Be stemming s plan We ste rd e l
VASTGESTEL D
Be stemming s plan We ste rd e l
VASTGESTEL D
Inhoud
Toelichting en bijlage Regels en bijlage Verbeelding
19 april 2011 Projectnummer 122.00.02.48.00
O v e r z i c h t s k a a r t
T o e l i c h t i n g
122.00.02.48.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Huidige situatie
7
2.1
Historie
7
2.2
Huidige situatie
7
3
4
5
Beleid
9
3.1
Rijksbeleid
3.2
Provinciaal beleid
10
3.2.1
10
Provinciale Structuurvisie en verordening
9
3.3
Regionaal beleid
11
3.4
Gemeentelijk beleid
12
Milieu- en planologische aspecten
15
4.1
Archeologie
15
4.2
Bodem
16
4.3
Ecologie
16
4.3.1
Gebiedsbescherming
4.3.2
Soortbescherming
17 17
4.4
Externe veiligheid
18
4.5
Geluidhinder
20
4.6
Hinder van bedrijven
21
4.7
Luchtkwaliteit
22
4.8
Water
23
5
Planbeschrijving
27
6
Juridische toelichting
31
6.1
Inleiding
31
6.2
Juridische vormgeving
31
6.3
Bestemmingen
33
7
Economische uitvoerbaarheid
37
8
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
39
Bijlage
122.00.02.48.00.toe
I n l e i d i n g
In de gemeente Langedijk wordt aan de westzijde van de kern Zuid-Scharwoude een nieuw woongebied ontwikkeld, waar plaats is voor maximaal 700 woningen. Deze uitbreiding sluit aan op de recente uitbreiding Mayersloot-West. Het plangebied bestaat uit een aantal percelen die in agrarisch gebruik zijn.
PLANGEBIED
De begrenzing van het plangebied (figuur 1) wordt gevormd door de wegen Veertweg (west), Pieter Zeemanweg (noord), Westelijke Randweg (oost) en Nauertogt (zuid). Ten zuiden van het plangebied ligt bedrijventerrein Zuiderdel. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de recente uitbreidingswijk Mayersloot I. Voorliggend bestemmingsplan kan gezien worden als een volgende fase van de uitbreiding Mayersloot, West 1e en 2e fase. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 40 hectare.
Figuur 1.
Plangebied (Bron: Google Earth)
Na de inleiding wordt eerst de huidige situatie in het plangebied beschreven,
LEESWIJZER
waarna hoofdstuk 3 het relevante beleid op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau bespreekt.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
5
In hoofdstuk 4 komen de milieukundige en planologische randvoorwaarden van het plan aan de orde. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de voorgenomen plannen en hoofdstuk 6 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. De laatste hoofdstukken gaan in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
6
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
H u i d i g e s i t u a t i e
2.1
Historie Tussen Oudkarspel en Sint Pancras lag in de middeleeuwen een moeras met enige bosjes. De zee had veel invloed op dit gebied. In opdracht van monniken van het St. Adelbertklooster te Egmond werd er een dijk aangelegd tussen beide dorpen. Deze dijk gaf aanleiding voor mensen om zich in het gebied te vestigen en zo ontstond het dorp Broek op Langedijk. De bewoners leefden van veeteelt en landbouw. In het moeras groeven zij vaarsloten en het vruchtbare slib gebruikten zij om de eilandjes op te hogen. Op de eilandjes dichtbij de dijk werden woningen gebouwd, die via bruggetjes met de weg verbonden werden. De woningen stonden haaks op de dijk. Mede dankzij de vruchtbare grond en het goede logistieke netwerk werd de streek een welvarend tuinbouwgebied. Toen het belang van transport via water afnam, werd de huidige structuur een negatieve kwaliteit van het gebied, aangezien het gebied slecht bereikbaar was via de weg. In 1964 viel het besluit de vaarpolder te veranderen in een rijpolder. De vaarpolder Geestmerambacht is bij de ruilverkaveling in de periode 1968-1979 volledig heringericht. Alleen het Oosterdel aan de oostzijde van Broek op Langedijk heeft nog het karakter van een vaarpolder behouden. De kernen Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk zijn in de loop van de tijd aan elkaar gegroeid.
2.2
Huidige situatie Na de ruilverkaveling zijn grote langgerekte of blokvormige percelen ontstaan. Deze gronden worden voornamelijk gebruikt voor akkerbouw, weidegronden vollegrondstuinbouw. Door uitbreidingswijken zijn de organische vormen van de oost- en westranden van de dorpen verdwenen. In de huidige situatie is er sprake van een scherpe grens tussen de bebouwing en het landschap. Deze scheiding wordt gevormd door de Westelijke Randweg aan de westzijde van de sinds de jaren ’90 gerealiseerde wijken Mayersloot en Mayersloot-West.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
7
8
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
B e l e i d
3.1
Rijksbeleid De Nota Ruimte geeft de rijksvisie op de ruimtelijke ontwikkelingen van Neder-
NOTA RUIMTE
land weer. Het kabinet heeft ervoor gekozen om het ruimtelijk relevante rijksbeleid zoveel mogelijk in één nota onder te brengen. Eén Nota Ruimte helpt de overlap tussen de verschillende beleidsterreinen en het aantal aparte nota’s terug te dringen en zorgt voor meer samenhang in het ruimtelijk relevante (sector)beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak, dat Nederland ter beschikking staat. Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het rijk uit van de bundelingstrategie. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden voor gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. In het beleid dat wordt voorgestaan, is de verantwoordelijkheid van provincie en gemeente om dit algemene ruimtelijke beleid integraal en concreet gestalte te geven. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, groen, water, recreatie, sport en lokale infrastructuur. Specifiek voor het plangebied Westerdel geldt dat de beoogde realisering van maximaal 700 woningen onderdeel uitmaakt van de door het rijk in 1993 vastgestelde VINEX-opgave. Dit houdt in dat de woningen onderdeel uitmaken van het rijksbeleid gericht op het voldoen aan de vraag naar nieuwe woningen.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
9
3.2
Provinciaal beleid 3 . 2 . 1
Provinciale Structuurvisie en verordening
Het Rijksbeleid heeft doorwerking gevonden in het provinciale beleid in het streekplan ‘Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord’. De nieuwe Wro kent geen streekplannen meer, wel wordt er in de wet gesproken over structuurvisies. Een structuurvisie heeft geen rechtstreekse doorwerking naar gemeentelijke plannen. In juni 2010 is door Provinciale Staten een nieuwe Structuurvisie vastgesteld. Deze is begin november 2010 in werking treden. Tot die tijd hebben de bestaande streekplannen de status van een structuurvisie. Voor de periode tussen 1 juli 2008 en het eerste kwartaal 2010 heeft de provincie een Overgangsdocument vastgesteld. In dit document staat wat de huidige provinciebelangen zijn, het betreft een rechtstreekse vertaling uit de streekplannen. In dit Overgangsdocument is uitdrukkelijk geen nieuw beleid vastgelegd. Tevens heeft de provincie conform de nieuwe Wro een provinciale verordening vastgesteld op 15 december 2008; de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009. In deze provinciale verordening worden algemene regels gegeven omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten. Het provinciaal belang moet de inzet van de verordening kunnen rechtvaardigen. Bij het opstellen van de verordening is als uitgangspunt genomen de geldende provinciale belangen uit zowel het Ontwikkelingsbeeld (streekplan) Noord-Holland Noord als het streekplan Noord-Holland Zuid zoveel mogelijk eenduidig in de verordening te vertalen. De provinciale verordening geldt voor alle bestemmingsplannen die na 1 januari 2009 als ontwerp ter inzage gaan. Inmiddels is gelijktijdig met de nieuwe structuurvisie in juni 2010 een nieuwe provinciale verordening vastgesteld. Deze is net als de structuurvisie begin november 2010 in werking getreden. Op basis van de verordening moet een ontheffing bij de provincie worden aangevraagd. De provincie heeft het plan beoordeeld op het aspect ‘Nut en Noodzaak”. De provincie geeft aan dat uit het Gebiedsdocument Noord-Holland Noord 2020, de Provinciale Woningbouwmonitor en de door de gemeente geleverde cijfers, blijkt dat er in Langedijk tot 2020 nog een woningbouwbehoefte is van ongeveer 1400 woningen. De gemeente heeft een gedifferentieerd woningbouwprogramma opgesteld met een verdeling tussen dure en goedkope koopwoningen en goedkope huurwoningen. Daarnaast is er gedetailleerde informatie verstrekt over de bouwmogelijkheden binnen bestaand bebouwd gebied (BBG). Binnen BBG zijn voor niet meer dan 700 woningen bouwmogelijkheden. Gezien de berekende woningbehoefte tot 2020 en de beperkte capaciteit aan bouwlocaties binnen BBG, is de provincie van mening dat Nut en Noodzaak van de wo-
10
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
ningbouwlocaties Westerdel (700 woningen) in voldoende mate zijn aangetoond. Op grond van artikel 13 lid 2 en artikel 14 lid 2 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) is door Gedeputeerde staten ontheffing verleend voor de in het bestemmingsplan Westerdel opgenomen woningbouwlocatie voor 700 woningen.
3.3
Regionaal beleid De regionale woonvisie geldt als het instrument waarin gemeenten onderling
REGIONALE WOONVISIE
afstemmen hoeveel woningen waar komen, maar ook zijn er afspraken ge-
NOORD-KENNEMERLAND
maakt over kwaliteit, wonen en zorg, starters enzovoorts.
2005-2015
De regionale woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015, uit maart 2006, gaat in op de woonontwikkelingen voor de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer. De minimale woningbehoefte voor deze regio tot 2015 bedraagt 15.100 woningen. Daarnaast kan er meer gebouwd worden dan voor de eigen behoefte. Voor de periode tot 2015 wordt uitgegaan van 18.000 te bouwen woningen. De extra woningen bovenop de noodzakelijke 15.100 woningen is bedoeld als buffer wanneer bouwplannen vertraging oplopen. Het is niet de insteek van Noord-Kennemerland om meer te bouwen dan nodig is voor de regionale woonbehoefte. De zoekgebieden binnen de gemeente zullen worden benut voor woningbouw. Voor de gemeente Langedijk wordt uitgegaan van een woningaantal van 1.800 woningen in de periode tot 2015. De uitgangspunten van het regionaal beleid gelden echter voor wat betreft het aanwijzen van de locatie en het aantal te bouwen woningen niet voor ontwikkeling van het plangebied Westerdel. De afspraak om dit gebied aan te wijzen vloeit nog voort uit de door het rijk aangewezen zogenaamde VINEX-locatie en de daarbij behorende woningbouwopgave. Deze moeten worden bebouwd krachtens Rijksbeleid. Tussen de gemeente Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk (HAL-gemeenten)
HAL GEMEENTEN
is in 1991 een geformaliseerde bestuurlijke samenwerking op de beleidsterreinen ruimtelijke ordening, wonen en werkgelegenheid afgesloten. De vorm van samenwerking is vastgelegd in de Kaderregeling 1991. In het kader van VINEX is in overleg met de HAL-gemeenten door de provincie Noord-Holland een ontwikkelingsrichting voor het stadsgewest Alkmaar vastgelegd in het destijds vigerende streekplan Noord-Holland Noord. In het verlengde daarvan is voor de gedeeltelijke financiering van de verstedelijking het VINEX-convenant op 27 november 1996 ondertekend tussen de provincie Noord-Holland en de samenwerkende HAL-gemeenten. Met de ondertekening van het convenant is de uitvoering van de HAL-plannen van start gegaan. In de periode 1995-2005 zou
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
11
voering van de HAL-plannen van start gegaan. In de periode 1995-2005 zou gewerkt worden aan de realisatie van onder andere 12.500 woningen in de drie gemeenten. In juli 1995 hebben de gemeenteraden van de HAL-gemeenten als uitwerking van het streekplan Noord-Holland Noord voor het HAL-gebied de intergemeentelijke structuurvisie HAL vastgesteld. Voor het project Mayersloot-West staan 1.600 woningen opgenomen. Hiervan zijn circa 1.000 woningen gerealiseerd. Er is destijds voor gekozen om het project op te knippen in Mayersloot-West I en Mayersloot-West II (nu Westerdel). De HAL samenwerking is per 1 januari 2005 beëindigd en de regio Kennemerland wordt nu regio Alkmaar genoemd.
3.4
Gemeentelijk beleid STRUCTUURVISIE
In de gemeentelijke structuurvisie 2000-2020 staat het gebied voor Westerdel op de structuurvisiekaart grotendeels opgenomen als ‘woningbouw geprojecteerd’. De gemeentelijke structuurvisie is, inclusief uitvoeringsparagraaf, opnieuw vastgesteld in december 2009 zodat het document ‘Wro-proof’ is. De verwachting is dat eind 2011 een nieuwe gemeentelijke structuurvisie wordt vastgesteld
WOONVISIE 2005 - 2015
In de woonvisie 2005-2015 ‘samen werken aan wonen’ van de gemeente Langedijk zijn de ambities omtrent het woonbeleid geformuleerd. Voor Langedijk wordt met dit beleid een koerswijziging ingezet naar bouwen voor de lokale in plaats van de regionale woningbehoefte. In de woonvisie zijn zowel inbreidingals uitbreidingslocaties opgenomen waar een aantal van in totaal ongeveer 1.800 woningen zullen worden gerealiseerd. Dit aantal bestaat voor het grootste gedeelte uit woningen voor de eigen woningbehoefte van de gemeente en vormt tevens een inhaalslag om de eerdere tekorten op te lossen. Daarnaast wordt in de woonvisie aangegeven dat, gelet op de gegroeide bevolkingsomvang en een aantal keuzes, de eigen woningbehoefte momenteel hoger is dan waarvan in het jaar 2000 werd uitgegaan. Tot en met het jaar 2014 wil Langedijk 1.800 woningen bouwen, waarvan 950 in de periode 2005-2009 vallen en 850 woningen in de periode van 2010 tot en met 2014. In de periode 2005 tot en met 2009 zijn 673 woningen gebouwd. Op basis van de woonvisie zijn er in die periode dus 277 woningen te weinig gebouwd en zou de opgave van 850 woningen inclusief ‘inhaalslag’ uitkomen op een woningbouwopgave van totaal 1.127 woningen tot 2015. Het niet halen van de aantallen komt voor een groot deel door het telkens doorschuiven van projecten in de tijd. Het geldende bestemmingsplan voor het onderhavige plangebied is voor het grootste deel van het plangebied het ‘Bestemmingsplan Buitengebied en Koedijk’, dat door de Raad is vastgesteld op 4 december 2007 en door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd op 22 juli 2008. Een ander deel van het plangebied valt nu nog in het bestemmingsplan Mayersloot West. Dit betreft vooral
12
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
ming voor het plangebied is Agrarisch gebied. De ontwikkeling van een woonwijk past niet binnen de geldende bestemming. Om de bouw van de woningen mogelijk te maken is het voorliggende plan opgesteld. Met het nieuwe bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 700 woningen mogelijk gemaakt. Het adviesbureau Companen heeft in 2008 een uitgebreid regionaal woonwen-
WOONWENSENONDERZOEK
senonderzoek in de regio Alkmaar uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek was een reëel beeld te geven van de wensen, verwachtingen en mogelijkheden van de burger. Hiermee zouden we een onderlegger hebben voor het actualiseren van de regionale en lokale woonvisie en voor het opstellen van actuele nieuwbouwprogramma’s voor de periode 2010 - 2015. Ongeveer 8.600 inwoners uit de regio hebben deelgenomen aan een enquête, waardoor statische betrouwbare uitspraken gedaan konden worden over onder meer prognose bevolkingsen huishoudensontwikkeling, ontwikkeling en voorkeuren van leefstijlen, woonmilieus, veranderopgave, gewenste voorzieningen in de woonomgeving en kwaliteitseisen gewenste woning. Het onderzoek mondde uit in het regionaal woonwensen- en woonbelevingsonderzoek (juni 2008). Na oplevering van het woonwensenonderzoek 2008 brak de kredietcrisis uit
KREDIETCRISIS 2008
(september 2008). Dit riep de vraag op in hoeverre de conclusies uit het voornoemde woonwensenonderzoek nog bruikbaar waren. Dit was de reden van de regio Alkmaar om Companen opdracht te geven een aanvullende adviesnotitie op te stellen. De vraag over de houdbaarheid van de conclusies uit het woonwensenonderzoek 2008 heeft Companen beantwoord in de notitie ‘effecten financiële crisis op de regionale woningmarkt (januari 2010)’. De notitie beschrijft de recente veranderingen in de regionale woningmarkt en legt uit hoe de eerdere onderzoeksresultaten geïnterpreteerd kunnen worden. Uit het onderzoek blijkt dat door de financiële crisis bij categorie 2 (woningen tot € 214.500,00) en 3 woningen (woningen tot € 322.900,00), 30% minder transacties zijn. Hier blijft een vraag bestaan en zijn er nog mogelijkheden voor toevoegingen door nieuwbouw. Bij appartementen en woningen in categorie 4 (> € 322.900,00) daalt het aantal transacties zelfs met ruim 40%1. De mogelijkheden voor toevoegingen van woningen zijn op korte termijn beperkt. Uit het onderzoek blijkt dat door de financiële crisis het aantal transacties bij appartementen in het duurste segment met ruim 40% is gedaald. De mogelijkheden voor toevoegingen van woningen zijn op korte termijn beperkt. Ook blijkt dat in de huursector de druk op de woningmarkt groeit. Hier zijn op korte termijn wel toevoegingen gewenst om beter in te spelen op de vraag. Het advies van Companen is er niet op gericht om de uitkomsten van het woonwensenonderzoek ter zijde te leggen maar om creatiever om te gaan met fasering van huuren koopwoningen.
1
de genoemde bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil 1 juli 2009
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
13
M i l i e u -
e n
p l a n o l o g i s c h e a s p e c t e n
4.1
Archeologie Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Met name de Monumentenwet is door de WAMZ aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen. Om na te gaan of er door de ontwikkeling archeologische waarden geschaad kunnen worden, heeft Grontmij een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarde van het gebied. Over de uitkomsten van dit onderzoek is gerapporteerd in ‘Archeologisch onderzoek Mayersloot West deelgebied 2’ (Grontmij, 21 februari 2008, projectnummer DR240845). Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied zich bevindt in een vlakte van getijafzettingen. De bodem van het plangebied bestaat uit zeekleigronden. In het gehele plangebied zouden archeologische resten vanaf de IJzertijd/Romeinse Tijd kunnen worden aangetroffen. Tijdens het veldonderzoek zijn er echter geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er zich binnen het plangebied (grotere) archeologische nederzettingen bevinden. Op basis van deze resultaten wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Archeologische waarden vormen geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen plannen. Wanneer er tijdens de graafwerkzaamheden ten behoeve van de realisatie van het plan toch archeologische resten worden aangetroffen dient direct contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag (de gemeente Langedijk).
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
15
4.2
Bodem In het kader van het landelijke project "Landsdekkend Beeld Bodemverontreiniging" is een inventarisatie uitgevoerd naar bodemlocaties waarvan op grond van historische gegevens het vermoeden bestond dat er sprake van bodemverontreiniging zou kunnen zijn, de zogenaamde "verdachte" locaties. Al deze gevonden locaties zijn in een database verzameld. Tevens zijn bodemonderzoeksrapporten, die bij de gemeenten en de provincie aanwezig zijn, ingevoerd in de gemeentelijke bodeminformatiesystemen. De meeste locaties leveren geen onaanvaardbaar risico op en kunnen worden aangepakt wanneer er nieuwbouw, wegaanleg of eigendomsoverdracht plaatsvindt. Voor het plangebied is de kaart van het bodemloket van de provincie NoordHolland geraadpleegd. Voor de onderhavige percelen staan hier geen verdachte locaties aangegeven. In veel gevallen zal historisch onderzoek inzake een verdachte locatie kunnen uitwijzen of er voldoende aanleiding is om ook bodemonderzoek te laten uitvoeren. Met een oriënterend bodemonderzoek en/of een nader bodemonderzoek kan vastgesteld worden of er inderdaad sprake is van bodemverontreiniging, en zo ja, in welke mate en van welke omvang. Op basis van een nader onderzoek kan de provincie bepalen of er een noodzaak is tot gedeeltelijke of gehele sanering van de locatie en of er beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden. Daarbij zal ook de huidige en/of toekomstige bestemming en het gebruik van de locatie een rol spelen uit welke saneringsvarianten kan worden gekozen. Om na te gaan of er bodemverontreinigingen zijn in het plangebied, heeft HB Adviesbureau een bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport ‘Bodemkwaliteitskaart Mayersloot West II te Broek op Langedijk (2008) projectnummer 5821-A1-2). Uit het onderzoek is gebleken dat er in het gebied geen van de relevante waarden worden overschreden. Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit is er geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.3
Ecologie Om na te gaan of er ecologische waarden geschaad worden door de ontwikkelingen, is een onderzoek uitgevoerd naar de natuurwaarden van het gebied. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het document ‘Natuurtoets MayerslootWest, deelgebied 2’ (Grontmij, september 2007, projectnummer 233569). Een dergelijk onderzoek is circa 5 jaar geldig.
16
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
4 . 3 . 1
Gebiedsbescherming
De meest nabijgelegen Natuurbeschermingswetgebieden zijn het Natura 2000gebied Duinen Schoorl en het Noord-Hollands Duinreservaat. Met deze gebieden bestaan geen ecologische relaties. Op enige afstand bevinden zich vooral aan de westkant en in mindere mate aan de zuidkant van het plangebied ecologisch waardevolle gebieden. Dit betreft het gebied Geestmerambacht ten westen van het plangebied (circa 500 m) en aansluitende weidevogelgebieden. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich op enige afstand weidevogelgebieden. Daarnaast bevindt zich aan de west- en zuidzijde van het plangebied een aangewezen ecologische verbindingszone. Ook hiervoor geldt echter dat de afstand zodanig groot is, dat er geen sprake is van directe of indirecte effecten van de beoogde ontwikkeling op Natuurbeschermingswetgebieden of de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur.
Figuur 3.
EHS en Ecologische verbindingszones (Bron: provincie Noord-Holland)
4 . 3 . 2
Soortbescherming
De natuurwaarden van het plangebied zijn vanwege de landbouwkundige functie gering. In en rond het plangebied bevinden zich enkele algemeen voorkomende beschermde diersoorten die mogelijk verstoring ondervinden bij de ontwikkeling van het onderzoeksgebied tot woningbouwlocatie. Voor deze soorten kan een aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar op grond van de Floraen faunawet achterwege blijven op basis van de AMvB inzake artikel 75 van de Flora- en faunawet. Bij de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen. Wanneer verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen worden verricht, wordt de verstoring van vogels tot een minimum beperkt.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
17
De voorgenomen ontwikkelingen veroorzaken geen belemmering voor vleermuizen. Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat er twee beschermde vissoorten in de waterlopen van het plangebied aanwezig zijn, waarvoor ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Een dergelijke ontheffing van de artikelen 9, 11 en 13, 1e lid van de Flora- en faunawet is krachtens artikel 75 van diezelfde wet door het ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit verleend op 24 juni 2009. Bij het dempen of vergraven van waterlopen is het goed zoveel mogelijk rekening te houden met de vissen. Wanneer er één richting op gewerkt wordt, waarbij de te bewerken waterloop tot het laatst toe een open verbinding behoudt met het overige watersysteem, krijgen de vissen de kans de betreffende waterloop te ontvluchten. Bij de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe wijk zal op deze manier gewerkt worden. Omdat dit wel tot (tijdelijke) verstoring van een aantal beschermde vissoorten kan leiden moet daarvoor conform de Wabo een “verklaring van geen bedenkingen” bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie worden aangevraagd. Gezien de aard van de verstoring en de uiteindelijk gunstiger situatie die ontstaat voor deze soorten wordt verwacht dat deze verklaring afgegeven kan worden. Het plan doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de in het gebied aangetroffen soorten.
4.4
Externe veiligheid Het beleid ten aanzien van het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen begint steeds vastere vormen aan te nemen. De overheid werkt hard aan het vastleggen van veiligheidsnormen die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico's op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.
18
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
Figuur 4.
Fragment risicokaart (Bron: Provincie Noord-Holland)
Om na te gaan of er risico’s zijn in de nabije omgeving van het plangebied die een belemmering zouden kunnen vormen voor de veiligheid, is de risicokaart van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. Een detail van de risicokaart met daarop het onderhavige plangebied is opgenomen in figuur 3. Drie risicobronnen staan als zodanig aangegeven: -
Het LPG-station aan de Hornweg 4 te Broek op Langedijk. Een LPG-station heeft drie onderdelen die een risico voor de omgeving kunnen vormen waarbij elke risicobron een eigen veiligheidsafstand heeft. Het gaat hierbij om de afgifteinstallatie waarvoor een afstand van 15 m geldt, het reservoir met een risicoafstand van 25 m en het vulpunt met een risicoafstand van 45 m. Het plangebied ligt echter op een veel grotere afstand van het LPG-station. Het LPG-station vormt geen bedreiging of belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
-
De provinciale weg N245. Deze is aangegeven vanwege het risico op ‘ongeval op land’. Dit houdt in dat deze weg geen veiligheidsrisico’s kent die invloed hebben op woningen die zich in de gemeente bevinden. Uit de risicoatlas wegverkeer gevaarlijke stoffen blijkt dat het transport van gevaarlijke stoffen via deze weg beperkt is en geen risico veroorzaakt voor het plangebied. Dichterbij het plangebied is de Nauertogt gelegen. Deze is binnen de gemeente aangeduid als de route voor ‘gevaarlijke stoffen’ naar bedrijventerrein Zuiderdel. Ook wordt langs deze weg LPG vervoerd naar het tankstation aan de Hornweg. De schaal van dergelijke transporten is echter zodanig beperkt dat dit geen significante gevolgen heeft voor het bouwen van woningen in het plangebied.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
19
-
Het Indian Summerfestival in het recreatiegebied Geestmerambacht. Dit festival staat als risicobron aangemerkt omdat er een kans bestaat op ‘paniek in grote menigten’ of ‘verstoring van de openbare orde’ ten tijde van het festival. Dit is echter niet iets dat van invloed is op de realisatie van de nieuwe wijk Westerdel.
In of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen gasleidingen die relevant zijn voor de ontwikkeling van de wijk Westerdel. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen die de voorgenomen ontwikkeling in de weg staan.
4.5
Geluidhinder De Wet geluidhinder dateert van 16 februari 1979 en is sindsdien middels verschillende wetten diverse keren gewijzigd. De meest recente wijziging heeft plaatsgevonden bij besluit van 7 december 2006 (Staatsblad 2006 – 661). De inwerkingtreding heeft op 1 januari 2007 plaatsgevonden. Tevens is op 1 januari 2007 het “Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006” (Staatscourant 21 december 2006, nr. 249) in werking getreden. In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft, waarbinnen onderzoek plaats moet vinden naar de geluidbelasting aan de gevels van nieuw te bouwen woningen en gebouwen ten behoeve van andere geluidgevoelige functies. Een uitzondering geldt voor: -
wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur.
Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder wordt voldaan. Voor het plangebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en de resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de notitie: ‘Akoestisch onderzoek Mayersloot-West, deelgebied 2 te Broek op Langedijk, geluidsbelasting vanwege wegverkeer’ (M+P Raadgevende Ingenieurs, oktober 2008, M+P.GLAN.08.02.1). Hierin wordt geconcludeerd dat met de voorgestelde wegenstructuur er bij onderhavig bouwplan sprake is van twee knelpunten, namelijk de woningen aan de noordoostzijde langs de Westelijke randweg en de woningen aan de zuidoostzijde bij de Nauertogt. Voor beide situaties is er geen sprake van overschrijding van de maximale ontheffingswaarde. Door het toepassen van een stil asfalt type ‘dunne deklaag 2’ wordt de situatie bij de woningen aan de noordoostzijde zodanig verbeterd dat de buitenruimte grotendeels geluidsluw wordt.
20
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
Alleen voor de woningen moet door het college van Burgemeester en Wethouders een hogere waarde verleend worden op basis van de Wet geluidhinder. De situatie van de woningen aan de zuidoostzijde is echter ongunstiger. Ook met het toepassen van een ‘dunne deklaag type 2’ is er nog steeds sprake van een geluidsbelast buitengebied. Gezien de situering en het ontbreken van het dijkje ter plaatse zou het toepassen van een laag scherm direct langs de Nauertogt te overwegen zijn. Ook voor deze woningen dient voorafgaand aan de realisatie een hogere waarde te worden verleend. Verder wordt nog opgemerkt dat vanuit het oogpunt van de geluidbelasting een verhoogde wegkant met schanskorf langs de Veertweg en de Pieter Zeemanweg niet noodzakelijk is. In een eerder stadium is sprake geweest van het omleggen van de westelijke randweg ten tijde van de realisering van het plan voor de Westerdel, zodat de huidige westelijke randweg zijn functie als gebiedsontsluitingsweg zou verliezen. Daarvan wordt voorlopig afgezien. In het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan is aangegeven dat deze weg in stand blijft als gebiedsontsluitingsweg. Te zijner tijd zal wel worden voorzien in een nieuwe route voor doorgaande verkeer, om de huidige weg te ontlasten.
4.6
Hinder van bedrijven In de omgeving van het plangebied bevindt zich verder een aantal bedrijven en andere functies die met name voor wat betreft geluid tot overlast voor een woonomgeving kunnen leiden. Dit betreft een aantal bedrijven ten zuiden van de Nauertogt en een WKK-installatie van Nuon aan de oostkant van het plangebied ter hoogte. Hiermee is rekening gehouden door voor beoogde woningen in het ontwerp op voldoende afstand van deze functies te situeren. Ten opzichte van de WKK-installatie geldt dat aan de oostkant van het plan (ten westen van de WKK-installatie) een groen/waterstrook voorzien is met een landschappelijke inrichting waarin geen woningen worden geplaatst. Dit geldt ook voor de afstand ten opzichte van de bedrijvigheid aan de zuidzijde van het plangebied. Ook ten opzichte van die functies wordt eerst een strook water en groen aangelegd. De afstand van de dichtstbijzijnde woningen tot de bedrijvigheid blijft zeker 100 m. Die afstand is voldoende om het tegengaan van geluidsoverlast voor de nieuw te bouwen woningen te waarborgen. Ten westen van het plangebied bevindt zich aan de westzijde van de Veertweg een paardenhouderij. Dit betreft een hobbymatige paardenhouderij, waarvoor op grond van milieuregelgeving geen regels gelden ten aanzien van de geurhinder. De aanwezigheid van deze paardenhouderij levert dan ook geen belemmeringen op voor het ontwikkelen van het woongebied Westerdel. Overigens zou ook wanneer het gebruik niet hobbymatig is dit geen problemen opleveren ten
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
21
aanzien van de geplande woningbouw. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij zou in dat geval een zone van 100 meter in acht genomen moeten worden tot het emissiepunt van de paardenhouderij. De afstand van de stallen waarin de paarden gehouden worden tot de dichtstbijzijnde geplande woningen bedraagt ten minste 120 meter, waarmee ruimschoots aan deze norm zou worden voldaan.
4.7
Luchtkwaliteit Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
INTERIMPERIODE
Enerzijds is de wet in werking getreden, anderzijds is er nog geen sprake van een definitief vastgesteld NSL. Deze interim-periode zal naar verwachting tot medio 2009 gelden. Tijdens deze periode geldt dat nieuwe projecten moeten voldoen aan de grenswaarden. Het kabinet heeft gedurende de interim-periode een grens van 1% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 0,4 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ vastgesteld en deze vastgelegd in de AMvB-nibm. Een verslechtering van de luchtkwaliteit van 1% of minder sluit goed aan bij de uitspraken van de Raad van State. Voor de komende jaren wordt door het Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4–0,6 µg/m3 per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid. Uitgaande van het criterium van de Raad van State, dat nieuwe ontwikkelingen niet mogen leiden tot het overschrijden of niet bereiken van de grenswaarden, acht het kabinet projecten die 1% aan de bestaande concentraties toevoegen zonder meer aanvaardbaar. De reden hiervoor is dat deze 1% binnen een jaar gecompenseerd zal worden door de trendmatige verbetering van de luchtkwaliteit, zodat per saldo geen verslechtering optreedt.
22
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
Voor de bouwplannen in het plangebied heeft een onderzoek naar de lucht-
SITUATIE PLANGEBIED
kwaliteit plaatsgevonden. Dit onderzoek is verricht door M+P Raadgevende ingenieurs waarover gerapporteerd is in ‘Onderzoek luchtkwaliteit 2 bouwplannen Langedijk’ (26 mei 2008, M+P.GLAN.08.01.2). Uit dit onderzoek blijkt dat geen grenswaarden uit de Wet milieubeheer worden overschreden. Bovendien blijkt dat voor de belangrijkste stoffen NO2 en PM10 in alle jaartallen de berekende concentraties ruim onder de gestelde grenswaarden blijven. Op basis van de getalsmatige grenzen uit de Regeling NIBM kan gesteld worden dat de bouwplannen in betekenende mate kunnen bijdragen aan de luchtverontreiniging. Aangezien ter plaatse van de bouwplannen echter ruim aan de gestelde grenswaarden wordt voldaan, is er vanuit het oogpunt van de luchtkwaliteit geen belemmering om de bouwplannen hier te realiseren.
4.8
Water Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ‘het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’. In overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft Grontmij een document ten behoeve van de watertoets opgesteld ‘Nieuwbouwlocatie Westerdel – watertoets’ (april, 2009). De belangrijkste aspecten en uitgangspunten zijn in het navolgende opgenomen. De volgende thema’s komen daarbij aan de orde: -
Wateroverlast;
-
Grondwateroverlast;
-
Riolering;
-
Waterkwaliteit en ecologie;
-
Beheer en onderhoud.
Het is van belang om voldoende waterberging te realiseren. Dit betekent dat
WATEROVERLAST
2
voor elke m die wordt gedempt dezelfde hoeveelheid oppervlakte water opnieuw gegraven moet worden binnen het hetzelfde peilgebied. Het grootste deel van het gebied wordt aangesloten op het NAP -1,45 m peil. Hiervoor worden op het huidige peil van NAP -2,70 m enkele watergangen gedempt. In dit specifieke geval hoeft echter niet te worden gecompenseerd binnen het NAP 2,70 m peilgebied, omdat het plangebied op het nieuwe NAP -1.45 m peil niet meer afwentelt op het NAP -2,70, maar via gemaal Oosterdel rechtstreeks afvoert op de boezem. Tevens is er binnen het plangebied van een meer dan ge-
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
23
middelde hoeveelheid waterberging in vergelijking met de totale polder Geestmerambacht. Daarnaast moet voor elke vierkante m toename van verhard oppervlak extra waterberging worden gegraven. Voor het peilgebied van NAP -1,45 dient minimaal 25,6% in water te worden gerealiseerd. Voor het deel dat op -2,70 blijft afwateren geldt een compensatie-eis van 22,0%. Aan deze compensatie-eisen wordt ruimschoots voldaan met het water dat in het plangebied beoogd is te realiseren. De totale hoeveelheid verharding die wordt gerealiseerd bedraagt ca. 240.000 m2, zodat in totaal 61.523 m2 aan oppervlaktewater gecompenseerd moet worden. In het gebied wordt ruim 90.000 m2 water gerealiseerd, wat dus ruimschoots voldoende is om de aan te leggen verharding te compenseren. Ook kan de benodigde hoeveelheid oppervlaktewater die nog moet worden gecompenseerd ten behoeve van de herontwikkeling van het gebied Broeker veiling. In onderstaande tabellen zijn de gegevens gedetailleerd weergegeven.
Figuur 5.
Toekomstig gebruik van de gronden
24
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
Figuur 6.
Compensatie verharding met oppervlaktewater
Ten aanzien van het grondwater is het van belang dat er voldoende ontwate-
GRONDWATEROVERLAST
ring wordt gerealiseerd voor ‘droge’ functies zoals huizen en wegen. Daarbij is het wenselijk dat de ontwatering van bestaande droge functies of natte natuur in de omgeving niet wijzigt om negatieve geohydrologische effecten te voorkomen. Tevens is het wenselijk om grondwaterneutraal te bouwen, zodat de grondwaterstand niet permanent verlaagd hoeft te worden. In het plangebied is sprake van grote peilverschillen. Het lage peil in het zuiden wordt gehandhaafd ter bevordering van de afwatering. Het uitgangspunt van het HHNK is dat bij nieuwbouwlocaties wordt gestreefd
RIOLERING
om schoon regenwater zoveel mogelijk gescheiden van het vuile water af te voeren (gescheiden stelsel). Hoe de riolering exact wordt uitgewerkt dient in overleg met het HHNK vastgelegd te worden in een rioleringsplan. Om een goede waterkwaliteit te waarborgen is het van belang te zorgen voor
WATERKWALITEIT EN
een doorstroombare waterstructuur. De plannen voor het gebied gaan uit van
ECOLOGIE
brede watergangen zonder doodlopende einden. Tevens wordt rekening gehouden met verdiepte plaatsen ten behoeve van de overwintering van vissen. De watergangen in het plangebied zullen voldoen aan de eisen die het HHNK
BEHEER EN ONDERHOUD
stelt aan de toegankelijkheid voor onderhoudsvoertuigen, zowel vanaf het water als vanaf de kant.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
25
26
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
P l a n b e s c h r i j v i n g
Dit hoofdstuk beschrijft het stedenbouwkundig plan voor Westerdel op hoofdlijnen. In het afzonderlijke stedenbouwkundig plan wordt vanuit een ontwerpperspectief meer uitgebreid ingegaan op diverse aspecten van de ontwerp-opgave. Voor meer informatie over ontwerpaspecten wordt dan ook naar dit document verwezen. In het plangebied zullen maximaal 700 woningen in een dorpse setting worden gerealiseerd. Uitgegaan is van een mix van woningtypes om aan te sluiten bij een typisch dorps karakter. Zo zullen er rijtjeswoningen, twee onder één kap woningen en vrijstaande woningen in het plangebied gebouwd worden. Ook voorziet het plan in een aantal gebouwen die geschikt zijn voor appartementen waar mogelijkheden zijn voor een gezamenlijk erf of tuin. Hoofdopzet De historische lagen in het landschap, de vaarcultuur en de dorpse afwisseling van Langedijk zijn de inspiratiebron geweest voor het Stedenbouwkundig Plan Westerdel. De ruilverkavelingslinten vormen het kader voor de ontwikkeling, daarbinnen is een fijnmazige verdeling van eilanden gemaakt. Tussen Mayersloot West en Westerdel ligt een waterrijk parkgebied, waar de Westelijke Randweg doorheen snijdt. In de huidige situatie zijn de twee waterrijke randparken voornamelijk visueel met elkaar verbonden. Op twee plaatsen kan de Westelijke Randweg op een veilige manier overgestoken worden, waardoor een rondwandeling mogelijk is. Wanneer de weg mogelijk in de toekomst zou worden afgewaardeerd, zouden er wellicht meerdere wandel- en fietsverbindingen kunnen worden gerealiseerd waardoor het park de twee wijken met elkaar kan verbinden. De eilanden aan de westzijde vormen het nieuwe beeldmerk van Westerdel en refereren naar de vroegere eilandenstructuur. Wanneer men Langedijk vanuit het westen benaderd is Westerdel de eerste zichtbare bebouwing: het visitekaartje van het dorp. De overgang tussen het open landschap en de nieuwe dorpsrand wordt gevormd door een reeks eilanden met een groen veld aan het uiteinde. Achter die groene velden, die beplant zijn met bomen en struiken, verschijnen de daken van de losse bebouwing aan de rand. Langs de andere randen van de wijk liggen plekken waar zicht is op diepe achtertuinen. Op deze plekken ligt er voor de kavels een smal ‘Langedijks eilandje’. Dit kleedt het woongebied groen in en is tevens windvanger, zodat de achtertuinen meer in de luwte komen te liggen. Op deze manier wordt de overgang naar het landschap op een zachte manier vormgegeven. De randen en het westelijk deel van het plangebied kennen de laagste dichtheden.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
27
Naarmate men meer naar het hart van het plan gaat wordt de dichtheid iets hoger. De gemiddelde dichtheid is circa 18 woningen per hectare. Verschillende grotere en kleinere eilanden worden door middel van een groenblauw raamwerk aan elkaar gesmeed, met de del als hart van de buurt. Dit wordt een prettige verblijfsplek met een vlonder aan het water. Het water zorgt er voor dat Westerdel op een vanzelfsprekende wijze wordt ingebed en verbonden met de waterstructuren in de wijdere omgeving. Via een nieuwe onderdoorgang in de Westelijke Randweg kan men via Mayersloot West helemaal naar de Oosterdel varen. Veel woningen hebben hun achtertuin aan het water en plek hebben een plek voor een privé-steiger. De woningen die dit niet hebben liggen in een gebied met veel openbare oevers, waar een bootje aan één van de collectieve steigers aangelegd kan worden. Het nieuwe dorpslint wordt de ruggengraat van de wijk en kan in de toekomst worden doorgetrokken naar de mogelijke noordelijke uitbreidingsgebieden. Aan het lint bestaat de mogelijkheid tot het realiseren van woon-werkkavels en andere bijzondere functies die zich in de loop van de tijd mogelijk aandienen. Dit genereert levendigheid in het hart van de buurt. Het lint is een echo van de dorpstraat in Langedijk, maar heeft wel zijn eigen karakter. Het verbindt de belangrijkste openbare ruimtes met elkaar: de dorpsweide, de del en de singel. In deze reeks kan de del worden opgevat als de ‘parel’ van de wijk. Het is de plek waar de bewoners elkaar ontmoeten, waar voldoende ruimte is voor verpozing en waar de relatie met het water op een bijzondere manier tot stand komt.
Figuur 7.
28
Schetsplan Westerdel
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
Het terrein is ingedeeld in een drietal deelgebieden die elk een verschillend karakter hebben. De drie deelgebieden zijn ‘de straatjes’, ‘de centrale buurt’ en ‘de eilanden’ genoemd. Rondom de del liggen de drie buurten: de eilanden, de centrale buurt en de straatjes. Elke buurt heeft zijn eigen karakteristiek. De buurt ‘De Eilanden’ bestaat uit zeven eilanden met groene koppen en een smalle ontsluitingsweg. Diepe voortuinen en zicht op het open landschap leveren een ontspannen groen beeld op. Alle kavels liggen met hun achtertuinen aan het water. De ‘Centrale Buurt’ is de dichtst bebouwde buurt en kent een aantal autoluwe straatjes en parkeerkoffers aan de achterkant van de woningen. Het lint doorsnijdt de centrale buurt. De buurt ‘De Straatjes’ bestaat uit twee deelgebieden waar een smal, autoluw straatje van noord naar zuid loopt. Halverwege het straatje ligt een plantsoen. Deze buurt wordt doorsneden door het lint dat hier begeleid wordt door een singel.
Figuur 8.
Verkavelingsschets Westerdel
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
29
De overgang naar het landschap in het noorden wordt uitgevoerd met veel groen. De diepe achtertuinen in combinatie met een brede singel van 30 m zorgt voor een groene overgang. In deze singel komen typisch Langedijkse eilandjes te liggen. De breedte van deze groenstrook hangt samen met mogelijke toekomstige ontwikkelingen van de ontsluitingen in het gebied. Bij het maken van het ontwerp voor de nieuwe wijk Westerdel is rekening gehouden met twee hindercirkels. De ene komt voort uit bedrijventerrein Zuiderdel. Om te voorkomen dat de woningen in het zuidelijke deel van het plan hinder ondervinden van deze bedrijvigheid, zijn in dit gedeelte diepe achtertuinen in het plan opgenomen. De andere hindercirkel is die van de warmtekrachtcentrale die in het gebied ligt en in de nieuwe situatie omringd wordt door een park. Ook is rekening gehouden met de aanwezigheid van een paardenhouderij aan de Veertweg.
30
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
J u r i d i s c h e t o e l i c h t i n g
6.1
Inleiding Dit bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische basis voor de realisering van het nieuwe woongebied Westerdel. Er is voor gekozen dit plan vorm te geven met globale, nader uit te werken woonbestemmingen, omdat er nog onvoldoende zicht is op de precieze uitvoering van het plan. In dit hoofdstuk wordt eerst in algemene zin ingegaan op de vereisten waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. Daarna wordt in 6.3 nader ingegaan op de regels die horen bij dit plan.
6.2
Juridische vormgeving Op grond van artikel 3.1.3 Bro en artikel 3.1.6 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in: 1.
een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
2.
bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
3.
regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
4.
voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en afwijkingsregels.
Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportering van de inspraak zijn vermeld. De invoering van de nieuwe Wro en het nieuwe (Bro) heeft op 1 juli 2008 plaatsgevonden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de nieuwe wet- en regelgeving toegepast. Dit houdt onder andere in dat de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling die gebruik van gronden in strijd met de bestemming verbiedt niet meer in het bestemmingsplan zijn opgenomen omdat deze onderdeel zijn geworden van de Wro (inmiddels van de Wabo). Wel zijn er in het plan nog een aantal specifieke algemene gebruiksregels opgenomen die benadrukken dat bepaalde vormen van gebruik ongewenst zijn. In het nieuwe Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn opgenomen in de regels.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
31
De nieuwe regelingen hebben als gevolg dat het bestemmingsplan wat betreft de vorm en de inhoud enigszins kan afwijken van de tot nu toe gebruikelijke indeling. Sinds 1 januari 2010 moet de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) verplicht worden gehanteerd. De SVBP2008 bevat een aantal voorschriften dat moet worden opgevolgd. Voor de regels betekent dit ondermeer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens is in de SVBP 2008 een aantal dwingend voorgeschreven begrippen opgenomen. Deze begrippen moeten worden opgenomen in het artikel waarin de gebruikte begrippen worden verklaard. De SVBP2008 schrijft voor op welke wijze invulling moet worden gegeven aan de wijze van meten. De artikelgewijze opbouw is dwingend voorgeschreven door de SVBP2008. Dit geldt tevens voor de hoofdgroepen van de bestemmingen, eventuele dubbelbestemmingen en de gebruikte aanduidingen. Het kleurgebruik ten aanzien van de bestemmingen is vastgelegd. Zowel de analoge plankaart als de digitale verbeelding brengt dit tot uitdrukking. Op het moment dat de digitale verplichting in werking treedt, heeft de digitale verbeelding voorrang op de analoge plankaart. Bij het onderhavige bestemmingsplan is de keuze gemaakt om het plan, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de SVBP2008, alvast conform de vereisten op te stellen. Vormgeving verbeelding De plankaart, regels en de toelichting wordt in de nieuwe systematiek de verbeelding genoemd. Bij de vormgeving van dat deel van de verbeelding dat betrekking heeft op de kaart is aangesloten bij het standaardrenvooi zoals dat is opgenomen in de SVBP2008. Het kleurgebruik in de verbeelding is gelijk aan de analoge plankaart en gebaseerd op de SVBP2008. De digitale verplichting zal gaan gelden op 1 januari 2010. Vormgeving regels Bij de vormgeving van de regels is aangesloten bij de systematiek die is voorgeschreven door de SVBP2008. Dit heeft tot gevolg dat er meer uniformiteit in bestemmingsplannen ontstaat. Digitaal uitwisselbaar Het bestemmingsplan is zodanig vorm gegeven dat er sprake is van een digitaal uitwisselbaar plan, dat wil zeggen dat: -
aan alle verschillende kaartobjecten IMRO-coderingen zijn toegekend;
-
de digitale kaart is vertaald naar de standaardtechniek van uitwisseling NEN 3610;
-
de toelichting en regels in digitale vorm aan de bijbehorende digitale kaart zijn gekoppeld.
Gebruik van de IMRO-coderingen zorgt er voor dat de bestemmingen in het plan eenduidig worden geclassificeerd en dat, met behulp van een conversieprogramma, de digitale kaart met regels ook door de ontvanger kan worden gelezen.
32
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
Het bestemmingsplan is daarmee geschikt voor digitale raadpleegbaarheid die sinds 1 januari 2010 wordt voorgeschreven. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking getreden. Dit heeft consequenties voor een aantal begrippen in bestemmingsplannen. Zowel bouwvergunningen als afwijking zijn alle gevat onder het begrip omgevingsvergunning. De formuleringen in de regels zijn hierop aangepast.
6.3
Bestemmingen Zoals aangegeven is het plan opgezet als globaal, nader uit te werken plan. Het overgrote deel van het plangebied is dan ook als zodanig bestemd. Daarnaast zijn twee reguliere woonbestemmingen opgenomen voor twee percelen die onderdeel uitmaken van het bestemmingsplangebied, maar niet van het te ontwikkelen gebied. Aan de oostkant van het plangebied is de aanwezige weg waarop het woongebied ontsloten wordt in het plan opgenomen. Een bijzonderheid is ten slotte nog het ook aan de oostkant gelegen nutsgebouw ten behoeve van de stadsverwarming. De bestemming ‘Wonen’ is toegekend aan twee percelen waarop zich een
WONEN
voormalig agrarisch bedrijf bevindt. Deze bestemming is conform het huidige gebruik. Bij de vormgeving van de regels is uitgegaan van een reguliere bestemming wonen zoals die in de gemeente wel meer voorkomt. Wel is geregeld dat de bestaande bebouwing niet onder het overgangsrecht komt te vallen door te stellen dat bestaande bebouwing die groter is dan wat het bestemmingsplan aan maatvoering toelaat eveneens is toegestaan. Daarnaast is voor beide percelen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt op de percelen na wijziging respectievelijk 1 (Nauertogt 18) en 2 (Nauertogt 22) nieuwe woningen te realiseren. Zoals aangegeven is het overgrote deel van het plangebied bestemd voor uit te
WONEN – UIT TE WERKEN
werken woondoeleinden. Voor zover nu te voorzien zal de uitwerking plaatsvinden in een tweetal fasen. Voor de uitvoerbaarheid is dit echter in zoverre van ondergeschikt belang dat er geen beleidsmatige beperkingen zijn voor wat betreft het in een bepaalde periode te bouwen aantal woningen. Er is daarom voor gekozen in het bestemmingsplan zelf geen fasering in de tijd op te nemen door onderscheid te maken tussen de uit te werken delen van het plangebied. Voor zover nodig zijn afspraken over de fasering in de tijd opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. In de uit te werken bestemming zijn de gronden bestemd voor de woonfunctie met de bijbehorende infrastructuur, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en dergelijke Ofwel, functies die over het algemeen voorkomen in een woongebied. Er is verder voor gekozen de regels zo eenvoudig mogelijk te houden. Vastgelegd is dat uitwerking in principe dient
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
33
plaats te vinden op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde stedenbouwkundig plan. Dit wil niet zeggen dat hetgeen daarin wordt beschreven exact gevolgd dient te worden bij de uitwerking, maar dat dit wel de basis dient te zijn voor uitwerking. Deze formulering biedt de nodige flexibiliteit bij de daadwerkelijke realisering van het stedenbouwkundig plan. Verder is geregeld dat het totaal aantal woningen in het plangebied maximaal 700 mag bedragen. Ook is in de uit te werken bestemming bepaald dat de gevelbelasting vanwege verkeerslawaai op een woning niet meer dan 48 dB(A) mag bedragen dan wel een hogere toegekende waarde. Voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan hebben Burgemeester en wethouders op basis van het akoestisch onderzoek een dergelijke hogere waarde toegekend aan een aantal gebieden waarvoor dat noodzakelijk is. Verder is bepaald dat bij de uitwerking rekening wordt gehouden met omliggende functies. Dit is vastgelegd in de bepalingen van artikel 6 lid 6.2 onder a en e. Ten slotte is nog een bouwverbod opgenomen, dat voorkomt dat een bouwaanvraag die past binnen de uitwerkingsregels gehonoreerd moet worden zonder dat er een uitwerkingsplan is vastgesteld. Vervolgens wordt de mogelijkheid geboden om van dit verbod bij omgevingsvergunning af te wijken. Deze afwijkingsmogelijkheid houdt in dat alsnog omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kan worden verleend voor een woning die past binnen een inmiddels in procedure gebracht, maar nog niet vastgesteld uitwerkingsplan. VERSNELDE ONTEIGENING
Voor één perceel in het plangebied wordt het wenselijk geacht om daaraan de gebiedsaanduiding “wro-zone verwerkelijking in de naaste toekomst” op te nemen. Deze aanduiding is opgenomen met het oog op de wenselijkheid van versnelde onteigening van een perceel grond. Deze regeling is opgenomen op basis van artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het perceel grond is nog niet in eigendom van de gemeente, waardoor deze gronden in aanmerking komt voor de aanduiding die versnelde onteigening mogelijk maakt. Toepassing van deze bepaling is van belang voor een versnelde afhandeling van de eventuele administratieve onteigeningsprocedure. Artikel 3.4 Wro moet in samenhang worden gezien met artikel 85 van de Onteigeningswet. Het voordeel van dit instrument is dat kan worden besloten tot onteigening van het perceel zonder tervisielegging van het ontwerp-onteigeningsplan. Dit heeft namelijk al plaatsgevonden in de bestemmingsplanprocedure. Er moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan voor toepassing van dit artikel: -
De gronden moeten expliciet zijn aangewezen.
-
Het bestaande gebruik moet afwijken van het door het bestemmingsplan beoogde gebruik.
-
De realisering moet in de naaste toekomst noodzakelijk worden geacht.
De eigenaar of zakelijk gerechtigde moet bericht krijgen van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan conform artikel 3.8 lid 1 sub c Wet ruimtelijke ordening. Aan deze voorwaarden zal worden voldaan.
34
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels van het plan opgenomen.
OVERIGE REGELS
Hierin staat de anti-dubbeltelregel vermeld. Ook de ‘Algemene afwijkingsregels’ zijn in dit hoofdstuk ondergebracht. Deze algemene afwijkingsregels hebben betrekking op alle in het plan opgenomen bestemmingen. In hoofdstuk 4 van de regels is het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze zijn opgenomen in overeenstemming met de in het Bro respectievelijk de SVBP voorgeschreven tekst.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
35
36
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d
Op grond van de bepalingen in de Wro over grondexploitatie (artikel 6.12 lid 1 Wro) moet een exploitatieplan worden opgesteld wanneer sprake is van een bouwplan. Wat als bouwplan moet worden aangemerkt is uitgewerkt in artikel 6.2.1. Bro. Op grond daarvan moet het voorliggende bestemmingsplan worden aangemerkt als bestemmingsplan dat een bouwplan mogelijk maakt. In beginsel moet dus een exploitatieplan worden opgesteld. In artikel 6.12 lid 2 Wro worden omstandigheden aangegeven waaronder afgezien kan worden van het vaststellen van een exploitatieplan. Dit is het geval wanneer de exploitatie en andere randvoorwaarden anderszins verzekerd zijn. In het voorliggende plan is dit het geval, omdat er met de ontwikkelaars in het gebied een overeenkomst is afgesloten over de ontwikkeling van het gebied. De gemeente zal zelf de exploitatie van het gebied ter hand nemen door de gronden uit te geven aan de ontwikkelende partijen. Uitgangspunt is dat het project start met de gemeente als eigenaar van alle gronden. Alle kosten zullen worden verrekend via de gronduitgifte. Hiervoor wordt een zodanige prijs gerekend dat alle gemeentelijke kosten gedekt zijn en de totale grondexploitatie afsluit met een positief saldo. Een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. Wel wordt nog een onteigeningstraject doorlopen voor één klein onderdeel van het plangebied. Om dit te versnellen is aan deze gronden de aanduiding “wro-zone - verwerkelijking in de naaste toekomst” toegekend. Voor zover dit niet leidt tot onaanvaardbare schade aan zakelijke belangen van de gemeente of van de ontwikkelende partijen is de inhoud van de overeenkomst als bijlage opgenomen bij dit plan. Uit de exploitatieopzet blijkt dat het plan economisch uitvoerbaar is.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
37
38
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
M a a t s c h a p p e l i j k e u i t v o e r b a a r h e i d
Het voorontwerp van het bestemmingsplan is voor overleg aan diverse instanties toegezonden, waaronder de Provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier, de VROM-inspectie. Daarnaast heeft het plan als voorontwerp ter inzage gelegen in het kader van de inspraak van 4 maart 2010 tot 15 april 2010. In een als afzonderlijke bijlage bij deze toelichting gevoegde notitie wordt ingegaan op de reacties en de consequenties voor het ontwerpbestemmingsplan.
122.00.02.48.00.toe - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011
39
B i j l a g e R e a c t i e n o t a
Bestemmingsplan
Reactienota op het voorontwerp-bestemmingsplan Westerdel
Reactienota naar aanleiding van de ter inzage legging van het voorontwerp-bestemmingsplan Westerdel
Inleiding In de gemeente Langedijk wordt aan de westzijde van de bestaande wijk Mayersloot W est een nieuw woongebied ontwikkeld, waar plaats is voor maximaal 700 woningen. Het plangebied bestaat uit een aantal percelen die in agrarisch gebruik zijn. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de wegen Veertweg, Pieter Zeemanweg, Westelijke Randweg en Nauertogt. Door middel van het voorliggende bestemmingsplan wordt het gebruik voor wonen binnen de desbetreffende percelen planologisch mogelijk gemaakt.
Overleg Ingevolge artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is op 1 april 2009 in Langedijk Informeert de voorbereiding van het bestemmingsplan W esterdel bekend gemaakt. Verder is het voorontwerp in het kader van gemeentelijk vooroverleg toegestuurd naar de overlegpartners waaronder verplicht naar het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier, de VROM-inspectie en de Provincie NoordHolland (zie deel I).
Ter inzage legging Met ingang van 4 maart 2010 heeft het voorontwerp bestemmingsplan Westerdel zes weken ter inzage gelegen (derhalve tot 15 april 2010). De ter inzage legging is op de gebruikelijke wijze op 3 maart 2010 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad “ Langedijk Informeert”. Daarnaast zijn de regels en verbeelding beschikbaar gesteld via de website van de gemeente Langedijk. Een ieder kon tijdens bovengenoemde periode een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan, kenbaar maken bij het College van burgemeester en wethouders. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt door een aantal belanghebbenden (Zie deel II).
Ontvankelijkheid De termijn voor het indienen van een inspraakreactie eindigde op woensdag 14 april 2010. De reactie van het PWN is op 17 mei 2010 bij de gemeente binnengekomen. De reactie is buiten de termijn ingediend en derhalve niet ontvankelijk verklaard. Op de argumenten in de inspraakreactie van het PW N zullen wij ambtshalve reageren.
Ingekomen reacties van de volgende organisaties 1. Provincie Noord-Holland, Postbus 1006 BA Haarlem, contactpersoon P.J.P. Ruber; 2. Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier, Postbus 130, 1135 ZK Edam, contactpersoon mevrouw A.A. Beems – Kuin; 3. Gemeente Heerhugowaard, Postbus 390, 1700 AJ Heerhugowaard, contactpersoon A. Kögeler; 4. Gemeente Harenkarspel, Postbus 10, 1749 ZG Warmenhuizen, contactpersoon A.W.E. Hulst; 5. Gemeente Bergen, Postbus 175, 1860 AD Bergen, contactpersoon B. Limmen/J. Arjaans 6. Ministerie van VROM , contactpersoon C.A. Kuijper; 7. PWN, Postbus 2113, 1990 AC Velserbroek.
2 van 13
Door 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
of namens de volgende personen is gereageerd Reclamant 1; Reclamant 2 en 3 Reclamant 4, 5, 6, 7; Reclamant 8; Reclamant 9; Reclamant 10; Reclamant 11; Reclamant 12.
In deze reactienota is een opsomming gegeven van de reacties, welke veelal verkort zijn weergegeven. Tevens is aangegeven of de reactie aanleiding geeft het plan te wijzigen. Kopieën van de brieven zijn opgenomen in de bijlage
3 van 13
.
DEEL I ORGANISATIES Ad 1. Provincie Noord-Holland Ingekomen reactie • •
•
Het beeldkwaliteitsplan ontbreekt; In de onderbouwing ontbreekt de motivering, analyse en de actualisatie van de woningbouwbehoefte; Ontheffing aanvragen op basis van de Structuurvisie 2040
Gemeentelijk commentaar • • •
Het beeldkwaliteitsplan zal als bijlage bij het ontwerp bestemmingsplan worden gevoegd; De toelichting van het bestemmingsplan zal worden aangevuld met de motivering, analyse en de actualisatie van de woningbouwbehoefte; Op het moment dat dit aan de orde is zal de ontheffing worden aangevraagd.
Aanpassingen plan • •
•
Geen; Toelichting aanvullen met de motivering, analyse en de actualisatie van de woningbouwbehoefte; Geen.
Ad 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Ingekomen reactie •
Geen opmerkingen over het bestemmingsplan
Gemeentelijk commentaar •
Niet van toepassing
Aanpassingen plan •
Geen.
Ad 3. Gemeente Heerhugowaard Ingekomen reactie •
Geen opmerkingen over het bestemmingsplan
Gemeentelijk commentaar •
Niet van toepassing
Aanpassingen plan •
Geen.
4 van 13
Ad 4. Gemeente Harenkarspel Ingekomen reactie •
Geen opmerkingen over het bestemmingsplan
Gemeentelijk commentaar •
Niet van toepassing
Aanpassingen plan •
Geen;
Ad 5. Gemeente Bergen Ingekomen reactie •
Een substantiële uitbreiding van het aantal woningen in ZuidScharwoude
Gemeentelijk commentaar •
De uitbreiding van het aantal woningen past binnen de regionale woonvisie NoordKennemerland
Aanpassingen plan •
Geen;
Ad 6. Ministerie van VROM Ingekomen reactie •
Gelet op de nationale belangen geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen
Gemeentelijk commentaar •
Niet van toepassing
Aanpassingen plan •
Geen.
Ad 7. PWN Ingekomen reactie • •
Voldoende ruimte beschikbaar stellen in openbare grond voor het ondergronds verkeer; Bluswatervoorziening in het plan worden ingepast
Gemeentelijk commentaar •
Hierover is meerdere keren overleg geweest over voldoende ruimte in het plan W esterdel;
•
Antwoord als hierboven.
Aanpassingen plan •
Geen.
5 van 13
DEEL II PARTICULIEREN Ad 8. Reclamant 1 Ingekomen reactie
Gemeentelijk commentaar
•
Verzoek tot het omleggen van de bestaande Westelijke randweg;
•
•
Extra ontsluitingen op te nemen in het plan;
•
•
Het opnemen van voldoende aanlegmogelijkheden voor vaartuigen en het minimaliseren van ecologische oevers; Is de ontheffing op grond van de Wet Geluidhinder nog van kracht
•
•
•
De raad heeft op 30 juni 2009 het Verkeer- en Vervoersplan vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de bestaande Westelijke Randweg niet wordt omgelegd omdat verdere omlegging de leefbaarheid en de bereikbaarheid van de voorzieningen verslechteren. Voor een uitgebreide motivering verwijzen wij naar de bijlage behorende bij deze reactienota; De Veertweg, Pieter Zeemanweg, Nauertogt zijn erftoegangswegen. Deze wegen zijn niet geschikt voor het verwerken van grote hoeveelheden verkeer. Bovendien zijn qua afwikkeling van het verkeer twee ontsluitingen op de Westelijke randweg voldoende. De huidige kruispunten bij de Amelsgroet en Laansloot worden aangepast om de toename van het verkeer op een verkeersveilige wijze te verwerken; Er wordt in het plan voldoende rekening gehouden met aanlegmogelijkheden voor vaartuigen;
Aanpassingen plan •
Geen;
•
Geen;
•
Geen;
•
Geen.
Er is voor onbepaalde tijd ontheffing op grond van de W et Geluidhinder verleend.
Ad 9. Reclamant 2 en 3 Ingekomen reactie •
Verkeers- en geluidsoverlast doordat geen nieuwe weg om wijk wordt gelegd;
Gemeentelijk commentaar •
De raad heeft op 30 juni 2009 het Verkeer- en Vervoersplan vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de bestaande Westelijke Randweg niet wordt omgelegd omdat verdere omlegging de
Aanpassingen plan •
Geen;
6 van 13
•
Verkeer- en geluidsoverlast
•
•
Is woningbouw op deze locatie noodzakelijk in verband met bevolkingskrimp;
•
•
Plan Westerdel is een ernstige aantasting van de open ruimte
•
leefbaarheid en de bereikbaarheid van de voorzieningen verslechteren. Voor een uitgebreide motivering verwijzen wij u naar de bijlage behorende bij deze reactienota. Er heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de geluidssituatie ter plaatse. Hieruit is naar voren gekomen dat de eerste lijnsbebouwing aan de noordoostzijde een geluidsbelasting ondervindt van maximaal 58 dB vanwege wegverkeer over de Westelijke Randweg. Om te voldoen aan de geluidsnormen wordt “stil asfalt” aangelegd. Het streven is om de aanpassingen aan de hoofdwegenstructuur aan de westzijde van Broek op Langedijk gelijktijdig met de aanleg van W esterdel uit te voeren; Woningbouw op deze locatie is oorspronkelijk in gang gezet vanwege een Vinex-taakstelling van het Rijk. Voor dit plan is door de raad gekozen mede vanwege het zeer hoge aandeel aan sociale woningbouw. Vanwege het achterwege blijven van sociale woningbouw in de afgelopen periode in de gemeente is het van belang om vooral starters meer kans te bieden op een huuren koopwoning. Daarnaast blijkt uit het rapport ‘ Groei en Krimp’ van de Provincie dat tot 2025 in Noord-Holland nog geen sprake zal zijn van bevolkingskrimp. In de regio Noord Kennemerland is pas vanaf 2040 sprake van bevolkingsafname. Het betreft een VINEX taakstelling. Aan de beoordeling van ernstige aantasting van de openbare ruimte komen we niet toe. Daarnaast bestaat volgens vaste jurisprudentie geen recht op en een garantie van een blijvend vrij uitzicht.
• Geen;
• Geen;
• Geen.
7 van 13
Ad 10. Reclamant 4, 5, 6 en 7 Ingekomen reactie
Gemeentelijk commentaar
•
Verkeer- en geluidsoverlast doordat geen nieuwe weg om wijk wordt gelegd;
•
•
Verkeer en geluidsoverlast;
•
•
Is de ontheffing op grond van de W et Geluidhinder nog van kracht; Is woningbouw op deze locatie noodzakelijk in verband met bevolkingskrimp;
•
•
•
De Raad heeft op 30 juni 2009 het Verkeer- en Vervoersplan vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de bestaande W estelijke Randweg niet wordt omgelegd omdat verdere omlegging de leefbaarheid en de bereikbaarheid van de voorzieningen verslechteren. Voor een uitgebreide motivering verwijzen wij naar de bijlage behorende bij deze reactienota. Er heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de geluidssituatie ter plaatse. Hieruit is naar voren gekomen dat de eerste lijnsbebouwing aan de noordoostzijde een geluidsbelasting ondervindt van maximaal 58 dB vanwege wegverkeer over de Westelijke Randweg. Om te voldoen aan de geluidsnormen wordt “stil asfalt” aangelegd. Het streven is om de aanpassingen aan de hoofdwegenstructuur aan de westzijde van Broek op Langedijk gelijktijdig met de aanleg van Westerdel uit te voeren; Er is voor onbepaalde tijd ontheffing verleend op grond van de Wet Geluidhinder; Het betreft een VINEX taakstelling. Voor dit plan is door de raad gekozen mede vanwege het zeer hoge aandeel aan sociale woningbouw. Vanwege het achterwege blijven van sociale woningbouw in de afgelopen periode in de gemeente is het van belang om met name starters meer kans te bieden op een huur- en koopwoning. Daarnaast blijkt uit het rapport ‘Groei en Krimp’ van de Provincie dat tot 2025 in Noord-Holland nog geen sprake is van bevolkingskrimp;
Aanpassingen plan •
Geen;
•
Geen;
•
Geen;
•
Geen;
8 van 13
•
Plan Westerdel is een ernstige aantasting van de openbare ruimte
•
Het betreft een VINEX taakstelling. Aan de beoordeling van ernstige aantasting van de openbare ruimte komen we dus niet toe. Daarnaast bestaat volgens vaste jurisprudentie geen recht op en een garantie van een blijvend vrij uitzicht;
• Geen.
Ad 11. Reclamant 8 Ingekomen reactie
Gemeentelijk commentaar
•
Verzoek extra ontsluiting aan achterzijde van de Nauertogt;
•
•
Verzoek alternatieve bestemmingsplanmogelijkheden voor bestaande loods
•
Met u is afgesproken dat gekeken wordt of uw perceel kan worden ontsloten op de nieuwe wegstructuur van W esterdel; Hierover zullen wij op korte termijn contact met u opnemen.
Aanpassingen plan •
Geen;
•
Wijzigingsbevoegdheid opnemen ten behoeve van bouwvlak voor bouw woning.
9 van 13
Ad 12. Reclamant 9 Ingekomen reactie
Gemeentelijk commentaar
•
Afstand van het plan tot perceelgrens van Timmer is 70 meter in plaats van 300 meter. Ziet hierin bezwaren in verband met aanwezigheid van paarden;
•
•
Motivering toename aantal woningen ontbreekt;
•
•
Aantasting woongenot van fam. Timmer;
•
•
Onvoldoende ontsluiting van het gebied ivm toename van verkeersbewegingen;
•
Voor paardenhouderijen en melkrundveehouderijen zijn in de Wet geurhinder en veehouderij geen geuremissiefactoren en daardoor geen afstandsnormen, vastgesteld. Daarnaast is de doelstelling van het plan voor Westerdel om een zachte, geleidelijke overgang naar het landschap aan de westzijde van het dorp te realiseren. Hierdoor ontstaat een mooie groene entree. De afstand tot het geurobject wordt hiermee vergroot; Circa 60% van de woningen worden gebouwd voor de huur- en de sociale sector waardoor meer woningen zijn gepland dan voorzien; Een inspraakreactie kan worden ingediend tegen het (voorontwerp) bestemmingsplan zelf. Indien reclamanten van mening zijn dat sprake is van aantasting van het woongenot bestaat de mogelijkheid een planschadeverzoek in te dienen bij de gemeente; In het stedenbouwkundige plan is gekozen voor een rustige en groene rand aan de westzijde van Westerdel. Een extra ontsluiting op deze plek past niet in dit beeld. Daarnaast is de Veertweg in de huidige vorm niet geschikt als ontsluitingsweg. Qua afwikkeling van het verkeer zijn de twee ontsluitingen op de W estelijke randweg voldoende. De huidige kruispunten bij de Amelsgroet en Laansloot worden aangepast om de toename van het verkeer op een verkeersveilige wijze te verwerken.
Aanpassingen plan •
Geen;
•
Geen;
•
Geen;
•
Geen.
10 van 13
Ad 13. Reclamant 10 Ingekomen reactie
Gemeentelijk commentaar
•
Verkeers- en geluidsoverlast doordat geen nieuwe weg om de wijk wordt gelegd;
•
•
Geen nieuwe ontsluitingen gepland vanuit de nieuwe wijk;
•
De aanpak van verkeer- en geluidsoverlast buiten het plan W esterdel is geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Het heeft echter wel onze aandacht. In het kader van het uitvoeringsprogramma het verkeers- en vervoersplan Langedijk wordt hier onderzoek naar gedaan. Het streven is om de aanpassingen aan de hoofdwegenstructuur aan de westzijde van Broek op Langedijk gelijktijdig met de aanleg van W esterdel uit te voeren. Om te voldoen aan de geluidsnormen wordt “stil asfalt” aangelegd. Dat geeft een reductie van 2-4 dB op de woningen. Overigens heeft de Raad op 27 mei 2008 besloten om de Westelijke randweg niet om te leggen omdat verdere omlegging de leefbaarheid en de bereikbaarheid van de voorzieningen verslechteren; In het stedenbouwkundige plan is gekozen voor een rustige en groene rand aan de westzijde van Westerdel. Een extra ontsluiting op deze plek past niet in dit beeld. Daarnaast is de Veertweg in de huidige vorm niet geschikt als ontsluitingsweg. Qua afwikkeling van het verkeer zijn de twee ontsluitingen op de W estelijke randweg voldoende. De huidige kruispunten bij de Amelsgroet en Laansloot worden aangepast om de toename van het verkeer op een verkeersveilige wijze te verwerken;
Aanpassingen plan •
Geen;
•
Geen;
11 van 13
•
•
Is de ontheffing op grond van de Wet Geluidhinder welke door Provincie is afgegeven nog wel van kracht is;
•
Er worden veel meer woningen gerealiseerd dan voorzien.
•
•
Er is voor onbepaalde tijd ontheffing verleend op grond van de Wet Geluidhinder; Voor dit plan is door de raad gekozen mede vanwege het zeer hoge aandeel aan sociale woningbouw; Circa 60% van de woningen worden gebouwd voor de huur- en de sociale sector waardoor meer woningen zijn gepland dan voorzien.
•
Geen;
•
Geen;
•
Geen.
Ad 14. Reclamant 11 Ingekomen reactie •
Er wordt verwezen naar de reactie van fam. Dekker, Amelsgroet 50 te Zuid-Scharwoude.
Gemeentelijk commentaar •
Zie gemeentelijk commentaar op reactie van Fam. Dekker, Amelsgroet 50 te ZuidScharwoude.
Aanpassingen plan •
Geen.
12 van 13
Ad 15. Reclamant 12 Ingekomen reactie
Gemeentelijk commentaar
•
Natuurtoets niet digitaal beschikbaar gesteld;
•
•
De paragraaf over de beschermde vogelsoorten is incompleet;
•
•
De ligging van het plangebied waardoor weinig open groene buffer blijkt rondom de Kleimeer;
•
•
Het gebied is een belangrijk foeragegebied voor kieviten enz.
•
•
Als gevolg van het plan wordt de oeverzwaluwwand niet meer als broedaccommodatie gebruikt.
•
Het is niet verplicht de Natuurtoets beschikbaar te stellen in de voorfase van het bestemmingsplan. De Natuurtoets zal u separaat worden toegestuurd; In de Natuurtoets worden de beschermde vogelsoorten beschreven. Dit geldt overigens ook voor beschermde planten/ en dieren; Uit de Natuurtoets blijkt dat het plangebied niet gelegen is binnen de begrenzing van een Natuurbeschermingsgebied. Gezien de afstand tot het meest gelegen nabij gelegen Natuurbeschermingswetgebied, is er geen sprake van directe of indirecte effecten; Wij zijn het met reclamant eens dat het gebied een belangrijk foerageergebied is met verschillende vogels. Er zijn voorgenomen maatregelen opgesteld om het foerageergebied in stand te houden; W ij zullen alles in het werk stellen om de oeverzwaluwwand te behouden als broedaccommodatie.
Aanpassingen plan •
Geen;
•
Geen;
•
Geen;
•
Geen;
•
Geen.
13 van 13
R e g e l s
122.00.02.48.00.rgl
I n h o u d s o p g a v e Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
3
Artikel 2
Wijze van meten
7
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Bedrijf - Nutsvoorziening
10
Artikel 4
Verkeer
11
Artikel 5
Wonen
12
Artikel 6
Woongebied – uit te werken
19
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 7
Anti-dubbeltelregel
23
Artikel 8
Algemene gebruiksregels
24
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
25
Artikel 10 Verwerkelijking in de naaste toekomst
26
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 11 Overgangsrecht
29
Artikel 12 Slotregel
30
Bijlage
122.00.02.48.00.rgl
H o o f d s t u k I n l e i d e n d e
122.00.02.48.00.rgl
1 r e g e l s
Artikel 1 Begrippen
a.
plan: het Bestemmingsplan Westerdel van de gemeente Langedijk;
b.
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.BPWD2010-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
c.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d.
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e.
aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf: een dienstverlenend beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
f.
aan- of uitbouw: een toevoeging aan een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
g.
beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
h.
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
i.
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
j.
bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 1 Begrippen
3
k.
bijwoning: het wonen in een min of meer zelfstandige wooneenheid (in de vorm van een eigen toegang en eigen voorzieningen) binnen een aan- en/of uitbouw van een hoofdgebouw voor het verlenen van mantelzorg;
l.
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
m.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
n.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
o.
bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel;
p.
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
q.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
r.
bruto vloeroppervlak: de totale oppervlakte van de binnenwerkse ruimte(n) die worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslagen archiefruimte en dergelijke;
s.
buidelwoning: een buidelwoning is geen zelfstandige woning maar ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij altijd sprake is van bijwoning of inwoning in de aan- en/of uitbouw, of in het aangebouwde bijgebouw voor het verlenen van mantelzorg;
t.
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
4
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 1 Begrippen
u.
gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
v.
hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
w.
inwoning: het wonen in een (aangebouwd bijgebouw) van een hoofdgebouw en daarbij gebruik makend van gemeenschappelijke of eigen voorzieningen voor het verlenen van mantelzorg. Van inwoning is sprake als er één gezamenlijke toegang is;
x.
kangoeroewoning: een kangoeroewoning bestaat uit twee wooneenheden, waarbij een buidelwoning deel uit maakt van het hoofdgebouw en hiermee inpandig in verbinding staat. De bewoner(s) van het hoofdgebouw verleent/verlenen mantelzorg vanuit het (grotere) hoofdgebouw;
y.
kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
z.
mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voorvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, gebaseerd op een indicatiebesluit genomen door het bevoegd gezag;
aa.
overkapping: een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
bb.
peil: 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil, dan wel het plaatselijk geldende peil;
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 1 Begrippen
5
cc.
risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
dd.
seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
ee.
voorgevel: de naar de weg of voetpad gekeerde gevel van een woning, met dien verstande dat slechts één gevel als zodanig kan worden aangemerkt;
ff.
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
6
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevelen kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 2 Wijze van meten
7
8
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 2 Wijze van meten
H o o f d s t u k
2
B e s t e m m i n g s r e g e l s
122.00.02.48.00.rgl
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: -
nutsvoorzieningen, waartoe worden gerekend voorzieningen ten behoeve van de energievoorziening.
3.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: 1.
gebouwen en bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd indien deze noodzakelijk zijn ten behoeve van de bestemming;
2.
de oppervlakte aan gebouwen mag ten hoogste 800 m2 bedragen;
3.
de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 9 m bedragen;
4.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
5.
de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 9 m bedragen.
10
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Verkeer
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wegen;
b.
voet- en fietspaden;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
groenvoorzieningen;
e.
water en oeverstroken.
In deze bestemming worden abri’s, telefooncellen en nutsvoorzieningen waaronder gasdrukregelstations en voor de geleiding van het wegverkeer noodzakelijke voorzieningen begrepen.
4.2
Bouwregels
a.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: -
bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd indien deze noodzakelijk zijn ten behoeve van de bestemming.
b.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 1. het bebouwingspercentage mag niet meer dan 2% bedragen; 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen; 3. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 8 m² bedragen; 4. de afstand van een gebouw tot de rijbaan mag niet minder dan 1,5 m bedragen.
c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte mag ten hoogste 1,5 m bedragen, met dien verstande dat voor lichtmasten geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen.
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 4 Verkeer
11
Artikel 5 Wonen
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en/ of bedrijven,
met de daarbij behorende: b.
tuinen en erven;
c.
water.
Ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven gelden de volgende regels: a.
een woning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als bedoeld in lid 10.1 sub a mag worden gebruikt voor aan– huis-verbonden beroepen of bedrijven, mits: 1. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²; 2. het aan huis verbonden beroepen of bedrijven betreft die; -
niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
valt binnen de van deze regels deel uitmakende bijlage ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving;
3. het geen detailhandel of horeca betreft; 4. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen of bedrijven plaatsvindt; 5. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt; 6. de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving. 5.2
Bouwregels
a.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen die binnen het bouwvlak worden gebouwd gelden de volgende regels: 1. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd; 2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 3. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen;
12
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 5 Wonen
4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8,5 m bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn; 5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is. b.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak geldt de volgende regel: -
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen.
c.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd gelden de volgende regels: 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is; 2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat indien het bouwperceel groter is dan 500 m2 de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het bouwperceel groter is dan 500 m2, tot een maximum van 75 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m; 4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat: a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen ten minste 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen; 5. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is; 6. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
d.
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van het hoofdgebouw geldt de volgende regel:
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 5 Wonen
13
1. de hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is. 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze daarvan afwijkt 3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok van de woning mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is; 4. de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand inden deze kleiner is. e.
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: 1. de hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is; 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze daarvan afwijkt; 3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok van de woning mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is; 4. de afstand van de dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m mag bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
f.
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: 1. de hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer is; 2. de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze afwijkt; 3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok van de woning mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze kleiner is.
g.
Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van een hoofdgebouw voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 9,5 m bedragen; 2. de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; 3. de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur dient mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
14
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 5 Wonen
4. de dakhelling van een dakopbouw en het hoofdgebouw dient hetzelfde aantal graden te bedragen; 5. bij aaneengebouwde woningen mag de dakopbouw op te tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing van een dakopbouw op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd. h.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³ per gebouw; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
i.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; 3. de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20 m² bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen; 5. een overkapping dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; 6. een carport mag tot in de voorgevel worden geplaatst; 7. per bouwperceel mag niet meer dan 1 zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat: a. de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen; b. het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd; c. de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m boven het peil mag bedragen; 8. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: a.
de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
b.
de plaats van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw ten behoeve van mantelzorg voor het realiseren van kangoeroewoningen;
c.
de plaats van bijgebouwen buiten het bouwvlak;
d.
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 5 Wonen
15
ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: -
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
5.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van: a.
het bepaalde in lid 5.2, voor het bouwen van een uitbouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat: 1.
de diepte van een uitbouw niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
2.
de breedte van een uitbouw maximaal 2/3e deel van de bestaande gevelbreedte mag bedragen, tot een maximum van 4 m;
3.
de bouwhoogte van een uitbouw maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
b.
het bepaalde in lid 5.2, voor het bouwen van een aan- of uitbouw bij het hoofdgebouw ten behoeve van mantelzorg voor het realiseren van een kangoeroewoning, met dien verstande dat: 1. een kangoeroewoning zowel binnen als buiten het bouwvlak mag worden gebouwd; 2. de oppervlakte van een buidelwoning niet meer dan 60 m² mag bedragen; 3. een buidelwoning op ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd; 4. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen; 5. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen; 6. een buidelwoning plat mag worden afgedekt; 7. het gezamenlijk oppervlak aan aan- en uitbouwen, inclusief een buidelwoning, per bouwperceel niet meer dan 60 m² mag bedragen, hierbij wordt het bestaande oppervlak aan bijgebouwen niet meegerekend.
c.
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 4 voor een hogere goothoogte van niet meer dan 6 m over een lengte van maximaal 6 m.
d.
De onder a tot en met c bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
16
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 5 Wonen
5.5
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: -
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige be-
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van een
-
het bedrijfsmatig exploiteren van het zwembad (het zwembad is be-
-
het op zodanige wijze onttrekken van water aan de bodem dat een verla-
woning; kangoeroewoning; stemd voor eigen gebruik); ging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast; -
het gebruiken of laten gebruiken van het zwembad op een voor de omgeving schadelijke of hinderlijke wijze.
5.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en lid 5.5 voor het gebruik van aan- en uitbouwen voor mantelzorg, met dien verstande dat: 1.
er sprake dient te zijn van inwoning of bijwoning van een hoofdgebouw of een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw;
2.
er een indicatiebesluit van een bevoegde instantie kan worden overlegd;
3.
er uitsluitend sprake mag zijn van bijwoning of inwoning in een buidelwoning bij het hoofdgebouw;
4.
er geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van omwonenden.
5.7
wijzigingsbevoegdheid
a.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden zodanig te wijzigen dat aan de gronden ter plaatse van de aanduiding: 1. “wro-zone wijzigingsbevoegdheid 1” een bouwvlak wordt toegekend ten behoeve van de bouw van ten hoogste 1 woning;
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 5 Wonen
17
2. “wro-zone wijzigingsbevoegdheid 2” een bouwvlak wordt toegekend ten behoeve van de bouw van ten hoogste 2 woningen; b.
Na wijziging zijn voor het overige de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn, met uitzondering van het maximum aantal woningen per bouwvlak, waarvoor de beperkingen gelden zoals geregeld in sub a onder respectievelijk 1 en 2.
18
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Woongebied – uit te werken
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied – uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wonen, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven; zorggerelateerde functies, waaronder tevens bijzondere woonvormen als een verzorgingshuis zijn begrepen;
b.
ontsluitingswegen,
met het daarbij behorende: c.
water met bijbehorende oeverstroken en vaste dan wel beweegbare bruggen,
en de daarbij behorende: d.
groenvoorzieningen;
e.
openbare nutsvoorzieningen;
f.
infrastructurele en additionele voorzieningen;
g.
bouwwerken;
h.
werken en werkzaamheden;
i.
waterstaatkundige voorzieningen;
j.
bruggen en taluds.
6.2
Uitwerkingsregels wonen
Burgemeester en Wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van het bepaalde in de volgende uitwerkingsregels: a.
De uitwerking van de bestemming vindt plaats in goede afstemming met de aangrenzende bestemmingen.
b.
Uitwerking vindt plaats op basis van een door het college van Burgemeester en wethouders vastgesteld stedenbouwkundig plan, met dien verstande dat daarvan bij de nadere uitwerking op detailniveau kan worden afgeweken indien omstandigheden dat vragen.
c.
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ worden gebruikt voor het aanleggen van ontsluitingswegen ten behoeve van het plangebied.
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 6 Woongebied – uit te werken
19
d.
De geluidsbelasting op de woningen wegens wegverkeerslawaai bedraagt niet meer dan 48 dB(A) dan wel een door Burgemeester en Wethouders voorafgaand aan vaststelling van dit bestemmingsplan toegekende hogere waarde.
e.
Ten opzichte van in de omgeving van het plangebied aanwezige bedrijvigheid wordt een zodanige afstand in acht genomen dat dit niet leidt tot overschrijding van de op grond van milieuregelgeving geldende geluidsnorm.
f.
De bouwhoogte van woningen mag ten hoogste 12 m bedragen.
g.
In afwijking van het bepaalde onder e geldt voor appartementengebouwen dat de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen.
h.
Het aantal woningen mag niet meer dan 700 bedragen;
i.
Tenminste 61.523 m2 aan oppervlaktewater dient gecompenseerd te worden.
6.3
Bouwregels
Op of in de in lid 6.2 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in zodanig plan bepaalde.
6.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van het bepaalde in lid 6.3 voor het bouwen van bouwwerken op of in de gronden, indien: a.
het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan;
b.
het bouwwerken betreft waarvoor ingevolge of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist.
6.5
Specifieke gebruiksregel
Onder met deze bestemming strijdig gebruik valt niet het geschikt maken van de gronden voor woningbouw voorafgaand aan het vaststellen van een uitwerkingsplan als bedoeld in lid 6.2.
20
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 6 Woongebied – uit te werken
H o o f d s t u k A l g e m e n e
122.00.02.48.00.rgl
3 r e g e l s
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
23
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen: -
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
24
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: -
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van het in het plan bepaalde voor: a.
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.
de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 25 m² mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
c.
het plaatsen van kunstwerken, telecommunicatievoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in alle openbare ruimten, met dien verstande dat de bouwhoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen. Met uitzondering van lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen en telecommunicatievoorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 40 m mag bedragen;
d.
het met ten hoogste 2 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens of richting van een straat, de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van een bouwvlak, indien bij definitieve meting blijkt, dat een afwijking in het belang van een behoorlijke bebouwing is.
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
25
Artikel 10 Verwerkelijking in de naaste toekomst
De verwerkelijking van de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – verwerkelijking in de naaste toekomst”, wordt in de naaste toekomst noodzakelijk geacht.
26
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 10 Verwerkelijking in de naaste toekomst
H o o f d s t u k O v e r g a n g s -
122.00.02.48.00.rgl
4 e n
s l o t r e g e l s
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 O v e r g a n g s r e c h t b o u w w e r k e n a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: -
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 O v e r g a n g s r e c h t g e b r u i k a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 11 Overgangsrecht
29
Artikel 12 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: “Regels van het Bestemmingsplan Westerdel”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .......................
30
122.00.02.48.00.rgl - Bestemmingsplan Westerdel - 19 april 2011 Artikel 12 Slotregel
B i j l a g e S t a a t
v a n
b e d r i j v e n
01
01
-
014
016
4
CATEGORIE
AFSTAND
GROOTSTE
GEVAAR
GELUID
-
AFSTANDEN IN METERS
STOF
-
OMSCHRIJVING
GEUR
SBI2008 nummer
SBI1993
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
gebruik van charge-ovens
30
10
30
C
10
30
2
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
10
0
30
C
0
30
2
10
10
30
10
30
2
10
10
30
0
30
2
0
0
10
0
10
1
10
0
30
0
30
2
VERVAARDIGING VAN 15
10, 11
-
VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1581
1071
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1
1593
1102
t/m
t/m
1595
1104
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij
VERVAARDIGING VAN KLEDING; 18
14
182
141
-
BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en toebehoren (excl. van leer) HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING
20
16
205
162902
-
ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN
22
58
221
581
-
MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2222.6 18129 2223
1814
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
2223
1814
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2224
1813
Grafische reproduktie en zetten
30
0
10
10
30
2225
1814
Overige grafische aktiviteiten
30
0
30
10
30
0
0
10
0
10
1
10
10
30
10
30
2
10
10
30
10
30
2
30
10
30
10
30
2
2 D
2
Reproduktiebedrijven opgenomen 223
182
media
24
20
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442
2120
0
Farmaceutische produktenfabrieken:
2442
2120
2
- verbandmiddelenfabrieken VERVAARDIGING VAN GLAS,
-
AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
234
0
Aardewerkfabrieken:
232, 234
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28,
A
Kantoormachines- en
26
23
262,
232,
263 262, 263
CATEGORIE
AFSTAND
GROOTSTE
GELUID
STOF
33
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
-
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI2008 nummer
SBI1993
computerfabrieken incl. reparatie VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR.
26, 27, 31
33
316
293
33
26, 32, 33
33
26, 32, 33
MACHINES, APPARATEN EN -
BENODIGDH. Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
30
2
30
0
30
0
30
2
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN -
INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten
A
e.d. incl. reparatie
36
31
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2
0
10
10
0
10
1
362
321
Fabricage van munten, sieraden e.d.
30
10
10
10
30
2
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
0
10
30
10
30
2
10
0
30
10
30
2
0
0
10
10
10
1
10
0
30
0
30
2
0
0
30
10
30
2
30
0
30
10
30
2
41, 42, 45
43
-
41, 42, 45
43
BOUWNIJVERHEID - aannemersbedrijven met
3
werkplaats: b.o.< 1000 m² HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN;
50
45, 47
501, 502,
451, 452,
504
454
5020.4 45204
-
BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
B
5020.5 45205
Autobeklederijen Autowasserijen Handel in auto- en
503,
motorfietsonderdelen en -
504
453
505
473
0
Benzineservisestations:
505
473
3
- zonder LPG
accessoires
GROOTHANDEL EN 51
46
511
461
-
Handelsbemiddeling (kantoren)
HANDELSBEMIDDELING
5122
4622
Grth in bloemen en planten
5134
4634
Grth in dranken
5135
4635
Grth in tabaksprodukten
0
0
10
0
10
1
10
10
30
0
30
2
0
0
30
0
30
2
10
0
30
0
30
2
10
10
30
0
30
2
Grth in suiker, chocolade en 5136
4636
suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en
5137
4637
specerijen
30
10
30
0
30
2
5138, 5139
4638, 4639
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
464,
Grth in overige
514
46733
consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
5156
4676
Grth in overige intermediaire
10
10
30
10
30
2
CATEGORIE
AFSTAND
GROOTSTE
GEVAAR
GELUID
-
AFSTANDEN IN METERS
STOF
-
OMSCHRIJVING
GEUR
SBI2008 nummer
SBI1993
goederen 519
466,
Overige grth (bedrijfsmeubels,
469
emballage, vakbenodigdheden e.d.
0
0
30
0
30
2
0
0
10
10
10
1
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. 52
47
527
952
64
53
641
531, 532
642
61
70
41, 68
-
PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
-
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
0
0
30
C
0
30
2
A
Telecommunicatiebedrijven
0
0
10
C
0
10
1
A
Verhuur van en handel in onroerend goed
0
0
10
0
10
1
10
0
30
10
30
2
10
10
30
10
30
0
0
10
0
10
1
30
10
30
30
30
2
0
0
10
0
10
1
0
0
10
0
10
10
0
30
10
30
2
0
0
10
0
10
1
10
10
30
30
R
30
2
30
0
30
30
R
30
2
0
0
30
0
30
2
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, 71
77
711
7711
-
ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor roerende
714
772
goederen n.e.g.
72
62
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
62
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
73
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731
721
D
2
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
R
Maatschappij- en 732
722
geesteswetenschappelijk onderzoek
63, 69tm71, 73, 74, 74
77, 78, 80tm82
-
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
A
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
63, 69tm71, 73, 74, 74
77, 78, 80tm82
7481.3 74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
7484.4 82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
90
37, 38, 39
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382
A7
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
96
-
9301.2 96012 9301.3 96013
OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen
A
1
MILIEUDIENSTVERLENING
9002.2 382
93
C
D
Wasverzendinrichtingen
6
29
8
e jk i el st We
38 40
46
48 54
4 1 56
62 64
70
2 7
42
44
78 80
50
52 86 88
58
60
94
96
66
68
00 1 02 1
76
2
90
92
24
98
06 1
g we an em Ze er et Pi
et ro sg Bo
82
84
04 1
74
4
08 1
22
0 1 1 2 1 1
6
4 1 1 6 1 1 20
et ro sg Bo
1
4
8
11
10
14
5
12
9
10
6
13 128
134 136
3
1
85
87
91
89
93 95
97
99
12
09 1 07 1 05 1 01 1 03 1
22
10
1 1 1
7
142 144
83
27
5
138 140
81
14
3 1 1
5 1 1
t oe gr pe Pa
79
91
et ro sg en jm Ti
77
1 7 1 1
16
118 120 122 124 126
7
2
89
2 13
t/ m 71
75
3
130
4
87 9 1 1 21 1
8
61
73
1
9
59
14
85
24
t/ m
16
37
6
83
2 4
8
t oe gr rs me am Br
81
et ro sg Bo
6
t/ m t/ 35 m 11
t oe gr ge La
10
79
tweg Veer
t oe gr ze ui Kl
12
2 1
t oe gr ns me Tij
0 1
12
6
8
18
14
8
13
2 4
24 26
3
5
28
8
7
9 34 36
45
40 42
43
1
2
41
3
V
t oe gr els Am
er et Pi
4
38 g we an em Ze
6
et ro rsg tte Bu
11
30 32
10
37 35
29
12 14
13
10
17
11
7
16
6
33
8
2
4
15
8
2
13
9
5 9
13
16
17
14
15
11
8
29
t/m
18
9 1
12
4
7
et ro sg ar na lle To
3
t roe lsg aa mir Ad
6
11
1
et ro sg el Am
9
5
52
31
6
7
et ro sg el Am
50
3
V
et ro rsg ge Wig
48
27
1
4
39
5
44
46
(os)
m t/
29
10
9 1 18
12
15
14
17
e ijk el st We
9 1
29
t/m
33
57 55
16
g we nd ra
31 29
53
27
23
51
25
90
43
45
84
86
102 100
36
32 34 22
52
56
24
50
58
26
48
60
46
62
28
104
38
44
64
30
42
66
98
96
68
40
94
92
41
82
5 1
88
80 t/m 70
7 1
w.i.u.
49 47
t oo sl ee Br
21
9 1
54
20
weg Veert
28
11
16
13
18 5
9
8 3 1
7 5
4
8
1
4
4
t oo sl er av Kl
9
5
7
t oo rsl pe hip Sc
6
2
11
3
2
10
13
6
12
23
ot slo ee Br
/m 1t
7
9
11
10
t loo es og Dr
14
31
WG-U
ot slo er om Dr
12
B-N
3
6
1
2
8 10
1
2
3
8
12
16 18
6
5
13
10
11
3
2
9
t oo rsl de hil Sc
14
7
4
5
1
20
18 20
12 14
15
16
17
14 16
22
14
8
18
10
13
t oo rsl ke ma en ho Sc
20
19
16
22
17
11
24
6
15
9
12
4
7
26
24
28
26 34
26 28 30 32
20
30
8
32
10
18
22
12
34
ot slo ver Kla
24
6
22
4 2
(os) 28
26 24
22
20
8 1 6 1
4 1 2 1
0 1 8
6
4
2
oot l ders Zui
72
70
68 66
/m 2 t
74
46
76 64
62
60
58
56
54
52
50
48
W 8 1
1
eg andw ke R j i el West
bos
bos
V 8
2
W
2 1 4 1
6 1 8 1
bos
22
2A 2B
1
t rtog Naue
3
4
weg Veert
rst endo Grot
t rtog Naue
6
52
7
eg Dullew
3
54
bos
V Legenda bos
54a
bos
t rtog Naue al esta l j Bi
Plangebied
Vronermeer weg
Plangebied
23
56
15
21
bos
7 1
Bestemmingen
B-N
60
4b 1
Bedrijf - Nutsvoorziening
4a 1 4 1
V
Verkeer
62
6 1
W
bos
Wonen
9 1
7 1
5 1
WG-U
Woongebied - Uit te werken
Aanduidingen wro-zone - verwerkelijking in naaste toekomst Vro ne rm ee rwe g
l staa Bijle
wro-zone - wijzigingsgebied 1
2
wro-zone - wijzigingsgebied 2
66
64
dam jaards Span
1
bos
(os)
ontsluiting
bouwvlak
bos
m dsda jaar Span
Verklaring 21
gegevens GBKN
Gemeente LANGEDIJK
2
Vro ne rm ee rwe g
Bestemmingsplan Westerdel
Verbeelding
datum:
19.04.2011
BugelHajema
schaal:
1 : 2000
Plek voor ideeºn
formaat:
A1
status:
vastgesteld
projectnr.:
122.00.02.48.00
gezien:
GL
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu bos
NL.IMRO.0416.BPWD2010-va01
Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP
78
w.i.u.
30
oot nsl Laa
w nd Ra
Colofon Opdrachtgever Gemeente Langedijk Contactpersoon De heer K. Wagenvoort
Verkavelingsplan BGSV Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding BügelHajema Adviseurs b.v. De heer mr. G. Lindeman Projectnummer 122.00.02.48.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort