Op zoek naar evenwicht Wereldwijd zoeken overheden naar een nieuw evenwicht in de belastingheffing. Dit plaatst ondernemingen voor grote uitdagingen. Welke dit zijn en hoe ondernemingen daarop kunnen inspelen, kwam op 21 maart 2013 aan bod tijdens de vierde editie van Ahead of Tax, het jaarlijkse seminar van Baker & McKenzie.
Strikter toezicht
Transfer pricing
Belastingen komen meer in de schijnwerpers te staan, constateert Wouter Paardekooper, partner Corporate & International Tax bij Baker & McKenzie Amsterdam, aan het begin van Ahead of Tax 2013. Media besteden er meer aandacht aan dan in het verleden. Wereldwijd zoeken overheden naar manieren om de opbrengsten uit belastingen te vergroten. Hij voorspelt dat het rapport over grondslagerosie en winstverschuiving (het BEPSrapport) dat de OESO begin 2013 uitbracht zal leiden tot een waterscheiding. “We gaan van het vermijden van “double taxation” naar het vermijden van “double nontaxation”.” De veranderingen in de belastingheffing hebben veel te maken met de slechte economische omstandigheden, zegt Herman Huidink, partner Corporate & International Tax bij Baker & McKenzie Amsterdam. Meer opbrengsten zijn simpelweg noodzakelijk om de overheidsfinanciën op orde te brengen. De opbrengsten moeten komen van zowel individuele belastingplichtigen als ondernemingen. Die trend is eigenlijk overal zichtbaar, blijkt op het seminar. Zo voorziet Paul Halprin, senior associate Tax en lid van de European Tax Dispute Resolution Group, in Nederland een forse toename in belastingcontroles. De laatste maanden is het aantal boekenonderzoeken al toegenomen. Soms is een verzoek om informatie uit het buitenland de aanleiding. Maar de Belastingdienst zet ook zelf sterker in op controle. Illustratief is de uitbreiding van het aantal toezichtmedewerkers. Er komen er zestienhonderd bij, van wie duizend in 2013.
Ook in Duitsland, Italië en Spanje vinden meer controles plaats. Bovendien zijn de belastingautoriteiten strenger. In Duitsland let een groeiend leger federale belastinginspecteurs zeer scherp op transfer pricing, weet Ulrich Raensch, Tax partner op het kantoor van Baker & McKenzie in Frankfurt. Hun aanpak is agressief. Correcties van honderd miljoen euro of meer zijn geen uitzondering. Ter vergelijking: de correcties van regionale inspecteurs die nu lopen hebben een orde van grootte van vijf tot tien miljoen euro. Volgens Guiliana Polacco van Baker & McKenzie in Milaan, ligt de focus in Italië op multinationals in de digitale industrie als Google en
Wouter Paardekooper
Microsoft. Verder treden de autoriteiten harder op tegen belastingontduiking. Typerend zijn de onaangekondigde controles van de fiscale politie, de Guardia di Finanza. Maria Antonia Azpeitia, Tax partner bij Baker & McKenzie Madrid, vertelt dat in Spanje het probleem speelt dat belastingcontroles mogen doorgaan als een onderneming onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek. Eerder mocht dat niet. De kans bestaat dat justitie informatie uit de belastingcontrole gebruikt in haar aanklacht. Dat is vervelend, omdat de onderneming in een strafrechtelijk onderzoek geen informatie hoeft te geven die belastend
Paul Halprin
kan zijn. Los van het verschil in aandachtsgebieden bij belastingcontroles, moeten multinationals rekening houden met cultuurverschillen.
Tango Cultuurverschillen komen heel duidelijk naar voren in onderlinge overlegprocedures tussen verdragslanden, blijkt uit het verhaal van Hans van Egdom, senior transfer pricing specialist bij het Ministerie van Financiën. Nederland is in onderling overleg gericht op de dialoog en is zo transparant mogelijk over de werkwijze. Doel is het heffen van dubbele belastingen te voorkomen. Als uitgangspunt hanteert Nederland daarbij het arm’slengthbeginsel, aldus Van Egdom. Maar, ‘it takes two to tango’. Met andere woorden: voor een vruchtbaar overleg moeten beide partijen er ook uit willen komen. “Het wantrouwen in sommige landen is vaak nog groot. Ik geloof daarbij wel in de kracht van het intermenselijk contact. Als je elkaar wat beter kent en ook eens een borrel met elkaar drinkt, dan helpt dat. Binnen Europa is het contact wel wat makkelijker gelet op de reisafstand dan in bijvoorbeeld Azië waar de culturele verschillen ook groter zijn.” In Azië, waaronder landen als China en India, is het moeilijker om oplossingen te vinden, zegt hij. Zeer herkenbaar voor ondernemingen die in India actief zijn is de discussie over de hoogte van de cost plus. Een deelnemer in de zaal vertelt over een onderneming uit de halfgeleiderindustrie die wereldwijd een cost plus van
5 gebruikt en in India bijvoorbeeld belastingautoriteiten treft die dit op 32 zetten. Dit zorgt voor onzekerheid waar de onderneming een reservering voor moet maken. Van Egdom raadt ondernemingen aan altijd in gesprek te blijven. Het alternatief is een juridische procedure. De kans op een gunstige uitspraak is in India goed: de belastingdienst krijgt in zeer veel gevallen ongelijk. Maar zo’n procedure kan wel tien tot vijftien jaar duren. “Dat is heel frustrerend voor de onderneming.” In de Europese Unie leert de praktijk dat de dreiging van een arbitrage tot beweging leidt.
Commissionaire Corporate & International Tax Partner Jan-Willem Gerritsen van Baker & McKenzie Amsterdam zoomt in op het gebruik van de commissionairestructuur. In veel landen staat die structuur onder druk. Dat wil zeggen dat de tendens bestaat dat belastingdiensten stellen dat de commissionaire een vaste inrichting is van een elders gevestigde principaal. Vanuit economisch oogpunt is daar volgens Gerritsen soms best wat voor te zeggen. Zo waren de bestuurders van de principaal van Dell in Ierland dezelfde als bij de commissionaire in Noorwegen en was er geen “substance” in de principaal. Uiteindelijk oordeelde de rechter in hoger beroep dat er geen sprake was van een vaste inrichting. De argumentatie: contracten die de commissionaire afsluit met zijn klant zijn juridisch niet bindend voor de principaal. In Frankrijk, Italië en Spanje deden hogere rechters vergelijkbare
Herman Huidink
uitspraken. De OESO heeft deze lijn in de rechtspraak niet overgenomen, waardoor het risico niet geweken is voor de commissionaire. Vooralsnog was voor de fiscale rechter de overeenkomst tussen commissionaire en principaal bepalend. “Als dat goed in elkaar zit, dan heb je een halve slag gewonnen”, aldus Gerritsen. Dit laat overigens onverlet dat een structuur met een limited risk distributor voor veel ondernemingen tegenwoordig beter aansluit bij hun businessmodel dan een commissionairsstructuur. Gouden regel bij de overstap naar een andere structuur is een geïntegreerde aanpak.
Folkert Idsinga
Indirecte belastingen Indirect Tax partners Folkert Idsinga en Jan Snel schetsen in vogelvlucht de trends in BTW. De voornaamste: steeds meer landen heffen BTW. Sinds midden jaren negentig groeide het aantal van honderd tot honderdvijftig. Van de grote economieën kent alleen de Verenigde Staten nog geen BTW. Plannen voor de invoering van een nationale belasting op consumptie uit 1984
en 2010 konden op onvoldoende draagvlak rekenen. Landen die wél BTW heffen, verhogen de tarieven. De tariefsverhogingen dragen bij aan de verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Vanuit het perspectief van de overheid is dat goed te begrijpen, zegt Idsinga. “Het is voor overheden een mooi en makkelijk systeem om geld binnen te halen.” Voor ondernemingen is eerder het tegendeel het geval. Het is een complexe heffing die bovendien inflexibel is en daarmee ongeschikt voor nieuwe verdienmodellen. Ook zijn de kosten om te voldoen aan de regelgeving hoog. Ondernemingen die zaken willen doen in de Europese Unie, moeten zich in meer dan twintig landen laten registreren voor de BTW. Dat is een forse hindernis voor de interne handel in de unie. De EU beseft dat ook en publiceerde in 2010 een groenboek met de grote lijnen voor verdere harmonisatie. Eenvoudig, efficiënt, neutraal, robuust en fraudebestendig zijn de voornaamste kenmerken van het Europese BTW-systeem van de toekomst. Een revolutionair voorstel kan die eisen verenigen: het afromen van de BTW via banken. Volgens Jan Snel is dat nu nog niet mogelijk. Veranderingen in de wet- en regelgeving vinden nu plaats met kleine stapjes. Een voorbeeld is de uitbreiding van het one-stop-shop-systeem in 2015. Vanaf dan is ook voor de levering van telecommunicatie en omroepdiensten BTW-registratie in één lidstaat voldoende, net als dat nu al het geval is voor elektronische diensten. Senior associate Customs & Indirect Tax Gooike van Slooten heeft een advies voor bedrijven die constateren dat er iets mis is met de levering van goederen uit het buitenland. “Bel eerst de douane, dan de verzekering en daarna, als daar aanleiding voor is, de politie.” De douane blijkt in de praktijk namelijk zeer strikt te handhaven. Voor redelijkheid en billijkheid is geen ruimte. Ook als de goederen waarover douanerechten zijn verschuldigd zijn vermist. “In het douanerecht staat de aangever in voor de juistheid van zijn vermeldingen. Niet alleen bij de aanvaarding, maar ook bij controle achteraf.”
Aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat Staatssecretaris van Financiën Frans Weekers sluit Ahead of Tax 2013 af met, zoals hij het zelf noemt, een verhaal met een moralistische ondertoon. Hij hecht aan een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat in Nederland. Maar internationale ontwikkelingen dwingen tot het vinden van een nieuwe balans. Dat is onder meer nodig vanwege groeiende verontwaardiging over de belastingbijdragen van multinationals. Volgens de staatssecretaris zijn multinationals medeverantwoordelijk voor het vinden van een nieuw evenwicht. “Als u zich overgeeft aan fiscale grensverkennerij, dan is het voor mij onmogelijk de continuïteit die u nodig hebt te garanderen. En wat levert het uiteindelijk op? Veel negatieve aandacht, een belastingstelsel vol stoplappen, en een slechte reputatie die Nederland niet verdient.” Tegelijkertijd kan het nieuwe evenwicht er alleen komen in internationaal verband. “Niemand wil als eerste strenge maatregelen nemen uit angst voor een fiscale vlucht en het verlies van bedrijvigheid en werkgelegenheid.”
Frans Weekers
Kortom, een nieuw evenwicht in de belastingheffing is alleen mogelijk als alle betrokken partijen zich daarvoor willen inspannen. Het is de kunst dit zo in te vullen dat ondernemingen hun fair share kunnen bijdragen, zonder aan concurrentiekracht in te boeten. De komende jaren moeten uitwijzen of dit lukt. Veel zal afhangen van de uitwerking van de aanbevelingen in het BEPS-rapport. Het is te hopen dat daarbij het maatschappelijk belang van sterke en innovatieve ondernemingen voldoende wordt meegewogen.
Baker & McKenzie is internationaal sinds onze oprichting. Het zit in ons DNA. Baker & McKenzie maakt het verschil door de manier waarop wij denken, werken en handelen. Onze 4.000 juristen, fiscalisten, notarissen én economen werken grensoverschrijdend in geïntegreerde teams en zijn tegelijkertijd diep geworteld in 45 landen. Onze professionals zijn direct betrokken bij de totstandkoming van lokale en internationale wetgeving en delen hun kennis zowel onderling als met cliënten. Wij ondersteunen multinationals in binnen- en buitenland met onze vernieuwende, onafhankelijke en pragmatische werkwijze bij het benutten van kansen, minimaliseren van risico’s en het oplossen van juridische én fiscale uitdagingen. Bezoek www.bakermckenzie.nl Voor meer informatie, kunt u contact opnemen met: Folkert Idsinga Voorzitter Tax Practice +31 20 551 7599
[email protected]
© 2013 Baker & McKenzie. Alle rechten voorbehouden. Baker & McKenzie International is een Zwitserse Verein waarvan vennootschappen over de gehele wereld lid zijn. In overeenstemming met de in de professionele dienstverlening gebruikelijke terminologie wordt met de term “partner” bedoeld personen die partner zijn van een dergelijke vennootschap of een daaraan gelijkwaardige functie bekleden. De term “kantoor” wordt gebruikt om te verwijzen naar een vestiging van een dergelijke vennootschap.