OPLEIDINGSKADER WERKTUIGBOUWKUNDE VOLTIJD
Versie: 2 Status: vastgesteld op teamoverleg 26 september 2011
Janny Slagter Teamleider Werktuigbouwkunde voltijd Instituut voor Engineering
.
1
INHOUDSOPGAVE
1 2
Inleiding ......................................................................................................................... 3 Beroepsdomein.............................................................................................................. 4 2.1 Ontwikkelingen in Noord Nederland........................................................................ 4 2.2 Branches, type organisaties.................................................................................... 5 2.3 Beroepshouding...................................................................................................... 6 2.4 Positie van de afgestudeerde.................................................................................. 6 3 Functies en beroepstaken.............................................................................................. 7 4 Doel en inrichting van de opleiding................................................................................. 8 4.1 Doel van de opleiding ................................................................................................. 8 4.2 Opbouw curriculum .................................................................................................... 8 4.3 Competenties ............................................................................................................. 9 4.4 T-shape .................................................................................................................... 11 4.5 Ellipsenmodel ........................................................................................................... 11 4.6 Leerlijnen.................................................................................................................. 13 5 Onderwijsvisie / Didactisch Concept ............................................................................ 14 6 Toetsbeleid .................................................................................................................. 15 6.1 Uitgangspunten ........................................................................................................ 15 6.2 Kwaliteitsborging toetsing ......................................................................................... 16 7 Planning en Roostering................................................................................................ 19 7.1 Planning en roostering van contacturen.................................................................... 19 7.2 Planning en roostering van tentamens ..................................................................... 21 Bijlage 1: Landelijk beroepsprofiel van de ervaren werktuigbouwkundig ingenieur..... 22 Bijlage 2: Landelijke opleidingscompetenties ............................................................. 25 Bijlage 3: Dublin Descriptoren en de HBO bachelor................................................... 31 Bijlage 4: Leerlijnen, vakken en studiepunten ............................................................ 32
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
2
1
INLEIDING
Het huidige curriculum van de voltijd opleiding Werktuigbouwkunde is ontwikkeld en herontworpen vanaf studiejaar 2007. Het is tot stand gekomen na overleg met het werkveld over de ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor (de inhoud van) de opleiding. Bij het herontwerp is ervoor gekozen om e de oriënterende stage van het 2 jaar te vervangen door theorie. Op deze wijze is een betere e voorbereiding mogelijk voor de (vaktechnische) stage. En dit maakt het weer mogelijk om in het 4 jaar het gewenste eindniveau te (blijven) bereiken. In juli 2011 zijn de eerste afgestudeerden van dit herontworpen curriculum op de arbeidsmarkt gekomen. De komende jaren zal blijken hoe tevreden werkveld en afgestudeerden zijn over de opleiding. De signalen bij de afstudeerbedrijven waren en zijn in in ieder geval positief. In het opleidingskader wordt beschreven hoe de opleiding in elkaar zit en wat de achtergronden en gemaakte keuzes hierbij zijn. Deze keuzes worden regelmatig besproken, herbevestigd of bijgesteld. Ter voorbereiding op het voorliggende kader is gesproken met het werkveld over actuele en te verwacthten ontwikkelingen. Daarnaast is met het team gesproken over de eigen ambities, uiteraard binnen het kader van de de koers van de hogeschool en het Instituut voor Engineering. Mogelijk zal dit kader over één a twee jaar opnieuw worden geijkt, aangezien op dit moment binnen het cluster Engineering wordt gewerkt aan nieuwe landelijke competenties. Het opleidingskader begint in hoofdstuk 1 met een beschrijving van de ontwikkelingen in het beroepsdomein en de gevolgen daarvan voor de afgestudeerden (en beroepsbeoefenaren). Hoofdstuk 2 gaat vervolgens nader in op de functies en beroepstaken van de Werktuigkundige. In hoofdstuk 3 wordt de dan opbouw van het curriculum beschreven, als logische voortzetting van de in hoofdstukken 1 en 2 beschreven ontwikkelingen.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
3
2
BEROEPSDOMEIN
2.1 Ontwikkelingen in Noord Nederland Een werktuigbouwkundig ingenieur is een breed opgeleide technicus die in veel verschillende functies terecht kan komen, in veel branches en bij kleine en grote organisaties. De grotere bedrijven in het noorden zijn bijvoorbeeld de energiebedrijven (Eemshaven). Hier worden vooral specialisten gezocht op het gebied van energie-, regel- en procestechniek. Dit in tegenstelling tot veel MKB bedrijven. Deze zoeken juist geen specialisten maar all-rounders, mensen die zich ook bezig moeten houden met alle andere bedrijfsgeledingen - dus vanmarktonderzoek, inkoop, verkoop, productie, assemblage tot management/ bedrijfsvoering. Deze allrounders moeten producten van de juiste kwaliteit zo efficiënt mogelijk te produceren: life cycle management. Deze verschillen in vraag heeft tot gevolg dat er een spanning is ontstaan tussen de verbreding en de verdieping van kennis. Het spanningsgebied kenmerkt zich door de vraag naar gespecialiseerde opleidingsrichtingen enerzijds en de roep om meer algemene vaardigheden anderzijds. 1. Verschuiving van producentenmarkt naar consumentenmarkt Vroeger kon men efficiënt produceren door producten in grote aantallen te maken, die vanuit voorraad verkocht konden worden. Tegenwoordig is het voor steeds meer consumentengoederen bijna ondenkbaar om op deze wijze te produceren. Er is sprake van steeds meer klantspecifieke productie. In de levensmiddelenindustrie wordt nog wel grote aantallen op voorraad geproduceerd bijvoorbeeld theezakjes en pakken suiker. Echter ook hier zien we al een toenemende invloed van de consument en individualisering. Bij een product als de auto zien we dat iedere consument eigen keuzes qua inrichting en accessoires kan aangeven.Het gevolg van deze verschuiving is dat de economische product-life-cycle veel korter is geworden. Vroeger duurde het vrij lang voordat een product economisch verouderd was en er een opvolger op de markt moest komen, nu moet dat veel sneller. Het gevolg is dat de werktuigbouwkundige ingenieur over technieken moet beschikken om steeds sneller een betrouwbaar product te ontwerpen dat op de mark kan worden gebracht: de time-tomarket is korter geworden. Daarbij wordt het gebruik van informatica, het verwerken van informatie en het beheersen van informatiestromen steeds belangrijker. Dat geldt zowel bij het ontwerp als de productie zelf. 2. Globalisering Door het wegvallen van politieke en economische grenzen in Europa zijn nu nieuwe markten aan te boren. Kenmerkend is dat de hoeveelheid beschikbare informatie toeneemt en dat bedrijven en ondernemingen worden geconfronteerd met een omgeving die steeds complexer en meer onvoorspelbaar wordt. De concurrentie wordt meer internationaal en sterker, de consument kritischer en veeleisender en technologische ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Daarnaast krijgen bedrijven steeds vaker te maken met internationale wet- en regelgeving. Het gevolg van deze ontwikkeling is dat de werktuigkundige ingenieur: • zich internationaler moet opstellen en moet leren omgaan met verschillende culturen. Daarvoor is kennis van vreemde talen (minimaal Engels) en gebruik van communicatiemiddelen (internet, sociale media) noodzakelijk. • bekend moeten zijn met internationale wet- en regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan normeringen, ontwerpeisen, kwaliteitseisen) • moet leren omgaan met onzekerheid. Niet alleen onzekerheden wat betreft de snel veranderende markten, maar ook als het gaat om slecht of vaag geformuleerde opdrachten. De klant heeft dan al wel een vaag idee over een nieuw product, maar hoe het er precies uit moet komen te zien weet hij op dat moment nog niet. 3. De roep om innovatie De ontwikkeling en engineering van standaardproducten, zoals stofzuigers, televisies e.d. wordt steeds meer naar het buitenland verplaatst, naar de lage lonen landen. Daarbij ontstaan vaak (internationale) ontwerp- en engineeringteams, waar Nederlandse ingenieurs samenwerken met hun buitenlandse collega’s. Daarnaast richten de bedrijven die wel in Nederland blijven zich meer op de "specials". Daarbij is het van groot belang om alert te reageren op het toepassen van nieuwe
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
4
technologische ontwikkelingen en te komen tot innovaties op kansrijke terreinen. Innovatie is dus essentieel om te kunnen (blijven) concurreren. Naast de productie zelf wordt het bedenken en ontwerpen van nieuwe producten, processen en diensten dus steeds belangrijker. Deze producten kenmerken zich door toegevoegde waarde, multidisciplinariteit, integrale oplossingen en gebruik van actuele en veelal complexe technische oplossingen. Kennisontwikkeling door bedrijven en samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven is daarbij belangrijk. Het gevolg is dat de ingenieur: - moet kunnen (samen)werken in multidisciplinaire teams, met gebruikmaking van de beschikbare ict en sociale media - kennis moet hebben van vele terreinen (verbreding) met een specialisatie in één bepaald domein (verdieping) Organisaties kunnen niet meer volstaan met het oplossen van technische problemen door te denken volgens de oude indeling van "Werktuigbouwkunde", "Elektrotechniek", "Informatica" en "Bedrijfskunde". Bijvoorbeeld bij het ontwerpen van een kopieermachine krijgt men te men met een vergaande integratie van deze vakgebieden te maken. Bij de huidige kopieermachines is het grensgebied tussen de klassieke vakdomeinen bijna niet meer aan te geven. We zien dat verbreding een noodzakelijke voorwaarde is voor innovatie. Een moderne ingenieur zal kennis moeten bezitten van al deze vakgebieden, waarna hij zich kan specialiseren op een bepaald domein. Ontwikkeling van nieuwe producten kunnen we vooral vinden op de grensvlakken van de oude domeingebieden, zoals de integratie van lasertechnologie, informatica, elektronica en werktuigbouwkunde bij de ontwikkeling van de cd-speler. 4. Maatschappelijk bewust produceren Wettelijke regels en richtlijnen leggen een grotere druk op de producent waar het gaat om maatschappelijk bewust produceren en “product aansprakelijkheid.” Maatschappelijk bewust produceren roept ethische dilemma’s op. Kwaliteit, duurzaamheid, milieu effecten, recycling en traceerbaarheid hebben een wettelijke basis gekregen bij het tot stand komen van een product. Het gevolg hiervan is dat de ingenieur: - oog moet hebben voor dergelijke ontwikkelingen en zijn eigen verantwoordelijkheid hierin moet leren nemen - in het ontwerpproces rekening moet houden met deze eisen: design for environment 5. Toename flexibilisering productiemiddelen Er is al opgemerkt dat er sprake is van een verschuiving van producenten naar consumentenmarkt. Een belangrijk aspect daarin is de ontwikkeling van de informatietechnologie. De informatietechnologie ondersteunt de consument in sterke mate in het kenbaar maken van zijn wensen. Vooral in consumentenproducten met een hoge investeringswaarde (auto’s, koelkasten, wasmachines e.d.) krijgt de consument steeds meer mogelijkheden in aangeven van zijn keuzes. Voor de producent betekent dit dat er maat geproduceerd moet worden. Supply chain management is daarin een aparte discipline geworden. Het hele productieproces is gekoppeld aan nauwkeurige voorraadvoorziening, het op de juiste tijd op de juiste plaats beschikbaar hebben van grondstoffen en hulpmaterialen. Productiemiddelen moeten flexibel ingezet kunnen worden om aan de verschillende vragen van de consument tegemoet te komen. Ook hierin biedt de informatica vele hulpmiddelen. Een gevolg is dat een werktuigbouwkundig ingenieur moet beschikken over ruim inzicht in besturingsmiddelen en managementtools om processen aan te sturen. 2.2 Branches, type organisaties Ingenieurs komen in veel verschillende sectoren terecht, variërend van industrie (machine- en apparatenbouw, elektrotechnische industrie), bouw (installatiebedrijven) tot dienstverlening (ingenieursbureaus, gezondheidszorg) en overheid. Voorbeelden van typen bedrijven, instellingen en organisaties waarin het gros van de ingenieurs een baan vindt: • Metaalverwerking • Machinebouw • Installatietechniek • Energieproductie en -distributie • Medische toepassingen
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
5
• • • • • • •
Levensmiddelenbranche Procestechnologie Advisering en ontwerp Onderhoud en reparatie Distributie en transport Handelsondernemingen Informatie technologie
2.3 Beroepshouding Door veranderingen in de maatschappij en in het bedrijfsleven en door de snelle technologische veranderingen moet de HBO-afgestudeerde zich richten op een voortdurende persoonlijke ontwikkeling en levenslang leren in een multidisciplinaire en internationale omgeving. Immers de veranderende maatschappij en het veranderende bedrijfsleven verwachten van de afgestudeerde een toegevoegde waarde. De afgestudeerde neemt zijn verantwoordelijkheid voor maatschappij en werkomgeving. De juiste beroepshouding kenmerkt zich door betrokkenheid bij zijn taakstelling, door intrinsieke motivatie, door een kwaliteitsgerichte houding, door prestatiegerichtheid en door klantgerichtheid. 2.4 Positie van de afgestudeerde De positie van een afgestudeerde kan worden aangegeven als iemand die technische en bedrijfskundige vragen en problemen oplost om te komen tot analyse, ontwerp en verbeteren van producten en processen. Het werkterrein is dus te vinden binnen de product-life-cycle. De cyclus is het best te omschrijven als een proces dat het ontwerp, het vervaardigen, het gebruiken, het onderhouden en het beëindigen van producten en processen omvat.
initiatie
beheer
ontwerpen
productie
Afhankelijk van welke fase in de product-life-cycle het meest wordt belicht kan onderscheid worden gemaakt in drie typen rollen van een ingenieur: Maker: het gaat hier om de Ontwerper, degene die een technisch product of een technisch proces ontwerpt (of daaraan bijdraagt) of onderhoudt. Stuurder: Dit is degene die sturing geeft aan de uitvoering (productie en beheer) van technische processen en of techniek gerelateerde processen. Vertaler: hierbij gaat het om ingenieurs die behoeften van gebruikers/klanten vertalen naar technische specificaties (initiatiefase) of die technische aspecten van producten en processen vertalen voor gebruikers (handleidingen). Bij alle producten die ontwerpen, ontwikkeld en geproduceerd worden moet altijd de relatie gelegd worden met de vraag van de klant en de doelstellingen van de organisatie. Het productieproces staat in relatie met alle andere bedrijfsprocessen. Voor de ingenieur betekent dit dat kennis van de organisatie en van de omgeving van groot belang is om de juiste keuzes te kunnen maken. Veel toekomstige functies bevatten daarom zowel makers als stuurders als vertalers aspecten. De nadruk verschilt echter per functie, de kern zal meestal liggen bij maken en sturen.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
6
3
FUNCTIES EN BEROEPSTAKEN
In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven wat de positie is van een afgestudeerde Bachelor of Engineering is in de maatschappij. Hier wordt ingegaan op de functies en rollen die de afgestudeerde kan vervullen. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen functie en rol, omdat ze in de praktijk kunnen samenvallen en omdat het gaat om de beroepstaken die in het kader van een functie of rol worden uitgevoerd. De belangrijkste functies en beroepstaken van de ingenieur zijn afgeleid van de context waarin een ingenieur werkzaam is. Voorbeelden van functies en beroepstaken: Functies 1. Ontwerper
2.
Constructeur
3.
Operationsmanager (o.a. maintenancemanager)
4.
Procesengineer
5.
Supply chain manager (logistiek)
6.
Energietechnisch ingenieur
7.
Calculator
8.
Research & Development (innovatie)
9.
Technisch commercieel manager
10. Projectleider/projectingenieur 11. Kwaliteitsfunctionaris 12. Werkvoorbereider
Beroepstaken • Analyse van een bestaand product • Vormgeven van consumentenproducten • Ontwerpen machine • Vernieuwen van een product • Ontwerpen systeem • Doorrekenen constructies • Constructie vastleggen • Aansturen alle bedrijfsprocessen o.a. besturen • Adviseren ten aanzien van producten en bedrijfsprocessen • Onderhoud en reparatie van productieprocessen • ‘kan assisteren of leiding kan geven aan het installeren, in bedrijf stellen, bedienen of onderhouden van een productiesysteem en een doelmatige bedrijfsvoering kan onderhouden’. • Optimaliseren van een productieproces • Ontwerpen van een systeem • Aansturen van voorraadbeheer en logistiek • Adviseren tav bedrijfsprocessen • ontwerp, aanpassingen en onderhoud van installaties, storingsanalyse, aansturen operators, aanpassing bedrijfsvoering, energiebesparingen opsporen en realiseren • Het berekenen van kostprijzen • Het maken van offertes • Het doen van onderzoek naar technische haalbaarheid van producten & processen • Analyse van een bestaand product • Vormgeven van consumentenproducten • Ontwerpen machine • Vernieuwen van een product • Relaties onderhouden • Adviseren aan klant • In de markt zetten van nieuwe producten en diensten • Projecten managen • Leidinggeven aan een team • Kwaliteits-, Arbo- en milieusysteem opzetten en implementeren • Productiebesturing en planning van productieproces Lay-out planning productieproces maken
De opleidingskwalificaties voor de gehele opleiding en voor de afzonderlijke specialisaties zijn afgeleid van deze functies en beroepstaken.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
7
4
DOEL EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING
4.1 DOEL VAN DE OPLEIDING De opleiding wil verantwoordelijke beroepsbeoefenaren opleiden, zodat een betere wereld wordt gerealiseerd, waarin mensen bewust met het milieu omgaan en zich verantwoordelijk weten voor de gevolgen van hun handelingen op de toekomst. Dit type werktuigbouwkundige • is technisch goed onderlegd. Kernwoorden: up-to-date, breed, toegepast, HBO niveau; • heeft een opleiding die aansluit bij het (internationale) werkveld. Kernwoorden: initiatief, innovatief, ondernemend, maatschappelijk verantwoord, onderzoekend, samenwerkend; • is de persoon met de juiste attitude. Kernwoorden: zelfvertrouwen, zelfkennis/inzicht, motivatie. Kortom: de ambitie is het opleiden van ondernemende, innovatieve werktuigbouwers met een brede stevige technische basis die weten wat hun eigen kwaliteiten zijn. 4.2 OPBOUW CURRICULUM In schema ziet het curriculum er als volgt uit: jaar
Kwartaal 1
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Kwartaal 4
1
Thema 1: Productevaluatie
Thema 2: Productontwikkeling
Thema 3: Productanalyse
Thema 4: Reverse Engineering
2
Thema 6: Dimensioneren van Energiesystemen
Thema 7 Aandrijftechniek
Thema 8 Productielijnen
3
Thema 5: Dimensioneren van Industriële Installaties Vaktechnische stage
4
Minor of (extra) Specialisatie of vrije invulling
(verplichte) Specialisatiekeuze Productontwerp of Systeemontwerp Afstuderen
De eerste twee jaren zijn de basis voor elke ingenieur. In het 3e jaar zit de stage plus een specialisatiekeuze binnen de opleiding (Productontwerp of Systeemontwerp, met 15 studiepunten overlap). In jaar 4 kan worden gekozen voor verdere verdieping (specialisatie) of verbreding (minor). De opleiding wordt afgerond met een afstudeeropdracht (in of voor een bedrijf). Specialisaties zijn: Constructeur, International Biomedical Engineering (IBE), International Power Generation and Distribution (IPGD), Integral Product Development (IPD). In het Instituut voor Engineering wordt deze opbouw T-shaped genoemd: de twee basisjaren zijn binnen het eigen “opleidingsdomein”, daarna is de mogelijkheid tot verbreding en samenwerking met “anderen”. Anderen binnen het domein engineering (zoals IBE, samen met Elektrotechniek), maar ook daarbuiten (bij het kiezen van een minor). Bij het ontwerpen van dit curriculum is gebruik is gebruik gemaakt van de volgende elementen: - Compententies - T-shape - Ellipsenmodel - Leerlijnen
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
8
reverse engineering
3 = Complex: zelfstandig en flexibel toepassen in complexe situaties
productevaluatie
2 = Gevorderd: zelfstandig toepassen in gestructureerde complexe situaties
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Kan functioneren in een multidisciplinaire en internationale omgeving.
2
Kan ideeën genereren en kan initiatieven nemen.
1
Kan kennis en vaardigheden delen, up to date houden en uitbreiden. Kan bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken op basis van maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden en een bijdrage leveren aan een besluit.
1
Kan op diverse manieren effectief communiceren.
1
1
1
1
1
1
1
1
1
3 4 5 6 7
Kan zelfstandig werken en in een multidisciplinair team gestructureerd resultaatgericht samenwerken, waar van toepassing op basis van specifieke ontwikkelmethodieken. Kan onder tijdsdruk en bij onvoorziene omstandigheden effectief blijven functioneren.
8
9/10
PO
SO
systeem ontwerp
1 = Basis: onder begeleiding in eenvoudige situaties toepassen
7
product ontwerp
aanduiding competentieniveaus:
6
vaktechnische stage
5
productielijnen
4
aandrijftechniek
3
dimensioneren van energiesystemen
2
dimensioneren van industriële installaties
1
productontwerp
thema >
productanalyse
4.3 COMPETENTIES De opleiding gebruikt de landelijke beroeps- en opleidingscompetenties (zie bijlagen 1 en 2). Deze worden als volgt binnen de opleiding gerealiseerd:
1
1
1
3
2
2
2
2
2
2
3
3
3
2
2
2
2
3
3
3
2
2
2
1
1 2
2
2
2
2
2
3
1
2
2
2
2
3
3
1
1
2
2
2
2
3
3
8
Kan leidinggevende en managementtaken uitvoeren.
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
9
Kan reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen.
1
1
1
1
2
2
2
2
3
3
1
1
1
1
1
2
2
1
1
2
3
3
2
3
3
2
1
2
2
10 Kan reflecteren op de eigen beroepsomgeving. 11 Kan een klantwens vertalen naar productspecificaties.
1
12 Kan een ontwerpproces plannen en sturen. 13
Kan knelpunten in een aan techniek gerelateerd bedrijfsproces signaleren en hiervoor oplossingen genereren.
Kan modellerings-, simulatie-, meet- en beproevingstechnieken gebruiken. Kan aspecten ten aanzien van bedrijfseconomie, 15 organisatiekunde, arbeidsomstandigheden, veiligheid en milieu betrekken bij de werkzaamheden. Kan de betekenis van een ondernemingsplan en daaruit 16 afgeleide plannen inschatten voor wat betreft de implicaties op zijn eigen werk. Kan op basis van technische en bedrijfseconomische 17 aspecten een aan techniek gerelateerd proces analyseren. 14
18
1
Kan een globaal ontwerp maken van een product of een aan techniek gerelateerd proces.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
2
2
2
2
2
1 1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
2
2
2
2
2
2
3
3
1
1
2
2
2
2
1
1
2
2
3
3
2
2
3
3
1
2
1
2
2
2
9
Specialisatie >
CON
IBE
IPGD
IPD
AO
De Constructeur
Internaional Biomedical Engineering
International Power Generation and Distribution
Integral Product Development
Afstuderen
aanduiding competentieniveaus:
1
Kan functioneren in een multidisciplinaire en internationale omgeving.
3
3
3
3
3
2
Kan ideeën genereren en kan initiatieven nemen.
3
3
3
3
3
3
Kan kennis en vaardigheden delen, up to date houden en uitbreiden.
3
3
3
3
3
4
Kan bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken op basis van maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden en een bijdrage leveren aan een besluit.
2
2
2
2
2
5
Kan op diverse manieren effectief communiceren.
2
2
2
2
2
6
6. Kan zelfstandig werken en in een multidisciplinair team gestructureerd resultaatgericht samenwerken, waar van toepassing op basis van specifieke ontwikkelmethodieken.
3
3
3
3
3
7
Kan onder tijdsdruk en bij onvoorziene omstandigheden effectief blijven functioneren.
3
3
3
3
3
8
8. Kan leidinggevende en managementtaken uitvoeren.
3
2
2
2
2
9
9. Kan reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen.
3
3
3
3
3
10 Kan reflecteren op de eigen beroepsomgeving.
2
2
2
2
3
11 Kan een klantwens vertalen naar productspecificaties.
3
3
3
3
3
12 Kan een ontwerpproces plannen en sturen.
3
3
3
3
3
1 = Basis: onder begeleiding in eenvoudige situaties toepassen 2 = Gevorderd: zelfstandig toepassen in gestructureerde complexe situaties 3 = Complex: zelfstandig en flexibel toepassen in complexe situaties
13
Kan knelpunten in een aan techniek gerelateerd bedrijfsproces signaleren en hiervoor oplossingen genereren.
2
2
2
2
2
14
Kan modellerings-, simulatie-, meet- en beproevingstechnieken gebruiken.
3
3
3
3
3
2
2
2
2
2
Kan aspecten ten aanzien van bedrijfseconomie, 15 organisatiekunde, arbeidsomstandigheden, veiligheid en milieu betrekken bij de werkzaamheden. Kan de betekenis van een ondernemingsplan en daaruit 16 afgeleide plannen inschatten voor wat betreft de implicaties op zijn eigen werk. 17
Kan op basis van technische en bedrijfseconomische aspecten een aan techniek gerelateerd proces analyseren.
18
Kan een globaal ontwerp maken van een product of een aan techniek gerelateerd proces.
2 3 3
3
3
3
3
De vertaling van de Dublin descriptoren naar generieke kwalificaties voor de HBO-bachelor staat in bijlage 3.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
10
4.4 T-SHAPE De opleiding Werktuigbouwkunde is onderdeel van het Instituut voor Engineering, één van de instituten (of schools) van de Hanzehogeschool Groningen. Het instituut bestaat uit de voltijd opleidingen Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek, Human Technology en Technische Bedrijfskunde. Daarnaast worden onder de naam Brede Bachelor of Engineering, de deeltijdopleidingen Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek en Technische Bedrijfskunde aangeboden. Deze opleidingen kennen een eigen onderwijsregeling.Alle afgestudeerden ontvangen de bachelortitel Engineering Engineering leidt de voltijd bachelorstudenten op volgens het “T shaped-model”, dat wil zeggen dat een student instroomt in de stam van de T, overeenkomend met één van de 4 opleidingen. Gedurende de eerste 2 jaren zal de student de basisvaardigheden verwerven behorend bij het beroepsprofiel van de gekozen opleiding. In de laatste 2 jaren zullen zowel verbredende als verdiepende vaardigheden worden ontwikkeld. Verbredend in de zin van multidisciplinair samenwerken en verdiepend ten aanzien van de complexiteit van de vraag. Hieronder zijn de 4 T’s van de opleidingen: Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde, Technische Bedrijfskunde en Human Technology weergegeven.
4.5 ELLIPSENMODEL Het ellipsenmodel is de verantwoording van keuze van de thema’s volgens het Product Creatie Proces). Uitgangspunten De keuze van complexe beroepstaken (de kwartaalthema’s) en leerlijnen, en de mate van diepgang in het aanbrengen van competenties en vakkennis wordt opgehangen aan een tweetal uitgangspunten: • Het Product Creatie Proces (PCP) • Het bevattingsvermogen en de ervaringswereld van de student Het Product Creatie Proces (PCP). Bij het tot stand komen van een product (meestal een familie van producten of systemen) zijn verschillende fasen te onderscheiden: 1. Research (zowel marketing als technisch/technologische) 2. Specificatie 3. Ontwikkeling 4. Engineering 5. Fabricagevoorbereiding 6. Fabricage 7. Marketing Deze fasen zijn chronologisch met dien verstande dat marketing weer aansluit op research, zodat daarmee de cirkel wordt rondgemaakt. Het bevattingsvermogen en de ervaringswereld van de student Het onderwijs moet zo veel mogelijk aansluiten bij de ervaringswereld van de aankomende student. Zo weet een leerling van het voortgezet onderwijs in het algemeen weinig van werktuigen, maar wordt wel verondersteld dat er nieuwsgierigheid is naar het ontwerpen van ‘machines’ en de werking ervan.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
11
De fase van het PCP die dan het meest aansluit bij het bevattingsvermogen en de ervaringswereld van de binnenkomende student uit het voortgezet onderwijs isfabricage en fabricagevoorbereiding. De betreffende bedrijfssituatie is de volgende: de professionele fabricagevoorbereider (in dit geval dus de student) krijgt van de ontwerper een kant-en-klaar ontwerp, inclusief prototypes. De opdracht is om dit ontwerp te analyseren en uitgangspunten te formuleren voor de fabricage: keuze van bewerkingsmethoden en hulpmiddelen aan de hand van functie en materiaal. In elk volgend kwartaal wordt een (deel van) een fase toegevoegd waarbij het abstractievermogen gedoseerd wordt verhoogd. Dit betekent het uitbreiden met een chronologisch vóórliggende fase (in dit geval een stukje engineering en ontwikkeling in kwartaal 2). Daarmee worden de PCP fasen dus in het curriculum retrograad (tegen de chronologische richting in) doorlopen. Onderstaande schets toont deze retrograde beweging van het werkgebied van de opeenvolgende kwartaalthema’s. Omdat de onderliggende leerlijnen en competentieopbouw concentrisch is worden deze werkgebieden hier voorgesteld door ellipsen, die verschillende fasen van het PCP omvatten. De fasen van het Product Creatie Proces
De thema’s en projecten in schema: Thema Complexe beroepstaken 1 Productanalyse 2 Productontwerp 3 Productevaluatie 4 Reverse Engineering 5 Dimensioneren van industriële installaties 6 Dimensioneren van energiesystemen 7 Aandrijftechniek 8 Dimensioneren van Productielijnen 9/10 Vaktechnische Stage 11/12 Productontwerp * Systeemontwerp *
13/14 Specialisatie of Minor 15/16 Afstudeeropdracht (*) diverse bedrijfsprojecten
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
project 2011/2012 Fietspomp Blikpers Verbrandingsmotor Pick & Place Geen Kardinge Machine naar keuze nvt Bedrijfsprojecten, zoals: • Bollegraaf: voorpers • Bedrijfsprojecten, zoals: • DOMO Beilen: warmteterugwinning en waterbesparing • Smurfit Kappa Hoogkerk: efficiëntere utilities (STEG) en drooginstallatie Afhankelijk van specialisatie of minor nvt
12
x
x
03 fabricagetechniek
x
x
x
x
04 materiaalkunde
x
x
x x
x
x
x
x
x x
x
x x
x
09 communicatie
x
x
10 professionele vaardigheden
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
07 bedrijfskunde 08 ontwerpen en construeren
x
x
05 dynamische systemen 06 energietechniek
x
x x
x
x
afstuderen
x
specialisatie/minor
x
thema 12SO
02 mechanica
thema 11SO
x
thema 12PO
x
thema 11PO
thema 5
x
stage
thema 4
x
thema 8
thema 3
x
thema 7
thema 2
01 wiskunde
thema 6
Leerlijn
thema 1
4.6 LEERLIJNEN Een leerlijn beschrijft de ontwikkeling van een kennis/expertise gebied door het curriculum heen. De opleiding heeft 10 leerlijnen. In bijlage 4 staat een nadere omschrijving.
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
13
5
ONDERWIJSVISIE / DIDACTISCH CONCEPT
Competentiegericht onderwijs De opleiding is competentiegericht vormgegeven, waarbij de complexe vaardigheden van de ingenieur centraal staan. De bijbehorende onderwijsvormen zijn combinaties van hoor-, werk- en instructiecolleges, practica, vaardigheidstrainingen en projectwerk. Met name bij het projectwerk vindt integratie van kennis, vaardigheden en houding plaats. Projectonderwijs Per periode (m.u.v. thema 5) staat een thema centraal afgeleid uit de beroepspraktijk, waarin een projectopdracht uitgevoerd wordt. In de projecten wordt duidelijk wat in de praktijk de toepassing is van de bijbehorende vakken van het thema. Daarnaast wordt in de projecten van de eerste twee jaren aandacht besteed aan projectvaardigheden en samenwerken. Studieloopbaanbegeleiding en Professionele Vaardigheden Elke student heeft een studieloopbaanbegeleider die voor hem aanspreekpunt is vanuit de opleiding. Deze studieloopbaanbegeleider volgt en bespreekt de studievoortgang van de student. Jaarlijks stelt de student een studieovereenkomst (SOK) op en bij eventuele keuzes (stage, specialisaties) adviseert en coacht de studieloopbaanbegeleider. Het programma Professionele Vaardigheden beoogt dat de student zijn eigen professionele ontwikkeling regisseert. In dit programma wordt o.a. aandacht besteed aan studievaardigheden (‘leren-leren’), projectvaardigheden (feedback geven) en op termijn (nu nog in ontwikkeling) onderzoeksvaardigheden.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
14
6
TOETSBELEID
Toetsing is een essentieel deel van de opleiding. Toetsing ((groepsopdracht of tentamen) bepaalt voor een belangrijk deel hoe een student bezig is met een vak De toetsing is congruent met het onderwijs, waarmee bedoeld wordt dat de toetsen zowel qua inhoud als vorm aansluiten bij het gegeven onderwijs. De formele regels en regelgeving voor toetsing staan in het Studentenstatuut en de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding. In dit hoofdstuk staan de nadere uitgangspunten van de opleiding als het gaat om de keuze van toetsen en de kwaliteitsborging. 6.1 UITGANGSPUNTEN Toetsvormen Elk thema bestaat uit een project met een aantal vakken. Waar mogelijk hebben heeft het project betrekking op een authentiek beroepsprobleem en is daarmee betekenisvol voor de student. De opleiding kent een doorgaande lijn wat betreft complexiteit, moeilijkheidsgraad en/of verdieping en e e een doorgaande lijn wat betreft de mate van zelfsturing. In het 1 en 2 jaar wordt het beroepsprobleem meestal door de docent geconstrueerd, later is er sprake van een echte (externe) opdrachtgever en een echte opdracht. De verdeling van de toetsvormen binnen het thema moet aan de volgende criteria voldoen: • Minimaal 1 projectopdracht (uitzondering is thema 5). • Maximaal 10 geregistreerde beoordelingen (conform HG Onderwijskader) • In elke toets zit een individuele component Naast het project worden vakken (eventueel in combinatie met practica) aangeboden. Deze worden meestal getoetst met een schriftelijk tentamen (papier/ digitaal, open/gesloten boek) of opdracht, maar andere toetsvormen zijn ook mogelijk. Toetsing projectonderwijs Bij elke projectopdracht worden zowel groeps- als individuele prestaties getoetst. In de Handleiding Projectonderwijs is aangegeven hoe de verschillende onderdelen van het projectwerkbeoordeeld worden (producten en processen,, weging van de verschillende onderdelen, beoordelingscriteria per onderdeel, etc..). In de beoordeling van het project zit een individuele component. De student krijgt een individueel cijfer voor het project. Toetsing tijdens de stage De stage heeft een omvang van 29 studiepunten. De stagecoördinator bepaalt in overleg met vakdocenten of de opdracht van voldoende niveau is en qua omvang past bij de bijbehorende studiepunten. In het stagereglement staan de beoordelingscriteria en de weging van de diverse onderdelen van de stage. Naast het tijdig inleveren van gevraagde informatie (zoals logboeken) zijn er deelbeoordelingen op het oriënterend verslag, het eindverslag en het functioneren (eindcijfer begeleider). De student krijgt een individueel cijfer voor de stage. Toetsing tijdens het afstuderen De student sluit de opleiding af met een individuele afstudeeropdracht van 30 studiepunten. De afstudeercoördinator bepaalt in overleg met de vakdocent of de afstudeeropdracht van voldoende niveau is en qua omvang passend bij de bijbehorende studiepunten. In overleg met het werkveld zijn beoordelingscriteria hiervoor vastgelegd (zie afstudeerreglement). Examinatoren voor het afstuderen worden geselecteerd op basis van het vakinhoudelijke deskundigheid en onderzoeksvaardigheden. Het cijfer wordt bepaald door zowel het functioneren tijdens de afstudeerfase (40%), als het eindrapport (40%) en de presentatie (20%). Alle onderdelen moeten voldoende zijn. De beoordelingscriteria voor het rapport en de presentatie zijn gekoppeld aan de Dublin-descriptoren (zie bijlage 3). De 1e examinator geeft het cijfer voor het functioneren en neemt hier het advies van de bedrijfsbegeleider in mee. Het eindrapport en de presentatie worden beoordeeld door zowel de 1e als e 2 examinator. Het advies van een aanwezige externe deskundige wordt hierin meegenomen. De student krijgt een individueel cijfer voor de afstudeeropdracht..
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
15
Kansen en herkansingen • Elk schriftelijk tentamen wordt 2 keer per jaar aangeboden i • Project)opdrachten en andere toetsvormen (presentaties, practica) worden één keer per jaar regulier aangeboden. In de themamappen staat beschreven hoe de herkansingen van deze (deel)onderdelen geregeld is. • Voor de stage en de afstudeeropdracht gelden speciale herkansingsregels: zie de betreffende reglementen. Wijzigen toetsvorm gedurende studiejaar De keuze voor de toetsvorm is een weloverwogen keuze. En die keuze wordt (conform de WHW) vastgelegd in de onderwijsregeling en deze onderwijsregeling is bindend voor één studiejaar. Elke wijziging loopt via de teamleider en (en moet dan naar de examencommissie, de Opleidingscommissie, de SMR, de dean en dan het CvB). 6.2 KWALITEITSBORGING TOETSING Het Instituut voor Engineering heeft een Engineeringbrede toetscommissie met vertegenwoordigers van alle opleidingen en een onderwijskundig adviseur. Het proces van kwaliteitsborging is beschreven in de notitie “Borging Toetskwaliteit SIEN” en wordt op uniforme wijze uitgevoerd binnen de school. De samenstelling van de commissie waarborgt de toetsdeskundigheid (onderwijskundige kennis en vaardigheden op gebied van toetsen opstellen, beoordelingswijze en –norm vaststellen, toetsen organiseren, toetsresultaten analyseren op basis van richtlijnen en criteria voor betrouwbare, valide en transparante toetsing en beoordeling). De toetscommissie rapporteert over de toetskwaliteit aan de examencommissies. Tevens komt de kwaliteitszorg van toetsing en examinering aan de orde in het jaarverslag van de examencommissie. Uitgangspunt van de kwaliteitsborging is de collegiale consultatie, waarbij systematisch de kwaliteit van de toetsen gescreend wordt door vakcollega’s. De resultaten en verbeteracties worden teruggekoppeld aan de toetscommissie, waarbij elk lid de relevante bevindingen van de eigen opleiding rapporteert aan de eigen examencommissie. De examencommissie stelt op voordracht van de teamleiders de examinatoren vast. Voor iedere onderwijseenheid wordt een 1e en 2e examinator vastgesteld, beide deskundige vakcollega’s. Deze combinatie van 1e en 2e examinator verzorgen samen de kwaliteitsbewaking en verbetering van de toetsing.Deze bestaat uit de zogenaamde “lichte screening” (vooraf) en de “uitvoerige screening” (eens in de twee jaar). >Lichte screening alle toetsen (voorafgaand aan de toets) Voor afname van elk schriftelijk tentamen en iedere opdracht vraagt de 1e examinator feedback op het tentamen dan wel de opdracht aan de 2e examinator van de betreffende onderwijseenheid. Hierbij wordt de checklist voor lichte toetsscreening (bijlage 1) gehanteerd. Deze vakcollega screent de toetsing en geeft feedback aan de collega. Het gescreende tentamen wordt voorzien van de vierlettercode van de 2e examinator (op het voorblad van het tentamen) opgenomen in het toetsarchief. Daarna stuurt de 1e examinator het tentamen door naar het tentamenbureau voor afname. Dit geldt ook voor opdrachten. Bij de opdrachtformulering voegt de 2e examinator zijn vierlettercode en de datum toe op het voorblad. Uitvoerige screening alle toetsen (eens in de 2 jaar na afname) De toetscommissie stelt jaarlijks in september een toetszorgplan vast, waarbij wordt aangegeven welke thema’s dat jaar uitvoerig gescreend worden (in principe gekoppeld aan blokenquêteplanning). Dit gebeurt als volgt: • Eens in de twee jaar wordt van iedere onderwijseenheid één tentamen (ook de opdrachten) uitvoerig gescreend door de 1e en 2e examinator aan de hand van een checklist •
Steekproefsgewijs wordt van het betreffende tentamen ook het werk van de student (herbeoordeeld).
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
16
•
De slaagpercentages worden bekeken en de resultaten van de blokenquête (en evt panelgesprek) op het gebied van toetsing worden hierbij meegenomen.
•
Op basis hiervan geeft de 1e examinator op de ingevulde checklist aan of actie benodigd is. Het format collegiale toetsscreening wordt toegevoegd aan het toetsarchief door de 1e examinator.
•
De themacoördinator rapporteert eens in de twee jaar aan de teamleider en de toetscommissie over de gehele toetsing binnen het thema (conform planning blokenquêtes).
>Signaleringssysteem Gewerkt wordt met het volgende signaleringssysteem voor kwaliteitsborging: - Een stafmedewerkers levert na iedere toetsperiode de blokenquêtegegevens aan en de slagingspercentages per onderwijseenheid. -
Na iedere toetsperiode wordt door de toetscommissie een analyse van de toetsresultaten uitgevoerd voor de schriftelijke tentamens. Tentamens die een slagingspercentage van < 50% of>90% hebben, worden gemarkeerd.
-
Na iedere blokenquête (eens in de 2 jaar) worden onderwijseenheden waarbij de tevredenheid van studenten over de toetsing <50% is, gemarkeerd.
-
Onderwijseenheden waar klachten over de toetsing binnen komen bij de examencommissie worden gemarkeerd.
-
De toetscommissie adviseert de teamleider welke onderwijseenheden extra aandacht behoeven.
-
De teamleider vraagt de themacoördinator de screening te coördineren.
-
De 1e examinator komt in overleg met de 2e examinator met een verbetervoorstel. Dit wordt opgenomen in het toetsarchief.
-
De themaleider rapporteert aan de teamleider en de toetscommissie.
-
Na verloop van 1 jaar wordt bekeken of de slaagpercentages verbeterd zijn of dat er opnieuw verbeteracties nodig zijn.
Rapportage De afzonderlijke leden van de toetscommissie rapporteren 3 keer per jaar over de toetskwaliteit aan de eigen examencommissies op de volgende momenten. - Thema’s uit periode 1: april - Thema’s uit periode 2: juli - Thema’s uit periode 3 en 4: november Tevens komt de kwaliteitszorg van toetsing en examinering aan de orde in het jaarlijkse verslag van werkzaamheden dat de examencommissie aan het instellingsbestuur stuurt. Toetsarchief - Er komt een Engineeringbreed toetsarchief op HanzeCommunity dat toegankelijk is voor de toetscommissie, examencommissie en alle examinatoren. Hierin worden van alle onderwijseenheden de toetsen opgenomen inclusief het nakijkmodel/normering en de ingevulde formats collegiale toetsscreening. -
De examencommissie en toetscommissie kan gebruik maken van het toetsarchief voor het onderdeel kwaliteitsborging toetsing van het jaarverslag.
-
Er kan toegang verleend worden aan visitatiecommissies tot het toetsarchief bij accreditatietrajecten.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
17
-
Dit toetsarchief kan tevens gebruikt worden bij de overdracht van een vak naar een nieuwe collega.
Transparantie voor studenten - Bij ieder thema op Blackboard is een toetsmatrix opgenomen, waarin voor alle onderwijseenheden de omvang (EC’s), toetsvorm (zie DOP), beoordeling (cijfer, V/O, weging) en beoordelingscriteria (eventueel verwijzing naar modeluitwerking of correctierichtlijn) zijn opgenomen. -
Deze toetsmatrix wordt tevens opgenomen in het toetsarchief door een verwijzing naar de betreffende course op Blackboard om versieverschillen te voorkomen.
-
Bij groepsopdrachten wordt expliciet aangegeven hoe de individuele prestatie getoetst wordt.
-
Voor de studenten is een voorbeeldtentamen beschikbaar op BB, inclusief modeluitwerking
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
18
7
PLANNING EN ROOSTERING
7.1 PLANNING EN ROOSTERING VAN CONTACTUREN Contacturen zorgen voor binding in de opleiding. Binding tussen studenten onderling en binding tussen studenten en ons. We dragen dan niet alleen kennis en vaardigheden over, maar ook (beroeps)houding en passie voor ons vak. En we inspireren studenten om ook zelf aan de slag te gaan. Dit betekent dat we goed moeten nadenken over welke contacturen waarom en wanneer. Een e student die vers van de havo in jaar 1 begint is een andere student dan de 4 jaars die de weg al kent. Er zit dus een opbouw in van veel naar wat minder contacturen, van weinig zelfstudie naar meer en van weinig eigen initiatief door de student naar meer. Bij dat laatste denk ik aan het feit dat ik van een 3e jaars verwacht dat hij zelf een afspraak maakt met een docent als hij een vraag heeft over diens vak. Bij roostering hoort ook de keuze van de indeling en grootte van de klassen en (project)groepen. Lesroosters maken a. Werktuigbouwkunde kiest voor de volgende prioriteiten bij het roosteren: eerst (1) onderwijsgericht, dan (2) studentgericht en daarna (3) docentgericht. o Onderwijsgericht: passend bij het thema zoals dat is ontworpen. Als het practicum voor de theorieles moet, dan gaat dat zo. Dit betekent dat elk thema goed moet nadenken of er speciale noodzakelijk eisen zijn op dit gebied. En eisen is iets anders dan wensen. o Studentgericht: acceptabel voor studenten, zodat studenten optimaal de gelegenheid krijgen om te studeren. Dit betekent: als je inroostert, doe dan ten minste 4 contacturen op een dag (dus niet voor één uurtje overleg met je projectgroep naar school); maximaal één gat per dag en geen gat van meer dan 2 uur). o Docentgericht: uiteraard binnen de CAO en Arbo-eisen en met inachtneming van de afgesproken roosterblokkades. Maar als er moet worden gekozen voor rooster met twee tussenuren voor een klas, of twee tussenuren voor een docent, dan gaat het belang van de klas voor. Als deze uitgangspunten worden gebruikt kan het nog steeds gebeuren dat er een rooster komt dat niet aan alle eisen voldoet. Dat heeft te maken met de docentinzet (blokkades), de beschikbaarheid van specifieke lokalen (bijv. werkplaats of talenpracticum) of externe factoren (inroosteren RuG, Technasium-colleges).
b. Er is een minimum hoeveelheid contacturen per periode per jaar, aflopend in van jaar 1 naar jaar
4. En er is ook een maximum (er vanuit gaande dat er toch ook verwerkingstijd nodig is en tijd om huiswerk te maken).
In jaar 1 en jaar 2 wordt per periode ten minstegemiddeld 18 uur ingeroosterd; in jaar 3 en jaar 4 is dit voor de binnenschoolsethema’s respectievelijk 15 en 10 uur. Dit geldt voor de collegeweken, niet voor de laatste twee weken van een periode (= tentamenweken). Het maximum is 25 uur per week (m.u.v. de introductieweken, IP’s en andere ‘werkweken’). Voor de stage houden we vast aan ten minste 2 bezoeken van de begeleidende docent (start en afronding). Dit wordt zowel door de student als het bedrijf zeer gewaardeerd en zorgt er ook voor dat wij bij bedrijven gemiddeld genomen een goede naam hebben. Voor het afstuderen gelden vergelijkbare afspraken. Zie ook de betreffende reglementen..
c. In jaar 1 en thema 5 en 6 van jaar 2 is er géén dag zonder contacturen. Eventuele dagen zonder
lessen worden geoormerkt voor bijvoorbeeld excursies of lezingen. Voor thema 7 en 8 van jaar 2 geldt dat er één vaste dag komt zonder lesverplichtingen (voorstel: donderdag). Deze dag wordt een projectdag (en komt als zodanig op het lesrooster te staan, zonder docenten en zonder lokaal). De dag is bedoeld voor het project of de vrije invulling. Voor de binnenschoolse thema´s van jaar 3 en 4 zijn geen aanvullende eisen op dit gebied.
d. In jaar in is er In periode 1 en periode 2 elke week minimaal 1x een contactmoment ingepland tussen de projectgroep en de tutor.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
19
e. Iedere docent is verantwoordelijk voor het juist, tijdig en volledig aanleveren van het
zogenaamdedocentbeschikbaarheidsformulier. Dit formulier kan eventueel per periode worden gewijzigd. De procedure is dat dit formulier moet worden ingeleverd bij de teamleider en dat deze toestemming moet geven voor de aangevraagde blokkades. Tijdig aanleveren voor periode x betekent gelijk met de deadline voor de roosterinformatie voor die periode (zie 1f, het zijn de deadlines van de planner t.b.v. de roostering).
f.
De themacoördinator is verantwoordelijk voor het juist, volledig en tijdig aanleveren van de roosterinformatie en de zorgvuldige controle van de conceptroosters. Hij gaat daarbij uit van de personele inzet zoals die is afgesproken met de teamleider. Tijdig aanleveren is conform de deadlines t.b.v. roostering (=in de 1e week van periode x aanleveren van de informatie tbv periode x+1). De themacoördinator zorgt voor de afstemming van roosterwensen m.b.t. het onderwijs binnen het thema. En hij zorgt voor overleg en communicatie met de betrokken docenten hierover.
Lesroosters wijzigen Een wijziging aanbrengen in een lesrooster nadat het thema is gestart, zorgt voor veel extra werk voor betrokkenen, maar ook onduidelijkheid bij studenten. Voor een wijziging in een lopend lesrooster moeten dus zwaarwegende redenen (ziekte o.i.d.) zijn. Wat betreft aanvullingen/extra lessen: dat lijkt allemaal leuk en klantvriendelijk, maar wordt al gauw rommelig, zeker als de communicatie slordig verloopt. En het zorgt voor een extra belasting van docenten. Ook hier geldt: bezint eer ge bezint.
g. Voor een wijziging in het lesrooster, nadat het betreffende kwartaal is begonnen moet een
dringende noodzaak zijn en daarom is er altijd een motivatie nodig. De planner beoordeelt of de aangevraagde wijziging past binnen de gemaakte afspraken en kaders (en maakt daarover afspraken met de teamleider). De planner beslist of de wijziging acceptabel is. Bij twijfel is er overleg met de teamleider; de teamleider beslist dan. De planner overlegt eventueel nog met de themacoördinator en/of betrokken docenten. De planner maakt ook afspraken over de communicatie van de wijziging(en).
Klassenindeling h. Jaar 1 start met 3 klassen van maximaal44 personen: WBV-1A, WBV-1B en WBV-1C. In principe komen de mbo-ers bij elkaar in 1C. Elke klas krijgt zijn eigen lesrooster. Bij de vorming van de klassen wordt er verder vanuit gegaan dat elke klas 2 slb-ers heeft (per 2022 studeten één slb-er). De projectgroepen en de groepen voor fabricagetechniek worden gemaakt binnen de klas (dus geen groepen bestaande uit studenten van 1B en 1A). Elke themacoördinator overlegt met zijn themateam (= alle docenten die betrokken zijn bij het thema) over het inroosteren van de onderdelen. Dit betekent dat goed wordt nagedacht over welke onderdelen van een thema geschikt zijn om in 1x aan alle klassen, per (halve) klas of per projectgroep gegeven moeten worden. Voor wiskunde 1 t/m 4 geldt in ieder geval dat de colleges voor dit vak per klas wordt gegeven.
i.
Jaar 2 start met één klas WBV-2 (ca. 40 a 50 personen) met één lesrooster. Voor de practica en projecten maken de themacoördinatoren zelf een indeling.
j.
Jaar 3 kent 2 klassen: WBV-3P(Product Ontwerp) en WBV-3S voor Systeem Ontwerp. Elk met eigen lesrooster.
k. In jaar 4 heeft elke afstudeerspecialisatie zijn eigen klas met eigen lesrooster.
[CON= WBVC4; IBE= EWVB4; IPGD= EWVG4; IPD= WBVG4] Studenten met een vrije invulling zitten in WBV-4; de staartgroep (studievertragers) heet WBVX4.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
20
7.2
PLANNING EN ROOSTERING VAN TENTAMENS
Alle toetsen m.u.v. schriftelijke tentamens
a. Opdrachten, presentaties, practica e.d. zijn alle gekoppeld aan een bepaald thema en dienen dan
ook zo veel mogelijk binnen de bijbehorende periode en in dat studiejaar te worden afgerond. In ieder geval vervallen alle rechten op deelresultaten na 1 september van het “nieuwe” studiejaar. Een paar keer streng hierin zijn betekent dat studenten er wel voor zorgen om het vak in één keer af te ronden. Doe je dus een practicum wel, maar een bijbehorende opdracht of tentamen niet? Jammer, volgende keer opnieuw en beter.
Schriftelijke tentamens b. Alle schriftelijke tentamens van Werktuigbouwkunde worden georganiseerd door het tentamenbureau; ze worden gepland door onze planners, en in het lesrooster gezet. Dit betekent dat de themacoördinatoren (indien nog nodig, zie c!) planningsinformatie over tentamens EN hertentamens tegelijk aanleveren met de roostergegevens. Voor het inplannen van herkansingen geldt dat rekening wordt gehouden met regel 4.9.2 van het Studentenstatuut: `Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vijftien werkdagen na afloop van een tentamen en uiterlijk vijf werkdagen vóór een eventuele herkansing, wordt het resultaat van de beoordeling vastgesteld en aan de student bekend gemaakt.`
c. Er wordt voor alle thema’seen jaarrooster gemaakt met daarin de datum + tijd van alle
schriftelijke tentamens en hertentamens. Het definitieve tentamenrooster (met ook nog de plaats) wordt per periode gemaakt. Een jaarrooster maakt het ook voor herkansers mogelijk om beter te plannen! En zo kunnen we ook zorgen voor een goede spreiding van (her)tentamens.
d. Wijzigingen in het (jaar)tentamenrooster zijn vergelijkbaar met wijzigingen op het lesrooster. Dus: alleen mogelijk in bijzondere omstandigheden en bij zwaarwegende redenen. Wijzigingen zijn alleen mogelijk na toestemming van de examencommissie.
e. De docent bepaalt zelf wanneer de nabespreking van een (her)tentamen of hertentamen wordt ingeroosterd en regelt dit indien mogelijk via het lesrooster (dus gegevens aanleveren via de roosterinformatie).
f.
Voor de aanvangstijden en duur van tentamens houden we rekening houden met de gebruikte rooster- en shifttijden zoals die binnen de HG worden gehanteerd. De standaard tentamentijd is 1.5 uur (90 minuten); uitzonderingen zijn mogelijk.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
21
BIJLAGE 1:
LANDELIJK BEROEPSPROFIEL VAN DE ERVAREN WERKTUIGBOUWKUNDIG INGENIEUR
1. Context In de beroepscompetenties worden competenties beschreven van een ervaren HBO ingenieur Werktuigbouwkunde. Over het algemeen zijn deze competenties pas na vijf jaar werkervaring aanwezig. Het werkterrein van de HBO ingenieur vinden we binnen het werkgebied van de zogenaamde "ontwerpcyclus". De ontwerpcyclus is het best te beschrijven als een proces dat het ontwerp, het vervaardigen, het gebruiken, het onderhouden en het beëindigen van producten omvat. We spreken ook wel over de levenscyclus van een product. Aan het begin van de levenscyclus staat de marktvraag of een creatief idee van een ontwerper, aan het eind van de levenscyclus wordt het product vernietigd of (in delen) hergebruikt. De "ontwerpcyclus" is "generiek", dat wil zeggen dat de cyclus geldt voor elk type product. Om onderscheid te kunnen maken tussen het werkterrein van de werktuigbouwkundig ingenieur en ingenieurs van andere opleidingen wordt in de "ontwerpcyclus" het product benoemd. Het werkterrein van de werktuigbouwkundig ingenieur spitst zich toe op de ontwerpcyclus van een technisch product of een technisch proces. Bij een product en een proces kan het bijvoorbeeld gaan om een Dvd-speler, een mobiel telefoontoestel, een palmtopcomputer, een fiets, een raketmotor, een achtbaan, een waterzuiveringsinstallatie, een klimaatbeheersingssysteem of een assemblagelijn voor auto’s. Deze producten en processen worden in het algemeen ontwikkeld in samenwerking met andere disciplines. Zo zal bij een productontwerp de werktuigbouwkundig ingenieur het voortouw nemen voor het fysische ontwerp, de mechanica in de brede zin van het woord, de materiaalkeuze en de productiemethode. De elektrotechnicus, de informaticus en de fysicus zullen respectievelijk aandacht schenken aan de elektronica, software en de analyse van de achterliggende fysische processen. Bij het ontwerp van processen zal de werktuigbouwkundig ingenieur de eerste verantwoordelijkheid hebben voor het ontwerpen van de procesinstallatie en de daarbij behorende procesregelingen. Overigens zullen de werktuigbouwkundig ingenieurs in alle gevallen mee moeten kunnen denken over de problemen vanuit ander disciplines en in minder complexe situaties hier ook zelf oplossingen voor kunnen genereren. Afhankelijk van welke functies in de "ontwerpcyclus" het meest belicht worden kunnen voor de werktuigbouwkundig ingenieur drie uitstroomtypen worden onderscheiden, te weten “maken”, “sturen” en “vertalen”. Bij “maken” gaat het om de ontwerper-constructeur, degene die een technisch product of een technisch proces ontwerpt (of daaraan bijdraagt) of onderhoudt. Deze ingenieur houdt zich dus bezig met de functies binnen de ontwerpcyclus. Bij “sturen” betreft het degene die sturing geeft aan (de uitvoering van) technische en/of aan techniek gerelateerde processen. Deze ingenieur vervult meer de regelende functies binnen de "ontwerpcyclus". Bij het “vertalen” tenslotte gaat het om degene die technische aspecten van producten en processen vertaalt naar niet technische toepassingen c.q. toepassers en vice versa. Deze ingenieur is vooral bezig met het communiceren over de ontwerpcyclus. Bij de formulering van de beroepscompetenties van de werktuigbouwkundig HBO ingenieur komt dit onderscheid tot uiting in de drie beroepscontexten “maken”, “sturen” en “vertalen”, naast de algemene beroepskwalificaties die gelden voor elke werktuigbouwkundig ingenieur. De producten uit de "ontwerpcyclus" vinden we in de gehele samenleving. De werktuigbouwkundig ingenieur functioneert in die omgeving waar deze producten een rol spelen, de technische omgeving. Het kan daarbij gaan om enkele aspecten uit de "ontwerpcyclus", zoals alleen het ontwerp maar ook het gebruik van deze producten. Dit kan binnen een industriële omgeving zijn, maar ook in ziekenhuizen, attractieparken, researchinstellingen, bij de overheid, bij het onderwijs en in andere omgevingen zijn ingenieurs werkzaam. De beroepsomgeving van de werktuigbouwkundig ingenieur is aan verandering onderhevig. Het gangbare, sequentiële ontwerpproces wordt steeds meer vervangen door integrale ontwerpmethoden als “concurrent engineering” en “collaborative engineering”, waarbij een aantal ontwerpstappen
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
22
gelijktijdig doorlopen wordt, onder meer om een kortere “time-to-market” te bereiken, en waarbij een multidisciplinaire aanpak onontbeerlijk is. Ook de ontwikkelingen van de informatie- en communicatietechnologie alsmede de modularisering van het ontwerp- en productieproces zijn voorbeelden van veranderingen in de beroepsomgeving. Een dergelijke beroepsomgeving die permanent in ontwikkeling is, vraagt van iedere ingenieur beroepscompetenties om hierin mee te kunnen groeien. Bij het ontwerpen c.q. construeren van een technisch product of een technisch proces, door een HBO ingenieur Werktuigbouwkunde, ligt het accent op nieuwe toepassingen met bestaande technologieën. De WO ingenieur is meer uitgerust om deze nieuwe technologieën te ontwikkelen en de MBO afgestudeerde zal veelal actief zijn binnen een deelproces van de ontwerpcyclus en in een minder complexe omgeving, met het accent op competenties waarbij vaardigheden een belangrijke rol spelen. 2. Algemene beroepscompetenties 1. Kan functioneren in een dynamische, multidisciplinaire en internationale omgeving. 2. Kan innovatieve ideeën genereren en kan initiatieven nemen. 3. Kan kennis en vaardigheden up to date houden, uitbreiden en overdragen. 4. Kan bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken op basis van maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden en een besluit nemen. 5. Kan op diverse manieren effectief communiceren met verschillende geledingen in verschillende situaties. 6. Kan zelfstandig werken en in een multidisciplinair team gestructureerd resultaatgericht samenwerken, waar van toepassing op basis van specifieke ontwikkelmethodieken. 7. Kan onder tijdsdruk en bij onvoorziene omstandigheden effectief blijven functioneren. 8. Kan leidinggevende en managementtaken uitvoeren. 9. Kan reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen. 10. Kan een actieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep. 3. Beroepscompetenties behorende bij de context “Maken” Bij “maken” gaat het om de ontwerper-constructeur, degene die een technisch product of een technisch proces ontwerpt (of daaraan bijdraagt) of onderhoudt. Het realiseren van producten en processen speelt zich veelal af in min of meer complexe projecten. Gebruik wordt gemaakt van systematische en actuele ontwerpmethodieken als quality function deployment, waardeanalyse, design for assembly, design for manufacturing en failure mode and effect analysis. Met name in de fase van voorontwikkeling wordt een beroep gedaan op een diepgaand analytisch vermogen. Het is van belang dat de medewerker de gevolgen van zijn keuzes voor anderen en de gevolgen van keuzes van anderen voor zijn eigen werkzaamheden kan overzien en, op basis hiervan, sturing kan geven aan het proces. 1. Kan op basis van maatschappelijke, natuurwetenschappelijke, bedrijfseconomische en informatietechnologische aspecten een technisch proces analyseren. 2. Kan een klantwens analyseren en vertalen in functionele en technische specificaties van een te realiseren product. 3. Kan een ontwerpproces plannen en sturen. 4. Kan vanuit technische en functionele specificaties een technische oplossing ontwerpen en hierbij een gefundeerde keuze maken uit alternatieven. 5. Kan in het ontwerpproces actuele ontwerpmethodieken en natuurwetenschappelijke en informatietechnologische principes toepassen en kan modellerings-, simulatie-, meet- en beproevingstechnieken gebruiken. 6. Kan overwegingen ten aanzien van bedrijfseconomie , markt, milieu, kwaliteit, produceerbaarheid en onderhoudbaarheid betrekken bij het ontwerpproces in relatie tot de totale levenscyclus van het te ontwerpen product. 7. Kan bij het specificeren en ontwerpen wettelijke voorschriften toepassen, onder andere met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid, milieu en keuringsnormen. 4. Beroepscompetenties behorende bij de context “Sturen” Bij “sturen” betreft het degene die sturing geeft aan (de uitvoering van) technische en/of aan techniek gerelateerde processen.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
23
De competenties die bij de context “sturen” behoren worden uitgeoefend in een technische omgeving, waarbij het gaat om het begeleiding en leiding geven aan het plannen, implementeren, beheersen en optimaliseren van technische en/of aan techniek gerelateerde processen. Bij het opstellen en uitvoeren van plannen gaat het om de ondernemingsplanning en de plannen die daaruit voortvloeien zoals onderhoudsplannen, kwaliteitsplannen en milieuplannen. 1. Kan een analyse van een aan techniek gerelateerd bedrijfsproces uitvoeren en op basis hiervan aanpassingen genereren en implementeren. 2. Kan een ondernemingsplan en de daaruit voortvloeiende plannen ten behoeve van aan techniek gerelateerde bedrijfsprocessen opstellen en de uitvoering hiervan bewaken. 3. Kan, op basis van natuurwetenschappelijke, informatietechnologische en bedrijfseconomische principes begeleiding geven bij het doen van metingen, beproevingen en simulaties, bij het beoordelen, analyseren, installeren en in bedrijf stellen van een technisch ontwerp en bij het zo nodig in gang zetten van verbeteracties. 4. Kan een aan techniek gerelateerd bedrijfsproces inrichten en aansturen, gericht op doelen en resultaten, en kan hierbij gebruik maken van bedrijfseconomische, organisatiekundige en organisatiepsychologische principes. 5. Kan een aan techniek gerelateerd bedrijfsproces inrichten en aansturen en hierbij wettelijke voorschriften toepassen, onder andere met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid, milieu en keuringsnormen. 6. Kan leiding geven aan mensen die werkzaam zijn in bedrijfsprocessen in een technische omgeving. 5. Beroepscompetenties behorende bij de context “Vertalen” De competenties die bij de context “vertalen” behoren hebben betrekking op degene die technische aspecten van producten en processen vertaalt naar niet technische toepassingen c.q. toepassers en vice versa. Denk hierbij aan het commerciële domein, het politiek-bestuurlijke domein en de gezondheidszorg. Ook het (technisch) onderwijs – breed gezegd: de kennisoverdracht – valt hieronder te scharen. Het gaat hierbij om intermediaire functies in relatie tot toepassen van technologie, waarbij communicatie een grote rol speelt. Deze functies kunnen betrekking hebben op communicatie tussen klant en bedrijf, tussen leverancier en bedrijf, tussen overheid en bedrijf, tussen afdelingen in het bedrijf, tussen management en afdelingen en binnen afdelingen. Verder kunnen de werkzaamheden betrekking hebben op het acquireren van opdrachten, het maken van marketingplannen, advisering, bemiddeling, analyseren van trends, ontwikkelen van strategie en beleid, het verzorgen van onderwijs, het bedrijven van wetenschapsjournalistiek en het opstellen van productdocumentatie. 1. Kan op diverse manieren effectief communiceren met verschillende geledingen in situaties waarin hieraan hoge eisen worden gesteld. 2. Kan kwalitatief en kwantitatief onderzoek doen naar mogelijkheden en trends in de markt, leveranciers en klanten beoordelen en kiezen alsmede contracten en offertes opstellen en beoordelen. 3. Kan een analyse van een bedrijfsproces uitvoeren en op basis hiervan oplossingen genereren. 4. Kan vanuit een ondernemingsplan een plan voor een aan techniek gerelateerd bedrijfsproces opstellen en kan een bedrijfsproces bewaken. 5. Kan op basis van technische- en bedrijfseconomische aspecten een aan techniek gerelateerd proces analyseren. 6. Kan productinnovaties initiëren, een globaal ontwerp maken van een product of een technologisch proces en hierbij wettelijke voorschriften toepassen, onder andere met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid, milieu en keuringsnormen. 7. Kan technologische kennis en ontwikkelingen alsmede productinformatie op
uiteenlopende wijzen en met verschillende daartoe geëigende middelen toegankelijk maken voor en overdragen aan specifieke doelgroepen.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
24
BIJLAGE 2:
LANDELIJKE OPLEIDINGSCOMPETENTIES
De hieronder weergegeven set van opleidingscompetenties brengt tot uitdrukking aan welke minimumeisen elke afgestudeerde HBO' er Werktuigbouwkunde in Nederland direct na het afronden van zijn opleiding zou moeten voldoen. Er wordt vanuit gegaan dat deze minimumeisen gerealiseerd kunnen worden binnen 70% van het curriculum. Om in de discipline Werktuigbouwkunde daadwerkelijk het HBO-niveau te bereiken, dient in de resterende 30% verdieping gekoppeld te worden aan verbreding. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan een verdieping en verbreding in één van de richtingen, zoals beschreven in de drie beroepsprofielen Maken, Sturen respectievelijk Vertalen. Genoemde competenties komen niet zozeer in de plaats van de gewenste regionale inkleuringen (technisch of anderszins), maar kunnen in het algemeen harmonieus samengaan. De geformuleerde opleidingscompetenties zijn direct afgeleid van de competenties die gedefinieerd zijn binnen de drie beroepsprofielen Maken, Sturen en Vertalen. Als handreiking voor de vertaling van deze competenties naar de inrichting van opleidingen zijn deze opleidingscompetenties van een toelichting voorzien. Deze toelichting geeft aan: • de context waarbinnen de betreffende competentie aan de orde is; • aspecten die bij deze competentie een rol spelen ten aanzien van deelcompetenties, kennis, vaardigheden en attituden; • met het doel om hiermee indicaties te geven voor de gewenste inrichting van de opleidingen Werktuigbouwkunde De toelichting is richtinggevend en is daarom niet voorschrijvend noch uitputtend. Opleidingscompetentie
Toelichting
1. Kan functioneren in een multidisciplinaire en internationale omgeving.
De pas afgestudeerde werktuigbouwkundig ingenieur functioneert veelal in een werkomgeving waarbinnen snel en adequaat moet worden ingespeeld op veranderende omstandigheden, nationaal en internationaal. Binnen deze omgeving maakt hij deel uit van multidisciplinair en soms internationaal samengestelde teams. Belangrijke deelcompetenties − kan mondeling en schriftelijk communiceren in de Nederlandse en Engelse taal, − kan planmatig werken. Belangrijke kennisaspecten − enige kennis van groepsprocessen en groepsdynamiek, − enige kennis van andere disciplines, − enige kennis van andere culturen, − talenkennis. Belangrijke vaardigheidsaspecten − kan vergaderen, − kan assertief zijn. Belangrijke houdingsaspecten − bereidheid tot samenwerken, − open staan voor anderen, − flexibiliteit.
2. Kan ideeën genereren en kan initiatieven nemen.
Het snel, adequaat en pro-actief kunnen inspelen op veranderende omstandigheden eist van een organisatie, en daarmee van de medewerkers, een sterk innovatief vermogen. Belangrijke deelcompetenties − kan zich oriënteren op nieuwe trends en vernieuwende ideeën, − kan methodes hanteren voor het genereren van ideeën
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
25
(brainstormen e.d.). Belangrijke houdingsaspecten − oog hebben voor nieuwe ontwikkelingen in het beroep en hiervoor open staan, − bereid zijn om te pionieren op nieuwe gebieden, − een brede belangstelling hebben. 3. Kan kennis en vaardigheden delen, up to date houden en uitbreiden.
Adequaat kennismanagement is een van de pijlers waarop het innovatief vermogen van een organisatie moet rusten. Medewerkers dienen in het kader hiervan gedurende hun werkzame leven kennis en vaardigheden op peil te kunnen houden. Belangrijke deelcompetenties − kan kennis nemen van nieuwe ontwikkelingen via literatuur, opleidingen, congressen, beurzen e.d., − kan kennis delen. Belangrijke vaardigheidsaspecten − kan zichzelf leervragen stellen − kan acties ondernemen om zich kennis eigen te maken. Belangrijk houdingsaspect − bereidheid om kennis te delen
4. Kan bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken op basis van maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden en een bijdrage leveren aan een besluit.
Van ondernemingen wordt maatschappelijk verantwoord ondernemerschap verlangd, waartoe behoort het opereren binnen (Europese) regelgeving. Ook de pas afgestudeerd ingenieur wordt hiermee geconfronteerd Belangrijke deelcompetentie − kan op gestructureerde wijze deelnemen aan een besluitvormingsproces. Belangrijke kennisaspecten − maatschappelijke vorming, − ethische aspecten van de techniekbeoefening, − regelgeving op het gebied van veiligheid, milieu, arbo, − maatschappelijke normen en gewoonten, − inspraakroutes. Belangrijk houdingsaspect − bereidheid om te opereren binnen maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden.
5. Kan op diverse manieren effectief communiceren.
In organisaties staat teamwerken en kennisdeling centraal. Verder vereist oriëntatie op de omgeving contact over verschillende disciplines met verschillende doelgroepen en externe partners. Pas afgestudeerde medewerkers dienen hiertoe een mix van communicatie-instrumenten te kunnen hanteren. Belangrijke deelcompetenties − kan mondeling en schriftelijk communiceren in de Nederlandse en Engelse taal, − kan op gestructureerde wijze deelnemen aan een besluitvormingsproces, − kan in formele en informele groepen functioneren. Belangrijke vaardigheidaspecten − kan presenteren,
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
26
− kan vergaderen. 6. Kan zelfstandig werken en in een multidisciplinair team gestructureerd resultaatgericht samenwerken, waar van toepassing op basis van specifieke ontwikkelmethodieken.
Teamwerk moet leiden tot resultaten en producten binnen een bepaalde tijd en met bepaalde kosten. Hiertoe krijgen teams een resultaatverantwoordelijkheid, waaraan ieder teamlid dient bij te dragen. Belangrijke deelcompetenties − kan projectmatig werken, − kan op gestructureerde wijze deelnemen aan een besluitvormingsproces. Belangrijk kennisaspect − planningssystemen van methodieken als Concurrent Engineering. Belangrijke vaardigheidsaspecten − kan werken volgens systematieken als Concurrent Engineering en Collaborative Engineering, − kan werk plannen.
7. Kan onder tijdsdruk en bij onvoorziene omstandigheden effectief blijven functioneren.
De dynamiek van het beroepenveld leidt tot een continue druk om snel tot resultaten te komen en dus tot een verkorting van de “time to market”. Een goed time management is daarom belangrijk. Belangrijke deelcompetenties − kan overzicht houden met betrekking tot deadlines, urgentie, prioriteiten, uitstelmogelijkheden en haalbaarheid, − kan onder tijdsdruk gestructureerd blijven denken, − kan besluiten nemen met een gecalculeerd risico.
8. Kan leidinggevende en managementtaken uitvoeren.
Een pas afgestudeerd werktuigbouwkundig ingenieur kan in een omgeving terecht komen waar hij MBO’ers direct en collega-HBO’ers coachend moet aansturen. Het komt voor dat hij dit doet als projectleider bij een project met beperkte complexiteit en omvang. Belangrijke deelcompetenties − kan leiding geven aan een beperkt aantal medewerkers op uitvoerend niveau, − kan projectmatig werken, − kan verantwoording afleggen qua resultaat, financiën en kwaliteit, − kan een kostenschatting maken, − kan een gefundeerd besluit nemen respectievelijk door een groep laten nemen.
9. Kan reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen.
Goed samenwerken in een team vereist bereidheid en vermogen om van elkaar te leren met betrekking tot ieders functioneren binnen dit team. Een medewerker dient er zich van bewust te zijn welke invloed hij heeft op anderen en in welk opzicht hij zo nodig zijn functioneren kan verbeteren. Belangrijke deelcompetenties − kan zijn voordeel doen met informatie en opmerkingen met betrekking tot het eigen functioneren, − kan kritiek geven met respect voor de eigenwaarde en de veiligheid van een collega. Belangrijke houdingsaspecten − open staan voor informatie en opmerkingen over het eigen functioneren, − respect voor anderen.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
27
10. Kan reflecteren op de eigen beroepsomgeving.
Om op termijn een bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van het beroep, dient de beginnend beroepsbeoefenaar eerst zicht te hebben op de eigen beroepsomgeving, de functiemogelijkheden hierbinnen en de bijdrage van de beroepsuitoefening aan het organisatieresultaat. Belangrijke kennisaspecten − de eigen beroepsomgeving en beroepsuitoefening, − de kerncompetenties bij de beroepsuitoefening, − de functiemogelijkheden binnen de beroepsomgeving, − de relevante omgevingskenmerken bij de beroepsuitoefening.
11. Kan een klantwens vertalen naar productspecificaties.
Contacten met klanten (zowel intern als extern) met diverse achtergronden, maken deel uit van de werkzaamheden. Klanten hebben vaak een probleem met een vage notie voor de oplossing. Het probleem van de klant moet helder in kaart worden gebracht om datgene te ontwikkelen waar de klant behoefte aan heeft. Belangrijke deelcompetenties − kan luisteren en uit een verhaal de kernpunten samenvatten, − kan denken in functies, − kan een pakket van eisen opstellen in dialoog met de klant. Belangrijke houdingsaspecten − open staan voor anderen, − respect voor de wensen en belangen van klanten
12. Kan een ontwerpproces plannen en sturen.
Werktuigbouwkundige ingenieurs functioneren in het algemeen in multidisciplinaire teams die projectmatig werken aan het ontwerpen van processen en producten volgens gestructureerde planningsmethoden. Belangrijke deelcompetenties − kan leiding geven aan een beperkt aantal medewerkers op uitvoerend niveau, − kan projectmatig werken. Belangrijke kennisaspecten − methodisch ontwerpen, − planningssystemen van methodieken als Concurrent Engineering en Life Cycle Engineering. Belangrijk vaardigheidsaspect − kan werken volgens de systematieken van methodieken als Concurrent Engineering en Collaborative Engineering,
13. Kan knelpunten in een aan techniek gerelateerd bedrijfsproces signaleren en hiervoor oplossingen genereren.
Een bedrijfsproces is een complex systeem waarin sprake is van interactie tussen mens en mens, mens en proces, mens en machine, machine en machine met een continue druk op kwaliteitsbeheersing en procesoptimalisatie. Bedrijfsprocessen hebben technische en bedrijfseconomische aspecten alsmede marktaspecten die in onderlinge relatie afgewogen moeten worden. Belangrijke deelcompetentie − kan een systeemanalyse uitvoeren en systeemleer toepassen op organisatie- en bedrijfsprocessen. Belangrijk kennisaspect − methodes op het gebied van systeemleer.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
28
14. Kan modellerings-, simulatie-, meet- en beproevingstechnieken gebruiken.
Ter ondersteuning van het ontwerpproces en ter realisatie van een technisch proces maakt de werktuigbouwkundig ingenieur gebruik van modellerings-, simulatie-, meet- en beproevingstechnieken. Belangrijke kennisaspecten − fysische achtergronden, − metingen en simulaties van domeinrelevante fysische principes en de daarbij behorende toepassingen. Belangrijke vaardigheid − kan metingen en simulaties uitvoeren in de praktijk.
15. Kan aspecten ten aanzien van bedrijfseconomie, organisatiekunde, arbeidsomstandigheden, veiligheid en milieu betrekken bij de werkzaamheden.
Een organisatie heeft altijd te maken met interne en externe factoren zoals wet- en regelgeving die bepalend zijn voor de inrichting van de werkomgeving en de werkzaamheden. Belangrijke deelcompetenties − kan wetten, normen en regelgeving lezen en de van belang zijnde elementen hieruit voor de eigen werkzaamheden onderkennen en toepassen, − kan de importantie van bedrijfseconomische aspecten voor de eigen werkzaamheden onderkennen en toepassen. Belangrijke kennisaspecten − (Europese) normen en regelgeving, − relevante elementen uit de bedrijfseconomie
16. Kan de betekenis van een ondernemingsplan en daaruit afgeleide plannen inschatten voor wat betreft de implicaties op zijn eigen werk.
De doelstellingen en de strategie van een onderneming komen tot uitdrukking in het ondernemingsplan. Dit plan is richtinggevend voor alle activiteiten die in de organisatie plaatsvinden. Belangrijke kennisaspecten − elementaire kennis van een ondernemingsplan. Belangrijk vaardigheidsaspect − kan eigen bijdragen en die van anderen verantwoorden en plaatsen in het ondernemingsplan. Belangrijk houdingsaspect − commitment aan de organisatiedoelen.
17. Kan op basis van technische en bedrijfseconomische aspecten een aan techniek gerelateerd proces analyseren.
Ten behoeve van optimalisatie en rationalisatie van een aan techniek gerelateerd proces dient een analyse plaats te vinden, waarbij technische en bedrijfseconomische aspecten alsmede marktaspecten in onderlinge relatie afgewogen dienen te worden. Belangrijke kennisaspecten − kennis van bedrijfseconomische aspecten, − kennis van onderhoudstrategie, − kennis van analysetechnieken, − kennis van marketing, − kennis van fysische en technische achtergronden. Belangrijk vaardigheidsaspect − kan een proces op verschillende niveaus overzien. Belangrijk houdingsaspect − resultaatgerichtheid.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
29
18. Kan een globaal ontwerp maken van een product of een aan techniek gerelateerd proces.
De werktuigbouwkundig ingenieur is actief in het ontwerpproces als individu of in teamverband. Het ontwerpen varieert van samen met de klant een eerste ideeontwerp maken tot het vanuit een gegeven eisenpakket een ontwerp genereren. De werktuigbouwkundig ingenieur moet in dit proces globaal de stappen kunnen maken om via probleemdefinitie en het genereren van alternatieven een globale oplossing te kiezen en te presenteren. Belangrijke deelcompetenties − kan een klantvraag vertalen naar een concreet probleem. Belangrijke kennisaspecten − kennis van fysische en technische achtergronden, − kennis van integraal ontwerpen. Belangrijke vaardigheidsaspecten − kan omgaan met moderne ict-toepassingen, − kan participeren in creatieve processen. Belangrijke houdingsaspecten − klantgerichtheid, − bereidheid tot samenwerken, − reflectief.
Opleidingskader Werktuigbouwkunde vt
30
BIJLAGE 3:
DUBLIN DESCRIPTOREN EN DE HBO BACHELOR
Vertaling van de Dublin descriptoren naar generieke kwalificaties voor de HBO-bachelor Europese descriptoren bachelor Vertaling naar omschrijving Aanhakend bij generieke Bachelor’s degrees are awarded generieke kwalificaties HBOkernkwalificaties HBO-bachelor to students who: bachelor in rapport Cie Franssen (pg. 3637) Knowledge and understanding: Brede, multidisciplinaire basis: 1. Brede professionalisering Have demonstrated knowledge De afgestudeerde is toegerust 2. Multidisciplinaire integratie and understanding in a field of met actuele en multidisciplinaire study that builds upon and kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden teneinde de taken supersedes their general secondary education, and is van een beginnend typically at a level that, whilst beroepsbeoefenaar zelfstandig supported by advanced te kunnen uitvoeren textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study Applying knowledge and Probleemgericht werken: 3. (Wetenschappelijke) understanding: De afgestudeerde kan relevante toepassing Can apply their knowledge and (wetenschappelijke) kennis, 5. Creativiteit en complexiteit in understanding in a manner that inzichten, houdingen en handelen indicates a professional vaardigheden toepassen bij het 6. Probleemgericht werken approach to their work or definiëren, analyseren en vocation, and have competences oplossen van complexe typically demonstrated through problemen in de beroepspraktijk devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study Making judgements: Methodisch en reflectief denken 7. Methodisch en reflectief en handelen: denken en handelen Have the ability to gather and De afgestudeerde is in staat 10. Besef van maatschappelijke interpret relevant data (usually within their field of study) to relevante informatie te verantwoordelijkheid inform judgements that include verzamelen en analyseren reflection on relevant social, teneinde projectmatig te werken scientific or ethical issues en te reflecteren op het beroepsmatig handelen, mede vanuit ethische en maatschappelijke vragen Communication: Sociaalcommunicatieve 8. Sociaalcommunicatieve Can communicate information, bekwaamheid: bekwaamheid ideas, problems and solutions to De afgestudeerde kan intern en 9. Basiskwalificering voor both specialist and nonextern communiceren, managementfuncties specialist audiences teamgericht samenwerken, en leiding geven aan projecten in een multidisciplinaire, multiculturele en internationale arbeidsomgeving Learning skills: Professionalisering: 4. Transfer en brede Have developed those learning De afgestudeerde heeft de inzetbaarheid skills that are necessary for them cognitieve vermogens 1. Brede professionalisering to continue to undertake further ontwikkeld die hem/haar in staat study with a high degree of stellen tot voortdurend autonomy professionaliseren van de eigen beroepsuitoefening en tot functioneren in uiteenlopende beroepssituaties
.
31
BIJLAGE 4:
LEERLIJNEN, VAKKEN EN STUDIEPUNTEN
01 wiskunde Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
1.7 wiskunde 1 mbo groep) 1.7 wiskunde 1 (regulier) 2.5 wiskunde 2 2.5 wiskunde 2 (+ mbo) 3.7 wiskunde 3 4.6 wiskunde 4 5.6 wiskunde 5 8.4 statistiek
1 1 1 1 1 1 2 2
1 1 2 2 3 4 1 4
Thema 1 Thema 1 Thema 2 Thema 2 Thema 3 Thema 4 Thema 5 Thema 8
1 1 2 1 2 2 2 2
Onderdeel Thema 1 Thema 2 Thema 3 Thema 4 Thema 4 Thema 7 Thema 11 PO Thema 12 PO Thema 12 Thema 13 CON
ec 2 4 2 3 2 4 2 3 3 2
Leerlijn coördinator: Docenten
ULCH KJOA, KLRE, ULCH,
02 mechanica Vak(omschrijving) 1.3 toegepaste mechanica 1 2.2 toegepaste mechanica 2 3.5 dynamica 1 4.3 toegepaste mechanica 3 4.5 dynamica 2 7.3 toegepaste mechanica 4 11po dynamica 3 12po toegepaste mechanica 6 th 12: toegepaste mechanica 5 13.4 machineonderdelen
Leerlijn coördinator: Docenten
Jg 1 1 1 1 1 2 3 3 3 4
Per 1 2 3 4 4 3 3 4 4 1
BEKJ BEKJ, DUJO, HEBE, KRMJ
03 fabricagetechniek Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
1.6 fabricagetechniek 1 2.4 fabricagetechniek 2 6.7 lassen 11po fabricagetechniek 3 13.3 polymer engineering
1 1 2 3 4
1 2 2 3 1
Thema 1 Thema 2 Thema 6 Thema 11 PO Thema 13 CON
2 3 2 2 2
Leerlijn coördinator: Docenten
WIEM KRMJ. STUH, TISJ, WIEM
04 materiaalkunde Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
1.4 materiaalkunde 1 3.3 materiaalkunde 2 6.6 materiaalkunde 13.5 materiaalselectie 14.2 materiaalkunde
1 1 2 4 4
1 3 2 1 2
Thema 1 Thema 3 Thema 6 Thema 13 CON Thema 14 CON
2 2 2 2 1
Leerlijn coördinator: Docenten
FEUD FEUD, SMJO, WIEM
opleidingskader Werktuigbouwkunde voltijd
32
05 dynamische systemen Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
5.5 regeltechniek 7.5 dynamisch systeem gedrag th 11: besturingstechniek th 12: regeltechniek 2 14.3 mechanismen 14.4 trillingsleer 14.5 mechatronica 14.4 mechatronica
2 2 3 3 4 4 4 4
1 3 3 4 2 2 2 2
Thema 5 Thema 7 Thema 11 Thema 12 Thema 14 CON Thema 14 CON Thema 14 CON Thema 14 IBE
3 3 2 2 3 2 4 4
Leerlijn coördinator: Docenten
KUDI KJOA. KLRE, KUDI, ZIJJ, VORE
06 energietechniek Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
1.2 natuurkunde 3.4 thermodynamica 1 3.6 motortechniek 4.4 elektromotoren 5.1 pompen/leidingen 5.3 thermodynamica 2 5.4 stromingsleer 6.2 koeltechniek 6.3 thermodynamica 3 6.4 energietechniek 1 6.5 warmteoverdracht 7.2 aandrijvingen 11so: analyse energiesystemen 12so Energietechniek 2 12so Proceswerktuigen
1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3
1 3 3 4 1 1 1 2 2 2 2 3 3 4 4
Thema 1 Thema 3 Thema 3 Thema 4 Thema 5 Thema 5 Thema 5 Thema 6 Thema 6 Thema 6 Thema 6 Thema 7 Thema 11 SO Thema 12 SO Thema 12 SO
2 2 2 2 3 2 2 2 2 1 2 3 3 2 3
Leerlijn coördinator: Docenten
KUDI DUJO, KJOA, KLRE, KUDI, ROME
07 bedrijfskunde Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
8.2 informatiesystemen 8.3 bedrijfsorganisatie 8.5 SPC
2 2 2
4 4 4
Thema 8 Thema 8 Thema 8
2 2 2
Leerlijn coördinator: Docenten
WIEM HERY, ULCH
opleidingskader Werktuigbouwkunde voltijd
33
08 ontwerpen en construeren Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
1.5 technisch tekenen 1 2.3 technisch tekenen 2 4.7 technisch tekenen 3 5.7 technisch tekenen 4 7.6 ontwerpen en construeren th 11 duurzaam ontwerpen 12po cae/pdm 13.2 CA technieken
1 1 1 2 2 3 3 4
1 2 4 1 3 3 4 1
Thema 1 Thema 2 Thema 4 Thema 5 Thema 7 Thema 11 Thema 12 PO Thema 13 CON
2 2 1 2 2 3 1 4
Leerlijn coördinator: Docenten
BEKJ BEKJ, HEBE, TISJ. STUH, WIEM
09 communicatie Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
Nederlands (mbo groep) Engels (mbo groep) 3.1 nederlands bij project 3.2 engels 1 4.1 engels bij project 4.2 Nederlands 1 5.2 engels 2 6.1 engels bij project 8.6 nederlands 2 8.7 engels 3 th 11: engels 4 th 11: rapporteren
1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 3 3
1 2 3 3 4 4 1 2 4 4 3 3
Thema 1 Thema 2 Thema 3 Thema 3 Thema 4 Thema 4 Thema 5 Thema 6 Thema 8 Thema 8 Thema 11 Thema 11
1 1
Engels: Nederlands
1 1 1 1 1 2 1
TEBR (coördinator). BOJA BMIA (coördinator), NIJT
10 professionele vaardigheden •
studieloopbaanbegeleiding en professionele vaardigheden:
Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
1.1 Projectvaardigheden SLB thema 1 slb / effectief studeren SLB thema 2 slb expert jr 1 (feedback) SLB thema 3 SLB thema 4 SLB thema 6 slb experturen jr 2 SLB thema 8 SLB thema 9/10 SLB thema 12 SLB thema 13 SLB thema 14
1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 3 1 1 1
1 1 2 1 3 1 1 1 4 1 1/ 2 1 1 1
Thema 1 Thema 1 slb2 Thema 2 slb3 Thema 3 Thema 4 Thema 6 slb8 Thema 8 VS Thema 12 Thema 13 Thema 14
opleidingskader Werktuigbouwkunde voltijd
ec 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
34
•
stage en afstuderen
Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
Vaktechnische stage Afstudeeropdracht
3 4
1/ 2 3/4
VS AO
29 30
Vak(omschrijving)
Jg
Per
Onderdeel
ec
1.1 project thema 1 2.1 project thema 2 3.1 project thema 3 4.1 project thema 4 6.1 project thema 6 7.1 project thema 7 8.1 project thema 8 11po project Product Ontwerp 11so: project Systeem Ontwerp 12po project Product Engineering 12so project Systeem Engineering
1 1 1 1 2 2 2 3 3 3 3
1 2 3 4 2 3 4 3 3 4 4
Thema 1 Thema 2 Thema 3 Thema 4 Thema 6 Thema 7 Thema 8 Thema 11 PO Thema 11 SO Thema 12 PO Thema 12 SO
3 3 3 3 3 3 4 3 4 5 4
•
projecten jaar 1 t/m 3
opleidingskader Werktuigbouwkunde voltijd
35