originele relevante stukken (verslagen/opdrachten e.d.) aan de ambtelijk secretaris van de examencommissies met daarbij een schriftelijke uitleg over waar de mogelijke onregelmatigheid in de stukken te vinden is en waarom dit als onregelmatigheid beschouwd kan worden. c. De “ontdekker” vermeldt de naam en het studentnummer van de betreffende student. Indien er meerdere studenten bij de mogelijke onregelmatigheid zijn betrokken, moet worden aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. d. Verder moeten de onderstaande gegevens worden vermeld: - datum van de constatering, - naam van de onderwijseenheid (of van het onderdeel van de onderwijseenheid), - code van de onderwijseenheid (of van het onderdeel van de onderwijseenheid), - fase (propedeuse of hoofdfase), - naam van de opleiding. 2. Zodra alle benodigde stukken binnen zijn zal er door de secretaresse van de examencommissie een hoorzitting worden gepland, waarvoor zowel de student als iemand namens de opleiding worden uitgenodigd. 3. Na de hoorzitting zal de examencommissie zich beraden en tot een uitspraak komen. Deze zal eerst via de telefoon of per e-mail doorgegeven worden en daarna nog schriftelijk en gemotiveerd.
55
3
Regeling externe toezichthouders bij BA-examens FGGM
[Vastgesteld door faculteitsdirecteur GGM op 25-10-2013, na bespreking in het MT-FGGM d.d. 22-10-2013]
1. 1.1
1.2 1.3 2. 2.1
Positie en benoeming externe toezichthouders De instituutsdirectie benoemt voor elk van de tot het instituut behorende bacheloropleidingen (verder te noemen “de opleiding(en)”) een of meer externe deskundigen (verder te noemen “externe toezichthouder(s)”) belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van het bachelorexamen (verder te noemen “het examen”). Een externe toezichthouder is géén lid van de examencommissie van de betreffende opleiding en is ook niet als docent of examinator werkzaam voor de opleiding(en) waar hij/zij als externe toezichthouder fungeert. De benoeming van de externe toezichthouder geschiedt voor de duur van maximaal drie studiejaren. Taak externe toezichthouder en daaraan gerelateerde taken instituutsdirectie Een externe toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betreffende instituutsdirectie. De beoordeling door de externe toezichthouder betreft in het bijzonder 23: A.
B.
C.
2.2 2.3 2.4 2.5
De kwaliteit van toetsing en beoordeling
Belangrijke aspecten 24: - validiteit (a), - betrouwbaarheid (b), - borging en bewaking (c), - deskundigheid examinatoren (d). Door de externe toezichthouder wordt m.b.t. de aspecten a t/m c een keuze gemaakt uit de 6 kernvragen die in Bijlage 1 staan. De kwaliteit van studenten (realisatie van de Belangrijke aspecten: beoogde (eind)kwalificaties) - competentieniveau, - integratie theorie en praktijk, - visie op beroepsuitoefening, - geschiktheid als beginnend beroepsbeoefenaar. De organisatorische kwaliteit van het examen Belangrijke aspecten: - hantering relevante bepalingen, - organisatie van het examen, - informatieverstrekking aan studenten.
Ter zake relevante documenten worden de externe toezichthouder tijdig beschikbaar gesteld – en waar nodig toegelicht - door of namens de instituutsdirectie. De externe toezichthouder stelt in overleg met de instituutsdirectie een (“screenings”)programma op ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van het examen. De instituutsdirectie draagt er tijdig zorg voor dat de (ambtelijk) secretaris van de betreffende examencommissie schriftelijk geïnformeerd wordt over de naam (namen) van de externe toezichthouder(s) en het (“screenings”)programma. De examencommissie van de betreffende opleiding(en) verleent medewerking aan de taakuitoefening van de externe toezichthouder. Onder meer door hem: - tijdig kennis te laten nemen van een representatief deel van de examen-/tentamenopdrachten en -producten, evenals de beoordeling daarvan; - in de gelegenheid te stellen een of meer tentamens 25/examens bij te wonen; - in de gelegenheid te stellen een of meer vergadering(en) van de examencommissie bij te wonen.
Zie ook Bijlage 2 (‘stellingen’ inzake kwaliteit van het BA-examen). Voor een nadere toelichting op de eerste drie aspecten (a t/m c) zie Bijlage 1. 25 Onder tentamen wordt in deze regeling ook verstaan ‘integrale toets’. 23 24
56
2.6
2.7 2.8
3.
In de maand september zendt de externe toezichthouder een beknopte schriftelijke rapportage van zijn bevindingen met betrekking tot de examens van het daaraan voorafgaande studiejaar naar de instituutsdirectie. In de rapportage worden - waar nodig - ook suggesties opgenomen met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de examens. Desgewenst maakt de externe toezichthouder bij zijn rapportage ook gebruik van de bijlage met 11 “stellingen”. De instituutsdirectie bespreekt de bij 2.6 bedoelde rapportage z.s.m. met de externe toezichthouder en de examencommissie. Een verslag van deze bespreking wordt door de instituutsdirectie zo spoedig mogelijk gestuurd naar de externe toezichthouder, de examencommissie en de faculteitsdirectie. De rapportage van de externe toezichthouder wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd. Competentieprofiel externe toezichthouder 3.1.
Kennis: - Op de hoogte zijn van de actuele theorie en praktijk betreffende werkvelden die relevant zijn voor de opleiding. - Op de hoogte zijn van de (eind)kwalificaties van de betreffende opleiding. - Op de hoogte zijn van in het hbo gehanteerde toets- en beoordelingssystemen en onderwijsmethodieken.
3.2.
Vaardigheden: - Zodanig kunnen handelen/interacteren dat zowel de student als de examinator ervaart met een ter zake deskundige te communiceren. - Tentamen-/examenopdrachten en -producten kunnen beoordelen op relevantie en consistentie. - Onderzoeken kunnen beoordelen in perspectief van - en relevantie voor - het betreffende beroepenveld. - In staat zijn een gefundeerd oordeel te geven over de inhoud van het examen/de tentamens, evenals de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de houding (competenties) van de kandidaat. - Eigen beoordelingen van examen-/tentamenopdrachten en -producten in heldere bewoordingen kunnen toelichten. - Examinatoren kunnen beoordelen op hun methode(n) van examineren en beoordelen.
3.3.
Houding: - Zich kunnen inleven in de positie van de deelnemers aan een examen/tentamengesprek. - Constructieve kritiek durven en kunnen leveren op examinatoren en/of student(en).
3.4.
Randvoorwaarden: - Werkzaam zijn op minimaal hbo-niveau en een opleiding op masterniveau hebben voltooid. - Meerjarig werkzaam zijn in een voor de opleiding relevant beroepenveld. - Bereid en in staat zijn tot het bijwonen van (een representatief aantal) tentamens / examens en vergaderingen van de examencommissie.
4. Vergoeding De externe toezichthouder ontvangt de daarvoor binnen de HAN geldende financiële vergoeding. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat aan de externe toezichthouder declaratieformulieren met betrekking tot vacatiegelden en reis- en verblijfkosten worden verstrekt. De uitbetaling van vergoedingen geschiedt door of namens de HAN. 5. Vaststelling en inwerkingtreding Deze regeling is vastgesteld op 25-10-2013 door de faculteitsdirecteur GGM en treedt in werking per 1 januari 2014. Dan komt de bestaande regeling (met versiedatum 26-02-2010) te vervallen.
57
BIJLAGE 1:
Nadere toelichting op de (aspecten a t/m c van) kwaliteit van toetsing en beoordeling
Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) wordt (onder meer) de volgende standaard gehanteerd bij de beoordeling van een opleiding. Deze standaard heeft een ‘knock-out’karakter. ‘De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd’. De kernpunten van een adequaat toets- en beoordelingssysteem 26 worden in onderstaand overzicht samengevat. Kernvragen Gewenst resultaat
1. 2. -
-
Kernvragen Gewenst resultaat
3. 4. 5. -
-
-
Kernvragen Gewenst resultaat
6. -
Trefwoord: Validiteit
Meet de opleiding wat ze beoogt te meten? Wat gebruikt de opleiding als meetlat/cesuur? Eindkwalificaties (bijv. competenties), geoperationaliseerd op eindniveau en tussenliggende niveaus (in bijv. indicatoren) zijn inzichtelijk 27 gemaakt, op een manier die helder is voor alle (in- en externe) betrokkenen (eventueel schematisch). Beoordelingscriteria en standaard (cesuur) per (tussenliggende en afsluitende) toets/beoordelings(moment) zijn inzichtelijk gemaakt (met herkenbare link naar de eindkwalificaties op de beheersingsniveaus).
Trefwoord: Betrouwbaarheid
Is er overeenstemming tussen de (alle) beoordelaars? Hoe komt deze overeenstemming tot stand? (systematisch of bij toeval?). Worden de afwegingen hoe tot een oordeel is gekomen inzichtelijk gemaakt? Er vindt systematisch afstemming plaats tussen alle beoordelaars om tot overeenstemming te komen over de procedure van de toetsing en beoordeling, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur) en de beoordeling/feedback die gegeven dient te worden. In de organisatiestructuur is ingebouwd dat beoordelaars (intern en extern) systematisch afstemmen over de procedure van de toets, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur), en de feedback die gegeven dient te worden. Afwegingen/argumentatie op basis waarvan het oordeel tot stand is gekomen wordt inzichtelijk gemaakt na afloop van de beoordeling (bijv. op beoordelingsof feedbackformulier).
Trefwoord: Borging/Bewaking
Hoe wordt de kwaliteit van toetsing en beoordeling geborgd en bewaakt? Procedures van toetsing en beoordeling van de eindkwalificaties (per beheersingsniveau) zijn inzichtelijk gemaakt (zonder aanleiding voor discussie tussen beoordelaars). Procedures voor de ontwikkeling van de toetsing en beoordeling zijn inzichtelijk gemaakt. Systeem dat systematisch (dus nu en in de toekomst) streeft naar steeds meer overeenstemming tussen beoordelaars, is beschreven (plan), wordt ook op die manier uitgevoerd (do) en werkt (check, act). De rol en verantwoordelijkheden van de examencommissie (en eventueel andere betrokken gremia), in het borgen en bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling, zijn inzichtelijk gemaakt. Eisen aan de competenties van (in- en externe) examinatoren, begeleiders en toetsontwikkelaars, en sturing hierop (professionalisering, intervisie e.d.) worden inzichtelijk gemaakt.
26 N.B.: Een externe toezichthouder geeft niet zozeer een oordeel over het (totale) ‘systeem’, maar veel meer een oordeel over de door hem onderzochte tentamens/examens (is geen ‘representatieve steekproef’). 27 Inzichtelijk = afgestemd, vastgelegd (beschreven in opleidingsdocumentatie) en gecommuniceerd.
58
BIJLAGE 2:
“Stellingen” inzake kwaliteit van het BA-examen
De externe toezichthouder kan dit formulier invullen en als bijlage toevoegen aan zijn rapportage. Het formulier bevat 11 stellingen, met per stelling een vijfpuntsschaal. Bij gebruik s.v.p. het van toepassing zijnde rondje aankruisen. Naam externe toezichthouder: ……………………………………………………………………………… BA-opleiding waarop het scoreformulier betrekking heeft: ………………………………………………. A. KWALITEIT VAN TOETSING EN BEOORDELING 28 1. De toetsing en beoordeling is valide. 2. De toetsing en beoordeling is betrouwbaar. 3. De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt adequaat geborgd en bewaakt. 4. De examinatoren geven duidelijk blijk van deskundigheid m.b.t. toetsing en beoordeling.
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens
B. KWALITEIT VAN STUDENTEN 5. Het (competentie-)niveau van de geslaagde studenten is qua - kennis minstens voldoende -
inzicht minstens voldoende
-
vaardigheden/toepassing minstens voldoende houding minstens voldoende
-
6. De geslaagde studenten zijn in staat tot een adequate integratie van theorie en praktijk 7. De geslaagde studenten zijn in staat een onderbouwde visie over de beroepsuitoefening te formuleren 8. Op grond van de examenresultaten acht ik de geslaagde studenten geschikt als beginnend beroepsbeoefenaar
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
C. ORGANISATORISCHE KWALITEIT VAN HET EXAMEN 9. Het examen heeft conform de van toepassing zijnde bepalingen plaatsgevonden 10. De organisatie van het examen is adequaat 11. De informatieverstrekking door de opleiding aan de studenten is adequaat
28
Zie ook de nadere toelichting in Bijlage 1.
59
zeer oneens zeer oneens zeer oneens
4
Regeling tentamenbureau FGGM (HAN)
Vastgesteld door het MT-FGGM en de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED op 15-042015, met instemming van de examencommissies FGGM PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor de Regeling Tentamenbureau faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) van de HAN (verder te noemen ‘regeling’) gelden in aanvulling op de begrippenlijst uit het opleidingsstatuut de volgende begripsbepalingen: - Dienstverleningsovereenkomst: overeenkomst tussen faculteitsdirectie en Service Bedrijf betreffende door dat bedrijf te leveren diensten, - Schriftelijke en digitale tentamens: verzamelnaam voor schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toets(en). Artikel 1.2 Status en toepasselijkheid van de regeling 1. De instituutsdirecties FGGM hebben de organisatie en coördinatie van schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toetsen (verder te noemen ‘schriftelijke en digitale tentamens’) gemandateerd aan het tentamenbureau FGGM (verder te noemen “het tentamenbureau”). 2. Als in de WHW expliciet bepaald wordt dat de organisatie en coördinatie van tentamens (weer) een taak/verantwoordelijkheid is van de examencommissie, dan zijn vanaf dat moment de instituutsdirecties FGGM - door de examencommissies FGGM - gemandateerd om deze taak te verrichten. Tevens zijn de instituutsdirecties FGGM dan - door de betreffende examencommissies FGGM - bevoegd tot het verlenen van een ondermandaat aan het tentamenbureau. 3. De regeling is na overleg met, en instemming van, de betreffende examencommissies vastgesteld door het Managementteam FGGM de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED (verder ook te noemen ‘teamleider tentamenorganisatie’). 4. De in lid 1 en 2 bedoelde instituutsdirecties FGGM zijn: - instituutsdirectie Sociale Studies 29, - instituutsdirectie Paramedische Studies, - instituutsdirectie Verpleegkunde en Medische Hulpverlening, - instituutsdirectie Sport en Bewegingsstudies. 5. De in lid 2 en 3 bedoelde examencommissies FGGM zijn: - examencommissie Sociale Studies 30, - examencommissie Paramedische Studies, - examencommissie Verpleegkunde en Medische Hulpverlening, - examencommissie Sport en Bewegingsstudies. 6. In paragraaf 2 van deze regeling worden positie, taken en bevoegdheden van het tentamenbureau beschreven. PARAGRAAF 2: POSITIE EN TAKEN VAN HET TENTAMENBUREAU Artikel 2.1 Organisatorische positie en fysieke plaats van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau maakt organisatorisch deel uit van de subunit SZ en is gehuisvest op de locatie Kapittelweg 33 te Nijmegen. 2. Het tentamenbureau wordt hiërarchisch en operationeel aangestuurd door de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED (verder te noemen leidinggevende van het tentamenbureau). 3. De instituutsdirecties en examencommissies kunnen - vanuit hun specifieke taken en verantwoordelijkheden - de leidinggevende van het tentamenbureau richtlijnen en aanwijzingen geven betreffende de taakuitvoering van het tentamenbureau ('functionele aansturing'). Zie ook art. 2.2 lid 5.
Vanaf 1 september 2015 is Sociale Studies gesplitst in 3 instituten, met 3 directies: een instituutsdirectie Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies, een instituutsdirectie Sociale en Pedagogische Studies en een instituutsdirectie Vaktherapeutische en Psychologische Studies. 30 Vanaf 1 september 2015 is Sociale Studies gesplitst in 3 instituten, met 3 examencommissies: examencommissie Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies, examencommissie Sociale en Pedagogische Studies en examencommissie Vaktherapeutische en Psychologische Studies. 29
60
4. De instituutsdirecties FGGM hebben middels een mandaat bepaald dat de directie van het instituut Verpleegkundige Studies (IVS) - namens hen - fungeert als eerste aanspreekpunt voor de leidinggevende van het tentamenbureau. 5. De examencommissies FGGM hebben middels een mandaat bepaald dat de ambtelijk secretaris van de examencommissie Sociale Studies – namens hen - fungeert als eerste aanspreekpunt voor de leidinggevende van het tentamenbureau. 6. De leidinggevende van het tentamenbureau is bevoegd om een van de medewerkers van het tentamenbureau (via ondermandatering) te belasten met een aantal coördinerende en/of financiële taken. Artikel 2.2 Taken van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau verricht haar - bij lid 2 van dit artikel genoemde - taken ten behoeve van de volgende instituten en bacheloropleidingen FGGM: - Instituut Paramedische Studies (IPS): Ergotherapie (ERGO), Fysiotherapie (FYSIO), Logopedie (LOGO), Voeding en Diëtetiek (V&D), Mondzorgkunde (MZK) - Instituut Sociale Studies (ISS) 31: Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Pedagogiek (PED), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH), Creatieve Therapie (CT), Toegepaste Psychologie (TP) - Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS): Lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding/Oefening (LLO), Sport en Bewegingseducatie (SBE), Sport en Management (SGM) - Instituut Verpleegkundige Studies (IVS): Medische Hulpverlening (MHV), Verpleegkunde (VERPL.). 2. Het tentamenbureau verricht de volgende taken: • Vóór afname van schriftelijke en digitale tentamens: a. de communicatie met ter zake relevante actoren van opleiding(en) en ICT, alsmede de communicatie met surveillanten; b. het – op basis van door de opleiding of SZ-FGGM aangeleverde/beschikbare groepslijsten - opstellen van presentielijsten; c. het – op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) - werven, selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiële voorzieningen; d. de registratie van surveillantgegevens; e. het zorg dragen voor tentamenvoorzieningen (incl. lokalen) die door de examencommissie zijn toegekend aan studenten; f. het in ontvangst nemen van de door examinator(en) aan te leveren tentamenopgaven; g. het zorg dragen voor voldoende tentamenpapier en antwoordformulieren; h. het (laten) vermenigvuldigen van tentamenopgaven. • Tijdens de afname van schriftelijke en digitale tentamens: i. het zorg dragen voor toezicht door surveillanten tijdens schriftelijke en/of digitale tentamens; j. het zorg dragen voor de aanwezigheid van een door de surveillant(en) oproepbare medewerker van het tentamenbureau of een coördinatorsurveillant; k. de distributie van tentamenopgaven en –materiaal. • Na afloop van de schriftelijke en digitale tentamens: l. het innemen van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; m. de administratieve verwerking van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; n. het tijdelijk in bewaring houden van tentamenopdracht en -uitwerking; o. het – op verzoek - archiveren van beoordeeld tentamenwerk; p. zorg dragen dat tentamenopdrachten en -uitwerkingen worden opgehaald door daartoe bevoegde medewerker(s); q. het zorg dragen voor de (ingeroosterde) inzage door studenten in beoordeeld tentamenwerk in aanwezigheid van een surveillant; r. het t.b.v. leidinggevende van het tentamenbureau en andere relevante actoren signaleren van - en rapporteren over – (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en overige relevante tentamenzaken; Vanaf 1 september 2015 is Sociale Studies gesplitst in 3 instituten: Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS): Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS): Pedagogiek (PED), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) - Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS): Creatieve Therapie (CT), Toegepaste Psychologie (TP) 31
-
61
s. het zorg dragen voor de fiattering van de declaraties van surveillanten. Overige taken: t. de registratie per instituut/opleiding van - per schriftelijk en/of digitaal tentamen - verrichte werkzaamheden en daaraan bestede tijd; u. het opstellen/actualiseren en publiceren/communiceren van documentatie betreffende werkwijze van het tentamenbureau, gedragsregels/instructies voor studenten en surveillanten bij schriftelijke en/of digitale tentamens en overige relevante informatie ten behoeve van studenten, surveillanten en andere relevante actoren; v. contractbeheer surveillanten; w. het geven van informatie aan medewerkers en studenten over positie, taken en werkwijze van het tentamenbureau; x. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ; y. het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken. Aan het begin van een studiejaar wordt door of namens de instituutsdirecties en de leidinggevende van het tentamenbureau expliciet vastgelegd voor welke opleidingen, welke specifieke taken verricht worden; tenzij - in principe - alle in lid 2 genoemde taken voor alle in lid 1 genoemde opleidingen verricht worden. Indien een of meer instituutsdirecties extra (niet in lid 2 genoemde) taken willen laten verrichten door het tentamenbureau worden daarover tijdig expliciete afspraken gemaakt met de leidinggevende van het tentamenbureau; e.e.a. inclusief eventuele aanvullende condities. Hetzelfde geldt in geval een instituutsdirectie een uitbreiding wenst van de bij lid 1 van dit artikel genoemde opleidingen. De belangrijkste ‘functionele’ kaders voor het tentamenbureau staan vermeld in - de van toepassing zijnde versie van - de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, het Opleidingsstatuut, het Studentenstatuut HAN en het HANdboek Examenzaken. Een nader gespecificeerd overzicht is opgenomen als bijlage van deze regeling. •
3.
4.
5. 6.
PARAGRAAF 3: OVERLEG VAN LEIDINGGEVENDE VAN HET TENTAMENBUREAU MET RELEVANTE ACTOREN Artikel 3.1 Overleg van leidinggevende van het tentamenbureau met relevante actoren 1. De leidinggevende van het tentamenbureau voert periodiek overleg met: a. medewerkers van het tentamenbureau, b. de instituutsdirecteur die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken instituutsdirecteuren, c. de ambtelijk secretaris die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken examencommissies, d. coördinatoren van de roosterbureaus, resp. de inzetbureaus van de opleidingen waarvoor het tentamenbureau werkzaamheden verricht, e. surveillanten, f. leidinggevenden van de overige (HAN-)tentamenbureaus. 2. Van elk overleg wordt - waar nodig - een besluitenlijst op- en vastgesteld en - waar nodig geanonimiseerd - digitaal gepubliceerd. PARAGRAAF 4: JAARLIJKSE RAPPORTAGE VAN HET TENTAMENBUREAU Artikel 4.1 Jaarlijkse rapportage van het tentamenbureau 1. De leidinggevende van het tentamenbureau legt jaarlijks – door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november – verantwoording af aan de betrokken instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de Service Unit-SZ. 2. De verantwoording betreft de door het tentamenbureau verrichte taken – zoals vermeld in art. 2.2 lid 2 - in het aan november voorafgaande studiejaar en bevat tevens conclusies, aanbevelingen, verbeteracties alsmede een managementsamenvatting. 3. De faculteitsdirecteur en de campusdecanen ontvangen de rapportage in afschrift.
62
PARAGRAAF 5: SLOTBEPALINGEN Artikel 5.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, a. zo dit tot de bevoegdheid hoort van het tentamenbureau de leidinggevende van het tentamenbureau; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing, b. zo dit tot haar/zijn bevoegdheid hoort, de instituutsdirectie; haar/zijn beslissing deelt zij/hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. c. zo dit tot zijn/haar bevoegdheid hoort, de voorzitter van de examencommissie; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 5.2 Klacht en beroep betreffende beslissingen en handelswijzen van het tentamenbureau Zie hiervoor de volgende bijlagen uit het Studentenstatuut HAN: - “Regeling klachten”; - “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Artikel 5.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging 1. Deze regeling (incl. bijlagen) is vastgesteld door het Managementteam FGGM en de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED, treedt in werking met ingang van 01-09-2015 en vervangt alle bestaande regelingen en mandaten betrekking hebbend op het tentamenbureau FGGM. 2. Deze regeling wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en) genoemd in artikel 2.2 lid 1 door opname in het Opleidingsstatuut en/of via publicatie op Scholar. 3. Wijzigingen van deze regeling worden door het Managementteam FGGM en de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
BIJLAGEN A. B. C. D. E. F.
Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten. Gedragsregels voor studenten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor studenten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Formulier geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
Nijmegen,15 april 2015
Managementteam FGGM & S. Nijenhuis, teamleider tentamenorganisatie GGM en FED (namens SZ)
63
BIJLAGE A Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten De belangrijkste kaders voor de taken van het tentamenbureau zijn - de van toepassing zijnde versie van - de volgende documenten: − de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, in het bijzonder de te leveren producten/diensten van de SU-SZ; − het Opleidingsstatuut: het hfd. “Curriculum van de opleiding”, paragraaf “Tentamens” uit het Studiegids(deel); het hfd. “Onderwijs- en Examenregeling” (OER) uit het deel Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens’; uit deze OER met name de paragraaf inzake “Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding” en het item ‘Tentaminering’ uit de OER-bijlagen betreffende de OWE-beschrijvingen; het hfd. “Reglement Examencommissie” uit het deel ‘Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens’; uit het Reglement Examencommissie met name de paragrafen betreffende “Kwaliteitsbewaking examens en tentamens” en “Onregelmatigheid en fraude bij tentamens”; − het Studentenstatuut HAN: hfd. 5 (‘Bijzondere voorzieningen’), art. 5.2 (‘Studenten met een chronische ziekte of handicap’); Bijlage 1 (‘Gedragsreglement algemeen’), art. 2, 3, 6 en 11. − het HANdboek Examenzaken: uit het deel “Formats, checklists & voorbeeldbrieven” met name de volgende items: Toekenning extra onderwijsvoorziening(en) aan studenten met een of meer functiebeperkingen; Proces-verbaal schriftelijk tentamen; Formulieren geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
64
BIJLAGE B Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt; 3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. meldt zich tijdig bij het tentamenlokaal; 5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is • een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen; 7. die niet op de presentielijst vermeld staat, meldt dit direct aan de surveillant. Alleen wanneer van te voren bepaald is dat bijschrijven op de presentielijst is toegestaan wordt de student vervolgens in de gelegenheid gesteld om het tentamen – onder voorbehoud - te maken; 8. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname. Aanvang 9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen; 10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.; 11. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.; 12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13); 13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen;
65
14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop; 15. wordt na aanvang van het tentamen niet meer toegelaten tot de tentamenlocatie. Tijdens het tentamen 32 16. mag tijdens de tentamenzitting van 120 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet 33. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 120 minuten, is toiletbezoek na 120 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan; 17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan); 18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal; 19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld; 20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken; 21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen of potlood) te maken; 23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld; 24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad; 26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is; (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut) 28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, en ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F). Inleveren tentamendocumenten 29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en -opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld; 30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst; 31. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te verlaten.
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 33 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 32
66
BIJLAGE C Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage zoals georganiseerd door het tentamenbureau is meestal niet het moment waarop de student inhoudelijke feedback ontvangt 34, maar dat kan wel. In dat geval is er een docent aanwezig bij de inzage. Studenten kunnen altijd inhoudelijke feedback krijgen, maar de opleidingen bepalen zelf wat voor hen de meest wenselijke manier is om dit te doen. Dit kan bijvoorbeeld ook door inhoudelijke feedbackmomenten voor alle studenten te organiseren, of doordat studenten zich direct kunnen richten tot de docent / examinator. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen ‘inzage’). Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage; 3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is • een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot het lokaal; noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage; 5. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de inzage.
34
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
67
Aanvang en hulpmiddelen 6. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag); 7. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden; 8. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d. 9. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; 10. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen; Tijdens de inzage 35 11. mag geen gebruik maken van het toilet 36; 12. mag geen etenswaren nuttigen; 13. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 14. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier b. gele doorslag (van de schrapkaart toets) c. tentamenuitwerkingen. 15. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie. 16. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan. 17. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 18. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie (zie ook bijlage F); Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 19. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst; 20. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten.
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 36 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 35
68
BIJLAGE D Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau FGGM veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij schriftelijke en digitale tentamens. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau. Voorafgaand aan het tentamen 3. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van het tentamen bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij de tentamenopdracht(en), ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig, en indien mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). In lokalen met “klaptafels” dienen de tussenbladen indien mogelijk omhoog geklapt te blijven. 5. bevestigt op de deur van het lokaal een deelnemerslijst met tentamennummers en de kaart met de mededeling ‘Lokaal niet meer betreden wanneer het tentamen is begonnen en de deur gesloten is’. 6. bevestigt de kaart met het volgende verbod op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op de inhoud ervan: ‘Het is verboden tijdens het tentamen in het bezit te zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d.’ Identificatie en toelating 7. laat vanaf de aanvang van de administratietijd studenten (één voor één) toe tot het lokaal; 8. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is • een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 9. verzoekt de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar tentamennummer te noemen en tekent dit vervolgens af op de deelnemerslijst; 10. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan het tentamen bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 11. (indien de betreffende opleiding hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven aan het tentamenbureau) schrijft de naam van een student handmatig bij op de deelnemerslijst indien deze niet op deze lijst staat vermeld. De student wordt in de gelegenheid gesteld om het tentamen te maken, zij het onder voorbehoud. De surveillant meldt dit aan de student en maakt hiervan aantekening op het proces verbaal. 69
12. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 13. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, etuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 37 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats (voorin het lokaal is gebruikelijk). Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 14. ziet er op toe dat enkel zaken die de student - volgens de surveillant - nodig heeft voor het maken van een tentamen mogen op de hoek van de tafel gelegd worden, zoals pen, potlood, gum, geldige collegekaart/geldig identificatiebewijs en de toegestane studiematerialen die vermeld staan 15. draagt er zorg voor dat studenten – die daarvoor in aanmerking komen op grond van een onderwijsovereenkomst en een besluit van de examencommissie/studieloopbaanbegeleider – gebruik kunnen maken van extra tentamenfaciliteiten (bijvoorbeeld: laptop, A3 formaat tentamen, extra tijd); 16. op het tentamenvoorblad. Ook mag een pakje of af te sluiten flesje drinken op tafel staan. 17. geeft de mogelijkheid van toiletbezoek aan in de resterende ‘administratietijd’ tot het uitdelen van het tentamen; 18. draagt er zorg voor dat alvorens het tentamen feitelijk aanvangt de belangrijkste gedragsregels bij tentamens kort worden toegelicht (onder meer waarvoor de administratietijd dient en hoe eventuele schrapkaarten behoren te worden ingevuld). 19. deelt op het tijdstip waarop het tentamen formeel begint de tentamenformulieren uit. Hiervóór mag geen enkel tentamendocument (schrapkaart, uitleg, kladpapier) op de tafels liggen. Dit mag pas samen met de tentamenopgaven bij de daadwerkelijke aanvangstijd van het tentamen worden uitgedeeld. 20. verzoekt de studenten bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten hun naam, studentnummer, klas/groep en overige door de surveillant gevraagde gegevens te vermelden; 21. laat het tentamen exact op de aanvangstijd beginnen. Het is dus niet de bedoeling dat de surveillant het tentamen in de administratietijd laat beginnen, omdat ‘alle studenten toch al zitten’ of om een andere reden. Tijdens het tentamen 22. laat na aanvang van het tentamen geen studenten meer toe tot het lokaal. 23. levert het ongemaakte werk van studenten die te laat zijn in bij het Tentamenbureau. 24. ziet erop toe dat tijdens de eerste 30 minuten na uitdelen van het tentamen, studenten niet hun werk mogen inleveren en vertrekken. 25. belt – waar nodig - de coördinerend surveillant en/of de dienstdoende medewerker van het Tentamenbureau als een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan en dit toegestaan is. Het is niet toegestaan dat een student zonder toezicht naar het toilet gaat of dat er meerdere studenten tegelijk naar het toilet gaan. 26. ziet erop toe dat studenten tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje. 27. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. 28. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, praten, telefoneren e.d. 29. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens het tentamen te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met een telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan. 30. maakt een aantekening indien er extra (klad)papier wordt uitgedeeld. Zo houdt de surveillant controle over de inlevering van alle tentamendocumenten.
37
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes.
70
31. ziet erop toe dat de uitwerking van het tentamen door de student uitsluitend met zwarte of blauwe pen gemaakt wordt – uitgezonderd bij schrapkaarten en maken van tekeningen. 32. ziet erop toe dat bij een multiple-choice tentamen de schrapkaarten juist worden ingevuld (m.n. het juist invullen van het studentnummer). Studenten moeten voor het invullen een zwart potlood gebruiken. 33. ziet er op toe dat de student geen aantekeningen maakt op een eventueel achter de schrapkaart opgenomen doorslagformulier. Als de surveillant een beschreven doorslagformulier aantreft, dient hij de student hier op attent te maken. De student mag vervolgens opnieuw een geel doorslagformulier invullen met alleen de door hem/haar gegeven antwoorden. Een kleine hoeveelheid mag ook goed uitgegumd worden. Mocht hij dit weigeren, dan dient het doorslagformulier ingenomen te worden en wordt dit beschouwd als een vermoedelijke onregelmatigheid. 34. meldt, zodra het laatste half uur van het tentamen ingaat, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 35. ziet erop toe dat alleen die (toegestane) hulpmiddelen gebruikt worden die vermeld staan op het tentamenvoorblad. Toegestaan kladpapier is meegeleverd vanuit het Tentamenbureau en moet altijd worden ingeleverd (voorzien van naam, studentnummer, tentamennummer). 36. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “aantekeningen”, behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. De surveillant kan steekproefsgewijs in toegestane woordenboeken en/of handboeken controleren. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 37. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de (vermoedelijke) onregelmatigheid gepleegd is. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van het tentamen direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau. Na afloop tentamen 38. controleert of op alle ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde gegevens zijn ingevuld (een student mag geen lege schrapkaart inleveren, deze dient tenminste te zijn voorzien van naam en studentnummer) en controleert of alle in te leveren stukken daadwerkelijk worden ingeleverd. Kladpapier en fout ingevulde schrapkaarten dienen ook in de tentamenenvelop te worden gestopt. 39. controleert of de student uitgereikte stukken niet mee naar huis neemt, met uitzondering van het doorslagblad van de schrapkaart. De surveillant dient het doorslagblad te controleren op aantekeningen. Indien de student aantekeningen heeft gemaakt op het doorslagblad mag dit niet mee naar huis genomen worden maar moet worden toegevoegd aan de andere tentamendocumenten. 40. nummert elk tentamendocument (schrapkaarten, lijntjespapier, kladpapier, de tentamenopgaven etc.) aan de hand van het nummer dat bij de student vermeld staat op de presentielijst. Dit om het zoekraken van tentamenwerk te voorkomen. De documenten dienen op volgorde gesorteerd te worden ingeleverd. De schrapkaart mag niet in de tentamenopgave worden gevouwen. 41. scheidt de eventueel door de student ingevulde evaluatieformulieren van de tentamenopgaven en levert deze in bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid bij het Tentamenbureau.
71
42. controleert of het tentamenlokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen tentamendocumenten zijn achtergebleven. Indien het lokaal bij aanvang afgesloten was, wordt het lokaal door hem/haar opnieuw afgesloten. De lokaalloper wordt ingeleverd bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – bij het Tentamenbureau. 43. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. Ook vult de surveillant in wanneer de laatste student het lokaal heeft verlaten (exclusief de student(en) met recht op extra tijd). 44. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau alvorens te vertrekken.
72
BIJLAGE E Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage zoals georganiseerd door het tentamenbureau is meestal niet het moment waarop de student inhoudelijke feedback ontvangt 38, maar dat kan wel. In dat geval is er een docent aanwezig bij de inzage. Studenten kunnen altijd inhoudelijke feedback krijgen, maar de opleidingen bepalen zelf wat voor hen de meest wenselijke manier is om dit te doen. Dit kan bijvoorbeeld ook door inhoudelijke feedbackmomenten voor alle studenten te organiseren, of doordat studenten zich direct kunnen richten tot de docent / examinator. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau FGGM veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens de inzage z.s.m. contact op met de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau. Voorafgaand aan de inzage 3. meldt zich voor aanvang van de inzage bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij het beoordeelde tentamenwerk, ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig/mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). 5. bevestigt op de deur de kaart met de mededeling ‘Lokaal niet meer betreden wanneer de inzage is begonnen en de deur gesloten is’. 6. bevestigt de kaart met de tekst ‘Verboden apparatuur te gebruiken waarmee data/beelden kunnen worden opgeslagen/opgenomen en/of weergegeven, te weten: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes en andere datadragers’ op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op het verbod. Identificatie en toelating 7. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: • een paspoort • een Europees identiteitsbewijs • een Nederlands rijbewijs • een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is • een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van deelname aan de inzage. 38
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
73
Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de inzagelocatie. 8. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan de inzage bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 9. laat de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar naam en studentnummer noteren op de presentielijst; 10. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 11. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, etuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 39 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 12. ziet er op toe dat alleen gebruik gemaakt wordt van hulpmiddelen die vermeld staan op het inzagevoorblad; 13. mag een pakje of af te sluiten flesje drank op tafel hebben staan; 14. deelt – waar van toepassing - het beoordeelde tentamenwerk uit en – waar van toepassing – een overzicht van juiste antwoorden, resp. het ingevulde beoordelingsformulier. Het overzicht van juiste antwoorden kan ook via een computer/beamer geprojecteerd worden op een scherm. Tijdens de inzage 15. dient tijdens de volledig geplande tijd aanwezig te zijn in het lokaal 16. ziet erop toe dat studenten tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje. 17. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. 18. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, telefoneren e.d. 19. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens de inzage te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met de telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan. 20. meldt, zodra de laatste minuten van de inzage ingaan, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 21. ziet erop toe dat er geen andere hulpmiddelen worden gebruikt dan die expliciet zijn toegestaan. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 22. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van de inzage direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau.
39
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes.
74
Na afloop inzage 23. neemt alle uitgereikte middelen/materialen in en controleert of de student aan hem/haar ter inzage gegeven documenten niet kopieert of middelen/materialen mee naar huis neemt; 24. controleert of het lokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen inzagedocumenten zijn achtergebleven. 25. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. 26. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau alvorens te vertrekken.
75
BIJLAGE F Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid Vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd door: Naam surveillant …………………………………………………….………………………… Bij: Naam student ……………………………………………………………..…………………... Studentnummer student ………….……………………………………….......................... O Een tentamen (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen……………………………………………………...………….. O Inzage van beoordeeld tentamenwerk (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen……………………………………………………………….. Datum ………………………………………………………………………………………… Tijdstip ………………………………………………………………………………………… Lokaal …………………………………………………………………………………………. Locatie ………………………………………………………………………………………… Beknopt schriftelijk verslag van de surveillant van het gebeurde:
Handtekening surveillant: ………………………………….. Schriftelijk commentaar van de student op het gebeurde:
Handtekening student: ……………………………………..
De surveillant grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid (zie regeling onregelmatigheid) tijdens een tentamen/inzage direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neem alle bescheiden in waarmee de onregelmatigheid – vermoedelijk – heeft plaatsgevonden. De surveillant vult het formulier in en levert dit met alle relevante bescheiden na afloop van het tentamen, resp. de inzage direct in bij de coördinerend surveillant. De student ontvangt een kopie-exemplaar van het ingevulde formulier. Via het Tentamenbureau gaat het formulier vervolgens naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie.
76
5 Reglement opleidingscommissies Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies 2015-2016 Artikel 1 Status en begripsbepalingen 1. Dit reglement is een reglement als bedoeld in artikel 25 lid 4 van het bestuurs- en beheersreglement van de HAN. 2. Voor deze regeling gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het Opleidingsstatuut in bijlage 1. Artikel 2 Gezamenlijke (vergadering) opleidingscommissie(s) 1. Aan elke opleiding of groep van opleidingen is een opleidingscommissie verbonden. 2. Twee leden van elke opleidingscommissie behorend tot het instituut vergaderen gezamenlijk tenminste 2 keer per jaar over de gemeenschappelijke punten, waaronder tenminste die genoemd in artikel 3 lid 2. 3. Bij het Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) bestaan de volgende opleidingscommissies: - Opleidingscommissie Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), - Opleidingscommissie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). Artikel 3 Taken en bevoegdheden 1. Een opleidingscommissie heeft tot taak: - Het uitbrengen van advies over de Onderwijs- en examenregeling (OER) van de betreffende opleiding. - Het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER van de betreffende opleiding, alsmede het beoordelen van het systeem van kwaliteitszorg van de betreffende opleiding. - Het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de onderwijsmanager, instituutsdirectie, de faculteitsdirectie en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de betreffende opleiding(en). 2. De gezamenlijke vergadering heeft tot taak: - De afzonderlijke adviezen over de OER van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut te bespreken. Dit om tot één gezamenlijk advies te komen, zodat de OER op instituutsniveau kan worden vastgesteld. - De afzonderlijke beoordelingen van de opleidingen over de wijze van uitvoeren van de OER, alsmede de afzonderlijke beoordelingen van het systeem van kwaliteitszorg bespreken. Dit om te komen tot een beoordeling over de wijze van uitvoering van de OER, alsmede het systeem van kwaliteitszorg op instituutsniveau. - Het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de instituutsdirectie, de faculteitsdirectie en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de betreffende opleiding(en) op instituutsniveau. Artikel 4 Adviezen en beoordelingen 1. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3 lid 1 wordt uitgebracht aan de onderwijsmanager, instituutsdirectie en - door de opleidingscommissie - ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 2. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3 lid 2 wordt uitgebracht aan de instituutsdirectie en ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 3. Alvorens advies uit te brengen kan de opleidingscommissie overgaan tot raadpleging van de studenten en/of de docenten van de betreffende opleiding. 4. Voor zover de onderwijsmanager of instituutsdirectie een advies van de opleidingscommissie niet volgt, omkleedt zij het desbetreffende besluit met redenen en stelt daarvan de opleidingscommissie, de faculteitsdirectie en de faculteitsraad schriftelijk op de hoogte.
77
Artikel 5 Samenstelling 1. De samenstelling van de opleidingscommissie is als volgt: een opleidingscommissie telt per opleiding minimaal 4 leden. Een opleidingscommissie voor een groep van opleidingen telt minimaal 2 leden per tot die groep behorende opleidingen. Het aantal leden per opleidingscommissie wordt bepaald door de faculteitsdirectie. 2. Bij de opleidingscommissie wordt: a. de helft van het aantal leden benoemd uit - en op voordracht van - de docenten van de betreffende opleiding. In bijzondere omstandigheden of indien betrokkene over bijzondere kwalificaties beschikt dan kunnen in plaats van docenten ook andere personeelsleden worden benoemd. b. de helft van het aantal leden benoemd uit - en op voordracht van - de studenten van de betreffende opleiding. Er wordt naar gestreefd dat de verschillende opleidingsvarianten en fases (voltijd, deeltijd, duaal, propedeuse, postpropedeuse e.d.) in de commissie vertegenwoordigd zijn. 3. De samenstelling van de gezamenlijke vergadering is als volgt: van elke opleidingscommissie wordt de voorzitter en één ander lid afgevaardigd. 4. De instituutsdirectie benoemt de leden van de opleidingscommissie zoals aangegeven in lid 2 en 3 van dit artikel. Artikel 6 Benoemingsprocedure 1. Met in achtneming van artikel 5 benoemt de instituutsdirecteur uit de studenten en de docenten van de opleiding minimaal 4 leden voor de opleidingscommissie voor één opleiding en voor een opleidingscommissie voor een groep van opleidingen. Zowel de studenten, als de docenten dragen zorg voor een voordracht van te benoemen leden. 2. Indien voor de opleidingen van een instituut niet één gezamenlijke opleidingscommissie is ingesteld - kiest elke afzonderlijke opleidingscommissie behorend tot dat instituut jaarlijks uit haar midden een docent en een student, die naast de voorzitter, worden afgevaardigd in de gezamenlijke vergadering. Artikel 7 Zittingsduur 1. De zittingsduur van de leden van een opleidingscommissie en leden van de gezamenlijke vergadering bedraagt 2 jaar, ingaande op 1 september. Aftredende leden kunnen opnieuw voor benoeming voorgedragen worden. 2. Jaarlijks wordt nagegaan of aan de vereisten van artikel 5 van dit reglement wordt voldaan. Indien nodig wordt een nieuwe voordracht opgesteld die aan deze vereisten voldoet. Artikel 6 is hierbij van toepassing. 3. Lid 1 van dit artikel is eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 8 Beëindiging lidmaatschap 1. Het lidmaatschap van een opleidingscommissie en de gezamenlijke vergadering eindigt: a. na 2 jaar, in geval het lid niet opnieuw benoemd wordt. b. tussentijds: in geval van overlijden, in geval zich een situatie voordoet zoals beschreven in art. 7, lid 2, tweede volzin, in geval de docent niet meer aan het instituut, resp. de betreffende opleiding verbonden is, in geval het student-lid de opleiding verlaten heeft, in geval van schriftelijke opzegging door het lid - met vermelding van reden – tegen het eind van de maand, met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. 2. In geval van tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap van de gezamenlijke vergadering van een van haar leden, wordt met inachtneming van artikel 5 en 6 een nieuw lid uit haar midden benoemd. Artikel 9 Tussentijdse vacatures 1. In het geval van een tussentijdse vacature bij een opleidingscommissie benoemt de instituutsdirectie een opvolger, zoals aangegeven in artikel 5. 2. De benoeming van een opvolger geschiedt binnen 4 weken na het ontstaan van de tussentijdse vacature. 3. De tussentijdse opvolger treedt af op het moment dat degene wiens lidmaatschap tussentijds is geëindigd, had moeten aftreden. 78
4. Lid 2 en lid 3 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 10 Voorzitter en secretaris 1. De opleidingscommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van beide een plaatsvervanger. 2. De gezamenlijke vergadering kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van beide een plaatsvervanger. Artikel 11 Vergaderingen 1. De vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter van de opleidingscommissie. Deze roept de vergadering minimaal tweemaal per jaar bijeen en voorts wanneer minstens de helft van het aantal leden van de opleidingscommissie hierom verzoekt. 2. De leden van de opleidingscommissie ontvangen uiterlijk 10 werkdagen voor de datum van de vergadering een schriftelijke uitnodiging inclusief de agenda. 3. De vergaderstukken dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de vergadering in het bezit te zijn van de leden van de vergadering. Indien deze termijn niet in acht genomen is, kan de vergadering met meerderheid van stemmen besluiten geen advies uit te brengen. 4. De vergaderingen van de opleidingscommissie zijn openbaar, tenzij de opleidingscommissie anders beslist. In besloten vergaderingen kunnen geen besluiten worden genomen. 5. De opleidingscommissie draagt er zorg voor dat haar adviezen en voorstellen digitaal beschikbaar worden gesteld op een voor het personeel en de studenten van het instituut, respectievelijk de opleiding toegankelijke plaats. 6. De opleidingscommissie houdt tenminste 2 keer per jaar een openbare vergadering conform lid 1 van dit artikel. 7. De data van de openbare vergaderingen worden in overleg met de instituutsdirectie zodanig gepland, dat zij aansluiten bij de HAN-jaarplanning. 8. De opleidingscommissie bepaalt zelf of zij ter voorbereiding van een openbare vergadering een besloten vergadering houdt. 9. De vergadering van de gezamenlijke vergadering wordt door de voorzitter van de gezamenlijke vergadering bijeengeroepen. Deze roept de vergadering bijeen tenminste zo vaak als is bepaald in artikel 2 lid 2. 10. Lid 2, 3, 4, 5, 7 en 8 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 12 Besluitvorming 1. De opleidingscommissie beslist bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen over het uitbrengen van een advies of voorstel. 2. De opleidingscommissie draagt er in voorkomende gevallen zorg voor dat ook het standpunt van de minderheid van de uitgebrachte stemmen kenbaar wordt gemaakt aan de instituutsdirectie. 3. Lid 1 en 2 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 13 Verslaglegging 1. Van iedere vergadering wordt onder verantwoordelijkheid van de secretaris van de opleidingscommissie een verslag gemaakt. 2. Het verslag bevat tenminste: a. datum/tijd/plaats; b. aanwezige leden; c. afwezige leden; d. agenda; e. de hoofdlijnen van de discussie; f. de uitkomst van de adviesaanvragen (met eventuele stemming); g. eventuele stemverklaringen; h. besluitenlijst. 3. Het verslag wordt uiterlijk 15 werkdagen na de vergadering als concept naar de leden gestuurd. 4. Het verslag wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering. 5. De verslagen van de openbare vergaderingen van de opleidingscommissie worden digitaal beschikbaar gesteld voor de docenten en studenten van het instituut, respectievelijk de betreffende opleiding. 6. Lid 1 tot en met 5 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. 79
Artikel 14 Taken instituutsdirectie in relatie tot de opleidingscommissie 1. Zie artikelen 3 en 4. 2. Op verzoek van de instituutsdirectie - of de door haar aangewezen plaatsvervanger - dan wel op verzoek van de opleidingscommissie woont de instituutsdirectie - of de door haar aangewezen plaatsvervanger - de vergaderingen van de opleidingscommissie of een gedeelte daarvan, bij. 3. De faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de onderwijsmanager verstrekken de opleidingscommissie alle informatie die deze commissie redelijkerwijs nodig heeft voor de uitoefening van haar taken. 4. De instituutsdirectie en de onderwijsmanager dragen er zorg voor dat de studenten en de docenten van het betreffende instituut/opleiding voldoende op de hoogte zijn van het bestaan en het functioneren van de opleidingscommissie. 5. Lid 1 tot en met lid 4 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 15 Rapportage 1. De voorzitter van de opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in de maand november schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de werkzaamheden van de commissie in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 2. De voorzitter van de gezamenlijke vergadering opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in de maand november schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de werkzaamheden van de gezamenlijke vergadering in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 3. Het verslag bevat in elk geval informatie over de volgende onderwerpen: - De visie van de opleidingscommissie op haar taak en werkwijze. - Het beleids- en activiteitenplan m.b.t. de afgelopen periode (= vorig studiejaar). - De samenstelling van de opleidingscommissie tijdens de afgelopen periode. - De door de opleidingscommissie uitgebrachte oordelen en adviezen in de afgelopen periode. - De reactie van (onder meer) de instituutsdirectie, resp. de voorzitter opleidingscommissie op deze adviezen. - Evaluatie van het beleids- en activiteitenplan. - Conclusies en aanbevelingen. 4. Het in de leden 1 en 2 bedoelde verslag wordt in ieder geval digitaal en indien gewenst schriftelijk beschikbaar gesteld voor de docenten en studenten van het instituut, resp. de betreffende opleiding(en). Artikel 16 Facilitering en voorzieningen 1. De faculteits- en instituutsdirectie stellen voldoende faciliteiten aan de opleidingscommissie ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende: − Voor het geheel aan activiteiten van de opleidingscommissie (vergaderingen, voorbereiding) geldt voor elke docent en student een facilitering van minimaal 40 uur en maximaal 60 uur per studiejaar. − De leden van de opleidingscommissie worden in de gelegenheid gesteld om, gedurende een door de faculteits- en instituutsdirectie en de commissie gezamenlijk vast te stellen hoeveelheid tijd, de scholing te ontvangen die de leden van de commissie voor de vervulling van hun taak nodig hebben. De docentcommissieleden worden in de gelegenheid gesteld de scholing in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen. − De opleidingscommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over secretariële ondersteuning, vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen. 3. Lid 1 en lid 2 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 17 Bescherming Het College van Bestuur, de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de onderwijsmanager dragen er zorg voor dat de leden van de opleidingscommissie en de leden van de gezamenlijke vergadering - uit hoofde van hun lidmaatschap van de opleidingscommissie - niet worden geschaad in hun positie en/of belangen met betrekking tot de hogeschool. 80
Artikel 18 Geschillen Indien het advies van de opleidingscommissie niet wordt opgevolgd dan kan de opleidingscommissie dit melden aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad kan een geschil voor de opleidingscommissie aanspannen bij de geschillencommissie medezeggenschap. Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing van de opleidingscommissie respectievelijk gezamenlijke vergadering, noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de opleidingscommissie respectievelijke de voorzitter van de gezamenlijke vergadering. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de overige leden van de opleidingscommissie respectievelijk de overige leden van de gezamenlijke vergadering, de instituutsdirectie, de betreffende onderwijsmanager(s) en de faculteitsdirectie. Artikel 20 Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking per 1 september 2015.
81
Deel 3: Beschrijving van het onderwijs De inhoud van dit deel maakt onverkort deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van dit opleidingsstatuut is opgenomen. Deel 1 en 3 van dit opleidingsstatuut wordt per opleiding afzonderlijk gepubliceerd onder de noemer Studiegids. Alle documenten die deel uit maken van dit opleidingsstatuut zijn te vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN insite. Voor de uitwerking van deel 1 Studiegids, zie: 1. Studiegids Culturele en Maatschappelijke Vorming 2015-2016 2. Studienführer Kulturelle Sozialpädagogik Teilzeit 2015-2016 3. Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd 2015-2016 4. Studiegids Maatschappelijk Werk en Dienstverlening deeltijd 2015-2016
82
Bijlagen
83
Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste afkortingen en begrippen in alfabetische volgorde) 40
Afkortingen In het opleidingsstatuut worden de volgende afkortingen gehanteerd: - CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs - CvB: college van bestuur van de HAN - DC: dagelijkse commissie - DGGM: de directie van FGGM - DT: deeltijd - DU: duaal - DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs - EVC: Erkenning Verworven Competenties - FGGM: faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij van de HAN - FR: faculteitsraad - HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen - HAN-SIS: studie informatiesysteem van de HAN - HTC: HAN Talencentrum - IDS: Internationaal Diploma Supplement - MR: Medezeggenschapsraad - NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie - OC: Opleidingscommissie - OER: onderwijs- en examenregeling - OS: opleidingsstatuut - OWE: onderwijseenheid - POP: persoonlijk ontwikkelingsplan - SBU: studiebelastingsuren - SIA: Studenten Inschrijf Administratie - SLB: studie(loopbaan)begeleiding - Slb’er: studie(loopbaan)begeleider - STP: studiepunt - VAR: verklaring arbeidsrelatie - VDO: (business unit) VDO Opleiding en Advies - VT: voltijd - WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek - ZZP: zelfstandig zonder personeel Begrippen In het Studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder: A Afstudeerbekwaam: de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma in een bacheloropleiding in het HBO leidend tot de wettelijke graad van Associate degree. B Bacheloropleiding in het HBO: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. 40 In bijlage 1 bij het Opleidingsstatuut zijn naast algemeen geldende begrippen uit het Opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de Onderwijs- en examenregeling (OER), - het Reglement examencommissies, - het Reglement Opleidingscommissies (OC’s), - het Studentenstatuut.
84
Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, op grond waarvan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het College van Beroep voor de examens). Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar wordt uitgevoerd. De beroepstaken zijn de bouwstenen voor het curriculum en hebben meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Body of… : Een door de opleiding gemaakte selectie van onderwerpen die tijdens de opleiding geleerd en getoetst worden. Bij de puntjes staat ingevuld om wat voor soort onderwerpen het gaat. Vaak wordt deze term afgekort tot Bo. Voorbeelden zijn: BoK = Body of Knowledge, betreft professionele kennis; BoS = Body of Skills, betreft professionele vaardigheden; BoA = Body of Attitudes, betreft professionele houdingsaspecten; Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het College van Beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit College behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is opgenomen in het Studentenstatuut HAN College van Bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie Profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enzovoorts) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 2.2 van het reglement examencommissie. Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. 85
Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie Service Bedrijf HAN: directeur van het Service Bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. Dublin descriptoren: in Europees verband afgesproken criteria voor het HBO-bachelorniveau. E Eindkwalificaties/Eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Empowerment: Iemand sterker en zelfverzekerder maken, vooral ten aanzien van de controle over het eigen leven en het claimen van waar men recht op heeft. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: de commissie - als bedoeld in artikel 7.12 WHW - die wordt ingesteld voor een opleiding of een groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Extern toezichthouder: een externe niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: een door de examencommissie aangewezen persoon - zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW - afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 10.26 WHW. H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-SIS: het voormalig StudentInformatieSysteem van de HAN. HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN; Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).
86
Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is over het algemeen een uitbreiding van de studielast. Via een honoursprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het College van Bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerlijn: Een samenhangend geheel van onderwijsleeractiviteiten om een bepaalde basiskennis of basisvaardigheid te leren. Een leerlijn heeft een opbouw die over een of meer leerjaren kan doorlopen. Voorbeelden zijn: De Onderzoeksleerlijn, die aangeeft hoe een student leert onderzoeksuitkomsten te gebruiken en zelf onderzoek te doen. De Leerlijn Professionele Ontwikkeling, die aangeeft hoe de student in de loop van de vier leerjaren een beginnende professionele identiteit ontwikkelt. De Conceptuele Leerlijn, die aangeeft hoe de student kennis en denkvaardigheden opbouwt. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: tentamen zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen. M Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Masteropleiding in het HBO: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-Bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift.
87
Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling. Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. 88
Propedeutische fase: eerste fase van de Bacheloropleiding of Associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Senior studieloopbaanbegeleider: medewerker (ook wel coördinator studieloopbaanbegeleiding of studieadviseur genoemd) belast met coördinerende taken betreffende studieloopbaanbegeleiding. Service Bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleidsen beheersprocessen binnen de HAN. Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt; ook genoemd beroepsbekwaam. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen. Het eerste deel is het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het Opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij Opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: Service unit van het Service Bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de Service unit Studentzaken van het Service Bedrijf HAN die de BackOffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. 89
Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. U Uitstroomprofiel: zie afstudeerrichting. V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een VWO-diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naar oordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste als gelijkwaardig verklaard is. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de Examencommissie. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform het HANjaarplanning (zie opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
90