© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Opdrachten bij hoofdstuk 4 4.1
Opbouw van je portfolio
a
Bekijk of je ontwikkelingsportfolio een persoonlijk ontwikkelplan heeft.
b
Heb je een aanleiding voor je ontwikkeldoelen genoemd?
c
Heb je vakliteratuur vermeld, om je doel te onderbouwen?
d
Heb je een reflectie geschreven van jezelf en van je leerling?
e
Vul aan wat eventueel ontbreekt.
Tip Kijk voor een goede opbouw het schema in subparagraaf 4.2.2 De opbouw. Gebruik voor de opdracht het reflectiemodel van Korthagen. Zie de volgende pagina.
Werken aan je portfolio
1
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Reflectiemodel van Korthagen 1. Wat is de gebeurtenis die ertoe doet?
2. Terugblik student
Terugblik leerlingen
Doen
Doen
Denken
Denken
Voelen
Voelen
Willen
Willen
3. Formuleren van essentiële aspecten:
4. Keuze van alternatieven:
Werken aan je portfolio
2
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
4.2
Foto’s als bewijsmateriaal in je ontwikkelingsportfolio Je kunt door middel van foto’s je ontwikkeling bewijzen. Zoek een foto die je hebt gemaakt in je lespraktijk en bekijk hoe die foto iets vertelt over jouw handelen in de klas. Vertel waar je trots op bent en wat deze foto laat zien over je vaardigheden, je kennis en je houding.
Uitwerking Hieronder zier je een voorbeeld van gebruik van foto’s als bewijsmateriaal voor ontwikkeling.
Karin werkt gedifferentieerd. Ze heeft zich tot doel gesteld dat ze instructie kan geven aan groep 4, terwijl groep 3 rustig doorwerkt. Op deze foto kun je zien dat de leerlingen van groep 3 geconcentreerd bezig zijn met hun leeswerk. Het is ook duidelijk dat de kinderen van groep 4 betrokken zijn bij de rekenles.
Werken aan je portfolio
3
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Hier zie je de kinderen van groep 4 betrokken luisteren. Het jongetje met de blauwe trui is nog steeds bezig met zijn leeswerk. Het meisje hieronder schrijft verhalen en gebruikt hiervoor haar letterdoos. Het kind is niet sterk, maar doordat ze met drie andere schrijfmaatjes aan tafel zit , komt ze tot een goed verhaal. Haar grafeemkennis is wel goed, maar ze heeft moeite met de opbouw van een verhaaltje.
Werken aan je portfolio
4
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Karin heeft in haar ontwikkelportfolio ook opgenomen dat sommige kinderen gebaat zijn met minder prikkels. Ze heeft hiervoor vakliteratuur gezocht. Ze wil voor een jongetje in haar klas een veilig klimaat opbouwen, waarbij hij zich kan richten op zijn leertaak zonder dat hij zich uitgesloten voelt. Ze heeft een ommuurd tafeltje voor hem gebouwd met een zandloper. Hij kan hier geconcentreerd en rustig werken zonder zich afgezonderd te voelen. Om te laten zien dat het kind zo een veilig leerklimaat heeft, heeft ze een foto gemaakt.
Werken aan je portfolio
5
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
4.3
Controle van de opbouw van de argumentatie Bekijk je beroepsproducten op de argumenten die je hebt gebruikt.
a
Bevat het beroepsproduct een van de volgende argumentaties: een samengesteld argument, een ketenargument, een verklarend argument, een argument met een gedragsdoel?
b
Een argument bestaat uit premissen. Zijn deze aannames onderbouwd met vakliteratuur?
c
Heb je de controlevragen op je argument toegepast?
d
Controleer of je argumenten geldig zijn.
Uitwerking Bekijk de controlevragen van de verschillende argumenten, zoals die genoemd worden in subparagraaf 4.4.1. Door deze controlevragen nauwgezet op je eigen argumenten toe te passen, kun je vaststellen of je argumentatie geldig is.
Werken aan je portfolio
6
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
4.4
Controleer je portfolio op tegenargumenten of falsificaties In een beroepsproduct neem je vaak een standpunt in. De vraag is of dat standpunt ook altijd is te handhaven. • Lees je beroepproducten door en stel vast of je overtuiging voor een bepaalde didactiek onder alle omstandigheden te handhaven is. Kijk of je tegenargumenten kunt verzinnen, waardoor je argument onderuit wordt gehaald. • Lees je beoordelingsportfolio door en bekijk of je in dit portfolio spreekt over leerresultaten van kinderen op grond van je handelen. • Kun je vaststellen of leereffecten echt worden bereikt door het door jou beschreven handelen?
Uitwerking Lees je portfolio door op argumenten en kijk in hoofdstuk 4 van Werken aan je portfolio of je tegenvragen kunt stellen. Om een voorbeeld te geven van misvattingen, die Helge Bonset en Mariëlle Hoogeveen (2009) in hun onderzoek onderuithalen, noem ik de misvatting die bij alle collega’s in het veld leeft. Zij geloven namelijk dat als je kinderen veel technisch laat lezen het begrijpend lezen vooruit zal gaan. Onderzoek heeft aangetoond dat er geen direct verband is tussen technisch lezen en begrijpend lezen. In het onderwijs trekken we snel conclusies. In je beoordelingsportfolio ben je ook geneigd om snel tot een conclusie te komen. Ga na of je aannames kloppen.
4.5
Onderzoek naar algemene of specifieke stellingname Veelal lees je in portfolio’s hele verhalen over algemene didactische of pedagogische kwesties. Voorbeelden: door kleuters te laten vouwen, werk ja aan hun ruimtelijk inzicht of door de woordenschat van kinderen te vergroten, verbetert het begrijpend lezen. Er komt echter nog iets bij. Wat leer je kleuters vouwen? Hoe leer je ze vouwen? Welke woorden leer je de kinderen? Hoe leer je ze de woorden aan? Hoe consolideer je de woorden? Hoe toets je de woordkennis? Hoe leg je het verband tussen woordenschatonderwijs en begrijpend lezen? Je moet de algemene opmerkingen dus specifiek maken door te wijzen op de manier zoals jij de les hebt gegeven. • Zoek uit of je het eigen didactisch handelen tot in detail hebt beschreven. • Bekijk of je het resultaat van je handelen ook hebt getoetst. • Ga na of je de didactiek zo hebt uitgevoerd, zoals die in de literatuur beschreven staat. • Vul je portfolio daar waar nodig aan. • In een portfolio moet je het eigen handelen verduidelijken.
Werken aan je portfolio
7
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Uitwerking Kijk eens of je jouw didactiek, zoals in onderstaand voorbeeld weergegeven, hebt uitgewerkt. Het voorbeeld: Ik wil 16 vierkantjes met de kleuters gaan vouwen, om zo een schoentje te maken. Ik weet dat kinderen van vier en vijf jaar ruimtelijk nog niet zo’n overzicht hebben. Ik doe het vouwen stap voor stap voor. Ik neem alle tijd, zodat de kinderen kunnen ontdekken. Ruimtelijk help ik de jongste kleuters. Ik merk dat 16 vierkantjes vouwen voor de jongste kleuters te moeilijk is. Ik besluit daarom de eerste vouwlijnen door de kinderen te laten maken en de daarop volgende vouwlijnen zelf te vouwen. (...) Tot zover een gedetailleerd verslag van een vouwles. De student verwijst hierna naar de literatuur, waarin hij over de ontwikkeling van de fijne motoriek heeft gelezen.
Werken aan je portfolio
8