Bestemmingsplan “Baronie” Vastgesteld 26 mei 2011
Gemeente Alphen aan den Rijn
Bestemmingsplan ‘‘Baronie” Vastgesteld
Inhoud: • Toelichting • Regels • Geometrische plaatsbepaling en een analoge verbeelding hiervan
werknummer: datum: bestand:
705.301.01 26 mei 2011 J:\705\301\01\CAD\projectresultaat\vastgesteld
Procedureoverzicht: 30 januari 2009 12 mei 2009 19 juni 2009 9 september 2010 26 mei 2011
1e concept voorontwerpbestemmingsplan 2e concept voorontwerpbestemmingsplan voorontwerpbestemmingsplan ontwerpbestemmingsplan vastgesteld door raad
KuiperCompagnons BV Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap Rotterdam
Toelichting
INHOUDSOPGAVE TOELICHTING DEEL A
INLEIDING
-3-
1.
INLEIDING
-1-
1.1. 1.2.
Doel van het plan Ligging en begrenzing plangebied
-1-1-
DEEL B
PLANBESCHRIJVING
-3-
2.
PLANBESCHRIJVING
-3-
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.4.1. 2.4.2. 2.4.3. 2.4.4.
Inleiding Historie en bestaande situatie Uitgangspunten nieuwe situatie Planmethodiek Hoofdstuk 1. Inleidende regels Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels Hoofdstuk 3. Algemene regels Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels
-5-5-8-9- 10 - 10 - 11 - 11 -
DEEL C
VERANTWOORDING
- 13 -
3.
BELEIDSKADER
- 13 -
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
- 15 - 15 - 19 - 21 -
4.
CULTUURHISTORIE
- 22 -
4.1. 4.2. 4.3.
Kader Onderzoek Conclusie
- 23 - 23 - 24 -
5.
MILIEU
- 25 -
5.1. 5.2. 5.3. 5.3.1. 5.3.2. 5.3.3. 5.3.4. 5.4. 5.5. 5.5.1. 5.5.2. 5.5.3. 5.6. 5.7. 5.7.1. 5.7.2. 5.7.3.
Geluid Luchtkwaliteit Externe veiligheid Kader Veiligheidsaspecten Verantwoording groepsrisico Conclusie Bodemkwaliteit Bedrijven en Milieuzonering Bestaande bedrijvigheid Parkeerdek Conclusie Duurzaamheid Verkeer Beleid Actualisering GVVP Autostructuur
- 25 - 29 - 30 - 30 - 32 - 34 - 36 - 36 - 37 - 37 - 40 - 41 - 41 - 41 - 41 - 41 - 42 -
5.7.4. 5.7.5. 5.7.6. 5.7.7. 5.8
Fietsverkeer Verkeersgeneratie Mobiliteitseffect Parkeerbehoefte Baronie Distributieplanologisch onderzoek
- 43 - 44 - 44 - 45 - 45 -
6.
KABELS EN LEIDINGEN
- 49 -
6.1. 6.2. 6.3.
Kader Onderzoek Conclusie
- 49 - 49 - 49 -
7.
WATER
- 50 -
7.1. 7.1.1. 7.1.2. 7.1.3. 7.1.4. 7.2. 7.2.1. 7.2.2. 7.2.3. 7.3. 7.3.1 7.3.2. 7.3.3. 7.3.4. 7.3.5.
Beleidskader Europees beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Beleid waterbeheerder Huidige riolering- en waterstaatkundige inrichting Bestaande waterstaatkundige inrichting Rioleringsstructuur Toekomstige aanpassingen aan de waterstructuur. Consequenties bestemmingsplanwijziging Consequenties van de bestemmingsplanwijziging voor de riolering Consequenties voor de waterhuishouding (watercompensatie) Consequenties voor de waterhuishouding (waterstructuur) Waterkwaliteit (riolering en dubo) Watertoets
- 50 - 50 - 50 - 50 - 51 - 52 - 52 - 53 - 53 - 53 - 53 - 53 - 54 - 54 - 54 -
8.
ECOLOGIE
- 55 -
8.1. 8.2. 8.2.1. 8.2.2. 8.3.
Kader Onderzoek Natuurwaardenkaart Natuurkalender Conclusie
- 55 - 55 - 55 - 56 - 56 -
DEEL D
UITVOERBAARHEID, OVERLEG EN INSPRAAK
- 59 -
9.
UITVOERBAARHEID
- 61 -
9.1. 9.2.
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- 61 - 61 -
10.
OVERLEG EN INSPRAAK
- 63 -
BIJLAGE 1: NOTA VAN INSPRAAK EN OVERLEG BIJLAGE 2: ADVIES REGIONALE BRANDWEER BIJLAGE 3 BEGRIPPEN EXTERNE VEILIGHEID
DEEL A INLEIDING
Afbeelding 1: ligging plangebied binnen Alphen aan den Rijn
Afbeelding 2: luchtfoto plangebied ingezoomd
1.
Inleiding
1.1. Doel van het plan Algemeen Een bestemmingsplan beschrijft wat er met de ruimte in een bepaald plangebied mag gebeuren. Het bestemmingsplan is bestuursrechtelijk een AVV (Algemeen Verbindend Voorschrift) binnen het Nederlands bestuursrecht, en is dus bindend: het geldt zowel voor burgers, bedrijven als voor de gemeente zelf. Bestemmingsplannen bevatten niet alleen regels over het grondgebruik, maar bijvoorbeeld ook over maximale hoogte en breedte van bouwwerken. In principe moet een bestemmingsplan elke tien jaar opnieuw worden geactualiseerd. Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: De toelichting, waarin de gemaakte keuzes in het plan worden verantwoord. In de toelichting worden de kenmerken van het plangebied uiteengezet en wordt het beleidskader verwoord. Ook worden eventuele relevante (milieuhygiënische) aspecten in kaart gebracht en worden de ontwikkelingen voor het plangebied toegelicht. De geometrische plaatsbepaling (kaart), waarbinnen op de kadastrale ondergrond de verschillende bestemmingen en eventuele aanduidingen worden weergegeven. De regels, waarin het gebruik wordt geregeld dat voor de afzonderlijke bestemmingen toegestaan is. Ook wordt met behulp van bouwregels bepaald of en zo ja onder welke voorwaarden er mag worden gebouwd. De laatste twee onderdelen vormen samen het juridisch bindende deel van het plan; de toelichting dient als onderbouwing hierbij. Bestemmingsplan “Baronie” Ten behoeve van de herontwikkeling van het Baronieterrein van chocoladefabriek naar kantoorruimtes, detailhandel, horeca en woningen worden delen van het bestaande gebouw gerenoveerd en zullen de productiehallen en latere aanbouwen worden gesloopt. De nieuwe functies zijn voorzien in vier complexen; A. woongebouw; B. kantoorgebouw (de oude chocoladefabriek); C/D. detailhandelsgebouw met parkeervoorzieningen en enkele woningen; E. woongebouw met beperkte detailhandelsfunctie. Met het opstellen van dit bestemmingsplan “Baronie” worden de gewenste ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Daarbij wordt een „slinger‟ aan de westzijde van deze gebieden in dit bestemmingsplan meegenomen om de benodigde ontsluitings- en parkeermogelijkheden te realiseren. Aan de oostzijde van de oude fabriek wordt een waterpartij mogelijk gemaakt. 1.2. Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied (zie afbeelding 1 en 2) is gelegen op industriegebied Rijnhaven, ten westen van het centrum van de kern Alphen aan den Rijn; circa 750 meter ten westen van de Oude Rijn. De begrenzingen van het plangebied luiden als volgt:
-1-
noordzijde: oostzijde: zuidzijde: westzijde:
de Prinses Margrietlaan de Prinses Beatrixlaan; de Eikenlaan; de perceelsgrens van het Baronieterrein en een „slinger‟ aan de westzijde hiervan.
-2-
DEEL B PLANBESCHRIJVING
-3-
Afbeelding 3: onderverdeling deel A, B, C/D en E
Afbeelding 4: kaart Alphen aan den Rijn in 1955-1965 inclusief ligging plangebied
-4-
2.
Planbeschrijving
2.1. Inleiding Vanaf het moment dat de panden van chocoladefabriek “Baronie” leeg kwamen te staan, in 2001, wordt gewerkt aan planvorming voor herontwikkeling van het terrein. Met het voorliggende plan worden delen van het bestaande gebouw gerenoveerd en zullen latere aanbouwen worden gesloopt. In het toekomstige complex komt een aantal nieuwe functies, welke zijn voorzien in vier complexen: A. woningbouw in een nieuw gebouw; B. kantoren in de oude chocoladefabriek: C/D. detailhandel, woningen en parkeerplaatsen in een nieuw gebouw: E. woningbouw en detailhandel in een nieuw gebouw. Daarbij worden gronden ten westen van deze gebieden als ontsluitings- en parkeervoorzieningen ingericht. Ten oosten van het fabrieksgebouw wordt een waterpartij aangelegd. Op afbeelding 3 zijn de delen ingetekend op het Baronieterrein. 2.2. Historie en bestaande situatie Chocoladefabriek “Baronie” De chocoladefabriek Baronie - de naamgeving is afgeleid van de drie oprichters; Barents, Roth en Niewenhuis - vestigde zich na de oprichting in de jaren ‟20 van de vorige eeuw in Schiedam. In 1954 verhuisde het bedrijf naar Alphen aan den Rijn, waar het zich in een voor die tijd bijzonder gebouw van Swaneveld en Gosliniga architecten vestigde. Het fabriekspand was het eerste op het nieuwe bedrijventerrein “Rijnhaven” aan de westzijde van Alphen (zie afbeelding 4) en had een bijzondere uitstraling dankzij de gedurfde, moderne industriële architectuur. Het bedrijf werd groter en ging samen met De Heer B.V. Diverse aan- en uitbouwen werden aan het oorspronkelijke fabriekspand gebouwd. Het gebouw in Alphen aan den Rijn voldeed aan het einde van de vorige eeuw niet meer aan de wensen van de tijd. In 1995 werd gestart met de bouw van een nieuwe, moderne fabriek in het Belgische Veurne voor de machinale en volautomatische productie van bonbons. Het nieuwe pand in België kwam in 2001 gereed waarna het bedrijf uit Alphen aan den Rijn vertrok. Sindsdien staat het complex leeg en is het aan verval onderhevig. Het is enige tijd illegaal bewoond geweest tot het door een brand in 2005 bijna geheel verwoest werd. Het bedrijf is decennia lang binnen Alphen een belangrijke werkgever geweest en het pand zelf is dankzij de bijzondere en karakteristieke architectuur een herkenningspunt in de stad. Het pand is een belangrijk voorbeeld van het industriële erfgoed in Alphen aan den Rijn; reden temeer om het terrein te renoveren en te herontwikkelen, zodat het voor Alphen bijzondere gebouw weer in de oude glorie wordt hersteld. Ruimtelijke en functionele structuur Het Baronieterrein ligt aan de rand van het Rijnhavengebied. Dit industrieterrein wordt in een oostelijk en een westelijk deel gesplitst door de centraal gelegen insteekhaven; de Rijnhaven. Op het industrieterrein zijn circa 225 bedrijven gevestigd, waarvan ongeveer 1/4e deel is gelegen op Rijnhaven Oost. In het noordelijke deel van Oost is Avifauna prominent aanwezig; het vogelpark met aangrenzend hotelcafé-restaurant van Van der Valk. Op het westelijk deel van Rijnhaven zijn wat grootschaliger bedrijven, veelal een relatie hebbende met de
-5-
Afbeelding 5: Ruimtelijke en functionele structuur omgeving plangebied
Afbeelding 6: zicht op het Baroniecomplex in de bestaande situatie vanuit het zuidoosten (bron: www.alphen.com)
-6-
Oude Rijn, gelegen. Sinds de totstandkoming van industrieterrein Rijnhaven, gedurende de afgelopen 40 jaar, is het gebied maximaal uitgegeven; beschikbare bouwruimte is dan ook niet meer aanwezig. Delen van het terrein zijn verouderd en enkele panden staan leeg. Om het terrein ook de komende decennia als bedrijventerrein te kunnen handhaven, is de gemeente voornemens het gebied op te knappen en te moderniseren. De uitstraling van het terrein kan bijvoorbeeld sterk worden geoptimaliseerd middels het doorvoeren van een verbetering van de inrichting (en goed beheer) van de openbare ruimte. Het Baronieterrein ligt in de uiterste zuidoosthoek van Rijnhaven Oost. Zowel ten oosten als ten zuiden van het plangebied is woonbebouwing aanwezig (zie afbeelding 5). Het fabriekscomplex zelf bestaat uit een compositie van vier gebouwen verschillend in vorm en in functie: een slanke kantoorvleugel, een productiegebouw bestaande uit vijf verdiepingen, een aula / kantine onder een gebogen betonnen dak en een expeditiehal met sheddaken. Het hoge, oudste bebouwingsonderdeel van de Baroniefabriek bepaalt het beeld. Dit bebouwingsonderdeel situeert zich in oostwestelijke richting. Het hoofdgebouw kent een sterke horizontale geleding en is opgebouwd uit afgewisseld glazen en bakstenen gevelonderdelen. Het gebouw presenteert zich richting de zuidzijde; in de richting van de Eikenlaan. In de loop der jaren is aan deze zijde lagere bebouwing van een lage kwaliteit aan het hoofdgebouw „geplakt‟. Afbeelding 6 geeft één en ander weer. Groen en water Omdat het plangebied midden in de stad is gelegen, zijn er geen belangrijke en/of beschermde groen- en natuurgebieden aanwezig. Wel maakt de hele stad Alphen aan den Rijn, dus inclusief het plangebied, deel uit van het Nationaal Landschap het Groene Hart. In het Groene Hart is het in beginsel het streven, om het gebied zo groen en zo open mogelijk te houden, en dus zo min mogelijk uit te breiden. Derhalve gelden hier strenge restricties voor buitenstedelijke uitbreidingen, echter het plangebied is geheel binnenstedelijk. In het plangebied is op de schaal van de stad geen structurerend stedelijk groen en water te vinden. Het onbebouwde terrein rondom het bestaande bebouwingscomplex kent tevens op de schaal van de wijk geen grote waarde; het aanwezige groen bestaat veelal uit schrale grasgronden met op enkele plaatsen - met name aan de noordoostzijde - laagopgaande, niet onderhouden beplanting. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel is op circa 200 meter afstand ten westen van het plangebied het water van de Rijnhaven aanwezig. Deze kunstmatige zijarm van de Oude Rijn is aan het eind van de jaren ‟50 van de vorige eeuw gegraven ten behoeve van transport van en naar bedrijven op het industrieterrein Rijnhaven. Het plangebied heeft geen verbinding met deze zijarm. Verkeersstructuur In de bestaande situatie fungeert de route Prinses Irenelaan/Prinses Beatrixlaan/Prinses Margrietlaan/Rijnhavenkade/Eikenlaan als gebiedsontsluitingsweg. De Prinses Beatrixlaan en het gedeelte van de Eikenlaan ten zuiden van het plangebied zijn 50 km/u wegen. De verkeersfunctie hiervan zal in de uitwerking van het GVVP nader worden bepaald. Het voormalige Baroniecomplex kende haar hoofdingang aan de oostzijde; aan de Prinses Beatrixlaan.
-7-
Detailhandel Een winkelcentrum op deze lokatie voorziet grotendeels op wijkniveau in de dagelijkse en ten dele niet-dagelijkse winkelbehoefte. Vanuit deze wijkfunctie is het streven de bestaande winkelsttructuur intact te laten en een aanvullend karakter uit te dragen. Binnen dit beeld passen maximaal twee supermarkten die qua omvang gelijk zijn met andere wijkwinkelcentra. Daarnaast passen voornamelijk winkels met een kleinschalig karakter waarbij winkels in de sfeer van mode en luxe niet moeten overheersen. 2.3. Uitgangspunten nieuwe situatie In de toekomstige situatie krijgt de voormalige chocoladefabriek een nieuwe functie (deel B). Op de momenteel braak liggende zuidelijke strook grond wordt woningbouw gerealiseerd (deel A). Deel C/D bestaat uit de realisatie van detailhandel, woningen en parkeervoorzieningen in een nieuw gebouw. Deel E bestaat uit woningen en detailhandel. De projectonderdelen worden hieronder nader toegelicht. Nieuwbouw appartementencomplex (deel A) Op het zuidwestelijke deel van het plangebied wordt een nieuw appartementencomplex gerealiseerd, waarin 73 woningen worden ondergebracht. Het appartementengebouw kent een langgerekt grondvlak, ongeveer rechthoekig, en bestaat uit drie visueel onderscheidbare elementen: een woontoren aan de westzijde (hoogte circa 37 meter), een lager middengedeelte (hoogte circa 15 meter) en een hoger gedeelte aan de oostzijde (hoogte circa 19 meter). Het programma is schematisch als volgt weer te geven: Gebouwdeel A.
Programma 74 woningen
Renovatie voormalige chocoladefabriek (deel B) De voormalige chocoladefabriek De Baronie wordt opgeknapt. Enkele (aangebouwde) bouwwerken van mindere kwaliteit en zonder cultuurhistorische betekenis worden gesloopt. Het hoofdgebouw bestaat uit 4 tot 5 bouwlagen met daaronder een souterrain. In de voormalige productiehal van het hoofdgebouw (met de sheddaken) wordt bedrijfsruimte ondergebracht. Het programma is schematisch als volgt weer te geven: Gebouwdeel B.
Programma 2.000 m2 b.v.o. detailhandel (geen supermarkt) 11.900 m2 b.v.o. bedrijfsruimte, waaronder horeca
Nieuwbouw detailhandel (deel C/D) In een nieuw gebouw ter plaatse van de bestaande expeditiehallen, aan de noordzijde van het terrein, wordt een nieuw detailhandelsgebouw gerealiseerd. Hier worden twee supermarkten gevestigd, alsmede detailhandelsfuncties en woningen.
-8-
Het programma is schematisch als volgt weer te geven: Gebouwdeel C/D.
Programma 3.000 m2 b.v.o. supermarkt 2.700 m2 b.v.o. detailhandel (geen supermarkt) 1.000 m2 b.v.o. bedrijfsruimte 6 woningen1
Nieuwbouw appartementencomplex (deel E) Op het zuidoostelijke deel van het plangebied wordt een nieuw appartementencomplex gerealiseerd, waarin 28 woningen worden ondergebracht, alsmede 500 m2 detailhandel. Het appartementengebouw kent een vierkant grondvlak en bestaat uit één gebouwdeel met wisselende hoogtes tot circa 14 meter. Het programma is schematisch als volgt weer te geven: Gebouwdeel E.
Programma 28 woningen 500 m2 detailhandel (geen supermarkt)
Parkeren en ontsluiting Het parkeren voor de nieuwe woningen in delen A en E wordt opgelost in verdiepte parkeerbakken onder deze gebouwen. Het parkeren voor de delen B. en C/D. wordt opgelost middels parkeerdekken op gebouwdeel C/D. De ontsluiting vindt plaats via een nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Van Foreestlaan. Deze Van Foreestlaan wordt doorgetrokken tot de Eikenlaan. Op de kruising met de Prinses Margrietlaan wordt een rotonde aangelegd. 2.4. Planmethodiek Het bestemmingsplan heeft tot doel het juridisch-planologisch kader te geven voor de herstructurering van het voormalige Baroniecomplex en de bouw van appartementencomplexen ten zuiden hiervan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop het inrichtingsplan in de juridische regeling (geometrische plaatsbepaling en regels) is vertaald. Als planvorm is gekozen voor een flexibel plan met globale eindbestemmingen, dat de stedenbouwkundige uitgangspunten mogelijk maakt. Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: De toelichting Hierin worden de beoogde ontwikkelingen voor het Baronieterrein beschreven, alsmede op welke wijze dit plan past in de vigerende beleidskaders en op welke wijze rekening wordt gehouden met milieuaspecten. Verder wordt in deze toelichting ingegaan op de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het plan. 1
In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en
wethouders, waarmee zij de bestemming Wonen voor dit bouwdeel kunnen omzetten naar de bestemming Kantoren. De bouwmassa blijft hierbij gelijk.
-9-
De geometrische plaatsbepaling (plankaart) De geometrische plaatsbepaling is de digitale versie van de welbekende analoge plankaart. Via een combinatie van letteraanduidingen en/of arceringen zijn de diverse bestemmingen en eventuele aanduidingen aangegeven. De regels In de regels is de gewenste inrichting van het plangebied in juridische termen vastgelegd. In de regels wordt het gebruik van de gronden geregeld en zijn bepalingen omtrent de toegelaten bouwwerken opgenomen. De regels en geometrische plaatsbepaling vormen tezamen het bindende (juridische) gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status. De regels vallen uiteen in vier hoofdstukken, welke hieronder uiteen worden gezet. 2.4.1. Hoofdstuk 1. Inleidende regels Dit hoofdstuk omvat de volgende twee artikelen: Begrippen In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Wijze van meten In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. 2.4.2. Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Binnen de artikelen regelt de bestemmingsomschrijving de doeleinden, ofwel de functies die zijn toegestaan op de betreffende gronden. De bouwregels bevatten vervolgens bepalingen over situering, hoogte, grootte en vorm van de bouwwerken. Bij de hierna volgende beschrijving van de bestemmingen worden deze aspecten nader toegelicht. Gemengd De voormalige chocoladefabriek, de oude expeditiehallen en de omliggende gronden hebben de bestemming “Gemengd” gekregen. Hier is zowel detailhandel als kantoorbebouwing toegestaan, met bijbehorende functies. De bestaande contouren van het aanwezige pand zijn niet vastgelegd; op de geometrische plaatsbepaling zijn bouwvlakken ingetekend rondom de toekomstige bebouwing. Voordeel van deze ruimere bestemming is, dat eventuele geringe verschuivingen van de nieuwbouw in de verdere planontwikkeling nog gewoon passen binnen de bestemmingsregeling. Wel zijn de maximale bouwhoogtes aangegeven. Verbaal is geregeld dat de bij de bestemming behorende voorzieningen mogelijk zijn, zoals openbare ruimten, groen, water en voet- en fietspaden. Verkeer - Verblijf Aan de gronden rondom de voormalige chocoladefabriek en de nieuwe woningen is de bestemming “Verkeer - Verblijf” toegekend. Hierbinnen zijn verkeersruimten
- 10 -
met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie toegestaan. De bouwregels geven maximale afmetingen voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, die binnen deze bestemming mogen worden gerealiseerd. Verkeer Aan de doorgaande ontsluitingswegen rond het plangebied is de bestemming “Verkeer” toegekend. Wonen De gronden waar de nieuwe appartementencomplexen zijn beoogd, zijn bestemd voor “Wonen”. De maximale bouwhoogtes zijn op de geometrische plaatsbepaling aangeduid. Aan het gedeelte van gebouw C/D waaraan de bestemming “Wonen” is gegeven, is een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld voor het college van burgemeester en wethouders, waarmee zij de bestemming Wonen voor dit bouwdeel kunnen omzetten naar de bestemming Kantoren. De bouwmassa blijft hierbij gelijk. 2.4.3. Hoofdstuk 3. Algemene regels Dit hoofdstuk stelt een aantal regels die de algemene doelen van het bestemmingsplan veiligstellen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de antidubbeltelregel, die is opgenomen om te voorkomen dat grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, bij de beoordeling van latere plannen opnieuw in beschouwing wordt genomen. Ook zijn algemene bouwregels opgenomen, waarin bijvoorbeeld wordt geregeld dat bij de bouw van geluidgevoelige objecten (zoals woningen) te allen tijde dient te worden voldaan aan de Wet geluidhinder. In het artikel „Algemene afwijkingsregels‟ is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen, betreffende het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, geringe afwijkingen, geringe afwijkingen van de bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen, afwijkingen van de voorgeschreven maatvoering, de bouw van antennemasten en de bouw van andere bouwwerken. Tot slot wordt, in het artikel „Algemene procedureregels‟, aangegeven welke procedure(s) bij een besluit tot afwijking dienen te worden doorlopen. 2.4.4. Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels In dit hoofdstuk worden de overgangsregels verwoord met betrekking tot de verschijning en het gebruik van gebouwen en/of gronden die afwijken van het bestemmingsplan, op het moment dat dit rechtskracht krijgt. Deze verschijningsvorm en dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van de afwijking is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot. Tevens wordt een hardheidsclausule verwoord en wordt aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
- 11 -
- 12 -
DEEL C VERANTWOORDING - 13 -
Afbeelding 13: uitsnede kaart Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020. Blauw omcirkeld het plangebied.
- 14 -
3.
Beleidskader
3.1. Rijksbeleid Nota ruimte De Nota Ruimte, in werking getreden op 27 februari 2006, bevat het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020, met een doorkijk naar de periode 2020-2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten om dit generieke ruimtelijke beleid integraal en concreet gestalte te geven en integraal op elkaar af te stemmen zowel bij de planvorming als uitvoering en daarmee te zorgen voor basiskwaliteit. Uitgangspunt is dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas en de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Ook binnen de gemeente Alphen aan den Rijn is het het uitgangspunt, woningbouw te realiseren naar eigen behoefte. 3.2. Provinciaal beleid Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (PRSV, 2004) De nota “Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020”, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 13 oktober 2004, heeft als doel tijdig en actief in te spelen op actuele en toekomstige ruimtelijke processen. De visie is globaal samen te vatten in twee termen: de versterking van de stedelijke netwerken en de versterking van de waterrijke cultuur- en natuurlandschappen. De structuurvisie is opgebouwd op basis van de lagenbenadering, die inzichtelijk maakt hoe de ondergrond en de infrastructuur de dragers zijn van occupatie en de functies die daarmee samenhangen. De lagenbenadering en sectorale beleidslijnen vormen de uitgangspunten voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de provincie. De provincie wil het ruimtebeslag voor wonen en werken beperken om daarmee de kwaliteit van de steden en van het landelijk gebied te versterken. Streven is om voor wonen en werken minstens vijftig procent van de opgave in bestaand bebouwd gebied te realiseren. Belangrijk middel is een betere koppeling van binnenstedelijke intensivering, infrastructuur en openbaar vervoer. Verder is op veel plekken in Zuid-Holland de milieukwaliteit ontoereikend. Vooral de verbetering van de stedelijke milieukwaliteit in de buurt van infrastructuur en industrie verdient aandacht. Dit vergt een aanpak van geluidhinder, luchtvervuiling en externe veiligheid. Het is belangrijk dat locaties voor stedelijke ontwikkeling niet op zichzelf staan, maar deel uitmaken van een samenhangend proces van herstructurering,
- 15 -
Afbeelding 14: uitsnede plankaart streekplan Zuid-Holland Oost. Blauw omcirkeld het plangebied.
- 16 -
transformatie en doorstroming, dat per saldo een intensiever en gevarieerder stedelijk ruimtegebruik oplevert. Dat hangt nauw samen met verbetering van de kwaliteit van het leef- en vestigingsmilieu. Meer differentiatie in woon- en werkmilieus, grotere menging van wonen, werken en (zorg)voorzieningen, meer groen en water in de stad, grotere sociale veiligheid en vermindering van de milieubelasting zijn onverbrekelijk onderdeel van de verstedelijkingsopgave. Op afbeelding 13 is een uitsnede van de bij het PRSV 2020 behorende plankaart weergegeven. Te zien is, dat het plangebied valt binnen bestaand stedelijk gebied - bedrijven. Opgave voor de bedrijventerreinen langs de Oude Rijn is overloop en herstructurering. Daarnaast is in de Rijn en Gouwestreek de vraag naar bedrijventerreinen in de periode 2002 - 2020 nog zo‟n 280 hectare (netto). Streekplan Zuid-Holland Oost Het streekplan Zuid-Holland Oost (zie afbeelding 14), dat door provinciale staten is vastgesteld op 12 november 2003, vervangt het oude streekplan volledig, met dien verstande dat de beslissing uit 2001 omtrent de bebouwingscontouren grotendeels van kracht blijft. De planperiode loopt tot 2015. Voor het opvangen van de stedelijke functies is onder meer Alphen aan den Rijn als vestigingslocatie aangewezen. In het algemeen geldt dat er een terughoudend beleid wordt gevoerd met betrekking tot het lokaliseren van nieuwe stedelijk functies. De nadruk ligt op intensiveren, multifunctioneel ruimtegebruik en functiemenging. Het accommoderen van nieuwe stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren is niet toegestaan, behalve als het gaat om het toepassen van de ruimte-voorruimteregeling of om kleinschalige voorzieningen van openbaar nut die niet binnen de bebouwingscontour kunnen worden gevestigd. Stedelijke functies zijn wonen en werken en daarmee samenhangende vormen van ruimtegebruik als sportterreinen, volkstuinen, verblijfsrecreatie en groen. Om de economische en sociale vitaliteit op peil te houden blijft het nodig ook nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties te ontwikkelen. Nieuwe ruimte voor de regionaal-economische ontwikkeling moet vooral worden geboden bij de knooppunten en vestigingslocaties. Arbeids- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid dient bij haltes van openbaar vervoer te worden geconcentreerd. Voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen is met name ruimte beschikbaar binnen de bebouwingscontouren. In het streekplangebied zijn zones ontstaan waar op een ongeordende wijze stedelijke functies zijn ontwikkeld. De ruimtelijke kwaliteit in deze zones moet worden verbeterd. Eén van deze zogenaamde transformatiezones is de Oude Rijnzone. Hier moet invulling worden gegeven aan een integrale opgave gericht op kwaliteitsverbetering en het tegengaan van (verdere) verrommeling, door vooral bestaande functies te herschikken. Bovendien kan binnen deze zone ruimte worden geboden aan nieuwe functies. Dit zullen met name functies moeten zijn die afkomstig zijn uit de rest van het Groene Hart en die op hun huidige locatie ongewenst zijn. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen zoveel mogelijk ingepast te worden binnen de bestaande bebouwing en aan te sluiten op de bestaande infrastructuur. De provincie zal de transformatieopgaven samen met de betrokken gemeenten uitwerken in (regionale) structuurvisies. Voor de Rijnstreek, waarbinnen Alphen aan den Rijn valt, en Alphen zelf is nog een aantal specifieke uitgangspunten geformuleerd. Alphen wordt aangemerkt als regionale knoop. Dat betekent onder meer dat Alphen ten behoeve van het wonen een opvangfunctie vervult voor de gehele Rijnstreek en een grote opgave kent op het gebied van stedelijke vernieuwing. Op afbeelding 14 is te zien dat het
- 17 -
plangebied is gelegen binnen bestaand bedrijventerrein. Kernbegrippen zijn hier het vergroten van de kwaliteit door herstructurering, intensivering van het ruimtegebruik, selectieve uitgifte en meer in het algemeen streven naar duurzaamheid. Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. Provinciale Staten stelden op vrijdag 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte (de realisatie van de structuurvisie, zie ook hierna) en de Uitvoeringsagenda definitief vast. Vanaf dat moment gelden de Streekplannen, inclusief eventuele partiële herzieningen, en de Nota Regels voor Ruimte (zie ook hierna) niet langer als vigerend beleids- en toetsingskader. Deze structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is het uitgangspunt dat binnenstedelijke transformatie zich vooral richt op de herontwikkeling naar gemengd stedelijk gebied. Dit gaat gepaard met een meer intensieve benutting van de ruimte waarbij rekening wordt gehouden met de ligging ten opzichte van het openbaar vervoernetwerk. Zuid-Holland wil verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. Deze concentratie van stedelijke functies heeft agglomeratievoordelen voor bedrijven, voorzieningen en detailhandel. Ook geeft het mogelijkheden tot ketenvorming, efficiënte benutting van infrastructuur en mogelijkheden voor ontwikkeling van efficiënte duurzame energiesystemen. Hiermee wordt de concurrentiepositie versterkt van het stedelijk netwerk van Zuid-Holland, de Zuidvleugel van de Randstad en daarmee van de Randstad in zijn geheel. ZuidHolland schept een aantrekkelijke leefomgeving en een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven. Het contrast tussen stad en land blijft behouden en gebiedskwaliteiten kunnen worden versterkt. De provincie reageert op demografische ontwikkelingen en veranderende maatschappelijke behoeften. Volgens de demografische trends zal de vraag naar stedelijke woonmilieus in de toekomst toenemen. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden kan gecombineerd worden met het herstructureren en transformeren van bestaande woon- en werkmilieus. Gemengde milieus, broedplaatsen en onderwijsvoorzieningen zorgen voor een betere voedingsbodem voor de kenniseconomie. De sociale cohesie wordt door het tegengaan van segregatie versterkt. Intensief gebruik van het stedelijk gebied leidt tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen en een zuinig gebruik van grondstoffen. Hierdoor draagt intensief stedelijk ruimtegebruik bij aan de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving.
- 18 -
3.3. Gemeentelijk beleid GVVP Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) bestaat uit een “Structuurvisie” en een “Actieplan”. De Structuurvisie, die in 2000 is vastgesteld, geeft een integrale beschrijving van de wijze waarop de externe en interne bereikbaarheid van Alphen de komende tien jaar zo goed mogelijk gewaarborgd blijft en geeft richting aan de implementatie van het concept Duurzaam Veilig. In het kader van het laatstgenoemde zijn de wegen gecategoriseerd conform het landelijke concept Duurzaam Veilig in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Verder is voorgesteld het gebruik van fiets en openbaar vervoer te stimuleren door deze netwerken te verbeteren. Het Actieplan geeft de maatregelen weer.
Afbeelding 15: uitsnede kaartbeeld actieplan GVVP inclusief ligging plangebied
In het wensbeeld van het GVVP is in relatie tot het plangebied verwoord dat de route Van Foreestlaan / Rijnhavenkade / Eikenlaan als gebiedsontsluitingsweg (type B) is te typeren. Dat wil zeggen; een weg met een krap profiel ter ontsluiting van wijken en buurten. De Prinses Margrietlaan, de Prinses Beatrixlaan en de zuidelijk gelegen Eikenlaan zijn als erftoegangsweg aan te merken. In de toekomstige situatie zal dit enigszins wijzigen. Het actieplan beoogt een samenhangend lokaal fietsnetwerk aan te leggen (conform het provinciaal fietspadenplan), dat rechtstreekse, comfortabele en snelle verbindingen biedt en aansluit op het regionale fietsroutenetwerk. Om op deze manier het gebruik van de fiets te stimuleren, kan de groeiende automobiliteit worden tegengegaan. Woonvisie Alphen aan den Rijn 2004-2018 De “Woonvisie Alphen aan den Rijn 2004 – 2018” 2 is in november 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie is vastgelegd hoe Alphen aan den Rijn in de woningbehoefte van haar burgers wil voorzien tot 2009 (specifiek vastgelegd in een bouwprogramma) én tot 2018 (globaal vastgelegd door middel van uitvoeringsmaatregelen). Het doel van het beleid in de woonvisie is drieledig: Het realiseren van vrije keuze op de woningmarkt;
2
Gemeente Alphen aan den Rijn, Woonvisie 2004-2018, Alpen aan den Rijn, augustus 2004
- 19 -
-
Het creëren van zelfredzaamheid waarmogelijk en overheidsinterventie waar nodig; Het mogelijk maken van zelfstandig wonen, zolang men dit wenst of zolang dit verantwoord is.
De woonvisie vormt het afwegingskader waarbinnen de gemeente de invulling van bouwlocaties baseert. Om in te spelen op de woningbehoefte van verschillende doelgroepen, heeft de gemeente een dubbele opgave: het gaat niet alleen om het aantal woningen (kwantiteit), maar ook om het type woningen (kwaliteit). Het uiteindelijke doel is om het woningaanbod en woningvraag van de verschillende doelgroepen dusdanig op elkaar afstemmen, zodat ieder Alphens huishouden een woning vindt die aansluit op zijn of haar woningbehoefte. Om dit doel te bereiken, wordt ingezet op nieuwbouw (het bouwprogramma) en doorstroming binnen bestaande woningvoorraad. De Woonvisie bevat daarom naast een bouwprogramma verschillende uitvoeringsmaatregelen, die erop zijn gericht de woningvraag zo goed mogelijk te faciliteren. Het bouwprogramma, integraal onderdeel van de Woonvisie, omvat de grotere nieuwbouwlocaties in Alphen aan den Rijn, waaronder het Stadshart, de Stationsomgeving, Nieuwe Sloot en KLOP. De woningbouwprogrammering is zodoende opgesteld dat deze nauw met elkaar samenhangen. Nieuwbouw van het project Baronie uit dit bestemmingsplan wordt in samenhang met de overige woningbouwontwikkellocaties in onze gemeente gerealiseerd. Op deze manier vindt stedelijke programmering van woningbouw plaats, waarbij moet worden gezorgd dat de samenstelling van de nieuwgebouwde woningvoorraad (aanbod) aansluit bij de woningbehoefte (vraag). De samenstelling van het bouwprogramma is dusdanig dat de realisering er – samen met de verwachte doorstroming – toe zal leiden dat voor 2018 in de kwalitatieve woonruimtevraag zal kunnen worden voorzien. Nota Detailhandelsbeleid Alphen aan den Rijn 2005 - 2018 In de Nota Detailhandelsbeleid3 wordt, in de vorm van speerpunten van beleid, de visie op het gemeentelijke detailhandelsbeleid tot 2018 verwoord. Alphen aan den Rijn beschikt op hoofdlijnen over een vrij heldere retailstructuur met het Stadshart, drie wijkcentra en een concentratie van grootschalige detailhandel. Daarnaast zijn er verschillende kleinere centra en buurtstrips. De winkelvoorzieningen hebben een verschillend verzorgingsniveau. De uitbreidingsruimte in Alphen aan de Rijn qua winkelvoorzieningen is gering te noemen. Dat betekent dat alle bestaande winkels plus de toekomstige plannen nagenoeg voorzien in de winkelbehoefte van Alphen aan den Rijn. Door middel van de Nota Detailhandelsbeleid kunnen nieuwe winkelplannen beoordeeld worden op hun effecten en de mate waarin zij de bestaande winkelstructuur beïnvloeden. Het doel hierbij is om de bestaande structuur in tact te laten en waar mogelijk aan te vullen of versterken. Een belangrijk speerpunt van beleid is dat het supermarktaanbod eenzijdig is opgebouwd; een harddiscounter (zoals een Aldi of Lidl) ontbreekt. De vestiging hiervan wordt gestimuleerd, waarbij het Baronieterrein specifiek wordt benoemd als mogelijke vestigingslocatie.
3
Gemeente Alphen aan den Rijn, Nota Detailhandelsbeleid Alphen aan den Rijn 2005-2018, Alphen aan den
Rijn, 2005
- 20 -
In de planvorming voor de herontwikkeling van het Baronieterrein is de vestiging van één of twee harddiscounters voorzien in deel C/D. Binnen deel A zal geen detailhandel aanwezig zijn en binnen deel B. slechts niet-perifere detailhandel. In de plint van deel E is in beperkte mate ruimte voor detailhandel. Distributie-planologisch onderzoek Door Ecorys Nederland BV is een winkelmarktonderzoek4 uitgevoerd. Hieruit volgt dat de beoogde ontwikkeling van de Baronie ten aanzien van de detailhandel een wijkgerichte functie heeft. Het wordt een plek waar bewoners dagelijkse boodschappen kunnen doen en aanvullende huishoudelijke zaken kunnen aanschaffen. Het voorgestane programma aan detailhandel is distributie planologisch onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat in Alphen aan den Rijn voldoende ruimte is voor de voorgestane ontwikkeling. Een samenvatting van het winkelmarktonderzoek is opgenomen in paragraaf 5.8. 3.4. Conclusie Vanuit zowel Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid bestaan er geen strijdigheden met de voorgestelde ontwikkelingen voor de Baronie. Met de realisatie van nieuwe woningen wordt voldaan aan het uitgangspunt uit de Nota Ruimte om te bouwen voor eigen behoefte. Tevens wordt met de uitvoering van de plannen binnenstedelijk geherstructureerd en geïntensiveerd, en wordt de bestaande verouderde en weinig kwaliteit omvattende situatie op bedrijventerrein Rijnhaven herontwikkeld.
4
Ecorys Nederland BV, Beoordeling gebiedsvisie Groot Baronie, september 2010
- 21 -
Afbeelding 16: uitsnede Cultuurhistorische hoofdstructuurkaart Provincie Zuid-Holland
Afbeelding 17: uitsnede archeologische inventarisatiekaart Alphen aan den Rijn. Rood = archeologisch waardevol gebied Oranje = gebied met (hoge) archeologische verwachting.
- 22 -
4.
Cultuurhistorie
4.1. Kader De Wet op de archeologische monumentenzorg regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: „de verstoorder betaalt‟. Verder is met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) op 16 januari 1992 in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het verdrag voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico‟s op aantasting van dit erfgoed te beperken. In het verdrag staat dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed dienen te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet (1988); de bescherming van gemeentelijke en/of provinciale monumenten wordt geregeld in de gemeentelijke monumentenverordening. Deze monumenten zijn van lokaal belang. 4.2. Onderzoek Archeologie Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur kaart van de provincie ZuidHolland geldt voor het gehele plangebied een zeer hoge trefkans op archeologische sporen (zie afbeelding 16). De provincie Zuid-Holland geeft voor deze gebieden aan dat bij verstorende plannen verkennend archeologisch onderzoek verplicht is. Om inzicht te verkrijgen in welke archeologische waarden zich nu precies in de Alphense bodem bevinden, en daarmee een doelmatiger beheer van het bodemarchief te bewerkstelligen, heeft de gemeente Alphen aan den Rijn in 2001 een archeologische inventarisatie5 laten uitvoeren. Afbeelding 17 geeft een uitsnede weer van de bij deze inventarisatie behorende kaart. De zone langs de Oude Rijn is aangeduid als archeologisch waardevol gebied. Hier zijn bodemingrepen in principe alleen mogelijk na archeologisch (voor)onderzoek. De gronden ter plaatse van het plangebied zijn aangeduid als „gebied met (hoge) archeologische verwachting‟. Bodemingrepen in dit gebied dienen archeologisch te worden begeleid en bij grootschalige bodemingrepen is een archeologisch (voor)onderzoek aan te raden. In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van het Baronieterrein is in 2005 een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek6 uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging daarvan. Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen archeologische resten
5 6
Gemeente Alphen aan den Rijn, Archeologische inventarisatie gemeente Alphen aan den Rijn, februari 2001 RAAP, De Baronie - gemeente Alphen aan den Rijn - Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en
inventariserend veldonderzoek, RAAP-notitie 1335, 21 september 2005
- 23 -
aangetroffen. Wel is op ongeveer 50 cm - mv een oude akkerlaag aangetroffen. De in deze akkerlaag aangetroffen indicatoren zijn waarschijnlijk het gevolg van het ophogen van de akkers met stadsafval uit Alphen aan den Rijn. De oude akkerlaag is aangelegd in de oever- en komafzettingen van de Oude Rijn. Hierop is slechts een dun dek ophoogzand aangebracht, waarschijnlijk ten behoeve van de aanleg van het terrein De Baronie. Naar verwachting zal er als gevolg van de geplande werkzaamheden geen verstoring van archeologische waarden optreden. Op grond van het ontbreken van (duidelijke) aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt ten aanzien van het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. Monumenten Het hoofdgebouw van het de voormalige Baroniefabriek is aangemerkt als een gemeentelijk monument. De bescherming hiervan is geregeld in de gemeentelijke monumentenverordening. De renovatie en herontwikkeling van het gebouw en omliggend terrein vindt plaats in samenspraak met de gemeentelijke monumentencommissie. 4.3. Conclusie Voor het gehele plangebied geldt een (hoge) trefkans op archeologische sporen. Daarom is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat naar verwachting als gevolg van de geplande werkzaamheden geen verstoring van archeologische waarden zal optreden. Hiertoe is omtrent het aspect „archeologie‟ geen nadere bepaling in het bestemmingsplan opgenomen.
- 24 -
5.
Milieu
5.1. Geluid Kader Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek worden verricht naar de geluidhinderaspecten in het gebied. De aanleiding van dit onderzoek is dat in het plan nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen de zone van een weg of een gezoneerd industrieterrein worden gerealiseerd, een nieuwe weg wordt aangelegd en dat enkele wegen worden gereconstrueerd. Het plan is gelegen binnen de zone van de Prinses Beatrixlaan, de Prinses Margrietlaan, de Prinses Irenelaan, de Van Foreestlaan en de nieuw aan te leggen weg. Daarnaast is het plan gelegen op het geluidgezoneerde industrieterrein “Rijnhaven”. Voor het realiseren van de woonfunctie wordt de grens van het industrieterrein verlegd, zodat het plan buiten de begrenzing van het industrieterrein komt te liggen. Wel zijn de woningen gelegen binnen de geluidzone rondom het industrieterrein. In het onderstaande gedeelte worden de aspect wegverkeers- en industrielawaai afzonderlijk beschouwd. Wegverkeerslawaai In het geval dat nieuwe woningen binnen de zone van een weg worden gerealiseerd, mag de geluidsbelasting per bron afzonderlijk niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op overwegende bezwaren te stuiten dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. Deze waarden mogen de maximale ontheffingswaarde niet overschrijden. De gemeente Alphen aan den Rijn valt binnen het werkgebied van de Milieudienst West-Holland. Die milieudienst heeft beleid opgesteld ten aanzien van het vaststellen van hogere waarden. Het college van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft de Milieudienst West-Holland gemandateerd tot het vaststellen van hogere waarden. In de volgende tabel is een overzicht gegeven van de voorkeurswaarde en de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen in stedelijk gebied. Tabel : Overzicht normen wegverkeerslawaai Wet geluidhinder. Voorkeurswaarde Maximale ontheffingswaarde 7 Nieuwe woningen - bestaande wegen 48 dB 63 dB (58 dB) - nieuwe wegen 48 dB 58 dB Bestaande woningen - nieuwe wegen 48 dB 63 dB (58 dB) 7
De weergegeven maximale ontheffingswaarden zijn afkomstig uit de Wgh. De tussen haakjes weergegeven
maximale ontheffingswaarde is opgenomen als aanvullende voorwaarde in het hogere waarden beleid van de Milieudienst West-Holland.
- 25 -
Daarnaast is nagegaan of de (fysieke) wijzigingen aan de bestaande wegen leiden tot reconstructiesituaties in de zin van de Wgh. Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh indien de geluidsbelasting als gevolg van de reconstructie met (afgerond) 2 dB of meer toeneemt en de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Deze toename wordt bepaald zonder eventuele geluidsreducerende maatregelen. Industrielawaai Artikel 41 Wgh verplicht bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor industrieterreinen waarop grote geluidsproducenten worden toegelaten rondom dit terrein een geluidszone vast te stellen. Een geluidszone rondom een industrieterrein met grote geluidsproducenten heeft tot doel deze lawaaimakers, die passen binnen het gestelde in het Inrichtingen en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Wm), en de geluidsgevoelige bestemmingen (veelal woningen) rondom dit industrieterrein van elkaar te scheiden. De keuze van de omvang van een gezoneerd industrieterrein en de ligging van de zonegrens is gebaseerd op een beleidsmatige afweging tussen ruimte voor bedrijven/industrie en ruimte voor geluidsgevoelige bestemmingen. De invulling van de geluidszonering vindt plaats op basis van de Wet ruimtelijke ordening in combinatie met de Wm. Binnen de geluidszone geldt voor woningen ex artikel 46 Wgh een maximale geluidbelasting van 50 dB(A), waarbij het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid heeft om voor nieuwe woningen deze waarde op 55 dB(A) te stellen en voor bestaande woningen binnen de zone op 60 dB(A). Indien niet aan deze verplichting kan worden voldaan geldt in beginsel een saneringsverplichting. Voor de op het bedrijventerrein gelegen (dienst)woningen gelden de in de Wgh gestelde normen niet, maar is het gewone regime van de Wm van toepassing. Onderzoek Door de Milieudienst West-Holland is onderzoek naar zowel wegverkeer-8 als naar industrielawaai9 uitgevoerd. In die onderzoeken zijn de uitgangspunten, berekeningsresultaten en conclusies verwoord. Deze beide onderzoeken zijn als separate bijlagen opgenomen bij dit bestemmingsplan. Opgemerkt wordt dat het akoestisch onderzoek nadat het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen is aangepast. Deze aanpassing is het gevolg van een verschuiving van Bouwblok E in noordelijke richting. Deze verschuiving is noodzakelijk om extra parkeerplaatsen te realiseren. De verschuiving van het bouwblok heeft geen gevolgen voor de benodigde hogere waarden. Uit de hiervoor genoemde onderzoeken kan het volgende worden geconcludeerd:
8
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, bestemmingsplan Baronie te Alphen aan den Rijn,
26 oktober 2010 9
Akoestisch onderzoek industrielawaai t.g.v. industrieterrein Rijnhaven, Bouwplan Baronie te Alphen aan den
Rijn, 9 augustus 2010
- 26 -
Wegverkeerslawaai Voor bouwdeel A is vooruitlopend op dit bestemmingsplan een artikel 19 WROprocedure doorlopen. In dat kader zijn voor die woningen, vanwege wegverkeer, hogere waarden vastgesteld. Voor dit bestemmingsplan is bouwdeel A dan ook als een bestaande situatie te beschouwen. In het onderzoek naar wegverkeerslawaai, voor bouwdeel C/D en bouwdeel E, zijn de volgende wegen betrokken: de Eikenlaan, de Prinses Beatrixlaan, de Prinses Margrietlaan, de Prinses Irenelaan, de Van Foreestlaan en de nieuw aan te leggen weg. Tevens is onderzocht of de aanleg van de beide rotondes in de doorgaande route is aan te merken als een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh. Uit het akoestisch onderzoek voor wegverkeerslawaai blijkt dat het vaststellen van hogere waarden noodzakelijk is om de nieuwbouw in het plan Baronie uit te voeren. De vast te stellen hogere waarden betreffen: Nieuwe woningen - Doorgaande route (Eikenlaan west - Pr. Margrietlaan - Pr. Beatrixlaan): - 6 woningen (bouwdeel C/D) tot en met maximaal 56 dB; - Nieuwe weg: - 14 woningen (bouwdeel E) tot en met maximaal 56 dB. Bestaande woningen - Nieuwe weg: - 58 woningen aan de Eikenlaan tot en met maximaal 53 dB; - 1 woning aan de Wilgenlaan tot en met maximaal 50 dB. Voor deze woningen wordt opgemerkt dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer in cumulatieve zin afneemt. Door de aanleg van de nieuwe weg wordt het verkeer op grotere afstand van de woningen gebracht. Daarnaast neemt als gevolg van de aanleg van de nieuwe weg en andere infrastructurele maatregelen de verkeersintensiteit op de Eikenlaan af. Op grond van het akoestisch onderzoek blijkt dat de afname ter plaatse van de woningen waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd minimaal 3 dB bedraagt. Bij het vaststellen van de genoemde hogere waarden moet worden voldaan aan de voorwaarden die gesteld zijn in de Wgh en in het hogere waarden besluit van de Milieudienst West-Holland. In het akoestisch onderzoek wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. Voor de woningen in Bouwdeel C is voor wegverkeerslawaai een hogere waarde dan 53 dB noodzakelijk.Een waarde hoger dan 53 dB is alleen mogelijk indien de verblijfsruimte en de buitenruimte niet worden gesitueerd aan de zijde waar de hoogste geluidsbelasting optreedt tenzij overwegingen vanuit stedenbouw en volkshuisvesting zich daartegen verzetten. In dat geval dient de buitenruimte afsluitbaar te worden uitgevoerd. Het afsluitbaar uitvoeren van de buitenruimte is in de bouwplannen meegenomen. De stedenbouwkundige overwegingen om op die plek woningen te realiseren zijn ingegeven vanuit een goede afronding van de stedenbouwkundige structuur. Door hier woningen te situeren ontstaat een aantrekkelijke beëindiging van het forse bouwblok waarin de supermarkten en parkeerdekken worden gesitueerd. Zonder deze woningen wordt uitgekeken op de oostelijke gesloten gevel van de parkeergarage. Om het stedenbouwkundige beeld te versterken is op de kop
- 27 -
van gebouw C/D voorzien in de genoemde 6 woningen, die bovendien een positieve bijdrage leveren aan de sociale veilgheid in het gebied. Als gevolg van de reconstructie van de wegen is geconstateerd dat sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh omdat zonder het toepassen van maatregelen de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer. De toepassing van stil asfalt op de te reconstrueren delen leidt er toe dat de toename volledig kan worden weggenomen en voor andere woningen een verlaging van de geluidsbelasting optreedt. Het vaststellen van een hogere waarde is in dit kader daarom niet aan de orde. Industrielawaai Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de grens van het industrieterrein Rijnhaven eo te verleggen. In dat geval komt het plangebied van De Baronie buiten het industrieterrein te liggen, maar in de (ongewijzigde) zone van dat industrieterrein. De Milieudienst West-Holland adviseert de zone van het industrieterrein Rijnhaven eo niet te wijzigen. Wel verdient het de aanbeveling een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor het wijzigen (verkleinen) van de zonegrens in de toekomst. Een dergelijke wijzigingsbevoegdheid is dan ook opgenomen in dit bestemmingsplan. Bouwdeel A is planologisch mogelijk gemaakt middels een artikel 19 WROprocedure. Voor dit bestemmingsplan is dit bouwdeel dan ook beschouwd als een bestaande situatie. Met het verschuiven van de grens van het industrieterrein Rijnhaven eo komt het (bestaande) bouwdeel A binnen de onderzoekszone van dat industrieterrein te liggen. In het kader van dit bestemmingsplan moeten zo nodig voor het (bestaande) bouwdeel A hogere waarden worden vastgesteld. Uit het akoestisch onderzoek voor industrielawaai blijkt dat het vaststellen van hogere waarden noodzakelijk is om de nieuwbouw in het plan Baronie uit te voeren. De vast te stellen hogere waarden als gevolg van het industrieterrein Rijnhaven eo betreffen: Nieuwe woningen - 2 woningen (bouwdeel C/D) tot en met maximaal 55 dB(A); - 21 woningen (bouwdeel E) tot en met maximaal 55 dB(A). Bestaande woningen - 13 woningen (bouwdeel A) tot en met maximaal 55 dB(A). Voor het vaststellen van de genoemde hogere waarden moet worden voldaan aan de voorwaarden die gesteld zijn in de Wgh en in het hogere waarden besluit van de Milieudienst West-Holland. In het akoestisch onderzoek wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. Conclusie Voor wegverkeerslawaai zijn de bouwdelen C/D en E gelegen binnen de zones van geluidgezoneerde wegen. Tevens is het wijzigen van de grens van het industrieterrein Rijnhaven eo noodzakelijk om de woningen in het plan te
- 28 -
realiseren. Dit bestemmingsplan maakt deze wijziging van de grens van het industrieterrein mogelijk. De onderhavige locatie komt hierdoor binnen de zone van dat industrieterrein te liggen. Uit de akoestische onderzoeken naar wegverkeerslawaai en industrielawaai blijkt dat de voorkeurswaarden van zowel het wegverkeer als het industrielawaai wordt overschreden. Dit heeft tot gevolg dat het vaststellen van hogere waarden noodzakelijk is voor de ontwikkelingen in het plan. Het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarden heeft tegelijkertijd met het onderhavige bestemmingsplan ter inzage gelegen. In artikel 7 van de bij dit bestemmingsplan behorende regels zal een koppeling worden gelegd met het hogere waardenbesluit. Hiermee wordt gegarandeerd dat bij de toetsing van een bouwaanvraag aan dit bestemmingsplan, ook wordt getoetst aan (de voorwaarden in) het hogere waarden besluit.
5.2. Luchtkwaliteit Kader De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), welke sinds 1 augustus 2009 van kracht is. Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 µg/m3 aangepast, te weten 11 juni 2011 voor PM10 en 1 januari 2015 voor NO2. Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 µg/m3 (3% van 40 µg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project dat NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als: - de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; - de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project; - de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; - projectsaldering kan worden toegepast.
- 29 -
Onderzoek Voor het Baronieterrein is een luchtkwaliteitsonderzoek10 uitgevoerd. In het onderzoek is langs de relevante wegen getoetst aan de normstelling uit de Wet luchtkwaliteit. De relevante wegen zijn: de Eikenlaan, de Prinses Beatrixlaan, de Prinses Margrietlaan, de Rijnhavenkade (wordt in de planperiode vervangen door een nieuwe weg), de Prinses Irenelaan en de Van Foreestlaan. De doorgerekende jaren zijn 2010, 2011, 2015 en 2020. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit langs geen van de onderzochte wegen worden overschreden. De maximaal berekende jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 bedragen respectievelijk 29 µg/m3 en 20 µg/m3. Het aantal overschrijdingsdagen van de PM10 24 uurgemiddelde concentratie bedraagt maximaal 12. Conclusie Omdat de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit, volgens artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder a Wm, geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van de Baronie. 5.3. Externe veiligheid 5.3.1. Kader Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals transportrisico‟s en risico‟s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van PR 10-6 per jaar. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden toegevoegd. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriëntatiewaarde. Deze 10
Luchtkwaliteitonderzoek “Bestemmingsplan Baronie”, KuiperCompagnons, 22 september 2010
- 30 -
waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriëntatiewaarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord. Besluit externe veiligheid inrichtingen Op 27 mei 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPGtankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico‟s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”. Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is geldig tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer de nieuwe wetgeving van kracht is wordt de circulaire ingetrokken. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is sinds 1 januari 2011 van kracht. In het Bevb zijn regels vastgesteld voor risico‟s en zonering langs buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Gemeentelijk beleid De gemeente Alphen aan den Rijn heeft een (ontwerp) beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. Het doel van deze beleidsvisie is voldoende ontwikkelingsruimte voor de toekomst beschikbaar te hebben, waarbij op een verantwoorde wijze is omgegaan met het aspect externe veiligheid. Daarvoor is inzicht nodig in de risico‟s en helderheid over na te streven veiligheidsniveaus. Door middel van een nulmeting (peildatum 2008) heeft de gemeente de actuele risico‟s in beeld gebracht. Samengevat laat de nulmeting zien dat nergens in de gemeente een overschrijding van de wettelijke grenswaarde van het PR plaatsvindt. Daarnaast blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het GR in de gemeente bij enkele bronnen wordt overschreden.
- 31 -
In de beleidsvisie heeft de gemeente Alphen aan den Rijn samengevat de volgende ambities neergelegd: 1. De hele gemeente is en blijft veilig voor risico‟s van gevaarlijke stoffen; 2. Er doen zich binnen woongebieden geen incidenten met gevaarlijke stoffen voor die tot grote aantallen slachtoffers leiden; 3. De gemeente streeft naar toepassing van het stand still beginsel; 4. Veiligheidsniveaus zijn afgestemd op de kwetsbaarheid van de functies in een deelgebied; 5. De gemeente wil ruimte creëren voor ontwikkeling met behoud van veiligheid; 6. De gemeente streeft er naar dat het GR door nieuwe ontwikkelingen niet boven de oriëntatiewaarde komt. 5.3.2. Veiligheidsaspecten
Afbeelding
18:
Ligging
van
de
relevante
Afbeelding 19: Uitsnede Risicokaart Provincie ZuidHolland (contouren zijn PR 10-6 contouren)
risicobronnen (in rood), DGMR
Risicovolle inrichtingen PR 10-6 contour DGMR B.V. heeft in het kader van de voorbereiding van dit plan een onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid ten behoeve van de ontwikkelingen in dit plan. In het kader van de ruimtelijke procedure zijn op het ontwerpplan zienswijzen ingediend. Uit de beoordeling van deze zienswijzen is naar voren gekomen dat het onderzoek op enkele onderdelen niet correct was. Dit betrof met name de gehanteerde populatiebestanden in de analyses. Om deze reden is het onderzoek naar externe veiligheid aangepast. De bevindingen van het aangepaste onderzoek zijn verwoord in de rapportage „Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Baronie‟ van 22 maart 2011. Dit rapport van DGMR
- 32 -
is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. In het onderstaande gedeelte zijn in het kort de bevindingen verwoord. Uit een inventarisatie van de risicobronnen, komen enkele risicovolle inrichtingen voort. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR 10-6 - contouren van deze inrichtingen.
Naam inrichting
Adres
Helm Auto van der Laan Shop Service Center MAVOM B.V. Kluthe Benelux Biesterfeld NL B.V.
Hoorn 75 Van Foreestlaan 17 Industrieweg 14 Handelsweg 6 Produktieweg 8 Eikenlaan 20
Invloedsgebied (m) 2.225 150 320 468 90 745
Afstand tot plan(m) 700 700 480 450 460 290
Invloedsgebied GR Het plangebied is gelegen binnen de invloedsgebieden van de in de tabel gearceerd aangegeven bedrijven. DGMR heeft een QRA uitgevoerd voor het berekenen van het GR als gevolg van de inrichtingen Helm, MAVOM B.V. en Biesterfeld NL B.V. In de berekening is het aantal aanwezige personen in de bestaande situatie (nulsituatie) vergeleken met het aantal personen in het nieuwe plangebied. Uit het rapport blijkt dat de oriëntatiewaarde van het GR niet overschreden wordt wat betreft de risicovolle inrichtingen Helm, MAVOM en Biesterfeld. Voor MAVOM is uit de QRA gebleken dat er geen met de oriëntatiewaarde vergelijkbaar groepsrisico aan de orde is. Voor Helm geldt dat het groepsrisico lager is dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde. Het GR ten aanzien van Biesterfeld stijgt als gevolg van de planontwikkeling tot 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De gemeente Alphen aan den Rijn onderscheidt in haar (ontwerp)beleidsvisie voor het GR drie niveaus met elk een eigen veiligheidsambitie. Deze situatie kan op grond van de grootte van het GR voor Helm ingeschaald worden op niveau 3 (< 0,01 * de oriëntatiewaarde). Het GR is daarmee verwaarloosbaar, activiteiten die tot een toename van het GR leiden worden toegestaan zolang het GR onder de grens van 0,01 * de oriëntatiewaarde blijft. In het kader van externe veiligheid zijn geen extra maatregelen nodig. Het groepsrisico rond Biesterfeld kan op grond van de (ontwerp)beleidsvisie worden ingeschaald in niveau 2 (< 0,1 * de oriëntatiewaarde). Op dit niveau zijn activiteiten (ontwikkelingen) toegestaan als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden zijn dat:
- 33 -
-
alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen om het risico te reduceren; de hulpdiensten kunnen adequaat ingrijpen als een calamiteit zich voordoet; de bevolking is goed geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit.
Transport van gevaarlijke stoffen In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen transportassen aanwezig. Daarom ligt het plangebied niet binnen een invloedsgebied van een transportroute en zijn er vanuit transport van gevaarlijke stoffen geen belemmeringen aanwezig voor ontwikkelingen in het plangebied. Buisleidingen In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen. 5.3.3. Verantwoording groepsrisico Een verantwoording van de toename van het GR is noodzakelijk omdat het GR beperkt toeneemt als gevolg van het plan met betrekking tot de inrichting Biesterfeld. Ten eerste komen maatregelen aan bod die het GR zullen doen verlagen. Daarnaast wordt de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een eventueel incident inzichtelijk gemaakt. Hierbij wordt verwezen naar het advies d.d. 3 augustus 2010 van de regionale brandweer Hollands Midden (bijlage 2 bij deze plantoelichting). Locatie Rijnhaven is een bedrijventerrein aan de westkant van Alphen aan den Rijn met een oppervlakte van ongeveer 70 ha netto. Het bedrijventerrein bestaat uit een tweetal deelgebieden: Rijnhaven Midden en Rijnhaven Oost. Rijnhaven-Oost (ten oosten van de haven) functioneert als bedrijventerrein niet goed, er is sprake van verpaupering. Vanuit het stedelijk gebied ontstaat de druk om te herstructureren/transformeren. Met herstructurering wil de gemeente Alphen aan den Rijn weer toekomstwaarde geven aan Rijnhaven-Oost. In welke mate gebieden toekomstwaarde hebben heeft veel te maken met de 'bruikbaarheid' en 'het beeld' wat bestaat van een gebied. 'Gebruik' en 'identiteit' spelen dan ook een belangrijke rol. De omgeving van het havengebied en met name Rijnhaven-Oost/Baronie zal transformeren naar een gemengd stadsmilieu waarin wonen, werken en vrijetijdsbesteding meer verweven zijn. De verwevenheid van deze functies vraagt om buurt- en wijkgerelateerde functies. Maatregelen aan de bron Op grond van het Bevi dienen indien mogelijk maatregelen ter beperking van het GR bij de inrichting te worden toegepast en vastgelegd in de vergunning. Op dit moment loopt een vergunningprocedure voor Biesterfeld en Mavom waar het aspect externe veiligheid op grond van de meest recente inzichten wordt meegewogen.
- 34 -
Maatregelen voor het plangebied Voor het toxisch scenario wordt geadviseerd de gebouwen geschikt te maken om enkele uren te schuilen conform het “safe haven” principe. Hiervoor dienen ramen en deuren afsluitbaar te zijn en dient het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. De bouwaanvraag wordt getoetst op de aanwezigheid van deze maatregelen die de gevolgen van een calamiteit reduceren. Door middel van risicocommunicatie kan binnen het invloedsgebied het effect als gevolg van een calamiteit verlaagd worden. In de beleidsvisie wordt de nodige aandacht geschonken aan de communicatie naar toekomstige gebruikers. Het betreft de naam en ligging van de risicobron(nen), de aard van de bedrijfsactiviteiten en van de risico‟s, de aard en de omvang van het risicogebied, de inspanningen om de kans op een ramp te verminderen en de mogelijkheden voor rampenbestrijding. De gemeente Alphen aan den Rijn draagt zorg voor de risicocommunicatie (onder meer via de risicokaart). Zelfredzaamheid Voor het toxisch scenario (niet zichtbaar) dient een tijdige alarmering plaats te vinden. Hiervoor dient het Waarschuwing Alarmering Systeem (WAS) het gebied volledig te dekken. In de huidige situatie dekt het WAS het plangebied. Instructies met betrekking tot de juiste handelswijze is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. De regionale Brandweer Hollands Midden adviseert in het kader van ontvluchting voor de objecten en het plangebied een tweezijdige ontvluchting van de risicobronnen af te waarborgen. Deze ontvluchting dient de bereikbaarheid voor de hulpverleningsdiensten niet te belemmeren. Voor het plan geldt dat er binnen het invloedsgebied geen belemmeringen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid. Alle gebouwen zijn voorzien van twee of meer vluchtwegen van waaruit gevlucht kan worden. De gebouwen van de Baronie bestaan hoofdzakelijk uit twee of drie bouwlagen. In oostelijke richting zijn meerdere vluchtwegen gelegen (Prinses Marijkestraat, Prinses Irenelaan, Eikenlaan) van de risicobron af. De bewoners, het winkelend publiek of het personeel vallen niet onder het begrip beperkt zelfredzaam en zijn in het algemeen (zelfstandig) in staat de gebouwen te verlaten. Het bestemmingsplan staat geen functies toe die specifiek bestemd zijn voor beperkt zelfredzame personen. Bestrijdbaarheid Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden houden met de bluswatervoorziening en bereikbaarheid voor de hulpverleningsdiensten. Daarvoor moet het plangebied bereikbaar zijn via minstens twee, bij voorkeur drie toegangswegen. De wegen binnen het plangebied moeten minimaal 3,5 meter breed zijn met een vrije hoogte van 4,2 meter. Voor de gebouwen geldt dat de primaire bluswatervoorziening binnen 40 meter vanaf de voordeur aanwezig
- 35 -
dient te zijn. De maximale afstand tussen de inzetlocatie en de dichtstbijzijnde secundaire bluswatervoorziening mag maximaal 160 meter zijn. Specifiek voor het plangebied wordt geadviseerd een doorgaande hulpverleningsroute te maken tussen het monument en het gebouw aan de Prinses Margrietlaan. Langs deze route dient voldoende bluswatervoorziening aanwezig te zijn. Indien deze route en het gebied uitgevoerd wordt met wegafzettingen, dienen deze voor de hulpverleningsdiensten door middel van het „KAR systeem‟ toegankelijk te zijn. De bereikbaarheid van het gehele plangebied dient te voldoen aan de maten zoals gesteld in het advies. De gemeente Alphen aan den Rijn zal in lijn met dit advies handelen. Een uitgebreide beschrijving van aandachtspunten staat in de praktijkrichtlijnen Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening van de regionale Brandweer Hollands Midden. 5.3.4. Conclusie Het plangebied is gelegen binnen de invloedsgebieden van drie risicovolle inrichtingen, te weten Helm, MAVOM en Biesterfeld. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR 10-6 - contour van deze inrichtingen. De toename van het GR is middels een QRA onderzocht voor deze drie risicovolle inrichtingen. Vanuit de inrichtingen Helm en MAVOM levert het plangebied geen bijdrage aan het GR. In het geval van Biesterfeld stijgt het GR tot 0,1 * de oriëntatiewaarde. De stijging is te verklaren uit de toename van de populatie door de ontwikkelingen in het plan. De regionale brandweer Hollands Middenis om advies gevraagd in het kader van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en dit advies is in de toelichting van dit plan verwerkt. De brandweer adviseert, gezien het toxische scenario, enkele bouwkundige maatregelen te treffen zodat het gebouw geschikt is om te schuilen. Gezien de beperkte grootte van het GR en de toepassing van bouwkundige maatregelen leidt het aspect externe veiligheid niet tot een onaanvaardbaar risico. Het bevoegd gezag heeft aangegeven de toename van het GR verantwoord te vinden. Tevens bevinden zich geen transportroutes van gevaarlijke stoffen of buisleidingen in of in de nabijheid van het plangebied. 5.4. Bodemkwaliteit Kader Het is wettelijk geregeld dat ontwikkelingen pas kunnen plaatsvinden indien de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij iedere nieuwbouwactiviteit of bestemmingswijziging dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek voor vaststelling van het bestemmingsplan in beeld te zijn gebracht. Het plangebied is gelegen op de stroomrug c.q. oeverwal van de rivier de Oude Rijn en bestaat derhalve uit leek- / woudeerdgronden. Doordat de gronden al sinds lange tijd
- 36 -
bewoond zijn, is het aannemelijk dat zich in de bodem vervuiling of asbest bevindt. Onderzoek Nadat in 2001 het bedrijfsmatige gebruik van het Baronieterrein door de chocoladefabriek werd beëindigd, is de kwaliteit van de bodem en het grondwater onderzocht op verontreiniging. Uit de onderzoeksresultaten bleek dat er sprake was van een ernstig en urgent geval van verontreiniging. Ingevolge artikel 39 van de Wet bodembescherming is vervolgens een saneringsplan opgesteld, waarna het gebied in de periode van 11 tot en met 19 februari 2003 op twee deellocaties op het terrein aan de Prinses Beatrixlaan 1 de verontreinigde bodem is gesaneerd. De werkzaamheden zijn conform het saneringsplan uitgevoerd en de verontreinigde grond is ontgraven. In totaal is 1012,86 ton met minerale olie en / of VAK verontreinigde grond afgevoerd. De ontgraving is aangevuld met niet-verontreinigde grond die tijdens de werkzaamheden in depot is gezet alsmede met schoon zand van elders. Tijdens de grondsanering is 2.520 m3 en tijdens de grondwatersanering is 3.922 m3 grondwater onttrokken en geloosd. Op basis van de zintuiglijke waarnemingen tijdens de sanering en de resultaten van de analyses van de controlemonsters, wordt geconcludeerd dat de met minerale olie en / of VAK verontreinigde bodem afdoende is gesaneerd. In 2010 is ter plaatse van het toekomstige gebouw E (voormalig terrein van SWA) een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de beoordeling van dit bodemonderzoek11 blijkt dat de bodem, grond en grondwater, licht verontreinigd zijn. Deze verontreinigingen leiden echter niet tot een belemmering van de ontwikkeling van dit terrein. Voor het overige te ontwikkelen deel van het plangebied zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd, waarnaar wordt verwezen in het “Werkplan Prinses Beatrixlaan 1 te Alphen aan den Rijn” van Geofox-Lexmond12. Uit de onderzoeken blijkt dat op de locatie plaatselijk een sterke verontreiniging met PCB‟s aanwezig is. Hoewel de omvang beperkt is, wordt toch geadviseerd de sanering conform de BRL6000 uit te voeren. Het werkplan geeft aan hoe aan de sanering verder uitvoering moet worden gegeven. Conclusie De geconstateerde bodemverontreiniging binnen het plangebied is inmiddels deels gesaneerd. Het resterende deel wordt op korte termijn gesaneerd. De planrealisatie ondervindt van het aspect „bodem‟ derhalve geen belemmeringen. 5.5. Bedrijven en Milieuzonering 5.5.1. Bestaande bedrijvigheid De Wet milieubeheer beoogt de milieuhinder ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving zoveel mogelijk te voorkomen. Alle bedrijfsmatige activiteiten die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken worden door middel van vergunningen of meldingen op basis van de Wet 11 12
Geofox-Lexmond, kenmerk 20101694_a1RAP, 2 september 2010 Geofox-Lexmond, kenmerk 20101642/JABO, 1 maart 2011
- 37 -
milieubeheer gereguleerd. In aanvulling op deze vergunningen en meldingen voorziet „een goede ruimtelijke ordening‟ eveneens in het voorkomen van onvoorzienbare hinder bij gevoelige functies, zoals wonen. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (bedrijven) en gevoelige functies (wonen). Bedrijven; bedrijfsactiviteiten zijn in de VNG-brochure: Bedrijven en Milieuzonering” ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende gewenste afstanden tot milieugevoelige functies. De indeling van de activiteiten is gebaseerd op de standaard bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand; een richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. In de lijst van bedrijfsactiviteiten in de VNG publicatie wordt voor allerlei „milieubelastende‟ activiteiten aangegeven welke richtafstanden vanwege de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van milieugevoelige functies, zoals wonen. De grootste van deze afstanden is maatgevend voor de minimaal gewenste afstand voor die specifieke activiteit, binnen die specifieke milieucategorie. Deze lijst, als onderdeel van de VNG publicatie, is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van een bestemmingsplan. Onderstaande tabel geeft diverse richtafstanden weer.
Afbeelding 20: Richtafstanden
In het kader van de gewenste revitalisering van het oostelijke Rijnhavengebied, is in maart 2009 een milieuadvies13 afgegeven door de Milieudienst West-Holland. Dit milieuadvies (opgenomen als bijlage 4 bij deze toelichting) behandelt onder meer het aspect „milieuzonering‟. Hierover wordt het volgende geconcludeerd: Op het bedrijventerrein Rijnhaven Oost zijn bedrijven gevestigd tot maximaal milieucategorie 4.1. Het grootste deel van de bedrijven (60%) valt in een lagere milieucategorie (maximaal 2). Combinatie met woningbouw is hierbij in principe mogelijk. Echter in het gebied is het op dit moment bestemmingsplan technisch mogelijk om bedrijven te vestigen tot maximaal milieucategorie 4.1. Daarnaast zijn er met name op de Energieweg en de Van Foreestlaan bedrijven gevestigd in milieucategorie 3.1, 3.2 en 4.1. Bedrijvigheid in milieucategorie 3.1. en hoger laat zich moeilijk combineren met gevoelige functies. Ontwikkeling van gevoelige functies binnen het invloedsgebied van bedrijven in de milieucategorie 3.1 en hoger zal per plan nader bekeken dienen te worden. In onderhavig plangebied is dat niet het geval.
13
Milieudienst West-Holland, Milieuadvies Rijnhaven Oost, 31 maart 2009
- 38 -
Ten behoeve van het plangebied Baronie is nagegaan welke bedrijfsactiviteiten in de omgeving van het plangebied (in potentie) kunnen leiden tot hinder ter plaatse van de woonbestemmingen in het plangebied. Voor de aspecten (industrie) lawaai en externe veiligheid wordt kortheidshalve verwezen naar de paragrafen 5.1. (geluid) en 5.3 (externe veiligheid). Voor de aspecten geur en stof kan worden geconstateerd dat aan de Eikenlaan, op een afstand van ongeveer 165 meter van de woonbestemmingen in het plan, een loswal aanwezig is. Op een afstand van 30 meter van deze loswal ligt bestaande woningbouw. Deze woningbouw is bepalend voor de maatregelen die getroffen moeten worden met betrekking tot bijvoorbeeld geur en stof, bij het laden, lossen en overslaan op deze loswal. Dit betekent dat ter plaatse van de woonbestemmingen in het plangebied wordt voldaan aan milieu-eisen, die gelden, voor de activiteiten op deze loswal. Daarnaast zijn aan de Energieweg, ten noorden van het plangebied, een veevoederfabriek en een zand en grindhandel gevestigd. Deze ondernemingen liggen op een afstand van meer dan 500 meter van de dichtstbijzijnde woonbestemming in het plangebied. Op basis van de VNG-publicatie dient de veevoederfabriek te worden ingedeeld in milieucategorie 4.1. met een minimaal gewenste afstand van 200 meter in een rustige woonomgeving en 100 meter in een gemengd gebied. De naastgelegen zand en grindhandel kan worden ingedeeld in milieucategorie 3.2. Hiervoor geldt een minimaal gewenste afstand van 100 meter in een rustige woonomgeving en 50 meter in een gemengd gebied. De werkelijke afstand van deze ondernemingen tot de dichtstbijzijnde woonbestemming in het plangebied bedraagt meer dan 400 meter. Deze afstand is voldoende groot. Geconstateerd kan worden dat, op een afstand van meer dan 400 meter van de woonbestemmingen in het plangebied Baronie, de vestiging van bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 5.a (= 5.1) mogelijk is. Voor deze bedrijvigheid in milieucategorie 5.1 geldt een minimaal gewenste afstand van 500 meter in een rustige woonomgeving en 300 meter in een gemengd gebied. In het plangebied Baronie wordt zowel wonen als bedrijvigheid toegestaan. De werkelijke afstand van 400 meter is, voor een gebied waarin wonen en werken wordt gecombineerd voldoende groot. Op een afstand van meer dan 500 meter van het plangebied Baronie staat het geldende bestemmingsplan Rijnhaven, de vestiging van bedrijvigheid in milieucategorie 5b (=5.2) toe. Hiervoor geldt op basis van de voornoemde VNGpublicatie in een gemengd gebied een minimaal gewenste afstand van 500 meter. De werkelijke afstand is ook hier voldoende groot. Op dit moment zijn de bedrijven die ingedeeld kunnen worden in milieucategorie 5a (=5.1) niet gevestigd aan de rand van gebied waar milieucategorie 5a is toegestaan. Ook zijn er aan de rand van het gebied waar bedrijven in milieucategorie 5.2 zijn toegestaan geen bedrijven in milieucategorie 5.2.
- 39 -
aanwezig. De bedrijven in milieucategorie 5.1 of hoger bevinden zich, zonder uitzondering op een afstand, van meer dan 1000 meter van de planlocatie. De informatie over de bedrijvigheid in en rond een plangebied is altijd gebaseerd op een momentopname. Een bedrijventerrein is, wat betreft de invulling van panden, altijd dynamisch. Echter voor de vestiging van nieuwe bedrijven geldt, onafhankelijk van haar milieucategorie, dat de omgeving van de bedrijfsvestiging, op het moment van vestiging van de onderneming, bepalend zal zijn voor de milieueisen waaraan moet worden voldaan. 5.5.2. Parkeerdek HK Consultants B.V. heeft onderzoek gedaan naar de geluidsimmissie bij de woningen van bouwdeel C ten gevolg van een toekomstig parkeerdek. Op dit moment is niet duidelijk of het parkeerdek als inrichting dient te worden aangemerkt en de normen van het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit hangt bijvoorbeeld van het feit af of het parkeerdek een technische, organisatorische of functionele binding heeft met een in de onmiddellijke nabijheid gelegen inrichting. Omdat met name hinder wordt verwacht van het aan- en afrijden van personenwagens en vrachtwagenbewegingen bij de expeditie-ingang zijn deze aspecten vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening op voorhand onderzocht. In een later stadium dienen ook andere relevante bronnen te worden beschouwd, zoals koel- en afzuiginstallaties. De resultaten van het hiervoor genoemde onderzoek zijn verwoord in de rapportage “Akoestisch onderzoek bouwplan De Baronie bouwdeel C te Alphen aan den Rijn”, d.d. 5 februari 2010. In het onderstaande zijn in het kort de uitgangspunten, de resultaten en de conclusies besproken. Uitgangspunten Als belangrijkste uitgangspunt is in het geluidsonderzoek uitgegaan dat rondom het parkeerdek een gesloten balustrade met een hoogte van 1.5 m aanwezig is met een reflectiefactor van 0,8. Daarnaast wordt er van uitgegaan dat het overdekte deel van het bovenste parkeerdek geen invloed heeft op de geluidsniveaus als gevolg van galm. Resultaten en conclusies Op basis van het onderzoek wordt geconstateerd dat zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op de noordgevel en op de noord-westgevel van de woningen in bouwdeel C/D worden overschreden. Op grond van het akoestisch onderzoek naar wegverkeers- en industrielawaai is geconstateerd dat ook op andere gevels van de woningen een hogere geluidsbelasting optreedt. Een integrale beschouwing van alle geluidsbronnen leert dat de woningen in Bouwdeel C/D geen geluidsluwe zijde hebben en dat op enkele gevels de (maximale) normen worden overschreden. Dit betekent dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om op deze plaats woningen te bouwen. Als indicatie van de maatregelen kan worden gedacht aan: „s nachts en ‟s avonds geen verkeer op bovenste parkeerdek; het plaatsen van een geluidsscherm bij de aan-/afrijroute; het toepassen van een vliesgevel en/of afsluitbare buitenruimte; het plaatsen van een scherm op het bovenste parkeerdek; het deel van het parkeerdek vlakbij de woningen niet openbaar maken (alleen voor personeel/bewoners).
- 40 -
5.5.3. Conclusie Vooralsnog ondervindt de gewenste herontwikkeling vanuit de bestaande bedrijven in de omgeving van het plan vanuit het aspect „milieuhinder bedrijven‟ geen belemmeringen. Voordat nieuwe woningen op de kop van bouwdeel C/D kunnen worden gebouwd dient door middel van maatregelen een akoestisch aanvaardbare situatie te worden gecreëerd. 5.6. Duurzaamheid In het Bouwbesluit zijn omtrent duurzaamheid bepaalde minimumvereisten opgenomen. Bij de ontwikkeling van het Baronieterrein wordt gebouwd onder de zogenaamde C-normen; de EPC-normen zullen ruimschoots worden gehaald. Momenteel wordt nog onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor het toepassen van een warmte-koude-opslag. 5.7. Verkeer 5.7.1. Beleid Uitgangspunt in het verkeers- en vervoersbeleid is een duurzaam veilig wegennet. Dit voorkomt ongevallen en de ernst van ongevallen. Er is al veel bereikt met het programma Duurzaam Veilig. Deze aanpak zal de komende jaren worden voortgezet. Daarnaast is voor een aantrekkelijker woon- en verblijfsklimaat een goede leefbaarheid van belang. In nieuwe situaties wordt de geluidhinder, slechte luchtkwaliteit en de barrièrewerking zoveel mogelijk voorkomen en in bestaande situaties waar mogelijk verminderd. Deze uitgangspunten vormden de basis voor het huidige Gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan (GVVP). In het kader van duurzaamheid en leefbaarheid zal er nog meer aandacht zijn voor o.a. duurzame alternatieven, zoals de fiets voor de korte verplaatsingen, het (hoogwaardig) openbaar vervoer, de elektrische auto en alternatieve brandstoffen. Dit staat in de notitie “Richting geven aan het actualiseren van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan”, vastgesteld in december 2009 door de gemeenteraad. 5.7.2. Actualisering GVVP In het door de raad gekozen scenario 2 groeit Alphen naar een situatie, waarin het externe verkeer wordt afgewikkeld via de randwegen. Ook de groei van het verkeer wordt daar opgevangen. De interne wegenstructuur (binnen- of stadsring) zal het externe verkeer meer naar de randwegen leiden. Ook een deel van het interne verkeer kan door deze geleiding naar de randen meer van de randwegen gebruik maken. Intern wordt meer ruimte gemaakt voor en prioriteit gegeven aan het fietsverkeer. Doelstelling is om het fietsverkeer met ten minste 10% te laten groeien, waardoor het autogebruik intern met ongeveer 10% zal verminderen. De ambitie zal op basis van de modelstudie mogelijk worden aangescherpt. Een fijnmazig fietsnet en kwalitatief hoogwaardige hoofdfietsroutes zullen bijdragen aan deze ambitie. Op de centrale routes wordt meer prioriteit gegeven aan de bus om een optimale en betrouwbare reistijd te garanderen. Voor de leefbaarheid zal op de invalswegen en binnenring waarnodig stil asfalt worden toegepast. Een goede doorstroming op stedelijke wegen blijft uit oogpunt van luchtkwaliteit van belang.
- 41 -
In het najaar 2010 zal een brede discussie worden gestart over de uitwerking van dit scenario. In de berekeningen voor de Baronie is uitgegaan van het huidige vastgestelde GVVP-beleid. 5.7.3. Autostructuur Het terrein van de Baronie ligt in het bedrijfsterrein Rijnhaven aan de rand van het woongebied Alphen West. De huidige ontsluiting wordt gevormd door de Eikenlaan, Prinses Irenelaan, Prinses Beatrixlaan en de Van Foreestlaan. De nieuwe verkeersstructuur rond de Baronie is het resultaat van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied Rijnhaven Oost en Baronie en de gewenste maatregelen op de o.a. Eikenlaan in het kader van het GVVP. De nieuwe ontsluitingsstructuur wordt gevormd door de route om de Baronie Eikenlaan – doorgetrokken Van Foreestlaan – Prinses Margrietlaan – Prinses Beatrixlaan – Prinses Irenelaan.
Maatregel Eikenlaan Het herinrichten en afkoppelen van de Eikenlaan ten zuiden van de Baronie is een Duurzaam Veilig maatregel uit het GVVP. Het merendeel van het verkeer op de Prinses Irenelaan - Eikenlaan is Alphens verkeer van en naar de bedrijventerreinen Rijnhaven en Molenwetering zonder herkomst of bestemming in de aangrenzende woonwijken. Het verkeer van en naar de bedrijventerreinen zou daarom hier moeten afnemen. Om de weerstand te vergroten stelt het huidige GVVP voor om de Eikenlaan ten oosten van de Rijnhavenkade te herinrichten (30 km/h) en de doorgang door de Eikenlaan tussen de Prinses Beatrixlaan en de Rijnhavenkade te beperken. Route om Baronie De route om de Baronie heeft vooral een functie voor de aanliggende gebieden, zoals de Baronie, Rijnhaven Oost en de woongebieden Alphen West. Het bedrijfsterrein Rijnhaven ontsluit primair via de Leidse Schouw en Hoorn. Bedrijven zijn vanaf deze wegen bereikbaar via de H.A. Lorentzweg, Eikenlaan, Vennootsweg, Ondernemingsweg en Van Foreestlaan. In de toekomst kan de route via de Gnephoek (bypass Gnephoek of kleine rondweg) aanvullende en vervangende capaciteit bieden voor de Hoorn. De weerstand in de wegenstructuur past bij bovenstaande uitgangspunten.
- 42 -
De route om de Baronie heeft een verkeersfunctie. De weg wordt ingericht als ontsluitingsweg (50 km/u) met rotondes op de kruispunten van de ontsluitingswegen (Van Foreestlaan en Prinses Beatrixlaan). Het aantal aansluitingen op de weg wordt uit oogpunt van veiligheid beperkt. Door het opnemen van een gesloten middenberm tussen de rotondes is een beperkt aantal aansluitingen op de Prinses Margrietlaan mogelijk, zoals de inritten naar ede expeditieplaats van de supermarkten, de parkeergarage en de bestaande bedrijven noord van de Prinses Margrietlaan. Door gebruik te maken van de rotondes is een ontsluitingssysteem met alleen rechts in en rechts uit mogelijk. Doortrekken Van Foreestlaan naar Eikenlaan Met het doortrekken van de Van Foreestlaan naar de Eikenlaan verbetert de verkeersstructuur en ontstaan meer ruimtelijke mogelijkheden voor herontwikkeling van het gebied tussen Rijnhaven en Van Foreestlaan. 5.7.4. Fietsverkeer In het verkeers- en vervoersbeleid neemt de fiets een belangrijke plaats in. Voor korte verplaatsingen (tot 7,5 km) wordt het gebruik van de fiets gestimuleerd. Een fietsnetwerk met aantrekkelijke, directe en veilige fietsroutes is daarvoor een voorwaarde.
Door de centrale ligging in de stad is de route tussen het bedrijventerrein Rijnhaven, Baronie en Ridderveld een hoofdfietsroute in Alphen aan den Rijn. De route wordt gevormd door Eikenlaan - Prinses Beatrixlaan – Prinses Irenelaan – Willem de Zwijgerlaan – President Kennedylaan. Door de ontwikkeling van het Baronieterrein met detailhandel en aanvullende functies neemt het belang van de fietsroute toe. In het project van de Baronie worden vrijliggende fietspaden langs de hoofdroutes meegenomen. Dit is in lijn met het huidige GVVP-beleid. Verder zal de woonstraat Eikenlaan na afkoppeling een belangrijke fietsstraat worden. De fietsroute naar de Van Foreestlaan loopt via het aan de noordzijde gelegen in twee richtingen bereden fietspad langs Prinses Beatrixlaan noord en de Prinses Margrietlaan. Het sluit aan op het bestaande fietspad langs de Van Foreestlaan. Door de ligging aan de “buitenkant” heeft fietsverkeer geen hinder van de inrit naar de parkeergarage en de expeditieplaats achter de supermarkten. Aan de zuidzijde van de Prinses Margrietlaan zijn door de gesloten bouwvorm van de
- 43 -
winkels geen bestemmingen voor fietsers. Bij de nieuwe bushalten Prinses Beatrixlaan is een oversteek voor langzaam verkeer gepland, die aansluit op de winkelstraat van de Baronie. De fietsroute langs de Prinses Beatrixlaan (zuid) moet nog nader worden uitgewerkt in VO/DO fase. In huidige situatie zijn fietspaden en - stroken aanwezig. Tussen Prinses Irenelaan en Eikenlaan is een nieuw in tweerichtingen bereden fietspad gedacht aan de zijde van de Baronie. Deze schakelt de fietsroute Eikenlaan-Prinses Irenelaan. 5.7.5. Verkeersgeneratie Het aantal ritten dat detailhandelvestigingen genereert is sterk afhankelijk van het soort vestiging. Een grootschalige detailhandelvestiging genereert bijvoorbeeld 10 ritten per 100 m2 bvo, terwijl een (discount)supermarkt wel 100 tot 120 ritten kan genereren. Bij meerdere vestigingen en supermarkten daalt echter het aantal ritten per m2 door het combinatiebezoek aan meerdere winkels met wel 30% op een werkdag en 50% op zaterdag. De cijfers zijn gebaseerd op de publicaties 256 en 272 Verkeersgeneratie voorzieningen van de CROW. De twee supermarkten in de Baronie zijn 37% van het oppervlak detailhandel. Voor de Baronie is voor de werkdag uitgegaan van 70 ritten per 100 m2 bvo. Dit komt overeen met een cijfer voor een wijkwinkelcentrum. Ten opzichte van andere Alphense wijkwinkelcentra lijkt dit cijfer hoog, maar het is gehanteerd vanwege de hogere verkeersgeneratie van (discount)supermarkten. Voor de sportfunctie zijn voor de werkdag 40 ritten per 100 m2 bvo aangehouden en voor bedrijven- en kantoorfuncties 10 ritten per 100m2 bvo. Voor de appartementen wordt rekening gehouden met 5 ritten per woning. Het verkeersmodel Alphen aan den Rijn bevat de verwachte ontwikkelingen tot 2020. Voor de Baronie is als basis het referentiemodel voor het te actualiseren GVVP gebruikt, inclusief recente ontwikkelingen zoals de Maximabrug (zonder bypass door de Gnephoek). Het is een unimodaal model voor de werkdag met drie perioden: de ochtend- en avondspitsperioden en de restdag. De berekende verkeersproductie van de Baronie is hierin opgenomen. Vervolgens zijn de verkeersbelastingen op de wegen rond de Baronie berekend. Hierbij is uitgegaan van de nieuwe wegenstructuur met een ontsluitingsroute om de Baronie, het herinrichten van de Eikenlaan ten zuiden van de Baronie tot woonstraat en het afkoppelen van enkele buurtstraten. Ten slotte is het effect van het de Baronie op de verkeersbelastingen bepaald door alleen het verkeer uit de zone Baronie toe te delen aan de wegen. Voor milieuberekeningen worden de gegevens van het model vertaald in weekdagintensiteiten. 5.7.6. Mobiliteitseffect Het initiatief op het Baronieterrein geeft een hogere verkeersbelasting op de wegen rond de Baronie. Uit de verhouding tussen toekomstige intensiteit en capaciteit (i/c verhouding) en de belasting van de kruispunten (gewogen) in de avondspits blijkt dat de kruispunten en wegvakken de intensiteiten kunnen verwerken (zie figuur 4).
- 44 -
Afbeelding 23: Verkeersbelasting van wegvakken en kruispunten
5.7.7. Parkeerbehoefte Baronie Door de combinatie van winkels, bedrijfsruimten en andere functies is de totale parkeerbehoefte lager dan de som van de afzonderlijke functies. De werkdag is voor deze situatie maatgevend. De aanwezigheid van bezoekers detailhandel is op de werkdag 70% en bedrijven 100%. Op zaterdag zal de behoefte van bedrijven slecht 5% zijn en winkelbezoek 100%. De sportfunctie heeft zijn piek in de avond en op zaterdag. De parkeerbehoefte voor voorzieningen bedraagt bij deze uitgangspunten op de werkdag 430 en op zaterdag 353 parkeerplaatsen. Op de koopavond en zaterdag zijn minder parkeerplaatsen nodig dan op de werkdagmiddag. Boven bouwdeel C/D zal een parkeergarage worden gerealiseerd van 444 pp. Het parkeren van de woningen in blok E (50 plaatsen) zal bij de woningen worden opgelost. De parkeerbehoefte zal definitief worden vastgesteld in het kader van de aanvraag van een bouwvergunning. Voor fietsen dienen voldoende fietsstallingsplaatsen te worden gerealiseerd. Bij de supermarkten liggen deze bij de ingangen. Voor werknemers van winkels en bedrijven moeten fietsstallingsplaatsen bij voorkeur op een veilige locatie op eigen terrein worden gerealiseerd. 5.8
Distributieplanologisch onderzoek
Door Ecorys Nederland BV is een onderzoek14 gedaan naar de meest optimale invulling van de Baronie en het omliggend gebied. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn:
14
Ecorys Nederland BV, Beoordeling Gebiedsvisie Baronie, september 2010
- 45 -
Het verzorgingsgebied van wijkcentrum de Baronie bestaat primair uit de omliggende wijk Hoorn en aangrenzende wijken zoals Hoge Zijde. Echter mag worden verwacht dat door het unieke aanbod (een prijsdiscounter), betere bereikbaarheid ten opzichte van het centrum en de historische locatie, het verzorgingsgebied wordt uitgebreid naar de rest van Alphen aan den Rijn.
Alphen aan den Rijn kent een stabiele bevolkingsomvang. Het inwoneraantal laat de komende 10 jaar een lichte stijging zien. Er is een aantal uitbreidingslocaties (met name Kerk en Zanen en de stationsomgeving). Tevens worden er rondom de Baronie nieuwe woningen ontwikkeld. Het aantal huishoudens zal groeien tot ruim 32.000 in 2020.
De binnenstad van Alphen aan den Rijn valt te typeren als een regionaal centrum. De laatste jaren groeit de regionaal verzorgende functie van het centrum van Alphen aan den Rijn na de grootschalige herontwikkeling. Ongeveer 45% van het totale winkelvloeroppervlak bevindt zich in het centrum van Alphen aan den Rijn. Met de verdere uitbreiding van het winkelaanbod in het centrum aan de Lage Zijde zal de regionale aantrekkingskracht minimaal gelijk blijven of zelfs verbeteren. Na Leiden is Alphen aan den Rijn hét winkelcentrum van de regio Rijn- en Bollenstreek.
Alphen aan den Rijn kent in totaal 19.617 m² wvo in de dagelijkse sector, hiervan bevindt zich 6.477 m² wvo (33%) in het centrum. Het aanbod in de niet-dagelijkse sector is 92.332 m² wvo waarvan 36.519 m² wvo (40%) geconcentreerd in het centrum van Alphen aan den Rijn. In het nietdagelijkse aanbod van het centrum heeft de branche Kleding & Mode ongeveer een derde deel van het aanbod. De overige branches met een groot aantal vierkante meters zijn Bruin & Witgoed, Warenhuis, Schoenen en Lederwaren en Sport en Spel.
Naast het centrum functioneren de wijkcentra Herenhof (8.320 m²) en Ridderhof (6.912 m²) als wijkcentra in het noorden van Alphen aan den Rijn. Atlas (3.371 m²) is het wijkcentrum voor de zuidelijke wijken van Alphen aan den Rijn. Met de ontwikkeling van de Baronie als wijkwinkelcentrum wordt de winkelstructuur van Alphen aan den Rijn versterkt.
De wijkcentra functioneren goed en hebben te maken met weinig leegstand. De kleinere buurtstrips, bestaande uit met name kleine zelfstandige winkels, functioneren minder goed. Het gemeentelijk beleid is er op gestoeld deze buurtstrips actief af te bouwen en het winkelaanbod te concentreren in het centrum en de wijkcentra.
Op dit moment zijn er vier nieuwbouwprojecten in de detailhandel in Alphen aan den Rijn gepland. Het betreft voornamelijk uitbreiding van reeds bestaande winkelgebieden. Wijkcentra de Ridderhof en Herenhof zullen
- 46 -
worden uitgebreid met 6.200 m² wvo. In de Ridderhof zal een deel van de uitbreiding ten gunste komen van de verplaatsing van een discounter. In de Herenhof zijn de extra meters bestemd voor verplaatsing van een van de twee supermarkten in het wijkcentrum. In de Lage Zijde zal ruim 6.700 m² wvo nieuwe winkelruimte ontwikkeld worden als vervolgstap op de herontwikkeling van het Stadshart.
De conclusie is dat er op termijn in Alphen aan den Rijn een totale ruimte is voor winkels in de dagelijkse sector van ca. 27.000 m². Er is voldoende marktruimte in de dagelijkse sector aanwezig om de ontwikkeling van de Baronie mogelijk te maken.
Te concluderen valt dat, op basis van de distributieplanologische berekening voor de niet-dagelijkse sector en vergelijking met de benchmark, er voldoende marktruimte bestaat om de geplande uitbreidingen in de niet-dagelijkse sector in Alphen aan den Rijn te realiseren. Het vestigen van meerdere discounter/prijsstunters zal een uniek cluster met grote trekkers voor de Baronie betekenen. Er moet echter gewaakt worden voor een te eenzijdig aanbod. Het betrekken van zelfstandige ondernemers die nu nog op buurtstrips zitten en daar moeten verdwijnen vormt hiervoor een oplossing om tot een gevarieerder aanbod te komen. Tenslotte is het succes van de transformatie van de Baronie naar een volwaardig multifunctioneel gebied (sterk) afhankelijk van een aantal randvoorwaarden: Fasering: het is van belang dat de voorzieningen niet als eerste worden ontwikkeld op de locatie. Winkelvoorzieningen (vooral de niet-dagelijkse) dienen pas gerealiseerd te worden nadat de meeste woningen zijn gerealiseerd. Voor de dagelijkse sector is dit van minder belang, deze kunnen (in tijdelijke huisvesting) op de locatie gelijktijdig met de woningen ontwikkeld worden. Bereikbaarheid: vanwege de ligging nabij de Hoge Zijde met haar eigen voorzieningenniveau in zowel de dagelijkse als niet-dagelijkse sector is de bereikbaarheid van groot belang. Vooral het aanbod in de dagelijkse sector doet haar voordeel met een betere bereikbaarheid ten opzichte van het „drukke‟ centrum. Een extra stimulans voor de niet-dagelijkse sector kan een halte van de RijnGouwelijn zijn in de directe omgeving van de Baronie. Parkeren: het parkeervraagstuk is van groot belang van de Baronie. Vanwege de ligging zal er veel verkeer van buiten de wijk moeten komen, deze zullen alleen naar de Baronie komen indien er voldoende parkeermogelijkheden zijn en deze, net als in de rest van Alphen aan den Rijn, gratis zijn voor de consument. Zichtlocatie: de detailhandelvoorzieningen in zowel de oudbouw als de nieuwbouw hebben een goede zichtlocatie nodig om klanten te kunnen trekken. Binnen het planconcept valt de zichtlocatie voor de nieuwe winkels onder te
- 47 -
verdelen op zicht vanaf de aanvoerroutes en zichtlocatie op het nieuwe binnenhof/plein. Dit versterkt het leef- winkel- en verblijfsklimaat van het gebied alsmede de exposure voor de detailhandel.
- 48 -
6.
Kabels en leidingen
6.1. Kader Naast de uit het oogpunt van externe veiligheid relevante leidingen, zoals behandeld in paragraaf 5.3., kan ook de ligging van overige kabels of leidingen zoals rioolpersleidingen of drinkwatertransportleidingen - relevant zijn voor het bestemmingsplan. 6.2. Onderzoek Een inventarisatie naar de aanwezigheid van kabels en leidingen in en in de omgeving van het plangebied heeft uitgewezen dat er binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen gelegen zijn. Derhalve zijn er hieromtrent geen bepalingen opgenomen in het bestemmingsplan. 6.3. Conclusie Het aspect „kabels en leidingen‟ speelt binnen het plangebied geen rol. Derhalve zijn hiertoe geen nadere bepalingen opgenomen in het bestemmingsplan.
- 49 -
7.
Water
7.1. Beleidskader 7.1.1. Europees beleid De Europese Kaderrichtlijn Water is in oktober 2000 vastgesteld door het Europese Parlement en de Europese raad. Artikel 1a geeft de betekenis van de richtlijn aan: Doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van land oppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater in de Gemeenschap, waarmee aquatische ecosystemen en, en wat de waterbehoeften ervan betreft, terristische ecosystemen en wetlands die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed, en beschermd en verbeterd worden. De richtlijn biedt dus een kader voor het beschermen van de waterkwaliteit. Daarbij wordt van de lidstaten vereist dat zij het waterkwaliteitsniveau organiseren per stroomgebied. Voor Nederland houdt dit een indeling in naar de stroomgebieden van de Rijn, de Maas, de Schelde en de Eems. Voor de Alphense situatie betekent dit een indeling bij het stroomgebied van de Rijn. Binnen negen jaar na het inwerkingtreden van de richtlijn moet voor ieder internationaal stroomgebied een beheersplan zijn opgesteld. 7.1.2. Rijksbeleid Water wordt, in aansluiting op de Vierde Nota Waterhuishouding, gezien als ordenend principe. Het waterbeleid voor de 21e eeuw is geformuleerd in het kabinetsstandpunt ´Anders omgaan met water´ en is voortgekomen uit het ´Advies Waterbeheer 21e eeuw van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw´ (cieTielrooy, 2000). Het gaat hierin alleen om de aanpak voor veiligheid en wateroverlast en niet om watertekort, kwaliteit of verdroging. Voor stedelijke gebieden bestaat momenteel geen specifiek rijksbeleid. 7.1.3. Provinciaal beleid In de Nota Planbeoordeling van de Provincie Zuid Holland is het waterbeleid van de provincie vastgelegd. De watersystemen in stedelijk gebied zijn voornamelijk afgestemd op afvoer (bij regen) en aanvoer (in droge perioden) van water. Een dergelijk systeem bezit onvoldoende veerkracht om in te kunnen spelen op de toekomstige ontwikkelingen. Aandachtspunten bij het streven naar een veerkrachtige duurzame inrichting en beheer in zowel bestaand als nieuw stedelijk gebied zijn de realisering van extra open water, de afkoppeling van schoon verhard oppervlak van de riolering, de aanleg van verbeterd gescheiden rioleringsstelsels, het saneren van vervuilingsbronnen, de realisering van een natuurvriendelijke oeverinrichting en een duurzamer gebruik van (leiding)water (duurzame waterketen).
- 50 -
Vanaf het begin van planvorming dient overleg gevoerd te worden tussen gemeente, waterbeheerders en andere betrokkenen. Doel van dit overleg is gezamenlijk de uitgangspunten en wensen vanuit duurzame watersystemen en veiligheid te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten. Hierbij geldt dat afwenteling moet worden voorkomen en dat de drietrapsstrategie “vasthouden, bergen en afvoeren” moet worden gehanteerd. 7.1.4. Beleid waterbeheerder Waterbeheerplan Rijnland Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen . Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/wat_doet_rijnland/waterbeheerplan. Keur en beleidsregels Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De „Keur en Beleidsregels‟ maken het mogelijk dat hat Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor: Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken), Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen. Sluizen en gemalen) De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel uit te mogen voeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een keurvergunning. De keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: http://www.rijnland.net/beleid/keur_2009 en http://www.rijnland.net/beleid/beleidsregels_en_algemene regels
- 51 -
Gezamenlijk beleid waterbeheerder en Gemeente In 2008 hebben de bestuurders van de gemeente Alphen aan den Rijn en het hoogheemraadschap van Rijnland het Stedelijk waterplan Alphen aan den Rijn vastgesteld. Met dit plan kan op een integrale wijze, rekening houdend met ieders belangen, planvorming plaats vinden van alle maatregelen die moeten leiden tot een robuust en duurzaam watersysteem (droge voeten) met een chemische en ecologische goede kwaliteit (schoon water) en is daarmee het middel om de huidige en toekomstige problemen in het watersysteem het hoofd te bieden. In het plan zijn alle aspecten behandeld die van invloed zijn op de kwalitatieve en kwantitatieve oppervlaktewater structuur De geldigheidsduur van het plan loopt tot en met 2017, maar zal eens per vijf jaar worden aangepast aan de dan geldende wet- en regelgeving en herziene inzichten op het gebied van waterbeheer. De uitvoering en de planning van de noodzakelijke maatregelen wordt in overleg tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Rijnland bepaald. In het Waterplan staat de omgeving van de Baronie aangegeven als zoekgebied voor de verbetering van de waterstructuur. 7.2. Huidige riolering- en waterstaatkundige inrichting 7.2.1. Bestaande waterstaatkundige inrichting Het plangebied ligt in de polder Alpherhoorn. Deze polder wordt aan de noordzijde begrensd door de Oude Rijn, aan de oostzijde door de Gouwe, aan de zuidkant door de rijksweg N11 en aan de westzijde door de Papenvaart. De polder Alpherhoorn bestaat uit een aantal peilgebieden. Het plangebied ligt in peilvak 21b. De peilvakken zijn aangegeven in de navolgende figuur.
Afbeelding 24: Peilvakken
In het gebied is een gering percentage oppervlaktewater aanwezig. Naar schatting circa 140.000 m2 (14ha) wat overeenkomt met circa 2,7% van het gebied. Dit oppervlaktewater is over het algemeen aanwezig in de vorm van rechte singels met beschoeide oevers die door middel van lange duikers met elkaar verbonden zijn.
- 52 -
Vanuit de Oude Rijn wordt op verschillende plaatsen water ingelaten voor het op peil houden en doorspoeling van de singels. De afwatering van het peilvak 21B vindt van oorsprong op twee plekken plaats via stuwen op het lagere peilvak 21A. De hoofdafvoer gebeurt aan de oostzijde van het gebied via een automatisch bediende klepstuw bij de Archeonlaan. De tweede afvoer is een vaste stuw aan de westzijde van het gebied, bij de Hoorn. In het kader van de aanleg van de RijnGouweLijn wordt de waterhuishouding direct ten noorden van de spoorlijn Utrecht-Leiden aangepast In het recente verleden heeft forse neerslag tot wateroverlast geleid rond het stationsgebied. De lage ligging en de matige afvoersituatie van dit gebied waren hier mede de oorzaak van. Daarom is de afvoer van het overstortende water verbeterd waarvoor ten zuiden van het NS station een geautomatiseerde klepstuw is geplaatst. 7.2.2. Rioleringsstructuur Het peilvak 21b, waarin het bouwplan is gelegen, is nagenoeg geheel voorzien van een gemengd rioolstelsel met riooloverstorten op de watergangen. Door het geringe oppervlak van het ontvangende water en de matige doorstroom leiden riooloverstorten tot waterkwaliteitsproblemen. In het kader van de uitvoering van de maatregelen zoals omschreven in het Basisrioleringsplan zijn vuilemissiebeperkende maatregelen getroffen. In de stationsomgeving en nabij het Bospark zijn bergbezinkbassins aangebracht. Bij diverse reconstructiewerkzaamheden is afvoerend verhard oppervlak afgekoppeld. In het kader van de onderzoek naar de noodzaak van de aanleg van een bergbezinkvoorziening nabij de Handelsweg vindt een hertoets van het waterkwaliteitsspoor plaats. 7.2.3. Toekomstige aanpassingen aan de waterstructuur. Voor het gebied bestaat geen wateropgave zoals bedoeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water. In het Stedelijk Waterplan Alphen aan den Rijn is de omgeving van de Baronie desondanks opgenomen als zoekgebied voor open water. Het gaat hierbij niet om een vergroting van het oppervlak aan open water, maar om verbetering van de afvoerstructuur. De laatste variant voor de invulling van deze watervraag is weergegeven op de geometrische plaatsbepaling (plankaart). 7.3. Consequenties bestemmingsplanwijziging 7.3.1 Consequenties van de bestemmingsplanwijziging voor de riolering Het dakwater van het bouwblok wordt gescheiden afgevoerd naar de nieuw aan te leggen watergangen aan de oostzijde van het bouwplan. Het gemengde rioolstelsel wordt hierdoor ontlast waardoor een lagere frequentie van rioolwateroverstorten en een lager overstortvolume ontstaat. 7.3.2. Consequenties voor de waterhuishouding (watercompensatie) De bestemmingsplanwijziging heeft geen invloed op de wateropgave. Bestaand afvoerend verhard terrein (bebouwing, parkeerterrein) wordt omgezet in
- 53 -
afvoerend verhard terrein. Het totaal aan afvoerend verhard oppervlak wijzigt niet door deze bestemmingsplanwijziging. De nieuw aan te leggen watergangen langs de Prinses Beatrixlaan en de Prinses Irenelaan dienen als watercompensatie voor het af te koppelen afvoerend oppervlak van de bouwplannen op het Baronieterrein. 7.3.3. Consequenties voor de waterhuishouding (waterstructuur) In het Stedelijk Waterplan Alphen aan den Rijn is de omgeving van de Baronie opgenomen als zoekgebied voor de verbetering van de doorstroming vann het oppervlaktewater. De nieuw aan te leggen watergangen langs de Prinses Beatrixlaan en de Prinses Irenelaan geven hier invulling aan. 7.3.4. Waterkwaliteit (riolering en dubo) Het gebied zal worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel Er wordt naar gestreefd om de waterafvoerende oppervlakken van het te bouwen complex uit te voeren in niet uitlogende materialen en de toepassing van zink, koper of lood bevatten te vermijden. Hiermee wordt diffuse verontreiniging van het oppervlaktewater voorkomen. 7.3.5. Watertoets Deze waterparagraaf is aan de waterbeheerder toegezonden. De waterbeheerder heeft met de voorgelegde tekst ingestemd. Ook is afgesproken dat de waterbeheerder op de hoogte zal worden gehouden van de ontwikkelingen in het gebied en betreffende het bestemmingsplan.
- 54 -
8.
Ecologie
8.1. Kader Het doel van de Flora- en faunawet is de bescherming van plant- en diersoorten te bewerkstelligen. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Uitgangspunt van de Flora- en faunawet is het “nee, tenzij” -principe. De Floraen faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Binnen de gehele gemeente Alphen aan den Rijn geldt altijd en overal: indien strikt beschermde soorten aanwezig zijn of worden verwacht, en hun vaste rust-, verblijf- en/of voortplantingsplaats wordt aangetast, belangrijke foerageergebieden en/of migratieroutes van vleermuizen worden aangetast, dan zal het opstellen van een project- en compensatieplan aan de orde zijn. 8.2. Onderzoek 8.2.1. Natuurwaardenkaart In februari 2006 is door Bureau Waardenburg een Natuurwaardenkaart15 (zie afbeelding 20) voor de Gemeente Alphen aan den Rijn opgesteld. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat voor de gehele gemeente relatief weinig bekend is over het voorkomen van (strikt) beschermde soorten.
Afbeelding 25: uitsnede van de Natuurwaardenkaart van Alphen aan den Rijn. Te zien is, dat het plangebied (rood omkaderd) is gelegen in een gebied met een lage natuurwaarde.
15
Bureau Waardenburg bv, Natuurwaardenkaart Alphen aan den Rijn, februari 2006, Culemborg
- 55 -
Op de Natuurwaardenkaart zijn de strikt(er) beschermde soorten (Tabel 2 en 3 uit de Flora- en faunawet) weergegeven, die binnen het grondgebied van de gemeente voorkomen of worden verwacht. Algemene beschermde soorten (Tabel 1 uit de Flora- en faunawet) spelen op de Natuurwaardenkaart geen rol, omdat voor deze soorten een vrijstelling van de Flora- en faunawet geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling. Op afbeelding 14 is te zien dat het plangebied is gelegen in een gebied met een (relatief) lage natuurwaarde. Dit betekent dat geen sprake is van beschermde gebieden en dat beschermde soorten niet of nauwelijks worden verwacht. Ook de verspreidingskaarten (van flora, herpetofauna & vissen, insecten, rode lijst soorten, vogels en zoogdieren) geven aan dat binnen het plangebied geen strikt(er) beschermde soorten voorkomen of worden verwacht. 8.2.2. Natuurkalender Parallel aan de Natuurwaardenkaart is een Natuurkalender opgesteld. In de toelichting bij deze twee documenten is aangegeven dat werkzaamheden in beginsel plaats dienen te vinden in de minst kwetsbare periode van beschermde soorten. Op basis van de natuurwaardenkaart en eventueel aanvullend onderzoek wordt voor aanvang van de werkzaamheden bekeken met welke beschermde soorten rekening dient te worden gehouden. Indien duidelijk is dat zich in het plangebied geen strikt(er) beschermde soorten bevinden, kunnen werkzaamheden met inachtneming van de zorgplicht, op basis van algemene vrijstelling plaatshebben. De toelichting bij de Natuurwaardenkaart en de Natuurkalender geeft voor bepaalde werkzaamheden een aantal aanbevelingen mee. Deze worden hieronder uiteengezet: Werkzaamheden aan bouwwerken Met betrekking tot het slopen, renoveren of verbouwen van bouwwerken stelt de toelichting bij de Natuurwaardenkaart dat duidelijk dient te zijn of vleermuizen de betreffende bouwwerken als verblijfplaats gebruiken. De minst kwetsbare perioden voor vleermuizen zijn van half maart tot eind mei en van augustus tot en met september. Te allen tijde dient het verstoren van (broed)vogels en het vernietigen van hun verblijfplaatsen te worden voorkomen. In gebruik zijnde vogelnesten zijn altijd beschermd. Met de aanwezigheid van broedvogels dient van half maart tot half augustus rekening te worden gehouden. Op begroeide muren dient daarnaast rekening te worden gehouden met strikt(er) beschermde muurplanten, zoals de Tongvaren. Werkzaamheden aan waterlichamen Met betrekking tot werkzaamheden aan waterlichamen bepaalt de toelichting bij de Natuurwaardenkaart dat het dempen van waterlichamen bij voorkeur in september of oktober dient plaats te vinden. Bij het verbreden van waterlichamen dient onderzocht te worden of de kwaliteit van het water hierdoor in het geding komt, waardoor krabbenscheervegetaties zouden kunnen worden aangetast. Het aanbrengen van duikers en damwanden dient bij voorkeur in september of oktober plaats te hebben. 8.3. Conclusie Op de Natuurwaardenkaart van de gemeente Alphen aan den Rijn is te zien dat het plangebied is gelegen in een gebied met een (relatief) lage natuurwaarde. Dat houdt in dat binnen het plangebied weinig strikt(er) beschermde soorten
- 56 -
worden verwacht. De Natuurwaardenkaart geeft een goede indicatie voor het bepalen of ergens bepaalde beschermde soorten voorkomen. Uit een inventariserend ecologisch veldonderzoek16 bleek dat het complex mogelijk van waarde is voor vleermuizen en bleek de Gele helmbloem aanwezig. Vervolgens is een vervolgonderzoek uitgevoerd17. Hieruit volgen onderstaande aanbevelingen: Vleermuizen De Flora- en faunawet wordt niet overtreden bij uitvoering van de plannen. Een ontheffing is niet nodig. Aanbevolen wordt in de nieuwbouw verblijfplaatsen voor vleermuizen aan te bieden in de vorm van inpandige voorzieningen (inmetselstenen), een eenvoudige ingreep die geen effect heeft op de leefbaarheid voor mensen. Daarnaast wordt aanbevolen de nieuwe situatie geschikt te maken als jachtgebied voor vleermuizen (door ruimte te bieden aan voldoende natuurlijk groen en indien mogelijk water en de randen van het gebied te voorzien van bomen). Gele helmbloem De Gele helmbloem zal bij uitvoering van de plannen verdwijnen, wat betekent dat de Flora- en faunawet overtreden zal worden. Omdat de soort op tabel 2 staat, zijn er 2 mogelijkheden: • Een ontheffing aanvragen • Treffen van mitigerende maatregelen. • Werken volgens een goedgekeurde gedragscode Vanwege het tijdspad zal de tweede optie de voorkeur hebben. Voorgesteld wordt te werken volgens de Gedragscode Flora- en faunawet Bouwend Nederland. Deze geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Als er geen afbreuk gedaan wordt aan de gunstige staat van instandhouding van (de populatie van) de soort is een ontheffing niet nodig wanneer de gedragscode gevolgd wordt. De Gedragscode Flora- en faunawet Bouwend Nederland stelt dat, wanneer bij het bouwrijp maken van een terrein vernietiging van groeiplaatsen onvermijdelijk is, deze buiten de bloeitijd uitgestoken en elders in een geschikt biotoop terug geplaatst moeten worden, of de planten moeten tijdelijk in depot worden gezet en later in dezelfde omgeving teruggeplaatst worden. Bij sloop van panden moeten muurplanten buiten de bloeitijd met een deel van het substraat verplaatst en naderhand in de omgeving of elders in een geschikt biotoop teruggezet worden. Een ecologisch werkprotocol, met alle beschermingsmaatregelen die genomen zullen worden, is verplicht. Dit moet, samen met de onderhavige rapportage, een kaart met de verspreiding van de beschermde soorten en een ondertekend 16
Dit onderzoek van het Natuur-Wetenschappelijk Centrum dateert uit 2005 en is zowel wat betreft de project-
uitgangspunten als de geldende regelgeving inmiddels verouderd. 17
Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Vleermuisonderzoek op het terrein van De Baronie te Alphen aan den
Rijn, Dordrecht, oktober 2010
- 57 -
bewijs van deelname van het uitvoerend personeel aan de kick-off van het project en/of een toolboxmeeting over de gedragscode, ter plaatse (in de bouwkeet) aanwezig zijn, tijdens uitvoering van de plannen. Overige soorten Er zijn geen overige strenger beschermde soorten in of binnen de invloedssfeer van het plangebied aangetroffen. Wel dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels (grofweg van half maart t/m half juli): broedende vogels, nesten, eieren en jongen mogen niet verstoord of vernietigd worden. Aanbevolen wordt om in het broedseizoen geen ingrijpende werkzaamheden uit te voeren die de broedbiotoop kunnen aantasten (o.a. sloop van gebouwen, kap van bomen, rooien van struiken, maaien van hogere vegetaties), tenzij onderzoek door een ecologisch deskundige heeft uitgewezen dat er geen sprake is van broedgevallen. Ten slotte dient altijd de zorgplicht in acht te worden genomen: dit houdt in dat voldoende zorg in acht wordt genomen voor alle in het wild levende dieren en planten, voor zover redelijk. Een voorbeeld is dat, voordat graafwerkzaamheden plaats gaan vinden, het terrein geïnspecteerd wordt op aanwezige fauna, die vaak niet tijdig vluchten (bijvoorbeeld een egel of jonge hazen), verplaatst worden.
- 58 -
DEEL D UITVOERBAARHEID, OVERLEG EN INSPRAAK - 59 -
- 60 -
9.
Uitvoerbaarheid
9.1. Economische uitvoerbaarheid De verhaalbare kosten worden verhaald op de ontwikkelaar, middels een anterieure overeenkomst. Mitsdien wordt er geen exploitatieplan opgesteld. Niet verhaalbare kosten zijn gedekt door het treffen van een voorziening. 9.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Naar verwachting is het maatschappelijk draagvlak voor realisatie van het plan groot; voor de uitstraling en leefbaarheid van het gebied is het van belang dat een dergelijke kwaliteitsimpuls plaatsvindt. In de bestaande situatie is het gebouw aan verval onderhevig en biedt het een troosteloos aanzicht. Het beeldbepalende pand van de Baronie, een belangrijk en herkenbaar element in Alphen, zal in de toekomstige situatie in oude glorie worden hersteld. Bovendien worden woningen toegevoegd.
- 61 -
- 62 -
10. Overleg en inspraak Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is onderwerp geweest van de inspraakprocedure conform de gemeentelijke inspraakverordening en is ten behoeve van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan een aantal instanties. Een samenvatting van de ontvangen reacties, alsmede de beantwoording daarvan is opgenomen in de Nota van inspraak en overleg. Deze is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. De ingekomen zienswijzen zijn van een beantwoording voorzien.
- 63 -
Bijlagen
Bijlage 1: Nota van inspraak en overleg
Nota van inspraak en overleg voorontwerp bestemmingsplan Baronie deel A+B+C
Maart 2010 afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Inhoudsopgave
Pagina
I
Inleiding
-3-
II
Overzicht indieners inspraakreactie en nummering
-4-
III
Thematische behandeling inspraakreacties
-5-
IV
Overleg artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening
- 14 -
I
Inleiding
Het voorontwerp van het bestemmingsplan Baronie deel A+B+C is op 2 september 2009 gepubliceerd. De plannen hebben vervolgens van 3 september tot en met 14 oktober 2009 ter inzage gelegen. Op 9 september 2009 is over deze plannen een inloopavond gehouden. Deze overleg- en inspraakprocedures geven inhoud aan de bepalingen van de inspraakverordening en artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Gedurende de periode dat het voorontwerp voor het publiek ter inzage heeft gelegen zijn 6 inspraakreacties ontvangen. Een overzicht daarvan is opgenomen in Hoofdstuk II van deze nota. In hoofdstuk III worden de inspraakreacties per thema behandeld. De reacties zijn daarvoor samengevat onder het kopje: reactie. De achter de reactie tussen haakjes aangegeven cijfers corresponderen met het overzicht van de insprekers. Daarna is het gemeentelijk
commentaar weergegeven. Hoofdstuk IV is een weerslag van het overleg dat over deze bestemmingsplannen is gevoerd met diverse andere bestuursorganen en overheidsdiensten. De inspraakreacties en het overleg geven aanleiding het bestemmingsplan op enkele onderdelen aan te passen. Deze aanpassingen worden opgenomen in het zogenaamde ontwerpplan. Gedurende een nader te bepalen periode kunnen tegen dit ontwerp schriftelijke zienswijzen bij de gemeenteraad worden ingediend. Hierover ontvangen alle indieners van een inspraakreactie afzonderlijk bericht.
II
Overzicht indieners inspraakreactie en nummering
instelling of persoon namens 1 Fam. P.J.P. Hommel 2 S. Büchner 3 4 5 6
A. vd Laan J. Brouwer G.A.M. Kakes P.H. Revermann
adres Seringenstraat Seringenstraat
Beukenlaan Beukenlaan Beukenlaan Aldi Zaandam BV Koninginneweg
huisnummer postcode 48 2404 ER 50 2404 ES
woonplaats Alphen aan den Rijn Alphen aan den Rijn
19 17 21 245
Alphen aan den Rijn Alphen aan den Rijn Alphen aan den Rijn Amsterdam
2404 2404 2404 1075
EG EG EG CT
III Thematische behandeling inspraakreacties
Verkeer
1. Reactie (3, 4, 5) Kan eenrichtingverkeer ingesteld worden om sluipverkeer tegen te gaan?
Commentaar De wens om eenrichtingverkeer in te laten stellen lijkt vooral voort te komen uit de mogelijkheid dat de Eikenlaan ‘geknipt’ wordt, waardoor deze niet meer toegankelijk is vanaf de Prinses Beatrixlaan. Door deze knip kan sluipverkeer ontstaan. Genoemde knip is echter slechts een mogelijkheid. Indien de Eikenlaan wordt ‘geknipt’, dan onderkennen wij de mogelijkheid dat er sluipverkeer ontstaat. Daarom zal in die situatie overwogen worden om eenrichtingverkeer in te stellen. De instelling van eenrichtingverkeer is echter niet iets dat in een bestemmingsplan geregeld kan worden. Daartoe zal dan te zijner tijd een verkeersbesluit moeten worden genomen. Inmiddels staat vast dat er geen knip in de Eikenlaan wordt gemaakt. Daarom is de kans op sluipverkeer zeer gering en is het instellen van eenrichtingverkeer op de aangelegen straten hoogstwaarschijnlijk overbodig. Toch zal de mogelijkheid om eenrichtingverkeer in te stellen worden overwogen.
2. Reactie (1) Het voorontwerp bestemmingsplan voorziet nauwelijks in onderbouwing aangaande verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling in het plangebied.
Commentaar Over verkeersstromen en gewenste afwikkeling van verkeer zijn nog geen definitieve standpunten ingenomen. Er vinden nog onderzoeken plaats met betrekking tot verkeersgeneratie en -afwikkeling. Deze onderzoeken en de uitkomsten daarvan zullen in de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan uitdrukkelijk aan de orde komen.
3. Reactie (1) Het is onduidelijk wat de gevolgen van de planontwikkeling zijn voor bereikbaarheid en ontsluiting van de bestaande woonwijk.
Commentaar Zie commentaar bij reacties 1 en 2
4. Reactie (1) Het voorontwerp bestemmingsplan voorziet nauwelijks in onderbouwing aangaande parkeren; er ontbreekt een parkeerbalans.
Commentaar Ten aanzien van parkeren wordt eveneens onderzoek verricht dat in de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan nader uitgewerkt zal worden. Uitgangspunt is dat er voldoende parkeerruimte op eigen terrein kan worden gerealiseerd.
Bebouwing
5. Reactie (2) Waarom is het SWA gebouw niet opgenomen in het bestemmingsplan?
Commentaar Over de ontwikkeling van het SWA gebouw bestaat op dit moment nog geen duidelijkheid. Daarom kan nog niets gezegd worden over de mogelijke bestemming van het gebouw en is het ook niet opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan.
6. Reactie (2) Waarom wordt er niet meer diversiteit aangebracht in de woningen?
Commentaar Het voorontwerp bestemmingsplan staat (gestapelde) woningen toe. In het bestemmingsplan staan geen eisen opgenomen met betrekking tot het uiterlijk van de woningen en de diversiteit van dat uiterlijk. Dergelijke eisen kunnen niet
in een bestemmingsplan worden gesteld, maar komen in de bouwvergunning aan de orde. In een bestemmingsplan kunnen wel categorieën woningen worden aangewezen, zoals woningen voor sociale huur of woningen in particulier opdrachtgeverschap. Het is Alphen aan den Rijn niet gebruikelijk om in bestemmingsplannen van deze mogelijkheid gebruik te maken.
7. Reactie (6) De beoogde woningen kunnen ook elders in de stad gerealiseerd worden.
Commentaar Elders in de stad is nog ruimte voor woningbouw. Dat is echter geen reden om woningbouw op deze locatie niet toe te staan. Om de gehele ontwikkeling van het gebied economisch haalbaar te maken is realisatie van woningbouw noodzakelijk. Woonomgeving
8. Reactie (6) Het doel van het voorontwerp bestemmingsplan, verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, wordt onvoldoende gewaarborgd.
Commentaar Ruimtelijke kwaliteit wordt niet alleen verbeterd door middel van aanleg van kwalitatief hoogwaardige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en openbare ruimten. De kwaliteit van het gebied wordt in eerste instantie verbeterd door het leefbaarder en levendiger te maken. De beoogde ontwikkeling, een wijkgericht winkelcentrum voorziet duidelijk in verlevendiging van de wijk. Afgezien daarvan zal de planverbeelding in het ontwerp bestemmingsplan worden aangepast. Waar het openbaargebied nu is aangeduid als Verkeer-Verblijf zal in het ontwerp bestemmingsplan meer onderscheid worden gemaakt in groenvoorzieningen en water.] Bovendien is het niet gebruikelijk dat de inrichting van het openbaargebied in het bestemmingsplan wordt geregeld. Een masterplan voorziet in de exacte inrichting van het openbare gebied.
9. Reactie (6) Er is geen water geprojecteerd op de planverbeelding die deel uitmaakt van het voorontwerp bestemmingsplan. Daardoor kan de verplichte watercompensatie niet gegarandeerd worden
Commentaar Op de planverbeelding van het ontwerpbestemmingsplan zal water geprojecteerd worden.
Industrieterrein Rijnhaven
10. Reactie (6) Het thans bestaande gezoneerde bedrijventerrein Rijnhaven wordt kleiner. Dat is in strijd met het beleid van de gemeente dat er op is gericht om gezoneerde bedrijventerreinen te behouden.
Commentaar De gemeente heeft op ruimtelijk gebied meerdere wensen, waaronder behoud van gezoneerde bedrijventerreinen. Deze wens richt zich niet per se op kwantitatief behoud, maar vooral op kwalitatief behoud. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om verrommeling van bedrijventerreinen te bestrijden en de bedrijventerreinen te intensiveren. Voorwaarde daarvoor is dat er onderscheid wordt aangebracht tussen lichte en zwaardere bedrijvigheid. Door lichte bedrijvigheid naar de rand van bedrijventerreinen te dirigeren en overgangsgebieden te creëren (met lichte industrie, detailhandel en woonvormen) kunnen de zwaardere bedrijfscategorieën op een betere manier hun activiteiten uitvoeren. Een overgangsgebied voorziet in een soort van buffer tussen het bedrijventerrein en de woonomgeving. Onderhavig gebied leent zich uitstekend voor de inrichting van een overgangszone. Voorgestane ontwikkeling draagt dan ook bij aan de verbetering van ruimtelijke kwaliteit in Alphen aan den Rijn.
Detailhandel
11. Reactie (6) De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2007 schrijft voor bovenregionale voorzieningen voor dat deze gesitueerd dienen te worden op zogenoemde knopen. Slechts de stationslocatie is in Alphen aangewezen als knooppunt.
Commentaar Alphen aan den Rijn beschikt over een heldere retailstructuur met het Stadshart, drie wijkcentra en een concentratie van grootschalige detailhandel. Daarnaast zijn er verschillende kleinere centra en buurtstrips. De baronie wordt het vierde wijkwinkelcentrum (naast de Ridderhof, Herenhof en Atlas) in Alphen aan den Rijn. De schaal van dit vierde wijkwinkelcentrum is echter wel kleiner. Het voorontwerp bestemmingsplan maakt geen ontwikkeling mogelijk die gekwalificeerd kan worden als bovenregionale voorziening. De te ontwikkelen detailhandel heeft een duidelijke wijkfunctie. Daardoor is er op dit punt geen sprake van strijdigheid met provinciaal beleid. Dit blijkt overigens ook uit het feit dat er een positief REO advies is afgegeven.
12. Reactie (6) Noch de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2007, noch de richtlijnen opgenomen in de Nota Regels voor Ruimte staan nieuwe detailhandelsvoorzieningen toe, tenzij deze niet leiden tot structurele aantasting van het voorzieningenniveau elders.
Commentaar Alphen aan den Rijn heeft behoefte aan een wijkverzorgend centrum in het westelijk middengebied. Daaraan voldoet de voorgestane ontwikkeling; deze heeft immers een wijkfunctie. Hoewel enige concurrentie met andere winkelgebieden onvermijdelijk is, zal die concurrentie slechts zeer gering van aard zijn. Het voorzieningenniveau elders zal dan ook niet worden aangetast. Daarom is er op dit punt geen sprake van strijdigheid met provinciaal en/of rijksbeleid. Dit blijkt overigens ook uit het feit dat er een positief REO advies is afgegeven.
13. Reactie (6) Voor een ontwikkeling zoals mogelijk wordt gemaakt in het voorontwerp bestemmingsplan is een REO advies noodzakelijk. Het positieve REO advies van 19 april 2007 is achterhaald.
Commentaar Het is juist dat voor een ontwikkeling zoals mogelijk wordt gemaakt in het voorontwerp bestemmingsplan een REO advies noodzakelijk is. Een dergelijk positief advies is in het voorjaar van 2007 ontvangen. Genoemd advies ziet op een programma van 6700 m2 bvo. Het huidig voorgestane programma voorziet weliswaar in meer m2 bvo (7700 m2), maar er is pas een nieuw REO advies nodig wanneer er 1500 m2 of meer bvo wordt toegevoegd. Het huidige programma blijft binnen die grens. Zonder positief REO advies zal de ontwikkeling niet worden doorgezet.
14. Reactie (6) Er ontbreekt een relevant actueel distributie planologisch onderzoek.
Commentaar Een nieuw DPO wordt opgesteld. Wanneer het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd wordt, zal het nieuwe DPO daar onderdeel van uitmaken.
15. Reactie (6) Ontwikkeling van de Baronie leidt tot ongewenste concurrentie met het Stadshart. Dit is in strijd met het gemeentelijke beleid (Retailstructuurvisie Alphen aan den Rijn, Nota Detailhandelsbeleid Alphen aan den Rijn 2005-2018) en het distributie planologisch onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van de Lage Zijde van het Stadshart, omdat er te weinig distributieve ruimte is. Daarnaast is bijstelling van de distributieve ruimte noodzakelijk vanwege de economische stagnering.
Commentaar De beoogde ontwikkeling heeft een wijkgerichte functie. Qua branchering wordt duidelijk onderscheid met het Stadshart gemaakt. Zo zullen er vrijwel geen winkels in de modieuze sector komen. Het wordt vooral een plek waar bewoners dagelijkse boodschappen kunnen doen en aanvullende huishoudelijke zaken kunnen aanschaffen. Weliswaar zullen ook niet-dagelijkse functies worden
gerealiseerd, maar deze zullen niet overheersen. De niet-dagelijkse functies zijn vergelijkbaar met niet-dagelijkse functies in andere wijkcentra. Hoewel de distributieve ruimte inderdaad gering is, zal uit het nieuwe DPO blijken dat er voldoende ruimte is voor de voorgestane ontwikkeling. Indien uit het DPO blijkt dat er onvoldoende distributieve ruimte is, dan wordt het ontwerpbestemmingsplan daar op aangepast.
Cultureel erfgoed
16. Reactie (6) Een ontwikkeling zoals voorgesteld in het voorontwerp bestemmingsplan is niet noodzakelijk om het Baroniegebouw als industrieel erfgoed te behouden.
Commentaar Aan een ruimtelijk plan liggen niet enkel ruimtelijke afwegingen ten grondslag. Financieel-economische aspecten zijn eveneens van belang. Het is bekend dat de gemeente Alphen aan den Rijn graag het voormalige Baroniegebouw als industrieel erfgoed wil behouden. Om behoud van het gebouw mogelijk te maken is een economisch haalbaar plan noodzakelijk. In de loop der jaren zijn informeel meerdere varianten voor ontwikkeling van het gebied de revue gepasseerd. De ontwikkeling zoals mogelijk gemaakt wordt middels het voorontwerp bestemmingsplan is de enige economisch haalbare variant gebleken.
Milieu
17. Reactie (6) Externe veiligheid. In het voorontwerp bestemmingsplan is geen rekening gehouden met zes nabijgelegen zogenoemde BEVI-bedrijven.
Commentaar In het kader van de gewenste revitalisering van het oostelijke Rijnhavengebied is in maart 2009 een milieuadvies afgegeven door de Milieudienst West-Holland. In dit milieuadvies wordt ook het aspect externe veiligheid behandeld. In maart 2008 is een nulmeting externe veiligheid uitgevoerd, waarbij voor alle BEVIbedrijven in Alphen aan den Rijn risicocontouren zijn geschetst. Van de naar aanleiding van die nulmeting vastgestelde kaart is af te lezen dat het plangebied
in principe niet binnen een dergelijke contour valt. In het ontwerpplan zal nader gemotiveerd worden waarom het plan in het kader van externe veiligheid aanvaardbaar is.
18. Reactie (1, 6) Geluid. Een akoestisch onderzoek ontbreekt. Er is onvoldoende inzicht in wegverkeerslawaai en industrielawaai.
Commentaar Ten behoeve van het ontwerp bestemmingsplan zal een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Daar waar nodig zal, indien mogelijk, een procedure hogere geluidswaarden worden gevoerd.
19. Reactie (6) Milieuzonering. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de afstand van de beoogde woningen tot bedrijfsactiviteiten.
Commentaar In het kader van de gewenste revitalisering van het oostelijke Rijnhavengebied is in maart 2009 een milieuadvies afgegeven door de Milieudienst West-Holland. In dit milieuadvies wordt ook het aspect milieuzonering behandeld. Uit het milieuadvies blijkt dat er vooralsnog geen belemmeringen optreden. In de toekomst kunnen er evenwel belemmeringen ontstaan omdat het bestemmingsplan Rijnhaven het mogelijk maakt dat bedrijven in milieucategorie 3.1 en hoger zich in de nabijheid van de beoogde ontwikkeling vestigen. In het bestemmingsplan Bedrijventerrein West dat te zijner tijd het bestemmingsplan Rijnhaven zal vervangen, dient hier rekening mee te worden gehouden.
Overig
20. Reactie (6) De locatie Eikenlaan 227a/229 moet aan het plangebied worden toegevoegd met de bestemming detailhandel.
Commentaar De locatie Eikenlaan 227a/229 ligt niet in de directe nabijheid van het huidige plangebied. Daarom ligt het niet voor de hand om deze locatie binnen het plangebied op te nemen. Afgezien daarvan maakt het huidige plangebied onderdeel uit van het beoogde overgangsgebied tussen het bedrijventerrein Rijnhaven en woongebied. Bij de ruimtelijke afwegingen voor ontwikkelingen in dit deel van Alphen aan den Rijn is strikte functiescheiding in het oog gehouden. Op het bedrijventerrein behoren enkel (zwaardere) bedrijfsfuncties toegestaan te worden, terwijl het overgangsgebied juist bedoeld is voor een mix van lichtere bedrijvigheid en wonen. Omdat de locatie Eikenlaan 227a/229 gelegen is op het bedrijventerrein Rijnhaven, komt deze locatie niet in aanmerking voor een bestemming die passend is in het overgangsgebied.
IV Overleg artikel 3.1.1 Bro Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat diverse overheidsorganen en overheidsdiensten worden betrokken bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Om die reden is het voorontwerp van dit bestemmingsplan om advies voorgelegd aan: 1. PPV Zuid-Holland 2. Provincie Zuid-Holland 3. VROM-inspectie 4. Ministerie van EZ 5. Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed 6. Hoogheemraadschap van Rijnland 7. NS Reizigers 8. Kamer van Koophandel en Fabrieken 9. NUON 10. OASEN 11. NV Nederlandse Gasunie 12. Tennet TSO BV Een aantal instanties heeft niet gereageerd of laten weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De inhoudelijke reacties van de overige overlegpartners zijn hieronder samengevat weergegeven en van commentaar voorzien.
Kamer van Koophandel Den Haag
21. Reactie De ontwikkeling van gevoelige functies in het plangebied dient met terughoudendheid te worden benaderd zodat gevestigde bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad worden.
Commentaar De gemeente heeft op ruimtelijk gebied meerdere wensen, waaronder behoud van gezoneerde bedrijventerreinen. Deze wens richt zich niet per se op kwantitatief behoud, maar vooral op kwalitatief behoud. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om verrommeling van bedrijventerreinen te bestrijden en de bedrijventerreinen te intensiveren. Voorwaarde daarvoor is dat er onderscheid wordt aangebracht tussen lichte en zwaardere bedrijvigheid. Door lichte bedrijvigheid naar de rand van bedrijventerreinen te dirigeren en overgangsgebieden te creëren (met lichte industrie, detailhandel en
woonvormen) kunnen de zwaardere bedrijfscategorieën op een betere manier hun activiteiten uitvoeren. Een overgangsgebied voorziet in een soort van buffer tussen het bedrijventerrein en de woonomgeving. Onderhavig gebied leent zich uitstekend voor de inrichting van een overgangszone. Uiteraard is het de bedoeling dat bestaande bedrijven zo m in mogelijk beperkingen ondervinden van het overgangsgebied en de nieuwe ontwikkeling. Daar waar zware bedrijvigheid aan de rand van het bedrijventerrein Rijnhaven in belangen kan worden geschaad, zullen mogelijke oplossingen worden onderzocht.
Provincie Zuid Holland
22. Reactie De oppervlaktentabel in de waterparagraaf is niet juist. Wanneer uit aanpassing van deze tabel blijkt dat het verharde oppervlak toeneemt, dient open water te worden gerealiseerd dat op de planverbeelding moet worden vastgelegd.
Commentaar De tabel wordt aangepast in het ontwerpbestemmingsplan. De te realiseren waterpartijen worden als zodanig bestemd op de planverbeelding van het bestemmingsplan.
Hoogheemraadschap van Rijnland
23. Reactie Het plan is gelegen in de polder Alpherhoorn. Daarnaast worden enkele tekstvoorstellen gedaan met betrekking tot het beleid waterbeheerders.
Commentaar De tekst van het bestemmingsplan wordt aangepast conform de voorstellen van het hoogheemraadschap.
24. Reactie Halfverharding dient te worden meegerekend als verharding, waardoor er sprake is van toename van verhard oppervlak. Er moet dus water worden gecompenseerd.
Commentaar De ontwikkeling voorziet in de aanleg van open water. De te realiseren waterpartijen worden als zodanig bestemd op de planverbeelding van het bestemmingsplan.
VROM inspectie
25. Reactie Er dient nader akoestisch onderzoek te worden verricht en naar aanleiding daarvan dienen wellicht hogere grenswaarden te worden vastgesteld.
Commentaar Ten behoeve van het ontwerp bestemmingsplan wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daar waar nodig en mogelijk wordt een procedure hogere waarden gevoerd.
Bijlage 2: Advies regionale brandweer
Regionale Bra
|nlngekomen:
BRANDWEER
- 6 AUG 2010 ■ ■
V
' -
; /
:
Routing Aan het College van Burgemeester en Wehouders gemeente Alphen aan den Rijn Postbus 13 2400 AA ALPHEN AAN DEN RIJN
^
Nr. "XD\o/xxs^O Afd.'PD Opbergen Rooseveltstraat 4a
-^■wv"--:-"?
2321 BM Lelden Telefoon (071) 366 1366 Fax (071) 366 1399 www.rbhm.nl
Datum 3 augustus 2010 Onze JS\300879 Uw referentie Uw brief van Email 27 juli 2010
Telefoon 071-366 1865 Bijlage 1 Fax E-mail
[email protected] Onderwerp Bestemmingsplan "Baronie"
Geacht College, De gemeente Alphen aan den Rijn heeft de Regionale Brandweer Hollands Midden verzocht om ex artikel 13 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) advies uit te brengen in het kader van het bestemmingsplan 'Baronie'. Het gemeentebestuur is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het ruimtelijk beleid en beleid met betrekking tot rampenbestrijding. Het advies van de regionale brandweer kan het bevoegd gezag ondersteunen bij de verantwoording van het groepsrisico. Het brandweeradvies geeft inzicht in de voorbereiding op en de bestrijding van zware ongevallen en rampen, alsmede de beperking van het ontstaan en de effecten daarvan. Vanuit de diverse belangen maakt het gemeentebestuur uiteindelijk een eigen afweging omtrent het groepsrisico. In het plangebied komen geen Bevi relevante bedrijven voor. Buiten het plangebied liggen drie bedrijven die van invloed zijn op het plangebied, te weten: 1. Helm Chemicals BV., Hoorn 75. 2. Mavom, Handelsweg 6. 3. Biesterfeld, Eikenlaan 20. Ad. 1) Het bedrijf Helm heeft een PGS 15 opslag. Binnen het bedrijf Helm is het rampscenario een toxische wolk. Het adviesbureau Cauberg-Huygen heeft een risicoanalyse uitgevoerd (Cauberg-Huygen, "Risicoberekening Helm Chemicals ten behoeve van het bestemmingsplan Nieuwe Sloot te Alphen aan den Rijn", d.d. 8 december 2008). Ad. 2) Het bedrijf Mavom heeft een PGS 15.2 opslag. Binnen het bedrijf Mavom is het rampscenario het vrijkomen van een toxische wolk. Het adviesbureau Tauw heeft een risicoanalyse uitgevoerd (Tauw, "QRA voor Mavom te Alphen aan den Rijn", d.d. 1 februari 2007). Ad. 3) Het bedrijf Biesterfeld heeft PGS 15.2 opslagen en tankopslagen. Binnen het bedrijf Biesterfeld is het rampscenario het vrijkomen van een toxische wolk. Het adviesbureau Tauw heeft een risicoanalyse uitgevoerd (Tauw, "Herziening QRA Biesterfeld" 16 november 2007).
Regionale Brandweer Hollands-Midden
BRANDWEER
^
Plaatsgebonden risico Voor alle drie de bedrijven is afzonderlijk een plaatsgebonden risicocontour 10-6 berekend. Binnen deze risicocontour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Het plangebied valt niet binnen een 10-6 contour van één van deze bedrijven. Groepsrisico Het invloedsgebied van Helm is ruim 2000 meter van de rand van de opslag. Het hele plangebied ligt binnen dit invloedsgebied. Het invloedsgebied van Mavom reikt tot ca. 470 meter vanaf de rand van de opslag. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen dit invloedsgebied. Het invloedsgebied van Biesterfeld reikt tot ca. 745 meter van de rand van de opslag. Het hele plangebied ligt binnen het invloedsgebied. Voor de bedrijven is een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Uit deze risicoberekening blijkt dat voor alle drie de bedrijven het groepsrisico onder de oriënterende waarde ligt. Het aantal berekende dodelijke slachtoffers bij een zwaar ongeval of ramp is bij Helm maximaal 25, bij Mavom maximaal 6 en bij Biesterfeld maximaal 20. Bereikbaarheid en bluswatervoorziening Ik adviseer u bij de ontwikkeling van het plangebied rekening te houden met de bluswatervoorziening en bereikbaarheid voor de hulpverleningsdiensten. Daarvoor moet het plangebied bereikbaar zijn via minstens twee, bij voorkeur drie toegangswegen. De wegen binnen het plangebied moeten minimaal 3,5 meter breed zijn met een vrije hoogte van 4,2 meter. Voor de gebouwen geldt dat primaire bluswatervoorziening binnen 40 meter vanaf de voordeur aanwezig dient te zijn. De maximale afstand tussen de inzetlocatie en de dichtstbijzijnde secundaire bluswatervoorziening mag maximaal 160 meter zijn. Specifiek voor het plangebied adviseer ik u een doorgaande hulpverleningsroute te maken tussen bouwdeel B en bouwdelen C/D. Langs deze route dient voldoende bluswatervoorziening aanwezig te zijn, zoals hierboven beschreven. Indien deze route en het gebied uitgevoerd wordt met wegafzettingen, dienen deze voor de hulpverleningsdiensten door middel van het 'KAR systeem' (Korte Afstand Radio) toegankelijk te zijn. De bereikbaarheid van het gehele plangebied dient te voldoen aan de maten zoals gesteld in bijlage 1. Zelfredzaamheid Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk van onder andere appartementen, kantoren en commerciële ruimten mogelijk. De personen binnen het plangebied zijn niet verminderd zelfredzaam. Zij kunnen zich in geval van een calamiteit waarbij zij het gebouw moeten verlaten zelfstandig in veiligheid brengen. Het rampscenario voor alle drie de bedrijven is een toxische wolk. Bij dit scenario kan met de reguliere wijze van alarmering worden volstaan ('Ga naar binnen en sluit ramen en deuren'). Hiervoor dient het Waarschuwing Alarmering Systeem (WAS) het gebied volledig te dekken. In de huidige situatie dekt het WAS het plangebied. Ik adviseer u te zorgen dat de gebouwen geschikt zijn om te schuilen bij het rampscenario toxische wolk. Voor ontvluchting dient voor de objecten en het plangebied een tweezijdige ontvluchting van de risicobronnen af te worden gewaarborgd. Deze ontvluchting dient de bereikbaarheid voor de hulpverleningsdiensten niet te belemmeren.
Regionale Brandweer Hollands-Midden
BRANDWEER
^
Restrisico Hoewel de kans op een zwaar ongeval of ramp met gevaarlijke stoffen in het algemeen klein is, blijft een restrisico aanwezig. Het restrisico geeft aan hoeveel slachtoffers en materiële schade er overblijft na het toepassen van risicoreducerende maatregelen zoals alarmering, verbeteren bereikbaarheid en bluswatervoorziening en verhogen zelfredzaamheid. Bij een calamiteit bij een van de drie bedrijven zal het aantal gewonden een veelvoud zijn van het aantal berekende dodelijke slachtoffers. Ik adviseer u actief te communiceren over het restrisico. Hiermee krijgen de aanwezige personen binnen het plangebied een handelingsalternatief en kunnen meer slachtoffers worden voorkomen. Ik adviseer u de eerdergenoemde maatregelen ten aanzien van bereikbaarheid, bluswatervoorziening en zelfredzaamheid te treffen, om het restrisico beter te kunnen beheersen. Ik adviseer u het restrisico inzichtelijk te maken en (volgens artikel 3, lid 1 van de Wet Rampen en Zware Ongevallen) op te nemen in uw risico-inventarisatie van rampscenario's in uw gemeente. Ik verzoek u mij te informeren over de besluitvorming omtrent het bestemmingsplan 'Baronie'. Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen met mevrouw J. Smit van de Regionale Brandweer Hollands Midden, telefoon 071-3661865. Ik vertroywr^rop u hiermede voldoende geïnformeerd te hebben.
H.E.N.A. Meijer Commanöant Regionale Brandweer Hollands Midden Afschrift aan:
Brandweer Alphen aan den Rijn Milieudienst West-Holland
Regionale Brandweer Hollands-Midden
BRANDWEER
< $ >
Tarief Het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer heeft voor het geven van de adviezen op het gebied van Externe Veiligheid de volgende netto tarieven vastgesteld: • Eenvoudige adviezen: € 475,00. • Complexe adviezen: € 2.300,00. • Zeer complexe adviezen: afrekening op urenbasis. • Spoedeisende adviezen: tweemaal het aangegeven tarief. Het voorliggende advies valt onderde categorie: Eenvoudige adviezen. Voor dit advies wordt € 475,00 in rekening gebracht door de Regionale Brandweer Hollands Midden.
Regionale Brandweer Hollands-Midden
BRANDWEER
^
Bijlage 1: Maten en kenmerken brandweervoertuig In deze bijlage wordt invulling gegeven aan de eisen die in het advies zijn gesteld aan een goede bereikbaarheid van de bluswatervoorziening. Een opstelplaats is een veilige, doelmatige en goed bereikbare plaats voor brandweervoertuigen van waaruit de inzet plaatsvindt. Maten en kenmerken van een brandweervoertuig in het kader van bereikbaarheid Tankautospuit: o Totaal gewicht: 15 ton. o Asbelasting: 10 ton. o Doorgangshoogte: 4,2 meter (op basis van artikel 2.5.8 lid 2 Bouwverordening). o Rijbaanbreedte: 3,5 meter (of eventueel 3 meter indien langs beide kanten van de rijbaan sprake is van een obstakelvrije ruimte van 0,50 meter breed en 4,2 meter hoog). o Buitenbochtstraal: 10 meter, o Binnenbochtstraal: 5,5 meter (of gelijk aan de buitenbochtstraal verminderd met 4,5 meter), o Maatvoering opstelplaats: lengte 10 meter, breedte 4 meter.
Redvoertu/g: o o o o o o o o
Totaal gewicht: 20 ton. Asbelasting: 12 ton. Doorgangshoogte: 4,2 meter (op basis van artikel 2.5.8 lid 2 Bouwverordening). Rijbaanbreedte: 3,5 meter (of eventueel 3 meter indien langs beide kanten van de rijbaan sprake is van een obstakelvrije ruimte van 0,50 meter breed en 4,2 meter hoog). Buitenbochtstraal: 10 meter, Binnenbochtstraal: 5,5 meter (of gelijk aan de buitenbochtstraal verminderd met 4,5 meter), Stempeldruk: 100ton/m2. Maatvoering opstelplaats: lengte 10 meter, breedte 10 meter.
Haakarmvoertuig: o Totaal gewicht: 15 ton. o Asbelasting: 10 ton. o Doorgangshoogte: 4,2 meter (op basis van artikel 2.5.8 lid 2 Bouwverordening). o Rijbaanbreedte: 3,5 meter (of eventueel 3 meter indien langs beide kanten van de rijbaan sprake is van een obstakelvrije ruimte van 0,50 meter breed en 4,2 meter hoog), o Buitenbochtstraal: 10 meter, o Binnenbochtstraal: 5,5 meter (of gelijk aan de buitenbochtstraal verminderd met 4,5 meter), o Maatvoering opstelplaats: lengte 30 meter, breedte 4 meter.
BIJLAGE 3 Begrippen externe veiligheid In dit bestemmingsplan wordt onder de volgende begrippen verstaan: 1.
2.
3.
4.
5.
6.
plaatsgebonden risico: Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. groepsrisico: Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. kwetsbaar object: Woningen en andere gebouwen waar grotere groepen personen gedurende langere tijd kunnen verblijven, zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, kinderdagverblijven, kantoorgebouwen, winkelcentra met meer dan 5 winkels met een gezamenlijk bruto vloeroppervlak van meer dan 1000 m2. beperkt kwetsbaar object*: a. 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken; c. hotels en restaurants, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken; d. winkels, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken; e. sporthallen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken; g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken; h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. NB. Deze lijst is niet uitputtend door de wetgever bedoeld en het bestuursorgaan dat erover oordeelt heeft hiervoor beleidsvrijheid. Bij het bedrijf behorende kantoren, bedrijfswoningen of andere onderdelen die als (beperkt) kwetsbaar object kunnen worden gezien worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Bepalend voor de vraag of een object als beperkt kwetsbaar moet worden aangemerkt geldt de regel van punt h. Het omslagpunt tussen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar object voor niet-woningen ligt op 50 personen die op een gegeven moment in het object aanwezig kunnen zijn. Verkeersdeelnemers worden hierbij niet meegeteld. geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object*: nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is. gevaarlijke stof*: a. stof die of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, of
7.
8.
9.
10.
11.
12.
b. gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. gevaarlijke afvalstof*: afvalstof als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling Europese afvalstoffenlijst, voor zover die afvalstof een of meer eigenschappen, genoemd in artikel 4, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e en f, van die regeling bezit. Groepsrisico*: cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Invloedsgebied*: gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. kwantitatieve risicoanalyse (QRA*): een bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico conform de PGS 3 (Richtlijnen voor kwantitatieve risicoanalyse: 2005). kwetsbaar object*: a. woningen, voor zover zij niet als beperkt kwetsbaar object zijn aan te merken; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen, of 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. NB. Deze lijst is niet uitputtend door de wetgever bedoeld en het bestuursorgaan dat erover oordeelt heeft hiervoor beleidsvrijheid. Bij het bedrijf behorende kantoren, bedrijfswoningen of andere onderdelen die als (beperkt) kwetsbaar object kunnen worden gezien worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Bepalend voor de vraag of een object als kwetsbaar moet worden aangemerkt geldt de regel van punt c. Het omslagpunt tussen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar object voor niet-woningen ligt op 50 personen die op een gegeven moment in het object aanwezig kunnen zijn. Verkeersdeelnemers worden hierbij niet meegeteld. plaatsgebonden risico*: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. NB. Onderscheiden worden de contour van een kans van 10-5 en 10-6 per jaar. De contour van 10-5 is een grenswaarde voor zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten. Dit houdt in dat geen beperkt kwetsbare objecten in deze contour aanwezig mogen zijn of komen te liggen. De contour van de kans 10-6 is tevens een grenswaarde voor kwetsbare objecten, maar het is slechts een richtwaarde
13.
voor beperkt kwetsbare objecten. Voor wat betreft de ligging van beperkt kwetsbare objecten in de contour 10-6 mag het betreffende bestuursorgaan dus een eigen afweging maken. Woning*: gebouw of gedeelte van een gebouw dat voor bewoning is bestemd.
* = begrip conform Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer
Regels
Inhoudsopgave van de regels
HOOFDSTUK 1 Artikel 1 Artikel 2 HOOFDSTUK 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7
Inleidende regels
3
Begrippen Wijze van meten
3 7
Bestemmingsregels
9
Gemengd Verkeer Verkeer-Verblijfsgebied Water Wonen
9 11 13 15 16
Algemene regels
19
Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene afwijkingsregels Wijzigingsbevoegdheid
19 20 21 22
HOOFDSTUK 4
Overgangs- en slotregels
23
Overgangsrecht Slotregel
23 24
HOOFDSTUK 3
Artikel 12 Artikel 13 Bijlage Bijlage 1
25 Staat van bedrijfsactiviteiten
27
2
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
3
HOOFDSTUK 1
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder: plan: het bestemmingsplan 'Baronie', van de gemeente Alphen aan den Rijn. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0484.B096baronie.0003 met de bijbehorende regels. aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aan-huis-gebonden bedrijvigheid kleinschalige bedrijvigheid die in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. aan-huis-gebonden beroep een dienstverlenend beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. bedrijfsvloeroppervlak/brutovloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. bestaand gebruik het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik. bestaande bebouwing bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
4
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. bouwgrens de grens van een bouwvlak. bouwlaag/woonlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap. bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. detailhandel in dagelijkse goederen detailhandel in voedings- en genotmiddelen, persoonlijke verzorging alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen. detailhandel in niet-dagelijkse goederen detailhandel in duurzame en/of gebruiksgoederen, zoals kleding, schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. geluidzone een krachtens de Wet geluidhinder vastgesteld zone rondom het bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
5
hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, ligging, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. horeca een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; Bij toepassing in dit plan is uitsluitend (lichte) horeca toegestaan die overdag en 's avonds is geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden kan veroorzaken, zoals automatiek, broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, grand-café, bistro en/of restaurant. kantoor voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstation, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie; oorspronkelijke bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte of inhoud de bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte en inhoud, zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of rechtens mag bestaan. peil a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. veiligheidsvoorzieningen Voorzieningen ten behoeve van de fysieke veiligheid in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten op het spoor. Het betreft blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen en dergelijke. voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
6
wijkwinkelcentrum een naar opzet van de bouw en in organisatie en presentatie afgebakende groep van voor het publiek toegankelijke vestigingen van ondernemingen die rechtstreeks goederen of diensten aan eindgebruikers plegen te leveren waarbij het verzorgingsniveau van de ondernemingen grotendeels wijkgericht zijn. woning een (gedeelte van) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden. zonegrens de begrenzing van een zone.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
7
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; de breedte en diepte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
8
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
9
HOOFDSTUK 2
Artikel 3
3.1
Bestemmingsregels
Gemengd
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de functies voor zover deze zijn opgenomen in de bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat: 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' maximaal is toegestaan: 6.000 m2 b.v.o. kantoren; 2.000 m2 b.v.o. detailhandel in niet-dagelijkse goederen; 1.000 m2 b.v.o. horeca; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' uitsluitend op de begane grondlaag maximaal is toegestaan: 3.000 m2 b.v.o. detailhandel in dagelijkse goederen; 2.700 m2 b.v.o. detailhandel in niet-dagelijkse goederen; b. parkeervoorzieningen; c. verkeersruimtes; d. expeditiehoven; e. veiligheidsvoorzieningen; f. verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen Binnen deze bestemming mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', mag niet worden overschreden; c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de maximale bouwhoogte worden overschreden ter plaatse van doorsteken ten behoeve van trappenhuizen, liftschachten en dergelijke, tot een maximale overschrijding van 5 meter met een maximale bouwhoogte van 30 meter, mits deze afwijking stedenbouwkundig ondergeschikt is aan de hoofdbebouwing; d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een minimale hoogte van een onderdoorgang te worden aangehouden van 2,2 meter.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
10
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,5 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen die van af de voet gemeten maximaal 3 meter hoog mogen zijn. b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen maximaal 12 meter hoog zijn; c. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen voorzieningen ten behoeve van de ontsluiting van parkeervoorzieningen worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 14 meter. 3.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid; c. de milieusituatie; d. de sociale veiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering; g. de handhaving van de diversiteit van het bebouwingsbeeld; h. de situering van het laden en lossen op het perceel.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
11
Artikel 4
4.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Verkeersvoorzieningen waaronder rijbanen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, voetpaden, sloten, bermen en andere grondvoorzieningen, beplantingen, fietspaden en straatmeubilair; een en ander hoofdzakelijk gericht op de doorstroomfunctie van het verkeer; b. groenvoorzieningen; c. nutsvoorzieningen; d. geluidwerende voorzieningen; e. water; f. voorzieningen voor het stallen van fietsen; g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is de functie onderdoorgang toegestaan; h. bij deze doeleinden behorende bouwwerken en voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
4.2
Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen, zoals (bewaakte) fietsenstallingen, abri's, telefooncellen en nutsgebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals lichtmasten, verkeerstekens, duikers, geluidwerende voorzieningen, bruggen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. de oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw; d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1. 12 meter indien sprake is van lichtmasten, verkeerstekens, andere palen en masten; 2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3
Nadere eisen Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van: a. verkeersvoorzieningen, b. groenvoorzieningen, en c. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen; d. reclame-uitingen.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
12
Deze nadere eisen kunnen alleen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de beeldkwaliteit.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
13
Artikel 5
5.1
Verkeer-Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeersvoorzieningen, waaronder rijbanen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, voetpaden, sloten, bermen en andere groenvoorzieningen, beplantingen, fietspaden en straatmeubilair; een en ander hoofdzakelijk gericht op de verblijfsfunctie; b. parkeerplaatsen; c. speelvoorzieningen; d. groenvoorzieningen; e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
5.2
Bouwregels a. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen, zoals (bewaakte) fietsenstallingen, abri's, telefooncellen en nutsgebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 3. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, verkeerstekens, duikers, geluidwerende voorzieningen, bruggen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2,7 meter; c. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m²; d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1. 15 meter indien sprake is van lichtmasten, verkeerstekens, andere palen en masten; 2. 5 meter indien sprake is van speelvoorzieningen; 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3
Nadere eisen Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van: a. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; b. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en verhardingen; c. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen; d. reclame-uitingen. Deze nadere eisen kunnen allen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de beeldkwaliteit.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
14
5.4
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 sub d onder 3 om ten behoeve van de aanleg van een geluidwerende voorziening een maximale hoogte van 6 meter toe te staan.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
15
Artikel 6
6.1
Water
Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
water; verkeersdoeleinden te water; ontvangst, berging en/of afvoer van water; instandhouding en onderhoud van de waterkering gericht op de kering van het rivierwater; e. bruggen en duikers; f. bij deze doeleinden bijbehorende bouwwerken en voorzieningen. 6.2
Bouwregels a. Op de gronden mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd zoals bruggen, oeverbeschoeiingen, bewegwijzeringen, staketsels, bruggen en duikers. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat aanlegsteigers niet hoger mogen zijn dan 1 meter boven waterpeil.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
16
Artikel 7
7.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. ter plaats van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel uitsluitend op de begane grondlaag; c. veiligheidsvoorzieningen; d. bij deze doeleinden behorende tuinen, erven, water, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Hoofdgebouw a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. met de betrekking tot de hoogte van een hoofdgebouw geldt dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' niet mag worden overschreden; c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen trappenhuizen en liftschachten buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande, dat het bouwwerk de bouwhoogte van het direct aangrenzende bouwblok met niet meer dan 2 m mag overschrijden, mits deze afwijking stedenbouwkundig ondergeschikt is aan de hoofdbebouwing; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - halfverdiepte parkeergarage' dient een halfverdiepte parkeergarage te worden gebouwd.
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen 2,5 meter, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen die: a. achter (het verlengde van) de voorgevel (van af de voet gemeten) maximaal 3 meter hoog mogen zijn; b. voor (het verlengde van) de voorgevel maximaal 1 meter hoog mogen zijn.
7.2.3
Wet geluidhinder Er dient te worden voldaan aan het gestelde in of krachtens de Wet geluidhinder en het in het kader van dit bestemmingsplan genomen hogere waardenbesluit.
7.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid;
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
17
c. de milieusituatie; d. de sociale veiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 7.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn ingevolge het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied' de bestemming ''Wonen" te wijzigen in een bestemming "Kantoor", waarbij de volgende regels gelden: a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. de detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" dient te worden gehandhaafd; c. met betrekking tot de hoogte van het hoofdgebouw geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 16 m; d. met betrekking tot het bouwen geldt het gestelde in lid 7.2.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
18
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
19
HOOFDSTUK 3
Artikel 8
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
20
Artikel 9
9.1
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot: a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voor zover zij de grens van een weg niet overschrijden; b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en daarbij de grens van een weg niet wordt overschreden; c. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, loggia's, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 2 meter overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan: 1. 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg; 2. 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook; d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden; e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen.
9.2
Bebouwingsgrenzen geluidsgevoelige objecten Onverminderd het bepaalde in het plan mogen geluidgevoelige objecten slechts worden gebouwd indien voldaan kan worden aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden.
9.3
Geluidzone - industrie Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt de rond het betrokken industrieterrein gelegen geluidzone waarbinnen geen geluidgevoelige bestemmingen mogen worden opgericht, tenzij voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
21
Artikel 10
10.1
Algemene afwijkingsregels
Algemeen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bepalingen in het plan ten aanzien van: a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3,5 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m3 ten dienste van het openbaar nut, zoals: 1. wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden; 2. transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations; b. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is; c. het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze veranderingen noodzakelijk zijn.
10.2
Voorwaarde Van het bepaalde in artikel 10.1 kan geen afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
22
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, waarbij de zonegrens ter plaatse van de aanduiding genoemde 'geluidzone - industrie' als bedoeld in lid 9.3 kan worden verlegd.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
23
HOOFDSTUK 4
Artikel 12
12.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Eenmalig kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.2
Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Lid 12.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
24
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Baronie.
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn bij besluit van 26 mei 2011.
De griffier,
Regels bestemmingsplan “Baronie” Alphen aan den Rijn, 26 mei 2011 Vastgesteld
De voorzitter,
Bijlagen
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² Vervaardiging van wijn, cider e.d.
OMSCHRIJVING
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen A Grafische afwerking B Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN 2 - verbandmiddelenfabrieken - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN 0 Aardewerkfabrieken: 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektrotechnische industrie n.e.g. - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken - BOUWNIJVERHEID 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) -
-
-
-
2 1 3 6
nummer
Bestandsnaam: 110317 staat van bedrijfsactiviteiten DEF
10, 11 1052 1071 10821 10821 1102 t/m 1104 14 14 141 19 16 162902 17 58 581 18129 1814 1814 1813 1814 182 20 20 2120 23 23 232, 234 232, 234 27, 28, 33 26, 28, 33 26, 28, 33 26, 27, 33 26, 27, 33 293 26, 33 26, 32, 33 26, 32, 33 29 31 9524 321 322 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 45, 47 45, 47 453 46 46 461 47
SBI-2008
Staat van bedrijfsactiviteiten
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
0 0 0 0 0 0 0
10
10
10
10
0
10 10 10
10
0
0
10
10
30
30
30
0 30 30
0
0
0
10
10
0 10 10 10 0
STOF
0 10 0 30 30 30 0
10
10
10 30 30 30 10
GELUID 10
30
30
10 10 30
30
30
30
30
30
10 30 10 30 10 30 10
30
30
30 30 C 30 30 30 C
GEVAAR 0
10
10
0 10 10
0
10
10
10
10
0 0 0 0 10 10 0
0
10
0 10 10 10 0
VERKEER G G G G G
P P G G G G G
1P
1P
1G 2G
1G
1G
1G
1G
2G
1 1 1 2 2 2 1
1G
2G
1 1 1 1 1
10
30
30
10 30 30
30
30
30
30
30
10 30 10 30 30 30 10
30
30
30 30 30 30 30
GROOTSTE AFSTAND
Pagina: 1 van 3
Bestemmingsplan Baronie
OMSCHRIJVING
- DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN A Detailhandel voor zover n.e.g. Supermarkten, warenhuizen Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel Apotheken en drogisterijen Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 1 Café's, bars Kantines Cateringbedrijven - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Reisorganisaties - POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten A Telecommunicatiebedrijven - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED A Verhuur van en handel in onroerend goed - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. B Datacentra - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d. - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) - ONDERWIJS Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs - DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
nummer
Bestandsnaam: 110317 staat van bedrijfsactiviteiten DEF
47 47 471 4722, 4723 4724 4773, 4774 952 55 55 561 563 5629 562 49 52 5222 791 64 53 531, 532 61 64, 65, 66 64, 65, 66 64, 65, 66 41, 68 41, 68 41, 68 77 77 772 62 62 62 58, 63 72 72 722 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 74203 82992 84 84 84 85 85 852, 8531 8532, 854, 855 86 94 941, 942
SBI-2008
Staat van bedrijfsactiviteiten
AFSTANDEN IN METERS
0 0 0 0
0 0
0 0
0
0
10
0 0
0
0 0 0
0
0 0
0
10 0 10 10
0 0
0 0
0
0
10
0 0
0
0 10 0
0
0 10
0
GEUR 0 0 0 10 0 0
STOF
0 0 10 10 0 0
GELUID C C C C
10
30 30
10
10 30 C 10
10
10 30 C
30
10
10 C
30 C 10 C
10 10
10 10 10 30
10 10 10 10 C 0 10
GEVAAR 0
0 10
0
0 10 0
0
0 0
10
0
0
0 0
0 0
10 10 10 10
0 10 10 10 10 10
VERKEER P P P G/P
P G/P P P P P
1P
1P 2P
2P
2P 2G 2P
1P
1P
2G
1P
1P
2P 1P
2P 1P
2 2 1 1
1 2 1 1 1 1
10
30 30
10
10 30 10
10
10 30
30
10
10
30 10
10 10
10 10 10 30
10 10 10 10 10 10
GROOTSTE AFSTAND
Pagina: 2 van 3
Bestemmingsplan Baronie
-
OMSCHRIJVING
Kerkgebouwen e.d. A Buurt- en clubhuizen - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Muziek- en balletscholen Dansscholen Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. B Bowlingcentra 2 Schietinrichtingen - binnenbanen: boogbanen F Sportscholen, gymnastiekzalen - OVERIGE DIENSTVERLENING A Wasverzendinrichtingen B Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
nummer
Bestandsnaam: 110317 staat van bedrijfsactiviteiten DEF
9491 94991 59 59 591, 592, 601, 602 8552 85521 9101, 9102 931 931 931 93 96 96013 96013 9602 9313, 9604 9609
SBI-2008
Staat van bedrijfsactiviteiten
AFSTANDEN IN METERS
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 10 0
GEUR
0 0
STOF
0 0
GELUID C C C
C
C
30 10 10 30 C 10 C
30 30 30 10 30 10 30
30 30 C
GEVAAR 0 0 0 0 0
10 0 0 0 0 10 0
0 0
VERKEER 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 1 2
G P P P P
G P P P P P P
2P 2P
30 10 10 30 10
30 30 30 10 30 10 30
30 30
GROOTSTE AFSTAND
Pagina: 3 van 3
Bestemmingsplan Baronie
Verbeelding