bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
Rapport over de verkenning van de twintig projecten geselecteerd door het Fonds van bpost voor Alfabetisering in 2009, met het oog op de voorbereiding van de ontmoeting tussen projecten op 8 september 2010 Opdracht uitgevoerd door Els Tijskens Bernard Petre
Juli 2010
c/o KONING BOUDEWIJNSTICHTING – stichting van openbaar nut BREDERODESTRAAT 21 B-1000 BRUSSEL TEL +32-2-511 18 40 FAX +32-2-511 52 21 WWW.KBS-FRB.BE
[email protected] BANK VAN DE POST IBAN: BE10 0000 0000 0404 BIC: BPOTBEB1 met de vermelding "S30150 Fonds van bpost voor Alfabetisering"
INLEIDING
Het Fonds van bpost voor Alfabetisering werd eind 1997 op initiatief van bpost opgericht en wordt beheerd door de Koning Boudewijnstichting. Het Fonds van bpost voor Alfabetisering ondersteunt elk jaar innoverende alfabetiseringsprojecten voor volwassenen en jongeren die niet meer schoolplichtig zijn. Ook sensibilisatieprojecten rond het probleem van laaggeletterdheid en het belang van alfabetisering komen in aanmerking. Naar aanleiding van de omvangrijke middelen die dankzij de kerstzegelactie ter beschikking kwamen, heeft het Fonds van bpost beslist zich toe te spitsen op preventieve initiatieven in familiaal verband. Centraal staan daarbij initiatieven gericht op ouders van jonge kinderen (tussen 0 en 6 jaar) die zelf laaggeletterd zijn en die hen meer betrekken bij het onderwijs van hun kinderen en gelijktijdig hun eigen kennis verhogen. Doel is, net zoals bij armoede, om te voorkomen dat analfabetisme van generatie op generatie overgaat. Kinderen waarvan de ouders niet of weinig naar school gingen, hebben het zelf ook moeilijker op school. Zij eindigen hun parcours dikwijls als laaggeletterden. Dit structureel analfabetisme doet zich veel meer voor in kansarme milieus. De school blijft echter dé plaats van alfabetisering. Zij draagt bij tot een vermindering van deze transgenerationele laaggeletterdheid. De inspanningen van de school kunnen echter aangevuld worden met preventieprojecten die vertrekken van de familie. Het Fonds wil ouders mobiliseren die het zelf moeilijk hebben om te lezen en te schrijven en hen helpen om aan hun kinderen van jongs af, liefst al voor het kleuteronderwijs, de nodige capaciteiten te geven om hun schoolparcours met succes af te leggen.
Werkwijze Eind 2009 selecteerde het Fonds van bpost 20 projecten die samen op een ondersteuning van 348.828 euro konden rekenen. Een aanzienlijk bedrag dankzij een deel van de opbrengst van de kerstzegelactie van bpost. In Vlaanderen werden twaalf projecten ondersteund en in Wallonië acht. In de maanden april en mei 2010 bezochten externe opdrachthouders de projecten om ze samen met de verantwoordelijke en het (project)team te analyseren. De projecten worden weergegeven aan de hand van volgende leidraad: Algemeen • Naam en contactgegevens organisatie • Context en activiteiten van de organisatie Specifiek voor project • Soort initiatief/project • Doelgroep van het initiatief/project • Projectteam • Specifieke doelstellingen van het initiatief / project Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
2/107
• • • • • •
Aanpak en methoden Concrete resultaten/Welk verschil maakt de steun van het Fonds? Hefbomen / Kritieke succesfactoren Remmen / Obstakels (hindernissen) Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken
Acht initiatieven in de Franse Gemeenschap, waarvan twee in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest • Convergences asbl (Bruxelles) : Réussir ensemble : parents et enfants sur la voie de l’alphabétisation • Atout Couleur asbl (Bruxelles) : Du « Café Parents » aux « Sacs à lire » : Agir ensemble et précocement pour une meilleure scolarité des enfants • Lire et Ecrire Brabant wallon (Nivelles) : Parents Parleurs, Apprenants Acteurs, Enfants Lecteurs • Au four et au moulin asbl (Mons) : Parents et enfants : deux mains sur le cartable • Lire et Ecrire, régionale de Verviers asbl (Verviers) : Comprendre l’école et s’y faire entendre • La Bobine asbl (Liège) : Moi, à l’école de maman • Réussir à l’école asbl (Wanze) : Parents – Ecole : Ensemble pour réussir la scolarité de l’enfant • Service d’Actions Sociales asbl (Liège) : Parents et enfants sur le chemin de l’école
Twaalf projecten in de Vlaamse Gemeenschap • Vlaams ondersteuningscentrum voor het volwassenenonderwijs (Vocvo) vzw (Vlaanderen): Wablieft-Opvoedingskrant in Duidelijke Taal • Buurtwerk ’t Lampeke vzw ( Leuven): Met het Schaap in de Rugzak • Stedelijke dienst Welzijn cel Onderwijs (Turnhout): De vakantiespeeltas • Brugfigurenproject Stad Gent (Gent): Het delen van good-practices - acties uitwerken om ouders te betrekken bij de schoolloopbaan van hun kinderen • KATHO vzw (Tielt): Recht op boeken, Home-based voorleessessies bij maatschappelijk kwetsbare gezinnen • Centrum voor Taal en Onderwijs KU Leuven (Leuven): Ook laaggeletterde ouders in (inter)actie! • Luxemburg vzw (Antwerpen): Bij de buren: voorleestheater voor kansarme en allochtone gezinnen in huiskamers en op buurtpleintjes • Stadsbestuur Hasselt en Centrum voor Basiseducatie vzw (Hasselt): Gezinsleren: groepsgebonden samenkomsten organiseren voor ouders in de school • Leerpunt - Centrum voor Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen vzw (Aalst, Ronse, Oudenaarde, Geraardsbergen en Ninove): Gezinsleren - Het klikt in de klas • Leerpunt - Centrum voor Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen vzw (Ronse): Taalstimulering voor Taalpaleisouders • Centrum voor Basiseducatie Antwerpen vzw (Antwerpen): De Klik naar Leren en andere vormen van opvoedingsondersteuning • Centrum Basiseducatie Limburg Midden-Noord vzw (Midden en Noord-Limburg): Oral history, allochtone ouders verzamelen mondeling overgeleverde verhalen op papier
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
3/107
Handleiding bij het lezen van dit document Dit rapport beschrijft uitvoerig de twintig diverse praktijken in aparte fiches. Hierbij is voornamelijk gefocust op het door het Fonds van bpost ondersteunde project. De algemene werking van de organisatie wordt kort geduid tenzij werking en project in elkaar overvloeien. De twintig projecten hoorden dat ze werden geselecteerd in december 2009. Dit maakt dat een aantal projecten nog in een opstartfase zit. Wat betekent dat bijvoorbeeld de concrete resultaten niet altijd voldoende kunnen worden geduid. Voorafgaand aan deze projectbeschrijvingen komen enkele markante bevindingen. Het is een poging om een aantal aandachtspunten, reflecties, bekommernissen en gelijkenissen die uit de bezochte praktijken voortvloeien, naar voren te schuiven. Het is een eerste aanzet en uitnodiging om verder te reflecteren en af te toetsen in het ruimere kader van de strijd tegen laaggeletterdheid. Het hoofdstuk rond treffende bevindingen eindigt met de vaststelling dat het Fonds van bpost voor alle projecten een belangrijk verschil maakt zowel op het vlak van financiering als op het vlak van innovatieve inhouden. Hieraan gekoppeld worden enkele aandachtpunten geformuleerd vanuit de bevindingen van de projecthouders. Een speciale dank gaat naar alle projecthouders en hun team voor hun enthousiaste, interessante en reflectieve medewerking in een strakke tijdsperiode.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
4/107
TREFFENDE BEVINDINGEN
Vaststelling 1 Creatieve werk- en leermodellen Volgens de organisaties is het noodzakelijk om originele, creatieve leermodellen te ontwikkelen die optimaal beantwoorden aan de behoeften van de doelgroep(ouders). Een klassieke schoolse benadering, lesgever-cursist, is uit den boze. De meest geciteerde voorbeelden: • Participatieve werkvormen met veel ervaringsuitwisseling tussen de diverse deelnemers • Aantrekkelijke, herkenbare en appellerende leerinhouden en -vormen • Aanbieden van ‘meteen toepasbare’ leerinhouden, aansluitend op het dagelijkse leven van de cursisten • Gecombineerde werkvormen bv. leren omgaan met computers, internet in combinatie met educatieve sites, leren omgaan met cijfers, opvoedingsondersteuning e.a. • Praktijkervaringen: bezoeken van allerhande lokale organisaties, instanties en personen buiten de opleiding • Werken aan zelfvertrouwen en –waardering, durven het woord te nemen • Ruimte voor individuele ontwikkeling • Ruimte voor het leren van elkaar Vaststelling 2 Wat moeilijk is, is niet de taal op zich, maar de voorwaarden die moeten leiden tot een optimale taalstimulering en –ontwikkeling. De grootste uitdaging voor de organisaties is niet het aanleren van de taal aan de cursisten, maar wel de condities die zorgen voor een optimale leersituatie: • Voorwaarde 1: de mensen moeten gemotiveerd zijn én blijven, dit gaat niet vanzelf • Voorwaarde 2: mensen moeten hun laaggeletterdheid erkennen, dit gaat niet vanzelf • Voorwaarde 3: mensen moeten een relatie aangaan met ‘de lerende instelling’, met regels en afspraken: dit gaat niet vanzelf • Voorwaarde 4: mensen moeten beseffen dat ‘de strijd tegen hun laaggeletterdheid’ een inspanning is van lange adem en slechts een begin van een veranderingsproces. Nadien moeten ze vaak nog een job vinden, komen ze in aanraking met allerhande instanties enzovoort • Voorwaarde 5: mensen moeten aanvaarden om hun (cultureel) referentiekader uit te breiden of te veranderen
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
5/107
Vaststelling 3 De ‘noodzaak’ om te leren komt vaak (veel) te laat. Volwassenen worden met de neus op de feiten gedrukt of voelen de noodzaak van het leren, lezen en schrijven van de taal als hun kind leert lezen en schrijven. Als de kinderen eenmaal naar de basisschool gaan, beseffen sommige ouders dat ze hun kinderen onvoldoende/niet kunnen bijstaan in hun schoolse ontwikkeling. De ouders voelen zich tekortschieten in hun ouderrol. Op dat ogenblik is het vaak al te laat en moet er een grote achterstand worden ‘overbrugd’: • Relaties ouder-kind, kind-school en ouder-school liggen al vast • Het kind heeft niet de mogelijkheden gekregen in de eerste levensjaren zich te ontwikkelen in een talige of taalstimulerende omgeving (en relatie met school) en dreigt reeds vanaf het begin gemarginaliseerd te worden • Kinderen leren veel sneller dan hun ouders en de ouders zullen deze situatie nooit de baas kunnen Vaststelling 4 De basisschool van de kinderen van laaggeletterde ouders is een belangrijke partner. Maatschappelijke veranderingen zijn sterk voelbaar en weerspiegeld in het onderwijs. De toename van de allochtone bevolkingsgroepen van de jongste decennia is een van de veranderingen die grote aanpassingen vraagt van het schoolse beleid naast andere aspecten zoals armoede bij de Belgische bevolking, economische crisis, nieuwe samengestelde gezinnen, … De school is dé plaats voor alfabetisering. Ze draagt bij tot een vermindering van transgenerationele laaggeletterdheid, maar de manier waarop scholen hiermee omgaan, is (nog steeds) zeer divers. Er zijn scholen waar een gelijkekansenbeleid transversaal aanwezig is en als het ware ‘doordrenkt’ is in het brede schoolse gebeuren. Anderzijds zijn er scholen die dit veeleer minimaal, ad hoc aanpakken. Het heeft meestal (niet altijd) te maken met de omgeving waarin de school zich bevindt. De basisscholen vormen een belangrijke en niet te missen partner binnen de projecten van het Fonds van bpost: zowel in Vlaanderen als Wallonië doen drie vierde van de initiatieven een beroep op een of meer basisscholen. De volgende specifieke bevindingen kwamen aan bod binnen deze projecten: • Problemen van dialoog tussen school en gezin. Enerzijds is er de angst van laaggeletterde ouders om niet begrepen te worden of uitgelachen te worden, of de angst om zichzelf belachelijk te maken ten aanzien van de school en andere ouders. Aan de andere kant is er binnen het schoolteam ook angst: om bepaalde groepen te stigmatiseren, om geconfronteerd te worden met moeilijke situaties, omdat men niet weet hoe met situaties om te gaan enzovoort. Onwetendheid over en tussen beide actoren bemoeilijkt de dialoog. In die zin zijn bemiddelaars, brugfiguren, externe lesgevers nodig om bruggen te creëren. • Scholen weten vaak niet hoe ze de veranderingen het hoofd moeten bieden. Op vijftien jaar tijd zijn er scholen die geëvolueerd zijn van ‘witte’ scholen naar ‘concentratie’-scholen. Het Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
6/107
•
• •
•
communiceren met ouders en het betrekken van ouders is uiterst moeilijk. Ook scholen die voelen dat hun leerlingen ‘verkleuren’ en angst hebben voor een slechter imago, bang zijn voor kwaliteitsverlies enzovoort. De scholen zijn dan ook vragende partij om specifieke projecten, methodieken te ontwikkelen met externe partners. Aan de andere kant zijn er zeer veel scholen die sterk bezig zijn rond alles wat met gelijkekansenonderwijs te maken heeft. Deze scholen, vaak pioniers, worden echter ook ‘overvraagd’ door allerhande organisaties om hun expertise te delen (lokale overheden, particuliere initiatieven, brede school, …) en diverse proefprojecten te ontwikkelen. Dit geeft aan scholen een dynamiek, maar vraagt ook veel van het personeel: personeelsleden worden soms geconfronteerd met ‘burn-out’ of een grote personeelswissel wegens de hoge werkdruk (vooral emotioneel). De verschillende vormen en dimensies van laaggeletterdheid. Een school heeft, binnen haar werking, ook grenzen. Projecten zoals die van het Fonds van bpost vragen veel inspanningen op het gebied van organisatie: ouders in de klassen, een lerarenteam dat er eigenlijk nog een ‘job’ bij krijgt naast de hoeveelheid van andere taken. Ook inhoudelijk vraagt het zware investeringen. Niet alle leerkrachten hebben de competenties om de brug met laaggeletterde ouders te maken of ze willen daar niet in investeren. Of leerkrachten vinden dat ze er zijn voor de kinderen en niet voor de ouders. Als de overtuiging, motivatie en betrokkenheid vanuit de betrokken leerkracht er niet is, lopen projecten ook wel fout. Zelf als een directie wel overtuigd is. Een school biedt weinig mogelijkheden aan informele contacten. Een leerkrachtenteam is zeer sterk benomen tijdens de dag, les van 8.30 tot 15.30u., kinderen zijn aanwezig in hun klas. Er zou meer tijd (en ruimte) moeten zijn om te kunnen investeren in informele ontmoetingen met (taalarme) ouders.
Vaststelling 5 Laaggeletterdheid/analfabetisme kent vele gezichten en vraagt een integrale aanpak In de oproepfolder van het Fonds van bpost 2009: “UNESCO omschrijft analfabetisme als ‘Het niet in staat zijn de activiteiten uit te oefenen waarvoor men moet kunnen lezen en schrijven en die nodig zijn voor het goed functioneren van de groep en de gemeenschap waartoe men behoort, en tegelijk ook voor de eigen ontwikkeling’. UNESCO voegt eraan toe dat er minimum vier jaar nodig is om te leren lezen, schrijven en rekenen. • Bij volledig analfabetisme herkent men geen letters of cijfers; • bij partieel analfabetisme herkent men de letters wel, maar zonder de betekenis van de zin te vatten, en • bij functioneel analfabetisme, ook ‘laaggeletterdheid’ genoemd, kan de persoon in theorie wel lezen, schrijven en rekenen, maar slaagt hij er niet in die kennis in het dagelijks leven te gebruiken. In België onderscheiden we drie categorieën van analfabeten: • mensen van buitenlandse origine die in hun land van herkomst niet gealfabetiseerd zijn; • mensen van buitenlandse origine die in hun land van herkomst gealfabetiseerd zijn, maar problemen hebben met lezen en schrijven door een onvoldoende kennis van één van de drie nationale talen;
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
7/107
•
autochtone Belgen - hoofdzakelijk in arme en uitgesloten gezinnen - bij wie vooral het functionele analfabetisme voorkomt. Meestal gaat het om personen met negatieve schoolervaringen (veranderen van school, zittenblijven, spijbelen).”
Dit leidt in de praktijk tot het onderscheiden van verschillende groepen afhankelijk van diverse factoren. De meningen zijn niet altijd eensluidend, net om reden van de complexiteit: • Heeft de doelgroep kennis van het Nederlands/Frans of niet • Beheersing van ten minste een vreemde taal (hoeveelheid woordenschat, kennis van de syntaxis, kennis van het schrijven, enzovoort) • Doorzicht in de werking van de overheden en begrip in de omgang met schriftelijke officiële documenten • Kennis van de werking van de school, normen en waarden en het pedagogisch project • Mate van zelfredzaamheid, dagelijkse omgang met stigma van laaggeletterdheid Om integratie en de strijd tegen analfabetisme en laaggeletterdheid een maximale kans op slagen te geven, dient er niet enkel gefocust te worden op het aanleren van de Nederlandse of de Franse taal, maar moet de klemtoon ook liggen op het sociale, cognitieve, emotionele en relationele (gezins)gebeuren van laaggeletterde ouders en kinderen en het functioneren binnen de (nieuwe) samenleving. Dit hebben de projecten van het Fonds van bpost duidelijk gemaakt: kennis van computers linken met opvoedingsondersteuning, inzetten op de binding en hechting tussen kind en ouders, valoriseren van vaardigheden van ouders binnen het schoolgebeuren van hun kinderen, ouderparticipatie en betrokkenheid, nastreven van het welzijn van de kinderen in al zijn facetten enzovoort. Vaststelling 6 De organisaties vertonen veel gelijkenissen ondanks de verschillen in omvang en ervaring. Alle bezochte organisaties ondervinden, in meer of mindere mate, een moeilijke zoektocht naar reguliere middelen. De ontwikkeling van de organisatie of van de activiteiten vertoont vaak eenzelfde logica, ook al bevinden ze zich in een andere fase van het proces: • Vanuit ontwikkelde projecten worden er nieuwe noden gedetecteerd ten aanzien van de doelgroep (ouders) • Experimenteren met, innoveren van inhouden en methodieken • Voldoende tijd (=financies) voor implementeren, ontwikkelen, bijsturen en verbeteren van projecten • Uitdragen van deze expertise binnen de eigen organisatie en erbuiten • Nood aan overleg en ervaringsuitwisseling • Institutionalisering • Jaarlijkse subsidies in een zeer strikt kader, weinig of geen ruimte om in te spelen op nieuwe noden
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
8/107
De projectverantwoordelijken en de mensen van het team geven blijk van: • Een jarenlange ervaring in het werk rond alfabetisering • Een functioneren in een ruimere context waardoor het team een logistieke steun heeft (huisvesting, …) én waarbij het kan rekenen op een noodzakelijke ruimere inhoudelijke expertise • Een noodzaak om binnen het ongeletterde publiek te diversifiëren in aanpak, bestaan van verschillende subgroepen • Een geloof dat het probleem van analfabetisme groot en complex is, een integrale procesmatige aanpak vraagt met langetermijnvisie • Het belang van netwerking en samenwerking met partners om expertise te delen en goede ideeën samen te brengen • Een sterke motivatie, vergezeld van een zeer sterke overtuiging dat de strijd tegen het analfabetisme meer is ‘dan les geven en les krijgen’ • Een relatief hoog niveau van professionaliteit: duidelijke omschrijving van de doelstellingen, effectieve organisatie in relatie tot specifieke doelgroepen, kritische reflectie op methoden en benaderingen, intervisie, regelmatige controle en evaluatie, openheid voor innovatie • Projecten vertrekken vanuit een duidelijke precisering van de doelgroepen De projectverantwoordelijken en hun organisatie verschillen onder meer op het gebied van: • De inhoudelijke, reflectieve aanpak van het project: kennis over achtergronden van hoe en waarom een project wordt uitgevoerd, methodieken, wetenschappelijke onderbouw, mechanismen laaggeletterdheid, … • Vorm van de organisatie en setting, bijvoorbeeld volwassenenonderwijs versus buurtwerking • De plek van het project rond laaggeletterdheid binnen de organisatie • Omvang van de organisatie en hun middelen • De mate van inhoudelijke betrokkenheid ten aanzien van de overheden en media Vaststelling 7 De kritieke succesfactoren in de aanpak van de projecten/trajecten vertonen veel gelijkenissen De praktijkverhalen formuleren vaak een gelijkheid in de aanpak van hun projecten. Enkele belangrijke aandachtspunten om de slaagkans van projecten te vergroten, zijn: • De weg naar geletterdheid is vaak een eerste stap van een integratieproces. Het is belangrijk dat de organisaties die opleidingen geven als ‘aanspreekpunt’ kunnen fungeren voor de bekendmaking en doorverwijzing van de doelgroepen naar andere organisaties en diensten zoals OCMW's, Kind en Gezin, onthaalbureau’s inburgering, integratiediensten enzovoort. • Typerend voor de projecten en initiatieven is dat deelnemers, vaak voor een eerste keer, in een sociaal netwerk terechtkomen: het stimuleert de ervaringsuitwisselingen, men ondervindt wederzijdse steun en solidariteit. • Organiseren van opleidingen rond alfabetisering die gerelateerd zijn aan de onmiddellijke praktijk en de dagelijkse toepassing, zoals het leren kennen van het schoolgebeuren van hun
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
9/107
•
•
•
•
kind(eren), de zoektocht naar werk, het behalen van een rijbewijs, de gezondheid, opvoedingsondersteuning, e.a. Samenstellen van heterogene groepen op het vlak van geslacht, leeftijd, nationaliteit, cultuur en taal. Naast het leren van de taal is het samenleven in diversiteit een belangrijke stap in de integratie. De alfabetiseringsinitiatieven en –opleidingen plaatsen binnen het kader van zelfredzaamheid (empowerment) en burgerschap. Levenslang leren gefocust op allerhande vaardigheden en competities via taalstimulering. Hanteren van een gefaseerde aanpak met realistische doelen en met een leerproces op maat van de persoon. Voorwaarde voor deze vorm van leren is dat er een basisniveau wordt bereikt gekoppeld aan een specifiek doel (zoals het zoeken naar werk of gezondheid). Het is niet realistisch te verwachten dat ouders die analfabeet/laaggeletterd zijn aan dezelfde snelheid als hun schoolgaande kinderen Nederlands/Frans leren, lezen en schrijven. De alfabetiseringsprojecten vragen (basis)competenties van zowel de lesgevers/projecthouders als de deelnemers. De context waarbinnen wordt gewerkt, is zeer specifiek: o volwassen publiek o mensen voelen zich onzeker, sociale uitsluiting, stigmatisering o gebrek aan kennis van schoolse normen en gewoonten o veelal vrijwillige participatie o deelnemers zijn vaak met andere dingen bezig dan het leren van een taal: administratieve problemen, opvoeding kinderen, zoeken naar werk, geldproblemen enzovoort
Vaststelling 8 Het Fonds van bpost maakt het verschil zowel financieel als inhoudelijk Het is zeer duidelijk bij alle projecten dat het Fonds van bpost een zeer belangrijke rol speelt om projecten rond laaggeletterdheid te ontwikkelen en te implementeren. Deze projectmatige middelen, én daaraan gekoppeld het bedrag van de steun, zijn noodzakelijk om sowieso het project op te starten. Het Fonds van bpost maakt voor de projecthouders een groot verschil. Een project zou anders niet ontwikkeld zijn, niet bijgestuurd zijn, niet bijgedragen hebben tot een verdere implementatie enzovoort. Daarnaast maakt het Fonds het mogelijk om innovatieve, vernieuwende projecten te ontwikkelen, alsook om projecten te vervolledigen van reeds erkende organisaties. Niettemin blijft de zoektocht naar reguliere middelen voor de meeste projecten groot. De projecten binnen het Fonds van bpost tonen aan dat er op een heel brede manier moet worden omgegaan met de bestrijding van analfabetisme en laaggeletterdheid. Taalstimulering is een hefboom om te werken aan de zelfredzaamheid en burgerschap van de laaggeletterden. Enkel zo heeft een vermindering van de sociale uitsluiting waarmee deze groepen worden geconfronteerd een kans op slagen.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
10/107
Enkele extra aandachtspunten voor het Fonds van bpost Aandachtspunt 1 - Meer accent op ouderbetrokkenheid in een vroege levensfase van het kind? Veel projecten van het Fonds van bpost focussen op ouderbetrokkenheid, op de relatie tussen ouders en de school/organisatie, op ‘ouderparticipatie’, op de actieve inzet van de ouders in activiteiten voor de klas/school. De methodieken en trajecten die hier rond zijn ontwikkeld binnen de projecten van het Fonds van bpost zijn zeer uiteenlopend. Een algemeen gegeven is dat het een zeer belangrijk proces is en veel tijd, kennis en doorzicht vraagt. Het gaat om lage drempels, om vertrouwen op te bouwen, binding te creëren, … Er is zeker een behoefte aan steun bij de bevordering van betrokkenheid en participatie van de doelgroepen. Het is meermaals ad hoc experimenteren, ondervinden en bijsturen. In sommige projecten heeft men iets degelijks ontwikkeld, maar komt de continuïteit in gevaar omdat middelen ontbreken. Het Fonds van bpost focust met de campagne op de leeftijd van 0-6 jaar. Vroeg investeren in de ontwikkeling van kinderen loont en is veel efficiënter dan te remediëren en bij te scholen op oudere leeftijd. Bijsturen in een latere levensfase vergt meer geld en leidt tot minder goede (vlugge) resultaten. Het merendeel van de projecten binnen het Fonds van bpost focust op overgang kleuter naar eerste leerjaar (5 à 6 jaar). Slechts enkele projecten zijn gericht op de zeer jonge kinderen en hun ouders (0 tot 3 jaar). De projecthouders zijn ervan overtuigd dat werken rond laaggeletterdheid het best start bij zeer jonge kinderen. Ze geven aan dat er nog meer aandacht zou moeten gaan naar preventieve projecten: projecten die focussen op ouders en zeer jonge kinderen. Aandachtspunt 2 - Bereiken van de laaggeletterden Dit is zeker een gegeven waar veel projecten mee worstelen. De groep van laaggeletterde ouders is niet alleen moeilijk te identificeren, maar ook moeilijk om te bereiken en ‘te houden’, te binden. Laaggeletterdheid is voor veel mensen een stigma, dus een onopvallend leven en het verbergen van de problemen hoort daarbij. Daarnaast primeren (vinden van) werk, financies en gezondheid in combinatie met het gezin op het aanleren van taal. Het is een groep die meestal boogt op slechte schoolervaringen in hun verleden. Een taal aanleren, leren over de opvoeding, … vormen een zeer hoge drempel. Omdat laaggeletterden geen ‘zorgeloos bestaan’ kennen, is er ook ‘uitval’ eenmaal de mensen meedoen aan een project of opleiding. Aandachtspunt 3 - Meten van de impact Het aanleren van een taal, sociale vaardigheden enzovoort vraagt tijd. Het vraagt een langetermijnaanpak en de vorderingen zijn niet direct ‘zichtbaar’ of om te zetten in
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
11/107
meetbare resultaten. Meetbaar zijn het aantal cursisten, het aantal geleverde modules, het aantal gemaakte rugzakjes enzovoort. Veel projecthouders stellen zich vragen over hoe de impact van hun inzet en investeringen kan worden gemeten. Het meten van de weg die mensen afleggen in het dagelijks leven, in het begeleiden van hun kinderen, in het werkelijk gebruik van de taal, is veelal koffiedik kijken. Het gaat vaak om het verhaal achter de cijfers. Het kwantificeren van de (kwalitatieve) resultaten van het Fonds van bpost is moeilijk. Aandachtspunt 4 - Vastleggen en delen van kennis en praktijken Veel projecten hebben in hun aanpak en methodiek raaklijnen met elkaar. Sommige projecten kunnen bogen op jarenlange ervaring, anderen zijn vrij recent ontwikkeld. Projecthouders zijn benieuwd naar andere ervaringen en vinden dat er meer uitwisseling zou mogen gebeuren om van elkaars praktijken en ervaringen te leren. Vaak ontbreekt de tijd om te reflecteren in een ruimer kader dan de eigen werking. Opvallend in de projecten van het Fonds van bpost is de veelheid aan materialen die worden ontwikkeld. De output is zeer divers: CD’s, verteltassen, boeken, draaiboeken, allerhande lesmodules, presentaties, digitaal forum enzovoort. De ontwikkeling van deze materialen vergt veel tijd en geld. Deze materialen worden veelal beperkt verspreid, op enkele uitzonderingen na. De projecthouders vinden dat ook hier meer zicht en toegang zou moeten zijn tot de geleverde output. Aandachtspunt 5 – Blijvend sensibiliseren en doorbreken van het taboe Afhankelijk van de bron en de gehanteerde criteria wordt geschat dat 10 tot 25% van de volwassenen in België onvoldoende kunnen lezen, schrijven en rekenen om te kunnen functioneren in de maatschappij (dit is functioneel analfabetisme of laaggeletterdheid zoals gedefinieerd door de UNESCO)1. Laaggeletterdheid komt voor bij allochtone en bij autochtone volwassenen, in alle lagen van de bevolking, in allerlei functies, bij mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, in de steden, op het platteland. Toch zijn er bevolkingsgroepen waarin laaggeletterdheid naar verhouding vaker voorkomt: mensen met een lage opleiding, ouderen, vrouwen en mensen zonder of met laaggeschoold werk. Ook jongeren verlaten de school met te weinig vaardigheden in lezen, schrijven of rekenen.2 Sinds de jaren ’80, met in 1982 de International Literacy Day op 8 september en in 1990, het Internationaal jaar van de Alfabetisering, werd analfabetisering op de publieke agenda geplaatst. Toch geven de projecten van het Fonds van bpost aan dat deze problematiek nog vaak niet gekend is en er nog veel vooroordelen heersen. Dit heeft tot gevolg dat een samenleving niet altijd weet hoe ermee om te gaan. Het is belangrijk dat de omgeving de problemen van laaggeletterden herkent, dit met begrip en respect benadert en bespreekbaar kan maken. Blijven investeren in 1 2
www.armoedebestrijding.be, bron Taaluniversum en Lire et Ecrire Geletterdheid in 12 portretten, “Er gaat een nieuwe wereld voor mij open”, centra voor basiseducatie.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
12/107
het informeren en sensibiliseren van beleid en publieke opinie is de boodschap. Sommige initiatiefnemers werken met 'persoonlijke verhalen en getuigenissen' of 'ambassadeurs-cursisten', ervaringsdeskundigen die vertellen over het doorbreken van het taboe, over hun parcours van nieuwe ervaringen rond leren.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
13/107
FICHES PROJECTEN
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
14/107
INITIATIEF 1 RÉUSSIR ENSEMBLE : PARENTS ET ENFANTS SUR LA VOIE DE L’ALPHABÉTISATION Nom et coordonnées de l'organisation Convergences asbl Lieu des activités : boulevard de la Révision 36 à 1070 Bruxelles Tél : +32 2 523 82 46 www.convergencesasbl.be
[email protected] Contact : Mme Rachel Pereira, directrice et psychologue Contexte/activité principale de l’organisation L’asbl est née en 1999 de la conviction d’un groupe d’opérateurs sociaux que les parents avaient besoin d’un lieu de paroles pour échanger au sujet de leurs enfants adolescents. En effet, de nombreux élèves étaient marginalisés par l’école et les professionnels n’arrivaient pas à « rejoindre » les parents dans leurs difficultés. Avec le temps, l’asbl a grandi, s’est structurée et accueille aujourd’hui un public du quartier de Cureghem à Anderlecht formé de personnes issues de vingt-quatre nationalités différentes. Dans ces familles, 96 % parlent à la maison une autre langue que le français. Quasi tous les enfants sont donc au moins bilingues. Objet/type d’initiative Offrir un lieu de formation, d’émancipation et de détente à plusieurs membres de la famille, dans les mêmes locaux. A cette fin, l’asbl Convergences organise : • Une école de devoirs • Des cours d’informatique • Des cours de danse (hip-hop et danses folkloriques) • Des activités pendant les vacances • Des cours de français pour adultes (ho et fe) • Un atelier couture et tissage • Une halte-accueil. L’asbl définit ainsi ses objectifs : • Favoriser une meilleure insertion scolaire, sociale et professionnelle • Proposer un soutien parental • Susciter des formes de démocratie participative • Renforcer l’animation et la vie de quartier. Public cible de l’initiative A Anderlecht, certaines familles vivent depuis de très nombreuses années sans avoir appris une langue nationale belge. Les commerçants parlent la langue des immigrés. Une des motivations des adultes pour commencer l’apprentissage du français est d’aider les enfants à l’école. Dans leur vie d’adulte ils ne fréquentent que des personnes qui partagent leur langue. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
15/107
Dans la communauté marocaine, les hommes autorisent leurs femmes à quitter la maison pour se former, l’idée de prendre du temps pour soi leur est inhabituelle. L'équipe a constaté que certains maris exercent un contrôle sur leur femme, entraînant leur isolement. Pour l'apprentissage du français ou pour le bien-être des enfants, certains maris se montrent moins contrôlants. Ainsi ces femmes ont accès à un lieu de socialisation où elles peuvent se retrouver pour échanger sur leur vie. Actuellement l’asbl est attentive à l’accueil des primo-arrivants, notamment des groupes de personnes du Brésil, de la Tchétchénie et du Tibet, mais également d’une vingtaine d’autres nationalités. Equipe du projet L’équipe se compose de : • 1 directrice, qui est psychologue • 3 auxiliaires de l’enfance • 1 personne licenciée en histoire et arts du spectacle (pour les projets d’éducation permanente) • 1 formatrice en informatique • 1 personne bénévole chargée de l’entretien • des bénévoles pour l’école de devoirs, certains sont des « anciens » de l’école de devoirs • des bénévoles formés par Lire et Ecrire pour les cours d’alphabétisation. Objectifs spécifiques de l’initiative Les parents sont très démunis matériellement et culturellement et comprennent peu le fonctionnement de l’école. Si eux-mêmes n’ont jamais été scolarisés, ils n’ont parfois aucune représentation de ce que font leurs enfants durant la journée à l’école. Les parents se rendent peu aux réunions scolaires, ils en ont peur, ils investissent plus les moments festifs. L’équipe du soutien scolaire essaie de prendre une place dans ces interactions pour faciliter le dialogue et la compréhension mutuels. Approches/méthodes L’asbl souhaite que les personnes avec lesquelles elle est en contact puissent de plus en plus jouer un rôle de citoyen actif. Tous les outils ou services qu’elles proposent tendent vers ce but. La pédagogie vise à privilégier les interactions entre les personnes et la valorisation de leurs compétences et de leurs acquis. Les cours d’alphabétisation se déclinent en quatre niveaux différents à raison de 2 x 2h30 par semaine. Les personnes présentent des niveaux de formation initiale très différents (pas de scolarité dans le pays d’origine, scolarité jusqu’à l’adolescence, diplômes universitaires). L’apprentissage du français est pratique et centré sur certaines thématiques telles que le fonctionnement du système scolaire ou l’emploi. L’asbl mène une réflexion sur un nouveau phénomène à la demande des CPAS ou d’Actiris : certaines personnes sont en quête d’une attestation leur permettant de justifier leur apprentissage du français. Comment l’asbl peut-elle en son sein gérer cette question et ce nouveau type de participants. Certains groupes sont ouverts aux hommes comme aux femmes.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
16/107
La halte-accueil est née du souci de préparer l’entrée à l’école maternelle par l’utilisation du français et la gestion des premières séparations. Il y avait également un souci que la garde des enfants ne soit pas un obstacle pour les parents pour suivre les formations que nous proposons. Le souci de l’équipe est de donner aux parents les outils pour jouer à des jeux éducatifs avec leurs enfants, découvrir et s’émerveiller de leurs compétences, lire, entendre des contes. L’espace accueil est réduit et permet l’accueil simultané de six enfants. Le public des cours d’alphabétisation et de la halte-accueil se recoupe pour 75%. Le pouvoir communal est actif pour soutenir les relations entre les écoles, les familles et les associations. L’asbl participe à ce réseau soutenu par une cellule nommée Ateliers Temps Libres. L’appellation ATL (atelier temps libre) est liée à un décret concernant l’accueil extrascolaire et bénéficie d’une reconnaissance accordée par l’ONE. L’équipe accompagne également trois familles simultanément de manière plus individuelle. L’équipe investit également des activités culturelles et sociales du quartier. Favoriser l’interculturalité fait partie de ses objectifs, ouvrir les groupes culturels à la découverte de l’autre. Résultats concrets : quelle « différence » fait le Fonds? Le démarrage est trop récent (début 2010) pour pouvoir déjà parler de résultats. L'apport du Fonds a renforcé concrètement le projet, sur le plan de la motivation et de l'implication des partenaires ainsi que sur le plan matériel. Après avoir été sélectionnés par le Fonds de bpost, les différents partenaires se sont réunis afin d'évaluer leurs actions et pour redéfinir les axes de travail à développer prioritairement. Ils ont ainsi pu adapter leur projet aux besoins du public sur base des nouveaux moyens accordés. Précédemment, le projet fonctionnait par l'apport de chaque institution partenaire. Leviers/facteurs clés de succès • Travailler dans un quartier dans lequel l’association est connue et bénéficie de la confiance de la population. • Travailler avec la cellule familiale dans son ensemble. L’intergénérationnel est également un souhait de l’équipe. • Travailler en équipe pluridisciplinaire. Freins/obstacles Le taux de participation n’est pas toujours égal d’un projet à l’autre, l’asbl prend beaucoup de soin à évaluer son action avec les usagers. Pour certaines personnes le simple fait d’être sollicité pour donner son avis représente une expérience nouvelle et un apprentissage. Recommandations et suggestions pour d’autres organisations Créer et animer des groupes de paroles pour définir de nouveaux projets. Devant l'augmentation de la précarité et la complexification des situations sociales des familles que rencontrent les travailleurs sociaux, il est nécessaire de faire preuve d'imagination et de créativité. Devant cette réalité, le travail en réseau permet l'échange de compétences et une économie de moyens. Il est souvent nécessaire de sortir temporairement de son cadre de travail afin de pouvoir répondre aux demandes de nos bénéficiaires, l'élaboration d'un travail en réseau permet d'orienter plus facilement les personnes vers les services compétents et adaptés.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
17/107
Recommandations et suggestions aux politiques Responsabiliser les parents. La prévention doit commencer avant les maternelles, cette façon de travailler est porteuse pour l’avenir.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
18/107
INITIATIEF 2 DU « CAFÉ PARENTS » AUX « SACS À LIRE » : AGIR ENSEMBLE ET PRÉCOCEMENT POUR UNE MEILLEURE SCOLARITÉ DES ENFANTS Nom et coordonnées de l'organisation Atout Couleur asbl Rue de la Fraternité 9 à 1030 Bruxelles Personnes de contact : • Agnes Derynck, directrice Gaffi et administratrice déléguée d’Atout Couleur • Isaline Hutereau, coordinatrice du projet • Marie Nyssens, pédagogue Contexte et activités de l’organisation Le Gaffi existe depuis 1978. Il a été créé au moment du regroupement familial pour répondre aux besoins des femmes et des enfants. En 1993, on poussait les chômeurs à suivre des cours d’insertion socioprofessionnelle mais rien n’était prévu pour l’accueil des enfants. Ce constat a amené à la création des Amis d’Aladin pour l’accueil des enfants des femmes en formation d’insertion socioprofessionnelle. En 2000, l’asbl a été confrontée à un problème de rénovation du bâtiment. Le financement de ce bâtiment supposait la création d’une nouvelle entité. C’est là l’origine de Atout Couleur qui a été créée en juin 2003. Des retards dans les travaux ont perduré jusqu’en décembre 2007. Le Gaffi donne des cours d’alphabétisation à 140 femmes et des cours d’insertion socioprofessionnelle à 70 personnes (programmes allant jusque 30 h par semaine). Ces activités l’ont conduit à plusieurs constats : les besoins en matière d’aide à la scolarité, les lacunes des mères sur le plan de la langue, l’absence d’une « culture » du livre au niveau des familles. Type d’initiative/de projet Atout Couleur est une crèche organisée pour permettre aux parents (surtout aux mères) de suivre les démarches d’insertion et d’émancipation sociales, culturelles et économiques. Riche d’un projet éducatif fort, la crèche accorde de l’importance aux questionnements sur l’éducation, aux savoirs que les parents construisent pas à pas dans la vie et qui, dans l’échange, se fortifient mutuellement. Public cible de l’initiative Le groupe cible comporte environ 145 personnes. Il se compose : • Des parents d’Atout Couleur (environ 40 pères et mères) • Des parents de l’école maternelle Sainte-Marie (environ 40 pères et mères) • Des mamans qui suivent des cours au Gaffi (environ 50 femmes) • Des équipes d’Atout Couleur et du Gaffi (environ 15 personnes) L’action vise des parents primo-arrivants, dans une situation économique précaire, dépendant du CPAS. Ils ont peu ou pas de connaissances du système scolaire et sont pour la plupart analphabètes. Ces parents sont en demande d’insertion via des formations et à la recherche d’un lieu de socialisation pour leurs enfants.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
19/107
Autres caractéristiques du public visé : • Peu d’enfants ont des parents qui travaillent • Familles d’origine étrangère (beaucoup viennent d’Afrique de l’ouest qui est le point de départ de la nouvelle immigration). Peu sont européens car les personnes originaires de l’Europe de l’Est sont souvent scolarisées • Plutôt des primo-arrivants • Familles sans papiers (à l’origine, maintenant régularisation) • Jeunes ménages • Quand les parents ont un boulot, il s’agit le plus souvent d’un travail lié à des titres-services ou à l’article 60 • Parents venant du quartier. Equipe de projet • Agnes Derynck, directrice Gaffi et administratrice déléguée d’Atout Couleur • Isaline Hutereau, coordinatrice du projet • Marie Nyssens, pédagogue L’équipe se compose de huit accueillantes. Quatre sont des puéricultrices et quatre des auxiliaires d’enfance. Les auxiliaires ont suivi un parcours d’insertion socioprofessionnelle, la crèche sert donc aussi à créer des emplois pour des personnes en situation précaire. L’équipe compte également un cuisinier et une personne pour l’entretien (ces deux derniers collaborateurs sont payés par le CPAS sur base de l’article 60. En échange, la crèche accueille des gens envoyés par le CPAS). L’équipe compte aussi un aide-comptable à mi-temps qui est lui aussi issu d’un parcours d’insertion socioprofessionnelle. Objectifs spécifiques de l’initiative Du « Café Parents » aux « Sacs à Lire » est une initiative destinée à familiariser avec la lecture et le livre des familles pour qui cet « objet culturel » est peu ou pas connu. Cet objectif spécifique se situe dans le cadre plus large de l’intégration des familles et de l’amélioration de la scolarité des enfants. L’initiative vise à créer un éventail de lieux de rencontre pour que les parents s’impliquent davantage dans l’éducation et la scolarité de leurs enfants. Exemples de ces possibilités de rencontre développées dans le cadre de l’initiative : • • • •
Passer prendre une tasse de café Participer à une rencontre parents sur un thème lié à l’éducation Venir jouer avec les enfants lors des goûters de parents Fabriquer un sac à lire (c'est-à-dire un sac comprenant du matériel d’apprentissage et de jeu autour de l’apprentissage de la lecture).
Ces possibilités de rencontre ont aussi pour objectif de favoriser le développement professionnel des accueillantes afin qu’elles soient plus à l’aise avec les parents, avec le livre (certaines viennent de l’insertion socioprofessionnelle et ne sont pas très à l’aise avec le livre). Enfin ces possibilités de rencontre ont pour but de mettre en valeur les récits (fictions) et les récits de vie des parents. Quand on raconte une histoire, on n’est déjà plus dans le langage de tous les jours, on sort du langage oral et on va vers la transmission écrite
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
20/107
Approche et méthode Le café des parents •
Rencontre informelle mensuelle le vendredi matin au moment de l’accueil des enfants. Le but est de créer un lien, autour d’un café, dans la salle adjacente à la salle où sont les enfants et sans les enfants ni les accueillantes. Les parents se retrouvent entre eux avec la directrice, la coordinatrice et la pédagogue qui sont là pour répondre à leurs questions. La discussion est ouverte à tous les sujets mais l’équipe d’Atout Couleur veille à apporter du matériel pour pouvoir discuter de ce qui se passe à la crèche. Ce matériel est par exemple constitué de l’album photo de la crèche, des sacs à lire, de jeux de la crèche ou d’un petit film tourné par l’équipe. La durée prévue est d’environ une heure (8h30 à 9h30) mais l’organisation reste très ouverte, certains parents ne restent que cinq minutes.
Rencontres parents • Ces rencontres sont organisées une fois par mois avec une personne du planning familial groupe santé Josaphat. Cette personne anime depuis longtemps les réunions de parents au Gaffi. Les sujets sont décidés avec les parents. Il s’agit souvent d’échanges sur le rôle des parents (par exemple : comment mettre des limites). Ces derniers sont souvent très isolés. Le partage d’expériences à propos de l’enfant et de leur rôle de parents leur apporte donc beaucoup. Entendre que les autres parents ont les mêmes questions que vous est déjà rassurant. Les goûters • Les goûters n’étaient pas prévus au départ, sauf comme alternative pour ceux qui ne savent pas venir au café des parents. Au fur et à mesure du travail, l’habitude s’est prise d’inviter les parents au moment du goûter (organisé deux fois par trimestre). Le but est de les faire venir afin qu’ils jouent avec les enfants. Cela permet de leur montrer le matériel pédagogique (simple et reproductible à la maison). Ils s’appliquent avec les enfants (ils deviennent enfants avec leurs enfants, peindre, parfois faire ce qu’ils n’ont jamais pu faire lorsqu’eux-mêmes étaient enfants). Ce travail est aussi très positif pour l’équipe : les accueillantes mettent en place l’espace et les activités. Les goûters sont un moyen de mettre en valeur leur travail et de favoriser le partage d’expériences. Les accueillantes ont aussi l’occasion de se rendre compte qu’il est difficile de motiver les parents à agir plutôt que de rester à regarder. Sac à lire • Le sac à lire est un sac en tissu (format sac carré de gymnastique) comportant un livre et des jeux ou des objets favorisant la familiarisation avec le livre et la lecture. Au départ, l’équipe a fabriqué un premier sac pour disposer d’un exemple. La « sacothèque » s’est ensuite enrichie de sacs réalisés par divers groupes de personnes : les accueillantes des petits (3 à 18 mois), les accueillantes des grands (18 mois à deux ans et demi), les parents de la crèche, sac des femmes en alphabétisation au Gaffi, sac des parents de l’école maternelle et sac de Biloba (accueil personnes âgées dans le quartier). • L’élément le plus important du sac est le livre. L’équipe choisit des livres de qualité, au contenu multiculturel. Elle essaye que les enfants puissent se reconnaître dans les livres qu’on leur propose, parler de diversité et de rencontre des cultures (exemple : le livre Elmer et rose,…). • Viennent ensuite la réflexion et la créativité autour du livre. Le groupe réfléchit aux jeux et aux objets qui peuvent conduire au livre ou l’accompagner. A titre d’exemple, on peut citer : o Puzzle de pièces (animaux) o Recette de yaourt avec tout le processus de fabrication (les enfants en ont mangé au goûter, moment où les parents peuvent les rejoindre) Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
21/107
•
•
o Jeu des animaux de la ferme (petites figurines d’animaux) o Petit livre sur la ferme o Petit théâtre où on fait défiler les histoires (ce qui constitue une autre façon d’aborder le livre), « comme une télé » (il s’agit d’un « kamishibaï ». Le mot vient du Japon. L’avantage est que cela libère les mains pour raconter l’histoire). Dans chaque sac se trouve un cahier de communication avec une explication. L’équipe réalise ainsi des photos des enfants quand ils utilisent le sac pour montrer aux parents comment les enfants jouent avec le sac à lire. Le but du sac est d’être prêté. Le cahier de communication constitue aussi une incitation à laisser une trace (écrire, dessiner). Le sac devient ainsi une occasion pour chacun de montrer ses talents (puzzle en bois, couture de petits animaux, les femmes d’origine étrangère sont souvent très habiles au niveau de la couture). Cela permet la mise en valeur des parents et les aide à renouer avec leur propre enfance durant laquelle ils ont fabriqué des jeux. Ils peuvent ainsi se souvenir que c’est important de jouer et sortir du « toujours acheter ». L’estime de soi est très importante pour pouvoir apprendre une langue. Le processus sert aussi de catalyseur aux idées de jouet que les mères avaient depuis longtemps : hochet avec bouteilles remplies, foulards avec des chiffons pour se déguiser, se cacher, faire coucou, boîtes de lait remplies pour faire de la musique, grand sac rempli de boîtes, activités avec des glaçons. Dans les activités qu’elles inventent les mères sont plus en phase avec les compétences de l’enfant qu’au niveau des jouets qu’elles achètent dans les magasins.
Résultats concrets : Quelle différence fait le soutien du Fonds? • L’initiative est trop récente que pour déjà observer des résultats concrets. Toutefois, l’espoir est réel de permettre aux parents de quitter leur position de repli face à la crèche ou à l’école. Les réunions de parents à la crèche par exemple ont pour but de faciliter la participation aux réunions de parents par la suite. Elles sont d’ailleurs organisées en collaboration avec l’école maternelle. • Les autres résultats concrets ont déjà été évoqués : o Faciliter l’accès au livre et à la lecture o Permettre l’échange entre parents o Renforcer les parents au niveau de leur estime de soi o Soutenir les parents dans leur rôle de parents. • En résumé, on peut dire que le projet est bien parti pour atteindre ses objectifs, c'est-à-dire l’organisation de moments et d’activités permettant de renforcer les dynamiques de collaboration en vue de l’amélioration des pratiques éducatives. Il s’agit de renforcer l’implication des parents dès le plus jeune âge. • Les résultats attendus sont donc triples : o Impliquer l’enfant en valorisant ses compétences et son vécu o Rendre les parents acteurs en partant de leurs compétences o Développer le professionnalisme des accueillantes. • Le succès des sacs à lire est déjà acquis : les gens ont tout de suite vu l’intérêt, certains demandent à pouvoir les acheter. Il existe une possibilité réelle d’essaimer vers d’autres crèches (aspect boule de neige, très facilement transférable) et de former des mamans qui peuvent transmettre l’idée dans les écoles. Cet outil est très puissant pour renforcer des liens et valoriser les gens. • Autre résultat : un journal du projet verra bientôt le jour.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
22/107
Leviers/Facteurs critiques de succès • La collaboration avec l’école située en face. Les liens sont très proches. Ils se matérialisent par exemple via : o Le sac à lire réalisé avec les parents de l’école maternelle o La rencontre avec les parents sur le thème du passage à l’école o L’organisation de la première réunion de parents de l’école dans les locaux de la crèche o L’aide à la découverte de l’école o Les parents qui suivent des cours d’alphabétisation se rendent compte que c’est difficile d’apprendre une langue, ils développent donc une autre relation avec leur enfant qui apprend o Les récits faits par les mamans qui parlent du regret de ne pas pouvoir aller à l’école comme les enfants et de la difficulté de lire le journal de classe. • Le travail réalisé avec les accueillantes pour enrichir le contact entre elles et les parents : o Montrer que l’activité de la crèche ne se limite pas à faire manger et dormir o Apprendre à responsabiliser les parents par rapport à leurs enfants (qu’ils ne délèguent pas tout à l’école, qu’ils soutiennent leur enfant) o Les parents critiquent beaucoup l’école mais sont peu constructifs : il faut montrer le besoin de partenariat, du réseau pour que l’enfant ait tous les atouts pour réussir. • En ce qui concerne les sacs à lire : pouvoir s’appuyer sur des groupes déjà formés. Freins, obstacles, difficultés • En ce qui concerne le Café des parents, le manque de disponibilité des parents le matin : ils déposent l’enfant à la crèche pour aller ailleurs, pas pour faire quelque chose avec lui. Ils sont souvent dans la survie ou la recherche de boulot ce qui entraîne beaucoup de difficultés d’organisation mais pas de problème d’intérêt. Le Café des parents a donc eu beaucoup de mal a démarré car le matin, les parents ont peu de temps. Ce temps réduit permet des échanges au sein des personnes qui se connaissent mais pas de créer un groupe. • Les goûters ont été plus faciles à mettre sur pied. En fin de semaine et de journées, il y a moins de contraintes. De façon générale, il est difficile de créer un groupe de parents au sein du public visé car ils ont du mal à trouver un horaire et à s’impliquer. • La réalisation d’un sac à lire, par exemple, est une excellente activité pour développer un groupe déjà constitué mais est difficile à mettre en route au sein d’un groupe constitué pour l’occasion. Autre difficulté des sacs à lire : faire comprendre que le but n’est pas de faire des sacs à livres mais d’amorcer une dynamique de participation et de créer des liens. Recommandations et suggestions pour d’autres organisations • Des pédagogues dans les crèches • Exigences plus fortes au niveau de la formation de base des accueillantes • Plus de formations continues sur le terrain : changer les pratiques en travaillant ensemble. Dans ce cadre, la formation apparaît plus comme un support qu’une demande supplémentaire. Recommandations et suggestions pour des décideurs politiques • Plus de moyens : l’équipe est confrontée tous les jours à des demandes auxquelles elle ne peut pas répondre, il faut créer des lieux d’accueil de qualité où il y a un gros travail à faire avec les enfants et les parents. C’est important car la petite enfance est un âge où on peut mobiliser les parents. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
23/107
• • • •
Plus de place dans les écoles maternelles (moins d’élèves par classe, favoriser la pratique de la langue). Compenser le fait que certains parents ne peuvent pas participer à la vie de l’école et qu’ils ont donc moins de moyens pour aider leurs enfants à réussir. Le danger des crèches privées : elles sont chères mais pas forcément de qualité. Il faut les contrôler davantage. Le danger des petites structures très communautaires, il est essentiel d’introduire la diversité dès le début de la vie des enfants et de la parentalité.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
24/107
INITIATIEF 3 PARENTS PARLEURS, APPRENANTS ACTEURS, ENFANTS LECTEURS Nom et coordonnées de l'organisation asbl Lire et Ecrire Brabant wallon Boulevard des Archers 21 à 1400 Nivelles Contexte et activités de l’organisation L’asbl a été créée en 1988, à l’initiative de bénévoles, de syndicats et de mouvements d’éducation permanente pour coordonner les différentes actions d’alphabétisation dans la province du Brabant wallon. Elle comptait deux personnes à temps plein au départ puis ‘est progressivement structurée pour atteindre aujourd’hui vingt collaborateurs rémunérés et quarante collaborateurs bénévoles. Les principales activités sont : • Quatre implantations de formation intensive (Nivelles, Tubize, Limelette et Ottignies). Dans le cadre de l’asbl, une formation intensive signifie un minimum de neuf heures et un maximum de vingt heures par semaine. La formation est axée sur l’expression orale et l’apprentissage de la lecture et de l’écriture dans une démarche d’éducation permanente (autonomie, utilisation de documents authentiques, animations citoyennes). Certains modules ponctuels sont axés sur un objectif précis (préparation au CEB, permis de conduire, mobilisation professionnelle, informatique, …). • Dix groupes locaux dans toute la province : offre varie de quatre à six heures par semaine, parfois le soir. Les cours sont donnés par des bénévoles qui sont coordonnés par un membre de l’équipe. • Des missions de sensibilisation auprès du grand public, des responsables politiques ou d’autres cibles, la création et l’entretien d’un réseau de partenaires pour agir (au sein d’une plateforme territoriale), la sensibilisation et la prévention dans le monde scolaire et les campagnes et actions pour faire connaître les formations. • L’asbl se charge aussi de former des formateurs. Type d’initiative/de projet L’action est une action de sensibilisation à l’illettrisme en lien avec école et les familles. Elle s’inscrit dans une perspective de prévention. Elle se situe au carrefour de la sensibilisation, de la formation et de l’information. Elle a été inspirée par des contacts avec les apprenants qui suivent les formations de l’asbl. Durant ces contacts, l’équipe de l’asbl a été frappée par la volonté déclarée des apprenants d’être des « bons parents ». Ce souhait était mis à mal par la difficulté qu’ils éprouvent à suivre leur enfant au niveau de scolarité. Cette difficulté est d’ailleurs une de leur motivation pour suivre eux-mêmes des cours d’alphabétisation. C’est dans ce contexte que, depuis plus d’un an, un groupe d’apprenants s’est formé pour mener des actions de sensibilisation à l’illettrisme dans les écoles. Autre constat qui est à l’origine de l’action : l’école fait peur aux illettrés en général et aux apprenants en particulier car elle est souvent associée à des souvenirs douloureux d’échec important. Même quand ils osent s’y rendre, ils ont la crainte de prendre la parole de peur de passer pour des idiots.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
25/107
L’équipe de l’asbl a déduit de ces différents constats la nécessité de préparer les acteurs de l’école à être plus accueillants, à faire des ponts, d’autant que l’école elle aussi a des difficultés à entrer en contact avec certains parents. Public cible de l’initiative L’initiative vise plusieurs publics : Axe de travail avec les familles • Groupe de parole avec les parents d’élèves de 2e et de 3e maternelle pour échanger avec eux les prérequis de l’apprentissage de la lecture et de l’écriture. Axe sensibilisation orienté vers le monde des écoles : • Groupe 1 : Les écoles primaires et maternelles. • Groupe 2 : Les étudiants dans les écoles supérieures normales et sociales. • Groupe 3 : Les CEFA. Equipe de projet • Delphine Charlier, graduée en logopédie, responsable de projet en sensibilisation • Geneviève Wautier, assistante sociale, travaillant à mi-temps en sensibilisation et à mitemps en suivi psychosocial • Raphaël Bagnarol, directeur • Deux logopèdes • Le groupe « Les voix de l’alpha », c’est-à-dire un groupe d’apprenants qui va témoigner dans les écoles (les neuf personnes qui composent le groupe sont toutes en formations chez Lire et Ecrire. Elles se réunissent une fois par semaine à Nivelles. Elles viennent de tout le Brabant wallon) Objectifs spécifiques de l’initiative Axe orienté vers les parents : • Le but est de soutenir les parents de jeunes enfants de maternelle par la création d’un groupe de parole de douze familles. Ce groupe sera orienté vers l’ouverture à la lecture et au jeu en famille pour leurs enfants. Il s’agit d’une action de prévention précoce sur les prérequis nécessaires à l’apprentissage de la lecture. Le but est de leur faire prendre conscience que leurs difficultés ne les empêchent pas d’aider leurs enfants au niveau de leur parcours scolaire. Axe orienté vers les écoles : • Le but est d’arriver à une sensibilisation et une prévention les plus efficaces possible. En ce qui concerne les professeurs d’école maternelle et primaire, il s’agit de leur signaler qu’il y a peut-être des parents illettrés dans les classes. Ceci est d’autant plus vrai quand on sait que la moyenne chez les adultes est de 10%. Via des animations spécifiques, le but est de renforcer la prise de conscience du problème, de réfléchir ensemble en co-construction et d’imaginer des dispositifs à mettre en place. La démarche et les objectifs sont similaires avec les étudiants des écoles supérieures. En ce qui concerne les CEFA, il s’agit de mettre en place une animation pour voir comment les élèves pourront prendre en compte l’illettrisme par la suite dans leur situation de travail.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
26/107
Approche et méthode En ce qui concerne l’alphabétisation en général : • Les groupes d’alphabétisation sont constitués en fonction des niveaux plus que de l’objectif. Contrairement à Verviers qui réalise ses activités de façon centrale, l’asbl du Brabant wallon est délocalisée en plusieurs lieux du fait de la géographie de la province et du manque de transport (les moyens de communication sont axés vers Bruxelles et ne permettent pas de se déplacer facilement d’un point à l’autre de la province sans faire le détour par Bruxelles. • Les groupes sont très hétérogènes (âge, genre, nationalités, niveau,…). • Les formations comportent aussi un aspect important : elles s’inscrivent pleinement dans des objectifs d’éducation permanente (comme la citoyenneté) qui dépasse largement l’alphabétisation. En ce qui concerne le projet soutenu : L’axe central de l’approche orientée vers les écoles est constitué par le groupe d’apprenants sensibilisateurs « La voix de l’alpha ». Il s’agit de personne fréquentant ou ayant fréquenté les formations de l’asbl qui acceptent d’être témoins de leur expérience en matière de difficulté de lecture et d’écriture. Ce groupe a suivi une formation de prise de parole et est encadré par des professionnels. Ils souhaitent éviter au maximum les pièges de la stigmatisation, du simplisme et le syndrome de « montreur d’ours ». Le rôle de ce groupe sera de sensibiliser les professionnels enseignants et les directions des écoles fondamentales. Cette approche dirigée vers les écoles a été longuement préparée : • Par des rencontres avec des enseignants, des membres du PMS, des professeurs d’école normale • Par une rencontre avec « Osons en parler » de Verviers (groupe d’apprenants qui fait de la sensibilisation dans les écoles depuis plusieurs années) • Par un rencontre avec « Y a pas d’âge », un groupe de Namur qui fait la même chose (eux démarrent) Le discours introductif de l’initiative est basé sur l’absence de toute « accusation ». Il insiste sur le fait que l’école peut être partenaire pour améliorer la prise en compte de l’illettrisme et éviter sa reproduction. Les autres éléments qui ont inspiré l’approche envers les écoles : • Prendre conscience de la réalité de l’illettrisme est une des façons d’améliorer la relation entre les familles et les écoles (constat fait par de nombreux PMS) • Insister sur le fait que toute la démarche est orientée vers le bien de l’enfant (point de consensus entre tous les acteurs) • Le passage par les directions avant d’aller vers les enseignants • Question qui s’est posée à un moment de la démarche et qui n’est pas résolue : faut-il passer par les inspecteurs ou pas ? • L’importance de la relation créée avec les partenaires et les relais (ONE, AMO, CPAS, école de devoirs, planning familial, bibliothèques) • Les relations déjà établies avec de nombreux partenaires • La focalisation sur Tubize pour un aspect précis de l’initiative En ce qui concerne la mise en place d’un groupe de parole composé des parents de douze familles, le recrutement s’est avéré particulièrement difficile malgré la mobilisation de nombreux partenaires et relais et la réalisation de deux folders (un folder très simple pour les parents et un folder plus détaillé pour les personnes relais. L’animation de ce groupe de parole suivra une approche spécifique : Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
27/107
• • •
Les réunions du groupe de parents seront animées par deux logopèdes de la région qui sont aussi des relais de l’asbl. Elles apporteront leurs techniques et leurs jeux spécifiques. Des ateliers seront axés sur les savoirs de base : comment se préparer au mieux au savoirlire, -écrire et -écouter? Concrètement, les animations seront aussi orientées vers la récupération d’objets usagés ou inutiles (vieux Tupperware, bois, déchets) afin que les participants ne soient pas obligés d’acheter des jeux qui coûtent chers (exemples : pour savoir calculer, il faut trier et classer, on peut utiliser des allumettes. On peut utiliser une cuillère en bois comme marionnette)
L’idée de base est que, même si on ne sait pas lire ou écrire, on peut aider son enfant. Raconter des histoires ou chanter, ce sont aussi des façons de guider les enfants dans l’apprentissage de la lecture et de l’écriture. Résultats concrets : quelle « différence » fait le soutien du Fonds? Séances de deux heures dans les écoles normales. Ces séances sont organisées sur le schéma suivant : • Présentation du phénomène de l’illettrisme par les animatrices et le groupe « Les voix de l’alpha ». • Temps de travail en sous-groupes à propos des préjugés et des représentations concernant l’illettrisme. • Temps de mise en commun et débat. • Témoignages des apprenants. • Discussion à propos de ce qu’un professeur peut mettre en place dans sa classe pour prendre en compte les difficultés spécifiques des parents illettrés et de leurs enfants. Les étudiants sont très touchés par le témoignage des apprenants. C’est leur intervention qui constitue le temps fort de l’animation. En ce qui concerne le recrutement des parents de douze familles pour constituer un groupe de parole, de nombreuses démarches ont été réalisées : • Séances de sensibilisation dans les écoles • Rencontre avec tous les directeurs • Réunions prévues avec instituteurs et profs Ces contacts ont donné naissance à plusieurs idées (coup de fil, parrainage entre parents, création de lieux et moments plus informels, parler aux mamans via les relations d’amitié des enfants). Le témoignage du groupe d’apprenants redonne aussi un sens profond à l’école. Quand ils disent que « Savoir lire et écrire, c’est pouvoir décider ce qu’on fait de sa vie », ils donnent aux enseignants un argument puissant. Leviers/facteurs critiques de succès • Les instituteurs sont intéressés • Les directions des écoles sont intéressées • Présenter l’école et les enseignants comme partenaires de solutions plutôt que culpabiliser • La participation des apprenants : c’est ce qui touche les gens • Le long temps de préparation (entre les rencontres avec les groupes d’apprenants des autres régions) • La formation des apprenants (grâce à la Fondation Roi Baudouin) à la prise de parole et à la confiance en soi. Cette formation a aussi aidé les apprenants à sélectionner ce qu’ils souhaitaient dire (et ce qu’ils souhaitaient taire) de leur parcours. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
28/107
• • • • •
Les personnes ressources à l’intérieur et à l’extérieur de l’asbl. Le professionnalisme de l’équipe L’historique de « Lire et Ecrire » Le soutien logistique offert par l’asbl Les témoignages « spontanés » (Partout où des animations ont été réalisées, il y a eu au moins une personne pour apporter un témoignage concernant ses parents ou un membre de sa famille).
Freins, obstacles, difficultés • La difficulté de trouver un moment pour rassembler les enseignants : les journées sont déjà passées ou bien remplies, les concertations sont trop courtes et les autres priorités et activités (autres programmes d’action et de sensibilisation, Fancy fair, classes vertes). • La difficulté de toucher les bénéficiaires de l’action dans la mesure où « on cumule deux tabous » (Illettrisme et sentiment des parents qu’ils font de leur mieux et qu’ils n’ont pas besoin d’aide). L’équipe de projet se pose donc de nombreuses questions sur la meilleure façon d’atteindre le public visé. Faut-il aller vers eux plutôt que les faire venir? Les rencontrer dans l’école au lieu de les « mélanger » ou faire un groupe à l’extérieur? • Les représentations que les enseignants ont des publics illettrés : ils associent l’illettrisme aux personnes d’origine étrangère et aux chômeurs. Recommandations et suggestions pour d'autres organisations • Bien préparer, rencontrer des personnes ressources • Former les apprenants témoins : apprendre à « être confortable », à garder le bien-être de ceux qui sensibilisent et de ceux qui doivent être sensibilisés, à veiller à ce que le débat soit confortable pour tout le monde et sans jugement • Bien réfléchir à l’avance aux objectifs et aux messages à faire passer • Utiliser la crédibilité qu’apporte le financement du Fonds de bpost pour s’ouvrir des portes Recommandations et suggestions pour des décideurs politiques • Dégager du temps pour que les enseignants puissent rencontrer des gens de l’extérieur (ils sont très sollicités et ils sont crevés à 16h) • Que les écoles puissent avoir les moyens et le temps d’organiser plus de lieux et de moments de rencontre informels (par exemple : animation maman papote, …) • Développer les financements structurels (« C’est épuisant de dépendre toujours de financement ponctuels)
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
29/107
INITIATIEF 4 PARENTS ET ENFANTS : DEUX MAINS SUR LE CARTABLE Nom et coordonnées de l'organisation Au four et au moulin, Entreprise de formation par le travail (EFT) Chaussée de Roeulx 331 à 7000 Mons Contexte et activités de l’organisation Depuis près de vingt ans, « Au four et au moulin », entreprise de formation par le travail, permet à des personnes en difficultés sociales d’apprendre un métier au travers d’une formation en équilibre avec un contexte de travail réel. Au cours de cette formation étalée sur dix-huit mois, chaque stagiaire qui « passe » par Au four et au moulin a l’occasion de reprendre des forces, de se remettre debout, de découvrir de nouvelles perspectives et de se construire un nouveau projet de vie. Au four et au moulin forme à trois métiers : boulangerie-pâtisserie, vente au comptoir et employés polyvalents. En octobre 2003, Au four et au moulin a donné naissance à une Maison Communale d’Accueil des Enfants (M.C.A.E.), « Les P’tits fours » qui compte aujourd’hui vingt et une places d’accueil, dont six sont destinées à l’accueil d’urgence des enfants de publics en insertion. L’illettrisme de certains parents et ses conséquences réelles et pratiques sur leurs liens familiaux et leurs responsabilités éducatives préoccupent de plus en plus les deux organisations. Ce fait les a conduit à lancer le projet « Parents et enfants : deux mains dans le cartable », soutenu par le Fonds de bpost. Type d’initiative Le projet vise l’inculturation et le soutien à la parentalité de parents très défavorisés. Il part d’un constat : l’état déficitaire des connaissances et des comportements des parents vis-à-vis de nombreuses problématiques d’éducation telles que l’alimentation, l’hygiène, les règles de bien vivre, la notion des limites et de l’autorité. Ces parents se sentent parfois très vulnérables et/ou déresponsabilisés face aux institutions et face à tout ce qui a un caractère institutionnel. De ce fait, ils deviennent spectateurs du devenir de leurs enfants et ont tendance à se mettre en position d’attente plutôt qu’en position d’acteur. Le projet vise à rompre l’isolement des personnes dites « parents illettrés », leur fournir une formation-information sur le projet d’intégration et d’éducation de leur enfant au système pré- et scolaire belge, les aider à acquérir toutes les compétences indispensables pour devenir les bons complices de la scolarité de leurs enfants âgés de moins de 6 ans. Public cible de l’initiative L’initiative vise principalement les personnes que les deux associations partenaires rencontrent quotidiennement c'est-à-dire des parents très défavorisés. Ces personnes présentent des profils variés : • Belges d’origine, mais qui ont des difficultés d’écriture ou de lecture. • Personnes d’origine étrangère, « lettrées » par rapport à leur pays d’origine mais illettrées par rapport au système et à la culture belges. Certains Africains, par exemple, sont diplômés dans leur pays mais sont dépendants du CPAS lorsqu’ils arrivent en Belgique et doivent reprendre un trajet de formation. De nombreuses cultures sont présentes,
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
30/107
originaires d’Afrique, du Maghreb, d’Amérique latine ou d’Asie et, dans une moindre mesure d’Europe de l’Est. Les personnes qui participent au projet ont des enfants entre 0 et 6 ans, ou sont des parents en devenir. Parmi eux, on peut distinguer trois sous-groupes qui correspondent à des situations et à des difficultés spécifiques : • Les personnes d’origine étrangère qui ne connaissent pas le français et souffrent en outre d’un handicap culturel (ils ne comprennent pas le système scolaire belge ni le fonctionnement des institutions belges). • Les personnes qui sont belges d’origine mais qui sont chômeurs ou minimexés et/ou « hors société » depuis plusieurs générations. Ce sont des personnes qui ont peu de structure personnelle et ont donc beaucoup de mal à offrir un cadre structuré à leur enfant. Du fait de ce handicap, ils ont tendance à rester passifs. Il s’agit le plus souvent de pauvreté transgénérationnelle. • Les primo-arrivants qui ne connaissent pas la langue mais qui sont en phase avec le principe de l’école et ses modes de fonctionnement. Ce troisième groupe est beaucoup moins représenté que les deux premiers. Les trois segments participent au projet lancé. Principalement, le projet s’adresse aux personnes en formation à Au four et au moulin, mais aussi à d’autres en processus de demande/recherche travail ou formation, via le CPAS Pour l’instant deux groupes ont démarré, l’un compte dix personnes et l’autre neuf. L’organisation espère reproduire encore deux fois cela, c’est à dire deux fois deux groupes en septembre et deux fois deux groupes début 2011. Dans le cadre du projet, un groupe dure trois ou quatre mois mais les personnes restent en contact avec l’organisation beaucoup plus longtemps. Equipe de projet Maryline Herault, directrice Renée Bourlet, administratrice déléguée Equipe crèche • Marie Gouloncourt, directrice de la crèche, psychomotricienne et éducatrice (elle recherche tout ce qu’on peut détecter au niveau de l’expression des enfants et met à jour des problématiques) • Lara Bianco, assistante sociale qui s’occupe du volet écoute sociale active, résolution de problèmes et de la permanence sociale spécifique pour répondre à la demande des bénéficiaires • Une nouvelle assistante sociale qui va participer au projet Equipe « Au four et au moulin » • Rosana Notte, psychopédagogue de formation, coordinatrice psychosociale • Isabelle Morieau, animatrice Objectifs spécifiques de l’initiative Le projet est axé sur le renforcement du lien entre l’école et les parents mais inclut des objectifs plus larges. Il s’agit entre autres d’aider les parents à adopter un autre style de vie, plus « maîtrisé » et donc plus détendu. Il s’agit aussi de favoriser l’alphabétisation des parents, de les sensibiliser pour qu’ils s’y mettent grâce à la prise de conscience du besoin de savoir lire et écrire pour pouvoir mieux soutenir leurs enfants. Pour atteindre cet objectif, des partenariats avec d’autres structures dont la fonction est avant tout l’alphabétisation. Il s’agit aussi de faire en sorte que les participants puissent s’autonomiser par la compréhension d’un certain nombre de choses, qu’ils puissent être Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
31/107
beaucoup plus autonomes dans une série de démarches afin de casser le lien de dépendance avec les différentes formes d’assistance sociale et de soutien. Le projet est englobant : à partir de l’école, l’équipe veut créer un style de vie avec plus d’humour, de relâchement, de lâcher prise (contacts avec référents spécialisés qui peuvent apporter un plus pour dédramatiser). • •
•
•
Rassembler les publics préoccupés par les questions concernées c'est-à-dire les lister, puis constituer des groupes en fonction des besoins et enfin créer un événement rassembleur qui leur permettra d’exprimer leurs besoins. Les informer et les motiver à entamer ensemble des démarches proactives répondant à leurs besoins, c'est-à-dire préparer une documentation étoffée, organiser des rencontres conviviales autour des thèmes qui leur posent question avec divers « experts » puis leur donner les moyens de s’informer par eux-mêmes sur les possibilités qui leur sont accessibles. Promouvoir, conforter et soutenir leurs compétences c'est-à-dire les aider à exprimer leurs besoins, à s’organiser, à maîtriser leur mobilité, à prévenir les risques d’exclusion (comme par exemple ceux liés à l’hygiène, à la propreté vestimentaire ou à la netteté des dents), à favoriser la connaissance mutuelle, l’expression et l’inculturation (entre autres via des activités culinaires) et à comprendre et parler la langue du pays d’accueil. Un projet d’atelier « Théâtre de marionnettes » sera d’ailleurs proposé aux participants. Les amener à s’organiser pour arriver individuellement à prendre en charge leurs problématiques et les solutionner. En plus des ateliers et animations, le projet garantira une permanence accessible gratuitement aux parents qui le souhaitent afin qu’ils puissent y exprimer leurs difficultés.
Approche et méthode L’approche est construite autour de quatre axes : • Ecouter les parents • Susciter les débats sur divers problèmes éducatifs (obésité enfantine, troubles du sommeil, mise en place de limites, éducation à la non-violence) • Amener le témoignage d’experts • Mettre en place des animations ludiques, collectives et conviviales : spectacle de clown, animations, contes, chant familial, massages bébés Elle prend de nombreuses formes différentes : • Animations : l’équipe ne veut pas des ateliers ex cathedra mais une démarche participative. La participation, la créativité et le dynamisme sont des éléments clés (de là, la place donnée à la cuisine, à la manipulation de matières, aux ateliers théâtre et marionnettes, au plaisir). L’équipe insiste aussi beaucoup sur la rondeur et la souplesse : trop brider les gens peut faire échouer le projet. • Séance d’information et de mobilisation sur le milieu scolaire • Donner aux parents les moyens de chercher les informations par eux-mêmes • Maîtrise de la mobilité (consulter horaire de bus, plan de rue, …) • Prévention des risques d’exclusion en matière d’hygiène (surtout risques enfants : poux, propreté, changer un lange, pourquoi changer le lange, les dents, …) • Alimentation saine. Comment faire une cuisine saine, simple, rapide, bon marché qui favorise la connaissance mutuelle de chacun, réalisation de fiches utilisables par tous les participants • Favoriser des rencontres autour des outils créés • Ateliers axés sur la compréhension et le langage (atelier lecture, contes, …) Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
32/107
•
•
•
Dynamique de mise en mouvement créatrice pour favoriser le lien entre parents et enfants (jeu via la marionnette, activités ludiques, travail de la terre, de la pâte à sel, inventer et raconter des histoires pour faire passer des messages éducatifs). Les parents se sentent souvent investis d’une autorité un peu surfaite : il s’agit de leur apprendre à expliquer à leurs enfants ce qu’ils veulent. Création d’un petit journal de bord avec l’objectif de créer un lien, de faire réinvestir la fonction du langage et de l’échange. Le carnet est destiné à chaque personne qui entre dans le projet, chacun tient son propre journal de bord, peut mettre un mot, une phrase, un document pour relater l’expérience du projet et pouvoir communiquer de façon plus directe avec ses enfants. Le but principal est de s’approprier des outils pour pouvoir communiquer. Suite à ces activités, de nouveaux thèmes vont ressortir et donner lieu à des débats dans le groupe (toujours autour de la communication, de l’expression ou de l’éducation des enfants). L’équipe veillera aussi à recueillir les témoignages des carnets pour faire avancer le groupe de façon globale et chaque participant de façon individuelle
L’équipe a choisi de constituer des groupes de dix personnes afin que chacun se sente à l’aise (éviter un groupe trop grand) et de garder toujours une dynamique de groupes (rester suffisamment nombreux lorsque certains sont absents). Ce nombre permet de bien travailler la cohésion de groupe. Il offre aussi la possibilité de travailler avec le conjoint et l’enfant de chaque participant sans avoir un groupe trop important. La composition des groupes se fait sur base d’un principe d’hétérogénéité (genre, nationalité, âge, composition des familles). Les activités se déroulent dans les locaux de « Au four et au moulin ». L’équipe adapte les jours au style d’activité et d’animation qui sont menées (exemple : l’atelier culinaire où ils préparent un goûter et un spectacle de marionnettes se prépare en journée, le goûter et le spectacle se font en fin de journée. Il n’y a pas de jour précis ou d’heures précises : l’horaire se fait en fonction du groupe et de ce qu’il programme. Les rencontres/animations/activités se font une à deux fois par semaine (minimum une demi-journée, parfois une journée), le rythme est adapté en fonction des activités choisies. Résultats concrets : quelle différence fait le soutien du Fonds? Comme pour les autres projets, il est difficile de dégager des résultats alors que le projet vient de commencer (1r avril 2010). Toutefois, l’approche mise en œuvre permet d’espérer des résultats à plusieurs niveaux : • Au niveau des participants : mise en projet, meilleure maîtrise de l’école et de son fonctionnement, plus grande ouverture et renforcement de la motivation à suivre un cours d’alphabétisation, facilitation des contacts avec l’école et avec les enfants. • Au niveau des enfants et des familles : création d’une dynamique d’intégration qui pourra se poursuivre au travers des autres contacts avec les deux organisations qui sont à la base du projet. • Au niveau du groupe : développement d’un réseau social et d’entraide, essaimage vers d’autres personnes. • Au niveau de l’équipe : renforcement des compétences, nombreuses réalisations concrètes permettant de mieux motiver les groupes suivants, réalisation d’un « bottin social » spécifique. L’espoir de l’équipe est que les participants deviennent davantage capables de « mettre du ludique organisé par eux-mêmes dans leur vie » (par exemple qu’ils apprennent à cuisiner du « bien fait,
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
33/107
bien organisé », à faire une petite réception ou un petit buffet). Au-delà des apprentissages, les participants en ressortiront grandis et fiers d’avoir pu réaliser ce genre de choses). Leviers/Facteurs critiques de succès • La dynamique environnementale est un facteur clé o Il s’agit de marier l’économique (via l’EFT) et le social. « Quand on est bien dans sa peau, on a envie de travailler et on est productif. Du coup, on se sent bien et on a envie de faire des choses et que cela dure et envie de prendre sa vie en charge. C’est comme une boule de neige qui roule et qui grossit ». o Les participants connaissent déjà le lieu et les bâtiments. Ce fait constitue à la fois un levier (c’est plus facile, c’est sur le même site que l’EFT) et un frein (s’il y a un problème avec la formation, cela peut créer une difficulté pour continuer à participer au projet). • Disposer d’une équipe multidisciplinaire. Les quatre fonctions présentes dans l’équipe sont clés et complémentaires; psychomotricité, psychopédagogie, assistante sociale et animatrice. • Les opportunités de pouvoir suivre les enfants et les parents à partir des deux structures (« Au four et au moulin » et Les P’tits fours »). Et sur un temps assez long : passage de l’enfant à la crèche et passage des parents à l’EFT (18 mois plus un suivi de post formation de 6 mois). • La dynamique d’expérimentation, validation et institutionnalisation. La crèche des « Les P’tits fours », par exemple, a commencé comme halte garderie subsidiée par la Fondation Roi Baudouin avant de devenir une crèche ONE. Lorsque l’équipe est mise en face de situations, elle cherche des solutions, les met en place grâce à un soutien ponctuel et puis arrive finalement à ce que cela soit récurrent et à une prise en charge par le service public. Freins, obstacles, difficultés A ce stade très précoce, les freins et obstacles n’ont pas encore été identifiés. Une des difficultés que l’équipe pourrait rencontrer est l’absentéisme. L’expérience montre que, si on ne fait rien pour lutter contre, l’absentéisme peut constituer un frein important. A titre préventif, l’équipe travaille beaucoup la cohésion du groupe. Sentir que je suis utile aux autres et, surtout, sentir que les autres me sont utiles, est, selon l’équipe, le meilleur frein à l’absentéisme. Deux autres approches sont également mises en œuvre : soigner la qualité et l’attractivité des animations d’une part et travailler sur base des demandes et propositions du groupe d’autre part. Laisser le groupe choisir les activités en lien avec le fil conducteur du projet est une des clés de la réussite. Les animations pourront donc être tout à fait différentes d’un groupe à l’autre. Recommandations et suggestions pour d’autres organisations L’importance des partenariats : savoir s’ouvrir sur ce qui existe • CPAS au niveau public et des interventions de proximité, au niveau des personnes ressources pour les animations • DGAS • Partenaires associatifs pour organiser des ateliers bien-être ou alimentation (ex L’observatoire de la santé) • Ouvrir la possibilité d’aller vers l’extérieur, d’amener les stagiaires voir ce qui se passe ailleurs • L’environnement socioculturel de Mons • Offrir des entrées à des spectacles ou des musées via l’article 27 Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
34/107
• • •
Infor jeunes SIEP pour tout ce qui est scolaire PMS
Faire attention de ne pas instaurer une nouvelle dépendance : permettre aux gens de prendre euxmêmes les initiatives. Recommandations et suggestions pour des décideurs politiques • Le besoin de subsides récurrents • La nécessité de permettre à des petites initiatives locales qui fonctionnent d’essaimer • La possibilité de soutenir aussi des projets qui sortent des cadres institutionnels existants et des projets qui tentent de nouvelles approches • Favoriser les ponts entre l’économique et le social
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
35/107
INITIATIEF 5 COMPRENDRE L’ECOLE ET S’Y FAIRE ENTENDRE Nom et coordonnées de l'organisation Lire et Ecrire, Régionale de Verviers, asbl Boulevard de Gérardchamps 4 à 4800 Verviers Personne de contact : Jacques Destordeur, directeur Contexte et activités de l’organisation Le mouvement a été créé il y a trente ans par les différents mouvements ouvriers socialistes et chrétiens suite au déclin industriel de la Wallonie. Il ciblait au départ les anciens travailleurs de la sidérurgie et du textile qui disposaient de peu de compétences facilement transférables lorsqu’ils se sont retrouvés sans emploi. La Régionale de Verviers a été créée en 1991. Comme les autres Régionales wallonnes, il s’agit d’une A.S.B.L. indépendante dirigée par un conseil d’administration où les différentes organisations ouvrières sont à parité. Elle donne des formations en alphabétisation à environ 350 personnes par an. Le cursus d’alphabétisation dure entre quelques mois et trois à quatre ans. A Verviers, le point de départ de l’organisation a été une école de devoirs qui a démarré au début des années nonante. Par la suite, les responsables se sont rendu compte que les parents des enfants suivis avaient aussi des difficultés. Ils ont donc rallié Lire et Ecrire pour répondre aux besoins des parents. L’organisation a maintenu un lien très fort entre l’école de devoirs et les activités d’alphabétisation menées dans le cadre de Lire et Ecrire. Début 2000, elle a commencé en parallèle une aide scolaire pour adolescents. Il s’agit essentiellement de jeunes qui ont vécu un beau parcours scolaire dans leur pays d’origine mais qui se retrouvent dans des enseignements de « deuxième zone » car ils ne connaissent pas le français. Type d’initiative/de projet La spécificité de Lire et Ecrire Verviers tient à son point de départ historique : les familles sont déjà en lien avec l’organisation via les enfants qui fréquentent l’école de devoirs. Une des préoccupations principales de Lire et Ecrire Verviers est de maintenir le lien à l’intérieur des familles. Ces liens ont souvent tendance à se défaire du fait que les parents ne connaissent pas la langue. Ce phénomène apparaît en général en école primaire. L’organisation a constaté que certains parents sont isolés (sans lien avec leur communauté ou avec des francophones) alors que les enfants vont à l’école, ont des contacts et d’autres référents culturels. Elle a aussi constaté que certains parents recourent à leurs enfants pour faire office de traducteur dans des situations complexes (médecin, administration, contact avec école). Dans ce contexte, le projet qui porte pour titre « Comprendre l’école et s’y faire entendre » a pour objectif d’aider un groupe de douze migrants à améliorer ses compétences en français pour améliorer sa compréhension de l’école et sa communication avec les enseignants. Public cible de l’initiative Douze parents pas ou peu scolarisés dans leur pays d’origine et ayant des enfants entre 0 et 6 ans. La priorité a été donnée aux parents des enfants fréquentant l’école de devoirs afin de faciliter les liens entre les deux activités. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
36/107
Le groupe est le plus hétérogène possible (âge, sexe, origine, religion, langue maternelle, niveaux de maîtrise de la langue), ce qui correspond à la philosophie générale de l’organisation. L’organisation accueille déjà le même type de public au sein d’autres activités qu’elle organise. Equipe de projet Aux côtés de Jacques Destordeur, le directeur, l’équipe de Lire et Ecrire compte quinze formateurs aux compétences très diversifiées (instituteur, logopède, licenciée en langues romanes, éducateur,..). Elle compte aussi un coordinateur pédagogique et un agent d’accueil. Objectifs spécifiques de l’initiative Le fil conducteur du projet est un objectif d’autonomie : que les gens puissent se débrouiller seuls. Il s’agit de : • Permettre aux parents migrants de jouer un rôle plus actif vis-à-vis des institutions scolaires, en passant par une meilleure compréhension de leur fonctionnement • Réduire la fracture parents/enfants • Permettre aux parents de mieux comprendre les droits et devoirs des enfants dans le contexte belge • Permettre aux parents d’échanger et de confronter leurs pratiques et expertises en ce qui concerne leur rôle de parents • Favoriser le parcours scolaire des enfants via une meilleure implication des parents dans le suivi de ce parcours Le projet vise à développer chez les parents les compétences suivantes : • Comprendre le fonctionnement global de l’école et de ses outils de communication (journal de classe, informations,…) • Communiquer de façon compréhensible avec les enseignants • Communiquer ce qu’on ne comprend pas • Participer activement aux réunions de parents • Accroître ses repères par rapport à l’éducation des enfants. Approche et méthode • Discrétion des lieux : il y a des personnes que cela gêne de montrer qu’ils suivent une formation en alphabétisation. La signalisation à l’entrée du bâtiment est donc discrète et ne mentionne pas l’alphabétisation. • Faire en sorte que le lieu de formation soit accepté par les communautés étrangères comme un lieu que les femmes peuvent fréquenter (ce qui n’est pas le cas d’autres lieux) • Tous les thèmes abordés sont réfléchis au départ de la représentation de chaque apprenant (ce que j’en sais, ce que j’en pense) et nourris de documents diversifiés : presse écrite, émission télé (documentaire), rencontres avec des intervenants extérieurs, partenariats, nombreux échanges et réflexions en groupe. • Depuis cette année, Lire et Ecrire essaye de donner plus d’heures de cours par apprenant afin d’être un projet important dans la vie des apprenants et de lutter contre l’absentéisme. Depuis cette année, tous les groupes d’alphabétisation sont à 15 heures de formation par semaine, soit cinq demi-journées. • La durée du cursus est adaptée en fonction du point de départ de l’apprenant. • Chaque groupe a, après avoir atteint un certain niveau de base, un objectif spécifique. Les groupes sont ainsi constitués sur base des objectifs des apprenants. A côté du groupe axé Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
37/107
•
•
•
• • •
•
• •
sur la compréhension du fonctionnement de l’école, d’autres groupes travaillent à partir d’autres objectifs : o accès à l’emploi et à la formation (2 groupes) o se débrouiller dans son environnement (médecin, environnement quotidien) o thèmes ponctuels comme l’accès au logement, la santé o l’aspect familial constitue un thème transversal Rechercher une définition réaliste des objectifs. Le groupe qui travaille pour l’école vise par exemple à la compréhension du bulletin et à la participation aux réunions de parents mais pas à une connaissance parfaite du français. Suivre tous les progrès de l’enfant ou écrire sans faute seraient par exemple des objectifs irréalistes. Tous les groupes sont encadrés par deux personnes afin de permettre la confrontation des points de vue et de ne pas être tout seul. Concrètement, les deux personnes ne travaillent pas en même temps : chacun assure une partie des heures. La concertation entre formateurs se fait chaque semaine. Les groupes sont constitués sur base de la plus grande hétérogénéité possible (genre, âge, situation familiale, origine, culture, religion, niveau en français) mais l’organisation ne mélange pas les personnes scolarisées et les personnes « infra-scolarisées » car elle a remarqué que l’écart entre les deux groupes constitue très vite une difficulté majeure et tend à décourager, voire à stigmatiser, les personnes infra-scolarisées. Les groupes se composent de quinze à seize inscrits afin de garder une taille optimale tout en tenant compte de l’absentéisme. Le programme d’apprentissage fait l’objet d’un contrat formalisé dans un document. L’équipe essaye d’utiliser l’informatique et de favoriser l’alphabétisation numérique surtout si la famille compte un enfant ou un adolescent qui ont acquis ou acquièrent ces compétences. Ces efforts sont axés sur l’accès internet, le vocabulaire ou encore l’écriture d’un texte sur un traitement de texte. Le cursus comporte aussi des visites. L’idée sous-jacente est que les formatrices sont compétentes pour soutenir les apprentissages mais elles ne sont pas des expertes dans les autres matières (école, santé, emploi…). Les experts sont à chercher à l’extérieur, chaque chose doit être découverte là où cela se trouve (le groupe école a donc visité des écoles, d’autres groupes se rendent dans les administrations). Lors de la campagne du Ligueur « Parents citoyens », certains apprenants ont participé à des rencontres ou à des débats. L’interactivité, le travail de sous-groupes, le mouvement sont privilégiés. Lors des exercices oraux, il n’y a pas de table, les gens bougent et doivent aller les uns vers les autres. Ce n’est pas le formateur qui est au centre de l’attention. L’approche passe aussi par la sensibilisation. L’organisation a invité tous les organismes qui sont confrontés à des personnes en situation d’illettrisme puis leur a demandé des exemples de situations problèmes et construit sur cette base des solutions transversales (comme par exemple des signalétiques). Des démarches de prévention se déroulent dans le même esprit : il s’agit de dire qu’il existe des adultes illettrés et de rechercher comment faire en sorte de changer l’école pour faire reculer l’analphabétisme. Lire et Ecrire organise des témoignages d’adultes pour montrer que ce phénomène existe et que l’illettrisme n’est pas une tare (d’après une étude française, 50% des illettrés ont un emploi). Les personnes racontent leur parcours et montrent l’influence de l’école sans tomber dans le procès de l’école. Ils mettent à jour « les paroles assassines » qui ont achevé de les décourager. Dans ce travail, Lire et Ecrire a dépassé l’anonymat qui prévalait à l’origine. Il y a dix ans, les gens parlaient anonymement dans la presse et étaient photographiés de dos. Maintenant, ils témoignent à visage découvert, même si parfois les proches et les conjoints ne sont pas au courant.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
38/107
Certaines activités permettent de mieux comprendre l’approche suivie : • Participation à la journée de lancement (cinq personnes ont participé le samedi, en dehors des heures de formation) • Retour au groupe et évaluation : ce qui a émergé à la suite de cette rencontre, malgré l’objectif de donner la parole à tout le monde, c’est que les apprenants ont eu des difficultés de compréhension et de prise de parole. Ça nous a renforcés dans la conviction qu’il fallait organiser une rencontre plus adaptée à notre public. • Rencontre entre partenaires de la campagne à Verviers pour proposer d’autres animations, avec la participation de quatre apprenants du groupe. Les propositions retenues : une « rencontre-débat » ouverte aux associations et centres de formation de Verviers, une émission de radio « Route 28 » sur Radio 28 (en trois temps : présentation des partenaires, la parole aux apprenants, débat politique sur l’école) • Préparation et participation de quelques apprenants à une émission de Radio 28 concernant la campagne « L’Ecole en Questions » • Echanges avec Denis Lamalle (juriste au service Droit des jeunes) rencontré lors de la « rencontre-débat » du 18 mars sur différents sujets (recours possibles par rapport aux décisions de l’école, allocations familiales, obligation des parents de subvenir aux besoins de majeurs poursuivant des études, naturalisation, acquisition de nationalité, primo-arrivants…) Résultats concrets : quelle différence fait le soutien du Fonds? • Lire et Ecrire aide les apprenants à témoigner de leur expérience et de leur parcours. Plusieurs réalisations vont dans ce sens : un DVD, une BD, des brochures, la participation à des débats, le témoignage dans des écoles, actions lors de la journée internationale de l’illettrisme (le 8 septembre, ce jour-là, c’est le jour des apprenants, il faut qu’il se passe quelque chose : contact avec la presse, stand ou une pièce de théâtre). • Maintenir le lien avec l’école de devoirs pour que les parents puissent être partie prenante du monde de l’enseignement dans lequel leur enfant évolue et qu’ils ne comprennent pas • L’organisation réalise une large évaluation de tous les groupes d’alphabétisation qu’elle réalise avec un questionnaire standard. • Le programme d’alphabétisation génère aussi des bénéfices secondaires comme des gestes d’entraide entre apprenants, la création d’un réseau social ou l’échange de bonnes pratiques. • Par an, 350 adultes participent à une formation en alphabétisation; 60 enfants fréquentent chaque année l’école de devoirs • L’organisation ne fait que peu ou pas de publicité. Les apprenants viennent via le bouche à oreille. Cela permet de toucher aussi des publics que les autres formes d’action ont parfois du mal à atteindre. Lire et Ecrire réalise donc auprès de certains à la fois un travail d’intégration en entrant en contact avec des personnes qui se situent « hors des circuits d’aide » et un travail d’alphabétisation. • Réflexion avec les apprenants sur leurs objectifs d’apprentissage et prise de conscience que l’apprentissage du français n’est pas une fin en soi mais un outil de communication et d’expression, que les activités réalisées dans le cadre de la formation doivent y être reliées et que l’évaluation de l’acquisition des compétences orales et écrites en français se fera en fin de session selon des critères décidés et négociés avec eux. Exemples : savoir lire les documents scolaires et rédiger un courrier pour le directeur ou le professeur de l’école des enfants (et réfléchir ensemble sur ce qu’est un courrier réussi.), pouvoir rencontrer et discuter avec ce directeur ou professeur de difficultés liées à la scolarité de son enfant (et réfléchir ensemble sur ce qu’est une discussion réussie), jeux de rôle, mises en situation, Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
39/107
d’abord dans le groupe, puis avec une personne extérieure, représentative des fonctions précitées (prof ou directeur). Leviers/Facteurs critiques de succès • Appartenir à une structure importante (Lire et Ecrire) qui a des objectifs politiques et un pouvoir d’influence plus grand. Cela lui permet d’avoir un accès plus facile à certaines ressources et un pouvoir de négociation accru. Cela lui permet aussi de mieux construire ses argumentaires et d’enrichir ses méthodes de travail. • S’appuyer sur une équipe multidisciplinaire comportant des compétences et des ressources très diversifiées. • Le fait que les formateurs travaillent par deux • L’appui important des pouvoirs publics qui permet une action à grande échelle (350 personnes). • Les connexions nombreuses avec l’important réseau associatif et social existant à Verviers. Les liens sont fréquents, les gens se connaissent et sont habitués à travailler en partenariat. • Travailler sur la définition de l’apprentissage. • Au niveau des méthodes o La dynamique du groupe o Les nombreux partages d’expériences o La diversité des supports et des thèmes abordés o Les intervenants extérieurs o L’évaluation réflexive de chaque activité : répond-elle à nos questions?, est-elle en lien avec nos objectifs? o La continuité sans lasser, la cohérence entre les différentes activités o Le projet mené par deux formatrices dans une collaboration étroite et une même vision du projet.
Freins, obstacles, difficultés • Difficultés d’intervenir lorsqu’on ne comprend pas ce que dit un intervenant extérieur, un professeur, un directeur, …. Ne pas oser prendre la parole et exprimer un avis (manque de confiance en soi, lacunes en français). • Difficulté à comprendre des codes culturels mal connus. • Vécu douloureux par rapport à l’école. • Fatalisme et passivité par rapport aux changements : on n’a pas le choix • Ce n’est pas évident de définir un objectif réaliste • Lire et Ecrire a remarqué que la conception que les formateurs et les apprenants se font de l’apprentissage peut constituer des obstacles importants. Un exemple illustre bien cette difficulté : à Lire et Ecrire, apprendre l’alphabet n’est pas la base de l’apprentissage, parce que l’alphabet n’est porteur de sens que dans un très petit nombre de situations. Un monsieur âgé d’origine marocaine voulait absolument apprendre l’alphabet, ce qui lui était refusé. En creusant un peu il a expliqué que pour lui, tout tournait autour de l’alphabet car, enfant, il ne pouvait pas aller à l’école. Il offrait des bonbons aux enfants qui y allaient pour qu’ils lui disent quelles lettres ils avaient appris. L’alphabet est pour lui le symbole de l’accès au savoir. Lire et Ecrire considère que chaque personne est capable d’apprendre. Chacun est le moteur de ses apprentissages. On apprend en cherchant, en confrontant ses découvertes et Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
40/107
•
• • •
raisonnements à ceux des autres. Le formateur ne transmet pas des savoirs, il aide le groupe à se mettre dans une dynamique de recherche, de confrontation. Si le groupe ne trouve pas les solutions cherchées, il ne les donne pas, il aide à ouvrir de nouvelles pistes de recherche. (Par exemple un groupe qui décide de prendre le train pour une visite extérieure, s’il se trompe de train, le formateur prend le mauvais train avec le groupe – après, le groupe analyse le pourquoi de l’erreur). C’est le groupe qui est responsable de son évolution. Réfléchir sur la manière dont on a travaillé, sur les échecs rencontrés et la façon dont les réussites ont été obtenues fait partie intégrante de la formation. Cette façon d’envisager la formation va à l’encontre à la fois de ce que les formateurs ont vécu au long de leur scolarité et de ce que les apprenants ont comme image de l’école (le professeur au tableau, qui monopolise la parole, les élèves qui exécutent, ingurgitent des savoirs souvent sans lien avec leur vie et les régurgitent de la manière demandée). L’idée que c’est le formateur qui est responsable de l’apprentissage doit être démontée avec les apprenants. Il est nécessaire de pointer constamment les ressources que chaque apprenant met en œuvre pour apprendre. Parmi les difficultés liées à ce thème on retrouve : o Les formateurs sont dans une optique où se sont les apprenants qui doivent apprendre en étant actifs alors que les apprenants se situent souvent dans un modèle où c’est le professeur qui apprend aux élèves, ceux-ci se contentant « d’ingurgiter » passivement ce qu’on leur dit. o L’apprentissage de la lecture et de l’écriture se passe souvent dans un contexte d’obligation. Or, les programmes d’alphabétisation reposent avant tout sur la décision volontaire et libre des apprenants. L’absentéisme est une difficulté importante. Il varie en moyenne de 20 à 40 %. Il s’explique par plusieurs facteurs : les difficultés d’existence importantes que rencontrent les apprenants, leur difficulté à négocier leur date de rendez-vous ou de convocation avec les différentes instances et institutions qu’ils fréquentent (chômage, médecin, administration) et la priorité qu’ils donnent souvent à leur famille et à la vie de leur communauté. Le cadre de subsidiation devient de plus en plus contraignant et nuit à la cohérence pédagogique. Même si Lire et Ecrire bénéficie de soutiens financiers importants, ces derniers sont rarement structurels. L’ensemble du dispositif repose donc sur un montage fragile. Ceci pose de nombreux problèmes, entre autres au niveau de la gestion de l’équipe. Les choix politiques de ces dernières années traduisent une volonté de donner une priorité absolue à l’emploi, parfois au détriment de l’aide axée sur d’autres objectifs. Les personnes en difficulté qui ne sont pas en recherche d’emploi se retrouvent donc parfois « hors jeu ». Cette tendance conduit aussi à « obliger » certaines personnes à suivre des formations en alphabétisation, ce qui amène des apprenants peu motivés. Lire et Ecrire part du principe que l’on n'apprend pas dans un cadre d’obligation. L’organisation essaye donc de concilier le fait que l’apprentissage est un point obligé d’intégration mais sans faire de l’apprentissage en lui-même une obligation. Elle considère que faire de l’alphabétisation une obligation est contreproductif.
Recommandations et suggestions pour d’autres organisations • La question du sens est fondamentale : les groupes fonctionnent mieux quand ils sont formés à partir des raisons de vouloir apprendre la langue. On ne fait pas de l’alphabétisation pour l’alphabétisation mais en vue d’autre chose. Les formations doivent ensuite être adaptées à cet objectif. Pour le groupe axé sur l’école, la motivation est claire : garder le contact avec l’école par exemple en devenant capable de lire les bulletins. L’idée de base est la suivante : on s’alphabétise pour quelque chose et pas pour l’alphabétisation Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
41/107
• •
•
• •
elle-même. L’alphabétisation n’a de sens que dans un réseau car elle est un outil pour aller vers autre chose. Eviter de travailler par niveau. Cela conduit automatiquement à des phénomènes de redoublement ou d’exclusion en cas d’échec. Les groupes sont constitués une fois pour toute et restent ensemble. L’importance du travail de sensibilisation : o Se demander comment toucher les intouchables, les personnes qui se situent « hors des circuits » d’aide. o Faire accepter l’illettrisme. Réfléchir sur les alternatives chaque fois que l’on fait un formulaire écrit, une invitation par écrit. Adapter les discours et les signalétiques (par exemple, le nom des services dans les hôpitaux et les administrations). o Lutter pour qu’on s’adapte aux dix pour cent de la population qui sont en grande difficultés de lecture. o Chez Lire et Ecrire, trois personnes s’occupent de cet aspect sensibilisation. S’intégrer dans des réseaux comme la commission pédagogique pour l’alphabétisation qui réunit tous ceux qui font de la formation pour adultes (ville de Verviers, promotion sociale, associations) ou le Comite subrégional de l’emploi et de la formation ou le CRVI (Centre régional de Verviers pour l’intégration). Partager les façons de faire avec les autres acteurs. Il est difficile de faire quelque chose d’utile si on n’a pas un objectif très clair. Lire et Ecrire vise uniquement les publics infra scolarisés. Elle examine le parcours scolaire et professionnel des candidats apprenants avant de les accepter. Elle se réfère à une banque de données qui compare les cursus scolaires de cent pays. Si l’on mélange des personnes scolarisées et non-scolarisées, les premiers avanceront beaucoup plus vite et mettront les autres en difficulté.
Recommandations et suggestions pour des décideurs politiques • Chaque champ ministériel doit prendre en charge la part de sensibilisation et d’alphabétisation qui correspond à ses compétences. • Diminuer la fragilité des organisations et associations par rapport à la conjoncture politique en donnant des subsides pluriannuels. • Permettre davantage le financement de programmes orientés vers les personnes qui ne sont pas dans l’optique de la recherche du travail. Pour rappel, en région wallonne, l’alphabétisation est très liée à l’emploi; en région bruxelloise, c’est l’inverse : l’alphabétisation s’organise dans le cadre du social et pas dans le cadre de l’emploi • Définir davantage ce que l’on entend par intégration des personnes d’origine étrangère afin de pouvoir formuler des objectifs plus clairs et de favoriser les synergies entre organisations. • Sensibiliser davantage les écoles et faciliter l’intégration des enfants dont les parents sont illettrés.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
42/107
INITIATIEF 6 MOI, A L’ECOLE DE MAMAN Nom et coordonnées de l'organisation La Bobine asbl Square Micha 3/bte 1 à 4020 Liège 00 32 4 342 94 49 bobine@
[email protected] Contact : Mme Angela Moriconi, directrice Contexte/activité principale de l’organisation 1987 : création de la Bobine (asbl) pour soutenir le lien école-parents et le développement psychomoteur des enfants. 1992 : A l’initiative de deux personnes Mme Culot et Mme Ledoyen. Elles questionnent la situation de la population immigrée de Droixhe (quartier populaire de Liège, composé de grands ensembles d’habitations sociales) et souhaitent proposer aux femmes un lieu d’accueil. Elles se rendent d’abord à la consultation ONE pour initier des liens puis utilisent un petit local dans les buildings même pour accueillir les femmes accompagnées de leurs petits. Les deux populations majoritaires turque et marocaine échangeaient très peu. 1996 : Une fois la confiance nouée, les femmes surtout turques et marocaines ont demandé des cours d’alphabétisation. Aujourd’hui : 135 femmes de 23 nationalités suivent divers cours d’alphabétisation, 82 de leurs enfants fréquentent la halte-garderie dans le même bâtiment. Des places disponibles en urgence ont été créées pour permettre à des femmes d’accéder à l’emploi. Objet/type d’initiative Dans un but de promotion personnelle et sociale des femmes suivent des cours de français plusieurs fois par semaine (certains cours se donnent à raison de 12 h, de 15 h, un projet existe pour la mise sur pied de cours 18 h). Public cible de l’initiative Au départ, le quartier de Droixhe se composait d’une population immigrée turque et marocaine. La plupart des femmes avaient été peu scolarisées enfants et maîtrisaient peu le français. Actuellement l’immigration s’est diversifiée avec des populations de pays de l’Est et d’Afrique subsaharienne. Les premières ont souvent été scolarisées au moins jusqu’à 12 ans, les secondes parlent souvent le français. Les apprenantes de la Bobine appartiennent à 23 nationalités différentes. La mixité des publics a participé à l’émancipation de l’ensemble du groupe, certaines femmes se sont questionnées en voyant des femmes musulmanes comme elles mais avec d’autres habitudes de vie. Les groupes ont été organisés par niveau de français et de maîtrise de l’écriture, mais certaines activités sont communes. La mixité des niveaux peut être stimulante pour toutes. Un projet de mixité hommes/femmes est à l’étude pour certains cours. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
43/107
La possibilité d’accueillir les enfants pendant les cours dans une structure située dans le même bâtiment, avec des règles plus souples que dans les crèches a permis à de nombreuses mères de confier leur petit pour une activité socialement acceptée dans leur culture et utile au bien-être de leurs familles. Equipe du projet L’équipe chargée de l’alphabétisation (O.I.S.P.) se compose de vingt-sept personnes (toutes à temps plein) : • Une coordinatrice pédagogique • Huit formatrices • Un agent de guidance • Une personne chargée de l’entretien • Un mi-temps direction Pour l’instant, l’équipe est féminine mais cela pourrait changer. La mixité culturelle est bien présente avec du personnel originaire de Belgique, du Congo, de Hongrie, d’Iran, du Kurdistan, du Liban, du Maroc, du Portugal, du Rwanda. L’équipe de la halte-accueil se compose de : • Sept accueillantes (auxiliaire de l’enfance et puéricultrices) • Une personne chargée de l’entretien • Une coordinatrice pédagogique • Un mi-temps direction Pour un total de 10,5 équivalents temps plein et pour 24 places d’accueil. Deux autres secteurs existent également : • Secteur de l’insertion sociale, en amont de l’OISP. Ce secteur comprend deux travailleuses sociales et s’adresse aux personnes qui ne sont pas en mesure de pouvoir rentrer dans un processus d’insertion plus exigeant. • Secteur famille et quartier qui comprend une travailleuse sociale et développe une démarche plus communautaire. Ces quatre secteurs font partie d’un dispositif global qui a évolué en fonction des besoins et dont les actions se complètent et se renforcent. Objectifs spécifiques de l’initiative • Nouer des liens de confiance, en se mettant à l’écoute d’une population, en proposant des démarches accessibles telles que se retrouver ensemble dans l’immeuble dans lequel on habite. • Partir de la demande des personnes et essayer d’y répondre en gardant un objectif de promotion sociale. • Prévenir l’échec scolaire en initiant très tôt les enfants au français, aux jouets et livres. • Apprendre aux parents à faire confiance au réseau institutionnel belge, leur montrer comment en devenir partenaire. • Créer de la solidarité dans le quartier (cours, jardin potager collectif, plaine de jeux dédiée aux 0-3 ans). • Apprendre le français (oral et écrit) dans des groupes de travail définis soit par le niveau acquis, soit par des intérêts communs (groupe emploi, groupe autonomie …).
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
44/107
Approches/méthodes Les cours ont lieu à raison de 12 h à 18 h par semaine, une régularité est souhaitée. Les cours sont basés sur des motivations personnelles des participantes. Par exemple, mieux se débrouiller à l’école des enfants, découvrir et utiliser l’informatique, après avoir découvert la bibliothèque aller ensemble lire des contes à l’école de leurs enfants. Résultats concrets : quelle « différence » fait le Fonds? Les subsides assurent l’équilibre financier du projet. Ils sont signes d’une reconnaissance de la qualité des services proposés. Le Fonds permet aux équipes qui partagent le même travail de se rencontrer, de partager leurs expériences et de faire connaître leurs nouvelles initiatives. Résultats concrets : l’équipe est très heureuse d’avoir pu préparer un groupe de douze femmes au Certificat d’Etudes de Base (CEB). Parmi elles, onze ont brillamment réussi et ont souhaité poursuivre en présentant le C2D (équivalent du diplôme d’humanités inférieures). La Bobine a organisé cette formation en partenariat avec une école des Femmes Prévoyantes Socialistes située dans le quartier. Entre les deux modules de cours, un intervalle de 6 mois a eu lieu, certaines femmes ont alors pris l’initiative de se retrouver à la Bobine pour continuer par elles-mêmes leur apprentissage. Le fait de mieux comprendre les structures telles que la halte-accueil, facilite le passage vers l’école maternelle. Les enfants ont déjà découvert le français, la vie collective et l’usage du livre par exemple. La Bobine a créé un DVD à visionner en famille pour expliquer le fonctionnement de la haltegarderie. Leviers/facteurs clés de succès • Avoir du temps pour créer des liens de confiance avec un quartier, analyser et écouter les besoins des populations. Partir de leurs propositions et initiatives et les soutenir. • La Bobine était un projet pilote à Liège, ce qui lui a permis d’attirer l’attention des responsables politiques. • Pouvoir mobiliser la population et les travailleurs autour d’objectifs communs tels que la réussite scolaire des enfants, la fierté des parents, l’autonomie dans les démarches et la facilitation des contacts entre les familles et les professionnels de l’école. Ex : à l’initiative de deux institutrices une rencontre avait été organisée entre des enfants de 6 à 11 ans, la consultation de l’ONE et les parents. Cette rencontre autour de l’alimentation avait rencontré un franc succès. Beaucoup de parents avaient répondu présents à l’invitation lancée oralement, la veille de l’événement par des personnes qu’ils connaissaient. • Avoir une action communautaire et individuelle. • Posséder un dispositif global capable de continuellement s’adapter aux nouvelles demandes et nécessités. • Avoir un conseil d’administration compétent, fidèle et régulier qui porte les projets et la réflexion avec l’équipe.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
45/107
Freins/obstacles Les subsides qui permettent à la Bobine de fonctionner proviennent d’une quinzaine de sources différentes. Cette multiplicité est le signe de la non-récurrence des subventions. La direction doit continuellement gérer cette complexe administration aux enjeux financiers importants pour assurer la continuité du projet. Ex. : une année, l’asbl a dû donner à deux reprises à tous les membres de l’équipe un préavis à titre conservatoire. L’utilisation d’infrastructures de garde plus généralistes comme les crèches est rendue difficile par le manque de place et la priorité offerte aux travailleurs et par l’organisation plus rigoureuse des crèches (heures d’arrivées, paiements ….) difficile à intégrer pour la population de la Bobine. Dans de nombreux pays dont sont issues les femmes, confier son petit à un professionnel n’est pas du tout dans la culture, ce sont les parents eux-mêmes et leur famille qui assurent le bien-être des petits. Recommandations et suggestions pour d’autres organisations • Inscrire son action dans un environnement proche de la population concernée • Favoriser les rencontres et les échanges de pratiques • Mettre en commun les observations • L’évolution du dispositif doit être le fruit d’un besoin exprimé et observé et non d’une croyance de l’institution Recommandations et suggestions aux politiques Le travail social de qualité prend du temps et ses effets ne sont pas toujours quantifiables et objectivables. Ex. : Offrir aux habitants du quartier un jardin collectif et une plaine de jeux adaptés aux toutpetits crée du lien social, de l’entraide, des échanges, la reconnaissance des compétences de certaines populations d’origine rurale.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
46/107
INITIATIEF 7 PARENTS – ECOLE : ENSEMBLE POUR RÉUSSIR LA SCOLARITÉ DE L’ENFANT Nom et coordonnées de l'organisation Réussir à l’école asbl Place Faniel 8 à 4520 Wanze Adresse des bureaux et activités : chaussée de Wavre 14 à 4520 Wanze Personne de contact : Fagan Nathalie, coordinatrice – animatrice Contexte et activités de l’organisation « Réussir à l’école » a été fondée en 1985 par Claude Parmentier, ancien professeur de mathématiques (devenu bourgmestre de Wanze par la suite) et d’autres enseignants. Ils sont partis du constat que l’échec scolaire constituait une réalité importante et ont recherché une solution aux problèmes scolaires. Au début, l’organisation a surtout visé les 5e et 6e primaires et les trois premières années du secondaire. Par la suite, son action s’est étendue à l’ensemble des cycles primaires et secondaires. L’asbl réalise huit activités différentes, toutes en lien avec la problématique de l’échec scolaire. L’organisation collabore déjà depuis 2000 avec les directions des écoles primaires de Wanze en proposant de la remédiation scolaire aux enfants ainsi qu’un soutien scolaire au travers d’une école de devoirs. L’asbl « Réussir à l’école » propose : • Des cours de rattrapage • Une école de devoirs • Des cours d’alphabétisation • Des cours de remédiation • Une initiation au néerlandais et à l’anglais • Des stages d’informatique et d’anglais • Une formation « remise à niveau en français » et « communiquer en situation professionnelle » en collaboration avec les Forem Conseil de Huy Type d’initiative/de projet L’initiative spécifique soutenue par le Fonds de bpost a pour but d’aider les parents à se réconcilier avec le monde de l’école et à s’investir dans la scolarité de leurs enfants. Cette initiative a démarré en janvier 2010 et s’étalera sur trois années scolaires. Public cible de l’initiative Pour la première année, le projet vise dix familles afin de pouvoir être sûr d’avoir les capacités d’être proactif c'est-à-dire d’aller à la rencontre des familles, d’amorcer un dialogue et d’instaurer une relation de confiance. Le but est d’écouter leurs difficultés vis-à-vis de la scolarité de leurs enfants et de les aider à trouver des solutions. Pour l’essentiel, il s’agit de familles nombreuses, francophones ou non francophones, fragilisées, ayant peu ou pas de qualification et bénéficiant le plus souvent de revenus de remplacement. Plus globalement, l’asbl s’adresse autant aux enfants, aux adolescents qu’aux adultes. Le public compte plus d’étrangers que de Belges, avec une part importante de primo-arrivants. Le public cible Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
47/107
comporte donc de nombreuses nationalités. Les cours de français langue étrangère, par exemple, ont un public aux origines très diverses (belge, kosovar, tchétchène, bosniaque, serbe, tanzanienne, guinéenne, croate, russe, chinoise et thaïlandaise). Equipe de projet Membres de l’équipe Fagan Nathalie
Formation
Fonction
Graduée secrétariat et langues modernes Institutrice primaire
Coordinatrice Animatrice Formatrice
Delhoux Bernard
Licencié en psychologie Bibliothécaire
Formateur
Gonne Lola
Licenciée en psychologie Agrégée de l’enseignement secondaire supérieur
Formatrice
Barbier Catherine
Toussaint Annie
Article 60 Chargée alphabétisation
Objectifs spécifiques de l’initiative Le projet vise à améliorer la relation enfants-parents-école dans le but de favoriser la réussite scolaire de l’enfant et de permettre aux parents d’aller vers une dynamique participative et citoyenne. Dans ce contexte, les objectifs spécifiques sont : • Réconcilier les parents avec eux-mêmes et le milieu scolaire • Identifier avec les parents les facteurs freinant la scolarité de leur enfant • Développer chez les participants une plus grande conscience de leurs propres ressources, préoccupations et objectifs • Révéler les compétences des parents à assumer leur rôle dans l’éducation et l’accompagnement de leur enfant • Retrouver l’estime de soi • Recréer un lien social • Oser s’ouvrir aux autres • Révéler l’envie de se former, d’entreprendre une démarche d’alphabétisation • Oser s’ouvrir aux autres et partager ses expériences De façon plus générale, l’asbl à surtout un objectif social (les activités sont gratuites ou offertes à un prix symbolique). Elle sert souvent de relais vers les réseaux d’aide pour les primo-arrivants qui suivent ses formations. Dans ce contexte, elle collabore avec d’autres asbl d’accueil et d’aide. Approche et méthode La méthode est basée sur la présence de l’animateur au sein de l’école et dans les structures de l’organisation et dans celles des partenaires. Cette présence facilitera l’établissement d’une relation entre l’animateur et le participant, elle permettra une reprise de confiance et d’estime de soi et un accompagnement continu des pratiques éducatives. L’approche est basée sur le constat que les familles fragilisées ont besoin d’un soutien à long terme et la volonté d’assurer ce type de soutien. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
48/107
L’organisation réalise également une série d’animations thématiques, de son initiative ou à la demande des participants. Ces animations pourront prendre plusieurs formes : • Rencontres avec animation-débat. • Groupes de parole réunissant les parents afin qu’ils puissent partager leurs difficultés et les solutions qu’ils ont mises au point. • Sorties de groupes avec les adultes et/ou les enfants. A titre d’exemple, les thèmes traités lors de ces animations sont les suivants : • L’accompagnement scolaire des enfants et les différentes stratégies d’enseignement (lecture, calcul,…) • L’autorité parentale • La santé et l’alimentation • La citoyenneté • Toute autre thématique proposée par les parents Parallèlement, l’organisation tente de favoriser l’émergence de compétences sociales et parentales en vue d’une plus grande autonomie individuelle. Cette autonomie permettra, à terme, d’entrer dans un processus personnel d’alphabétisation ou de remise à niveau des compétences. Dans le cadre de son action globale, l’asbl se distingue par plusieurs éléments de son approche : • Les cours d’alphabétisation sont donnés sous forme de cours individuel ou de groupe de deux ou trois personnes, comme des cours particuliers. Le plus gros groupe c’est trois et ils sont de la même famille. • Chaque élève possède une farde en fonction des sujets qui l’intéresse (ex. personne qui cherche un travail comme aide ménagère aura du matériel orienté vers la maison) en fonction de ses attentes (ex : maîtrise écrite ou orale). L’approche permet de développer un matériel spécifique pour chaque personne. • Une table de conversation ouverte à tous est organisée une fois par semaine. • Les formateurs utilisent aussi beaucoup le support d’internet et des sites spécialisés (lepointdufle.net; www.enseignons.be; www.francaisfacile.be; autres sites via recherche Google en fonction des thèmes travaillés. Les recherches sont faites en introduisant le thème plus l’abréviation fle). • Globalement, c’est davantage l’oral qui est travaillé mais avec un support écrit (dessin ou image). On ne les fait pas écrire au début). Résultats concrets : quelle différence fait le soutien du Fonds? L’approche soutenue par le Fonds de bpost a démarré trop récemment que pour pouvoir déjà mettre en évidence des résultats. Les autres démarches réalisées par l’asbl permettent d’espérer les résultats suivants : • Permettre aux parents d’aider leurs enfants à réussir à l’école • Eviter, grâce à l’approche individuelle, que les publics les plus fragiles et les moins familiers avec l’école ne soient exclus du fait de leur manque de ressources ou d’une forme de stigmatisation involontaire. Les personnes « qui ne connaissent rien du tout en français ou à l’école sont vite largués dans un groupe classe ». L’asbl offre donc la possibilité de bénéficier d’une étape intermédiaire entre l’illettrisme « total » et les cours d’alphabétisation en groupes. Elle prépare les personnes à entrer dans une classe ou un groupe. Les femmes venant des pays de l’Est sont par exemple souvent plus introverties, elles n’accrochent pas dans des groupes. • Le cadre individuel permet aussi de soutenir (une ou deux heures par semaine) des personnes qui suivent des cours d’alphabétisation intensifs ailleurs dans des groupes plus Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
49/107
•
•
larges et qui ne seraient capables de suivre ces cours sans les heures de soutien individuel proposées par l’asbl. Ces apprenants là viennent pour du perfectionnement ou des explications en rapport avec les cours donnés ailleurs) Certains apprenants sont en manque de contact car ils n’ont pas de réseau social. Les cours individuels leur fournissent un « point d’entrée » (souvent le seul, au départ) dans la société belge (besoin d’un quart d’heure pour parler, besoin d’un lieu d’écoute). Le lien de confiance s’installe plus vite, on parle plus vite de ses problèmes dans le cadre d’un cours individuel. La relation est moins marquée par le schéma classique professeur-élève. Elle est davantage une relation d’adulte à adulte, elle est plus conviviale. Cette fonction de point de contact ou de point d’entrée continue après la formation. Les anciens élèves reviennent pour dire bonjour, montrer leur bébé (cf. l’objectif social d’écoute et de soutien en plus du scolaire), remplir un formulaire, regarder un horaire de bus sur internet, rédiger une lettre de motivation, comprendre une lettre reçue, déchiffrer une situation juridique avec des termes difficiles, faire des photocopies de passeport, rechercher un magasin spécifique ou résoudre un problème. La porte est toujours ouverte.
Leviers/Facteurs critiques de succès • Le réseau de partenaires. Réussir à l’école travaille en partenariat avec l’échevinat de l’enseignement, les ateliers sociaux du CPAS organisés en magasin de seconde main (projet de travail sur la relation parents-enfants), la bibliothèque de Wanze (formations organisées par l’espace public numérique et permanences de l’écrivain public) et la Maison de l’emploi (projet d’insertion socioprofessionnelle). • Dans le cadre de ses autres activités, l’asbl collabore aussi beaucoup avec : o Lire et Ecrire o Le Forem o Le réseau FLE (français langue étrangère) et le CRIPEL (centre régional pour l’intégration des personnes étrangères ou d’origine étrangère de Liège). • Régulièrement, l’équipe est complétée par des bénévoles. • La bonne réputation et la longévité de l’asbl. Le recrutement récent de nouvelles formatrices a aussi fait courir la rumeur qu’il y avait encore de la place ce qui a amené de nouvelles inscriptions. • L’aide de la commune (aide par les informaticiens de la commune pour l'informatique, occupation gratuite de deux locaux). Cette localisation renforce aussi la crédibilité et la visibilité des activités. • L’élargissement de l’équipe et l’arrivée de personnes avec d’autres formations qui apportent de nouvelles idées. • Le fait de ne pas être reconnu comme organisme de formation permet de travailler de façon plus libre, de ne pas s’enfermer dans un cadre rigide. Cette souplesse est entre autres très utile pour nouer des partenariats. Freins, obstacles, difficultés • L’absentéisme est un problème. Il est variable selon les gens et selon le moment de l’année. Il est souvent provoqué par : o un enfant en bas âge à garder o un rendez-vous ou une convocation o la perte de motivation après quelques mois o le beau temps
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
50/107
• •
L’asbl est surtout connue pour ses sessions de rattrapage. Les autres activités ne sont pas toujours bien comprises ou perçues. Les problèmes de locaux : o L’asbl ne dispose que de deux pièces. o Les cours se donnent dans des locaux communaux. Du fait des problèmes de disponibilité, on ne sait jamais si le cours aura lieu, ce qui constitue un frein pour les élèves, …. En outre, les cours se donnent dans quatre ou cinq locaux décentralisés alors que les gens sont sans moyen de locomotion. Seule l’école de devoirs a un local fixe.
Recommandations et suggestions pour d’autres organisations • Développer le travail individuel comme étape intermédiaire entre l’illettrisme radical et l’intégration dans un groupe • Développer des tables de conversation afin de montrer aux apprenants qu’ils ne sont pas les seuls à vouloir apprendre le français • Ne pas faire venir les apprenants sous la contrainte (les gens sont souvent absents et peu ou pas motivés) Recommandations et suggestions pour des décideurs politiques • Assouplir les critères pour être reconnu comme organisme de formation • Développer des formes de soutiens plus structurels
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
51/107
INITIATIEF 8 PARENTS ET ENFANTS SUR LE CHEMIN DE L’ECOLE Nom et coordonnées de l'organisation Service d’Actions Sociales asbl Rue Jonruelle 15 à 4000 Liège +32 4 227 11 82 ou +32 471/11.03.25
[email protected] Personne de contact : M. François Mersch, coordinateur Contexte/activité principale de l’organisation 1982 : Le Service d’Actions Sociales est né à l’initiative de travailleurs de la Maison de Jeunes. Par la suite (en 1991), le service est reconnu par l’Aide à la Jeunesse comme service en milieu ouvert (AMO). 1994 : Initiation d'un groupe de mamans qui se rencontrent pour réaliser des activités (créatives, sportives et culturelles). Ce groupe évolue avec les années et le projet se transforme en l'actuel projet « Parents Enfants ». 2009 : Le Service d'Actions Sociales répond à l'appel à projets du Fonds de bpost pour l'Alphabétisation - un projet qu'ils intitulent « Parents et Enfants sur le chemin de l’école ». Le service est ensuite sélectionné. Septembre 2009 : L’équipe accueille son premier groupe de parents, de mamans, dans le cadre du projet du Fonds de bpost. Janvier 2010 : Réunion entre les différentes institutions partenaires en vue de redéfinir le projet sur base des moyens alloués. Objet/type d’initiative Des parents accompagnés de leurs jeunes enfants se retrouvent cinq fois par semaine pour apprendre à lire. L’apprentissage est basé sur des compétences en lien avec le monde de leurs enfants « l’école, les démarches sociales et la santé,… ». L'objectif est : renforcer l'autonomie des parents par rapport à la langue française pour qu'ils puissent avoir une action concrète sur les apprentissages de leurs enfants. Ce projet est également un lieu d’échanges et de rencontres autour de la parentalité. Public cible de l’initiative L’équipe du Service d’Actions Sociales est bien implantée dans le quartier Saint-Léonard à Liège,. Faute d’infrastructures de halte-accueil et de crèche, les parents avaient peu accès aux cours de langue (français langue étrangère) organisés par d’autres structures. L’idée est née de créer un lieu de cours, dans lequel les jeunes enfants (moins de trois ans) sont accueillis avec leurs parents et de manière adaptée à leur âge. Une quinzaine d’adultes sont réguliers aux cours, accompagnés de neuf enfants. L'équipe a constaté que certains maris exercent un contrôle sur leur femme, entrainant leur isolement. Pour l'apprentissage du français ou pour le bien-être des enfants certains maris se montrent moins contrôlant. Ainsi ces femmes ont accès à un lieu de socialisation où elles peuvent se retrouver pour échanger sur leur vie.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
52/107
Equipe du projet L’équipe se compose de cinq personnes qui collaborent à temps partiel au projet : • une enseignante en français engagée par le Service d'Actions Sociales grâce au Fonds de bpost • un assistant social délégué par l’AMO le Service d’Actions Sociales • deux personnes déléguées par le Planning familial Louise Michel (un Assistant social, psychomotricien et une logopède également psychomotricienne) • une assistante sociale déléguée par l’école fondamentale Vieille Montagne. Toutes ces personnes collaborent à temps partiel au projet, certaines sont payées par leur institution et l'apport du fonds permet l'engagement d'une personne qui est « le fil rouge » entre les différents intervenants au niveau des cours de français. Objectifs spécifiques de l’initiative • Apprendre aux parents des notions de français directement utilisables pour assumer leurs responsabilités de parents. • Permettre aux parents de découvrir d’autres habitants de leur quartier et de nouer des liens avec eux. • Permettre aux parents de comprendre les institutions belges comme l’école et la sécurité sociale. • Permettre aux enfants d’entendre du français. • Permettre aux enfants et aux parents d’expérimenter la séparation très progressive d’avec leurs parents dans un milieu connu et rassurant. • Permettre aux enfants d’évoluer dans un local adapté qui offre de multiples possibilités de jeux, de livres tout en étant entourés par des personnes spécialisées telles que des psychomotriciens. • Montrer aux enfants les progrès de leurs enfants, leurs nouvelles découvertes, les rendre fiers de leurs enfants. • Assurer le suivi social de ces familles qui sont généralement perdues dans la complexité des démarches administratives et du fonctionnement bureaucratique de certaines institutions. Approches/méthodes L’apprentissage du français (langage oral et écrit) est motivé par le souhait des parents de pouvoir mieux évoluer dans leur environnement, notamment comprendre le monde scolaire. Dans certaines cultures l’enseignant est une personne que l’on ne peut remettre en cause. Expliquer aux parents le fonctionnement concret de l’école, visiter les locaux, rencontrer les équipes, permet de créer un dialogue dans lequel les parents apprennent à oser questionner les enseignants. Les enfants bénéficient de ce nouveau dialogue dont ils ne sont plus les interprètes. Le groupe est ouvert à des personnes scolarisées ou non, cette approche permet une mixité des publics et la création de solidarité entre les personnes. La pédagogie vise à privilégier les interactions entre les personnes et la valorisation de leurs compétences et de leurs acquis. Résultats concrets : quelle « différence » fait le Fonds? L'apport du Fonds a renforcé concrètement le projet, sur le plan de la motivation et de l'implication des partenaires ainsi que sur le plan matériel. Après avoir été sélectionnés par le comité de gestion du Fonds de la Poste, les différents partenaires se sont réunis afin d'évaluer leurs actions et pour redéfinir les axes de travail à développer prioritairement. Ils ont ainsi pu adapter leur projet aux besoins du public sur base des
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
53/107
nouveaux moyens accordés. Précédemment, le projet fonctionnait par l'apport de chaque institution partenaire. Le Fonds permet l'acquisition de matériel pédagogique tel que des ordinateurs portables et de logiciels spécialisés permettant de renforcer nos actions sur le plan méthodologique. Sur le plan pédagogique, le Fonds permet également d'acheter des ouvrages de références et de suivre des formations. Ainsi par la combinaison de ces différents pôles, le projet est renforcé à long terme. Le Service d'Actions Sociales a choisi d'investir les moyens dans du matériel durable ainsi que sur le renforcement des compétences en terme de pratique professionnelle. Leviers/facteurs clés de succès Etre connu sur le terrain, avoir la confiance des personnes et travailler en réseau. Un exemple : le Service d'Actions Sociales est actif dans différents groupes de réflexions (coordinations, commissions), ainsi l'équipe peut recouper ses constats avec d'autres associations, échanger sur les pratiques et mettre en place de nouveaux projets ou réaliser des revendications collectives. Partir des demandes des parents. Si les parents se sentent fiers de leurs enfants, de leurs apprentissages, de leurs succès, ils se sentent très motivés. Utiliser le jeu, l’humour, la convivialité pour faciliter les apprentissages. Imaginer l’accueil des enfants dans des locaux adjacents aux cours donnés aux adultes, permet à certains parents de pouvoir participer et peu à peu se séparer de leurs petits. Freins/obstacles L’alphabétisation n'est pas le métier premier du Service d’Actions Sociales promoteur du projet. L’absence de place en crèche et de cours de langues adaptés ont fait naître cette collaboration pour le projet : « parents et enfants sur le chemin de l’école ». Pour les associations, l’achat de matériel didactique et informatique constituait un frein au développement de ce type d’activités. D’autre part, les formateurs ont dû acquérir des compétences méthodologiques pour ce nouveau métier. Recommandations et suggestions pour d’autres organisations Devant l'augmentation de la précarité et la complexification des situations sociales des familles que rencontrent les travailleurs sociaux, il est nécessaire de faire preuve d'imagination et de créativité. Devant cette réalité, le travail en réseau permet l'échange de compétences et une économie de moyen. Il est souvent nécessaire de sortir temporairement de son cadre de travail afin de pouvoir répondre aux demandes de nos bénéficiaires, l'élaboration d'un travail en réseau permet d'orienter plus facilement les personnes vers les services compétents et adaptés. Recommandations et suggestions aux politiques Investir dans l’intégration des tout-petits par l’apprentissage du français, l’apprentissage de la séparation, les enfants découvrent leurs parents partenaires des adultes chargés de l’éducation par les institutions belges et observent la confiance qui existent entre eux, permettra une bonne intégration à l’école dès les classes maternelles. Dans le projet « parents et enfants sur le chemin de l’école », la transition vers l’école maternelle est également accompagnée. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
54/107
INITIATIEF 9 WABLIEFT-OPVOEDINGSKRANT IN DUIDELIJKE TAAL Naam en contactgegevens organisatie Wablieft / Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs vzw (Vocvo) Kardinaal Mercierplein 1 2800 Mechelen 015-44 65 00 www.vocvo.be www.wablieft.be Context en activiteiten van de organisatie Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het volwassenenonderwijs (Vocvo) is een proactief en innovatief centrum dat kwaliteitsonderwijs voor volwassenen stimuleert en ondersteunt3. Het heeft als doel de Centra voor Basiseducatie en de “koepelloze” Centra voor Volwassenenonderwijs te ondersteunen. Vocvo biedt deze centra: • agogische en organisatorische ondersteuning • deskundigheidsbevordering van personeelsleden • onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg coördineren, stimuleren en faciliteren • ondersteuning bij het realiseren van de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties bij cursisten. Vocvo ondersteunde als VOCB gedurende achttien jaar de centra voor basiseducatie. Onder andere bij het ontwikkelen van zowel opleidingsprofielen en leerplannen, als lesmateriaal en methodes, o.a. voor de opleidingen alfabetisering in het Nederlands als tweede taal (AlfaNT2), Nederlands moedertaal (NT1) en Nederlands als tweede taal (NT2) bij basiseducatie. Binnen de Decretale Stuurgroep - samenwerking tussen Vocvo en de pedagogische begeleidingsdiensten werkt Vocvo actief aan opdrachten in het kader van het Plan Geletterdheid Verhogen. Het project van het Fonds van bpost werd uitgevoerd door Wablieft-Centrum voor Duidelijke Taal. Wablieft werkt onder de vzw Vocvo. Het is van mening dat iedereen recht heeft op duidelijke toegankelijke informatie. Daarom publiceert Wablieft reeds 25 jaar elke week een krant in duidelijke taal. In “De duidelijkste krant” vinden meer dan 45.000 lezers elke week nieuwsberichten uit binnen- en buitenland, reportages, interessante weetjes, een blog, een kruiswoordraadsel en nog veel meer. Wablieft is er voor lezers voor wie het nieuws in andere geschreven media iets te hoog gegrepen is. Daarnaast herschrijft Wablieft teksten voor zeer diverse opdrachtgevers zoals overheden en organisaties. Wablieft geeft in Vlaanderen ook trainingen ‘duidelijk schrijven’. Wablieft bracht in 2009 de eerste zes Wablieft-boeken uit. Dit zijn boeken van bekende en minder bekende auteurs, herschreven in een duidelijke taal voor volwassen lezers. Via lespakketten, een handleiding, affiches en studiedagen verspreidt Wablieft de boeken in heel Vlaanderen. Op 8 september 2010, niet toevallig de Internationale Dag van de Alfabetisering, verschijnen de volgende zes Wablieft-boeken. Soort initiatief/project Wablieft-Opvoedingskrant in Duidelijke Taal 3
Bron: missie Vocvo, www.vocvo.be
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
55/107
In het kader van de Week van de Opvoeding 2010, 16-23 mei jl., lanceerden Wablieft en Kind en Gezin “De duidelijkste krant over opvoeden”, een eerste Wablieft-themanummer naast de wekelijkse krant. Wablieft en Kind en Gezin werkten hiervoor samen met de Federatie Centra Basiseducatie, Klasse voor Ouders en het Vocvo. Doelgroep van het initiatief/project De Wablieft-Opvoedingskrant richt zich tot al wie makkelijke en vlot leesbare informatie over opvoeden wil. Specifiek focust de krant op ouders van jonge kinderen die moeite hebben met lezen. Dit zijn zowel laaggeletterde ouders, allochtone tweedetaalleerders, ouders in armoede, ouders met een licht mentale handicap, laaggeschoolde tienerouders … De krant wordt gratis aangeboden aan kansengroepen/lagergeletterde ouders in alle consultatiecentra van Kind en Gezin, de inloopteams en opvoedingswinkels en aan ouders die thuis gezinsondersteuners over de vloer krijgen. Daarnaast wordt deze themakrant verspreid onder al de abonnees van de Wablieft-krant. Deze krant telt ongeveer 9.500 abonnees, waarvan de helft individuele abonnees en de andere helft organisaties: CVO, CBE, BUSO en Bso, asielcentra, verenigingen waar armen het woord nemen, OCMW’s, dagcentra voor mensen met een mentale handicap … Projectteam • Wablieft telt 5,5 VTE personeelsleden die inhoudelijk werk leveren, ze werkten allen mee aan de redactie van de Wablieft-Opvoedingskrant. Daarnaast deed Wablieft ook een beroep op de expertise van Vocvo. • Inhoudelijk werd voor de themakrant ook samengewerkt met Kind en Gezin, de Federatie Centra voor Basiseducatie en Klasse voor ouders. Ilona Plichart, coördinatrice Wablieft 0474-04 87 93 Specifieke doelstellingen van het initiatief / project Informatie over opvoeden verspreiden, in een taal en in een format dat mensen aanspreekt voor wie de reguliere informatie over dit thema, te hoog gegrepen is. Er is immers veel info over opvoeden, het is bijna een ‘hype’. Dat maakt veel ouders ook ongerust. De WablieftOpvoedingskrant wil informeren, maar laaggeletterde ouders daarnaast ook sterker maken: ze zijn goed bezig, ze kunnen het ook. Aanpak en methoden De Wablieft-krant bereikt als nieuwsmedium een breed publiek van lager geletterden. Bij de individuele abonnees zijn veel lezers uit kansengroepen. De Wablieft-krant wordt gelezen (en als lesonderdeel gebruikt) in alle centra voor basiseducatie en in de meeste centra voor volwassenenonderwijs, en ook in vele praatgroepen van Welzijnsschakels, verenigingen waar armen het woord nemen ... Door deze vrij unieke positie en de naambekendheid van Wablieft wil men gebruik maken om met de Wablieft-Opvoedingskrant lager geletterde ouders van jonge kinderen een instrument op maat aan te bieden. Ook deze groep zit met vele vragen, onzekerheden en hebben nood aan duidelijke informatie. De doelgroep van lager geletterde ouders heeft weinig tot geen toegang tot reguliere informatie over opvoeden. De tijdschriften van de Gezinsbond, pagina’s in reguliere tijdschriften, Klasse voor ouders, dikke brochures van Kind en Gezin…: de informatie is verpakt in te moeilijke zinnen. De Wablieft-Opvoedingskrant wil een alternatief bieden voor deze moeilijke teksten. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
56/107
De Wablieft-Opvoedingskrant telt 12 pagina’s vol praktische tips, verhalen en getuigenissen, leerspelletjes. Er wordt aan de ouders een kader gegeven om beter te communiceren met hun kind, om schoolse vaardigheden speels te oefenen. Er wordt ook verteld waar ouders zelf terecht kunnen met vragen over opvoeding en over hun eigen leerwens. Er is sterk op gelet dat de informatie, de foto’s, de namen van de kinderen en de ouders herkenbaar zijn voor het multiculturele leespubliek van Wablieft. Wablieft werkte voor deze speciale editie samen met inhoudelijke experten zoals Kind en Gezin, de Federatie Centra voor Basiseducatie en Klasse voor ouders. Wablieft maakte samen met de partners een keuze uit de onderwerpen en hertaalde de informatie in duidelijke taal. Het themanummer werd door verschillende mensen uit de doelgroep vooraf becommentarieerd en aangepast. Een ervaringsdeskundige armoede, tewerkgesteld bij Kind en Gezin, heeft een belangrijke bijdrage geleverd bij de redactie van de krant. Wablieft ontwikkelde bij de krant een lesbrief met lestips voor volwassen cursisten en leerlingen uit het BSO-, TSO- en ASO-onderwijs. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? • Wablieft ‘de duidelijkste krant over opvoeden” verscheen in de week van de Opvoeding (16-23 mei) in een oplage van 33.000 exemplaren • Persconferentie op 19 mei 2010, om de themakrant voor te stellen en bekend te maken • Lesbrief geschikt voor oudergroepen, voor docenten in basiseducatie en CVO, opleiding kinderverzorging, enzovoort. Kortom iedereen die op een laagdrempelige manier aan de slag wil met het thema opvoeding. De lesbrief geeft per bladzijde van de opvoedingskrant een reeks lestips. De lesbrief is gratis en downloadbaar via www.wablieft.be • De krant is online beschikbaar in een pdf-versie op de websites van Wablieft en EXPOO (Expertisecentrum opvoedingsondersteuning): http://www.wablieft.be/dekrant/opvoedingskrant en www.groeimee.be • De partner Kind en Gezin verspreidt 20.000 exemplaren van de krant gratis via haar kanalen: consultatiebureau’s, inloopteams en opvoedingswinkels Het doel van het Fonds van bpost sluit naadloos aan bij de doelstellingen van Wablieft en heeft het mogelijk gemaakt een eerste themakrant, de duidelijkste krant over opvoeden, te ontwikkelen op 33.000 exemplaren. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Wablieft bestaat 25 jaar in 2010 en kent de doelgroep van jonge laaggeletterde ouders zeer goed. Ze staat samen met Vocvo garant voor een expertise over laaggeletterdheid en stimuleren ontluikende geletterdheid bij jonge kinderen via de (laaggeletterde) ouders. Hun jarenlange werking met deze doelgroep maakt een zeer gerichte verspreiding van de krant mogelijk. • Hun samenwerking met Kind en Gezin is nieuw en heeft bijgedragen tot een sterke inhoud van de themakrant mede door de inbreng van een ervaringsdeskundige armoede, tewerkgesteld bij Kind en Gezin. • Kind en Gezin maakt het door haar werking mogelijk de krant te verspreiden bij een (gedeeltelijk) nieuw publiek • Een partnerschap dat specifiek voor dit themanummer werd samengesteld en zeer belangrijk was voor de inhoud van de krant • Door samen te werken met Klasse voor Ouders is gekozen om opvoeden thuis en schoolloopbaan stevig aan elkaar te koppelen. Als het op beide fronten goed gaat, is er immers
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
57/107
meer kans op slagen, zowel voor ouders in hun opvoedingstaak als bij de kinderen in hun schooolloopbaan. Remmen / Obstakels / Hindernissen • De distributie van de krant is de zwaarste kostfactor en daardoor kan Wablieft ook niet uitbreiden naar andere interessante verdeelpunten. De initiatiefnemers hadden de themakrant graag verspreid in alle scholen met bv. een hoog GOK-percentage. Dit bleek financieel niet haalbaar. • De evaluatie van de krant door haar gebruikers en de partners dient nog te gebeuren. Maar de initiatiefnemers zijn ervan overtuigd dat een themakrant rond opvoeden herhaald zou moeten worden. Veel onderwerpen kwamen immers nog niet aan bod en zijn ook belangrijk om mee te geven aan jonge laaggeletterde ouders. De continuïteit van een themakrant is echter niet gegarandeerd om reden van de projectfinanciering. Nieuwe subsidies worden gezocht. • Wablieft heeft in de voorbije jaren een deel van het lezerspubliek zien veranderen van laaggeletterden (NT1) naar allochtone tweedetaalleerders (NT2). In deze laatste groep zijn er zeker niet enkel laaggeschoolden en/of kansarmen. De diversiteit van de doelgroepen op diverse niveaus bemoeilijkt het werken en schrijven voor deze groepen. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Om kansarme doelgroepen te bereiken is een duidelijke taal noodzakelijk. Hiervoor wordt bij Wablieft gewerkt met onder meer verenigingen waar armen het woord nemen en andere ervaringsdeskundigen. Organisaties en overheden onderschatten vaak het effect van duidelijke taal in al hun communicatie in het bereik van deze groepen. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Wablieft heeft nog veel ideeën rond inhouden van mogelijke themakranten en/of het bereiken van specifieke laaggeletterde doelgroepen. Na 25-jarig bestaan van de Wablieft-Krant is er (nog steeds) geen structurele ondersteuning. Tot nu toe trachtte Wablieft via allerhande projectsubsidies bepaalde ideeën uit te werken, en heeft ze dit ook steeds succesvol kunnen bestendigen: de vraag naar hun ‘producten’ en diensten is groot. Toch maakt het ontbreken van structurele ondersteuning een langetermijnvisie en ontwikkeling moeilijk. Het voortbestaan van geïnitieerde succesvolle projecten, zoals de publicatie van de Wablieft-Opvoedingskrant en de Wablieft boeken, is niet gegarandeerd.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
58/107
INITIATIEF 10 MET HET SCHAAP IN DE RUGZAK Naam en contactgegevens organisatie Buurtwerk ’t Lampeke vzw Riddersstraat 147 3000 Leuven 016-23 80 19 www.lampeke.be Context en activiteiten van de organisatie Buurtwerk ’t Lampeke, gelegen in de Ridderbuurt in Leuven, bestaat uit vier deelwerkingen op verschillende locaties in de buurt: • buurthuis ’t Lampeke (volwassenen en gezinnen), • jongerenwerking den Tube (12 tot 25 jarigen), • kinderwerking Fabota (3 tot 12 jaar) en een • dagopvang de Wurpskes (0 tot 3 jarigen) De Ridderbuurt (NW van Leuven) is een woonbuurt met een hoog aantal sociale woningen. In deze oorspronkelijke arbeidersbuurt vestigden zich naast arbeiders ook de kansarme (generatiekansarmoede) en maatschappelijk kwetsbare doelgroep. Decennialang kon deze buurt geen aansluiting vinden bij het florerende centrum van Leuven en verwaterde het tot een achtergestelde buurt. De hoge concentratie van sociale huisvesting in deze buurt versterkte dit gegeven. Midden jaren ‘90 is er een belangrijke herwaardering gekomen. Er vestigden zich meer en meer middenstandsgezinnen en delen van de buurt werden gerestaureerd. Ook de stad Leuven investeert meer in de buurt door heraanleg van straten, woonerven, huisvesting en (speel)pleinen. Maar de achterstand is nog niet weggewerkt, de buurt sleept zijn geschiedenis mee. De bevolkingsdichtheid is uitermate hoog, vijf keer meer dan de gemiddelde dichtheid van Leuven (= 1.600 inw./km2). De Ridderbuurt heeft een hoog percentage van 0-19 jarigen die gehuisvest zijn in sociale woningen. Het is een jonge wijk met relatief veel alleenstaande moeders met kinderen. 16% van de bevolking is er van allochtone afkomst, dit is 1,5 keer meer dan het gemiddelde voor Leuven. Ongeveer de helft van de kinderen volgt buitengewoon onderwijs en de meeste kinderen hebben leerachterstand of problemen op school. Buurtwerk ’t Lampeke bestaat in 2010 veertig jaar en heeft in de loop der tijd al heel wat betekend voor (groepen) mensen in de buurt. Het heeft via een structurele aanpak en in samenwerking met diverse partners aan heel wat noden tegemoetgekomen door een bijdrage te leveren aan het wijkgezondheidscentrum, het project steungezinnen of de pedagogische oefenschool. Buurtwerk ’t Lampeke richt zich tot alle leeftijdsgroepen via de diverse deelwerkingen. Gezinnen en ouders hebben een centrale plek in de werking. Vanuit deze basiswerking werken ze ook beleidsmatig en beleidsbeïnvloedend. Dit gebeurt in dialoog met en vanuit ‘onze mensen uit de doelgroep’. Als vereniging waar armen het woord nemen is dit een belangrijk uitgangspunt. Opvoedingsondersteuning4 is een centraal thema. Er wordt op zeer uiteenlopende manieren en integraal ingespeeld op opvoedingsvragen: individuele contacten, oudergroepen, thema-avonden, vormingen voor ouder en kind, individuele gezinsbegeleiding, doorverwijzing naar specifieke organisaties, maar ook via ontelbare informele gesprekken tussen ouders onderling en ouders en 4
‘Met een rugzak de wereld rond, en dan terug in Leuven’, Lieven Verlinde, Welwijs: wisselwerking onderwijs en welzijnswerk, 21(2010)1, p. 7-10
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
59/107
begeleiders. De projecten ‘de Rugzak’ en ‘Leesmaatjes’ – gesteund door het Fonds van bpost - zijn vanuit dit thema ontstaan. Soort initiatief/project Met het Schaap in de Rugzak Continueren en implementeren van twee projecten: 5 • Koffer Schaap (gelanceerd in 2007 ) is een spelpakket rond eigenheid en identiteit bij jonge kleuters en peuters. De context van de kinderen (gezin, familie) staat hierbij centraal. • 'de Rugzak' (2008) vertrekt vanuit 'zomerverlies' bij kinderen van de kleuter- en de lagere school. Doelgroep van het initiatief/project • maatschappelijk kwetsbare kinderen en gezinnen van allochtone en autochtone afkomst • speelpleinwerkingen, scholen (regulier en bijzonder onderwijs), jeugdbewegingen, thuisbegeleidingsdiensten, kinderopvang, opvoedingswinkels e.a. diverse gebruikers Projectteam Lieven Verlinde, beleids- en stafmedewerker 016-23 80 19 Saskia Wetzelaer, projectmedewerker taal Het projectteam doet een beroep op de expertise van de totale organisatie. Daarnaast gaat ’t Lampeke partnerschappen aan met diverse organisaties in Vlaanderen en Brussel. En doet ze een beroep op diverse externe deskundigen. Er zijn momenteel ook plannen om in het najaar van 2010 in een eerste fase met de stad Groningen in Nederland samen te werken en ervaringen uit te wisselen rond het concept ‘familieleren’. Specifieke doelstellingen van het initiatief / project Beide projecten richtten zich op kinderen en hun ouders in het kader van taalstimulering en het ontwikkelen van een eigen identiteit, met specifieke aandacht voor maatschappelijke kwetsbaarheid. Met allerhande projectsubsidies is de organisatie er intussen in geslaagd om beide projecten standvastig te continueren en waar nodig bij te sturen als onderdeel van de basiswerking. Door deze dieptewerking en het ‘doorwroeten van inhoud en aanpak’ zijn er twee kwaliteitsvolle “projecten” voor handen. Met de projectsubsidies van het Fonds van bpost en subsidies van het Vlaamse impulsfonds zal de organisatie de opgedane expertise verspreiden. Meer specifiek: • een aantal (didactische) materialen afleveren, die bruikbaar zijn voor maatschappelijk kwetsbare ouders (en hun kinderen) binnen de gezinssituatie én voor de begeleiders van deze mensen binnen jeugdwerk, onderwijs, bijzondere jeugdzorg en kinderopvang. • vorming ontwikkelen en aanbieden in de eigen werking en op vraag van andere organisaties, om de materialen op een zo sterk mogelijke manier te laten werken. • in de eigen werking een (verlengde van de bestaande) oudergroep installeren, die op permanente basis aandacht besteedt en ondersteuning biedt aan het belang van (voor-)lezen, vertellen (en dus gebruik van Nederlands) in gezinsverband. Dit belang wordt gekoppeld aan de hechting ouder-kind. 5
www.kofferschaap.be
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
60/107
•
binnen het kader van opvoedingsondersteuning op Leuvens niveau en in het Leuvense netwerk een trekkende rol opnemen, o.a. via (het verspreiden van) deze projecten.
Aanpak en methoden • De rugzak en leesmaatjes6 ‘De Rugzak’ is een taal- en leesbevorderingsproject, dat vertrekt vanuit het gegeven ‘zomerverlies’ (zie fiche vakantiespeeltas, Turnhout) en dat de ouders en kinderen wil stimuleren om ook tijdens de vakantie op allerlei manieren spelend te leren. ‘De Rugzak’ werd ontwikkeld en georganiseerd binnen kinderwerking Fabota (supra) en was enkel mogelijk door een erkenning als project ‘managers voor diversiteit’, een project van Marino Keulen, Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering. In 2007 werd een voortraject georganiseerd met een beperkte groep kinderen. In 2008 bouwde de organisatie dit project verder uit en publiceerde ze de brochure ‘Lezen in de zomer is leuk’7. Deze brochure wordt in 2010 nog verspreid binnen het jeugdwerk en het onderwijs. Bedoeling is dat speelpleinwerkingen, scholen, jeugdbewegingen e.d. soortgelijke initiatieven ontwikkelen, ondersteund door deze brochure. Er wordt ondersteuning, coaching en vorming voorzien vanuit de werking voor deze organisaties. Het project ‘de Rugzak’ richt zich op maatschappelijk kwetsbare kinderen van allochtone en autochtone afkomst. Het project is op te splitsen in twee delen: • Kinderen die tijdens vakanties naar het land van oorsprong gaan en daar geen Nederlands spreken. Zij krijgen een rugzak mee samengesteld met speels Nederlandstalig materiaal: een mp3-speler met verhalen en liedjes, door de kinderen gekozen boekjes, een ruilzakje met Belgische spulletjes, een reisdagboekje/werkboekje waarin geschreven en getekend kan worden, stickerboekjes, schrijfgerei en knutselspelletjes. Elk kind dat kiest voor de Rugzak gaat samen met zijn ouders een samenwerking aan. Ze tekenen ook een contract met de werking. Tijdens de maanden april-mei-juni wordt er met de kinderen (en de ouders) en de scholen gewerkt met deze rugzak. In september en oktober worden de ervaringen van de zomermaanden besproken en verwerkt. De samenwerking met de buurtscholen is essentieel voor het slagen van het project. De scholen zoeken mee voor welke kinderen dit project het meest zinvol is en ondersteunen het invullen van de werkboekjes. De school is ook een belangrijke partner in het constateren hoe sterk het effect is in het kader van het ‘zomerverlies’. • De actie ‘leesmaatjes’ voor de thuisblijvers. Tijdens de speelpleinwerking in Fabota wordt het lezen in een speelse, niet-verplichtende omgeving bevorderd. Tweemaal per week komen er (mee-)leesvrijwilligers voorlezen. Dit lezen en in boeken snuisteren gebeurt alleen, in kleine groepjes en soms ook in grote groep. Ouders worden extra gestimuleerd om te komen voorlezen en deze ervaringen thuis te herhalen. Op vrijdagavond is er een bibliotheekmoment en kunnen kinderen ook boeken meenemen naar huis. Er wordt expliciet gezocht naar betrokkenheid van die groep kinderen die in eerste instantie geen zin in lezen hebben. •
Koffer Schaap Koffer Schaap is een duurzaam en eenvoudig te gebruiken spelpakket rond het thema eigenheid en diversiteit. Jonge kinderen kunnen er zelfstandig of onder begeleiding mee spelen. Koffer Schaap is speciaal ontwikkeld voor kinderwerkers binnen het jeugdwerk, de kinderopvang en het onderwijs. En waarmee ze zonder veel theoretische voorkennis en zonder ellenlange voorbereiding aan de slag kunnen. Het wordt intussen ook gebruikt binnen thuisbegeleidingsdiensten en andere opvoedingsondersteunende organisaties.
6
gebaseerd op www.fabota.be Brockmans Sofie en Tak Fieke, Lezen in de zomer is leuk. De Rugzak en Leesmaatjes, een makkelijk te integreren leesbevorderingsproject voor taalarme kinderen, uitgave van buurtwerk ’t Lampeke, 2008 7
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
61/107
Het spelpakket Koffer Schaap werd uitgewerkt door vzw buurtwerk ’t Lampeke. Lieven Verlinde en Fieke Tak ontwikkelden dit concept vanuit hun ervaring als pleeggezin. Het concept werd verder uitgebouwd binnen kinderwerking Fabota. Vormingsmomenten met kleuterbegeleiders zorgden voor extra materiaal en toetsing van het spelpakket. De afwerking en de verspreiding van Koffer Schaap werden mogelijk in het kader van ‘Managers van Diversiteit’ (december 2006oktober 2007). Via de activiteiten gaan kinderen op een positieve en speelse manier om met eigenheid en diversiteit. Er wordt veel aandacht besteed aan de familiale context. Hierbinnen worden emoties bespreekbaar, zoals bang zijn, erbij willen horen, veilig zijn, maar ook waarden als naar elkaar luisteren, respect hebben voor elkaars eigenheid, inspraak krijgen. Daarnaast loopt taalstimulering als een rode draad door dit pakket heen. Koffer Schaap is ontwikkeld voor heel jonge kinderen (2,5 tot 4 jaar), maar in de praktijk is dit pakket bruikbaar voor alle kleuters. Het wordt ook gebruikt voor oudere kinderen binnen een gezinscontext en het bijzonder onderwijs. In mei 2010 is het in een hernieuwde versie op de markt gekomen via uitgeverij de Boeck, wat de verspreiding en de duurzaamheid sterker maakt. De ‘Koffer’ is het ‘huis’ van elf poppen: tien schapen en een koe. Karoo is het schaapje waarmee de kleuters zich kunnen identificeren. Ze wonen allemaal samen in de Koffer en zijn familie of vrienden van elkaar. Elke pop heeft een eigen karakter en een eigen ‘thema’ aan de hand waarvan een emotie of waarde bespreekbaar kan worden. De poppen zijn heel verschillend en variëren in vorm, grootte en materiaal. Letterlijk zichtbare en tastbare eigenheid en diversiteit. Bij elke pop hoort een grote speelkaart. Aan de ene kant komt een foto van de pop, aan de andere kant komt het thema, samen met een verhaal over de pop en een begeleidend spel enzovoort. Daarnaast ook nog een uitgebreide brochure (in kaftvorm) met handleiding, duiding, achtergrondteksten en allerlei extra spelimpulsen: • een poster met stamboom maakt familie- en vriendschapsrelaties tussen de poppen visueel duidelijk voor de kinderen. • daarnaast is er ook een poster met een blanco stamboom, die gekopieerd kan worden • zeven verschillende pictogrammen: van een vrouw, een man, een jongen, een meisje, een baby, een opa en een oma. Deze kunnen worden gekopieerd. Met die kaartjes kunnen de kinderen op de poster hun eigen stamboom leggen, alleen of met een beetje hulp. • met de spiegelspeelkaart spelen de kinderen met de hulp van de begeleider. Op de voorkant staat een spiegel, op de achterkant staan drie soorten vragen. De bedoeling is dat een kind – samen met de begeleider zichzelf ‘bestudeert’ in de spiegel. De vraagjes helpen hem hierbij. • een voorbeeldbrief naar de ouders toe, die begeleiders kunnen gebruiken om met de ouders te communiceren over Koffer Schaap. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? Zie supra. • Door de steun van het Fonds van bpost en van het impulsfonds is het mogelijk om gedurende een jaar een tijdelijk medewerker met ervaring (90%VTE) in te zetten om de ouderbinding met Koffer Schaap en de Rugzak te optimaliseren en maximaliseren. Nadien wordt Koffer Schaap in de eigen (kinder)werking door de vaste personeelsleden overgenomen, dit zowel in de kinderwerking als in de dagopvang. • De steun van het Fonds van bpost zorgt ook voor erkenning bij andere organisaties en overheden. Concreet voorbeeld: door de erkenning binnen het Fonds van bpost hebben de stad Groningen en de stad Turnhout met ons contact genomen. • Vormingen organiseren voor andere organisaties en voor maatschappelijk kwetsbare ouders in het kader van voorlezen en vertellen binnen het gezin.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
62/107
De Rugzak en leesmaatjes • In 2007 een beperkte groep kinderen, vanaf 2008 zijn de 2 buurtscholen en ’t Lampeke er voluit voor gegaan. De scholen noteerden een zeer positief effect ook naar zomerverlies. Binnen de organisatie kwam er ook meer boeken- en leescultuur. • Er wordt gezocht naar een manier om deze werking ook tijdens het schooljaar mee te laten doorwerken: rugzakjes tijdens de korte schoolvakanties of gedurende het hele jaar. • 70 rugzakken heeft men verspreid binnen Leuvense organisaties en men wil verschillende rugzakplekken in Leuven realiseren in samenwerking met andere scholen. • Verschillende vorming- en infosessies werden en zullen worden georganiseerd voor netwerken in andere steden (in mei 2010 gaat dit al over drie sessies) over heel Vlaanderen en Brussel. Koffer Schaap • Op 21 mei 2010 was er een studienamiddag ‘Dag van het Schaap’ waarbij Koffer Schaap voor het eerst te koop wordt aangeboden, uitgave van uitgeverij De Boeck (500 ex. oplage). • Tijdens die namiddag waren er getuigenissen van zeer diverse terreinactoren die Koffer Schaap in hun werking gebruiken: voorschoolse kinderopvang, thuisbegeleidingsdienst, bijzonder onderwijs. Er waren meer dan 100 aanwezigen. • “Koffer Schaap Maison”, in het najaar van 2010 wil de organisatie Koffer Schaap (in mini-versie) binnenbrengen in gezinnen en ouders kapstokken geven om een verhaal te brengen, met gebruik van stamboom enzovoort. • Opvoedingswinkel Leuven verspreidt mee Koffer Schaap. • Er is uitwisseling met Groningen om Koffer Schaap ook daar te organiseren en te verspreiden. Hefbomen / Kritieke succesfactoren Algemeen • Expertise en inbedding in een continue werking, de competenties van de organisatie/personeel om om te gaan met kansarme gezinnen en daadwerkelijk de doelgroep een plek te geven. • Door het langdurig inzetten van projecten worden ze uiteindelijk ingebed in de reguliere werking en hebben ze een belangrijke maatschappelijke meerwaarde. Door de financiering is er ruimte om met de projecten praktisch voltijds aan ’t werk te zijn zodat de projecten kracht houden en niet verwateren door tijdsgebrek. • Samenspraak en engagement met betrokken kinderen en ouders. • Sterk netwerk op verschillende niveaus, waardoor er uitwisseling en een sterk multiplicatoreffect is. De werking heeft een open houding naar de samenleving. Rugzak • Engagementen met kinderen en ouders formaliseren bv. contract met de Rugzak, ouders kiezen met kinderen boeken, ouders als voorleesvrijwilliger • Ouders voelen zich betrokken en gewaardeerd • Tussen kind en rugzak wordt er gewerkt aan een sterke binding die mede wordt ondersteund door school en buurtwerking, bv. het reisdagboek/werkboekje maar evenzo het ruilzakje. Het kind neemt een stuk Belgische identiteit mee naar het land van oorsprong om op een positieve manier en met trots te tonen hoe ze hier wonen en leven. • Op maat van de kleuter en op maat van het lager onderwijs Koffer Schaap • Koffer Schaap is geen spel dat je een keer of enkele keren ‘speelt’ met kinderen. Het is een methodiek die het krachtigste is als het voor lange tijd een plek krijgt binnen een organisatie.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
63/107
• • • • • •
Een soort van ‘ankerpunt’. Het reikt een zeer sterke basis aan en is daarnaast zeer flexibel te gebruiken, te vertalen naar eigen organisatie, doelgroep en creativiteit. Het biedt organisaties ook de mogelijkheid om vanuit een metavisie naar het kind te kijken: het huis met alle kamertjes, waar de hele familie in woont. Identificatiemogelijkheid met het hoofdpersonage Karoo maar ook met de zeer uiteenlopende andere figuurtjes. Brengt verwondering teweeg: een zekere nieuwsgierigheid en goesting om iedereen te leren kennen. De stamboom biedt de kinderen een tijdslijn en een taal, het helpt om iets van de grote mensenwereld te begrijpen Kwetsbaarheid bespreekbaar maken, is verbinden wat het kind versterkt Het belang van rituelen: Koffer Schaap installeert een ritueel waardoor kinderen betekenis leren geven aan diverse aspecten uit hun leven. Het biedt ook een houvast: kinderen leren om ‘de dingen’ vast te houden, letterlijk (stukje wol) en figuurlijk.
Remmen / Obstakels / Hindernissen Buiten de kwantitatieve resultaten is het moeilijk om de impact bij de doelgroepen ‘hard te maken’, te objectiveren. De organisatie wil in de toekomst, aan de hand van interviews en bevraging bij de gebruikers, ook het kwalitatieve luik in kaart brengen. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Werken met kansarme kinderen is een zoekproces om hen kansen te bieden op verdere ontwikkeling en positieve bevestiging. Het feit dat een kind het vertrouwen krijgt om een rugzak mee te nemen met kostbaar materiaal werkt sterk. Maar evenzo de persoonlijke aandacht tussen begeleider en kind bij het samen invullen van het werkboekje, het maken van een foto om dit te kunnen tonen in het land van oorsprong enzovoort. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Als organisatie gaat Buurtwerk ’t Lampeke op een brede manier om met taalontwikkeling en taalstimulering. Het gaat niet alleen om het Nederlands spreken om de integratie te bevorderen. Volgens de organisatie wordt het debat vaak verengd tot het belang van de kennis van het Nederlands en wordt integratie bijna gelijkgesteld aan het leren spreken van de taal. Hoewel de organisatie het belang van een goede taalkennis onderschrijft, pleit ze om ook expliciet te werken rond het sociale en relationele gebeuren van ouders en kinderen. Want net dit geeft ze de extra meerwaarde die sociale uitsluiting vermindert. Voor de organisatie betekent dit: • De relatie, band, hechting tussen ouder en kind versterken • De betrokkenheid en participatie van de ouders vergroten binnen hun werking • Ervoor zorgen dat kinderen zich goed in hun vel voelen. Belang van structurele en permanente erkenning van basiswerking door de overheden. Enkel op deze manier kan er duurzaam worden gewerkt. Dat daartegenover staat dat je moet bewijzen dat de werking maatschappelijk relevant is (meer dan studiedag of rapport), is evident. Expertise van diverse projecten zou een plek moeten krijgen binnen een aantal opleidingen (bv. opleiding kleuter en basisonderwijs, sociaal-cultureel werk, bijzondere jeugdzorg). Niet enkel de theorie maar ook de praktijk, en dit gedurende een langere termijn en niet als ‘workshop’. De organisatie werkt hier actief aan op lokaal niveau en heeft verschillende samenwerkingsverbanden met opleidingen in het kader van vormingen. Ze willen hier samen met anderen verder aan werken.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
64/107
INITIATIEF 11 DE VAKANTIESPEELTAS Naam en contactgegevens organisatie Welzijn cel Onderwijs stad Turnhout Campus Blairon 200 2300 Turnhout 014-40 96 31
[email protected] www.turnhout.be/onderwijs Context en activiteiten van de organisatie Turnhout is een centrumstad met ongeveer 40.000 inwoners. Turnhout is een scholenstad8 met: • 14 800 leerlingen op 1 oktober 2006 • 47 vestigingsplaatsen of adressen van scholen (21 adressen kleuter- en lagere school, 15 secundair, 4 hoger en 7 volwassenenonderwijs) • Stedelijke scholen: Stedelijk Basisonderwijs, Stedelijke Handelsschool, Stedelijke Academie voor Schone Kunsten, Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans • 2 onthaalscholen voor anderstalige nieuwkomers 12-18 jaar • 1 tolkendienst In het basisonderwijs is 1 leerling op 4 een GOK-leerling9. 9% van de kinderen in de basisschool spreekt thuis geen Nederlands. In het secundair onderwijs zijn er bijna 40% GOK-leerlingen. 4% van de jongeren spreekt thuis geen Nederlands. De cel Onderwijs maakt deel uit van de Turnhoutse Welzijnsdienst en telt 4 fulltime medewerkers. Naast het uitvoeren van een lokaal onderwijsbeleid focust ze ook op onderwijsopbouwwerk. Waarbij ze streven naar gelijke onderwijskansen voor alle kinderen door initiatieven op te zetten met een structurele inbedding binnen onderwijssystemen. Ze ondersteunt ouders, directies, leerkrachten, leerlingen en andere partners. In het lokaal onderwijsbeleidsplan 2008-2013 staan volgende strategische doelstellingen: • Het stadsbestuur wil binnen het lokale onderwijsveld de positie van regisseur innemen en verder bouwen aan een lokaal onderwijsbeleid van kleuterschool tot volwassenenonderwijs en dit met een regionale uitstraling. • Het stadsbestuur wil de Turnhoutse onderwijsinstellingen ruim flankeren via de raakvlakken met andere beleidsdomeinen om zo een gunstig klimaat te bevorderen waarin scholen hun aanbod kwaliteitsvol kunnen ontplooien. • Het stadsbestuur wil het streven naar gelijke onderwijskansen in Turnhout flankeren zodat ongekwalificeerde uitstroom wordt tegen gegaan. Een greep uit de initiatieven: opzetten huiswerkbeleid, vormingen voor leerkrachten organiseren, gezinnen financieel ondersteunen, trekker zijn in het spijbelactieplan, zitdagen school -en studietoelagen houden, stimuleren rond kleuterparticipatie, ouders helpen bij hun vragen, intervisie organiseren binnen de lerarenopleiding, een onderwijsdatabank zijn, enzovoort.
8
Lokaal Sociaal Beleidsplan Turnhout 2008-2013, voorbereidend deelplan, externe omgevingsanalyse, pag. 63 e.v. 9 Scholen smeren scharniermomenten, LOP Kempen en stad turnhout, 2009.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
65/107
Soort initiatief/project De vakantiespeeltas Tijdens schoolvakanties kunnen ouders met kinderen tussen 1 en 3 jaar een rugzak uitlenen met daarin educatief (spel)materiaal zoals allerlei boeken, spelletjes, enzovoort. De Turnhoutse kleuterscholen verdelen de rugzakjes. Daarnaast kan er doorlopend bij de Peuterspeelpunten, de opvoedingswinkel en Welzijn cel Onderwijs een rugzak uitgeleend worden. Doelgroep van het initiatief/project Peuters van 1 tot 3 jaar en hun (laaggeletterde) ouders en indirect andere kinderen van het gezin. Projectteam • Coördinatie van het project: Welzijn cel Onderwijs stad Turnhout: Sofie Coppers en Katrijn Raeymaekers, onderwijsconsulenten • Projectontwikkelaars/uitvoerders: studenten laatstejaars bachelor Orthopedagogie Plantijn Hogeschool Antwerpen: Jessy Audenaert, Marie Coen, Ellen Taeymans en Eef Van Dyck • Het project wordt begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van: o Welzijn cel Onderwijs Stad Turnhout: onderwijsconsulenten (supra) o Plantijn Hogeschool Antwerpen: naast studenten (supra), Bart Hofman, projectcoach studenten en Nele Bosch, interne begeleider studenten o Opvoedingswinkel stad Turnhout: Laura Maes, projectmedewerker o Documentatiecentrum DocAtlas Turnhout: Liesbet Vander Ven, documentalist o Peuterspeelpunten/speel-o-theken stad Turnhout: An Docquier, coördinator o Centrum voor Basiseducatie Turnhout, Peggy Meeusen, educatief medewerker o Turnhoutse kleuterleid(st)ers 1e kleuterklas, Annemie Vander Veken en Liesbeth Loots o Kind en Gezin: Kathleen Van Riet Specifieke doelstellingen van het initiatief / project • Preventief werken met jonge kinderen en hun ouders • Ouders stimuleren om ook tijdens de vakanties actief bezig te zijn met de taal-, zintuigelijke-, motorische, verstandelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling van hun peuter/kleuter • Ouders prikkelen om samen met hun kind dingen te doen op verschillende vlakken, om zo hun kennis te verruimen wat betreft algemene ontwikkeling, taal, enz. • Stimuleren van analfabete en anderstalige ouders om talig bezig te zijn. • Kleuterparticipatie stimuleren: ouders bewust maken om hun kinderen tijdig en regelmatig naar school te laten gaan en het belang van kleuteronderwijs benadrukken. • De ouder-school relatie versterken: doordat de school het initiatief aanbiedt, verlaagt de drempel om naar school te stappen bij vragen en/of moeilijkheden • Kinderen van 1-3 jaar vanaf het eerste moment prikkelen en uitdagen voor het gebruik van het materiaal uit de vakantiespeeltas. • De ouder-kind relatie versterken tijdens de vakantie, wat kan resulteren in een grotere positieve betrokkenheid van de ouders naar het kind en omgekeerd. Aanpak en methoden “Voor kinderen die te weinig impulsen krijgen, heeft de (lange) vakantieperiode een negatief effect,” zo stelde de VUB-socioloog Ignace Glorieux vast. Men noemt dat ook het 'zomerverlies': leerwinst die de kinderen boeken op school tijdens het jaar, zijn ze - zeker met de lange vakantieperiode van juli en augustus - tegen september weer kwijt. De vakantiespeeltas speelt in op het beperken van dit zomerverlies. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
66/107
Welzijn cel Onderwijs speelde al langer met het idee om een voorschools project uit te werken en heeft beslist om dit, dank zij het Fonds van bpost, in samenwerking te doen met de studenten. Deze groep heeft een grote vrijheid gekregen bij het bedenken en ontwikkelen van de vakantiespeeltas. Een Stuurgroep (zie supra) begeleidt het project. Rol studenten: • opstellen van een projectplan • vooronderzoek: internationale literatuurstudie met betrekking tot de thematiek • buitenlandse reis om buitenlandse praktijken en bronnenmateriaal te onderzoeken • omzetten van denkkaders naar een concrete vakantiespeeltas • gericht zoeken naar materialen met ondersteuning van de stuurgroep • testen van materialen en waar nodig bijsturen: praktijkbezoeken en eigen ervaringen. Samen met het centrum voor basiseducatie worden de tassen getoetst aan de praktijk • redactie van een projectboek als eindwerk van de studenten De tassen worden verdeeld door de 14 Turnhoutse kleuterscholen, 1 speelotheek en de 3 peuterspeelpunten. Dit zijn ontmoetingsplaatsen in verschillende wijken waar ouders met hun kinderen (jonger dan 3 jaar) terecht kunnen om even te spelen en andere ouders, grootouders of begeleiders te ontmoeten in een kindvriendelijke omgeving. Daarnaast kunnen ouders voor de tas ook terecht bij de opvoedingswinkel en Welzijn cel Onderwijs. De verdeelpunten hebben zich geëngageerd om richtlijnen te geven als de vakantiespeeltas wordt ontleend. Oorspronkelijk was het de bedoeling de vakantiespeeltas van een handleiding te voorzien. Toch twijfelde de stuurgroep hier over: zou dit niet de drempel verhogen, in welke taal moet dan een handleiding, hoe communiceer je zonder de ouders te overdonderen, enzovoort. Om toch een zekere structuur en duidelijkheid te brengen in de vakantiespeeltas werd er een weekplanning gemaakt, geïnspireerd op het weekschema van de opvoedingswinkel. Het biedt ouders een houvast maar met toch nog voldoende keuzevrijheid. Er wordt gewerkt met prenten en pictogrammen. Pictogrammen die uitgewerkt zijn door de Cel Onderwijs en ook gebruikt worden door veel scholen. Zo zullen de doelgroepenouders deze sneller herkennen en wordt er gewerkt aan de continuïteit. In een schriftje kunnen ouders en kinderen – aan de hand van pictogrammen, over de vakantiespeeltas hun mening geven. Ook andere initiatieven – o.m. brugfiguren die kinderen thuis begeleiden – zullen de vakantiespeeltas mee kenbaar maken door ze in hun werk te gebruiken, evenals de speelpleinen. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? • De vakantietas evolueerde naar een vakantieSPEELtas. Omdat bij deze jonge kinderen de taalstructuur nog niet op punt staat is men afgestapt van het idee dat de tas vooral aan taalstimulering werkt. Belangrijker is om met boekjes én spelletjes fijne en grove motoriek te stimuleren alsook de sociaal-cognitieve ontwikkeling. De tas gaat speels om met taal, kinderen en hun ouders kunnen zowel aan de slag in hun thuistaal en/of in het Nederlands. De tas moet de band tussen ouders en kind versterken en de ouders vertrouwen geven in het gebruik ervan. De tas beoogt ook dat het kind er zelf mee aan de slag kan. • Vakantiespeeltassen voor leeftijdscategorieën: 1-2 jaar en 2-3 jaar. Omdat de fijne en grove motoriek en de sociaal-cognitieve ontwikkeling bij kinderen tussen 1 en 3 jaar grote verschillen kunnen vertonen, werden er leeftijdsgebonden tassen ontwikkeld. • Drie verschillende thema’s
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
67/107
Om tegemoet te komen aan laagdrempelige aanpak, herkenbaarheid, aantrekkelijkheid enzovoort werden er drie thema’s uitgewerkt: lichaam, emoties en dieren. In totaal zijn er dus 6 verschillende tassen. Het Fonds van bpost maakte het mogelijk om een pro-actief en voorschools project te realiseren. Een idee waar de cel onderwijs al lang mee bezig was maar waarvoor ze niet de nodige financiële middelen en tijd hadden om dit effectief te realiseren. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Samenwerking met de studenten van de Plantyn Hogeschool: inzichten, internationale studiereis en expertise, visie, concrete realisatie en de kritische reflectie en begeleiding binnen stuurgroep. • Samenstelling van een projectboek door de studenten met inbegrip van vooronderzoek, literatuurstudie en buitenlandse bezoeken, projectontwikkeling, enzovoort. • Inbedding van het project binnen een stadsdienst Onderwijs en binnen een lokaal bestuur dat reeds jarenlang allerhande ervaring opbouwde in het kader van gelijke onderwijskansen. • 78 speelrugzakken worden gemaakt en vanaf eind juni verdeeld. • Voorleesboekjes en spelmateriaal zodanig uitgekozen dat een divers publiek bereikbaar is: zowel naar culturele achtergronden als naar niveau van (on)geletterdheid. • Optimaliseren van ontwikkelingskansen van kinderen én ouders door laagdrempelig aanbod, gebruik van pictogrammen, prentenboeken, en een weekschema. • Bevordering van ouder-kind relatie door het stimuleren van (voor)lezen, spelen, … kortom tijd vrij maken voor kind en een band scheppen. • De verschillen tussen thuis- en schoolcultuur verminderen, minder ‘ruis’ op dit partnerschap. Remmen / Obstakels / Hindernissen • De timing van het project binnen het Fonds van bpost kon op de valreep gecombineerd worden met de timing van een academisch jaar, anders was het project niet mogelijk geweest. • De brede doelgroep maakt de zoektocht naar geschikte materialen moeilijk. • De leeftijdscategorie is in feite nog breed wat betreft het specifiek stimuleren van bepaalde vaardigheden. Een vakantiespeeltas dient veel materiaal te bevatten van diverse stimuleringsen ontwikkelingsniveau’s. • Ontbreken van 0-1 jarigen met ouders. • Effectief bereik van de doelgroep is een grote moeilijkheid: o Ouders overtuigen van het gebruik van een vakantiespeeltas is niet gemakkelijk. Eventuele andere culturele achtergronden (o.a. ontbreken van speelcultuur) maken dat het doel van de tas zeer duidelijk moet zijn. o Daarnaast zijn sommige ouders gefocust op primaire basisbehoeften (wonen, werk, financiële zaken) waardoor er minder tijd en energie overblijft om te spelen, de ontwikkeling van het kind te stimuleren, enzovoort. • De verdeelpunten spelen een belangrijke rol naar het overbrengen van het gebruik van de vakantiespeeltas. • Moeilijk om de werkelijke impact van de tas bij het doelpubliek te meten, welke indicatoren kunnen daartoe bijdragen? • Momenteel is er geen zekerheid om bij succes dit project te verlengen. Hoe gaan de ouders en kinderen met de materialen om, gaat er veel verloren of stuk, …
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
68/107
Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Kind en Gezin is een vrij unieke partner die – via haar huisbezoeken en consultatiebureau’s – de gezinnen met jonge kinderen (tot +/- 2,5 jaar) zeer goed kent. Welzijn cel Onderwijs is uitgenodigd op de ouderbijeenkomsten in juli, bedoeld om kleuterparticipatie te stimuleren. Deze ouderbijeenkomsten kunnen aangegrepen worden om de Vakantiespeeltas bekend te maken en te promoten. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Voorschoolse initiatieven werken preventief en zijn belangrijk voor zowel het kind als de ouders. Turnhout telt momenteel 3 gratis buurtgerichte Peuterspeelpunten. Anderstaligen en analfabete ouders maken gemakkelijk gebruik van deze plaatsen en kunnen er ook terecht voor advies. Toch is de toekomst van deze peuterspeeltuinen erg onzeker omdat er onvoldoende financiële middelen zijn. De stad Turnhout en de Vlaamse Overheid via het departement sociale economie en gelijke kansen en het departement onderwijs, werk en vorming financierde dit initiatief. Het beleid zou dergelijke succesvolle voorschoolse preventieve projecten structureel moeten ondersteunen. Momenteel zoekt stad Turnhout mogelijkheden om aan te sluiten bij de lokale diensteneconomie.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
69/107
INITIATIEF 12 HET DELEN VAN GOOD-PRACTICES – ACTIES UITWERKEN OM OUDERS TE BETREKKEN BIJ DE SCHOOLLOOPBAAN VAN HUN KINDEREN Naam en contactgegevens organisatie Pedagogische Begeleidingsdienst Brugfigurenproject Stad Gent Jubileumlaan 215 B 9000 Gent 09-235 09 40 www.pbdgent.be Context en activiteiten van de organisatie De Pedagogische Begeleidingsdienst maakt deel uit van het Departement Opvoeding en Onderwijs van de Stad Gent (DOOSG). Met het Decreet betreffende het flankerend onderwijs op lokaal niveau kregen steden en gemeenten een regierol aangewezen. Hun minimale opdracht is om kleuterparticipatie te bevorderen, een spijbelbeleid te ontwikkelen en de leerplichtcontrole uit te voeren. Verscheidene lokale besturen engageren zich verder en ontwikkelen daarnaast allerhande projecten rond taalstimulering en ouderbetrokkenheid, bredeschoolinitiatieven enzovoort. Reeds lang voor het decreet was Gent al een pionier in het opnemen van deze rol. De Stad investeerde in een netoverschrijdende samenwerking met het brugfigurenproject. Het brugfigurenproject van de stad Gent wordt gefinancierd door het Stedenfonds. Het project wil de communicatie en de samenwerking tussen ouders en (basis)school bevorderen. Brugfiguren ondersteunen de school in hun zoektocht om de leerlingen een schoolloopbaan aan te bieden die optimaal aansluit bij hun mogelijkheden, onafhankelijk van de sociaal-economische en culturele kenmerken van het thuismilieu van die leerlingen. In het brugfigurenproject worden scholen (met een bepaald percentage GOK leerlingen) versterkt met een extra mankracht. De brugfiguur maakt deel uit van het team maar werkt specifiek aan de bevordering van de communicatie tussen school, gezin en buurt. In het totaal zijn er ongeveer 30 brugfiguren in Gent aan de slag. Verdeling over de verschillende netten: • Vrij Onderwijs: 13 fulltime brugfiguren verdeeld over 16 scholen • Stedelijk Onderwijs: 15,5 fulltime brugfiguren verdeeld over 21 scholen • Vrij niet-confessioneel onderwijs: 1 fulltime brugfiguur voor 1 school • Gemeenschapsonderwijs: 0,5 fulltime brugfiguur voor 1 school Het project startte op in 1997. Sindsdien is er heel wat expertise opgebouwd, het beroep van brugfiguur kreeg duidelijker gestalte met onder meer het opstellen van het Beroepsprofiel brugfiguur, i.s.m. het HIVA10. Soort initiatief/project Het delen van good-practises Een waaier aan acties uitwerken om ouders te betrekken bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Deze ervaringen delen met andere Gentse GOKscholen, basisonderwijs. 10
www.pbdgent.be
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
70/107
Het project heeft een netoverschrijdend akkoord om van start te gaan. De eigenlijke opstart met de verschillende brugfiguren start vanaf juni 2010, in plaats van februari 2010. Doelgroep van het initiatief/project Ouders met kleuters uit de kansengroepen en die naar een kleuterschool gaan waar ook een brugfiguur werkt. In totaal gaat het om 39 kleuterscholen in Gent. Projectteam Mieke Blancke, Coach brugfigurenproject – coach voor brugfiguren onderwijs Stad Gent, Gemeenschapsonderwijs en Vrij Niet Confessioneel Onderwijs Diane Lefere, coach brugfiguren – Katholiek Onderwijsnet 39 participerende basisscholen en de brugfiguren Specifieke doelstellingen van het initiatief / project Vier acties verder ontwikkelen en verspreiden als module voor alle brugfiguren. Deze initiatieven beogen volgende doelstellingen: • Ouders informeren over de werking van de klas/de school • Ouders informeren over de ontwikkeling van hun kind • Ouders participeren actief in de klas bij informatiemomenten Daarnaast beoogt het project ten aanzien van de brugfiguren en het schoolteam: • het bevorderen van de deskundigheid • het uitwisselen van ervaringen Verspreiding van de materialen o.m. via de Pedagogische Begeleidingsdienst van de stad Gent (PBD) en de Pedagogische Begeleidingsdienst van het vrije net (PEDIC) Aanpak en methoden Al meer dan 10 jaar bouwt het brugfigurenproject van de stad Gent ervaring op rond methodieken in het bereiken én actief betrekken van ouders. De waaier van acties en projecten is groot. Iedere brugfiguur onderneemt immers acties die het best passen in die school, die wijk en voor die ouders. De werking (en output) is dus sterk schoolgebonden. Wat maakt dat er veel en diverse goede praktijken zijn, die lokaal wel gekend zijn, maar die zeker meer impact en kracht zouden hebben als ze verder worden uitgewerkt én verspreid. Met de steun van het Fonds van bpost worden 4 sterke acties verder ontwikkeld en verspreid. Acties die focussen op het bereiken van ouders (van kleuters) om hen te betrekken bij hun kind op school en om hen bewust te maken van leerprocessen. Deze initiatieven werden door sommige brugfiguren in samenwerking met het schoolteam al opgestart of zijn ingepland in de volgende werkingsjaren. Ondertussen werd een akkoord bereikt over de netten heen om met het project te starten. Er wordt gewerkt per actie met groepjes van 5 personen waarin brugfiguren van de betrokken onderwijsnetten zitten alsook externe deskundigen. De acties waarrond ‘een product’ wordt ontwikkeld zijn: • Thematische groepsbijeenkomsten rond taal, rekenen, motoriek en schoolrijpheid • Logeerkoffers • Verteltassen • Multimedia/film Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
71/107
In een volgende fase, juni – december 2010 worden de thema’s binnen de 4 werkgroepen verder ontwikkeld. Er wordt gewerkt met presentaties, film, video, boeken en tips, draaiboek voor begeleiders en andere diverse materialen. Logeerkoffers en verteltassen worden aangemaakt. Een belangrijk gegeven is dat er voor elke activiteit ook steeds een binding wordt gemaakt naar de thuissituatie. Iets tastbaar dat ‘kan worden meegenomen’. Dit kan gaan om een praktische bundel, beeldmateriaal, CDRom, enzovoort. In de daaropvolgende fase zullen brugfiguren proefdraaien met deze materialen. En komt er ervaringsuitwisseling met alle brugfiguren en betrokken buurtpartners. Ook wordt er geëvalueerd met kleuters, ouders en andere mogelijke betrokkenen. Het schooljaar 2011-2012 is de voorziene eindfase: alle projecten moeten dan definitief hun output hebben en moeten ook de draaiboeken klaar zijn. Aansluitend wordt nog een periode voorzien waarin de materialen aan een ruimer publiek worden bekend gemaakt. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? Project is eigenlijk net uit de startblokken. Concrete resultaten zullen pas volgen in het najaar. • Ontwikkelen en verspreiden van 4 initiatieven om te gebruiken in kleuterscholen (zie supra) • Het Fonds van bpost maakt het mogelijk om een ‘product’ te ontwikkelen, over de netten heen. Wat binnen de financiering van de brugfiguren niet mogelijk is. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Inbedding van het project als stadsinitiatief rond kansarmoede binnen het onderwijs maakt de brug tussen het gelijkekansenbeleid binnen het onderwijs en het kansarmoedebeleid erbuiten. • Motivatie en kennis van brugfiguren. • Brugfiguren werken, i.t.t. het schoolteam, 38 u./week. Dit maakt dat ze een grote bereikbaarheid hebben, ook na de schooluren. • Uitwisseling van het brugfigurenteam onderling: maandelijks is er een teamoverleg (per net) • Verspreiden van de ontwikkelde materialen • De brugfiguren zorgen voor een beter bereik van de doelgroepen. Doorgaans bereikt de organisatie 30% van de ouders (meestal moeders) die uitgenodigd worden tijdens de thematische groepsbijeenkomsten. Ouders die niet kunnen komen naar deze bijeenkomsten, maar wel geïnteresseerd zijn om de informatie te ontvangen, komen op een ander moment bij de brugfiguur op school. Zo kan zeker nog 10% van de ouders bereikt worden. Remmen / Obstakels / Hindernissen • Netoverschrijdend werken is, gewoon al naar het nemen van beslissingen, niet gemakkelijk. • Gestandaardiseerde instrumenten ontwikkelen is, gezien de grootte van de groep van brugfiguren en de specificiteit van elke school, geen evidentie. • Brugfiguren hebben een zware werklast en worden geconfronteerd met zeer uiteenlopende vragen en problemen. De activiteiten in het kader van het Fonds van bpost komen erbij, zijn een extra engagement bovenop het eigenlijke werk. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Voor kansarme ouders vervullen brugfiguren een belangrijke functie. Het zijn personen die werkzaam zijn binnen de school van hun kind. Brugfiguren kennen hun kleuter goed, maar ook de buurt en de school. Vermits zij niet rechtstreeks met de kleuter werken gaan zij ook geen “oordeel vellen’ over het kind. Een brugfiguur is makkelijk te bereiken (geen klas) en zal met de ouder aan
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
72/107
de slag gaan en niet ‘over’ de ouder heen handelen. Dit alles geeft een gemakkelijkere vertrouwensband. Vanuit deze relatie kan de brugfiguur alert reageren en ouders en school ondersteunen in hun dialoog, want het is om deze dialoog dat het gaat. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken • Een brugfiguur moet voldoende aanwezig zijn (en dus bereikbaar zijn) voor ouders, buurt, school. Een minimale inzet van een halftime fulltime equivalent is nodig. • De directeur moet dit project mee onderschrijven én behartigen. • Het hele schoolteam moet het project genegen zijn en willen investeren in ouderbetrokkenheid en in een goede communicatie met ouders. • Het project moet een minimum aan werkingsmiddelen hebben om acties rond het verhogen of ondersteunen van deze communicatie concreet te kunnen uitvoeren. • Het profiel van de brugfiguur is erg belangrijk. Hij /zij is het middel dat wordt ingezet. Een goed uitgewerkt beroepsprofiel en het goed bepalen van de vereiste competenties zijn noodzakelijk. • Aandacht voor kansarmoede en aandacht voor communicatie moet een plek krijgen in de lerarenopleidingen. • Gezien de specifieke opdracht van een brugfiguur is collegiaal overleg (tussen brugfiguren) én ondersteunen een noodzaak.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
73/107
INITIATIEF 13 RECHT OP BOEKEN – HOME-BASED VOORLEESSESSIES BIJ MAATSCHAPPELIJK KWETSBARE GEZINNEN Naam en contactgegevens organisatie Katho vzw Departement lerarenopleiding campus Tielt Beernegemstraat 10 8700 Tielt 051-40 02 40 www.katho.be/pho Context en activiteiten van de organisatie KATHO is een hogeschool, partner binnen de associatie KU Leuven en voorziet in een studieaanbod voor professioneel gerichte bacheloropleidingen. Elke hogeschool heeft een drieluik als opdracht: onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. KATHO departement lerarenopleiding Campus Tielt staat in voor de opleidingen bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs en lager onderwijs. In het kader van onderzoek en maatschappelijke dienstverlening was het departement lerarenopleiding in Tielt de initiator in de proeftuin/ het proefproject Brede School in 2006. Sinds enkele jaren heeft de dienst cultuur van de gemeente Tielt de coördinerende functie overgenomen. Via projecten en afstudeerwerken hebben studenten een actief aandeel in praktijkgebaseerd onderzoek of maatschappelijke dienstverlening. Zij worden op die manier geconfronteerd met concrete vragen uit het werkveld en leren aldoende zoeken naar creatieve en innovatieve oplossingen. Met kennisvalorisatie wil KATHO een maatschappelijke meerwaarde creëren en bijdragen tot de welvaart en het welzijn van de regio. Vanuit haar missie als katholieke hogeschool wil KATHO bijzondere aandacht besteden aan sociale innovatie, innovaties die mensen die het moeilijk hebben ten goede komen. Soort initiatief/project Recht op boeken Home-based voorleessessies bij maatschappelijk kwetsbare gezinnen in functie van het installeren van een onderwijscultuur in de gezinscontext en de activering van de ouders hierbij. Studenten van Katho, opleiding bachelor Kleuter en Lager Onderwijs, verzorgen de voorleessessies aan huis. Door de invoering van een nieuw curriculum binnen Katho start het project in het najaar 2010 in plaats van het voorbij voorjaar. Doelgroep van het initiatief/project Het project richt zich tot ouders en hun kinderen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen in Tielt. Minstens één van de kinderen heeft de leeftijd tussen 0 en 6 jaar. Specifieke aandacht gaat uit naar de ouders van kinderen die de overgang maken van de thuiscontext naar de kleuterklas, en kinderen die de overgang maken van het kleuteronderwijs naar het eerste leerjaar. Binnen de gezinnen is er geen voorleestraditie.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
74/107
Projectteam Katho vzw Departement lerarenopleiding campus Tielt Sabine Verkinderen, lector Nederlands (en deed opvolging de Verhalenverteller) Miet Durnez, lector pedagogische wetenschappen, coördinator Brede School Tielt Kathleen Gielis, lector pedagogische wetenschappen 15 à 20 studenten, opleiding bachelor Kleuter en Lager Onderwijs, is prognose. Daarnaast zijn er de partners: • Els Debrabandere, vrij CLB Tielt • OCMW • De Luifel (Dienst Begeleid wonen) Deze 3 partners brengen gezinnen aan en stellen de studenten voor in de gezinnen. • Marian Pype, bibliotheek Tielt, die o.m. instaat voor het aanbrengen van materialen (boeken en prenten), het contacteren van de gezinnen Specifieke doelstellingen van het initiatief / project • grotere betrokkenheid van de ouders bij de schoolloopbaan van de kinderen • een onderwijscultuur stimuleren in het gezin • leesplezier bij de kinderen laten ervaren Aanpak en methoden Voorloper van Recht op boeken is de Verhalenverteller, een voorleesproject aan huis. Omdat Recht op boeken nog moet starten is het zinvol om kort stil te staan bij de Verhalenverteller. Dat idee is ontstaan vanuit de jeugdboekenweek 2005, en heeft ondertussen 6 edities achter de rug. Studenten van het Katho gingen gedurende 5 tot 6 sessies éénmaal per week lezen aan huis. Het doelpubliek waren Tieltse gezinnen met kleuters en jonge kinderen tot 2de leerjaar. Gezinnen die geen gewoonte hebben om (regelmatig) voor te lezen aan kleuters. De voorlezers waren enerzijds studenten en anderzijds vrijwilligers die zich aanmeldden in de openbare bibliotheek. De vrijwilligers ingeschreven via de bibliotheek waren heel divers in leeftijd, geslacht en beroepsprofiel. Ter voorbereiding voor studenten en vrijwilligers werden twee informatieavonden georganiseerd in de bibliotheek. Volgende thema’s kwamen aan bod: actuele kinderliteratuur en voorleestips, en omgaan met kansarmen. In december werd er met de gezinnen een slotfeest gehouden in de openbare bibliotheek. Hierbij was het de bedoeling om voor de gezinnen de drempel naar de bibliotheek te verlagen. Ze kregen informatie over de werking van de bibliotheek en konden zich inschrijven. De studenten verzorgden een speelse rondleiding in de openbare bibliotheek en een vertelmoment. Het aantal participerende gezinnen aan dit slotfeest bedroeg gemiddeld de helft. Tot slot kregen alle kinderen een boekenpakket. Opvallend was dat de voorlezers regelmatig merkten dat er in de gezinnen geen (kinder)boeken aanwezig waren. Een boek voor zichzelf hebben, is voor de meeste kinderen heel wat. Vandaar dat er steeds een bedrag uitgetrokken werd voor geschenkboeken, aangepast aan de leeftijd van de kinderen. De peuters kregen vooral aanwijsboeken en/of kartonboeken, de kleuters kregen elk een boekenpakket Boektoppers (uitgeverij Van In, pakket van vier prentenboeken met voorlees-cd), de kinderen van de lagere school kregen een informatief boek of een boekenpakket Boektoppers (3 à 4 boeken per pakket). De verhalenverteller liep vijf edities en was naar bereik van het aantal participerende studenten en gezinnen een succes. Alleen waren er ook een aantal bedenkingen die de organisatie in het volgende project Recht op boeken wil aanpakken: Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
75/107
• • •
Regelmatig verlieten ouders het huis als student/vrijwilliger kwam lezen, ze zagen de voorlezer als oppas. Thuis voorlezen door een student zonder de ouderbetrokkenheid bracht niet direct een leescultuur binnen. Kinderen en ouders ervaren studenten anders dan vrijwilligers van bibliotheek, vaak zijn het totaal andere profielen en is de aanpak ook anders. Voor studenten is het een werkopdracht waar een zekere methodiek en engagement een minimumvereiste is en waar men uiteindelijk op beoordeeld wordt. Studenten hebben ook een specifieke achtergrond en kennis.
Het vervolgproject ‘Recht op boeken’ wil zich richten op een 20-tal gezinnen waarvan minstens één van de kinderen tussen 0 en 6 jaar is. Specifieke aandacht gaat uit naar de ouders van kinderen die de overgang maken van de thuiscontext naar de kleuterklas, en kinderen die de overgang maken van het kleuteronderwijs naar het eerste leerjaar. De gezinnen worden aangesproken door maatschappelijke werkers van OCMW Tielt, De Luifel vzw, CLB en andere partners die vertrouwd zijn met deze doelgroep. Hierbij worden op de eerste plaats de GOK-indicatoren als richtlijn gebruikt. De sessies worden gratis aangeboden. En er wordt gekozen voor een home-based benadering. Een krachtige leeromgeving creëren in het gezin is volgens de home-based benadering dé hefboom om leerachterstand op school structureel aan te pakken. De kinderen worden bij de home-based benadering in hun thuiscontext begeleid. Dit moet ook de drempel verlagen: ouders en kinderen moeten niet naar school of naar externe organisaties toestappen. Tijdens de begeleiding staan twee zaken centraal: de speelse ervaring en het creatief leren. • Speelse wijze: er is vaak weerstand van ouders en kinderen bij schoolse aanpak door de eigen negatieve ervaringen. Daarom ligt de nadruk op het speels leren zodat er een succeservaring kan ontstaan en het zelfvertrouwen stijgt • Creatief leren: (Meijers, 2004) dit is een proces waarin de lerende op een dialogische wijze wordt uitgenodigd om aangeboden informatie te transformeren in voor de lerende betekenisvolle kennis.’ Een belangrijk en essentieel aandachtspunt in het nieuwe concept is de ouderbetrokkenheid. De rol van de ouders in dit project is niet vrijblijvend, maar er wordt een actief engagement verwacht van de ouders: De ouders dienen zicht te engageren om actief mee te werken: • er is telkens minstens één van de ouders/opvoeders aanwezig tijdens de sessie • geleidelijk participeert de ouder steeds actiever in het vertellen/voorlezen • minstens één van de ouders/opvoeders bezoekt de bibliotheek (individueel of samen met de student lerarenopleiding en de kinderen). In september krijgen de studenten ter voorbereiding een aantal vormingen rond volgende thema’s: maatschappelijk kwetsbare gezinnen, ouderbetrokkenheid, boekenpromotie en voorlezen. Hiervoor worden ook externe sprekers gevraagd zoals een vereniging waar armen het woord nemen. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? Zie supra • Een 8-tal home-basedleessessies in een 20-tal doelgroepgezinnen (aantal najaar bekend) + een kennismakingsgesprek en een bibliotheekbezoek • Elke student houdt per gezin een logboek bij waarbij evoluties doorheen het project beschreven worden. Er zal in het bijzonder getracht worden om te observeren of er indicaties zijn die aangeven dat de houding van ouders ten aanzien van de schoolcultuur in de gezinscontext verandert.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
76/107
•
De studenten worden gecoacht door lectoren en er worden op regelmatige tijdstippen met de groep intervisies gehouden.
Dit project bouwt verder op de Verhalenverteller. Het Fonds van bpost maakt het mogelijk om het concept te vernieuwen in functie van een verhoging van het engagement van de ouders en om het project te ontwikkelen en verder uit te voeren met studenten van KATHO. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Project kan plaatsvinden binnen KATHO waar permanent expertise en ervaringen worden opgebouwd • Expertise van studenten: methodieken, spelvormen en hun jeugdigheid • Een eerste kennismaking met het gezin gebeurt samen met een persoon gekend door het gezin. Remmen / Obstakels / Hindernissen • Afhankelijk van de competenties en maturiteit van studenten • Verhalenverteller: meetbaarheid naar impact is moeilijk • Het is een streven naar een doel, maar er is geen zekerheid over het resultaat doordat het afhankelijk is van diverse externe factoren • Rol van de bibliotheek: te verenigen doelen tussen bibliotheek en doelgroepouders? Wat is haalbaar/wenselijk voor doelgroepouders versus het ‘toeleiden’ van de ouders en hun kinderen naar bibliotheek. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties • Bij het vertellen van de verhalen wordt vertrokken vanuit de interesses van het kind. Door de gesprekken met het kind in zijn/haar eigen leefomgeving kan de student(e) samen met kind bepalen welke boekjes en spelletjes aantrekkelijk zijn. Er wordt niks verplicht. • Ervaring leert dat er duidelijke afspraken moeten gemaakt worden met de ouders en dat de organisator niet zo maar kan/moet verwachten dat ouders ‘volgens het boekje’ betrokken zijn. Er moet ook duidelijkheid zijn omtrent de verwachtingen van en voor de ouders. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Het lezen aan huis en het verhogen van het engagement van ouders vergt zekere basiscompetenties van de studenten. Binnen het onderwijs komt er – stap voor stap – meer aandacht rond het omgaan met kansengroepen en de ontwikkeling van basiscompetenties van studenten. Dit moet een blijvend en belangrijk aandachtspunt zijn binnen alle onderwijsinstellingen. Opvallend is dat er studenten zijn die menen dat er geen armoede is buiten de steden. Dit geeft ook aan hoe gescheiden de (belevings)werelden zijn.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
77/107
INITIATIEF 14 OOK LAAGGELETTERDE OUDERS IN (INTER)ACTIE Naam en contactgegevens organisatie Centrum voor Taal en Onderwijs KU Leuven Blijde Inkomststraat 7/3319 3000 Leuven 016-32 53 67 www.cteno.be Context en activiteiten van de organisatie11 Het CTO is een universitair centrum verbonden aan de KU Leuven dat sinds 1990, het toenmalig Steunpunt NT2, het taalvaardigheidsonderwijs Nederlands in Vlaanderen ondersteunt door middel van wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van materialen en het bieden van begeleiding en nascholing aan onderwijsverstrekkers en begeleiders. Het CTO werkt samen met scholen, bedrijven, organisaties en overheden die werk willen maken van kwaliteitsvol taalonderwijs Nederlands. Soort initiatief/project Ook laaggeletterde ouders in (inter)actie! De ontwikkeling van les- en evaluatiemateriaal voor laaggeletterde allochtone ouders. Doelgroep van het initiatief/project • primaire doelgroep: lesgevers van Basiseducatie van de module ‘ouders in (inter)actie’ • secundaire doelgroep: de laaggeletterde ouders en hun kinderen (tertiaire doelgroep) Projectteam CTO in samenwerking met: • AOBA – Algemeen onderwijsbeleid Antwerpen • Open School Antwerpen vzw, Centrum voor Basiseducatie • participerende basisscholen Specifieke doelstellingen van het initiatief / project Materiaal ontwikkelen dat kan gebruikt worden door de lesgevers uit de Basiseducatie in groepen waarvan de deelnemers niet allemaal op hetzelfde niveau gealfabetiseerd zijn. Het gaat dan om materiaal dat de lesgevers flexibel kunnen gebruiken rekening houdende met deze heterogeniteit. Het materiaal zet in op de ontwikkeling van zelfstandigheid in het leren en op differentiatie. Aanpak en methoden • De specifieke communicatie vanuit de school Succes van kinderen op school is gediend met een goede communicatie tussen kinderen, school en ouders. Vaak zijn anderstalige ouders niet taalvaardig genoeg in het Nederlands om de informatie 11
Bron: www.cteno.be
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
78/107
die hen vanuit de school bereikt, te begrijpen en er adequaat op te reageren. Vooral laaggeletterde ouders zijn zeer kwetsbaar. Het taalgebruik dat binnen de context van de school wordt gehanteerd, is zeer specifiek. De woordenschat is kenmerkend voor de schoolse context en verschilt van de woordenschat die verworven wordt via algemene cursussen Nederlands. Daarnaast wordt er veel schriftelijk gecommuniceerd. Die communicatie vanuit de school naar de ouders is bovendien vaak ingewikkeld, abstract, compact, monocultureel … en daardoor moeilijk toegankelijk voor deze groep van anderstalige ouders. • Regulier aanbod NT2 of alfa NT2 ontoereikend De oplossing voor dit probleem wordt vaak gezocht in het sturen van ouders naar het reguliere NT2-of alfa NT2-aanbod. Het communicatieprobleem tussen school en ouders kan echter via deze weg niet worden opgelost. Anderstalige ouders kunnen via een algemeen aanbod immers zelden het taalvaardigheidsniveau bereiken dat nodig is om zonder problemen de informatie die hen vanuit de school bereikt, te begrijpen. Ze hebben nood aan taallessen met een specifiekere inhoud. Bovendien moet men, wil men écht iets aan het communicatieprobleem doen, ook de communicatie vanuit de school toegankelijker maken. Wat de school communiceert, kan onveranderd blijven, maar de manier waarop zou anders, eenvoudiger, kunnen. • Van “ouders in (inter)actie” naar “laaggeletterde ouders in (inter)actie” In 2007-2008 is er in Antwerpen en op 5 andere plaatsen in Vlaanderen gestart met een nieuw aanbod voor ouders van kinderen in het Nederlandstalig basisonderwijs. Het project "Ouders in (inter)actie" bevat specifieke NT2-lessen voor ouders gekoppeld aan projectwerk in de school. De lessen gaan door in de (basis)school van de kinderen. Met projectwerk bedoelen we een activiteit die wordt aangestuurd vanuit de NT2-lessen, die binnen de NT2-lessen wordt voorbereid en nabesproken, maar die zijn uitvoering kent samen met andere Nederlandstalige ouders (liefst via de oudervereniging), en het schoolpersoneel in de school van de kinderen. Nieuw aan zo’n projectwerk is dat het 20% van de tijd in beslag neemt van het totaalpakket van de NT2-lessen. De laaggeletterde ouders moeten in de school van hun kinderen echt iets doen zoals een sportdag organiseren of een ontbijtmoment, enzovoort. Dit projectwerk focust sterk op attitudes en taal. Deze lessen zijn zeer laagdrempelig en hiermee bereik je ouders die je niet bij een klassieke volwassenenopleiding zou aantreffen. Het concept voor dit project werd uitgewerkt door het CTO, in opdracht en met middelen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement onderwijs, Afdeling volwassenenonderwijs. Dankzij bijkomende middelen van het stadsbestuur van Antwerpen werd het concept in 8 bijkomende scholen in Antwerpen (via KAAP) geïntroduceerd. Gezien het succes kwam er een vervolgproject dat zich op gealfabetiseerde anderstaligen richt. Het project binnen het Fonds van bpost gaat nog een stap specifieker en richt zich op laaggeletterde ouders. • Ontwikkelingscyclus Stap 1: detectie concrete lesnood, bepaling doelstelling in licht van beoogde spreiding Overleg met 4 NT2-lesgevers van de KAAP-groepen, die allemaal werken voor CBE Antwerpen Stap 2: aanmaak 15 typetaken Zie bij concrete resultaten Stap 3: proefdraaien van het item in de klas, observatie en overleg Het ontwikkelde materiaal wordt getest op bruikbaarheid in vier lesgroepen. Hiervoor wordt een samenwerking aangegaan met het Antwerpse KAAPproject12. Dit loopt in de periode januari-juni 12
bron: www.nt2antwerpen.be - KAAP is een project waarbij ouders Nederlands kunnen leren op de school van hun kinderen. Het verhoogt de ouderbetrokkenheid op de school van het kind. KAAP is een samenwerking tussen Algemeen Onderwijs-eleid Stad Antwerpen, Huis van het Nederlands Antwerpen, De Schoolbrug, Open School Antwerpen, SCVO Sité, CVO-Deurne, CVO-LBC en CVO-Sopro
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
79/107
2010, met gemiddeld 14 mama’s per groep en in 4 verschillende basisscholen met gemiddeld 12 cursisten per groep: 2 basisscholen in Borgerhout, 1 in Hoboken en 1 op ’t Kiel. Stap 4: bijstellen item op basis van bevindingen Eindredactie en lancering op het digitale uitwisselplatform, zie verder bij concrete resultaten. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? Zie supra Het steun van het Fonds van bpost maakt het mogelijk dat de expertise die werd ontwikkeld in het project ‘ouders in interactie!’, aangewend kan worden specifiek naar laaggeletterde allochtone ouders. •
•
•
•
Vijftien goedgekozen typetaken waarmee cursisten vrij zelfstandig aan de slag kunnen om de geschreven of gedrukte informatie die in het communicatieverkeer tussen school en ouders wordt gebruikt, beter te kunnen verwerken. Er is een weloverwogen spreiding wat betreft geletterdheidsniveau en -vaardigheden, doelstellingen en taalgebruiksituaties, leerbehoeften en werkvormen. Het is de bedoeling dat het materiaal flexibel en op maat kan worden ingezet. Volgende typetaken zijn in ontwikkeling: o Wat staat er op de deur o Berichtjes in de brooddoos o Talentenbord o Boeken zoeken o Brief van de school o Website van de school o Mijn letterboek • De typetaken worden in een soort bronnenboek gebundeld • Het bronnenmateriaal zal op het digitale Platform Oi(i)A! (ouders in interactie) ter beschikking worden gesteld aan alle geïnteresseerde lesgevers Basiseducatie. Dat materiaal kan andere lesgevers verder inspiratie bieden voor het ontwikkelen van nieuwe lesactiviteiten. Het aldus ontwikkelde nieuwe materiaal kan op zijn beurt worden opgeladen op het digitale forum zodat andere lesgevers in Vlaanderen opnieuw voorzien worden. Op die manier hopen we een multiplicatoreffect te bereiken. In het opzet en lesmateriaal van Oi(i)A! worden alle gelegenheden te baat genomen of - in geval de oudergroep zelf een evenement organiseert in het kader van projectwerk – zelfs gecreëerd om in interactie te gaan met andere ouders zowel Nederlands- als anderstalige ouders.
Hefbomen / Kritieke succesfactoren • De inbedding van het project binnen CTO. Een centrum dat op een zeer functionele en motiverende manier bezig is met taal zowel voor basis, secundair als volwassenenonderwijs. • Daarenboven bouwt de ontwikkeling van deze materialen verder op bestaande, succesvolle toepassingen. • Voor het trainen van de nodige geletterdheidsvaardigheden in de context van school en ouders met een verschillend niveau van alfabetisering, bestaat tot nog toe quasi geen aangepast materiaal. Het in Nederland ontwikkelde materiaal ‘Alle ouders doen mee’ (2005, CED-groep Rotterdam) is niet alleen erg duur maar bovendien enkel gericht op de specifieke Nederlandse context. Het is een volledige alfabetiseringsmethode van 900u. en niet geschikt om flexibel cursisten zelfstandig of in groepjes op hun niveau aan het werk te zetten. Die lacune helpt dit project aanvullen.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
80/107
• • • • •
Ouders leren Nederlands binnen school van hun kind(eren) en het zijn onmiddellijk toepasbare situaties Met het project wordt sterk gefocust op de zelfredzaamheid van de laaggeletterde ouders: ze moeten uitleg durven vragen, ze moeten in de schoolse context zaken realiseren Zeer intense samenwerking met lesgever School heeft sterke return: laaggeletterde ouders (groep die scholen vaak moeilijk bereiken) gaan samen met andere ouders een activiteit organiseren Door het projectwerk en het digitale platform wordt ook gefocust op netwerking. Iets wat vaak ontbreekt bij deze doelgroep en wat later voor veel ondersteuning kan zorgen wanneer de kinderen groter worden of er een of ander(leer) probleem zich voordoet. Deze netwerking is evenzeer ondersteunend op momenten dat men geconfronteerd wordt met teksten die toch te moeilijk zijn. Men zal sneller bij elkaar te rade gaan en de daarmee gepaard gaande samenwerking en interactie blijken uitermate effectief te zijn in de verhoging van de geletterdheid van betrokkenen.
Remmen / Obstakels / Hindernissen • Er is weinig (internationaal) onderzoek over hoe volwassenen in een tweede taal leren, lezen en schrijven. En hoe dit dan ook optimaal vertaald kan worden in lesmateriaal. • Effectief leren lezen en schrijven aan laaggeletterde ouders lukt niet op 1 jaar. Hiervoor is een minimumvereiste aanwezig van een degelijke mondelinge basis, en deze doelgroep heeft dat niet. Maar waar eindig je naar een jaar wel? • Het digitaal platform en de ontwikkelde materialen zullen toegankelijk zijn voor alle lesgevers van Centra Basiseducatie via een website. Een bredere verspreiding van de materialen voor andere actoren op terrein zou ook wenselijk zijn. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Er worden zeer vaak ad hoc allerhande projecten ontwikkeld ter bevordering van taal (en spel) voor laaggeletterde ouders en hun kinderen denk bv. aan de leesrugzakjes. Elk project ontwikkelt zijn eigen methodiek, aanpak. Maar wat wil men met deze projecten bereiken, hoe lang kan een investering volgehouden worden, wie zijn de partners enzovoort. Elk project zou moeten kunnen leiden naar iets waar een ander iets aan heeft. Het implementeren en verspreiden van allerhande materialen en projecten die ontwikkeld worden, zou moeten bevorderd worden. Samenbrengen van initiatieven om ze verder kritisch te evalueren en waar nodig bij te sturen: waartoe kan een project leiden, wat zijn de valkuilen, wat zijn de onderliggende basisprincipes, bestaat dit misschien internationaal, zijn er onderzoeksresultaten voor een optimale kans op slagen enzovoort. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Zie vorige punt.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
81/107
INITIATIEF 15 BIJ DE BUREN – VOORLEESTHEATER VOOR KANSARME EN ALLOCHTONE GEZINNEN IN HUISKAMERS EN OP BUURTPLEINTJES Naam en contactgegevens organisatie Toneelgezelschap luxemburg vzw Somméstraat 49 2060 Antwerpen 03-270 34 90 www.luxemburgvzw.be Context en activiteiten van de organisatie Toneelgezelschap luxemburg vzw is een jeugdtheatergezelschap erkend (sinds 1997) binnen het Vlaamse Kunstendecreet. De organisatie maakt jeugdtheater en wil hierbij een platform bieden aan jonge makers. Luxemburg speelt in het reguliere jeugdtheatercircuit: cultuurcentra, kunstencentra en andere receptieve huizen, én richt zich ook op moeilijk bereikbare doelgroepen. De werking van luxemburg steunt op drie pijlers: • tournee- en ad hoc-voorstellingen; • het lanceerplatform waarmee jonge makers de kans krijgen om voor het eerst een voorstelling voor kinderen/jongeren te maken; • het participatieproject Bij de buren, tevens project binnen het Fonds van bpost. Soort initiatief/project Bij de buren Bij de buren bestaat uit twee delen: • ‘Bij de buren thuis’ brengt voorleestheater naar de huiskamers • ‘Bij de buren op de picknick’ brengt voorleestheater naar de buurtpleintjes in de verschillende Antwerpse districten. Doelgroep van het initiatief/project • allochtone en kansarme kinderen vanaf 4 jaar en hun ouders. • gezinnen met weinig of geen (voor)leestraditie en cultuurparticipatie. Projectteam Initiator: luxemburg vzw Rein De Smet, verantwoordelijke publiekswerking – coördinator ‘Bij de buren’ Arlette Van Overvelt , artistiek leider Nele Gernaey, zakelijk leider Partners (2010) • 4 buurtscholen die reeds deelnamen aan de vorige edities en 1 nieuwe buurtschool voor deze editie • Verenigingen: Rataplan vzw, Inloopteam Pothoek en inloopteam Samik in Borgerhout, CKG De Kleine Vos • Europees Jeugdfilmfestival • 2 Antwerpse jeugddiensten en 6 cultuurcentra (nieuw editie 2010) Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
82/107
•
Artforum vzw, Leuven
Specifieke doelstellingen van het initiatief / project • allochtone en kansarme kleuters vanaf 4 jaar samen met hun ouders kennis laten maken met boeken, theater en muziek in hun eigen, vertrouwde omgeving: thuis en op de buurtpleintjes Aanpak en methoden Dit jaar vond de 5de editie plaats van ‘Bij de buren’. De jongste editie werd mede gefinancierd door het Fonds van bpost. Deze editie werd op basis van de ervaringen van voorbije jaren bijgestuurd. De kern van ‘Bij de buren’ is de essentie van theater te brengen voor kansarme kinderen en allochtonen. Theater waar weinig infrastructuur voor nodig is, waar er dialogen zijn tussen de spelers en waar er kleine theatrale middelen worden ingezet zoals muziek, diverse rekwisieten zoals kostuums. De kinderen (max. 28) krijgen per twee een groot prentenboek op schoot, waarin zij de belevenissen van de personages kunnen volgen. Die prenten worden het decor van de vertelvoorstelling. Er worden per editie 2 verschillende voorstellingen gecreëerd. •
Bij de buren in de huiskamer Korte historiek. Om in voldoende huiskamers van de doelgroepen deze voorstellingen te kunnen brengen, werden basisscholen/buurtscholen in Antwerpen-Noord en Borgerhout aangesproken. Tijdens een lanceerweek werden de twee nieuwe creaties van luxemburg voorgesteld in Rataplan, een buurtgericht kunstencentrum in Borgerhout. Onder begeleiding van de school en tijdens de schooluren konden kinderen en ouders een voorstelling bijwonen. In Rataplan werden 2 huisjes gebouwd, het gaf alvast een gevoel om in een living te zitten. De groep werd verdeeld en de voorstellingen werden gelijktijdig opgevoerd. Het publiek zag dus één voorstelling. Na afloop konden ouders inschrijven om de andere voorstelling bij hen thuis te verwelkomen. Ze engageerden zich op dat moment als medeorganisator. Na de lanceerweek speelde het theatergezelschap (2 personen) gedurende twee weken voorstellingen bij mensen thuis. De toeleiding naar huiskamers via de betrokken scholen liep moeilijk het eerste jaar. Het erop volgende jaar al gemakkelijker, met een piek in het 3de jaar; nadien ging het aantal naar beneden. De organisatoren hadden het gevoel “de leerkrachten te verliezen”. De analyse hiervan lag volgens de initiatiefnemers in de polarisering tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ scholen. Leerkrachten uit concentratiescholen zijn erg bevraagd (overvraagd). Ze worden daarbovenop geconfronteerd met een nieuwe instroom (Oost-Europeanen) wat opnieuw investering vraagt. Een van de gevolgen is dat scholen op “hun tandvlees zitten” en dat zelfs de allerbeste en meest gemotiveerde leerkrachten ‘het niet meer trekken’, met een grote personeelwissel tot gevolg. En het zijn net de leerkrachten die voor de sensibilisatie zorgen. Daarom zocht luxemburg vzw in haar jongste editie van “Bij de buren thuis”een formule waarbij er meer ‘voordelen’ kwamen voor de school en waarbij er aan de binding met de doelgroepenouders wordt gewerkt. Luxemburg is zelf meer gaan investeren in de school, bv. door aanwezig te zijn met een plezante activiteit op het schoolfeest. Het theater krijgt voor de mensen een gezicht, geeft bekendheid, maakt het toegankelijk. Ook nieuw vanaf dit jaar is dat er in de deelnemende basisscholen een workshop georganiseerd wordt waarbij ouders worden gestimuleerd tot ‘voorlezen’ en ‘samen lezen’. In alle scholen zijn er specifieke oudermomenten, een moedergroep, in 2 scholen liep een KAAP project (zie fiche CT en O, Leuven). Ideale momenten om net daar zo’n workshop te geven door één van de acteurs. Vervolgens werden de deelnemers/ouders/cursisten uitgenodigd om naar de lanceervoorstelling in Rataplan te komen. Met hetzelfde principe als in het verleden: 1 voorstelling zien en 1 verwelkomen in de eigen huiskamer. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
83/107
Ook nieuw in deze editie is dat na de voorstelling de kinderen een knutselatelier doen en dat de ouders een kop thee/koffie krijgen. Opnieuw een bewust moment van binding tussen de organisatie en de deelnemers. Tijdens deze informele (en drempelverlagende) nabespreking worden ouders aangemoedigd om thuis ook een voorstelling te verwelkomen. Ze hebben kunnen zien hoe hun kinderen genieten van zo’n voorstelling en dit kunnen ze dan voor familie en vriendjes doen. Ze tekenen in als gastgezin en zorgen voor een publiek. Luxemburg zorgt voor passende uitnodigingskaartjes en alle andere logistieke benodigdheden. Nadat ze een voorstelling in hun eigen huiskamer hebben georganiseerd, zijn de ouders vaak geënthousiasmeerd en spreken ze er andere ouders over aan. Zo worden ze ‘ambassadeurs’ van Bij de buren, zonder er te veel gewicht aan te geven en nodeloos de drempel te verhogen. Zowel de gezinnen als de scholen krijgen het originele prentenboek cadeau. Ten slotte heeft de organisatie dit jaar ook lessuggesties gebundeld voor plezante en fijne klasactiviteiten met de prentenboeken van Bij de buren. •
Bij de buren op de picknick Na de huiskamervoorstellingen gaat Bij de buren naar buiten. De voorstellingen vinden dan in tentjes plaats op pleinen in moeilijke buurten: zeer zichtbare plekken in de wijk, met een lage drempel voor de plaatselijke bevolking. Op die manier bereiken ze ook kinderen die veel op straat spelen, kinderen met ouders die ze niet bereid gevonden hebben om een huiskamervoorstelling te verwelkomen. Met dit onderdeel van het project betreedt luxemburg de publieke leefruimte van de plaatselijke jeugd. Voor de organisatie wordt samengewerkt met de culturele centra en jeugddiensten. Zij kennen hun publiek domein, kunnen de locaties situeren, en zijn dan ook een belangrijke partner in het toeleiden van het doelpubliek. Bij de buren heeft kleuters als doelgroep, maar de pleintjes zijn ook de thuishaven van oudere kinderen. Omdat luxemburg die speelplek niet wil opeisen voor de kleinsten alleen, werken ze voor ‘Bij de buren op de picknick’ samen met het Europees Jeugdfilmfestival. Zij maken uit hun collectie kortfilms een selectie van de betere jeugdfilms en projecteren die voor iedereen vanaf 8 jaar. De film- en theatervoorstellingen worden omkaderd met een picknickformule. Iedereen wordt uitgenodigd om op het plein zijn boterhammen op te eten. Luxemburg trakteert op een drankje en een snoepje. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? Zie supra • Het Fonds van bpost heeft het mogelijk gemaakt om het lopende theaterproject ‘Bij de buren’ bij te sturen in functie van de ervaringen van de voorbije 4 edities en opnieuw te laten plaatsvinden. • Luxemburg spendeert ook een deel van de reguliere middelen aan dit project, om te wijzen op het belang om dit te continueren. Daarnaast moet het gezelschap ieder jaar op zoek naar bijkomende middelen. •
Kwantitatief: met Bij de buren worden 1800 kinderen en 325 ouders bereikt. In 2010: 1729 kinderen en 323 ouders.
Bij de buren thuis o 5 workshops (voor)lezen in moedergroepen met gemiddeld telkens 5 ouders: 25 ouders. In 2010: gemiddeld telkens 8 ouders: 40 ouders o 18 lanceervoorstellingen (in kunstencentrum Rataplan) met telkens een capaciteit van 28 kinderen uit zogenaamde concentratiescholen: 504 kinderen. Gemiddeld 5 ouders per voorstelling: 100 ouders. In 2010: 465 kinderen, 105 ouders. o 40 voorstellingen in huiskamers met gemiddeld 10 kinderen per huiskamer: 400 kinderen. In 2010: 35 voorstellingen in huiskamers gespeeld (3 geannuleerd wegens ziekte van een speler, 2 geannuleerd door de huiskamer). Totaal: 328 kinderen en 127 ouders. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
84/107
Bij de buren op de picknick 8 dagen, 4 voorstellingen met telkens een capaciteit van 28 kinderen: 896 kinderen. Gemiddeld 25 ouders per dag: 200 ouders. In 2010: op 5 van de 8 dagen hebben we wegens groot succes de capaciteit verhoogd tot 35 toeschouwers. We speelden de voorstellingen voor 936 kinderen en 50 ouders. Veel andere ouders bleven buiten om zo meer kinderen de kans te geven een voorstelling te zien. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Project investeert in de scholen en in de binding met de doelgroepenouders door een procesmatige aanloop/aanpak: de jongste editie was de beste editie in het bereik van de doelgroep • Het partnerschap is in evenwicht: win-win is beter op elkaar afgestemd • Bij de buren is een traject dat ingebed is in een professioneel theatergezelschap, ze hebben een sterke, vernieuwende en zeer intense formule uitgewerkt • Het samen in duo de theatervoorstelling volgen in de grote prentenboeken, tijdens de voorstelling stimuleert de sociale competenties van het kind • Leesbevordering: op een plezierige manier (fantasie) krijgen kinderen en ouders een positief beeld over boeken en (voor)lezen • Cultuurparticipatie: geënsceneerde vertellingen, de voorstellingen in Rataplan, … de kinderen leren ook omgaan met de gedragscodes van een theater • De workshops met ouders biedt een houvast om zelf met boeken aan de slag te gaan, weg naar bibliotheek, … • Gemeenschapsbevorderend: door de kleinschaligheid wordt er een intimiteit gecreëerd met ruimte voor intermenselijke contacten tussen kind, ouder, leerkracht, acteurs • Bij de buren is volledig gratis om zoveel mogelijk drempels weg te nemen en allochtone en kansarme kinderen een positieve lees- en theaterervaring mee te geven. • Evaluatie: wordt via allerhande systemen – mondeling, schriftelijk, overleg enzovoort – verzameld en iedereen wordt over de resultaten ook geïnformeerd. Verbeterpunten worden meegenomen naar de volgende edities. De samenwerking met de verschillende scholen en partners voor ‘Bij de buren op de picknick’ wordt jaarlijks geëvalueerd en herbekeken. • Uitdragen van hun expertise: in december 2009 organiseerde de organisatie samen met Artforum voor de tweede keer Bij de buren in Leuven. Het concept blijft hetzelfde, maar de partners leggen hun eigen accenten, afhankelijk van context en publiek. Zo ligt het accent in Leuven op kinderen in instellingen. De volgende stap is een samenwerking met de Vieze Gasten in Gent. Remmen / Obstakels / Hindernissen • Voor concentratiescholen is de te hoge werkdruk een eerder structureel probleem. Dit maakt een samenwerking soms wel moeilijk. • Bij de buren op de picknick is toegankelijk voor iedereen. Luxemburg is zich ervan bewust dat ze sterk moet blijven inzetten op het bereik van de beoogde doelgroep. Deze formule spreekt zeker ook het ‘middenklassenpubliek’ aan. • Blijvende financiering en blijvende verdieping, zie beleidsaanbevelingen • Als organisatie moet je alert blijven om artistiek ‘levend’ te blijven binnen het format. Daarnaast moet je blijven focussen op je kernopdracht. luxemburg maakt jaarlijks 2 nieuwe kinderproducties waarmee het gezelschap rondtoert binnen het reguliere circuit. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Wisselwerking met partners levert veel return aan de eigen organisatie. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
85/107
Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Bij de buren heeft nood aan continuïteit. Luxemburg gelooft zeer sterk in de uitgewerkte formule en ook de betrokken mensen zetten hun sympathie om in een actief engagement. Toch is er steeds “het zwaard van Damocles” om de financiering jaarlijks rond te krijgen: gedeeltelijk reguliere middelen (Kunstendecreet) en projectmatig via het participatiedecreet (leesbevordering). De organisatie hoopt dat de nieuwe Vlaamse regering blijft investeren in de bevordering van participatie in cultuur. De organisatie zou graag bestendigen wat ze heeft bereikt en tijd en geld investeren in het uitdiepen en implementeren van de knowhow. En om die expertise ook te vertalen naar de eindtermen binnen het lager onderwijs.
BASISEDUCATIE Sinds de ingang van het decreet op het Volwassenenonderwijs, 1 september 2008, telt Vlaanderen 13 centra voor basiseducatie. Per provincie: • Antwerpen (3): Open School Antwerpen, Basiseducatie Kempen, Open School Mechelen • Limburg (2): Centrum voor Basiseducatie Limino, Open School Limburg Zuid • Oost-Vlaanderen (3): Leerpunt Zuid-Oost-Vlaanderen (2 projecten Fonds van bpost), Leerpunt Gent-Meetjesland-Leieland, Leerpunt Waas & Dender • Vlaams-Brabant (2): Open School Halle-Vilvoorde, Open School Leuven-Hageland • West-Vlaanderen (2): Open-school Brugge-Oostende-Westhoek, Open School KortrijkRoeselare • Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1): Brusselleer De centra aangeduid in bold/vet hebben een project van het Fonds van bpost in ontwikkeling en worden verder toegelicht bij de projectfiches. In deze centra kunnen volwassenen terecht die in hun dagelijkse leven, in hun werksituatie of tijdens het volgen van een (beroeps)opleiding moeite ondervinden met basisvaardigheden op vlak van taal, rekenen, computer of algemene vorming. Als kerntaak focussen de centra op het terugdringen van laaggeletterdheid en laaggecijferdheid in Vlaanderen. Het opleidingsaanbod wordt ingedeeld in zeven leergebieden13: • Taal: Nederlands voor nederlandstaligen (NT1) • Taal: Nederlands voor anderstaligen (NT2) • Taal: alfabetisering in het Nederlands als tweede taal, alfaNT2 • Rekenen/wiskunde • Algemene vorming / Maatschappelijke Oriëntatie • ICT • Opstap Frans en Engels De Federatie Centra voor Basiseducatie bewaakt en behartigt de algemene inhoudelijke en organisatorische belangen van de 13 centra en treedt ten aanzien van verschillende overheden en instanties op als vertegenwoordiger van de aangesloten Centra voor Basiseducatie Voor het vernieuwde decreet op volwassenenonderwijs waren er 29 Centra Basiseducatie, decreet van basiseducatie 1990. De gevolgen van de schaalvergroting van de huidige centra voor basiseducatie zijn zeker nog voelbaar op het terrein: implementeren van een nieuw beleid, wissels/veranderingen personeel, schaalvergroting gebiedswerking (kennis terrein, mogelijke partners, …) enzovoort. 13
www.basiseducatie.be
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
86/107
GEZINSLEREN Twee Centra Basiseducatie: Open School Limburg Zuid en Leerpunt Zuid-Oost-Vlaanderen hebben een project in het Fonds van bpost rond gezinsleren. Voor het project gezinsleren is de stad Hasselt opdrachthouder en basiseducatie mede-initiator en uitvoerder. Vooraleer op deze projecten en hun specifieke invulling van gezinsleren te focussen wordt het concept hier kort geduid, alsook de kritieke succesfactoren en obstakels. Het ontstaan van de cursussen voor ‘family literacy’ ligt in de Verenigde Staten, waar het ingebed was in een structuur van buurtwerk en opbouwwerk. Vanuit de Verenigde Staten waaide het initiatief over naar het Verenigd Koninkrijk waar men startte met family literacy en family numeracy projecten14. In deze projecten of cursussen werken ouders met hun kinderen samen aan betere reken- of leesvaardigheden. Het project kreeg in het Verenigd Koninkrijk veel aandacht omdat het paste in een beleid dat werkte aan de laaggeletterdheid. Empirisch onderzoek leerde er dat dit project zowel op korte als lange termijn veranderingsprocessen veroorzaakten bij deelnemers. Door actief met ouders aan de slag te gaan op de schoolvloer, groeit de betrokkenheid, verbetert de communicatie tussen doelgroepouders en de school, presteren kinderen op termijn beter en krijgt leren een plaats in het gezin. Het project beschikte over veel financiële mogelijkheden en mede door de jarenlange ervaring kon er een bundeling gemaakt worden van lesmateriaal, achtergrondliteratuur en evaluaties. In 2001 verleende het VOCB (nu Vocvo, zie projectfiche 9) zijn medewerking aan het PEFaLproject, Parent Empowerment for Family Literacy15. Hiermee wilde het VOCB cursussen family literacy in Vlaanderen ingang doen vinden. In het kader van het project werd lesmateriaal ontwikkeld en volgden lesgevers een trainingsprogramma. Het PEFaL-project werd ondersteund door de Grundtvigactie binnen het Socratesprogramma van de Europese Unie. Malta trad op als coördinator en naast België namen ook Italië, Litouwen, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk deel. Drie (toenmalige) centra voor basiseducatie werkten aan het project mee: CBE Genk, CBE Noorderkempen en tijdelijk ook CBE Noord-Limburg. Elk centrum werkte op zijn beurt samen met twee basisscholen uit zijn regio. Essentiële kenmerken van gezinsleren16: • Elke les kent een specifieke opbouw. Er wordt met ouders apart gewerkt, met kinderen apart én met ouders en kinderen samen. Zo heeft elke les verschillende onderdelen. • Gezinsleren wordt door verschillende organisaties samen aangeboden. In het PEFaL-project ging het om samenwerking tussen centra voor basiseducatie en basisscholen. • Het kadert voor de basiseducatie binnen de modulaire opleiding maatschappijoriëntatie. Bij een cursus gezinsleren worden de doelen van de module ‘opvoeding van de kinderen’ behandeld. In deze praktijk werd het lesmateriaal (VK) aan de Vlaamse context aangepast. Met de opgedane ervaring van twee jaar projectwerking werd een werkboek gepubliceerd, Gezinsleren: een werkboek voor de centra voor basiseducatie, samengesteld door Gerda D’hertefelt, 2004 en voorbeelden van wervingsfolder voor ouders. Alles is downloadbaar via www.vocvo.be. Specifieke doelstellingen van gezinsleren • Ouders vorming aanbieden die ze onmiddellijk in hun gezin kunnen toepassen • Samen met ouders werken aan een stimulerend klimaat binnen het gezin, zodat de kinderen beter worden ondersteund en bijgevolg ook beter functioneren. 14
D’HERTEFELT, G., PEFal 2004, http://www.vocvo.be idem 16 www.vocvo.be 15
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
87/107
• • • •
Ouders laten inzien dat ze een belangrijke rol hebben in de ontwikkeling van hun kind(eren). Een betere communicatie tussen ouders en school stimuleren. Ouders stimuleren om te participeren aan activiteiten die de school organiseert. Ouders stimuleren om deel te nemen aan verdere cursussen in het volwassenenonderwijs.
Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Een extern uitvoerder zoals basiseducatie • Rol van externe begeleider: werkt drempelverlagend, minder ‘bedreigend’, is niet direct verbonden met de school, geeft geen (punten)oordeel over de kinderen, … • De bereidheid van de scholen (leerkrachten) om tijd en energie te willen investeren in functie van uitvoering in de klas, evaluatiemomenten, … • Het engagement van de leerkrachten in het volledige concept. • Verhoogd inzicht bij de leerkrachten rond het profiel van de doelgroepouders • Combinatie van begeleider basiseducatie en leerkracht van de school: zijn complementair qua kennis leerstof en het omgaan met volwassenen binnen onderwijs • Ouderbetrokkenheid wordt sterk gestimuleerd • Drempel tussen ouders en school verlaagt: ouders leren school kennen op een nietproblematische manier, ouders komen ook naar andere activiteiten, durven vlugger een leerkracht te benaderen bij vragen, verbetering van de communicatie tussen leerkrachten en ouders … • Geleerde wordt onmiddellijk toegepast, het is zeer concreet en dagelijks bruikbaar, ervaringsgericht leren. • Merkbare positieve effecten bij de ouders, op het vlak van kennis en vaardigheden rond opvoeding en onderwijs in het algemeen en in het bijzonder de specifieke kennis rond de schoolse verwachtingen, communicatie,… • Ouders inzicht geven in levenslang leren, drempels worden lager om ouders te laten doorstromen naar andere onderwijsaanbod. Remmen / Obstakels / Hindernissen • Moeilijk voor kinderen in klasverband als hun ouders niet participeren • Het hele team van de participerende school dient zich achter het project te scharen en de kracht en het potentieel van gezinsleren inzien. Het project vraagt veel van een school. • Persoonlijke inzet van leerkracht en begeleider centrum basiseducatie, ook de relatie tussen beiden is belangrijk. Zeker in beginfase kan er zekere argwaan zijn • Werving van de beoogde doelgroep is en blijft zeer moeilijk. • Vaders worden minder/zelden bereikt • Taalproblemen: ouders die goed/geen Nederlands spreken, laaggeletterde ouders, analfabete ouders, enzovoort • Cursus is tijdens de uren van school, overdag: mensen die werken worden uitgesloten • Frequentie van het volgen van de cursus: thuis blijven als er problemen zijn (financieel, ziek, …) • Continuïteit van het project, vraagt extra financiële middelen • Wat als een partner zoals basiseducatie wegvalt? • Meetbaarheid van de impact van het gezinsleren naar groei van het kind/ouders/schoolteam. Wat betekent dit tevens naar ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie, enzovoort. Welke indicatoren objectiveren?
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
88/107
INITIATIEF 16 GEZINSLEREN – GROEPSGEBONDEN SAMENKOMSTEN ORGANISEREN VOOR OUDERS IN DE SCHOOL Naam en contactgegevens organisatie Stad Hasselt Afdeling Welzijn Steunpunt Onderwijs en Opvoeding Groenplein 1 3500 Hasselt 011-23 94 04 www.hasselt.be Uitvoerder project: Open School Limburg Zuid Context en activiteiten van de organisatie Het Steunpunt Onderwijs en Opvoeding (SOO) zet zich in voor betere doorstromingskansen voor leerbedreigde leerlingen in het lager en secundair onderwijs. Het beoogt hiervoor Hasseltse kwetsbare gezinnen van Vlaamse of van allochtone afkomst. Het SOO zet zelf acties op of het is een ondersteunende partner in het onderwijslandschap. Het Steunpunt verbindt het leer- en leefmilieu (school - thuis) van deze kinderen/leerplichtige jongeren. Het werkt hiervoor samen met Hasseltse basisscholen, secundaire en hogescholen, centra voor Leerlingenbegeleiding, wijken jongerenwerking, ... Haar activiteiten focussen op: • Het proactief uitbouwen en onderhouden van gezonde, professionele partnerschappen in functie van de noden van de doelgroepen • Noden en problemen signaleren aan het beleid • Het zoeken van goede praktijken en het uitwerken en implementeren van projecten en acties met partners • Succesfactoren uitdiepen • Kennis geven van realisaties/bevindingen van het SOO aan het beleid • Onderwijs en Welzijn ondersteunen en op elkaar afstemmen in functie van onderwijs en opvoeding • Kinderen stimuleren in hun taalvaardigheid om hun kansen te verhogen in hun schoolloopbaan • Kinderen een zinvolle tijdsbesteding aanbieden als positieve stimulans voor de schoolloopbaan • Het verhogen van de doorstromingskansen voor risicoschoolloopbanen en het streven naar een succesvolle opeenvolgende overgang van voorschools naar kleuter naar basis en naar secundair onderwijs • Het stimuleren van de samenwerking tussen school en buurt • Participatie van de ouders aan het onderwijs: ouderbetrokkenheid, empowerment, ondersteunen van scholen rond ouderparticipatie Voorbeelden van concrete acties: Kleuterverhalen, De Babbeldoos, Kindertheaters, Vlinderjuf, Gezinsleren (zie hierna). Opvoedingswinkel (o.a. samenwerkingsverbanden rond De Speelkaart, De Babbelmama’s, …) Kleuterboekje ‘Milan’, Kleuterklas in werking (met beeldmateriaal), Huiswerkbegeleiding, Boek en Spel op Bezoek, Samenwerking met Kind en Gezin. Buurtprogramma’s, bv. Ontbijtkransjes, Leg de Lat Hoger. Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
89/107
Soort initiatief/project Gezinsleren Een groepsgebonden samenkomst in de school voor ouders met een kind in de 3de kleuterklas en vervolgens met het kind in het eerste leerjaar. Het gaat dus om een traject dat over 2 schooljaren loopt. Er wordt gefocust op vorming en uitwisseling rond onderwijsgelinkte onderwerpen. Doelgroep van het initiatief/project Scholen gelegen in de meest ‘prioritaire aandachtswijken’ van Hasselt. Dit betekent scholen met de meeste noden wat betreft maatschappelijk kwetsbare doelgroepen. Het project richt zich in eerste instantie tot laaggeschoolde ouders van vijfjarige kleuters. • Laaggeschoolde ouders; omdat deze ouders hun betrokkenheid met de kinderen vaak onvoldoende weten om te zetten in doeltreffende ondersteuning van hun kinderen. • Vijfjarige kleuters, omdat ervaring leert dat de ouders door de overgang naar het eerste leerjaar meer geneigd zijn om deel te nemen aan activiteiten. • Een uitbreiding voorzien voor 6-jarigen (1e leerjaar), omdat dit aan de basis ligt van de schoolloopbaan in het basisonderwijs. Maar er worden geen ouders uitgesloten. Alle ouders, 1e leerjaar en 3de kleuterklas, krijgen een schriftelijke uitnodiging. Projectteam Steunpunt Onderwijs en Opvoeding van stad Hasselt, opdrachtgever en projectverantwoordelijke Centrum Basiseducatie Open School Limburg Zuid, uitvoerder Beide organisaties zijn initiators van het project •
Stad Hasselt - Afdeling Welzijn - Steunpunt Onderwijs en Opvoeding Brigitte Minsen, coördinator Inge Vandebeek, medewerker 011-23 94 04 •
Open School Limburg Zuid Marie de Lorenzo, begeleider 011-22 61 60 Het Steunpunt Onderwijs en Opvoeding ondersteunt Basiseducatie door middel van de introductie van Basiseducatie in de basisscholen, administratieve ondersteuning, het uitlenen van educatief materiaal, het opvolgen van de communicatie en de doorstroming van de ouders binnen het project,… Daarnaast volgt het Steunpunt Onderwijs en Opvoeding de afstemming op tussen Basiseducatie en de scholen. De Projectteams in de scholen bestaan uit de directie, de betrokken leerkrachten, Basiseducatie Open School Limburg Zuid en SOO. Specifieke doelstellingen van het initiatief / project zie algemene introductie gezinsleren Aanpak en methoden Het project Gezinsleren werd door het Centrum Basiseducatie in 2004 in wijk Meulenberg in Houthalen-Helchteren met succes geïntroduceerd. Een 1/2de VTE leerkracht werd ingeschakeld in 2 scholen. Het project werd met behulp van schoolopbouwwerk uitgevoerd en met gelden van het Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
90/107
Impulsfonds gefinancierd. Door de herstructurering van de Centra voor Basiseducatie werd het project in een aantal Hasseltse basisscholen geïntroduceerd. Het project loopt dit schooljaar in 3 Hasseltse basisscholen. Door het Fonds van bpost kon het aantal participerende basisscholen verder worden uitgebreid. De cursus omvat 40 uren: 13 voormiddagen van telkens 3 u. De verdeling van deze uren is afhankelijk van de organisatie in de school. Iedere sessie van de cursus kent een specifiek verloopt. De ouders komen in het eerste uur samen. Er wordt een bepaald thema toegelicht. Idealiter is dit een thema dat op dat moment ook in de kleuterklas behandeld wordt, bijvoorbeeld thema’s als ‘de herfst’, ‘sorteren van afval’, gekoppeld aan vaardigheden als ‘het gebruik van ruimtelijke begrippen’. Allemaal vaardigheden die belangrijk zijn om goed te kunnen functioneren in het eerste leerjaar. Na de pauze gaan de moeders (en vaders) naar de klas. De kinderen voeren een activiteit uit met hun ouders. Nadien volgt een korte evaluatie met de ouders. De ouders krijgen huiswerk mee om met het geleerde ook thuis aan de slag te gaan. •
Werven scholen Vooreerst werden alle Hasseltse basisscholen, met de meest hoge GOK-cijfers, schriftelijk gecontacteerd. Geïnteresseerde scholen werden verder geïnformeerd over het project. Ondertussen participeren reeds 3 basisscholen, vanaf september 2010 komt er nog een 4de basisschool bij. Elke school moet 2 fases van gezinsleren aanbieden: 40 u aan de ouders van kinderen in 3e kleuterklas en een volgend schooljaar aan dezelfde ouders waarvan de kinderen dan in 1e leerjaar zitten. SOO sluit een overeenkomst af met de scholen. •
Werven ouders De school werft de ouders: o Alle ouders, kinderen desbetreffende leerjaar, krijgen een brief mee vanuit de school met de aankondiging o De school en/of de uitvoerder (Basiseducatie) brengen persoonlijke huisbezoeken aan o de gezinnen o De leerkracht spreekt de ouders aan Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? • 4 participerende basisscholen • er wordt een regelmatige deelname van gemiddeld 8 ouders aan de sessies vooropgesteld In de periode januari-juni 2010 zijn er 3 basisscholen met gezinsleren, allemaal in de 3de kleuterklas. Met het Fonds van bpost wordt het gezinsleren van 1 school gefinancierd. Voor het komende schooljaar, periode september-december 2010, zullen 4 basisscholen participeren met het 1e leerjaar (als vervolg). Met het Fonds van bpost wordt het gezinsleren van 2 scholen gefinancierd. Bovendien kan er nog een basisschool instappen voor 2 pakketten van telkens 40u., 3de kleuterklas en 1e leerjaar. Hefbomen / Kritieke succesfactoren zie algemene introductie gezinsleren, hierna projectspecifiek: • De rol en het mandaat van het SOO als ‘regisseur’: investeren om een optimale setting te creëren voor een maximale kans op slagen. Bovendien is SOO ingebed in het lokaal onderwijsbeleid dat reeds jarenlang investeert in gelijke kansen onderwijs • De (goede) contacten en relaties met de scholen • De procesopvolging en bewaking van het concept door SOO
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
91/107
• • •
Ouders en hun kinderen doen samen activiteiten in een schoolse context: ouders zien hun kind functioneren Kinderen krijgen meer zelfvertrouwen, ‘groeien’ door de aanwezigheid van hun ouder in de klas Geleerde wordt onmiddellijk toegepast, het is zeer concreet en dagelijks bruikbaar, ervaringsgericht leren: ouders leren iets, oefenen met elkaar, oefenen met hun kinderen en dat wordt nog eens samen besproken
Remmen / Obstakels / Hindernissen zie algemene introductie gezinsleren, hierna projectspecifiek: • Moeilijk voor kinderen in klasverband als hun ouders niet participeren • De voorwaarden die SOO en basiseducatie stellen kunnen een hindernis zijn voor scholen. Van de scholen wordt verwacht dat ze gezinsleren aanbieden in 2 fases die niet los te koppelen zijn van elkaar. Het aanbod voor de ouders van de 3e kleuterklas dient het schooljaar daarna, voor dezelfde ouders aangeboden worden die dan hun kind in het 1e leerjaar hebben. Een tweede voorwaarde die gesteld wordt is dat de ouders van een kind in het 1e leerjaar, in het 2e deel van de sessie in de klas zelf actief aan de slag. Hier wordt toegepast (samen geoefend) met hun kind wat ze geleerd hebben in het 1e ‘theoretisch’ gedeelte. • Als fysieke afstand met school groot is, worden ouders niet/moeilijk bereikt: bv. als kinderen met schoolbus naar school gaan (was zo in Meulenberg). • Wat nadat de ouders de 2 fases doorlopen hebben. Hoe gaat het kind/ouder/school mee om? • 40 uren per schooljaar is zeer weinig. In Meulenberg werd het project 2 jaar lang uitgevoerd, telkens gedurende een volledig schooljaar Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Gezinsleren is zeer sterk gefocust op en succesvol naar de ouderbetrokkenheid. Mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden (cfr. supra) dan biedt gezinsleren een zeer sterke meerwaarde voor het schoolteam, de kinderen en de ouders. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken De meeste participerende scholen zijn vragende partij om gezinsleren terug op te nemen. SOO gaat zeker pleiten om in de toekomst dit project met reguliere middelen te financieren.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
92/107
INITIATIEF 17 GEZINSLEREN – HET KLIKT IN DE KLAS Naam en contactgegevens organisatie Leerpunt-Centrum voor Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen vzw Bert Van Hoorickstraat 19 9300 Aalst 053-78 15 05
[email protected] www.leerpuntzovl.be Context en activiteiten van de organisatie Zie algemene toelichting Centra Basiseducatie. Het werkingsgebied van Leerpunt Zuid-Oost-Vlaanderen bestrijkt de regio tussen Ronse en Aalst. De lesplaatsen zijn Ronse, Oudenaarde, Zottegem, Geraardsbergen, Ninove en Aalst. Daarnaast verzorgt Leerpunt ook cursussen op aanvraag en in samenwerking met anderen in verschillende gemeentes binnen dit werkingsgebied. Soort initiatief/project Gezinsleren: het klikt in de klas Doelgroep van het initiatief/project Het project richt zich naar ouders, de zogenaamde doelgroepouders: laaggeschoolden, allochtonen, ouders van kinderen die problematisch gedrag vertonen in de klas, ouders uit sociaal zwakke milieus. Het project wenst ouders positief te benaderen en vertrekt vanuit de competenties van de ouders. Alle ouders van de school worden uitgenodigd om deel te nemen. Zo ontstaat een positieve dynamiek in school en voorkomt de school om een 'groepje probleemouders' te gaan isoleren met alle pejoratieve effecten van dien. Projectteam Leerpunt – Centrum voor Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen vzw Ghislain De Bondt, stafmedewerker 053-78 15 05 Twee medewerkers coachen het project gezinsleren, er zijn zes lesgevers/begeleiders vanuit basiseducatie De Projectteams in de scholen bestaan uit de directie, de betrokken leerkrachten en Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen. Specifieke doelstellingen van het initiatief / project • maatschappelijke doelstelling: door een stimulerende mentaliteit binnen het gezin leren kinderen beter in al zijn dimensies en zullen ze beter functioneren.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
93/107
•
• •
ouders doen inzien dat ze in de ontwikkeling van hun kind(eren) een belangrijke rol hebben en dat ze deze rol ook leren spelen. Het gaat om een mentaliteits- en gedragsverandering in de richting van levenslang leren: leren is prettig en het kan altijd en overal. betere communicatie tussen ouders en school (of een andere organisatie) en de verhoogde participatie van ouders aan activiteiten die de school organiseert. grotere deelname van ouders aan verder leren in het volwassenenonderwijs en andere vormen van levenslang leren.
Aanpak en methoden Het project is gegroeid vanuit twee impulsen: • het PEFaL-onderzoek – zie algemene inleiding gezinsleren (supra) • een aantal jaren terug werd in Aalst een werkgroep opvoedingsondersteuning opgericht. Leerpunt is van in het begin een actieve partner geweest. Bij selectie van kernprojecten voor de werkgroep werd gezinsleren naar voor geschoven. Dit betekende de start van een eerste project gezinsleren in Aalst en een stuurgroep gezinsleren die daarvoor specifiek werd opgericht. Het project gezinsleren vindt dit jaar voor de 5de keer plaats in Aalst. Er waren in totaal 3 verschillende Aalsterse scholen bij betrokken en het zet/zette veel in beweging. Ouders geraken meer betrokken, worden mondiger, een betere relatie tussen school en ouders, enzovoort. Zie ook de succesfactoren bij de algemene introductie gezinsleren. In 1 school in Aalst is er uit het gezinsleren een groep van allochtone ouders ontstaan die een soort van praatcafé in school willen organiseren. Deze bron aan ervaring en een sterk geloof in het succes van gezinsleren bracht basiseducatie op het idee om het project uit te breiden naar 6 verschillende scholen en regio’s. Initieel was het de bedoeling om het project gezinsleren in alle vestingen van basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen te laten plaatsvinden: Ronse, Oudenaarde, Zottegem, Geraardsbergen, Ninove en Aalst. Omdat Zottegem echter niet voldoende beantwoordde aan de vooropgestelde doelstelling om doelgroepouders te betrekken, worden in Geraardsbergen 2 basisscholen betrokken en in Zottegem geen. De zes projecten starten in november 2010. In de beginfase begeleidde een stuurgroep het proces van gezinsleren in Aalst. In deze stuurgroep participeerden diverse organisaties: Kind en Gezin, stad Aalst (dienst preventie), mutualiteiten, buurtwerk, de zorgleerkrachten van de scholen en basiseducatie. Ondertussen is het project gezinsleren voldoende ‘gerodeerd’ en bestaat de stuurgroep officieel niet meer maar enkele leden zijn nog steeds betrokken. Het project kende toch wel een zekere evolutie: Belangrijkste uitgangspunt is dat alle ouders van alle jaren – zowel kleuters als lagere school – worden uitgenodigd om mee te werken aan gezinsleren. Volgens Basiseducatie is theoretisch gezien misschien het meest ideale dat je enkel een afgebakende doelgroep ouders hebt maar dit leverde problemen: • Enkel grote scholen konden voldoende participerende ouders betrekken, in kleine scholen werd een minimum aantal niet bereikt. • Ouders zijn vragende partij, welke leeftijd de kinderen ook hebben. De wisselwerking tussen de ouders met grotere en kleinere kinderen is zeer boeiend. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat de ouders niet gaan werken met hun kind in de klas. Ook dat hebben ze uit ervaring geleerd. Zeker als je met verschillende leeftijden werkt is dat praktisch al moeilijk maar ook inhoudelijk waren er enkele problemen: • Kinderen waarvan ouders niet komen, hebben het moeilijk • Bij gemengde leeftijdsgroepen, moeten alle klassen openstaan voor deze methodiek Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
94/107
Het project gezinsleren vindt wel steeds plaats in de school van het kind. En ze doen per lescyclus wel een aantal activiteiten met alle kinderen en ouders. De school moet goed weten wat gezinsleren betekent, basiseducatie voert gesprekken met het team van de desbetreffende scholen. Verschillende fases: • Er wordt veel tijd besteed aan het doorspreken van de verwachtingen ten aanzien van de school en de leerkrachten. Zij worden uitgebreid ingelicht over alle stappen van het project, de werkwijze en de te verwachten effecten. • In een volgende fase wordt er dieper ingegaan op verschillende aspecten die belangrijk zijn voor het verdere verloop van het project. Hoe communiceren we met anderstaligen? Welke aspecten zijn belangrijk in de contacten met kansarme ouders? Is het nodig om huisbezoeken te verrichten? Wat zegt wetenschappelijk onderzoek over deze materie en welk is de rol van de school in deze op gezinsleren. Het is ook de bedoeling om het leerkrachtenteam te voorzien van vorming. Deze wordt voorzien door lesgevers van Basiseducatie, aangevuld met externe sprekers indien dat nodig zou zijn. • De promotie en werving verdient veel aandacht. Alles staat of valt met de manier waarop wordt gecommuniceerd met de ouders alsook met het aantal ouders die je kan betrekken in het project. Een aantal facetten zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat er voldoende ouders van de juiste doelgroep worden bereikt voor het project : o Alle ouders worden aangesproken om niet pejoratief te werk te gaan. Ervaring leert dat de beoogde doelgroep wordt bereikt. Dit heeft te maken met de manier waarop de promotie gebeurt (taalgebruik, inhoud, ...) en het moment waarop de vorming doorgaat (tijdens de lesuren). Concreet krijgen alle ouders een promotiefolder. Hiermee wordt de doelgroep niet bereikt maar het is een eerste stap in de communicatie naar alle ouders alsook een aanknopingspunt om ouders aan te spreken. o Vervolgens organiseert Basiseducatie in de scholen een ontbijt met 'koeken en koffie' om de ouders 's morgens bij het brengen van de kinderen op een informele wijze aan te spreken. o De volgende stap in deze fase is dat lesgevers van Basiseducatie aanwezig zijn op de oudercontacten die de school organiseert. Daar kunnen lesgevers al gerichter die ouders aanspreken waarvan de leerkrachten signaleren dat een deelname aan het project wenselijk is. Nadien worden diezelfde ouders ook nog eens aangesproken door het CLB, zorgcoördinatoren en Gok-leerkrachten. o Met alle ouders wordt een intake-gesprek gehouden door basiseducatie. • In november 2010 start Basiseducatie met een lessenpakket van 14 bijeenkomsten. Gedurende dit semester ontmoeten de ouders elkaar elke week op een voor- of namiddag. De lesgever van Basiseducatie voorziet dan een educatief pakket waarin er op een heel laagdrempelige wijze en op een didactisch-pedagogisch verantwoorde wijze leerinhouden worden aangeboden. Deze hebben betrekking op diverse aspecten van de opvoeding van kinderen met als nadruk de schoolse ontwikkeling. Inhouden zijn o.a.: belang van voorlezen, spelend leren, ontwerpen van verteltassen, straffen en belonen, (belang van) ouderbetrokkenheid op school, oudercontacten (hoe verloopt het), de rol van het CLB, hoe werken leerkrachten aan welke vaardigheden, .... Gedurende de bijeenkomsten maken de lesgevers gebruik van permanente evaluatie via een portfoliomethodiek (zie verder). • Na de 14 bijeenkomsten wordt er met de ouders en de school grondig geëvalueerd. Ook tussentijds wordt er regelmatig formeel overleg voorzien met de leerkrachten. Bij de eindevaluatie wordt er gekeken naar diverse aspecten: vinden leerkrachten dat de betrokkenheid van de deelnemende ouders is gestegen, is er meer communicatie tussen beide partijen, worden (bijvoorbeeld) heen-en-weerschriftjes meer gebruikt, komen de deelnemende ouders (meer) naar het oudercontact, merken leerkrachten dat die kinderen beter zijn voorbereid op taken, wordt het huiswerk beter begeleid, .... De evaluatiefase wordt afgesloten
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
95/107
met een evaluatierapport waarin aanbevelingen tot bijsturing van het project naar het volgende schooljaar worden opgenomen. Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? • Concept van gezinsleren staat op punt binnen basiseducatie: aanpak, lesgevers, coaches, enzovoort. • Zes scholen hebben toegezegd en starten in november 2010 Met de steun van het Fonds van bpost is het mogelijk om 6 projecten van gezinsleren op te starten in 6 verschillende basisscholen (en gemeenten) Hefbomen / Kritieke succesfactoren zie algemene introductie gezinsleren, hierna projectspecifiek: Het project gezinsleren heeft in Aalst reeds heel wat expertise opgebouwd door de voorgaande edities in Aalst. Hierdoor werd het mogelijk dat basiseducatie van start gaat met gezinsleren in 6 verschillende locaties. Scholen zijn vaak vragende partij voor het project. Sommige scholen zien hun leerlingen bevolking op korte tijd sterk verkleuren. Ze weten vaak niet hoe om te gaan met de ouders. Een project als gezinsleren is een eerste stap naar het binnenbrengen van expertise voor de scholen rond ouderbetrokkenheid. De begeleider/lesgever van basiseducatie is ‘ervaringsdeskundige’. Zij/hij moet zelf kind(eren) hebben. Dit schept een band met de ouders meer ook met school. Men kent een schoolse context en men weet wat een band tussen school en ouders is. Portfoliomethodiek: alle deelnemende ouders maken een eenvoudig portfolio, dat is een verzameling van opdrachten van wat ze gedaan hebben en met toepassingen voor thuis. Dit wordt met de lesgevers ook besproken. De methodiek geeft een mooie weergave van het proces en op die wijze leggen deelnemers zelf hun vooruitgang vast. Remmen / Obstakels / Hindernissen zie algemene introductie gezinsleren, hierna projectspecifiek: • Werven van de ouders gebeurt door de school en als initiatiefnemer ben je in een ‘afhankelijke’ positie. Daarom neemt basiseducatie ook wel een belangrijke rol op binnen deze fase van het project. • Projectmatige aanpak: wat doen ouders met de schoolbegeleiding van hun kinderen nadat het project (duur van een semester) wegvalt? En wat doet een school? Geeft ze continuïteit? • Een goed evenwicht zoeken tussen school en ouders, de slinger mag ook niet te veel doorslaan naar de andere kant. Een school staat zeker huiverig tegenover een oudergroep die plots zeer (te) actief wordt. • Meerwaarde van portfoliomethode wordt momenteel eerder als evaluatie gezien dan als mogelijk extra leermiddel voor de ouders. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Binnen centra voor basiseducatie is er uitwisseling over de 13 centra rond ouderparticipatie, hiervoor is er een werkgroep actief. Rond gezinsleren is er geen overkoepelend overleg. Dit is voornamelijk nog het gevolg van de schaalvergroting: slorpt veel tijd en energie op. Maar misschien is het wel nuttig om met de komende ervaringen overkoepelend overleg te voorzien.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
96/107
Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Er is zeker nood aan onderzoek op langere termijn rond effecten van projecten zoals gezinsleren (en andere) door bv. universiteit. Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen is zeer sterk overtuigd van de impact van gezinsleren op kind, gezin en school. Dit is gebaseerd op resultaten in Aalst (na 5 edities) maar het blijft vaak intuïtief, moeilijk hard te maken, … Als de evaluatie van de 6 projecten gezinsleren positief is, nu zeker al met de scholen in Aalst, wil Basiseducatie gezinsleren als onderdeel uitbouwen binnen haar reguliere werking. Enkel met decretale middelen is dit echter onmogelijk. Bijkomend is er binnen basiseducatie een sterke toename van cursisten Nederlands 2de taal (lange wachttijden) en dit is prioritair gezien hun werking.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
97/107
INITIATIEF 18 TAALSTIMULERING VOOR TAALPALEISOUDERS Naam en contactgegevens organisatie Leerpunt-Centrum voor Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen vzw Bert Van Hoorickstraat 19 9300 Aalst 053-78 15 05
[email protected] www.leerpuntzovl.be Context en activiteiten van de organisatie Zie algemene toelichting Centra Basiseducatie. Het werkingsgebied van Leerpunt Zuid-Oost-Vlaanderen bestrijkt de regio tussen Ronse en Aalst. De lesplaatsen zijn Ronse, Oudenaarde, Zottegem, Geraardsbergen, Ninove en Aalst. Daarnaast verzorgt Leerpunt ook cursussen op aanvraag en in samenwerking met anderen in verschillende gemeentes binnen dit werkingsgebied. Het project van het Fonds van bpost vindt plaats in Ronse. Soort initiatief/project Taalstimulering voor Taalpaleisouders Een opleiding op maat voor ouders waarvan hun kleuters het Taalpaleis (zie aanpak en methoden) volgen. Doelgroep van het initiatief/project Ouders van autochtone en allochtone kansarme leerlingen in het Nederlandstalige Ronsese basisonderwijs, leerlingen met een taalachterstand in het Nederlands Projectteam Leerpunt – Centrum voor Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen vzw Nathalie Schaubroeck, lesgever An Lievens, stafmedewerker 053-78 05 05 Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen Wouter Hennion 09-265 84 70 Evelien Vanthournoudt 055-31 69 96 Specifieke doelstellingen van het initiatief / project • Stimuleren tot taaluitbreiding aan de hand van concrete situaties, teksten, … • Opvoedingsondersteuning met focus op sociaal-cognitieve ontwikkeling van het kind door een spel en leescultuur, leeromgeving van het kind en rol van het gezin Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
98/107
Aanpak en methoden ‘Het Taalpaleis’ startte in de zomer 2008 voor het eerst als een initiatief van de stedelijke dienst diversiteit17. Het biedt op spelenderwijs taalstimulering en –activering aan, aan taalzwakke kinderen uit de 2e en 3e kleuterklas. Er worden talrijke taalprikkels en gevarieerde niet-schoolse activiteiten aangeboden in een uitsluitend Nederlandstalige en veilige omgeving. Het onderwijsopbouwwerk stond van meet af aan in voor de praktische realisatie, de werving van de doelgroep en de begeleiding van de monitors. Ondertussen loopt het Taalpaleis zowel tijdens het schooljaar (woensdagnamiddag) als tijdens de zomervakantie (3 weken). Het is ondertussen een samenwerking tussen de Stad Ronse en Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen (schoolopbouwwerk). Per schooljaar bereikt het Taalpaleis gemiddeld een 50-tal kinderen. Het Taalpaleis speelt preventief in op het probleem van de taalachterstand bij anderstalige kleuters. Daarnaast toont het initiatief dat er bij anderstalige ouders een groeiende belangstelling is om hun kinderen ook in een buitenschoolse context Nederlands te laten leren. Ondanks het succes voelde Samenlevingsopbouw dat het Taalpaleis niet voldoende is voor de kleuters. Thuis spreken ze hun moedertaal, ze kijken niet naar Nederlandstalige televisie, ze worden niet voorgelezen, in de Maghrebijnse cultuur is spelen met je kind niet iets gewoon, contacten met de school verlopen moeilijk ,… Samen met Leerpunt werd een project uitgewerkt rond taalstimulering voor de Paleisouders. Ouders weten vaak niet hoe ze via opvoeding hun kinderen talig kunnen stimuleren. De ouders (meestal moeders) volgen vaak zelf nog geen taalcursus omdat dit vaak moeilijk te combineren valt met de zorg voor jonge kinderen. Binnen basiseducatie en samen met samenlevingsopbouw werd een project uitgewerkt dat geïntegreerd werd binnen de doelstellingen uit de opleidingen Maatschappij Oriëntatie en Nederlands voor anderstaligen. De werving van allochtone ouders werd o.m. opgenomen in de huisbezoeken van samenlevingsopbouw voor de toeleiding van de kinderen naar het Taalpaleis. Bij de huisbezoeken werd de folder over het nieuwe project voor taalpaleisouders toegelicht. Het project vindt plaats elke donderdagvoormiddag (2u.) van half maart tot eind juni. Twaalf moeders zijn gestart met de cursus, nu zijn nog 6 moeders van allochtone origine actief, zie verklaring bij belemmeringen. Er is permanent een tolk aanwezig. Het accent van de vorming ligt op het stimuleren rond meertaligheid: • Wat betekent het voor een kind om in meerdere talen op te groeien. • Wat zijn misverstanden. • Hoe kan je meertaligheid optimaal begeleiden in de thuissituatie en in school • ontwikkelingsschijf: lichamelijke, verstandelijke, sociaal-emotionele ontwikkeling • leesboekje ‘Rat van weinig woorden’ • discussies en oefeningen Voor de inhoud van de opleiding werd een beroep gedaan op o.m. materialen van het Intercultureel Netwerk Gent (ING). Daarnaast komt in de opleiding ook opvoedingsondersteuning aan bod. Hiervoor werd een beroep gedaan op materialen van “Opvoeden & Zo” 18.
17
Bron: nieuwsbrief onderwijsopbouwwerk Ronse, jaargang 2009, n°1 “Opvoeden & Zo” is een laagdrempelige cursus voor ouders van kinderen in de basisschoolleeftijd. De preventieve cursus is bedoeld voor ouders met alledaagse opvoedingsvragen of beginnende opvoedingsproblematiek. Opvoeden & Zo beoogt de opvoedingscompetenties van ouders te vergroten door hen bewust te maken van de mogelijkheden om het gedrag van hun kinderen positief te beïnvloeden. De cursus is geschikt voor alle ouders en bestaat uit zes groepsbijeenkomsten van twee uur waarin ouders zes opvoedingsvaardigheden leren: aandacht geven, prijzen, verbieden, negeren, apart zetten en straffen, bron: www.opvoedenenzo.nl 18
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
99/107
Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? • Gedurende 15 weken een vormingsaanbod op donderdagvoormiddag gedurende 2 uur voor Paleisouders. • 12 moeders zijn gestart met de cursus, nu nog 6 ouders • gedurende opleiding wordt er 2x een activiteit gedaan met de kinderen en ouders, ze hebben bibliotheek en speel-o-theek bezocht Het Fonds van bpost heeft het mogelijk gemaakt dat dit project kon plaatsvinden, zorgde voor financiering personeel en overheadkosten. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Ontwikkeling van een project vanuit een reële behoefte • Samenwerking met samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen, zowel Leerpunt als Samenlevingsopbouw zijn aanwezig tijdens vorming • Enthousiaste kerngroep van vrouwen die wel enige opleiding gehad hebben in land van herkomst, niveau van de groep is hoger dan initieel verwacht • Portfoliomethodiek: alle deelnemende ouders maken een eenvoudig portfolio: een verzameling van opdrachten van wat ze gedaan hebben en met opdrachten voor thuis. Moeders verzamelen krantenartikels, vermelden welke kinderboeken ze gelezen hebben, … Op het einde van de cursus geeft de portfolio een mooi beeld van wat een moeder gedaan heeft, en welk proces werd doorlopen. Remmen / Obstakels / Hindernissen • Terugval van de cursisten tot de helft. Verschillende oorzaken liggen aan de basis: partner of cursist zelf heeft werk gevonden, de voorziene kinderopvang in aangrenzend lokaal werkt contraproductief, ongelijk niveau van (on)geletterdheid – analfabete vrouw haakt af. • Er zijn enkel vrouwen van allochtone origine betrokken, zij hebben enige scholing gehad. 15 sessies van 2u is voor deze groep te veel, ook het niveau ligt hoger dan verwacht/beoogd. • Het aantal cursisten NT2 is het voorbije jaar in Ronse voor het Leerpunt verdubbeld. Deze opleiding organiseren is voor Leerpunt een prioritaire doelstelling. Keerzijde is dat er weinig/geen financiële middelen voor handen zijn voor andere projecten. Wat ook de continuïteit van dit project op de helling zet. • Ondanks het feit dat samenlevingsopbouw vragende partij was om ook de ouders van de taalpaleiskinderen te betrekken, is de samenwerking, een vervolgproject, niet verzekerd zonder externe financiering. Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Samenwerken met andere partners is een win-winsituatie: uitwisseling expertise, aantrekken nieuwe mensen uit doelgroep, enzovoort. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Het aantal cursisten NT2 is het voorbije jaar in Ronse voor het Leerpunt verdubbeld. Deze opleiding organiseren is voor Leerpunt een prioritaire doelstelling. Keerzijde is dat er weinig of geen financiële middelen voor handen zijn voor andere projecten.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
100/107
INITIATIEF 19 DE KLIK NAAR LEREN – EN ANDERE VORMEN VAN OPVOEDINGSONDERSTEUNING Naam en contactgegevens organisatie Open School Antwerpen vzw Centrum Basiseducatie Antwerpen Vredestraat 93 2600 Berchem 03-230 22 33 www.basiseducatie.be Context en activiteiten van de organisatie Zie algemene toelichting Centra Basiseducatie. Dit project voert Open School Antwerpen uit met diverse partners: basisscholen (inclusief kleuteronderwijs) en verenigingen in Groot-Antwerpen, Stabroek en Schoten. Soort initiatief/project De klik naar leren en andere vormen van opvoedingsondersteuning Laaggeschoolde (groot)ouders van kleuters (3de kleuterklas) en leerlingen 1e graad lager onderwijs leren hoe ze internet kunnen gebruiken om het leren en het computergebruik van hun (klein)kind te ondersteunen. Doelgroep van het initiatief/project Laaggeschoolde volwassenen met kinderen/kleinkinderen uit de kleuterschool en de eerste jaren van het basisonderwijs: kansarmen, allochtonen, anderstaligen, zowel mannen als vrouwen. Projectteam Open School Antwerpen • Els Denissen, coördinator Maatschappelijke Oriëntatie, projectverantwoordelijke • Erna Hoskens, stafmedewerker • Lief Houben, coördinator rekenen • Karlien Schouteden, educatief medewerker • Kate Voets, verantwoordelijke Open Leercentrum Specifieke doelstellingen van het initiatief / project • Ontwikkeling van een kortlopende en laagdrempelige cursus “de klik naar leren” in samenwerking met en op maat van scholen en organisaties die met laag- en zeer laaggeschoolde allochtone en autochtone (groot)ouders werken. • (Groot)ouders versterken in hun opvoedende taken, toepassen van aangeleerde vaardigheden, verhoging van schoolbetrokkenheid • Doorstroming van de deelnemers naar langlopende cursussen van Open School Antwerpen • Uitbouw netwerk en samenwerking met diverse terreinactoren • Grotere naambekendheid creëren van het ruime aanbod van Open School Antwerpen bij potentiële toeleiders (diverse actoren op terrein) en doelpubliek Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
101/107
Aanpak en methoden In het schooljaar 2008-2009 werd de lessenreeks ‘de klik naar leren’ als pilootproject georganiseerd in diverse basisscholen en verenigingen, een dienstencentrum OCMW en in de lokalen van Open School Antwerpen zelf. In totaal vonden 11 lessenreeksen plaats met ongeveer 100 deelnemers. Financieel werd dit mogelijk gemaakt door projectsubsidies van de Telenet Foundation. De idee om ‘de klik naar leren’ in de toekomst uit te breiden met een module opvoedingsondersteuning is gegroeid vanuit andere lessenreeksen bij Open School o.m. ICTlessen. Ouders gaven aan dat kinderen vaak het monopolie hebben over de computer in huis. De ouders weten niet goed waarmee hun kinderen bezig zijn. Ze beschikken niet over de basisvaardigheden om hun kinderen op een verantwoorde manier te begeleiden in het computergebruik. Ze zijn zich niet bewust van de gevaren maar evenmin van het gebruik van de computer als leerinstrument. Het project werd verfijnd op basis van de bevindingen van de pilootprojecten, er werden nieuwe partners gezocht en er werden/worden lessenreeksen aangeboden. Het is een project op maat/vraag van scholen en organisaties. De lessen “de klik naar leren” beogen dat ouders en grootouders: • computervaardiger zijn • internet ontdekken als een leerinstrument • er in slagen om hun kinderen – ondanks hun eigen beperkte mogelijkheden op vlak van basisvaardigheden – toch te begeleiden bij het leren • meer inzicht in het leren van hun kinderen • een leerklimaat scheppen binnen het gezin De lessen “aanvullend aanbod opvoedingsondersteuning” beogen om de ouders/grootouders te versterken in hun opvoedende taak door: • het bewust maken dat zij een rol spelen in de schoolloopbaan van hun kinderen • samen te praten over het opvoeden van kinderen • te werken aan vaardigheden die ouders kunnen helpen bij de opvoeding: positieve betrokkenheid, grenzen stellen, gewenst gedrag bekrachtigen, consequenties verbinden aan ongewenst gedrag, goede communicatie • verhoging van schoolbetrokkenheid Momenteel wordt dit pakketje aangeboden in 4 bijeenkomsten19. In de toekomst wil de organisatie dat aanbod integreren in het reguliere aanbod, in de cursus ‘Opvoeden van kinderen’, een module van 40 lesuren. Om de doelen van de klik naar leren te koppelen aan de doelen van de cursus opvoeding, zullen in het najaar 2010 de klik naar leren een paar maal in een reeks van 6 bijeenkomsten worden aangeboden. Dat geeft de kans om dieper in te gaan op de opvoedkundige aspecten van kinderen en computer: hoe goede afspraken maken en toezien op het naleven ervan, grenzen stellen, belonen en straffen, … Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? Zie ook supra. • In de voorbije maanden (februari tot juni) liepen/lopen in totaal 7 modules op 5 verschillende locaties met in totaal ongeveer 60 deelnemers. Ook in het centrum zelf van Open School wordt een module aangeboden. • In het nieuwe schooljaar, najaar 2010, worden 4 nieuwe lessenreeksen met nieuwe partners beoogd, waarvan 2 ‘verlengde’ reeksen van 6 bijeenkomsten. 19
Het project valt buiten de decretale regeling, die staat alleen modules van 40 lesuren of maatwerk van minstens 24 lesuren toe.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
102/107
• • •
•
enkele moeders van de pilootprojecten zijn doorgestroomd naar het reguliere cursusaanbod van Open School Antwerpen Ontwikkeling en realisatie van een linken cd-rom, hiermee kunnen ouders rechtstreeks klikken naar goede websites Er komt een 2de cd-rom waarbij linken worden gelegd naar websites voor kinderen van 3 tot 12 jaar. Deze 2de cd-rom wordt ontwikkeld om de klik te kunnen integreren in het modulair aanbod De opleiding wordt geëvalueerd via www.surveymonkey.be
Het Fonds van bpost heeft het mogelijk gemaakt dat het pilootproject ‘de klik naar leren’ verder gezet kon/kan worden en financiert: personeels, administratieve kosten en materiaal. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Inbedding van het project binnen een organisatie als Open School Antwerpen: expertise van lesgevers en andere medewerkers, linken tussen diverse lessenreeksen. • Doelgroepen hebben ook de mogelijkheid om door te stromen naar andere lessenreeksen. • Beantwoordt aan een reële behoefte. • Samenwerking met diverse actoren op terrein: verbreding van rekruteringskanalen en bereik doelgroep • Win-winsituatie bij alle betrokkenen: ouders verhogen competenties ten aanzien van kind en school, ouderbetrokkenheid van de doelgroep bij school en nieuwe cursisten binnen de doelgroep voor Open School Antwerpen. Remmen / Obstakels / Hindernissen • Toeleiding van de doelgroep naar de lessenreeksen. Open School Antwerpen rekruteert, informeert en sensibiliseert nieuwe partners. Deze partners promoten op hun beurt de lessenreeks bij hun ‘achterban’. Dit vraagt engagement, betrokkenheid, … Niet alle partners doen dit op een even secure wijze. Open School Antwerpen heeft hier weinig impact op ook al ontwikkelen ze samen met de scholen materialen om doelgroepen te trekken. • Deelnemers zijn gemotiveerd om te komen maar haken ook vlug af om praktische redenen. • Scholen/organisaties zijn niet altijd geëquipeerd om deze lessen te kunnen organiseren: ruimte met computers, internetaansluiting, software, … • Communicatie over de module: het is niet echt een computercursus waarbij de deelnemers verschillende toepassingen leren. De doelgroep heeft soms andere verwachtingen. • Soms is het voor de lesgever niet altijd even duidelijk welk niveau de groep heeft Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Het is interessant om te werken met partners die ervaring hebben met de doelgroep en die ook weten welk engagement dit vraagt om deze groepen te sensibiliseren en blijvend te motiveren. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Projectmatig werken verhindert vaak continuïteit en verdieping van projecten en inhouden. De tijd om te reflecteren wordt vaak niet/minder genomen. Op die manier dragen ervaringen en veel expertise te weinig bij aan de organisatie.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
103/107
INITIATIEF 20 ORAL HISTORY, ALLOCHTONE OUDERS VERZAMELEN MONDELING OVERGELEVERDE VERHALEN OP PAPIER Naam en contactgegevens organisatie Centrum Basiseducatie Limburg Midden-Noord vzw, LiMiNo P. Nicoulaan 29 b 4 3630 Maasmechelen 089-77 32 62
[email protected] Context en activiteiten van de organisatie Zie algemene toelichting Centra Basiseducatie. Het werkingsgebied van Centrum Basiseducatie Limburg Midden-Noord vzw bestrijkt 4 regio’s van waaruit de cursussen worden georganiseerd: West-Limburg, Genk, Maasland en NoordLimburg met respectievelijk secretariaten in Beringen, Genk, Maasmechelen en Overpelt. Soort initiatief/project Oral History Allochtone ouders van jonge kinderen wijzen op het belang van vertellen en voorlezen in het gezin. Hun eigen mondeling overgeleverde verhalen op papier zetten en zo bewaren voor de toekomst. Specifiek de verhalen die verteld worden aan kinderen van 0 tot 6 jaar. Doelgroep van het initiatief/project Laaggeschoolde allochtone ouders, grootouders of naaste familie. Zij beschikken over (zeer) beperkte taalvaardigheden in het Nederlands. Deze groep zit in de laagste opleidingsmodule alfabetisering, basisniveau NT2. Projectteam Centrum Basiseducatie Limburg Midden-Noord vzw, LiMiNo Het project vindt plaats in de 4 secretariaten: Beringen, Genk, Maasmechelen en Overpelt. Rohnny Berden, directeur Maureen de Welf, opleidingsondersteuner Kathelijn Bormans, educatief medewerker Tania Rozka, educatief medewerker Ellen Prikken, vestigingscoördinator Maasland en opleidingsverantwoordelijke Alfa NT2 + projectverantwoordelijke Oral History
[email protected] Specifieke doelstellingen van het initiatief / project • laaggeschoolde allochtone ouders wijzen op het belang van vertellen en voorlezen aan jonge kinderen in het kader van hun slaagkansen op school
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
104/107
• •
verzamelen, vertellen en neerschrijven van de eigen verhalen van de ouders: de verhalen die mondeling overgeleverd worden van generatie op generatie publiceren/bundelen van de verhalen
Aanpak en methoden Het projectidee kwam van het secretariaat in Maasmechelen en loopt binnen de 4 vestigingsplaatsen van Centrum Basiseducatie LiMiNo. Laaggeschoolde volwassenen met een achterstand in taal- en vaak ook leervaardigheden zijn niet altijd zo gemakkelijk te bereiken met een educatief aanbod. Het is belangrijk om deze groep ‘te binden’ en ze opnieuw te leren leren door positieve, plezante ervaringen. Dit is versterkend voor de ouders zelf en heeft een positieve invloed op hun kinderen. Er wordt aan een klimaat gewerkt waarbij de ouders groeien in hun competenties en in hun ouderrol ten aanzien van het begeleiden van hun kinderen in hun school- en algemene opvoedingstaken. Het zeer laagdrempelige en zeer herkenbare uitgangspunt van oral history is om mondelinge verhalen, sprookjes maar ook (slaap)liedjes, gedichten, enzovoort die in allochtone families worden verteld te verzamelen en te verspreiden. Deze verhalen zijn vaak zeer sterk cultureel gebonden. De verhalenbundel moet allochtone ouders ook stimuleren om voor te lezen. Er werd vanuit de organisatie een werkgroep opgericht die het idee verder uitwerkte en vertaalde om te gebruiken in de verschillende vestingen van LiMiNO. Een eerste fase van oral history is het verzamelen van de verhalen. Dit gebeurde tijdens (en na) de modules van NT2/Alfa NT2 en maatschappelijke oriëntatie in de diverse vestingen. • Om de opdracht duidelijk te maken voor de doelgroep werd met diverse didactische en educatieve materialen en werkvormen gewerkt. Het project moest tot leven komen in de vestingen met als doel de nieuwsgierigheid en belangstelling bij diverse cursisten op te wekken. • Elk centrum kon het verzamelen van de verhalen binnen eigen context vertalen. • In de maanden maart tot mei 2010 werden de verhalen verzameld • Er werden visueel creatieve materialen ontwikkeld, bijvoorbeeld de kijkdozen: een fragment uit een sprookje/verhaal wordt gevisualiseerd en daarnaast komt de verhaallijn in duidelijke taal in maximum 7 zinnen. • Naast kijkdozen en andere werkvormen (o.a. viewmasters, snuffelkoffers) werden in de vestigingen schrijftafels geplaatst, mensen konden tijdens de pauze een verhaal noteren en in een verzameldoos deponeren • Voor analfabete ouders konden de verhalen opgenomen worden op cassettes, er werd een ‘cosy corner’ geïnstalleerd met bandrecorder, videocamera en fototoestel • In elk centrum hing een wereldkaart en werd er permanent gevisualiseerd van waar er al verhalen verzameld waren en hoeveel. Dit bracht onder bepaalde gemeenschappen een gezonde competitie teweeg. • Er werd ook een tekenwedstrijd georganiseerd voor de kinderen om de verhalenbundel te illustreren. Kortom het project ‘oral history’ leefde binnen de diverse vestingen van basiseducatie, ouders voelden zich aangesproken en betrokken, iedereen kent immers wel een sprookje of verhaal, …. In totaal werden 200 verhalen verzameld over de 4 vestingen: in zeer diverse talen: Nederlands, Turks, Marokkaans, Grieks, Pakistaans, Swahili, Roemeens, Eritrees, Nigeriaans, Tunesisch, enzovoort. Het aantal verhalen en de bruikbaarheid ervan was veel verrassender dan oorspronkelijk werd ingeschat. In de volgende fase (mei-juni) worden de verhalen vertaald. Dit is niet evident omdat werken met beëdigde vertaling een te hoge kostprijs is. Er wordt via allerhande netwerken gezocht naar Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
105/107
vrijwillige vertalers (en/of lage vergoeding). Bijkomend is er een hoge tijdsdruk. Het project werd binnen basiseducatie ingeschat op 7 maanden, gelinkt aan de personeelskost voorzien in de projectfinanciering. Wat betekent dat het project ‘af’ moet zijn begin september. De hoeveelheid van verhalen vergroot natuurlijk de werkdruk. Als ‘voorlopige’ afronding van de verhalenverzameling werd in elke vestiging een afsluitende verhalendag georganiseerd. Er was een voorleeshoek, er waren kijkdozen met verhalen, poppenkast, een verhalenboom,… Er werden allerlei activiteiten aangereikt die ouders ook kunnen doortrekken naar de thuissituatie. Bedoeling is om ouders mee te geven om een vertelmoment in te passen in de dag of week weekplanning van het gezin. Dit vertelmoment kan dan later evolueren naar een voorleesmoment. Aanvankelijk gebeurt dit aan de hand van verhalen in de eigen taal, in een volgende fase (en met behulp van de verhalenbundel) kan dit samen met het kind in het Nederlands. Momenteel bevindt zich het project in de fase van het redigeren van de verhalen om ze te kunnen publiceren. De organisatoren hebben allerhande vragen op te lossen die, mede door het succes, enigszins anders zullen ingevuld worden: Gaan alle verhalen opgenomen worden? Of wordt er een selectie doorgevoerd? Hoe gaat dit gebeuren, welke criteria gebruiken? En hoe ga je een eventuele selectie communiceren aan de participerende ouders? De werkgroep bekijkt hoe, met welke partners, … het bundelen van de verhalen het best kan verlopen. Ook is het nog de vraag of de verhalen in de oorspronkelijke taal verschijnen en het Nederlands of enkel Nederlands. Dit brengt immers zeer veel en degelijk redactiewerk mee. En de tijd is beperkt. Afhankelijk van de vorm van publicatie is het de bedoeling om het materiaal ter beschikking te stellen van partners en geïnteresseerden: centra basiseducatie, scholen, bibliotheken, buurt-en wijkcentra, opvoedingscentra, enzovoort. Met vooral als doel mensen te stimuleren om verhalen te vertellen, voor te lezen, … Concrete resultaten / Welk verschil maakt de steun van het Fonds van bpost? Zie supra. • Verzamelen van 200 verhalen, sprookjes, gedichten en liedjes over heel de wereld • Allerhande activiteiten in de diverse vestingen van basiseducatie rond verhalen, vertellen en voorlezen • voorlezen als aandachtspunt binnen de modules NT2 in een volgend schooljaar Het Fonds van bpost heeft dit project mogelijk gemaakt: financiering personeel en bijkomende kosten voor het uitwerken van de materialen, uitwisseling van materialen en methodieken en het uitgeven van een verhalenbundel. Hefbomen / Kritieke succesfactoren • Verhalen, liedjes, gedichten over culturen heen is een universeel gebeuren: het vertrekt vanuit ieders competentie, het verbindt mensen, het activeert en mobiliseert, het is zeer herkenbaar. • Een activiteit die les/moduleoverschrijdend is en veel cursisten mobiliseert • De verhalen bieden een rijkdom aan materialen • Vertrekt vanuit de eigen taal van de ouder/kind, een vertaling van de verhalen geeft kans om ook het Nederlands te gebruiken. • Project over 4 vestingen van Basiseducatie LiMiNo • Samenwerkingsverbanden rond de publicatie en verspreiding van verhalen, een mogelijke piste met de Wablieft-krant wordt onderzocht Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
106/107
Remmen / Obstakels / Hindernissen • Niet alle centra behaalden ‘even’redige resultaten in het aantal verhalen. Dit werd wel in de loop van het traject bijgestuurd. • Het succes van de verhalen en de mogelijkheden die in het verzamelde materiaal zitten, hebben ook een keerzijde. Bij de projectontwikkeling werd de inschatting van de tijd (en dus ook personeelskost) eerder gering gedaan. Risico bestaat dat hierdoor een rijkdom van materialen niet ten volle kan benut worden omwille van afronding project, einde financiering. • Continuïteit van het project onzeker Aanbevelingen en suggesties voor andere organisaties Veel cursisten bij basiseducatie kenden een moeilijke schoolloopbaan en moeten opnieuw ‘goesting’ krijgen om te leren en om competenties te ontwikkelen die ten goede komen aan hun kinderen: b.v. in het begeleiden van hun schooltaken, en in het algemeen: in de opvoeding van de kinderen. Het is als centrum voor basiseducatie vaak moeilijk om net de zwakste doelgroep te motiveren. Een project als Oral History is zeer universeel, prikkelend en vooral: eenieder heeft wel een (lievelings)verhaal. Aanbevelingen en suggesties voor beleidsverantwoordelijken Het project Oral History legt duidelijk de vinger op de wonde met betrekking tot het nadeel van projectmatig werken. Het is als organisatie niet altijd evident vooraf een project van ‘a tot z’ goed in te schatten. Het is dan ook jammer dat een succes, een gedragen project met een output die veel groter is dan verwacht, geen kwalitatief eindproduct zou kunnen afleveren. In de zin dat het aanwezige potentieel voldoende kan aangeboord worden: correcte en kwalitatieve redactie van de teksten, ontwikkelen van een methodiek om dit project ruim te verspreiden, ontwikkelen van lesmodule, … De organisatie zoekt bijkomende financiering.
Fonds van bpost voor Alfabetisering bedrijfsfonds beheerd door de Koning Boudewijnstichting
107/107