OPEN INNOVATIE (OI) OF INNOVATIE EN ONDERNEMERSCHAP (IO)? G.T. Vinig1 Aantal woorden: 2503
Samenvatting De centrale stelling in dit essay is dat hoewel het “open innovatie” (OI) paradigma interessante en bruikbare inzichten toevoegt die het innovatieproces binnen grote, gevestigde bedrijven verbeteren, dit geen oplossing vormt voor het innovatieprobleem waarmee grote, gevestigde bedrijven te kampen hebben: zij falen op het gebied van innovatie wanneer ze worden geconfronteerd met jonge, ondernemende bedrijven, aangezien bij innovatieprocessen binnen grote gevestigde bedrijven sprake is van een ‘missing link’ in de vorm van ondernemerschap, dat wil zeggen het proces waardoor innovatie op de markt wordt gebracht. Innovatie en ondernemerschap moeten worden beschouwd als twee kanten van één en dezelfde medaille. Innovatie zonder ondernemerschap, waarbij de innovatie niet op de markt wordt gebracht, creëert geen economische waarde. Ondernemerschap zonder innovatie is op zijn beurt wellicht geen voldoende basis voor duurzame, levensvatbare onderneming. Daarom moeten grote, bestaande bedrijven innovatie en ondernemerschap (IO) toepassen om de strijd aan te kunnen gaan met jongere, ondernemende bedrijven. In dit essay wordt eerst open innovatie (OI) besproken, gevolgd door een algemene opzet voor innovatie en ondernemerschap (IO). De gevolgen daarvan voor bedrijven en beleid zullen eveneens worden besproken.
Inleiding De dramatische terugval van Nederland binnen de ranglijst van innovatieve en zeer productieve landen in het World Economic Forum Report gaf binnen zowel de publieke als de particuliere sector aanleiding tot een felle discussie over het onderwerp innovatie in Nederland. Binnen deze context draait deze discussie grotendeels om de grote, gevestigde bedrijven. Onderzoek door Zoltan and Audretsch heeft het toegenomen belang aangetoond van kleine bedrijven voor het genereren van technologische innovatie en hun groeiende bijdrage aan de economie. Kleine, jonge ondernemingen brengen meer innovaties op de markt dan grote, gevestigde bedrijven. 1
G.T. Vinig resume at: http://primavera.fee.uva.nl/html/tsvi_vinig.html
Hoe is het mogelijk dat grote, gevestigde bedrijven – die als goede bedrijven worden beschouwd – tekort schieten wanneer het op innovatie aankomt? Deze bedrijven worden goed geleid, luisteren naar hun klanten, bestuderen en reageren op trends binnen de markt, investeren in R&D, en sommige vervullen zelfs een soort voorbeeldfunctie binnen hun branche. Volgens Chesbrough falen ze omdat ze het oude innovatiemodel, het zogenaamde gesloten-innovatiemodel, gebruiken. De tijd dat bedrijven exclusief voor intern gebruik innovatieve technologie ontwikkelden ligt achter ons. Bij gesloten innovatie komt het er in het kort op neer dat men zelf nieuwe kennis opdoet en deze vervolgens overdraagt voor ontwikkeling, productie, distributie, dienstverlening en ondersteuning binnen het eigen bedrijf. De logica is dat als je wilt dat iets goed gebeurt, je het beter maar zelf kunt doen. Het probleem daarbij is dat je mogelijk niet alle knappe koppen in dienst hebt. Het achterliggende idee van open innovatie is dat ook mensen die niet voor je werken te veel goede ideeën hebben om deze te negeren. Zelfs de beste bedrijven, met de meest uitgebreide interne mogelijkheden, moeten externe kennis en ideeën betrekken bij hun denken over innovatie. Goede ideeën komen zowel van buiten als van binnenuit. En ze kunnen niet alleen binnen het bedrijf beschikbaar worden gesteld, maar ook – via anderen – daarbuiten. In feite is deze essaywedstrijd ook een vorm van open innovatie, aangezien er ideeën over het onderwerp innovatie worden ingewonnen van buiten de AWT. Open innovatie betekent een einde aan de vele (geografische, technologische en bedrijfsmatige) beperkingen die de ontwikkeling van nieuwe producten en het aanboren van nieuwe markten in de weg staan. Open innovatie verschaft toegang tot kennis en technologie waaraan een bedrijf anders – als het deze zelf zou willen ontwikkelen – vele jaren en miljoenen euro’s kwijt zou zijn. Daarnaast wordt het zo mogelijk om zogenaamde ‘disruptive technologies’ te benutten, in plaats van hierdoor te worden verrast. Toch laten gevestigde bedrijven zich verrassen wanneer ze worden geconfronteerd met innovatieve ondernemingen die innovatieve producten introduceren en de markt veroveren. Gevestigde bedrijven kunnen niet reageren op, en gaan soms ten onder aan,
2
“innovatieaanvallen” door jonge, ondernemende bedrijven. Het Open Innovatie model kan, mits gecombineerd met de juiste business model, de snelheid en omvang van de innovatie weliswaar vergroten, maar als deze innovatie niet wordt gecombineerd met ondernemerschap, komt er wellicht niets op de markt. Een paar voorbeelden: de meest populaire zoekmachine is niet ontwikkeld door Microsoft, IBM of een andere softwaregigant, maar door een jonge, startende onderneming genaamd Google, die dankzij een innovatief zoek algoritme de koppositie wist te veroveren in de markt voor internetzoekmachines. Dell heeft zich ontwikkeld tot toonaangevend pc-leverancier, en wist daarbij de pc-divisie van IBM, HP en andere gevestigde bedrijven achter zich te laten dankzij een innovatief bedrijfsmodel waarin de middelste schakel uit de verkoopketen werd geëlimineerd. De basisregel voor innovatie Het is belangrijk dat we de waardeketen, zeg maar de basisregel, voor innovatie kennen. De basisregel voor innovatie is: onderzoek innovatie opportuniteit. Fundamenteel en toegepast onderzoek vormen de drijvende kracht achter innovatie, en innovatie creëert de opportuniteit voor nieuwe producten, diensten, technologieën en markten. Innovaties die voor echte opportuniteit
Disruptive Technologies INTERNET
binnen de markt kunnen zorgen worden omschreven
als
“disruptive
ing rk o tw Ne WAN
Capability
technologies” (letterlijk: “verstorende technologieën”), diensten
of
maar producten
kunnen
ook
zijn.
Een
disruptive technology is een nieuwe
PC
g
MINI-COMPUTER
tin pu om
C
LAN MAINFRAME
Time
technologische innovatie, product of dienst die uiteindelijk een bestaande, dominante technologie uit de markt verdrijft. Voorbeelden van disruptive technologies die nieuwe markten, producten, diensten en technologieën hebben opgeleverd zijn Internet en de PC. Welke bedrijven leidden de stroom aan innovatie die de pc en internet veroorzaakten? Niet de gevestigde bedrijven, die jaren nodig hadden om deze technologie te gaan
3
gebruiken en zich daaraan aan te passen, maar de jonge ondernemingen die deze in eerste instantie op de markt brachten. Waarom falen grote, gevestigde bedrijven wanneer ze te maken krijgen met disruptive technologies? Omdat ze niet kunnen reageren op disruptive technologies die oude markten en vaardigheden vernietigen en nieuwe scheppen. Dat is ‘creative destuction’ die innovatie volgens Schumpeter kenmerkt. Innovatie die bij het op de markt komen nieuwe producten en diensten creëert, kan bestaande producten en diensten buiten spel zetten. Daarnaast blijft het geïnstitutionaliseerde innovatieproces – zelfs wanneer dat wordt ondersteund door open innovatie – een zorgvuldig gepland, routinematig proces waarbij het budget (voor R&D) wordt bepaald aan de hand van een systematisch planningsproces dat deel uitmaakt van de gebruikelijke concurrentiestrategie en in goede banen wordt geleid door een uitgebreid systeem van ‘checks and balances’. Open innovatie kan het interne innovatieproces op basis van R&D wel verbeteren – doordat er kennis en ideeën van externe partijen worden gebruikt – maar verandert niets aan de zakelijke aard van het innovatieproces, met name de tijd die aan interne innovatie wordt besteed. Het Mach3scheermesje van Gilette, de belangrijkste innovatie binnen die markt, is in 1985 begonnen als R&D-project en kwam pas in 1998 op de markt – 13 jaar later! Het jonge, ondernemende bedrijf M-Systems, een bedrijf dat flashgeheugens maakt, begon in 1989 als innovatieve startup met de uitvinding van het concept van de Flash Disk, introduceerde in 1995 de disk-op-een-chip, gevolgd door KeyChain Disk (USB disk) en de introductie van één innovatief product op de markt per jaar. Hierbij dient in herinnering te worden geroepen dat innovatie op zich geen economische waarde heeft. Deze gedachte vinden we ook bij Chesbrough, die beredeneert dat geen enkele innovatie waarde heeft voordat deze door middel van een levensvatbaar business model commercieel is gemaakt. De vraag die zich vervolgens aandient is: wie creëert er economische waarde uit innovatie, en wanneer en hoe gebeurt dat? Een innovatie heeft pas economische waarde wanneer deze op de markt is gebracht. Degene die innovaties op de markt brengt is de ondernemer. Ondernemers zijn bijzonder alert zijn op kansen en daarop inspelen
4
(Kirzner). Ondernemers introduceren innovatie op de markt (Schumpeter), en dragen daar tevens het risico voor (Knight). Onderzoek naar de geschiedenis van een gevestigd bedrijf van willekeurige grootte zal uitwijzen dat er tijdens de eerste fase sprake is geweest van een ondernemer die ofwel de onderneming is begonnen ofwel een klein familiebedrijf heeft omgevormd tot een groot, toonaangevend bedrijf. Fritz Goldschmeding van Randstad, Gerard Philips van Philips, Steve Jobs van Apple, Alfred Heineken van Heineken en Albert Hein van AH zijn slechts enkele voorbeelden. Waarom innovatie en ondernemerschap (IO)? Als een groot, gevestigd bedrijf wil kunnen omgaan met innovatieve disruptive technologieën, of deze even snel wil kunnen creëren als jongere ondernemingen dat doen, moet het proces van open innovatie worden gekoppeld aan een proces van ondernemerschap.
Op
die
manier
wordt innovatie en ondernemerschap
Entrepreneurial
een strategie voor duurzame innovatie. producten,
technologieën
worden
diensten er
Fast Growth
Managerial
of
jaarlijks
geïntroduceerd bij het management
Survival
Decline
Ga maar na: hoeveel ideeën voor nieuwe
Maturity
Startup Why not introduce the entrepreneurial phase in mature organization?
van grote, gevestigde bedrijven? Tien? Tientallen? En denk dan nu eens aan de vrije markt voor innovatie - ondernemers en verstrekkers van durfkapitaal. Ieder bedrijf dat durfkapitaal verstrekt ontvangt enkele honderden bedrijfsplannen (business plans) per jaar. Ieder bedrijfsplan vertegenwoordigt een mogelijke innovatie. Wat bereikt een bedrijf met de introductie van innovatie en ondernemerschap? Laten we de levenscyclus van een bedrijf eens nader beschouwen. Een organisatie gaat door een startfase, gevolgd door snelle groei en volle ontwikkeling, met daarna óf overleving óf een achteruitgang. De startfase en de snelle groei kunnen worden beschouwd als de ondernemingsfase (entrepreneurial phase) van het bedrijf. De volle ontwikkeling en het overleven dan wel de achteruitgang kunnen worden beschouwd als de managementfase
5
van het bedrijf. Door innovatie en ondernemerschap te introduceren begint een bedrijf een nieuwe snelle-groeifase (entrepreneurial phase) tijdens de volle ontwikkeling of overlevingsfase. Door innovatie en ondernemerschap onderdeel te maken van de innovatiestrategie van het bedrijf ontstaat er een strategie voor duurzame innovatie.
Implicaties voor het bedrijf: hoe kan innovatie en ondernemerschap worden geïmplementeerd? Laten we ervan uitgaan dat we het erover eens zijn dat innovatie en ondernemerschap de benadering bij uitstek is om het innovatievermogen van gevestigde bedrijven te verbeteren. Hoe kan een dergelijk programma met succes worden geïmplementeerd? De innovatie en ondernemerschap benadering maakt gebruik van de vrije-marktprincipes volgens welke zowel ondernemers als gevestigde bedrijven opereren. Innovatie en ondernemerschap implementeren betekent een vrije-marktbenadering hanteren bínnen het bedrijf. Om een ondernemende, ‘Silicon Valley’-achtige omgeving voor innovatie te creëren, moet een bedrijf drie open, vrije, met elkaar concurrerende markten scheppen binnen het bedrijf zelf: 1. Markt voor ideeën - de innovaties 2. Markt voor talent - de ondernemers 3. Markt voor kapitaal - de financiering Net als de markt buiten het bedrijf moet deze interne markt worden gebaseerd op vrije concurrentie: het beste idee en het grootste talent trekken de financiering aan die nodig is om de innovatie te ontwikkelen en op de markt te brengen. De nieuwe, interne ondernemingen kunnen binnen het bedrijf functioneren binnen het kader van een ‘corporate entrepreneurship/venturing’-programma, maar kunnen ook als spin-off worden vormgegeven en als startende onderneming buiten het bedrijf opereren. Een met succes geïmplementeerd innovatie en ondernemerschap programma zal meer ideeën, talent en kapitaal aantrekken en is derhalve een duurzame innovatiestrategie die voortdurend nieuwe, innovatieve producten, diensten en technologieën genereert en op de markt brengt.
6
Epiloog – Het Nederlandse innovatiedebat en de gevolgen van Innovatie en Ondernemerschap voor het beleid Het innovatiedebat en de innovatieagenda leverden massa’s beleidsdocumenten, programma’s en initiatieven op om de innovatie te stimuleren. The regering richtte het nationale Innovatieplatform op, waarna MKB Nederland de Stichting Innovatie Alliantie begon, om maar twee voorbeelden te noemen. Het verwachte resultaat – meer innovatie op de markt – is vooralsnog echter uitgebleven. De centrale, gedeelde aanname die de drijvende kracht vormt achter het innovatiedebat en de daaruit voortvloeiende initiatieven is dat er sprake is van weinig innovatie in Nederland. Deze aanname wordt als feit geaccepteerd, waardoor alle daaropvolgende discussies, programma’s en initiatieven op deze “waarheid” zijn gebaseerd. Er zijn echter twee bezwaren tegen deze aanname: 1. binnen een vrijemarkteconomie heeft innovatie op zich geen economische waarde en creëert zij deze evenmin – innovatie heeft pas economische waarde wanneer deze op de markt wordt gebracht; en 2. te veel innovatie in Nederland vindt plaats op universiteiten, onderzoeksinstituten en R&D-afdelingen, waarvan de meeste niet uitkomen op de markt en niet zichtbaar zijn voor de economie. Dat is het feitelijke probleem, niet een gebrek aan innovatie. En wie brengt innovaties op de markt? De ondernemer. Daarom opperen wij de suggestie dat het structurele probleem dat heeft geleid tot de terugval van Nederland zoals aangegeven in het rapport van het World Economic Forum gebrek aan ondernemerschap is, en geen gebrek aan innovatie. Als we naar de geschiedenis kijken, zien we dat Nederland een rijke traditie heeft op het gebied van innovatie. Er waren – en er zijn nog steeds – veel innovaties afkomstig uit fundamenteel en toepast onderzoek aan Nederlandse universiteiten die potentieel de basis kunnen vormen voor innovatieve producten, diensten en technologieën.
7
Laten we, om dit nog eens te onderstrepen, eens kijken hoeveel innovatie er precies is geweest in Nederland. Eerst een stukje geschiedenis: tijdens de Gouden Eeuw werd de Nederlandse economie beschouwd als een van de meest innovatieve ter wereld. Dat was te danken aan innovatieve technische superioriteit. Volgens de Britse historicus Jonathan Israel stond Nederland in die tijd bekend als ‘het onderzoekslaboratorium van de westerse wereld’. Een paar voorbeelden: het ‘fluitschip’, dat rond 1590 in Nederland werd ontworpen, was een innovatief schip dat ongeveer 50% goedkoper was om te bouwen en waarvoor een kleinere bemanning nodig was. Ook op andere gebieden, zoals tabak, bier en
voedingsmiddelen,
waren de Nederlanders toonaangevende innovators.
In
tegenstelling tot de innovaties van tegenwoordig gingen deze innovaties gepaard met een sterk ontwikkelde ondernemersgeest, zodat de innovaties op de markt werden gebracht en er succesvolle bedrijven ontstonden.
Diezelfde combinatie van ondernemerschap en
innovatie vormde de drijvende kracht achter de opkomst en groei van de eerste multinational in de geschiedenis: de Verenigde Oost-Indische Compagnie of VOC. Nederlandse uitvinders hebben in de periode 1992 tot en met 1997 bijna 4.000 patenten gedeponeerd bij het Europees octrooibureau (onderzoek TU Eindhoven). Uit ander onderzoek blijkt dat Nederlandse uitvinders jaarlijks 3.000 technologische uitvindingen met commerciële perspectieven ontwikkelen. Nederland neemt de tweede plaats in wat betreft het aantal gedeponeerde hightech-patenten, de vijfde wat betreft het aantal patenten toegekend door het Europese octrooibureau (2002) en de zevende wat betreft aantal patenten toegekend door het Amerikaanse octrooibureau (2001). Ook in de particuliere sector is geen gebrek aan innovatie. We nemen Philips als voorbeeld: Philips heeft ongeveer 100.000 geregistreerde patenten en voegt er daar ieder jaar ongeveer 3.000 aan toe. We kunnen concluderen dat in Nederland geen gebrek aan innovatie bestaat; er is een gebrek aan ondernemerschap om al die innovaties op de markt te brengen. Gevolgen voor het beleid Openbaar-beleidsmakers moeten de vorming stimuleren van een sociaal-economisch klimaat waarin ondernemerschap wordt gesteund. Een van de belangrijkste taken bestaat
8
uit het aanbieden van opleidingen in ondernemerschap aan universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten en het bieden van een ondersteunende omgeving voor afgestudeerden en personeelsleden tijdens de startfase. Een en ander zou moeten worden gesteund door wetswijzigingen die de administratieve rompslomp en hoge kosten waarmee het opstarten van een nieuw bedrijf gepaard gaat, te beperken. Daarnaast moet de intellectuele-eigendomsrechten wet zodanig worden herzien dat de royalty’s op innovaties die voortkomen uit onderzoek worden verdeeld tussen alle betrokkenen, te weten het instituut, de onderzoeker en de commerciële partner. Vergelijkbare wetgeving heeft in de VS al tot een positief effect geleid. We beschikken over alle ingrediënten en een infrastructuur voor innovatie. Door de heersende gedachte – “er is niet genoeg innovatie in Nederland” – te bestrijden en te veranderen, en zich te concentreren op het daadwerkelijke structurele probleem – het gebrek aan ondernemerschap – kunnen Nederland en Nederlandse bedrijven door Innovatie en Ondernemerschap te implementeren, opnieuw hun welverdiende positie innemen op de lijst van de tien meest innovatieve en succesvolle economieën en bedrijven.
9
Literatuur Baumol W.J. (2002). The free-market innovation machine: Analyzing the growth of capitalism. Princeton University Press. Bhide A.V. (2000). The origin and evolution of new businesses. Oxford University Press. Chesbrough H. (2003). Open innovation: The New Imperative for Creating and Profiting from Technology. Harvard Business School Press. Cooke P. (2005). Regionally asymmetric knowledge capabilities and open innovation: Exploring ‘Globalization 2’ – A new model of industry organization. Research Policy 34. Hamel G. (1993). Bringing Silicon Valley inside. Harvard Business Review. Kirzner I. M. (1979). Perception, opportunity and profit. University of Chicago Press. Knight F.H. (1921). Risk, uncertainty and profit. Houghton Mifflin Co, NY. Science, technology and innovation in The Netherlands – Policies, facts and figures. (2004). EU-2004 report. Ministry of Economic Affairs. Schumpeter J.A. (1934). The theory of economic development. Harvard University Press. Vinig G.T., van der Voort R. (2005). The Emergence of Entrepreneurial Economics. Elsevier, Oxford UK. Vinig G.T., van der Voort R. (2003). Cloning Silicon Valley – Path Dependence analysis, in: M. Dowling et al (ed.). Advances in Interdisciplinary European Entrepreneurship Research. Lit-Verlag Zoltan A., Audretsch D. (1990). Innovation and Small Firms. MIT Press.
10