Verslag studiedag 13/05/2013: “Slachtoffers en herstelrecht: op zoek naar een evenwicht”
Inge Vanfraechem (
[email protected])
Op maandag 13 mei 2013 organiseerde LINC in samenwerking met Suggnomè en Steunpunt Algemeen Welzijnswerk een studiedag aangaande slachtoffers en herstelrecht naar aanleiding van het afronden van twee onderzoeken dienaangaande: een Europees onderzoek van het European Forum for Restorative Justice en het doctoraatsonderzoek van Daniela Bolivar. Dit verslag geeft een beknopte weergave van de plenaire sessies en de resultaten van de workshops.
1
Leuvens Instituut voor Criminologie, Suggnomè vzw Forum voor herstelrecht en bemiddeling en Steunpunt Algemeen Welzijnswerk nodigen u graag uit op de studiedag
“Slachtoffers en herstelrecht: op zoek naar een evenwicht” Datum: 13 mei 2013 Plaats: College De Valk, KU Leuven
Doel: Samen reflecteren over recente empirische onderzoeksbevindingen over slachtoffers en herstelrecht en de implicaties daarvan voor praktijk, beleid en onderzoek Doelpubliek: Bemiddelaars en medewerkers van slachtofferhulp in Vlaanderen, onderzoekers Online inschrijven: http://www.law.kuleuven.be/apps/activiteiten/portaal/ Prijs: 15 euro
Programma
9:30-10:00
Inleiding “Slachtoffers en herstelrecht: sleutelnoties en internationale regelgeving”, Prof. Dr. Ivo Aertsen
10:00-10:45
Bevindingen doctoraatsonderzoek “Victim-offender mediation and victims’ restoration”, Dr. Daniela Bolívar (English)
10:45-11:00
Koffiepauze
11:00-11:45
Bevindingen van een Europees onderzoeksproject “Slachtoffers en herstelrecht”, gecoördineerd door het European Forum for Restorative Justice, Prof. Dr. Antony Pemberton
11:45-12:15
Bevindingen uit de praktijk: een bemiddelaar aan het woord, Kris Vanspauwen
12:15-13:15
Lunch
13:15-13:45
Bevindingen uit de praktijk: slachtofferhulp aan het woord, Kris De Groof
2
13:45-15:15
Workshops (4) , moderators: Ann Castrel, An Marchal, Inge Vanfraechem en Pieter Verbeeck Elke workshop heeft een centraal thema, dat reeds in de plenaire presentaties wordt aangekaart. De discussie wordt ingeleid op basis van stellingen. De idee is om met de aanwezigen een lijst van goede praktijken en aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek op te stellen. Die ideeën worden gepresenteerd in de slotsessie. De volgende thema’s komen aan bod: Workshop 1: “Slachtoffers en toegang tot herstelrecht” Workshop 2: “Samenwerking tussen herstelrecht en slachtofferhulp” Workshop 3: “Slachtoffers en risicotaxatie” Workshop 4: “Slachtoffers en neutraliteit in een herstelrechtelijk proces”
15:15-15:30
Koffiepauze
15:30-16:30
Op weg naar een goede verhouding tussen slachtoffers en herstelrecht: conclusies van de reflecties, moderator: Dr. Inge Vanfraechem
16:30-16:45
Afsluitend woord: Minister van Justitie A. Turtelboom (te bevestigen)
3
1. Slachtoffers en herstelrecht: sleutelnoties regelgeving – Prof. Dr. Ivo Aertsen
en
internationale
Slide 1 Slachtoffers en herstelrecht: sleutelnoties en internationale regelgeving
Ivo Aertsen 13 mei 2013
Slide 2 1. Slachtoffers en herstelrecht: natuurlijke bondgenoten?
Slide 3
Ja, want … • Wat is een slachtofferervaring? – Aard van de feiten: man-made – Gevolgen en impact – Victimisatie als proces – Wat is herstel?
4
Slide 4 • Het fenomeen ‘slachtofferschap’ – Het ‘relatieve’ karakter • Slachtofferschap en daderschap • Cultureel bepaald?
– Vergelding of herstel? – Rechten maar ook verantwoordelijkheden
Slide 5 • Verwachtingen t.a.v. de strafrechtspleging – Minder geformaliseerd proces waar ook zijn/haar visie meetelt – Respectvolle en faire behandeling – Informatie over het procesverloop en over de uitkomst – Grotere betrokkenheid en kunnen participeren – Materieel herstel – Emotioneel herstel en verontschuldigingen
Slide 6 • Kanttekeningen bij de slachtofferbeweging – – – –
Risico op eenzijdigheid, selectiviteit en polarisatie Moeizame integratie in de strafrechtsbedeling Victimalisering van de moraal (H. Boutellier) en slachtofferisme Verstrenging maatschappelijk klimaat/punitiviteit
• Dus meer fundamentele herdenking van maatschappelijke en justitiële reactie nodig: de opkomst van het herstelrecht, vanuit slachtofferperspectief
5
Slide 7
Maar, toch … • Vele herstelrechtelijke initiatieven niet ontstaan vanuit slachtofferbelangen! • Sociaal-werk model vs. Neutraal model • Hebben slachtoffers wel behoefte aan bemiddeling? En wat zijn hun motieven of weerstanden?
Slide 8 • Empirische onderzoeksbevindingen – Positieve effecten: • • • •
tevredenheid met proces en uitkomst bereikte en uitgevoerde overeenkomsten angst revictimisatie verminderd beeldvorming over justitie verbeterd
– Dynamiek van het bemiddelingsproces: kwalitatief diepte-onderzoek
Slide 9 • Toch ook knelpunten – Enkele onderzoeken met verminderde tevredenheid en negatieve effecten – Beperkingen in het bereik van aantal gevallen en tegemoetkoming aan behoeften van slachtoffers – Beperkte deelname van slachtoffers, daar waar mogelijk
6
Slide 10 • Kritiek: overwegende dadergerichtheid van sommige bemiddelingsprojecten (Victim Support Europe: ‘Statement on the position of the victim within the process of mediation’, 2003) • Zachte dwang tot deelname? De noodzakelijke beschikbaarheid van alternatieve herstelmogelijkheden • Gevaar secundaire victimisatie • Timing en geschiktheid van dossiers • Ook verantwoording afleggen t.a.v. de samenleving? • Deelname = schuldbekentenis?
Slide 11
(T. Wachtel, IIRP)
Slide 12 2. Wat zegt internationale regelgeving?
7
Slide 13
Vertrekkend vanuit ‘restorative justice’
• UN Standard Minimum Rules for Non-custodial Measures (the Tokyo Rules) (1990) Basic Principles on the use of Restorative Justice Programmes in criminal matters (2002) UN Handbook on Restorative Justice Programmes (2006)
Slide 14 • Council of Europe Recommendation R(99)19 concerning mediation in penal matters I. Definition II. General principles III. Legal basis IV. The operation of criminal justice in relation to mediation V. The operation of mediation services V.1. Standards V.2. Qualifications and training of mediators V.3. Handling of individual cases V.4. Outcome of mediation VI. Continuing development of mediation
Slide 15 R(99)19 Definition of mediation: ‘... Any process whereby the victim and the offender are enabled, if they freely consent, to participate actively in the resolution of matters arising from the crime through the help of an impartial third party (mediator)’
8
Slide 16 European Commission for the Efficiency of Justice Guidelines for a Better Implementation of the Existing Recommendation Concerning Penal Mediation (CEPEJ, December 2007) 1. Availability 2. Accessibility 3. Awareness
Slide 17
Vertrekkend vanuit slachtofferbeleid • UN Declaration of Basic Principles of Justice for Victims of Crime and Abuse of Power (General Assembly Resolution 40/34, 29 November 1985) • Raad van Europa – R(85)11: on the position of the victim in the framework of criminal law and procedure – R(87)21: on assistance to victims and the prevention of victimisation – R(2006)8: on assistance to crime victims
Slide 18 Recommendation Rec(2006)8 on assistance to crime victims • Art. 13 on ‘Mediation’: Potential benefits – mediation to be considered where appropriate The interests of victims should be fully and carefully considered – also potential risks for the victim Adoption of clear standards to protect the interests of the victims (free consent, issues of confidentiality, access to independent advice, the possibility to withdraw from the process at any stage and the competence of mediators)
9
Slide 19 • EU Kaderbesluit van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure Art. 10 - Bemiddeling in strafzaken 1. Elke lidstaat zorgt voor de bevordering van bemiddeling in strafzaken met betrekking tot de strafbare feiten waarvoor hij die maatregel passend acht. 2. Elke lidstaat ziet erop toe dat elke overeenkomst die in een bemiddeling in strafzaken tussen het slachtoffer en de dader wordt bereikt, in aanmerking kan worden genomen.
Slide 20 • EU Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ
Slide 21 ‘Criminaliteit is zowel een vergrijp tegen de samenleving als een schending van de individuele rechten van het slachtoffer. Slachtoffers van strafbare feiten moeten als zodanig worden erkend en op een respectvolle, tactvolle en professionele manier worden behandeld, zonder enig onderscheid op welke grond dan ook, (…). In alle contacten met een bevoegde autoriteit die in het kader van strafprocedures optreedt en organisaties die in contact komen met slachtoffers, zoals slachtofferhulp- of herstelrechtorganisaties, moet rekening worden gehouden met de persoonlijke situatie en onmiddellijke behoeften, de leeftijd, het geslacht, de eventuele handicap en het ontwikkelingsniveau van slachtoffers van strafbare feiten, en hun lichamelijke, geestelijke en morele integriteit moet volledig worden gerespecteerd. (…) moeten worden beschermd tegen secundaire en herhaalde victimisatie, tegen intimidatie en tegen vergelding, passende ondersteuning krijgen om hun herstel te bevorderen en voldoende toegang tot de rechter krijgen.’
10
Slide 22 ‘Strafprocedure’: vanaf het moment waarop een aangifte wordt gedaan ‘Ondersteuning’ moet beschikbaar zijn vanaf het tijdstip waarop de bevoegde autoriteiten weten dat er een slachtoffer is, tijdens de gehele duur van de strafprocedure en gedurende een passende termijn daarna, overeenkomstig de behoeften van het slachtoffer … ‘Ondersteuning’ moet op velerlei manieren worden verleend en moet beschikbaar zijn voor alle slachtoffers; de rol van ‘slachtofferhulporganisaties’ ‘Gespecialiseerde hulporganisaties’: voor slachtoffers met aanzienlijke schade als gevolg van de ernst van het misdrijf (kwetsbare slachtoffers …) ‘Herstelrechtvoorzieningen’ zoals (…) ‘kunnen zeer nuttig zijn voor het slachtoffer, maar moeten met de nodige waarborgen worden omgeven …’
Slide 23 • Art. 2 - Definities
d) „herstelrecht”: een proces waarbij het slachtoffer en de dader in staat worden gesteld, indien zij er vrijwillig mee instemmen, actief deel te nemen aan het oplossen, met de hulp van een onpartijdige derde, van zaken die het gevolg zijn van het strafbare feit.
Slide 24 • Art. 12: Recht op waarborgen in het kader van herstelrechtvoorzieningen – Maatregelen nemen om slachtoffer te vrijwaren van secundaire en herhaalde victimisatie, intimidatie en vergelding, met oog op toegang tot veilige en competente diensten, mits: • • • •
Diensten alleen in het belang van het slachtoffer Volledige en objectieve informatie Dader moet feiten erkend hebben Overeenkomst: op basis van vrijwilligheid, en mag later in strafprocedure in aanmerking worden genomen • Vertrouwelijkheid
– Doorverwijzing vergemakkelijken (opstellen van procedures en richtlijnen)
11
Slide 25 1. De lidstaten nemen maatregelen ter bescherming om het slachtoffer te vrijwaren van secundaire en herhaalde victimisatie, van intimidatie en van vergelding die bij de verstrekking van alle herstelrechtvoorzieningen in acht moeten worden genomen. Die maatregelen zorgen ervoor dat het slachtoffer dat ervoor kiest deel te nemen aan herstelrechtprocessen toegang heeft tot veilige en competente herstelrechtorganisaties, onder ten minste de volgende voorwaarden:
Slide 26 a) van de herstelrechtvoorzieningen wordt alleen gebruik gemaakt in het belang van het slachtoffer, na afweging van de veiligheidsaspecten, en met diens vrijwillige en met kennis van zaken gegeven toestemming die te allen tijde mag worden ingetrokken;
Slide 27 b) alvorens toe te stemmen in deelname aan het herstelrechtproces, krijgt het slachtoffer volledige en objectieve informatie over dat proces en de mogelijke resultaten ervan, alsook informatie over de procedures volgens welke erop zal worden toegezien dat een eventuele overeenkomst wordt uitgevoerd;
12
Slide 28 c) de dader heeft de feiten die aan de zaak ten grondslag liggen, erkend;
Slide 29 d) de overeenkomst komt vrijwillig tot stand en mag later in een strafprocedure in aanmerking worden genomen;
Slide 30 e) hetgeen wordt besproken in een herstelrechtproces dat niet in het openbaar plaatsvindt, is vertrouwelijk en wordt naderhand niet bekendgemaakt, tenzij de partijen daarin toestemmen of bekendmaking volgens het nationale recht vereist is wegens een dwingende reden van algemeen belang.
13
Slide 31 2. De lidstaten vergemakkelijken de doorverwijzing van zaken, waar passend, naar herstelrechtorganisaties, onder meer door het opstellen van procedures of richtsnoeren waarin de voorwaarden voor een dergelijke doorverwijzing zijn vastgelegd.
2. Victim-offender mediation and victims’ restoration – Dr. Daniela Bolivar
Slide 1
Victim-offender mediation and victim’s restoration: A victimological study in the context of restorative justice Daniela Bolívar Fernández Studiedag, LINC, 2013
Slide 2
Antecedents
What is “restoration”?
How has “restoration” been understood in RJ?
14
Slide 3
What is “restoration”? Medical model (e.g. PTSD) Abnormality Health as absence of symptoms Illness caused by intra-psychic factors Professional is an expert / patient is passive
Slide 4
Positive approach Normality Health as well-being Illness caused by an interaction of intra and social factors Professional is a facilitator / patient is active
What is “restoration”? Environmental factors
Immediate - social factors Offender Event
Individual factors
Slide 5
How have effects of RJ on victims been understood/measured? Research on RJ
Satisfaction
Psychological symptoms
Positive emotions
15
Slide 6
Research questions
Slide 7
How does the victim describe and evaluate his/her experience in VOM?
What is the role of mediation in the victims’ process of restoration?
Methodology Qualitative (Spain) and quantitative (Spain and Belgium)
Slide 8
G1 (partic)
Int-Q1
G2 (N-part)
Int-Q1
M
Int-Q2 Int-Q2
Methodology – Instruments Qual
Open-ended interviews: victims’ views on
The offender (perception) The offence (why?) The consequences of the crime Mediation – mediator Social networks The criminal Justice system
16
Slide 9
Methodology – Instruments Quant
Posttraumatic Growth Inventory (PGI)
Social Acknowledgement Questionnaire (SAQ)
General Self-Efficacy (GSE)
(Tedeschi and Calhoun, 1996)
(Maercker and Müller, 2004)
(Jerusalem and Schwarzer, 1981)
Slide 10
Scales on perception of the offender (PE), selfblame (SB), damage (D)
Participants
Qualitative
Quantitative
50 participants
74 participants
Catalonia + Basque Country
Belgium 39
Total T2: 36
Slide 11
Spain: 35 Total T2: 60
Research questions
How does the victim describe and evaluate his/her experience in VOM?
What is the role of mediation in the victims’ process of restoration?
17
Slide 12 In general terms, do you feel satisfied with the experience of mediation? Country %
Belgium
Type of mediation %
Spain
Direct
V-O relationship %
Indirect
Known
Total %
Unknown
Very
47.8
56.3
80.0
33.3
36.0
78.6
51.3
More or less Not at all
43.5
37.5
20.0
52.4
52.0
21.4
41.0
8.7
6.3
0
14.3
12.0
0
7.7
Slide 13 Have you experienced any negative aspect during the process of mediation? Country
Belgium
Type of mediation
Spain
Direct
V-O relationship
Indirect Known
Total
Unknown
Yes
37.9
16.7
20
40.9
30.8
28.6 29.8
No
62.1
83.3
80
59.1
69.2
71.4 70.2
Slide 14 Would you recommend mediation to somebody else? Country %
Yes
Belgium 91.3
Spain 94.1
No
8.7
5.9
Type of V-O relationship Total mediation % % % Direct Indirect Known Unknown 100 85 88 100 92.5
0
15
12
0
7.5
18
Slide 15
(Quali)Results: Experiences with mediation
Mediation: a positive experience for both participants and non-participants Levels of “neutrality”: micro and macro Diversionary Not
Slide 16
scheme: offender-oriented always associated with a negative connotation
Judicial benefits for the offender: always in the background of the experience
Research questions
How does the victim describe and evaluate his/her experience in VOM?
What is the role of mediation in the victims’ process of restoration?
Slide 17
There was any change between T1 and T2?
19
Slide 18
Damage? (T1-T2)
Significant difference between T1-T2 in the scale “Damage” (N=60) In general In the two countries In victims of known and unknown offenders In direct and Indirect mediation – BUT not non-participants
Qualitative analysis within cases (N=36) “Successful” cases (8) “Intermediate” cases (20) “Unsuccessful” cases (5) “Uncertain” cases (3)
Slide 19
Facilitators Coping Victim status
Ideology
Social harm
Commitment with social goals
Perception of the offence
Perception of the offender
Perception CJS
V-O Relationship Institutional offer
Social reactions
Slide 20
Comparison per “groups” (T1)
Some differences existed before mediation (T1) Direct
Indirect
Non-participants
Most victims: no punitive expectations Social harm / fear Questions about the offence and the offender (self-blame) Positive perception offender /offence (Unknown offenders) Personal/social characteristics
Fixed explanations
Offender/offence as permanent threat (Known offenders) Avoiding coping style
20
Slide 21
Qualitative analysis
Importance of meanings - the offender, the offence and the self Role
of offender’s recognition
Victims’ meaning of “restoration” Feel
safe, be recognised, understand compensation, prevention, closure Have a normal life, punishment
Get
Slide 22
Integral view of the offence Mediation as an intimate experience
Conclusions (1)
Slide 23
Variability of the experience V-O relationship and type of mediation as important variables VOM (RJ?) seems to work better in certain contexts - that coincides with victims’ willingness to participate
Conclusions (2)
The value of the offer of mediation Neutrality Mediator’s
Access
attitude to mediation
Mediation: no full restoration BUT change of certain meanings Victim
status – offender’s role trust Safety Closure case/ relationship Social
21
Slide 24
Thank you for your attention
[email protected]
3. Europees onderzoeksproject Slachtoffers en herstelrecht – Prof. Dr. Antony Pemberton
Slide 1
Restorative justice in drie landen: anders, hetzelfde, anders Antony Pemberton
Slide 2
Victims and Restorative Justice •
EU-project, geleid door het Europees Forum voor Herstelrecht (Leuven)
•
Meer inzicht in de verhouding tussen slachtoffers van een misdrijf en herstelrecht > Macro-niveau: achtergronden ontwikkeling herstelrechtelijk beleid > Micro-niveau: ervaringen slachtoffers met herstelrecht in Finland, Oostenrijk en Nederland
•
7 juni 2013
Nederlandse deel: INTERVICT (Kim Lens, Malini Laxminarayan en AP) met medewerking van Slachtoffer in Beeld
2
22
Slide 3
De drie landen: verschillen (1) Oostenrijk
Finland
Nederland
Tatausgleich
Rikosten ja riita-asioiden sovittelu
Slachtoffer-dader gesprekken
(Bemiddeling in strafrechtelijke en civiele zaken) Dadergericht
Neutraal
Slachtoffergericht
Reclassering
Maatschappelijke ondersteuning
Slachtoffer in Beeld (gelieerd aan SHN)
OM
Met name politie, maar ook OM
Zelf/ SHN/ Reclassering/ RvKB
7 juni 2013
Slide 4
3
De drie landen: verschillen Oostenrijk
Finland
Nederland
8.000 zaken per jaar Al jaren constant
12.500 zaken in 2011 Sterke toename sinds 2006
1.200 zaken in 2011
Impact op strafproces
Impact op strafproces
(in principe) geen impact op strafproces
Lichtere zaken, met een maximum, maar ook huiselijk geweld
Vooral lichtere zaken, zonder maximum, ook huiselijk geweld
Grotere spreiding in zwaarte zaken, geen chronisch geweld
Slachtofferhulp relatief klein
Slachtofferhulp relatief klein
Grote slachtofferhulporganisatie, goed ontwikkelde praktijk slachtofferzorg
7 juni 2013
Slide 5
4
De context van herstelrecht
•
Inbedding in een maatschappelijke ‘ecologie’:
> Ontwikkelingen van herstelrecht: verbonden met bredere ontwikkelingen in en om het strafrecht en de maatschappij > Geldt ook voor verhouding tussen herstelrecht en het slachtofferbeleid
•
7 juni 2013
Wat is het frame voor herstelrecht?
5
23
Slide 6
De maatschappelijke ‘ecologie’ •
Finland > Afzetten tegen Sovjet-Unie/ Rusland, aansluiting zoeken bij Scandinavië: > Grote daling gevangenispopulatie, nadruk op welzijnsoriëntatie strafrecht
> Pragmatische benadering criminaliteit > Nadruk op kleinschaligheid, inbedding in locale gemeenschappen > Sterke impuls sinds nieuwe wetgeving in 2006: achterliggende oorzaak mede drukte bij Fins OM •
Herstelrecht als een beschaafde, Finse, manier om met criminaliteit om te gaan
7 juni 2013
Slide 7
6
De maatschappelijke ‘ecologie’ •
Oostenrijk: > In jaren ‘80 zoektocht naar alternatieven afdoeningen > Zie in NL HALT > Strafrechtelijk klimaat constant
> Ontwikkeling dader-slachtoffer bemiddeling komt in de tijd voor slachtofferhulp > Vangt een deel van de behoefte om de positie van slachtoffers te verbeteren af
•
Herstelrecht als een effectieve en efficiënte manier om met plegers van –minder ernstige - delicten om te gaan, die ook ten bate komt van slachtoffers
7 juni 2013
Slide 8
7
De maatschappelijke ‘ecologie’
•
Nederland
> Brug naar Angelsaksische wereld, sterk David Garland-achtige ontwikkeling strafrecht > Verharding strafklimaat, toename gevangenispopulatie > Vroeg en sterk ontwikkelde slachtofferhulp organisaties en meer algemene toename belang slachtoffers
7 juni 2013
•
Slachtoffer-dader gesprekken als onderdeel van een slachtofferbeleid
•
Zeer recent: kentering, herstelrecht 2.0?
8
24
Survey-onderzoek onder slachtoffers
Slide 9
•
Nederland (n=82), Oostenrijk (n=67), Finland (n=48)
•
Deelnemende slachtoffers, maar ook slachtoffers die enkel contact hebben gehad met de bemiddelingsorganisatie over de mogelijkheid tot deelname
•
Uitgebreide vragenlijst
•
Resultaten in hoofdlijnen overeen met eerder onderzoek naar slachtoffers
7 juni 2013
Slide 10
9
Hetzelfde: Oordeel over bemiddeling/ gesprek •
(Grote) Meerderheid positief in alle onderzochte landen: > Ong. 85% zou het weer doen > Ong. 90 % tevreden met de bemiddelaar/ gespreksleider > Ong. 85% goed voorbereid: > Ong. 90% met begrip en respect behandeld
> Ong. 70% ervaart gesprek als erkenning van het slachtofferschap > Ong. 60% vindt dat het bijdraagt aan herstel
7 juni 2013
10
Hetzelfde: kenmerken deelnemers
Slide 11
•
Grote meerderheid geweld > In NL ook zwaardere zaken (nabestaanden van moord/ doodslag/ verkeersongeluk), in Finland/ Oostenrijk 20-25% huiselijk geweld
•
Reden deelname: 60% krijgen spijtbetuiging, 60% ervaringen aan de dader laten weten, 50-60% verkrijgen antwoord op de vragen
•
Ongeveer twee derde vond het delict aanvankelijk redelijk tot zeer serieus
•
Maar vertoonden gemiddeld een normale, gezonde coping-stijl > Gemiddelde score op de TSQ= 2,1 (max=10)
> Bij spreekrechtdeelnemers gemiddelde =6,3 (niet-deelnemers = 2,6) 7 juni 2013
11
25
Slide 12
Hetzelfde: resultaten/ gevolgen •
Hoog aantal spijtbetuigingen (80%), waarvan ongeveer 80% als oprecht beschouwd
•
Ongeveer 60% denkt dat dader meer begrip heeft gekregen voor het gegeven dat hij/ zij een norm heeft overtreden
•
Ongeveer 45% denkt dat de dader geen recidive zal plegen
•
Zeer beperkt aantal respondenten voelt zich slechter (15% in Finland, 10% in Oostenrijk, 1% in NL)
7 juni 2013
Slide 13
12
Anders (1) •
Ondersteuning door slachtofferhulp: 85% in NL, 27% in Finland, 16% in Oostenrijk
•
80% van de zaken in Finland/Oostenrijk leidt tot een juridische overeenkomst, in de helft van de gevallen tot financiële compensatie
•
Nadruk op communicatie eigen ervaringen bij Nederlandse deelnemers, meer nadruk op boodschap aan de dader/ recidivevermindering bij Finse en Oostenrijkse deelnemers
•
Risico’s bij Finse huiselijk geweld-zaken
7 juni 2013
Slide 14
13
Anders (2)
•
Strafbehoefte Nederlandse deelnemers
> Waarom aangifte? Straf dader bij 80% van de Nederlandse deelnemers, tegen 35% bij Finse/ Oostenrijkse deelnemers > Andere redenen even veel genoemd
7 juni 2013
•
In Oostenrijk/ Finland 90% van de deelnemers voor herstel als vervanger van deel van het strafrecht: in NL nog geen 20%
•
In NL ruim 70% voorstander van gesprek naast het strafrecht: in Oostenrijk kon men zich dat niet voorstellen!
14
26
Slide 15
Conclusies •
Verschillen in opzet en framing herstelrecht, link naar ‘maatschappelijke ecologie’
•
Maar sterke overeenkomsten in ervaringen/ resultaten/ kenmerken deelnemende slachtoffers
> Waaronder inbedding in het strafrecht
> Tevreden slachtoffers, > Delicten met voldoende impact, maar niet te veel •
Verschil in juridische uitkomst
•
Verschil in positionering versus het strafrecht: voorkeur voor eigen systeem….
7 juni 2013
Slide 16
15
Dank voor uw aandacht
•
[email protected] • Kamer 731 •0031 13 466 3689
7 juni 2013
16
4. Bevindingen uit de praktijk: een bemiddelaar aan het woord – Kris Vanspauwen
Kris Vanspauwen reflecteert op de onderzoeksresultaten. Wat de "ecologische context" van de drie landen in de studie betreft, sluit België misschien van oorsprong het meest aan bij de ontwikkelingen in Oostenrijk omdat het is gestart vanuit een perspectief op het gerechtelijk omgaan met de dader. Qua impact en ervaringen rond slachtofferschap, echter, zijn er grotere gelijkenissen met de praktijk in Nederland omwille van de relatief zwaardere misdrijven waarin bemiddeld wordt. Opvallend, zo merkt Vanspauwen op, is dat er in Nederland andere mogelijkheden op herstel voor het slachtoffer bestaan dan binnen slachtoffer-daderbemiddeling, met name de slachtofferverklaring of het spreekrecht. Slachtoffers geven vaak aan dat zij hierin voorrang geven omdat de betrokkenheid en de perceptie om "mee recht te kunnen spreken" hierin als groter ervaren wordt. Hij stelt zicht de vraag in welke mate er in 27
Oostenrijk een draagvlak is voor bemiddeling vanuit de slachtofferbeweging. Finland lijkt een eerder pragmatisch model te hanteren, vergelijkbaar misschien met de praktijk van bemiddeling in strafzaken in België, met uitzondering dat deze laatste praktijk wordt uitgevoerd door de overheid en niet door vrijwilligers zoals in Finland. Aangaande het microniveau tekent het onderzoek - zoals de meeste vergelijkbare studies - opnieuw een grote tevredenheid op bij slachtoffers. Men moet toch voorzichtig zijn om deze tevredenheid naar waarde in te schatten. Wat is de effectieve impact van een bemiddeling op het herstel bij een slachtoffer? De kwaliteit van een bemiddeling hangt in sterke mate af van de rol van de bemiddelaar volgens Vanspauwen. In Oostenrijk bleek uit het onderzoek dat de houding van de bemiddelaar een rol speelde in het ervaren van rechtvaardigheid. Zo ook in België moet de bemiddelaar waakzaam blijven in zijn onpartijdige rol, want vaak legt hij op niveau van de bemiddeling tijdens strafuitvoering al een heel traject af met de dader vooraleer er contact is met het slachtoffer. Bij bemiddeling voor minderjarigen legt de klemtoon van de bemiddeling toch vaak - en noodgedwongen door zijn verhouding met de gerechtelijke procedure - op het proces van de jonge delictpleger. De vraag rijst dan hoe men meer slachtoffergericht kan werken? De EU Richtlijn kan daarbij richting geven, meer bepaald door te stellen dat herstelrechtelijke praktijken steeds het belang en de betrokkenheid van het slachtoffer moeten garanderen. Maar daarnaast zullen herstelrechtelijke praktijken zich meer en meer moeten verhouden t.a.v. standaard waarborgen voor slachtoffers, en hierbij rekening houden met de impact van het slachtofferschap, het belang van timing van een aanbod, aandacht voor de copingstijl, de maatschappelijke schade (wat is het effect op de omgeving van het slachtoffer), en het recht op informatie na het plaatsvinden van de bemiddeling. Om herstelgerichte praktijken verder af te stemmen op de minimum standaarden voor slachtoffers aangegeven door de Europese richtlijn zal een nauwere samenwerking met slachtofferhulp zich opdringen.
28
5. Bevindingen uit de praktijk: slachtofferhulp aan het woord – Kris Degroof
Slide 1 Bevindingen uit de praktijk Kris De Groof
Slachtoffers en herstelrecht: op zoek naar een evenwicht
Slide 2
Herstelrecht met bril van AWW • Herstelrecht = manier om 3 partijen met eigen behoeften met elkaar te verbinden: o de maatschappij veiligheid, rechtszekerheid en nood aan maatschappelijke reactie op normovertreding o het slachtoffer erkenning van slachtofferschap en de geleden schade o de dader erkenning als rechtssubject en medemens.
• Herstelgericht werken: o feiten, schade en gevolgen zichtbaar en bespreekbaar maken
Slide 3
Wat is „herstel‟ voor een SO? • Definitie door Van Garsse (2004): o vinden van balans naar zichzelf, naar de gebeurtenis, naar de dader, naar de omgeving en naar de samenleving o niet gelijk te stellen met “terug naar af”, geen terugbrengen naar de toestand van voor het delict o niet alleen en enkel te herleiden tot het uitbetalen van de schade o zich her-stellen, zich her-positioneren t.a.v. de feiten en de gevolgen
29
Slide 4
Herstelbevorderende factoren • Erkenning als grondwaarde voor herstel o de feiten o de schade (materiaal, moreel, financieel, fysiek, relationeel,…) o Het slachtofferschap in al zijn aspecten en gevolgen vb. erkenning voor de emoties van het slachtoffer en ruimte creëren voor het uitdrukken van deze emoties.
• Erkenning voor individueel verwerkingsproces
Slide 5
Herstelbevorderende factoren • Correcte informatie krijgen • Straftoemeting: „straf in verhouding tot‟ • Houding van de dader: o o o o o o
Slide 6
Erkennen van de feiten Erkennen van de gevolgen Spijt betuigen en verontschuldigingen aanbieden Herstellen van de schade Gehoord worden en gezien worden als SO Naleven, door de dader, van de aan hem gestelde voorwaarden.
Herstelbevorderende factoren • Belangrijk is: o voorkomen van instrumentalisering van het SO slachtoffer wordt „gebruikt‟ voor realiseren doelstellingen dader of samenleving.
o evenwicht tussen belangen SO, pleger en maatschappij belangen SO en pleger in evenwicht misdrijf = niet alleen een conflict tussen SO en pleger (samenlevingsperspectief moet aanwezig blijven)
30
Slide 7
Wat nemen we mee uit onderzoek? • Belangrijke behoeften van SO om deel te nemen aan herstelgerichte initiatieven: o SO wil zich uitspreken over gevolgen en ervaring (erkenning) o SO wil antwoorden krijgen, puzzel meer af maken (verwerking) o SO wil verontschuldigingen van pleger (erkenning en verwerking)
Slide 8
Wat nemen we mee uit onderzoek? • Bevestiging: minder SO vanuit nood aan financiële tegemoetkoming • Sommige SO: nood om proces te voorkomen • SO tevreden over aanpak bemiddeling, en moment waarop bemiddeling plaatsnam • Wat er gebeurt met resultaat herstelinitiatief, en effect op gerechtelijke afhandeling is niet altijd duidelijk (voor SO). -> Belangrijk om dit in beeld te brengen, en hierover correcte info aan alle partijen te geven.
Slide 9
Wat nemen we mee uit onderzoek? • SO zeer tevreden over herstelrecht en manier waarop proces plaatsvond, maar o niet altijd tevreden over effect op pleger o weinig effect op her-stel (zich beter voelen, zelfvertrouwen, optimisme over toekomst)
• Verschillen tussen deelnemers en niet deelnemers moet onderzocht worden o in NL: niet deelnemers grotere behoefte aan gespecialiseerd hulp dan deelnemers o verschillen persoonlijke kenmerken en context tussen 2 groepen?
31
Slide 10
Wat nemen we mee uit onderzoek? • SO vertrekt erg vanuit bestaand aanbod dat gedaan wordt • Zelfs wanneer bemiddelaar zijn best doet om gebalanceerd te zijn wanneer herstelgericht initiatief nauw aansluit bij strafrechtelijke afhandeling DAN NOG heeft SO gevoel dat er onevenwicht is tussen stem SO en D. o
Slide 11
Dit zou deels kunnen verklaren waarom SO minder ernstige feiten meer deelnemen
Wat nemen we mee uit onderzoek? • Visie en aanbod bepalen manier van werken en wanneer en hoe er contactname is o Verschillende soorten misdrijven en SO bepalen andere noden, belangrijk dat er verschillende mogelijkheden zijn • aansluitend bij en onafhankelijk van strafrechtelijke procedure • Direct en indirecte vorm
Slide 12
Wat nemen we mee uit onderzoek? o Verschil in visie: • vanuit conflictoplossing met vooral kleinere feiten, om te voorkomen dat zaak voorkomt • Vanuit ‘leren omgaan met consequenties van misdrijf’ waarin communicatie op gang wordt gebracht dat positief kan zijn voor beide partijen, ook voor zwaardere misdrijven Wij pleiten vanuit herstelgerichte kijk vooral voor het tweede
• Nu veel aanbod bemiddeling bij minder ernstige feiten.
o Wordt SO van deze feiten meer aangemoedigd vanuit conflictgerichte visie op herstel, of vanuit vooronderstelling dat er minder risico’s aan deelname zijn?
32
Slide 13
Wat nemen we mee uit onderzoek? • Belangrijk om tijd te nemen, focus op akkoord en deadlines verhogen de kans om bemiddelingsproces te versnellen en hierdoor partijen niet voldoende tijd te geven • SO in Oostenrijk en Finland: relatie tussen zich onder druk gezet voelen en beslissing om deel te nemen. Moet vermeden worden. • Zowel deelnemers als niet deelnemers zouden (opnieuw) deelnemen als ze de kans kregen
Slide 14
Besluit Over „t algemeen: positief! • Meer kennis over beleving slachtoffer, tevredenheid maar ook effecten • Met dank aan Daniela en Antony • Nood aan verdere uitklaring aantal zaken: o Verschillen deelnemers en niet deelnemers o Voor welke slachtoffers werken welke initiatieven het best (nood en aanbod) o Wat verklaart het feit dat SO van minder ernstige feiten meer deelnemen
6. Workshops In de namiddag hielden we vier workshops die elk een specifieke topic behandelden en het debat vond plaats op basis van stellingen. Workshop 1. “Toegang tot herstelrecht” Herstelrecht kan enkel maar worden aangeboden indien het in het belang van het slachtoffer is (EU Richtlijn 25 oktober 2012). We willen de richtlijn zo lezen dat herstelrecht niet mag ingaan tegen het belang van het slachtoffer. Daarnaast zijn we van mening dat het herstelrecht niet enkel dadergericht mag zijn, het moet een verhaal van dader en slachtoffer zijn, een en/en verhaal. Zo vinden we dat het niet kan dat herstelrechtelijke initiatieven enkel aan de dader zouden worden aangeboden of enkel een dader oriëntatie zouden hebben b.v. bij de bemiddeling minderjarigen ligt het initiatiefrecht tot bemiddeling bij het parket (dadergericht) terwijl bij de bemiddeling meerderjarigen het initiatiefrecht bij de partijen ligt. Losse bedenkingen 33
bij deze vraag: (1) moeilijk in te schatten wat in het belang van het slachtoffer is, hoe definieer je het belang van het slachtoffer, het belang is verbonden met het individu: wat voor de een belangrijk is, is dat niet voor de ander; (2) Wie is het slachtoffer: individu-slachtoffer van het misdrijf? de groep slachtoffers? de toekomstige groep slachtoffers? In de EU richtlijn wordt de term slachtoffer gedefinieerd terwijl het belang niet wordt gedefinieerd. Slachtoffers hebben na een misdrijf diverse noden, maar de dader ontmoeten is zelden een prioriteit voor hen. De ontmoeting is zelden een prioriteit in eerste instantie, maar het is ook afhankelijk van de situatie. In een familiale context b.v. vindt de ontmoeting sowieso plaats. Slachtoffers hebben wel specifieke vragen aangaande de dader, maar hebben niet meteen de expliciete behoefte aan een ontmoeting. De ontmoeting kan een antwoord bieden op verschillende noden. Slachtoffers hebben inderdaad diverse noden en de dader ontmoeten zal in eerste instantie geen prioriteit zijn. Vraag die wordt gesteld: hoe bepaal je een nood en wie bepaalt die? Bovendien zijn noden individueel wat betekent dat voor de ene persoon een ontmoeting belangrijk kan zijn, terwijl dit voor een ander minder/niet relevant is. Vanuit de bemiddelingspraktijk merkt men dat slachtoffers wel met vragen zitten, waar enkel de dader een antwoord op kan geven. Dit gegeven kan er mogelijks toe leiden dat slachtoffers op termijn wel openstaan voor een ontmoeting met de dader. Het aanbod kan daarom op verschillende momenten worden herhaald. Wie bepaalt de prioriteit tot ontmoeten? De bemiddelaar, want sommige bemiddelaars promoten de ontmoeting meer dan andere, of geef je enkel de mogelijkheid tot en bepaalt het slachtoffer zelf wat prioritair is voor hem of haar? De uitnodiging om de dader te ontmoeten is een verregaand aanbod dat het slachtoffer ongewenste verantwoordelijkheid kan opleggen. Dit is voornamelijk het geval wanneer de bemiddeling een effect heeft op de strafrechtelijke procedure. Wanneer het om een bekende dader gaat, kan de stap naar bemiddeling kleiner zijn. Indien de dader geen bekende is van het slachtoffer, betekent dit dat het instappen in een bemiddeling/ontmoeting een grotere drempel is die moet worden genomen. Maar dit hangt samen met een grotere psychologische winst bij het slachtoffer indien de bemiddeling positief wordt afgerond. Het al dan niet ingaan op een bemiddeling heeft zijn effect op de verdere gerechtelijke procedure doch slachtoffers zijn hier niet blind voor en dit lijkt geen ongewenste verantwoordelijkheid bij hen te leggen. 34
Slachtoffers die weigeren deel te nemen kunnen schuldgevoelens hebben, alsook angst voor de gevolgen van niet-deelname. De vrees voor represailles lijkt eerder groter te zijn wanneer ze ervoor kiezen wel deel te nemen aangezien de dader hen dan kan herkennen. Slachtoffers kunnen bang zijn hun zelfcontrole te verliezen. De vraag stelt zich of de vraag tot deelname op zich schadelijk is? Slachtoffers die niet deelnemen aan de bemiddeling uit angst voor represailles kunnen voorkomen, doch meestal hebben slachtoffers ook schrik omdat ze klacht hebben ingediend. Verder stellen de praktijkwerkers dat ze niet altijd zicht hebben op de reden waarom een slachtoffer niet wenst te bemiddelen. Wat betreft de non-respons op de parketbrief, weten we niet altijd waarom het slachtoffer niet reageert. De vraag stelt zich of men niet meer pogingen moet doen om het contact met de slachtoffer te leggen b.v. niet enkel via brief maar ook telefonisch. Hier kunnen de bemiddelingsdiensten nog iets leren van slachtofferhulp, zij krijgen de slachtoffer gegevens immers van de politie. In zijn algemeenheid blijft het proactief benaderen van het slachtoffer moeilijk. De hulpverlening kan hierin een taak opnemen, naar voorbeeld van slachtofferhulp Brussel (zij geven steeds van meet af aan de informatie over bemiddeling mee). Mensen informeren over het feit dat er zoiets bestaat als bemiddeling is niet schadelijk, sommige hulpverleners moeten hier nog een drempel over want sommige doen geen aanbod uit schroom, schrik of uit bescherming. Opmerking hierbij is dat niet iedereen in België wordt doorverwezen naar slachtofferhulp, in tegenstelling tot Nederland. Ook hier kan nog werk van worden gemaakt. Het tijdstip waarop een herstelrechtelijk proces wordt aangeboden en de fase van herstel voor het slachtoffer hebben een grote impact op de mogelijkheid van het slachtoffer om op het (bemiddelings)aanbod in te gaan. De vraagt rijst hoe dit op elkaar kan worden afgestemd aangezien je de fase van herstel niet kent. Wanneer de bemiddeling kort bij de zitting plaatsvindt lijkt dit geen goed klimaat voor de bemiddeling te creëren. Soms is een vonnis nodig als erkenning van de feiten. De suggestie is om op verschillende tijdstippen het aanbod te herhalen. Slachtoffers moeten proactief worden toegeleid naar herstelrechtelijke processen omdat ze er nu eenmaal niet bekend mee zijn. Er is een nood aan pro-activiteit aangezien een grote groep het aanbod niet kent. Idealiter wordt een brief gestuurd en telefonisch contact genomen.
35
Slachtoffers moeten toegang hebben tot herstelrecht, ongeacht of een klacht is ingediend bij politie of justitie. De buitengerechtelijke bemiddelingen lijken voor zowel meer- als minderjarige daders te stijgen, men denke daarbij aan scholen, instellingen, voorzieningen. Dit hangt samen met het feit dat een gerechtelijk dossier pas ten vroegste na een maand bij de bemiddelingsdienst terecht komt, wat laat is wanneer dader en slachtoffer intussen (dagelijks) ontmoeten. Probleem is dat de diensten hiertoe niet gesubsidieerd zijn. Feit is dat 60% van de slachtoffers geen klacht neerlegt, in zedenfeiten is dit nog minder. Wat
zijn
voorwaarden
opdat
het
slachtoffer
kan
deelnemen
aan
een
herstelrechtelijk proces en welke zijn de openstaande vragen? Enerzijds kan worden nagedacht over een buitengerechtelijk aanbod onder welzijn i.p.v. justitie: systematisch informatie geven over het bestaan van bemiddeling; het slachtoffer kán deelnemen maar moet niet; belang van nazorg en omkadering door de slachtofferzorg. Anderzijds kan een proactief aanbod nodig zijn: is de selectie op parketniveau waterdicht of wordt er geselecteerd? Krijgt elk slachtoffer een aanbod? Workshop 2: “Samenwerking tussen herstelrecht en slachtofferhulp” Slachtofferhulp moet alle slachtoffers doorverwijzen naar herstelrechtdiensten. Herstelrechtdiensten moeten alle slachtoffers doorsturen naar slachtofferhulp. Het belang van vrijwilligheid en een herhaald aanbod wordt hierbij benadrukt. Slachtofferhulp moet de herstelrechtdiensten adviseren over hoe om te gaan met bepaalde slachtoffers. Hierbij dient aandacht uit te gaan naar de trauma- en coping processen: is er nood aan advies? Kunnen de diensten complementair werken? Slachtofferhulp en de diensten herstelrecht dienen elkaars werking beter te leren kennen. Slachtofferhulp moet altijd aanwezig zijn tijdens een directe (face to face) bemiddeling. Het kan, maar het moet niet. Het voortraject kan hierbij van belang zijn. Het kan een meerwaarde zijn voor het slachtoffer als die dat zelf aangeeft. Slachtofferhulp heeft een rol in de voorbereiding en follow-up van de zaak. De emotionele opvang en juridische hulp kunnen van belang zijn. Vraag rijst of er ook een opvolging dient te zijn aangaande de impact op de dader?
36
Slachtofferhulp
moet
vertegenwoordigd
zijn
in
het
bestuur
van
de
herstelrechtdienst. Men denkt hierbij aan de arrondissementele stuurgroep, de raad van bestuur en het Vereffeningsfonds. Enerzijds kan slachtofferhulp een klankbord bieden en kan de dadercontext worden binnen gebracht in slachtofferhulp. Anderzijds is er een wildgroei aan fora. Hoe kan een samenwerking op structureel vlak worden bewerkstelligd? Men denkt hierbij aan casusbespreking en meer structureel overleg. Workshop 3. “Risicotaxatie” Risicofactoren moeten worden vastgesteld op basis waarvan zaken (niet) kunnen worden verwezen naar een herstelrechtelijk proces. In principe dient eenieder een aanbod te krijgen, opdat men niet in de plaats van het slachtoffer gaat beslissen. De coping stijl kan belangrijk zijn om een idee te krijgen van wat kan voor het slachtoffer. Men dient de mogelijkheden te scheppen zodat het slachtoffer kan aangeven wat hij/zij wil. Betrokkenen informeren is zeer belangrijk. Een risicotaxatie is een momentopname en zegt in dat opzicht niet zo veel. Gevaar is dat de doorverwijzers gaan bepalen wie een aanbod kan krijgen. Risicotaxatie staat haaks op de filosofie van bemiddeling waar men tracht te starten met een blanco blad en men het enkel heeft over het feit in kwestie. Expliciete criteria moeten worden gehanteerd door bemiddelaars/moderatoren en gerechtelijke instanties om te beslissen of een aanbod wordt gedaan naar slachtoffers, b.v. de persoonlijke kenmerken van het slachtoffer; andere elementen die hun persoonlijk welzijn en het verwerken van eerdere crisissen beïnvloeden; de steun en dichte relaties die ze hebben; de eerdere relatie tussen dader en slachtoffer. Bepaalde zaken kunnen inderdaad een rol spelen maar men spreekt dan niet zozeer van risicofactoren. In Nederland lijkt men een meer sluitend systeem te hebben aangezien alle slachtoffers door slachtofferhulp worden gecontacteerd en ook als mediation wordt voorgesteld neemt slachtofferhulp contact op. In België daarentegen stuurt slachtofferhulp weinig slachtoffers naar bemiddeling en nog minder slachtoffers
worden
doorverwezen
naar
slachtofferhulp
vanuit
de
herstelrechtdiensten. Kwetsbare slachtoffers kunnen niet worden betrokken in een herstelrechtelijk proces. Bij zedenfeiten kan het moeilijk liggen zeker wanneer non-verbale signalen 37
worden gegeven. Het valt moeilijk in te schatten: ook al zijn er risico‟s dan nog rijst de vraag of je het slachtoffer de bemiddeling kan ontzeggen. Je kan met de partijen de verwachtingen bespreken en bekijken hoe groot de kans is dat het fout loopt. Wat
zijn
voorwaarden
opdat
het
slachtoffer
kan
deelnemen
aan
een
herstelrechtelijk proces en welke zijn de openstaande vragen? De term risicotaxatie lijkt niet handig te zijn en men stelt de vraag of de bemiddelaar daar de beste persoon voor is. Indicatoren kunnen worden gebruikt om een aantal dingen te bevragen. Men opteert ervoor het slachtoffer te informeren over het aanbod en de bijgaande risico‟s zodat het slachtoffer zelf de beslissing kan nemen. Voorbereiding en nazorg zijn hierbij zeer belangrijk, alsook de meerzijdige partijdigheid van de bemiddelaar. Workshop 4: “Slachtoffers en neutraliteit in een herstelrechtelijk proces” Wat betekent neutraliteit in herstelrecht? Neutraliteit verwijst naar „meerzijdige partijdigheid‟. Het aanbod dient op verschillende momenten te gebeuren want de verwerking valt niet te standaardiseren. Slachtoffers en daders hebben in gelijke mate recht op toegang tot herstelrecht. De vraag rijst of het slachtoffer als eerste dient te worden gecontacteerd door de bemiddelaar/moderator? Verschillende praktijken bestaan en hier wordt flexibel mee om gegaan. De bemiddelaar/moderator kan beide partijen begeleiden en het gesprek faciliteren. De ondersteuning van het slachtoffer kan gebeuren door slachtofferhulp en steunfiguren. De bemiddelaar/moderator heeft geen opdracht van waarheidsvinding. Hij dient wel grenzen te stellen en benoemen. Relatie tot het strafrechtsysteem: het herstelrechtelijke proces moet een effect hebben op de gerechtelijke procedure. Het gaat eerder om dat het een effect mág hebben: de rechter kan de maatschappelijke kijk inbrengen. Hergo wordt in dat opzicht gehypothekeerd wanneer tijdelijke maatregelen worden opgelegd. Het is van belang duidelijk te communiceren naar dader en slachtoffer dienaangaande. De
aanwezigheid
van
steunfiguren
beïnvloedt
de
neutraliteit
van
de
bemiddelaar/moderator die het opneemt voor diegene zonder/met minder steunfiguren. In de praktijk levert dit geen problemen op: advocaten dienen niet hun
38
traditionele rol van overtuigen op te nemen. Ouders hebben een eigen rol en willen mogelijks hun excuses aanbieden.
39