Op weg naar sportactieve mbo-instellingen Een onderzoek naar voorbeelden van instellingsbreed sportbeleid
CINOP, ’s-Hertogenbosch Paul Steehouder Met medewerking van Mohammed Meziani
Colofon Titel: Auteur: Met medewerking van: Tekstverzorging: Ontwerp omslag: Vormgeving: Bestelnummer:
Op weg naar sportactieve mbo-instellingen : Een onderzoek naar voorbeelden van instellingsbreed sportbeleid Paul Steehouder Mohammed Meziani Hanneke van der Werf Theo van Leeuwen BNO Evert van de Biezen A00400
Uitgave: CINOP, ’s-Hertogenbosch Juli 2007 © CINOP 2007 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Postbus 1585 5200 BP ’s-Hertogenbosch Tel: 073-6800800 Fax: 073-6123425 www.cinop.nl
EvdB-07040/070710
ISBN 978-90-5003-510-1
Voorwoord
Bewegen en sport terugbrengen in het mbo, dat is de doelstelling van de Alliantie School & Sport samen sterker van het ministerie van OCW, VWS en NOC*NSF. De gedachte hierachter is dat bewegen en sport belangrijk zijn voor fysiek, mentaal en sociaal gezonde beroepsbeoefenaars en burgers. Onderdeel van deze ambitie is het stimuleren van de samenwerking tussen onderwijs, sportbonden en sportverenigingen. Aandacht voor bewegen en sport sluit aan op maatschappelijke trends en beleid. De sociaaleconomische ontwikkelingen en hoge levensstandaard leiden tot een zittende levensstijl, die ook voor jongeren gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Bewegen en sport kan deze risico’s verkleinen. Bewegen en sport heeft tevens een positief effect op mentaal en sociaal welbevinden. Zowel in overheidsbeleid als in het bedrijfsleven is er groeiende aandacht voor bewegen en sport. In het mbo is de aandacht hiervoor met de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs echter juist afgebrokkeld. Het sportaanbod is op veel scholen geheel verdwenen. De activiteiten van de Alliantie zorgen er nu voor dat dit thema in het mbo weer hoger op de agenda komt te staan. Op verzoek van het ministerie van OCW heeft CINOP Expertisecentrum onderzoek laten doen naar de wijze waarop scholen zich ontwikkelen naar sportactieve scholen: hoe zij instellingsbreed sportbeleid ontwikkelen en hoe zij bewegen en sport een structurele plaats geven in de onderwijsprogramma’s van de niet-sportgerichte opleidingen. Het onderzoek is uitgevoerd door Paul Steehouder, die al langere tijd met dit onderwerp bezig is, met
medewerking van Mohammed Meziani, die dit onderwerp binnen CINOP Expertisecentrum in portefeuille heeft. De resultaten van dit onderzoek laten zien hoe zes mbo-instellingen bewegen en sport weer oppakken: van visieontwikkeling en strategisch beleid, tot verankering in de organisatie en uitvoering van activiteiten. De ontwikkelingen zijn nog pril. Bewegen en sport wordt nog niet algemeen en niet voor alle onderwijsdeelnemers opgepakt. Mogelijk bieden de verschillende scenario’s aanknopingspunten voor andere mbo-instellingen om bewegen en sport een structurele plaats te geven: bewegen en sport als kern of onderdeel van het kwalificatieprofiel, als voorwaarde voor de beroepsuitoefening of in het kader van het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. Cees Doets Directeur CINOP Expertisecentrum
Inhoudsopgave
Inleiding
1
Deel I
1 Maatschappelijke trends en beleid 1.1 Sport in de samenleving
5 5
1.2 Sport in overheidsbeleid
7
1.3 Sport en het bedrijfsleven
11
1.4 De georganiseerde sport
12
1.5 Sport in het mbo
14
2 Conclusies en aanbevelingen
17
2.1 Verschillen in ontwikkeling
17
2.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid
19
2.3 Tactisch niveau
21
2.4 Operationeel niveau
24
Deel II
Inleiding
31
1 Landstede
33
1.1 Typering van de instelling
33
1.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid
34
1.3 Tactisch niveau
37
1.4 Operationeel niveau
40
1.5 Conclusies
43
2 De Mondriaan Onderwijsgroep
47
2.1 Typering van de instelling
47
2.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid
47
2.3 Tactisch niveau
48
2.4 Operationeel niveau
49
2.5 Conclusies
50
3 ROC Flevoland 3.1 Typering van de instelling
53 53
3.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid
53
3.3 Tactisch niveau
58
3.4 Operationeel niveau
61
3.5 Conclusies
64
4 ROC Midden Nederland
67
4.1 Typering van de instelling
67
4.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid
67
4.3 Tactisch niveau
70
4.4 Operationeel niveau
75
4.5 Conclusies
78
5 ROC Nijmegen 5.1 Typering van de instelling
81 81
5.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid
81
5.3 Tactisch niveau
82
5.4 Operationeel niveau
83
5.5 Conclusies
86
6 ROC West-Brabant
89
6.1 Typering van de instelling
89
6.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid
89
6.3 Tactisch niveau
90
6.4 Operationeel niveau
93
6.5 Conclusies
94
Literatuur
97
CINOP-publicaties
99
Inleiding
ACHTERGROND De Alliantie School & Sport samen sterker van de ministeries van OCW, VWS en het NOC*NSF heeft zich ten doel gesteld om bewegen en sport structureel terug te brengen in het mbo, omdat bewegen en sport belangrijk zijn voor sociaal, fysiek en mentaal gezonde beroepsbeoefenaars en burgers1 . Daarnaast willen de alliantiepartners samenwerking tussen onderwijs, sportbonden en sportverenigingen stimuleren. Recent onderzoek laat zien dat het aantal sportactieve mbo-instellingen, waarin bewegen en sport onderdeel is van het strategisch beleid, op de vingers van één hand te tellen zijn (Duijvestijn, 2007). Wel zijn er in toenemende mate instellingen die zich op dit vlak ontwikkelen. Op verzoek van het ministerie van OCW is door CINOP Expertisecentrum onderzoek gedaan naar de wijze waarop mbo-instellingen zich ontwikkelen tot sportactieve scholen, waarin bewegen en sport een structurele plek heeft in de onderwijsprogramma’s van de niet-sportgerichte opleidingen.
VRAAGSTELLING Het onderzoek is gericht op de verschillende manieren waarop instellingsbreed sportbeleid vormgegeven wordt en wat andere instellingen, die zich op dit vlak willen ontwikkelen, daarvan kunnen leren. De kernvragen zijn: Hoe wordt door mbo-instellingen visie en strategisch beleid ontwikkeld en vastgelegd? Hoe wordt sportbeleid op tactisch niveau vormgegeven (invoering en organisatie)?
• • 1
Implementatieplan 2005-2008, Alliantie School & Sport samen sterker, Den Haag, december 2005.
1
•
Wat is zichtbaar op operationeel niveau: welke concrete resultaten zijn zichtbaar? Daarbij is met name gekeken naar de wijze waarop bewegen en sport structureel ingebed wordt in de curricula van de niet-sportgerichte opleidingen.
OPZET Op basis van beknopt literatuuronderzoek zijn relevante maatschappelijke trends en beleidsontwikkelingen in beeld gebracht. In overleg met het Platform Bewegen en Sport Bve2 zijn zes instellingen geselecteerd, die bewegen en sport in het strategisch beleid hebben vastgelegd of zich sterk in die richting ontwikkelen. Op basis van interne beleidsdocumenten, activiteitenplannen en werkdocumenten zijn intensieve gesprekken gevoerd met direct betrokkenen en verantwoordelijken in de instellingen (directeuren, projectleiders, programmamanagers). Van iedere instelling is een beschrijving gemaakt.
2
Tijdens een bijeenkomst van het Platform Bewegen en Sport Bve in maart 2007 zijn de samenvattende bevindingen, conclusies en aanbevelingen besproken met deskundigen van mbo-instellingen. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wil men kennisdeling en -ontwikkeling verder oppakken.
OPBOUW De rapportage bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat een beschrijving van de maatschappelijke trends die de toenemende aandacht voor bewegen en sport verklaart. Ook wordt aangegeven hoe die trends uitgewerkt worden in beleid. Daarnaast worden conclusies en aanbevelingen gegeven. Het tweede deel bestaat uit de beschrijvingen van de onderzochte instellingen.
2 Het Platform Bewegen en Sport Bve is een platform van de MBO-raad. Informatie te verkrijgen via www.bewegenensportbve.nl.
Deel
I 3
4
Maatschappelijke trends en beleid
1
1.1 Sport in de samenleving INLEIDING Eén op de drie Europese burgers beoefent regelmatig sport. Ook van Nederland kan gesteld worden dat het een sportieve samenleving is. De laatste jaren hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die de betekenis van sport voor de samenleving opnieuw onder de aandacht heeft gebracht. Racisme en geweld op sportvelden en in het openbare leven, maar ook de toename van het aantal jongeren met overgewicht, de integratieproblematiek en buurtoverlast van jongeren zijn ontwikkelingen die tot herbezinning op de rol van sport in (de opvoeding en) het leven van alledag hebben geleid. Sport wordt vaak als middel genoemd om te komen tot een oplossing van maatschappelijke problemen. Sportieve activiteiten zouden bijdragen aan algemene persoonlijkheidsontwikkeling en aan verwerving van sociale vaardigheden zoals tolerantie, fairness en karaktersterkte3 . Sport inzetten voor het bereiken van maatschappelijke effecten wordt door Duijvestijn en Kattenberg (2004) gekenmerkt als de ‘vermaatschappelijking van de sport’. De aandacht gaat niet alleen uit naar ‘sport als middel’, ook ‘sport als doel’ krijgt een andere betekenis. Sport gericht op lichaamsdiscipline (hard en zwaar trainen om uiteindelijk te presteren) maakt steeds meer plaats voor de amusements- en genotswaarde van sport (sporten omdat het fijne ervaringen en emoties oproept). Duijvestijn en Kattenberg (2004) spreken hier van de ‘ontsporting van de sport’.
3 Zie: www.eyes-2004.info/1288.0.html
5
Hierna wordt een overzicht gegeven van de vermeende effecten van sportieve activiteiten op de maatschappij (de vermaatschappelijking van de sport).
SPORT EN FYSIEKE GEZONDHEID
6
De sociaal-economische ontwikkelingen van de afgelopen decennia hebben geleid tot een hoge levensstandaard. Naast positieve verworvenheden heeft dit ook negatieve gevolgen teweeggebracht. Zo heeft ons luxe leven ertoe geleid dat er sprake is van een ‘zittende levensstijl’. Ook jongeren ontkomen hier niet aan: een scholier brengt per dag 9 uur liggend door, 5 uur zittend en nog eens 5 uur staand (Duijvestijn en Kattenberg, 2004). Dit betekent dat kinderen zo’n dertig uur per week achter de computer of voor de televisie zitten. Deze trend is ook zichtbaar onder mbo-studenten. Uit het onderzoek van Duijvestein (2007) blijkt dat het gros van de mbostudenten: weinig aan sport doet; naar eigen zeggen dagelijks een half uur beweegt; meestal geen verplicht bewegingsonderwijs heeft; zelden meedoet aan facultatieve sportactiviteiten.
• • • •
Het gevolg van een zittende levensstijl is dat er nog maar weinig tijd overblijft voor lichamelijke activiteiten. Dat leidt tot een toename van het aantal jongeren met overgewicht en de daarmee samenhangende gezondheidsrisico’s.
SPORT EN MENTALE GEZONDHEID Lichamelijke activiteiten hebben niet alleen positieve effecten op de fysieke gezondheid, maar kunnen ook een bijdrage leveren aan de mentale gezondheid. Bij bewegen worden in het lichaam zogenaamde gelukshormonen aangemaakt. Deze hormonen dragen bij aan het voorkomen/verminderen van negatieve stemmingen en depressies. Ook dragen ze bij aan het verminderen van stress 4 . Dit geldt ook voor jongeren: sportbeoefening stelt hen in staat om te gaan met negatieve gevoelens door succesgevoelens te ontwikkelen en daarmee onzekerheden weg te werken. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat sport bijdraagt aan het denkvermogen: lichamelijke activiteit 4 Zie: www.eyes-2004.info/1288.0.html
verhoogt de hersendoorbloeding met 25%. Dit resulteert in een effectiever korte termijngeheugen en een beter concentratievermogen5 .
SPORT EN SOCIALE EFFECTEN Deelname aan (georganiseerde) sport heeft invloed op de vorming, maar zeker ook op de sociale integratie van jongeren (Joossen en Meziani, 2005). Sporten draagt niet alleen bij aan fysieke en mentale fitheid, maar ook aan het gemeenschapsgevoel en de beleving van wedstrijdelementen. Ook Buisman (2004) benoemt deze sociale effecten. Sport draagt bij aan de ontwikkeling van waarden zoals teamgeest, tolerantie en gelijkheid bij de sportbeoefenaar. Bewegen en sport kan ook helpen bij de ontwikkeling van zelfbewustzijn en zelfvertrouwen bij het individu. Door regelmatige training ontwikkelt de sporter zijn competenties en prestatievermogen. Sport in de maatschappij laat ook knelpunten zien. Jongeren die minder talentvol zijn, moeten toch door de selectiemolen. De prestatiezucht staat vaak nog te veel centraal. Sport blijkt niet alleen vormend en sociaal; het leidt soms tot uitsluiting, seksuele intimidatie en sociale onrust. “Sport verbroedert en sport verloedert”, zoals Buis dit treffend formuleert in de Volkskrant van 21 maart 2007. Buis pleit in dit verband voor een kritisch maatschappelijke houding tegenover sport en bewegings- en sportonderwijs.
1.2 Sport in overheidsbeleid INLEIDING De overheid onderkent in toenemende mate de maatschappelijke betekenis van bewegen en sport. Sport raakt vele aspecten van de samenleving, waardoor meerdere departementen bij het sportbeleid betrokken zijn. De belangrijkste is VWS, maar ook OCW, omdat onderwijs een belangrijke rol speelt bij de doelstellingen van bewegen en sport. In dit onderzoek wordt ingegaan op de beleidsnota Tijd voor Sport (2005) van het ministerie van VWS en de uitwerking van het beleid specifiek voor het onderwijs.
5 Zie: www.eyes-2004.info/1288.0.html
7
BELEIDSNOTA TIJD VOOR SPORT Het ministerie van VWS speelt in op de maatschappelijke winst van sport en gebruikt het als instrument in haar beleid. In de beleidsnota Tijd voor Sport wordt het perspectief als volgt geformuleerd: “Een sportieve samenleving waarin zowel veel aan sport wordt gedaan als van sport wordt genoten.” Daarbij zijn de volgende doelstellingen aangegeven: Mensen gaan meer sporten en bewegen voor hun gezondheid. Via de sport ontmoeten meer mensen elkaar en doen ze mee aan maatschappelijke activiteiten. Mensen gedragen zich sportief en respecteren (spel)regels. Topsport in Nederland wordt bevorderd als symbool voor ambitie, als bron van ontspanning en voor ons nationale imago in binnen- en buitenland.
• • • • 8
Bij de realisatie van deze doelstellingen is een belangrijke rol weggelegd voor de sportsector zelf. Immers voor veel van deze doelen zijn een kwalitatief verantwoorde sportbeoefening en een goede sportinfrastructuur noodzakelijk. In het sportbeleid zijn dit de randvoorwaarden om de genoemde doelstellingen te realiseren. In de nota wordt het ideaal van ‘een leven lang sporten’ genoemd, waarbij de overheid faciliterend kan optreden. Naast de sportsector wordt het onderwijs een belangrijke rol toegeschreven. Het onderwijs legt immers de basis voor gedrag in de toekomst, biedt een goede infrastructuur voor sportbeoefening en vaart zelf wel bij fitte leerlingen. Het onderwijs kan ook van betekenis zijn voor de georganiseerde sport. De moderne sportvereniging zoekt partners zoals scholen en bedrijven om samen nieuwe diensten voor de sportvereniging te ontwikkelen, waarmee het mensen aan zich bindt en daarmee haar maatschappelijke rol vergroot. Ontwikkeling en verbetering van nieuwe diensten en sportaanbod impliceert professionalisering. Ook daarin kunnen sport en onderwijs elkaar versterken. Ten aanzien van de topsportambities wordt het onderwijs een rol toegekend bij de talentherkenning en -ontwikkeling.
UITWERKING BELEID Hierna worden twee instrumenten toegelicht die het beoogde beleid uit de nota Tijd voor Sport verder uitwerken.
ALLIANTIE SCHOOL & SPORT SAMEN STERKER In 2005 is het convenant van de Alliantie School & Sport samen sterker ondertekend. Het is een convenant tussen de ministeries van VWS, OCW en de overkoepelende sportorganisatie NOC*NSF. De alliantiepartners willen Nederland gezonder maken, sociaal, fysiek en mentaal. De specifieke ambitie voor jongeren luidt: een leven lang sporten en bewegen voor alle jongeren6 . De alliantiepartners delen de visie dat bewegen en sport een belangrijke in- en extrinsieke waarde heeft. Ook draagt bewegen en sport bij aan onderwijsdoelstellingen door binding aan de school, het voorkomen van voortijdige schooluitval en -verzuim en de verbetering van schoolprestaties, houding en ambities. De alliantiepartners willen samen met de onderwijsorganisaties en de sportbonden de doelstelling implementeren in het onderwijs en in de sport. Bij de onderwijsinstellingen ontbreekt het echter aan een structurele inbedding van sportbeleid in strategie- en visiedocumenten. De alliantie spant zich in om sport en onderwijs, mede in het bredere kader van bewegen, structureel aan elkaar te koppelen. De alliantie heeft de volgende doelstelling geformuleerd: “In 2010 kan op 90% van de scholen elke leerling dagelijks sporten (zowel binnen als buiten de schooluren).” Voor het realiseren van de doelstelling wordt er samengewerkt aan en toegewerkt naar een structurele en zichtbare inbedding van bewegen en sport in het onderwijs. Concrete activiteiten die hieruit voortvloeien zijn gekoppeld aan vier thema’s: ondersteuning van samenwerking tussen (brede) scholen en sportaanbieders; verdere ontwikkeling van modern bewegings- en sportaanbod; stimulering van multifunctionele sportaccommodaties en speelruimtes; stimulering van hoogwaardig kader en combinatiefuncties.
• • • •
6 Implementatieplan 2005-2008, Alliantie School & Sport samen sterker, Den Haag, december 2005.
9
Voor de nieuwe kabinetsperiode 2007-2011 is een plan opgesteld voor bewegen en sport in het onderwijs. In dit plan wordt uitgegaan van drie interventiestrategieën: De interventiestrategie Onderwijs Scholen verleiden in bewegen en sport te investeren en de samenwerking met sportverenigingen aan te gaan. De interventiestrategie Sport Sportverenigingen stimuleren om zich te ontwikkelen tot moderne sportverenigingen, door het mogelijk maken van combinatiefuncties. Dit houdt in dat trainers, coaches, sportdocenten activiteiten verrichten voor zowel school, vereniging als gemeente. Ook gaat het om gemeenschappelijk gebruik van accommodaties en een op jongeren toegesneden aantrekkelijk sportaanbod en bewegingsprogramma. De interventiestrategie Gemeenten Gemeenten zijn verantwoordelijk voor benodigde infrastructuur in zowel onderwijs als sport. Door het creëren van infrastructurele randvoorwaarden kan een optimale samenwerking tussen scholen en sportverenigingen totstandkomen. Zo moeten gemeenten bijvoorbeeld zorg dragen voor het aanleggen van kunstgrasvelden, zodat deze intensiever – overdag en ’s avonds – door scholen, naschoolse opvang en sportverenigingen gebruikt kunnen worden.
• •
• 10
BOS-REGELING De BOS-regeling staat voor een tijdelijke stimuleringsregeling buurt, onderwijs en sport. Met deze regeling tracht de overheid iets te doen aan de bestrijding van achterstanden van jongeren op het gebied van: gezondheid, welzijn, onderwijs, opvoeding, sport en beweging. Projecten die deze doelen nastreven, komen in aanmerking voor deze subsidieregeling. In de toelichting op de BOS-regeling wordt expliciet aandacht besteed aan sportactiviteiten. Sportactiviteiten kunnen immers een bijdrage leveren aan alle doelstellingen van de stimuleringsregeling. De benaming van de subsidieregeling geeft ook richting aan een lokale en integrale samenwerking van verschillende instanties. De bedoeling is dat buurt-, onderwijs- en sportorganisaties in samenwerking met de gemeente lokale initiatieven ontplooien, resulterend in een duurzame samenwerking.
Het ministerie van VWS heeft voor deze BOS-regeling in de periode van 2005 tot en met 2011 80 miljoen euro gereserveerd 7.
1.3 Sport en het bedrijfsleven De macro-economische relevantie van sport voor het bedrijfsleven kan samengevat worden in drie punten: 1 Sport als metafoor voor het bedrijfsleven Net als bij het sporten gaat het in het bedrijfsleven om een ‘mentaliteit van competitie’ en een ‘intentie om te winnen’ (Duijvestijn en Kattenberg, 2004). Sporten staat voor snelle en competitieve activiteiten in een sociale context. Daarom wordt sport gezien als een ideale metafoor voor de samenleving in het algemeen en het bedrijfsleven in het bijzonder. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het steeds meer hanteren van termen afkomstig uit de sportwereld, zoals coaching en scoren. 2 Sport en de fitte werknemer Nederland leidt steeds meer aan overgewicht. Duijvestijn en Kattenberg (2004) schatten dat in 2015 zo’n 20% van de volwassen Nederlanders te zwaar zal zijn. In de VS blijkt uit onderzoek dat overgewicht nu al een belangrijker doodsoorzaak is dan armoede, roken en alcoholgebruik (Sturm en Wells, 2001). Dit maatschappelijke probleem heeft economische consequenties: Groot en Maassen van den Brink (2002) stellen dat overgewicht Nederland zo’n 2 miljard euro aan gezondheidszorg kost. Ook voor het bedrijfsleven heeft overgewicht negatieve consequenties: uit onderzoek blijkt dat mensen met overgewicht bijna dubbel zoveel bijdragen aan het totale arbeidsverzuim (Van den Heuvel, Boshuizen, Hildebrandt e.a., 2003). Het bedrijfsleven zou een veel actievere rol kunnen innemen bij het stimuleren van bewegen en sport. Een hogere sportparticipatie betekent namelijk een geringer ziekteverzuim, minder stress en een hogere productiviteit. 3 Sport en het sociaal kapitaal Sociale binding is ook relevant voor het bedrijfsleven. Zo constateert Fukuyama (1995) dat het concurrentievermogen en welzijn van een land niet alleen wordt bepaald door traditionele 7 Zie: www.bosimpuls.nl/nieuwsbrief/bospad_2006_04.pdf
11
economische prestatie-indicatoren, maar ook door het onderlinge vertrouwen van burgers, uitgedrukt in het sociaal kapitaal. Steeds meer economen onderkennen de correlatie tussen economische groei en sociaal kapitaal.
AANKNOPINGSPUNTEN VOOR BEDRIJVEN De georganiseerde verenigingsstructuur in de sportwereld biedt commerciële aanknopingspunten voor individuele bedrijven. Het is voor bedrijven van belang dat zij naamsbekendheid ontwikkelen bij consumenten. Vooral bedrijven die bekend staan als sociaal betrokken en maatschappelijk verantwoord zien hun omzet groeien (Duijvestijn en Kattenberg, 2004). Sponsoring van sportverenigingen biedt vanuit dit oogpunt aanknopingspunten, want het sponsoren van sportverenigingen en -manifestaties draagt bij aan de ontwikkeling van het beeld van een sociaal betrokken bedrijf. Sportverenigingen zijn ontmoetingsplaatsen, waar bedrijven specifieke doelgroepen kunnen bereiken.
12 1.4 De georganiseerde sport Het NOC*NSF vormt de overkoepelende organisatie van 90 aangesloten landelijke sportorganisaties, die tezamen zo’n 30.000 verenigingen met in totaal ruim 4,7 miljoen georganiseerde sporters vertegenwoordigen8 . NOC*NSF erkent de meerwaarde die sport kan bieden aan de samenleving en wil daarom, samen met de overheid en het bedrijfsleven, fors investeren in de toekomst van de sport. Met het oog hierop onderscheidt het NOC*NSF vijf belangrijke speerpunten in haar visie en strategie:
SPORT EN ONDERWIJS Sport in het onderwijs vormt de basis voor een leven lang sportieve gezondheid. In het onderwijs leren kinderen de basisvormen van het sporten (atletiek, watersport, gymnastiek en spel). Sport in het onderwijs is dus niet alleen het traditionele gymnastiekuurtje: de sportdocent helpt de kinderen een goede sportieve keuze te maken en vormt samen met trainers van sportverenigingen de verbinding tussen school, buurt en sportverenigingen. 8 Zie: www.sport.nl/nocnsf/algemeen
Essentieel hiervoor is de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen. Deze samenwerking resulteert in een gezamenlijk en effectiever gebruik van bestaande sportaccommodaties. Daarnaast richt de samenwerking zich ook op de ontwikkeling van een technisch kader dat scholen en sportverenigingen gezamenlijk aanstellen. Het onderwijs dient hierbij te worden ingezet om het sportkader op te leiden en verder te professionaliseren. Het NOC*NSF stimuleert daarom betere samenwerking tussen bondsopleidingen en mbo- en hboinstellingen. Daarnaast bieden de huidige ontwikkelingen ingangen om flexibele opleidingsprogramma’s toe te snijden op de specifieke situatie van topsporters (in spe).
DE SPORTVERENIGING Om de sportverenigingscultuur van Nederland levensvatbaar te houden, is het van belang dat de sportverenigingen moderniseren. Verenigingen dienen beter in te spelen op de individuele behoeften van sporters. Zij zullen zich anders moeten gaan organiseren, zodat er een aantrekkelijk sportaanbod kan worden ontwikkeld.
SPORT EN HET BEDRIJF NOC*NSF stimuleert samenwerking, zowel op lokaal als landelijk niveau, tussen het bedrijfsleven en de sportbonden en -verenigingen.
TOPSPORT Nederland kent in de internationale topsportwereld een gerespecteerde positie. Om deze positie te kunnen handhaven, is het noodzakelijk te investeren in de topsport. Het is voor sportbonden van belang aansluiting te zoeken bij onderwijsinstellingen om toptalenten een topsportopleiding èn een maatschappelijke opleiding te kunnen laten volgen.
HET SPEELVELD Om de groeiende, maar ook diverse vraag naar sport te kunnen behouden, is het noodzakelijk te investeren in nieuwe en reeds bestaande accommodaties.
13
1.5 Sport in het mbo
14
Op 1 januari 1996 is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in werking getreden9 . Een schaduwzijde van deze wet is de positie van sport in het mbo. Sinds de invoering van de WEB is de aandacht voor lichamelijke opvoeding en sport flink afgebrokkeld. Op de meeste mboinstellingen is het sportaanbod zelfs geheel verdwenen. In enkele sectoren en locaties van mboinstellingen konden docenten sportaanbod blijven verzorgen. Dit was sterk afhankelijk van de overredingskracht van sportdocenten en de affiniteit van het management met sport. In de meeste mbo-instellingen werden de gymzalen omgebouwd tot open-leercentra en kantines. Deze ontwikkelingen hebben enige jaren geleden al aandacht gekregen. Door OCW en VWS zijn stimuleringsprojecten mogelijk gemaakt. Binnen het in 1998 gestarte project BVE in beweging zijn op een aantal mbo-instellingen good practices ontwikkeld waarin op zinvolle wijze invulling wordt gegeven aan sportprogramma’s in het beroepsonderwijs. Daarnaast zijn de projecten Aantrekkelijk bewegen 1 en 2 uitgevoerd. Deze projecten hebben onder meer geresulteerd in voorbeelden van aantrekkelijk bewegingsaanbod, netwerken van sportdocenten, uitwisseling van good practices en ervaringen middels een website en de oprichting van het Platform Bewegen en Sport Bve. Het Platform Bewegen en Sport Bve heeft een aantal initiatieven genomen om bewegen en sport weer een structurele plek in het mbo te geven. Zo is in opdracht van het platform een referentiedocument bewegen en sport voor de nieuw vast te stellen kwalificatieprofielen voor het mbo ontwikkeld10 . Er zijn voorstellen gedaan om dit referentiedocument te betrekken bij de ontwikkeling van de nieuwe competentiegericht kwalificatieprofielen. In januari 2005 is door toenmalig staatssecretaris Rutte toegezegd dat bewegen en sport opgenomen zou worden bij de herziening van het brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap (2007). Dat is inmiddels gebeurd. De kerntaken 6 en 7 van het brondocument bieden aanknopingspunten voor het uitwerken van bewegen en sport. Het brondocument is een verplicht onderdeel van alle kwalificatieprofielen. Daarmee biedt het de mogelijkheid voor het structureel verankeren van bewegen en sport in de curricula van alle mbo-programma’s.
9 Zie: www.minocw.nl/web/index.html 10 Boetes, B. en Brouwer, B. (2004). Meervoudig bewegingsbekwaam in beroep en samenleving : referentiedocument voor de kwalificatiestructuur Bve. (s.l.): SLO/Bve-raad.
De Alliantie School & Sport samen sterker heeft een belangrijke impuls gegeven aan bewegen en sport in het mbo. Belangrijkste doelstelling voor het mbo is om bewegen en sport structureel terug te brengen in het curriculum van alle onderwijsprogramma’s. In 2006 is gestart met een op het mbo toegesneden activiteitenplan, waarbij in 2006 en 2007 de volgende activiteiten zijn of worden uitgevoerd:
ONTWIKKELING BENCHMARK Er is een analyse gemaakt van bewegen en sport in mbo-instellingen (Duijvestijn, 2007). In 2007 wordt een benchmark uitgevoerd.
REVISIE REFERENTIEDOCUMENT Het referentiedocument Meervoudig bewegingsbekwaam in beroep en samenleving (Boetes en Brouwer, 2004) wordt in 2007 herzien tot een servicedocument voor onderwijsontwikkelaars om hen te helpen bij het structureel verankeren van bewegen en sport in de onderwijsprogramma’s van het mbo.
COMMUNICATIETRAJECT Er is een nationaal team van prominente Nederlanders (uit de wereld van de sport, bedrijfsleven, onderwijs en overheid) samengesteld, die de doelstellingen uitdragen. Op 2 oktober 2006 hebben 18 Colleges van Bestuur van mbo-instellingen een statement ondertekend om bewegen en sport een plek te geven in het strategisch beleid van hun instelling.
SPRINTPREMIES In totaal hebben 13 mbo-instellingen een sprintpremie ontvangen, om hen te faciliteren in het structureel terugbrengen van bewegen en sport in alle opleidingen van hun organisatie. Vooralsnog heeft een beperkt aantal mbo-instellingen bewegen en sport structureel vastgelegd in hun strategisch beleid. Wel kan worden geconstateerd dat de meeste mbo-instellingen zich bewust zijn van de slechte situatie van bewegen en sport in het onderwijs. Zo blijkt dat ruim de helft van de collegevoorzitters bereid is veranderingen door te voeren om bewegen en sport een structurele positie te geven in de eigen instelling (Duijvestijn, 2007).
15
16
Conclusies en aanbevelingen
2
INLEIDING Dit onderzoek is gericht op de verschillende manieren waarop mbo-instellingen instellingsbreed sportbeleid vormgeven. In deel II van dit rapport zijn de beschrijvingen van die instellingen opgenomen. In dit hoofdstuk worden conclusies en aanbevelingen gegeven op de centrale vragen van het onderzoek: Hoe wordt door mbo-instellingen visie en strategisch beleid ontwikkeld en vastgelegd? Hoe wordt sportbeleid op tactisch niveau vormgegeven (invoering en organisatie)? Wat is zichtbaar op operationeel niveau: welke concrete resultaten zijn zichtbaar? Daarbij is met name gekeken naar de wijze waarop bewegen en sport structureel ingebed wordt in de curricula van de niet-sportgerichte opleidingen.
• • •
2.1 Verschillen in ontwikkeling De zes onderzochte instellingen bevinden zich in verschillende fasen van ontwikkeling van het sportbeleid: van visieontwikkeling en ontwikkeling van strategisch beleid, tot uitwerking op tactisch niveau (organisatie en invoering) en operationeel niveau. Landstede, ROC Flevoland, ROC Midden Nederland en ROC Nijmegen hebben op basis van visieontwikkeling bewegen en sport expliciet opgenomen in het strategisch beleid. Ze profileren zich nadrukkelijk als sportactieve instellingen. Op het tactisch niveau hebben deze instellingen modellen voor invoering en organisatie uitgewerkt en er zijn op operationeel niveau concrete resultaten zichtbaar.
17
18
In Landstede wordt al vanaf 1999 instellingsbreed sportbeleid ontwikkeld. Dat is terug te zien in de wijze waarop en de mate waarin het sportbeleid is ingebed in het strategisch beleid en de bereikte resultaten tot nu toe. In 2006 is het beleid opnieuw voor de komende jaren vastgesteld. Daarbij is een nog steviger verankering in de organisatie zichtbaar. ROC Nijmegen, ROC Flevoland en ROC Midden Nederland hebben de laatste drie tot vijf jaar sportbeleid ontwikkeld en steeds meer verankerd in de organisatie. Bij ROC Nijmegen is het concept ‘Sport op Maat’ door het College van Bestuur in alle opleidingen ingevoerd. In ROC Midden Nederland en ROC Flevoland is sprake van breed sportbeleid gericht op meerdere doelstellingen. Bewegen en sport zijn in deze instellingen opgenomen in het beleid en (eerste) resultaten zijn zichtbaar. Er wordt nog hard gewerkt aan de verdere inbedding en verankering van het beleid in de gehele organisatie. Landstede, ROC Flevoland en ROC Midden Nederland hebben doelstellingen geformuleerd op verschillende aspecten van bewegen en sport. Het gaat hierbij om het structureel inbedden van bewegen en sport in de curricula van alle opleidingen, de samenwerking met sportverenigingen, topsportbeleid, bewegen en sport als onderdeel van personeelsbeleid en het gebruik van multifunctionele sportaccommodaties. Er is sprake van samenhangend sportbeleid. In de andere instellingen wordt weliswaar aan meer doelstellingen gewerkt, maar er is in mindere mate sprake van samenhangend beleid. De Mondriaan Onderwijsgroep en ROC West-Brabant zitten in de fase van visieontwikkeling en ontwikkelen en vaststellen van strategisch beleid. Alhoewel het Markiezaat College, als onderdeel van het ROC West-Brabant, op operationeel niveau al veel uitgewerkt heeft, moet de verbreding van sportbeleid naar de andere colleges en de inbedding in het strategisch beleid van het roc als geheel nog plaatsvinden. ROC WestBrabant bevindt zich wat dat betreft in de startfase van instellingsbreed sportbeleid. De Mondriaan Onderwijsgroep zit ook in de start- en besluitvormingsfase. Door het College van Bestuur is aangegeven dat bewegen en sport (en culturele en maatschappelijke stages) in de curricula van alle opleidingen worden ingebed. De invoering en organisatie zal vanaf 2007 plaatsvinden. Het is interessant om te zien hoe instellingen in zo’n startfase zoeken naar inbedding, verankering en een effectieve aanpak om de doelstellingen te realiseren.
De beschreven instellingen verschillen in de mate waarin sportbeleid op operationeel niveau is uitgewerkt in beleidsdocumenten, rapportages, project- en activiteitenplannen en uitgewerkte voorbeelden en resultaten. Landstede, ROC Midden Nederland en ROC Flevoland hebben sportbeleid in de breedte uitgewerkt en resultaten zichtbaar gemaakt. De uitwerking van ROC Nijmegen spitst zich toe op het ‘Sport op Maat’ model. Dat is sterk uitgewerkt en maakt resultaten goed zichtbaar. De andere aspecten van sportbeleid blijven impliciet. Bij De Mondriaan Onderwijsgroep en ROC West-Brabant is het beleid nog niet geoperationaliseerd, maar er wordt tegelijkertijd op tactisch en operationeel niveau gewerkt aan concrete uitwerkingen.
Schaalgrootte De Mondriaan Onderwijsgroep en ROC Midden Nederland zijn grote instellingen met meer dan 25.000 deelnemers die verspreid over een groot aantal locaties onderwijs volgen. Beide instellingen hebben te maken met de grote stadsproblematiek. Zij positioneren zich nadrukkelijk als partner midden in die stad en omringende regio. Die positionering vraagt om een organisatiestructuur waarin instellingsbreed beleid en sturing vanuit het College van Bestuur de basis is voor het opereren van sectoren. ROC West-Brabant behoort op basis van het aantal deelnemers weliswaar tot de grotere instellingen, maar is opgebouwd uit kleinere, relatief zelfstandige colleges die gevestigd zijn in verschillende steden in West-Brabant. Sportbeleid is in één van de colleges vormgegeven, waar zo’n 3000 studenten op één locatie onderwijs volgen. Landstede en ROC Nijmegen zijn middelgrote instellingen die qua complexiteit vergelijkbaar zijn. ROC Flevoland is met zo’n 6000 deelnemers (nog) een relatief overzichtelijke instelling met 2 hoofdvestigingen.
2.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid Belangrijke succesfactor voor het inbedden van sport in het strategisch beleid van de instelling is dat visie en strategisch beleid tegelijkertijd zowel top-down als bottom-up ontwikkeld worden. Naast concrete ontwikkelingen, activiteiten en projecten vanuit het uitvoerende werk is een duidelijk statement op het niveau van het College van Bestuur nodig. Hierbij mag het beleid niet afhankelijk zijn van een statement van één collegevoorzitter met affiniteit met sport! Een
19
structureel duurzaam sportbeleid geeft aan dat bewegen en sport niet een vrijblijvende zaak is en dat de instelling hierop moet investeren. Inbedding in strategisch beleid en verankering in de gehele organisatie is nodig. Een breed geformuleerd sportbeleid heeft een grotere kans van slagen om opgenomen te worden in het strategisch beleid dan een beperkte doelstelling. In breed sportbeleid kan aangesloten worden bij de doelstellingen van de Alliantie School &n Sport samen sterker. Hiermee worden strategische doelen van de instelling ingebed in de politiek bestuurlijke beleidsagenda. Het gaat om het realiseren van de maatschappelijke winst van sport, de samenwerking tussen school en sport op vele aspecten, en het verankeren van de instelling in het regionale sportnetwerk.
20
Door de doelstellingen van sport te verbinden met onderliggende strategische doelen van de organisatie kan verankering sterker en hechter zijn. Onderliggende strategische doelen zijn bijvoorbeeld vermindering van uitval, transparante regionale ambities met partners in de regio, het herontwerp mbo en onderwijsinnovatie, loopbaanleren en talentontwikkeling, strategische positionering in de regio en versterking van de relaties met het regionaal bedrijfsleven. Zowel vanuit macro-economische ontwikkelingen als vanuit individuele bedrijven heeft het (regionale) bedrijfsleven ook strategisch belang bij meer aandacht voor bewegen en sport. Tot nu toe wordt dit gegeven nog in beperkte mate door mbo-instellingen meegenomen in het eigen strategisch beleid. Hier liggen kansen om de strategische doelen van bedrijven en mboinstellingen met elkaar te verbinden. Enerzijds gaat het om het gemeenschappelijk belang om gekwalificeerde en vitale beroepsbeoefenaars af te leveren voor het bedrijfsleven, anderzijds profileren bedrijven zich steeds vaker als maatschappelijk verantwoorde ondernemingen. Vanuit deze invalshoek liggen er mogelijkheden om de samenwerking tussen school, sport en bedrijfsleven te versterken.
2.3 Tactisch niveau Bewegen en sport wordt in Landstede en ROC Midden Nederland ingezet als voorbeeld en modelmatige uitwerking voor de ontwikkeling naar een lerende organisatie. Bewegen en sport is een instellingsbreed thema met doelstellingen die door de hele organisatie heen worden gerealiseerd. Dat geeft mogelijkheden om nieuwe vormen van samenwerken en organiseren toe te passen. Tegelijkertijd wordt bewegen en sport hierdoor sterker ingebed in de zich vernieuwende organisatie. Doelstellingen van sport worden verbonden met onderwijsinnovatie. Landstede en ROC Midden Nederland hebben gekozen voor een programmastructuur met meerdere programmalijnen, waarbinnen concrete activiteiten en projecten worden aangestuurd. Veel activiteiten en projecten worden uitgevoerd in de sectoren door de opleidingsteams. Beide instellingen hebben kenmerken van een netwerkstructuur, die zich zowel binnen als buiten de organisatie uitstrekt. In ROC Flevoland wordt sportbeleid aangestuurd en uitgevoerd voor de staande organisatie. Een van de directeuren is verantwoordelijk voor de instellingsbrede portefeuille sport, er is een verantwoordelijk afdelingsmanager en er is een docententeam met een vastgestelde begroting. ROC Nijmegen heeft een onderwijsteam ‘Sport op Maat’. De begroting wordt jaarlijks door het College van Bestuur vastgesteld op basis van het aantal studenten dat gebruikmaakt van het sportaanbod. ROC West-Brabant en De Mondriaan Onderwijsgroep zijn op zoek naar een op de organisatie toegesneden effectieve aanpak. Er is nog niet gekozen voor een organisatie- en implementatiemodel. Uitwerken van instellingsbreed sportbeleid vraagt om investeringen in menskracht en middelen. Mede gezien het hoge ambitieniveau van een aantal instellingen betekent dat een forse investering gedurende een aantal jaren. De mate waarin instellingen tot op heden investeren verschilt sterk. Er zijn eerste aanzetten te zien van instellingen die investeringen inzichtelijk maken in een meerjarenplan. Ook worden de opbrengsten zichtbaar gemaakt in termen van hogere instroom, minder uitval, imago van de school in de regio, meer stage- en
21
(leer)werkplekken in sportgerelateerde bedrijven en instellingen, effectiever gebruik van huisvesting en (sport)accommodaties en vermindering ziekteverzuim personeel.
22
De opleiding Sport & Bewegen is een factor bij de implementatie van instellingsbreed sportbeleid. Landstede biedt sinds 2001 deze opleiding aan. Bij ROC Flevoland en ROC Midden Nederland is de start van de opleiding Sport & Bewegen onderdeel van de ontwikkeling van breed sportbeleid. Ook binnen ROC Nijmegen en De Mondriaan Onderwijsgroep is een opleiding Sport & Bewegen van start gegaan. In de voorbeelden is te zien dat onderscheid wordt gemaakt tussen de ontwikkeling van de opleiding Sport & Bewegen en de roc-brede inbedding van bewegen en sport in alle opleidingen. Het onderscheid wordt zichtbaar in de organisatorische inbedding, de aansturing en de teams die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Afstemming en samenhang wordt gezocht in het optimaal benutten van contacten, netwerken en accommodaties. Docenten en studenten van de opleiding Sport & Bewegen kunnen een rol hebben als ambassadeurs voor het roc-brede sportbeleid, door bijvoorbeeld studenten sportactiviteiten in andere opleidingen te laten organiseren en begeleiden (het roc als leerbedrijf). Dat sportbeleid ook mogelijk is zonder een opleiding Sport & Bewegen laat het Markiezaat College zien. De samenwerking met sportverenigingen beperkt zich vaak nog tot het gebruik van accommodaties, het inhuren van experts bij clinics en het uitvoeren van prestaties of stageopdrachten door studenten. De samenwerking is veelal fragmentarisch en niet structureel ingebed. Met name Landstede, maar ook ROC Midden Nederland laten zien dat structurele samenwerking mogelijk is en winst oplevert voor zowel het onderwijs als voor de sport. Er zijn voorbeelden van meerjarige convenanten tussen de mbo-instellingen en georganiseerde breedtesportorganisaties en grotere sportverenigingen. In toenemende mate participeren onderwijs en sport samen in veelbelovende langerlopende projecten, onder meer in de proeftuinen die door NOC*NSF zijn aangewezen.
AANBEVELINGEN De ervaringen van betrokken instellingen hebben geleid tot een aantal aanbevelingen.
•
Sluit bij implementatie van sportbeleid zo veel mogelijk aan bij ontwikkelingen in opleidingsteams en sectoren.
•
Zorg voor voldoende en bekwame verbinders en aanjagers in de sectoren. Zorg dat ze verstand van zaken hebben en dat ze voldoende krediet in de sectoren hebben of kunnen opbouwen. Betrek externe partners (georganiseerde breedtesport, grote sportverenigingen, gemeentelijke sportafdelingen, topsportvoorzieningen, scholen voor voortgezet onderwijs, hogescholen) bij de implementatie van sportbeleid.
•
Zet voldoende en effectieve sturingsinstrumenten in, zoals vastgestelde activiteitenplannen, vastgestelde begrotingen en instrumenten voor het meten van resultaten.
•
Schenk voortdurend aandacht aan interne en externe communicatie. Een overkill aan informatie over sport kan weerstand oproepen. Doseer goed en communiceer over de juiste zaken op het juiste moment naar de juiste mensen. Denk bij de interne communicatie aan zowel het strategisch bestuurlijke niveau, het tactisch niveau van directeuren en het operationeel niveau van afdelingsmanagers en opleidingsteams. Bij externe communicatie kan gedacht worden aan sportverenigingen, gemeenten en sportorganisaties. Er zijn tal van instrumenten denkbaar die ingezet kunnen worden, zoals elektronische nieuwsbrieven en websites.
•
Investeer in structurele samenwerking met externe partners. Sportverenigingen kunnen veel hebben aan ondersteuning door het onderwijs en samen een gevarieerder en modern sportaanbod uitwerken. Onderwijs kan beter worden door de bijdrage die de sport kan leveren aan het schoolklimaat en de ontwikkeling van studenten. Sportverenigingen en organisaties zijn contextrijke leeromgevingen voor studenten van tal van opleidingen. Via sport zijn er ingangen in andere maatschappelijke terreinen. Het biedt de mogelijkheid om het relatienetwerk in de regio te versterken.
23
2.4 Operationeel niveau Landstede, ROC Nijmegen, ROC Flevoland en het Markiezaat College (als onderdeel van ROC West-Brabant) hebben (deels) gerealiseerd dat bewegen en sport een structureel onderdeel van niet-sportgerichte opleidingen is geworden. Afgelopen jaren zijn daarvoor modellen en aanpakken ontwikkeld. Het concept ‘Sport op Maat’ van ROC Nijmegen is een succesvol model, dat navolging vindt in andere instellingen. Alle eerstejaarsstudenten kunnen binnen een breed aanbod sportclinics kiezen waarvoor zij punten krijgen. Het Markiezaat College kent het ‘Multimove model’ en in ROC Flevoland en Landstede hebben studenten van alle opleidingen een sportaanbod. In alle gevallen is het aanbod niet vrijblijvend. Het is opgenomen in de onderwijs- en examenregeling en studenten zijn verplicht sportpunten te halen.
24
De invoering van de nieuwe kwalificatieprofielen en het herontwerp van de bestaande mboopleidingen bieden aanknopingspunten voor mbo-instellingen om bewegen en sport structureel een plek te geven in de curricula van alle opleidingen. Dit wordt in de instellingen herkend en erkend. Er zijn aanzetten te zien om een en ander uit te werken en te onderbouwen. Tegelijkertijd valt op dat de ontwikkelingen zich nog in een pril stadium bevinden. De aanknopingspunten liggen in de nieuwe kwalificatieprofielen, waarin beroepsgebonden competenties zoals fysieke belastbaarheid zijn opgenomen. Daarnaast ligt er een aanknopingspunt in het vernieuwde Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap (2007). Dit brondocument is onlosmakelijk verbonden met alle kwalificatieprofielen. Instellingen moeten zelf verantwoorden hoe zij invulling geven aan de uitwerking van het brondocument. De werkprocessen en competenties van de kerntaken 2 (loopbaan), 6 (deelname aan sociale verbanden) en 7 (vitaal burgerschap) kunnen uitgewerkt worden met bewegings- en sportactiviteiten. Op basis van de beschikbare en vastgestelde wettelijke documenten en de ervaringen in de onderzochte instellingen kunnen scenario’s geschetst worden om bewegen en sport een structurele plek te geven. De volgende scenario’s zijn in beeld:
1 Bewegen en sport vormt de kern of een onderdeel van het kwalificatieprofiel. Bewegings- en sportactiviteiten worden uitgewerkt op basis van het kwalificatieprofiel. 2 Bewegen en sport is voorwaarde voor de beroepsuitoefening. Het gaat hier om beroepsgebonden competenties die een relatie hebben met fysieke en/of mentale belastbaarheid. Bewegings- en sportactiviteiten worden uitgewerkt op basis van het kwalificatieprofiel. Daarnaast kan bewegen en sport uitgewerkt worden op basis van het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. 3 Bewegen en sport is geen voorwaarde voor de beroepsuitoefening. Bewegen en sport wordt uitgewerkt op basis van het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap (kerntaken 2, 6 en 7). Bij de kwalificerende beoordeling moet een student zichtbaar maken dat er ontwikkeling is op de betreffende competenties. Voor alle scenario’s geldt dat bewegen en sport ook ingezet kan worden als didactische werkvorm bij het ontwikkelen van generieke competenties zoals samenwerken en les- en leidinggeven. Structureel inbedden en verantwoorden van bewegen en sport in de curricula vraagt om door het roc vastgestelde kaders en richtlijnen. Concreet betekent het dat opleidingsteams bewegings- en sportactiviteiten moeten verantwoorden in hun onderwijs- en examenregeling. In de richtlijnen wordt in een aantal instellingen het minimum percentage aangegeven dat besteed moet worden aan bewegen en sport. De 5% norm voor beweging wordt hierbij vaak gebruikt. Daarbij gaat het om 5% van het totaal aantal uren studiebelasting per jaar (1600 uur). De structurele inbedding van bewegen en sport in alle opleidingen wordt door de meeste instellingen alleen toegepast op de bol-opleidingen. Bij de bbl-opleidingen zijn er aarzelingen en twijfels over het verplichtende karakter van bewegen en sport. Een aantal instellingen geeft aan dat er in oriënterende zin wel bewegen en sport in de opleiding ingebouwd moet worden, maar dat er geen percentage wordt vastgelegd. Veel zal ook afhangen van het overleg hierover met bedrijven en branches.
25
Een vergelijkbare kwestie ligt er bij het aantal jaren waarin bewegen en sport structureel wordt ingebed. ROC Nijmegen heeft een aanbod voor alle eerstejaars. ROC Flevoland voor alle eersteen tweedejaars. Landstede gaat uit van bewegen en sport in alle leerjaren. De overweging om het (nog) niet helemaal vast te leggen in de latere leerjaren is het toenemend aandeel van de bpv. Hoe een en ander verantwoord en georganiseerd kan worden, zal de komende jaren nader uitgewerkt moeten worden.
AANBEVELINGEN
•
Leg een relatie tussen de visie op leren, de gehanteerde onderwijsmodellen en de door de instelling vastgestelde kaders voor competentiegericht beroepsonderwijs.
•
Positioneer bewegen en sport als pilot voor een modelmatige uitwerking van het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. Daarmee kan bewegen en sport een bijdrage leveren aan het herontwerp mbo en onderwijsinnovatie als geheel.
•
Betrek regionale bedrijven en branches bij het proces van herontwerp. Maak hen deelgenoot en partner zodat er vanuit de bedrijven commitment ontstaat voor inbedden van bewegen en sport in het curriculum.
•
Betrek ook studenten bij de invulling van de curricula. Uiteindelijk gaat het om de loopbaan van de student die belang heeft bij een leven lang vitaal en gezond leven in beroep en maatschappij.
•
Start bij de inbedding van bewegen en sport bij het onderwijsconcept van een opleiding. Overweeg een fasering van bewegen en sport in de curricula, waarin recht gedaan wordt aan de student (oriëntatie op sportactiviteiten, keuzeaanbod), de school (maatschappelijke winst van sport, sport als leercontext en drager van beroepsonderwijs) en de werkvelden (vitale werknemers).
•
Bied binnen vastgestelde kaders zo veel mogelijk keuzemogelijkheden voor studenten.
26
•
Maak gebruik van de instrumenten en volgsystemen die door de opleidingen worden gebruikt bij voortgangsbegeleiding en beoordeling.
•
Werk samen met opleidingsteams, studenten en branches. Start het proces bij de opleidingsteams en organiseer dichtbij de uitvoeringslocatie.
•
Werk effectief samen met het regionaal sportnetwerk bij gebruik van accommodaties.
TEN SLOTTE Steeds meer instellingen ontwikkelen sportbeleid. Door het toekennen van sprintpremies aan mbo-instellingen is een extra stimulans gegeven aan verdere uitwerking. Ook in instellingen die geen sprintpremie hebben, worden initiatieven genomen om de verschillende activiteiten en doelstellingen van bewegen en sport in een samenhangend beleidskader onder te brengen. Op basis van concrete voorbeelden en ervaringen kan kennisdeling en -ontwikkeling op het terrein van bewegen en sport in het mbo de komende jaren plaatsvinden. Die kennisontwikkeling is nodig om te komen tot meer en kwalitatief goede sportactieve mbo-instellingen.
27
28
Deel
II 29
30
Inleiding
In het tweede deel van dit onderzoeksrapport zijn de beschrijvingen van de onderzochte instellingen opgenomen. De kernvragen bij het in beeld brengen van de instellingen waren: Hoe wordt door mbo-instellingen visie en strategisch beleid ontwikkeld en vastgelegd? Hoe wordt sportbeleid op tactisch niveau vormgegeven (invoering en organisatie)? Wat is zichtbaar op operationeel niveau: welke concrete resultaten zijn zichtbaar? Daarbij is met name gekeken naar de wijze waarop bewegen en sport structureel ingebed wordt in de curricula van de niet-sportgerichte opleidingen.
• • •
Bij de conclusies in deel I van deze rapportage is aangegeven dat de zes onderzochte instellingen verschillen in ontwikkelingsfase. Landstede, ROC Midden Nederland, ROC Nijmegen en ROC Flevoland hebben op basis van visieontwikkeling bewegen en sport in hun strategisch beleid opgenomen. Ook op tactisch en operationeel niveau is een en ander uitgewerkt en zijn resultaten zichtbaar. De Mondriaan Onderwijsgroep en ROC West-Brabant zitten in de fase van visieontwikkeling en ontwikkeling van strategisch beleid. Er zijn eerste stappen gezet in de uitwerking op tactisch en operationeel niveau. De verschillen in ontwikkelingsfase zijn terug te zien in de wijze waarop de instellingen zijn beschreven. Ze verschillen in lengte en uitgewerkte aspecten.
31
32
Landstede
1
1.1 Typering van de instelling Landstede is een brede onderwijsinstelling met christelijke signatuur. Hoofdlocaties voor beroepsopleidingen zijn gevestigd in Zwolle, Raalte en Harderwijk. Daarnaast zijn er uitvoeringslocaties in onder meer Ermelo, Dalfsen en Elburg. Er worden opleidingen aangeboden in het middelbaar beroepsonderwijs en opleidingen voor volwassenen en speciale doelgroepen. Het Thomas a Kempis College, een school voor voortgezet onderwijs, is onderdeel van Landstede. Deze school heeft een LOOT-status1 1 . Verder heeft Landstede een aantal welzijnsinstellingen binnen haar organisatie (jeugd- en jongerenwerk, ouderenwerk, kinderopvang, kringloopwinkels, vrijwilligerssteunpunten). De mbo-opleidingen zijn geclusterd in ‘landschappen’. Dat zijn krachtige leeromgevingen, waarin opleidingen op basis van kwalificatieprofielen met overeenkomstige generieke competenties zijn geordend. Voorbeelden van zulke landschappen zijn: Bedrijf & Recht, Vervoer & Logistiek, Vrij & Gastvrij, Kunst & Ontwerp, Sport & Bewegen, Veilig & Beschermend. Landstede kent drie (be)sturingsniveaus: de Landstede-teams, de clusterdirecties en het College van Bestuur. De Landstede-teams hebben een grote mate van resultaatverantwoordelijkheid binnen de vastgestelde strategische kaders. In totaal volgen circa 14.000 studenten onderwijs bij Landstede dat verzorgd wordt door zo’n 1350 docenten.
11 Een LOOT-status wordt toegekend door het ministerie van OCW. LOOT-scholen hebben de mogelijkheid af te wijken van de verplichte lessentabel voor topsporters met een status van NOC*NSF of een Olympisch Netwerk.
33
1.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid START IN 1999
34
De start van de ontwikkeling van sportbeleid lag in 1999 bij een startnotitie waarin ‘sportinclusief’ beleid werd voorgesteld op verschillende beleidsterreinen. Op basis van deze startnotitie is door het College van Bestuur en de directie een visie op samenwerking tussen sport en onderwijs vastgesteld. Hierbij is nauw aangesloten bij de sportambities van de stad Zwolle, die in een vijfjarenbeleidsplan waren vastgelegd. Sport wordt door Landstede gezien als een effectief vehikel om contacten met bedrijven, lokale overheden en de samenleving te versterken. Daarnaast bleek uit onderzoek dat een sportimago aansluit bij de interesse van jongeren en volwassenen. Sport blijkt veel mogelijkheden te bieden voor een actieve en dynamische promotie van de school. Daarom besloot het College van Bestuur de school in de regio als een sportieve school te profileren. Daartoe zijn meerjarenactiviteitenplannen uitgewerkt op de volgende terreinen:
NORMEN EN WAARDEN Een sportieve profilering biedt mogelijkheden tot versterking van het beleid ten aanzien van normen en waarden op school. Ethische en morele aspecten van sport bieden aanknopingspunten om thema’s aan de orde te stellen als Fair Play, sportiviteit en respect. Dat past bij de christelijke signatuur van de school.
ONDERWIJS
• • • •
Bewegen en sport is een integraal onderdeel van het totale opleidingsprogramma, waarbij algemene en specifieke houdings- en bewegingsscholing in het curriculum van alle opleidingen wordt opgenomen. Sportieve activiteiten zijn werkvormen in stages, werkweken en excursies. Onderdelen van opleidingen worden ingevuld met (deel)kwalificaties die toegang geven tot de markt van Sport & Bewegen. Het gaat hierbij om sport en detailhandel, recreatie, marketing en administratie. Start opleiding Sport & Bewegen en samenwerking met Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) en sportbonden.
TOPSPORT
• •
Alliantie aangaan met topbasketbal, volleybal en betaald voetbal (FC Zwolle). Spelers groeien uit tot sporthelden van de school. Topsporthal, stadion en wedstrijden bieden een contextrijke leeromgeving voor studenten. Ontwikkeling topsportvriendelijk schoolklimaat met afstemming tussen school-, trainingsen wedstrijdtijden voor (top)sporters.
PERSONEEL
• • •
Medewerkers moeten profijt hebben van de sportprofilering van de school. Aandacht voor verwerven en behouden van draagvlak voor deze beleidskeuze, zodat het sportieve imago geloofwaardig uitgedragen wordt. Personeelsbeleid richt zich onder meer op arbobeleid, bevordering sportdeelname door medewerkers (contributiekortingen, introductiefaciliteiten), waarderen en stimuleren van privé sportvrijwilligerswerk en werving en selectie.
ACCOMMODATIEBELEID Uitgangspunt bij accommodatiebeleid is samenwerking met gemeenten, andere onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven door via joint-venture constructies één of meer Landstedesportcentra te stichten. Daarnaast is samenwerken met de lokale sportsector van belang.
MARKETING EN COMMUNICATIE Structureel inbedden van sportieve profilering van de school in marketing- en communicatiebeleid. Dat komt onder meer tot uiting in voorlichtings- en promotiemateriaal, sportbillboards in alle vestigingen van Landstede, en de sponsoring van topbasketbal en volleybal. Ontwikkeling van een sportief imago vraagt investeringen in goede wil (draagvlak), materiële kosten (geld en goederen) en personele kosten. Naast bijdragen van Landstede zelf zijn de inspanningen van lokale overheden, sportorganisaties en het bedrijfsleven nodig. De verwachte opbrengsten zijn geformuleerd in termen van hogere instroom (en meer bekostiging), grotere naamsbekendheid, bijdrage aan schoolklimaat en ontwikkeling van
35
jongeren, versterking netwerk door versteviging van de positie van Landstede in lokale, regionale en landelijke maatschappelijke netwerken en structuren.
STRATEGISCH BELEID 2006-2010 In 2006 is opnieuw het strategisch beleid van Landstede voor meerdere jaren vastgesteld. In 1999 is de strategische keuze gemaakt voor een sportief imago van de school. Op basis van de resultaten en de zichtbare meerwaarde hiervan voor Landstede als onderwijsorganisatie in de regio, is sport in de strategienota 2006-2010 nog steviger ingebed. Naast ‘Ondernemend’ en ‘Identiteit’ is ‘ Sport’ tot een van de drie profielkenmerken van de school benoemd. Hiermee is sport meer dan ooit onderdeel van het strategisch beleid, het profiel en het imago van de school. Voor de komende jaren zijn de doelstellingen op de onderscheiden beleidsterreinen deels opnieuw geformuleerd en verder aangescherpt.
36
De doelstellingen richten zich op de volgende aspecten van sportbeleid: structureel verankeren van bewegen en sport in het curriculum van alle opleidingen binnen de kaders van de nieuwe competentiegericht kwalificatiestructuur van het mbo; doorontwikkelen van het Landstede topsporttraject; realiseren van contextrijke leerwerkomgevingen binnen sportorganisaties, -evenementen en -activiteiten binnen de school met een verbinding naar het herontwerp mbo binnen alle opleidingen van Landstede; uitwerken en versterken van partnerschappen met sportverenigingen en sportorganisaties; doorontwikkelen van een aanpak die bijdraagt aan een gezonde levensstijl van medewerkers; effectief gebruikmaken van sportaccommodaties door Landstede en partners in de regio.
• • • • • •
1.3 Tactisch niveau PROGRAMMASTRUCTUUR
37
Afkortingen: STZ SST CvB C&M S & B Opleiding L.O. docenten Brb
Stichting Topsport Zwolle Stichting SportTalent Zwolle e.o. College van Bestuur Sommunicatie en Marketing Sport & Bewegen Opleiding Lichamelijke Opvoeding docenten Beleidsrijke begroting
Bron: Handboek Sport, versie 1 (november 2006).
Er is gekozen voor een programmastructuur naast de staande organisatie om de doelstellingen van het sportbeleid verder in te vullen. Het College van Bestuur en de clusterdirecties (Directies Eenheden) zijn opdrachtgever. Er zijn vijf programmalijnen ontworpen. Voor iedere programmalijn zijn doelstellingen, een kader en een fasering van activiteiten uitgewerkt.
Iedere programmalijn heeft een programmamanager. De programmamanagers vormen gezamenlijk het ‘Team Sport’, met onder andere de verantwoordelijk directeur van de opleiding Sport & Bewegen en een medewerker van de afdeling Communicatie & Marketing. Het team draagt zorg voor afstemming en samenhang tussen de onderscheiden programmalijnen. Ieder opleidingscluster heeft een contactpersoon sport benoemd voor 100 uur per jaar. Deze contactpersonen bewaken de voortgang op de verschillende programmalijnen binnen het eigen cluster. Gezamenlijk vormen zij het ‘Platform Sport’. In het platform wordt de voortgang in de programmalijnen besproken en worden zo nodig voorstellen voor bijstelling en wijziging gedaan. Beleidsvoorstellen worden hier voorbereid. Besluitvorming vindt plaats in de ‘Referentiegroep’, waarin alle clusterdirecties vertegenwoordigd zijn. Het platform komt vier keer per jaar voorafgaand aan de vergaderingen van de referentiegroep bijeen.
38
De programmalijnen zijn opgenomen in de cyclus van planning en control. Dat betekent dat alle sturingsinstrumenten van de staande organisatie kunnen worden ingezet bij het realiseren van de doelstellingen van het sportprogramma. Jaarlijks wordt het beleid vastgesteld in een kaderbrief van het College van Bestuur en stellen de teams een activiteitenplan met begroting op.
DE PROGRAMMALIJNEN PROGRAMMALIJN 1: BEWEGEN EN SPORT IN HET CURRICULUM VAN ALLE OPLEIDINGEN Bewegen binnen het curriculum is onderdeel van een breed ‘bewegingsplan’ voor Landstede, waarin allerlei bewegingsgerelateerde activiteiten een plek hebben. Er wordt een raamplan voor het curriculum ontwikkeld waarbinnen iedere opleiding, naast een generiek gedeelte, een eigen beroepsgerichte invulling kan geven. De opzet van het raamplan is flexibel en bevat keuzeelementen voor de studenten.
PROGRAMMALIJN 2: COMBINATIE ONDERWIJS EN TOPSPORT De doelstelling van deze programmalijn is om de begeleiding van studenten die topsport en studie willen combineren te optimaliseren. Kader hiervoor is het Landstede Topsporttraject. Dit traject maakt het mogelijk om op hoog niveau te sporten en tegelijkertijd onderwijs op maat te volgen. Aandachtspunten hierbij zijn: vaststelling van procedures: aanmeldingsprocedure, deelnemersovereenkomsten; infrastructuur voor de begeleiding; taakomschrijvingen van topsportcoördinatoren op de locatie; samenwerking met het Olympisch Netwerk; PR & Communicatie.
• • • • •
PROGRAMMALIJN 3: LANDSTEDE ALS LEERWERKPLEK VOOR STUDENTEN Vanuit de markt komen in toenemende mate aanvragen ter ondersteuning van activiteiten, evenementen en projecten waarbij sportactiviteiten een rol spelen. Men doet een beroep op ondersteuning door studenten. Dat past bij het onderwijsconcept ‘Talentvol ontwikkelen’ waarbij leren in de praktijk centraal staat. De doelstellingen van deze programmalijn zijn: duidelijk aanspreekpunt hebben voor externe organisaties; versterken van het sportprofiel binnen en buiten Landstede; coördineren en bewaken van de kwaliteit van activiteiten van studenten; zorg dragen voor meer maatschappelijke stages, prestaties, bpv-plaatsen; verankeren van Landstede in lokale infrastructuren. In deze programmalijn vallen ook de sportpartners als leerwerkplek.
• • • • •
PROGRAMMALIJN 4: PARTNERSHIP LANDSTEDE BASKETBAL EN VOLLEYBAL Deze programmalijn richt zich met name op het verbinden van de eredivisieteams basketbal en volleybal met het onderwijs. Thuiswedstrijden bieden een uitdagende praktijkomgeving voor studenten van de opleidingen Toerisme & Recreatie. Daarnaast kunnen meer studenten van de verschillende projectbureaus van Landstede ondernemend ingezet worden. Beide topsportteams verzorgen clinics in het kader van Fair Play.
39
PROGRAMMALIJN 5: PERSONEEL EN SPORT Landstede wil een bijdrage leveren aan een gezonde leefstijl en het welbevinden van medewerkers. Daarbij wordt verbinding gelegd tussen medewerkers en het aanbod van de lokale sportverenigingen. Er worden clinics georganiseerd en medewerkers kunnen zelf kiezen voor een vervolg (met bijvoorbeeld contributiekorting). Er is een geïntegreerd programma opgezet met een fittest voor medewerkers, een bewegingsadvies voor meer bewegen en mogelijk een voedingsadvies.
SAMENWERKING MET PARTNERS
40
Landstede wil nadrukkelijk midden in de samenleving staan en kiest voor lokale verankering. Talentontwikkeling van mensen vindt immers plaats in de directe omgeving. Landstede gaat daarom partnerschappen aan om een schakel te kunnen zijn in de ontwikkelketen. Uitgangspunt bij het aangaan van partnerschappen is het principe van ‘halen en brengen’. Enerzijds kunnen sportorganisaties en verenigingen ondersteuning krijgen van studenten, anderzijds wordt verwacht dat de sport een bijdrage levert aan het leren van studenten. Bij partnerschappen is sprake van duurzaamheid en kwaliteit in de samenwerking.
1.4 Operationeel niveau RESULTATEN Het in 1999/2000 vastgestelde beleid heeft geleid tot een aantal zichtbare resultaten: Het opleidingenaanbod is uitgebreid met herkenbare sportcomponenten die voorbereiden op het werkveld van Sport & Bewegen. Sport & Bewegen is een snel groeiende opleiding die in 2003 gestart is en momenteel zo’n 550 studenten telt. Studenten trainen op diverse terreinen van sportverenigingen in de omgeving. Bewegen is onderdeel van het curriculum van alle opleidingen van Landstede. Landstede maakt deel uit van het sportnetwerk in Zwolle en omgeving en is initiatiefnemer in de ontwikkeling van een topsporthal. Landstede is hoofdaannemer van het Olympisch Netwerk IJssel-Vecht/Noord-Veluwe.
• • • •
• • •
•
•
Landstede is hoofdsponsor van Stichting Topsport Zwolle met Landstede Volleybal en Landstede Basketbal. Er is een Landstede topsporttraject,waarin topsporters en topsporttalenten worden ondersteund bij de combinatie van schoolloopbaan en sportloopbaan. Landstede heeft eind 2006 een nieuwe locatie in gebruikgenomen, waarin onder meer de opleidingen uit de landschappen Sport & Bewegen en Vrij & Gastvrij worden gehuisvest. Tevens wordt er op deze nieuwe locatie een topsporthal gebouwd. Landstede positioneert zich daarmee op de ‘sportboulevard’ van Zwolle. In een straal van enkele kilometers is een aantal grote sportaccommodaties gehuisvest: het nieuwe stadion van FC Zwolle, de topsporthal van gemeente Zwolle en diverse breedtesportaccommodaties. Door de intensieve samenwerking met sportverenigingen en sportevenementen zijn er tal van leerwerkplekken voor studenten van diverse opleidingen gerealiseerd, waardoor het mogelijk wordt om eigentijds praktijkgericht en competentiegericht beroepsonderwijs te geven. Iedere opleiding heeft een projectbureau waar de opdrachten en prestaties van de buitenwereld worden gekoppeld aan studenten in de opleiding. Begin 2007 heeft een samenwerkingsproject van een sportvereniging en Landstede de status van NOC*NSF proeftuin toegekend gekregen. Met additionele middelen kan verbreding en vernieuwing van het sportaanbod in de regio plaatsvinden.
BEWEGEN EN SPORT IN HET CURRICULUM VAN ALLE OPLEIDINGEN Het raamplan van Landstede voor bewegen en sport wordt voor het schooljaar 2007-2008 nader uitgewerkt. In het raamplan zal een fasering van bewegings- en sportactiviteiten worden aangebracht. Globale fasering is: fase 1 (leerjaar 1) Introductie Wat heb je tot nu toe aan sport gedaan? Welke plek neemt bewegen in je leven in (sportbiografie)? Wat is het perspectief (mogelijk op basis van een fitheidtest en een bewegingsplan)? fase 2 (leerjaar 2) Laten beleven Wat past bij je? Aanbieden van een keuzemenu in de vorm van een clinicaanbod.
• •
41
•
42
fase 3 Belastbaarheid en ergonomie Hoe word en blijf je een gezonde vitale beroepsbeoefenaar? Activiteiten worden beroepsspecifiek uitgewerkt.
Bewegings- en sportactiviteiten zijn niet vrijblijvend en worden opgenomen in de onderwijs- en examenregelingen van iedere opleiding en vallen binnen de verplichte begeleide onderwijstijd. Studenten moeten aantonen dat zij hieraan voldoen door het behalen van sportpunten. Er wordt niet vastgelegd hoeveel uren of punten studenten moeten besteden aan bewegen en sport naast de verplichte onderdelen. Een en ander is sterk afhankelijk van de keuzes die studenten zelf maken in het kader van hun persoonlijk ontwikkelingsplan. In het kader van het herontwerp wordt gezocht naar instrumenten om de competentieontwikkeling van studenten in sportactiviteiten, ook buiten de school, te beoordelen en te erkennen. Deze instrumenten dienen in de beoordelingscyclus van de opleiding te worden ingebracht. Het raamplan sport past binnen de richtinggevende kaders voor onderwijsinnovatie in Landstede. In de beleidsnota Talentvol ontwikkelen worden innovaties op elkaar afgestemd en wordt het speelvlak en de ruimte voor de Landstede-teams aangegeven. De beleidsnota is gebouwd op drie pijlers: competentiegericht leren en beoordelen; leren in, aan en van de praktijk; de landschappen.
• • •
Het raamplan bewegen past binnen dit speelvlak. Het biedt de mogelijkheid voor studenten om als het ware een reis door de landschappen van Landstede te maken. Bij verdere inhoudelijke en organisatorische uitwerking gelden de volgende uitgangspunten en aandachtspunten: Bewegen en sport moet kwalificerend werken. Dat betekent dat het (deels) verankerd is in de nieuwe kwalificatiedossiers. Bewegen en sport wordt ook ingezet als didactisch middel voor het werken aan algemene beroepscompetenties.
• •
• • • • • • • •
Door bewegings- en sportactiviteiten kunnen competenties op het gebied van burgerschap ontwikkeld worden. Het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap (kerntaken 6 en 7) biedt hiervoor aanknopingspunten. De omvang van het aanbod bewegen en sport en de verdeling over het opleidingstraject worden nader uitgewerkt. Het activiteitenaanbod zo mogelijk over verschillende clusters organiseren om keuzemogelijkheden voor studenten te vergroten. Studenten Sport & Bewegen worden bij de uitvoering van sportactiviteiten ingezet. Bij het aanbieden van bewegings- en sportactiviteiten de mogelijkheden van sportkaderopleidingen meenemen. Naast wekelijks terugkerende activiteiten worden ook een- of meerdaagse activiteiten opgenomen. Verder nadenken over de rol van de leercoach en sportdocent, die meer dan in het verleden een bijdrage moeten gaan leveren in de beroepsvoorbereiding van studenten. Mogelijkerwijs in ieder cluster een sportteam formeren die de ontwikkeling en uitvoering van het sportbeleid vormgeeft.
1.5 Conclusies VISIEONTWIKKELING EN STRATEGISCH BELEID Vanaf 1999, bij de start van instellingsbreed sportbeleid, is sterk ingezet op de strategische verankering van sportbeleid in de organisatie. Niet alleen bottom-up, maar ook top-down is er van meet af strategisch gedacht en gehandeld. Er lag al een basis in de contacten met FC Zwolle, de gemeente en landelijke projecten en ontwikkelingen. Door wisselwerking tussen het College van Bestuur, de directie en beleidsmedewerkers die zich breed oriënteerden binnen en buiten de regio, kon een goed onderbouwd en doordacht strategisch beleid uitgezet worden. Er was de overtuiging dat sport een uitdagende contextrijke leer- en werkomgeving is met verbindingen naar andere maatschappelijke terreinen. Dat is ook zichtbaar gemaakt, onder meer door het betrekken van andere opleidingen bij de diverse samenwerkingsverbanden, zoals het stadionhotel bij het nieuwe stadion van FC Zwolle.
43
De samenwerking tussen sport en onderwijs is op meerdere aspecten structureel ingebed. Sport, onderwijs, het bedrijfsleven en de lokale overheden hebben gezamenlijk regionale ambities benoemd op de volgende terreinen: ontwikkeling en exploitatie van accommodaties voor top- en breedtesport; talentherkenning en talentontwikkeling; realisatie van contextrijke leer- en werkomgeving voor studenten; versterking van infrastructuur van sportverenigingen en sportdeelname; professionalisering van sporttechnisch en bestuurlijk kader van verenigingen.
• • • • •
TACTISCH NIVEAU
44
Voorwaarde voor het slagen van het sportbeleid is dat er draagvlak bestaat. Intern goed communiceren is daarvoor noodzakelijk maar niet voldoende. Op basis van de gemaakte beleidskeuzes is in de organisatie gestuurd. Zo is er expliciet aandacht voor de dislocaties, zodat ook daar draagvlak voor de strategische keuze ontstaat. Het verkrijgen van draagvlak in de organisatie is een continu proces van aandacht. Daarvoor is een Platform Sport ingesteld met verbindingen naar alle onderdelen van de organisatie. Voor dekking en backing zorgen de sportcontactpersonen van de clusters die krediet hebben en krijgen binnen de clusters. Zij leggen de verbindingen met het onderwijsbeleid en de ontwikkelingen in de clusters, met de opleidingsteams en met de specifieke beroepscontexten waarvoor studenten worden opgeleid. Zij werken effectief samen met de directies die vertegenwoordigd zijn in de Referentiegroep. Het is een voortdurend proces van verbinden, binden en enthousiasmeren. De weerstand bij sommige opleidingteams tegen de aandacht voor sport is deels terug te voeren op algemene onzekerheid en ontevredenheid over veranderingen in de organisatie. Deels is het ook gebaseerd op het vooroordeel dat er ‘tonnen geld’ naar de sport en sportsponsoring gaan. Er kan beter gecommuniceerd worden over wat Landstede precies investeert en wat de opbrengsten zijn voor Landstede als onderwijsorganisatie.
Er is gekozen voor een programmastructuur waarbinnen versnelling in het proces kan plaatsvinden. De programmastructuur kent korte lijnen tussen clusters en directies. Hierdoor is de voortgang instellingsbreed in beeld. De besluitvorming is relatief snel en effectief geregeld. Alle sturingsinstrumenten van de staande organisatie zijn toegepast op de programmaorganisatie. De kracht van Landstede is het voortdurend verbinden van de onderscheiden ontwikkelingen en activiteiten. Er worden verbindingen gelegd tussen sport, de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur en het competentiegericht leren. De sportomgeving kan als contextrijke leeromgeving voor studenten van veel opleidingen dienen. De verbinding met sportverenigingen en -organisaties krijgt hiermee betekenis voor het onderwijs en stelt vervolgens weer eisen aan de kwaliteit en de continuïteit in de samenwerkingsverbanden. In het positioneren van Landstede als onderwijsorganisatie met een sportprofiel heeft Landstede zich van meet af aan als trekker opgesteld. Niet afwachten of volgen van wat anderen doen, maar zelf als organisatie initiatief nemen en nieuwe ontwikkelingen mede trekken. Zo hebben Landstede Basketbal en Volleybal regionaal grote betekenis gekregen en heeft het zelfs een landelijke uitstraling. Ook op het terrein van talentherkenning en topsportbegeleiding heeft Landstede initiatief genomen. Het Olympisch Netwerk IJssel-Vecht/Noord-Veluwe is ondergebracht bij Landstede. Landstede heeft daarmee een cruciale rol in het topsportnetwerk in de regio.
OPERATIONEEL NIVEAU Een belangrijk instrument in de communicatie is het Handboek Sport. Dat handboek is gemaakt voor alle medewerkers van Landstede. In het handboek wordt informatie gegeven over alles wat binnen Landstede met bewegen en sport te maken heeft. Naast de strategische doelen en de programmalijnen is ook informatie opgenomen over huur van accommodaties en het verkrijgen van vrijkaarten voor de thuiswedstrijden van Landstede Basketbal en Landstede Volleybal. Namen en bereikbaarheid van het Team Sport, platformleden en programmamanagers zijn in het handboek te vinden. Het handboek is online via intranet te raadplegen.
45
46
De Mondriaan Onderwijsgroep
2
2.1 Typering van de instelling De Mondriaan Onderwijsgroep is een roc dat onderwijs verzorgt in Den Haag, Delft en Voorburg. In totaal volgen zo’n 30.000 studenten onderwijs in een van de mbo-opleidingen en educatie. De opleidingen zijn geclusterd in de domeinen Mens & Maatschappij, Techniek & ICT, Zakelijke Dienstverlening en Educatie. Ieder domein heeft een domeindirectie, die wordt aangestuurd door het College van Bestuur.
2.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid Vanaf 2007 wil De Mondriaan Onderwijsgroep dat studenten van alle opleidingen in de vier domeinen 5% van de totale studietijd besteden aan Kunst & Cultuur, Sport & Bewegen en/of maatschappelijke stages. Deze doelstelling past binnen de missie van De Mondriaan Onderwijsgroep om samen met de stad, de bedrijven en instellingen de student te ondersteunen bij de ontwikkeling van zijn eigen loopbaan. De student moet zich niet alleen voorbereiden op de uitoefening van zijn beroep, maar ook op zijn functioneren in een stad die zich kenmerkt door diversiteit. De doelstellingen zijn als volgt geformuleerd en onderbouwd: bewustwording van goed burgerschap; kennismaking met en deelname aan cultuur en kunst; actieve en gezonde levenshouding door sport; bewustwording van eigen gezondheid en goede voeding; samenwerking tussen verschillende maatschappelijke groeperingen;
• • • • •
47
• • • •
kennismaking met anderen; extra handen in de maatschappij bij doelgroepen die dat nodig hebben; verhoogd positief imago van de roc-student; stimulering van regionale participatie in vrijwilligerswerk/kunst/cultuur/sportacitiviteiten door studenten; 90% van de studenten blijft na afronding van de studie woonachtig in de regio.
2.3 Tactisch niveau
48
De doelstelling wordt via een projectmatige, instellingsbrede aanpak uitgewerkt. Het is de bedoeling dat de directeur van het domein Mens & Maatschappij als opdrachtgever, namens de andere directieleden en het College van Bestuur, zal gaan fungeren. Binnen het domein zijn immers de opleidingen Sport & Bewegen en de cultureel getinte opleidingen ondergebracht. Vanuit het domein kan vervolgens gewerkt worden aan roc-brede invullingen van deze domeinonderdelen. Voor de projectleiding is in totaal 1,1 fte beschikbaar. Deze formatie wordt ingezet voor ondersteunende activiteiten in de domeinen. Daarnaast zal de begeleiding van studenten bij bewegings- en sportactiviteiten, culturele activiteiten en maatschappelijke stages met 5% van de bestaande formatie door de domeinen ingevuld worden. Mocht dat een probleem zijn in verband met het ontbreken van competenties in het docententeam, kunnen oplossingen gezocht worden in uitbesteding en/of detachering. De flexibele formatieruimte van de opleidingen kan hier deels voor worden ingezet. Tot nu toe zijn daarvoor geen richtinggevende kaders ontwikkeld. Er ligt wel een voorstel om de invulling van de 5% vanaf het schooljaar 20072008 op te nemen in de onderwijs- en examenregeling. Besluitvorming hierover zal in het voorjaar 2007 plaatsvinden. Uitgangspunt is dat domeinen en opleidingen ruimte hebben om zelf invulling te geven aan de 5%. Niet vrijblijvend, want het wordt verantwoord in de onderwijs- en examenregeling middels het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap.
Vanuit het project worden de opleidingen ondersteund en begeleid bij de invulling. Daarbij worden eisen gesteld aan de professionaliteit van de begeleiding en de organisatie. Ook wordt het aanbod en de deelname door studenten geëvalueerd.
2.4 Operationeel niveau Het sportaanbod wordt samengesteld op basis van enquêtes onder studenten. Een website wordt als communicatiemiddel ingezet, waardoor een mix ontstaat van vraag en aanbod en waar studenten kunnen inschrijven op activiteiten. Tevens worden structurele samenwerkingsverbanden aangegaan met regionale partners (culturele instellingen, sportverenigingen en evenementen). De organisatie zal komende periode nader vorm krijgen. Uitgangspunten zijn: wekelijks gevarieerd aanbod; naast een wekelijks aanbod ook clinics, workshops en themadagen; domeinoverstijgende activiteiten voor studenten; aanbod zowel binnen de school, als buiten de school; aanbod zowel binnen de traditionele schooltijden, als ’s avonds en in het weekend.
• • • • •
Voordat een en ander goed ingebed kan worden, zullen de volgende zaken gerealiseerd moeten worden: opname van activiteiten in de onderwijs- en examenregeling, zodat ieder domein 5% van de onderwijstijd besteedt aan kunst, cultuur, sport en maatschappelijke stages; verbinding van sportactiviteiten, culturele activiteiten en maatschappelijke stages aan de kerntaken en competenties van het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap; ontwikkeling van instrumenten door de domeinen voor de verantwoording van de 5% en de ontwikkeling van competenties (portfolio-instrument); planning van aanbod door ieder domein; risico-inventarisatie van alle activiteiten die extern worden uitgevoerd; onderzoek wettelijke aansprakelijkheid;
• • • • • •
49
•
PDCA-cyclus toepassen op het project.
2.5 Conclusies VISIEONTWIKKELING EN STRATEGISCH BELEID De ambities en doelstellingen met kunst, cultuur, bewegen en sport passen weliswaar binnen de missie en kernwaarden van de De Mondriaan Onderwijsgroep, maar zijn (nog) onvoldoende verankerd in het strategisch beleid van de instellingen. Daardoor blijft het vooralsnog een veelbelovend maar kwetsbaar initiatief.
TACTISCH NIVEAU
50
De kwetsbaarheid is zichtbaar in de organisatorische inbedding van het project. Er is nog niet gekozen voor een heldere en transparante projectstructuur. Er zal op korte termijn duidelijkheid moeten komen wie als opdrachtgever fungeert en hoe het project aangestuurd wordt. Het lijkt ook verstandig de projectmatige aanpak aan te scherpen in termen van beoogde resultaten, fasering, onderscheiden rollen en verantwoordelijkheden van de domeinen, sturingsinstrumenten en vastgestelde begrotingen (inclusief formatie) voor de organisatie van activiteiten. De voorgestane instellingsbrede aanpak met een instellingsbreed aanbod is ambitieus. Enerzijds wordt er veel ruimte gelaten aan opleidingen en domeinen om zelf invulling te geven aan de 5%, anderzijds gaat het project werken aan een domeinoverstijgend aanbod van activiteiten. Dat lijkt wat tegenstrijdig. Daarnaast vraagt het om een zeer professionele en effectieve organisatievorm. De vraag is of dat mede gezien de omvang en complexiteit van de instelling op korte termijn te organiseren valt. De onderbouwing en verantwoording vraagt nog de nodige aandacht. Er wordt weliswaar verwezen naar het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap, dat onlosmakelijk verbonden is met het herontwerp mbo, maar de opleidingsteams zullen het project onderwijskundig moeten onderbouwen en uitwerken. Van opleidingsteams wordt de komende jaren veel gevraagd in het
kader van invoering van competentiegericht beroepsonderwijs. Bij de uitwerking van de 5% burgerschap zijn ze gebaat met heldere kaders en voorbeelden voor inbedding in de opleidingsprogramma’s. Dat zal nadrukkelijk een plek moeten krijgen in de projectmatige aanpak. Alhoewel het College van Bestuur en directies hebben aangegeven dat de 5% met de drie componenten (culturele en sportieve activiteiten en maatschappelijke stages) ingevuld moet worden, is niet duidelijk hoe groot het feitelijke draagvlak is bij directie en afdelingsmanagement. Een eerste stap daarin is het scherp vastleggen van de breed gedragen rol van de directie als opdrachtgever. Daarnaast is draagvlak nodig bij onderwijsontwikkelaars en medewerkers onderwijsbeleid in de domeinen voor structurele inbedding in de curricula. Draagvlak bij docententeams is ook punt van aandacht. Al werkend in de pilots zullen goede en aansprekende voorbeelden ontwikkeld moeten worden, die kaders, handvatten en organisatorische hulp opleveren om het draagvlak in opleidingsteams te vergroten.
OPERATIONEEL NIVEAU De opleiding Sport & Bewegen heeft veel contacten en netwerken in de regio opgebouwd. Studenten zijn actief betrokken in de ondersteuning van sportevenementen en -verenigingen. Deze netwerken kunnen worden uitgebreid richting andere opleidingen. Studenten en docenten van Sport & Bewegen kunnen ingezet worden als ambassadeurs en ondersteuners van de instellingsbrede activiteiten. De bestaande regionale netwerken in de sportieve en culturele sfeer kunnen worden geïntensiveerd om de ambities te realiseren. Daarbij gaat het om het structureel aangaan van partnerships waardoor voor studenten kwalitatief goede leercontexten kunnen ontstaan.
51
52
ROC Flevoland
3
3.1 Typering van de instelling ROC Flevoland is een zelfstandig roc in de provincie Flevoland. Het profileert zich op twee assen. De ene as is gebaseerd op de locatie: Almere met een oriëntatie op Amsterdam/Schiphol (noordvleugel) en Lelystad/Dronten, bovenregionaal met Zwolle. De andere as heeft de sectorindeling (Techniek, Economie, Zorg & Welzijn, Educatie) als basis. Voor de interne organisatie gelden beide assen. Daarnaast ontstaan in toenemende mate roc-brede portefeuilles op het niveau van sectordirecteuren. De ondersteunende staf werkt voor teams en management en wordt centraal gecoördineerd. Circa 6000 studenten volgen opleidingen bij ROC Flevoland. Men verwacht tot 2010 een jaarlijkse groei van 15 tot 20%.
3.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid VASTSTELLING STRATEGISCH BELEID Eind 2004 is de beleidsnotitie ROC Flevoland voortdurend in beweging1 2 door het CMT (College van Bestuur en sectordirecteuren) vastgesteld. In deze beleidsnotitie worden doelstellingen geformuleerd op verschillende aspecten van het sportbeleid: start van de opleiding Sport & Bewegen; sport structureel verankeren in alle opleidingen van ROC Flevoland; topsportbeleid;
• • •
12 Heldoorn, E., Henry, P. en Rutten, J. (2004). ROC Flevoland voortdurend in beweging : een sportieve onderwijsorganisatie.
53
• •
start van een onderwijsleerbedrijf, zodat studenten ingezet kunnen worden bij verenigingsondersteuning maar ook bij interne sportactiviteiten; personeelssport: activeren en stimuleren van personeel.
Met het vaststellen van deze beleidsnotitie is bewegen en sport opgenomen in het strategisch beleid van ROC Flevoland. In het recent vastgestelde koersdocument 2007-2010 is opgenomen dat ROC Flevoland zich breed profileert op drie thema’s: Bewegen en sport, Ondernemerschap en Internationalisering. Bewegen en sport is hiermee zichtbaar in alle aspecten van de organisatie: financiën, marketing en communicatie, faciliteiten, kwaliteitszorg en aansturing vanuit de lijnorganisatie.
54
Het initiatief tot de beleidsnotitie is in 2004 bottom-up ontstaan, mede op basis van ontwikkelingen in de externe omgeving. Ondanks het verdwijnen van sport in de kwalificatiestructuur stond sport in de sector Economie van ROC Flevoland nog steeds op het lesrooster. Dat was vooral te danken aan de overtuigingskracht van de docenten lichamelijke oefening naar het management inzake het belang van sport in het curriculum. Daarnaast waren/zijn er opleidingen waar sport onderdeel van het curriculum is, zoals bijvoorbeeld de opleiding activiteitenbegeleider in de sector Welzijn en opleidingen voor de groene en blauwe uniforme beroepen. Er was dus nog bewegings- en sportonderwijs in de organisatie en er waren sportdocenten. De verankering was echter niet goed onderbouwd. Drie ontwikkelingen in de externe omgeving lagen ten grondslag aan het initiatief om een rocbrede beleidsnotitie op te stellen: 1 De gemeente Almere gaf in januari 2004 te kennen behoefte te hebben aan een sportopleiding voor professionalisering van sporttechnisch kader in de regio vanwege haar beleid rond top- en breedtesport in Almere. 2 Vanuit het voortgezet onderwijs was er behoefte aan doorstroommogelijkheden voor leerlingen in de sportsector. Enerzijds vanuit het nieuw gestarte vmbo-programma Sport, Dienstverlening en Veiligheid (SDV) bij het Echnaton College en anderzijds door de LOOTstatus van Echnaton en De Rietlanden, waardoor relatief veel sporttalenten en topsporters op die scholen aanwezig waren.
3 De maatschappelijke discussie over de rol van sport in de samenleving (als middel tot sociale cohesie, integratie en bestrijding overgewicht) en het breed verankeren van sport in het mbo gaf de sportdocenten en een deel van het middenmanagement extra motivatie om een beleidsvoorstel te ontwikkelen. Het College van Bestuur omarmde het initiatief, nam de beleidsvoorstellen over en nam bewegen en sport als een van de onderscheidende roc-brede thema’s op in het strategisch beleid.
DOELSTELLINGEN Hierna worden de verschillende doelstellingen nader uitgewerkt.
OPLEIDING SPORT & BEWEGEN Het starten van een opleiding Sport & Bewegen was een van de zes pijlers van de beleidsnotitie. De overwegingen om met die opleiding te starten waren: doorstroommogelijkheden creëren voor leerlingen van vmbo SDV en de leerlingen van de LOOT-scholen; bijdrage leveren aan professionalisering van het sporttechnisch kader in de regio; studenten Sport & Bewegen inzetten in sportactiviteiten, verhogen van capaciteit sportdocenten en daadkrachtig en flexibel inspelen op diverse activiteiten.
• • •
SPORT VERANKEREN IN ALLE OPLEIDINGEN VAN ROC FLEVOLAND Bij het terugbrengen van sport in alle opleidingen van ROC Flevoland worden twee sporen gevolgd. Enerzijds wordt bewegen en sport breder opgenomen in het onderwijsaanbod van alle opleidingen; anderzijds worden extra bewegings- en sportactiviteiten aangeboden. De volgende overwegingen liggen hieraan ten grondslag: De deelnemer leert die motorische vaardigheden, die passen bij het beroep waarvoor hij opgeleid wordt. De deelnemer leert door bewegings- en sportactiviteiten samen te werken met anderen (teamwork, vertrouwen, rekening houden met) en leert om te gaan met normen en waarden (regels, respect en Fair Play).
• •
55
• •
De deelnemer heeft zorg voor de eigen gezondheid. Door bewegingsactiviteiten houdt hij zijn conditie op peil en werkt hij aan optimaal leerrendement en voorkomen van ziekteverzuim nu en in de toekomst. De deelnemer oriënteert zich op een zinvolle vrijetijdsbesteding binnen het terrein van bewegen en sport.
Van een goed sportprogramma gaat een grote aantrekkingskracht uit. Het roc wil een sportief schoolklimaat waar veel leuke en kwalitatief goede bewegings- en sportactiviteiten en sportaccommodaties beschikbaar zijn. Deelnemers presteren uiteindelijk beter op een school waar ze graag naartoe gaan. Bovendien kiezen ook meer deelnemers voor een school waarvan ze weten dat het een aantrekkelijke school is.
56
Op dit moment wordt het sportbeleid opnieuw bekeken met als doel het beleid te verankeren, waarbij nauw wordt aangesloten bij het roc-brede onderwijsbeleid en het onderwijsbeleid van de sectoren.
TOPSPORTBELEID ROC Flevoland wil topsporters de mogelijkheid bieden om onderwijs op maat te volgen. Daarvoor worden maatregelen getroffen om topsport en onderwijs optimaal met elkaar te kunnen combineren. Deze maatregelen hebben betrekking op: het inzetten van extra studiefaciliteiten; het benoemen van een topsportcoördinator; het aangaan van samenwerking met het NOC*NSF en het werken aan een topsportvriendelijk klimaat en een topsportschoolstatus; het telkens zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking. Belangrijke partners naast het NOC*NSF zijn: Sport Service Flevoland, het Olympisch Steunpunt Flevoland en haar faciliteiten, verenigingen, sportmedische instanties, overheidsinstanties en (LOOT-) scholen. De topsporter bevindt zich hierdoor in een ondersteunend netwerk.
• • • •
ONDERWIJSLEERBEDRIJF ROC Flevoland zet bewegen en sport in als katalysator bij andere beleidsterreinen en (actuele) thema’s. Andere beleidsterreinen kunnen de kracht van sport benutten ter versterking van het eigen beleidsveld. Bewegen en sport levert een bijdrage aan diverse maatschappelijke doeleinden die het roc nastreeft, onder andere door maatschappelijke participatie. Een aantal dwarsverbanden is: Voor het vergroten van de sociale cohesie, het verbeteren van de leefbaarheid of het stimuleren van een gezonde leefstijl levert bewegen en sport, bijvoorbeeld in de vorm van sportbuurtwerk, een belangrijke bijdrage. Bewegen en sport wordt in het jeugd- en jongerenwerk toegepast als middel om jongeren te binden (contact te krijgen, bijeen te brengen) en gedragsverandering teweeg te brengen (sociale vaardigheden, gedragscodes). Veiligheid is een voorwaarde voor een leefbare samenleving. De relatie met sport zit onder meer in de beleving van veiligheid tijdens het sporten en bewegen. Daarnaast gaat deelname aan bewegings- en sportactiviteiten verveling tegen bij jeugd en jongeren. Bewegen en sport kan het leren van normen en waarden bevorderen: samenwerken, sportiviteit, respect, tolerantie, het tegengaan van pesten, discriminatie en racisme. ROC Flevoland werkt samen met en ondersteunt sportverenigingen en basisscholen. ROC Flevoland kan ondersteuning bieden bij het organiseren van evenementen en activiteiten.
•
• • • •
PERSONEEL ROC Flevoland stelt zich ten doel om de gezondheid van medewerkers te bevorderen door bewegen en sport te stimuleren. Mensen die sporten en mensen die niet sporten zijn even vaak ziek. Het aantal dagen verschilt echter wel enorm. Sporters zijn gemiddeld 15 dagen en nietsporters gemiddeld 29 dagen ziek. Dit is een van de belangrijkste conclusies uit een onderzoek dat de NOC*NSF heeft laten uitvoeren. Niet-sporters zijn voor werkgevers dus relatief duur. Genoeg reden voor het roc om te investeren in personeelssport en bewegingsactiviteiten. Dit zal ze doen door: activiteiten te ontwikkelen (personeelssport en bewegingsactiviteitenprogramma), faciliteiten (accommodatie) en personeel beschikbaar te stellen;
•
57
•
bedrijfsartsen te stimuleren in samenspraak met de hrm-afdelingen en de opleiding Sport & Bewegen, dat huisartsen, medisch specialisten en paramedici richtlijnen ontwikkelen voor preventieve activiteiten, revalidatie- en reïntegratiemethoden op het gebied van bewegen en sport; de organisatie rondom personeelssport en bewegingsactiviteiten te borgen bij de afdeling Sport & Bewegen. Het doel is gezonder worden, maar het heeft ook een positief effect op de teamgeest en de collegialiteit.
•
3.3 Tactisch niveau ORGANISATIE
58
Het strategisch sportbeleid is zichtbaar in de sturing van het management en wordt vertaald naar alles wat ROC Flevoland doet en uitdraagt: in het koersdocument Werken aan talent, in interne beleidsbrieven, in de externe marketing en communicatie, in de strategische notities en in de missie. Het ontwikkelen en inzetten van sportbreed sportaanbod vroeg om een organisatieverandering. De sportdocenten zaten verspreid in de sectoren en vervulden vaak ook andere rollen, zoals trajectbegeleider of ict-docent. Veelal waren zij onzichtbaar en was ook niet zichtbaar wat zij precies deden met lichamelijke opvoeding in de diverse afdelingen. Het nieuw vastgestelde strategische beleid vroeg om een krachtige benadering, een radicale invoering en korte lijnen, zodat het sportproduct binnen en buiten het roc zichtbaar zou kunnen worden. Korte lijnen en optimale ontwikkelcapaciteit waren nodig. De sportdocenten werden onttrokken uit de sectoren en ingedeeld bij een nieuw te vormen team ‘sport breed’ in een sportbureau. In eerste instantie riep dat weerstand op bij de docenten, omdat hun autonomie leek te worden aangetast. Dat vergde een cultuuromslag. Na twee jaar is de weerstand weggeëbd. Men ziet nu de resultaten en de meerwaarde van deze organisatieverandering. In het schooljaar 2006-2007 heeft het sportbureau (team ‘sport breed’) een omvang van 8 fte.
Naast het team ‘sport breed’ werd in 2005 ook een team ‘sport’ voor de opleiding Sport & Bewegen samengesteld. Beide teams zijn ondergebracht in de afdeling Sport & Bewegen en worden aangestuurd door een afdelingsmanager. In het schooljaar 2006-2007 kent de opleiding drie leerjaren met een omvang van 14 fte. De opleiding Sport & Bewegen is ondergebracht in de sector Economie. Voor de opleiding is de afdelingsmanager verantwoording verschuldigd aan de betreffende sectordirecteur. De opleiding heeft een eigen exploitatiebegroting die opgesteld wordt op basis van reguliere bekostiging. Het sportbureau heeft een eigen formatie voor het team ‘sport breed’ en ook een eigen begroting die jaarlijks wordt vastgesteld. Het sportbureau is in de organisatie niet gekoppeld aan een sector, maar aan een roc-brede portefeuille van een van de roc-directeuren. Het CMT (College van Bestuur en roc-directeuren) is opdrachtgever voor het sportbureau. De afdelingsmanager heeft een directe relatie met het CMT. Jaarlijks worden doelen vastgelegd, resultaten verantwoord en de begroting vastgesteld door het CMT. Hierbij wordt de kwaliteitscyclus gevolgd.
Sportbureau
CvB
sectordirecteuren Team sport breed Techniek
Economie
Opleiding Sport & Bewegen Afdelingsmanager
Afdelingsmanager Team
Welzijn
Educatie
59
Externe samenwerking De gemeente Almere is een belangrijke partner. De gemeente kent een sportbeleid, waar het roc bij kan aansluiten. Het sportbeleid richt zich zowel op breedte- als op topsport. Concrete uitwerking van deze samenwerking wordt bemoeilijkt doordat de gemeente implementatie en uitvoering van beleid en projecten uitbesteedt aan verzelfstandigde organisaties. Het is niet altijd duidelijk wie vanuit het gemeentelijk beleid aanspreekbaar is op samenwerking. Desondanks komen op meerdere terreinen samenwerkingsactiviteiten van de grond, zoals: Er ligt een vraag vanuit Sportloket, de instelling van waaruit de breedtesport is georganiseerd. om breed te kijken naar samenwerkingsmogelijkheden tussen sportverenigingen en ROC Flevoland. Sportservice Flevoland ondersteunt bij projecten die in het kader van de BOS-regeling in Almere worden uitgevoerd. Met Sportservice Flevoland zijn afspraken gemaakt over participatie van studenten in de uitvoering van deze projecten. FC Omniworld (BVO organisatie in Almere) is een project gestart gericht op begeleiden en opleiden van risicoleerlingen. Een organisatie voor betaald voetbal fungeert als aantrekkelijke contextrijke leer- en werkomgeving voor deze groep studenten, waardoor zij alsnog een beroepskwalificatie kunnen behalen. Dit is een voorbeeld van een project dat vanuit de contacten en netwerken van het sportbureau is geïnitieerd maar een veel bredere betekenis heeft voor het ROC Flevoland. Met Omniworld basketbal en volleybal topsport is samenwerking gestart. Deze samenwerking biedt ook mogelijkheden voor participatie van studenten, voor werkervaringen en stages.
• • 60
•
•
ROC Flevoland investeert in samenwerking met partners in de regio om het gebruik van accommodaties te optimaliseren. Zo zijn er samenwerkingsafspraken met de Topsporthal Almere over gebruik van accommodaties. Het roc heeft zelf geïnvesteerd in een fitnesscentrum in de hoofdlocatie. Dit fitnesscentrum is opgezet voor de opleiding Sport & Bewegen, maar ook voor gebruik door studenten van andere opleidingen en het personeel. Er is professionele begeleiding in het fitnesscentrum aanwezig.
3.4 Operationeel niveau RESULTATEN OPLEIDING SPORT & BEWEGEN
• • • •
Een doorlopende leerroute mbo-hbo: in 2006 zijn afspraken gemaakt met ALO Amsterdam over de inhoud van een doorlopende leerlijn die vanaf 2007 wordt gerealiseerd; Samenwerking met de beide LOOT-scholen: vanaf schooljaar 2006-2007 is er maatwerk bij de doorstroom vanuit beide LOOT-scholen; De verschillende sportactiviteiten/evenementen van de stad Almere maken deel uit van de leerprestaties van de opleidingen Sport & Bewegen. De opleiding Sport & Bewegen is vanaf de start in 2005 competentiegericht opgezet. Voor alle drie de opleidingen (niveau 2, 3 en 4) is de experimentstatus aangevraagd en toegekend. Hierdoor kan de opleiding vormgegeven worden op basis van de nieuwe competentiegerichte kwalificatieprofielen. Studenten werken onder meer aan opdrachten van sportverenigingen en basisscholen. Door het werken met deze buitenschoolse praktijkopdrachten wordt de samenwerking met partners in de regio versterkt.
SPORT IN HET CURRICULUM VAN ALLE OPLEIDINGEN
•
Voor tenminste 40 klokuren op jaarbasis zijn bewegings- en sportactiviteiten opgenomen in elke opleiding (curriculum). Vanaf 1 augustus 2006 is er een bewegings- en sportprogramma, naast het eigen ‘basisprogramma’, waardoor iedere deelnemer zich kan oriënteren op een zinvolle vrijetijdsbesteding. Dit vindt plaats binnen de vrije ruimte. In de onderwijs- en examenregeling van alle opleidingen is opgenomen dat bewegen en sport onderdeel is van het curriculum. Bij de ontwikkeling van roc-breed sportbeleid wordt nauw aangesloten bij het onderwijsbeleid in de sectoren. Bij de vormgeving van sportaanbod wordt een onderscheid gemaakt in opleidingsspecifieke sportonderdelen en algemene sportonderdelen.
• •
61
62
De opleidingsspecifieke sportonderdelen worden gerelateerd aan de kwalificatieprofielen en in nauwe samenhang met en in samenwerking met de opleidingsteams uitgewerkt. De algemene sportonderdelen krijgen een verbinding met de competenties van burgerschap in de vorm van clinics voor alle studenten van het roc. Bewegen en sport in alle opleidingen wordt vormgegeven voor de eerste twee leerjaren van alle bol-opleidingen. Sport is niet vrijblijvend en vrijwillig. Iedere student moet per leerjaar 4 punten behalen. Een punt staat voor 10 uur. Dat betekent dat iedere student circa 40 uur per studiejaar sportaanbod moet volgen. Dat is 2,5% van het totale aantal studiebelastingsuren. Binnen de ‘oude’ kwalificatiestructuur met deelkwalificaties en eindtermen wordt het sportaanbod in de 20% vrije ruimte geprogrammeerd. Met de implementatie van de nieuwe kwalificatiestructuur en het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap wordt opnieuw bekeken hoe het sportaanbod kan worden veranderd en verantwoord binnen de nieuwe kaders. Zo wordt onder meer gekeken naar burgerschapscompetenties die middels een sportaanbod ontwikkeld en beoordeeld kunnen worden. Er ligt nu een opdracht bij het team ‘sport breed’ om daarvoor voorstellen te ontwikkelen. Met name de kerntaken 6 en 7 bieden mogelijkheden in deze richting. De clinics zijn aanbodgestuurd, maar men wil meer vraaggestuurd gaan werken. De opleidingsspecifieke sportonderdelen sluiten nauw aan op de opleidingen. Met de clinics wil men ook graag meer vrije keuzes realiseren voor studenten. Deze clinics hoeven niet perse aan te sluiten op de opleiding die gevolgd wordt. Sport is niet uitsluitend een middel om (beroeps)competenties te verwerven maar kan ook doel op zich zijn. Sport is ook leuk en draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling en binding aan school en regio. De vormgeving van sport in alle opleidingen is nog volop in ontwikkeling. De volgende overwegingen en aandachtspunten worden daarbij genoemd: Er wordt gedacht om te gaan werken met een nulmeting bij iedere student om vandaaruit bewegingsadviezen en -programma’s te gaan ontwikkelen. De sportpunten worden nu toegekend door docenten en begeleiders van de clinics op basis van aanwezigheid. Komende tijd wil men een model onderzoeken waarin studenten zelf
• •
•
bewijzen verzamelen van bewegings- en sportactiviteiten om aan te tonen dat ze competenties hebben ontwikkeld. Ondanks het roc-brede beleid en de facilitering van sportaanbod blijft het een aandachtspunt om studenten te motiveren en te activeren voor clinics.
Iedere sector heeft een eigen contactpersoon in het sportbureau. Deze contactpersonen hebben onder meer tot taak om met de teams te bespreken hoe het sportaanbod ingebed kan worden in het curriculum.
TOPSPORT In 2006 heeft ROC Flevoland de status van topsportvriendelijke school van het Olympisch steunpunt Flevoland verworven. Tevens is een netwerk van faciliterende instanties in de regio ontstaan, waardoor topsporters optimaal begeleid worden in hun topsport en toekomstige maatschappelijke loopbaan.
ONDERWIJSLEERBEDRIJF De voornaamste taken van het onderwijsleerbedrijf zijn acquisitie, coördinatie, ontwikkeling, organisatie, uitvoering en evaluatie van bewegings- en sportprojecten/activiteiten. De financiering van het onderwijsleerbedrijf zal deels gegenereerd worden uit de opbrengsten van de projecten en activiteiten. Op termijn zal de meeropbrengst aangewend worden om nieuwe maatschappelijke initiatieven te ontplooien. In augustus 2007 zal worden gestart met een onderwijsleerbedrijf.
PERSONEEL
• • • •
Er is een inventarisatie gedaan naar de interesses bij personeel op het gebied van bewegen en sport (hrm). Er is een concreet aanbod voor het personeel, (mede) georganiseerd door de afdeling Sport & Bewegen. Er is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd voor een fitnessruimte in de locatie Almere. Er is een fitnessruimte ingericht en operationeel voor medewerkers en studenten.
63
•
Er zijn afspraken tussen de hrm-afdeling en de arbodienst over inbedding van bewegen en sport in preventieve activiteiten en revalidatie- en reïntegratiemethoden.
3.5 Conclusies VISIEONTWIKKELING EN STRATEGISCH BELEID Het roc-brede sportbeleid is verankerd in het strategisch beleid en in de organisatiestructuur van het roc. De ontwikkeling van dit beleid is van onderop totstandgekomen. De onderbouwing van het beleidsvoorstel had draagvlak binnen de organisatie en bij de relevante externe partners, waardoor het College van Bestuur het voorstel relatief snel omarmde en kon verankeren in het strategisch beleid.
64
De verankering van bewegen en sport in het strategisch beleid is terug te zien in alle uitingen van ROC Flevoland. Bewegen en sport lijkt goed in beeld te zijn bij de afdeling Marketing & Communicatie van het roc. Daarmee positioneert het roc zich nadrukkelijk als partner voor topsport en breedtesport in de regio.
TACTISCH NIVEAU De interne communicatie is en blijft een belangrijk aandachtspunt. Structureel verankeren van bewegen en sport in de organisatiecultuur vraagt voortdurend en blijvende aandacht. Sport staat nog niet in alle teams en bij alle docenten hoog op de agenda. Draagvlak creëren en behouden blijft van belang. Daarbij is het nodig te laten zien wat sport oplevert voor het roc als geheel, de studenten en de omgeving. Het project voor risicoleerlingen met FC Omniworld is daar een voorbeeld van. Het maakt zichtbaar dat een sportieve context bijdraagt aan voorkoming van voortijdige uitval en het behalen van een beroepskwalificatie. Door de relatief kleine omvang van het roc en de concentratie van opleidingsrichtingen op de locatie in Almere Buiten is de gekozen organisatievorm effectief. De afdelingsmanager is vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het sportbureau aanwezig bij het sectordirecteurenoverleg. Dat maakt het mogelijk snel en effectief knelpunten en onvolkomenheden in de uitvoering van het
beleid aan de orde te stellen. Er lijken voldoende sturingsinstrumenten aanwezig om de beleidsdoelen te realiseren. De aansturing is ingebed in de lijnorganisatie, jaarlijks wordt de begroting en de formatie voor het sportbureau vastgesteld en de voortgang en kwaliteit is geborgd in de cyclus van planning en control. Daarnaast zijn er door de dubbelrol van de afdelingsmanager (sportbureau en team Sport & Bewegen) korte lijnen tussen de twee sportteams.
OPERATIONEEL NIVEAU De structurele inbedding van bewegen en sport in alle opleidingen is weliswaar opgenomen in de onderwijs- en examenregeling, maar er liggen nog de nodige ontwikkelvragen rond de verbinding met de nieuwe kwalificatiestructuur, het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap, het gebruik en de invulling van de vrije ruimte en de koppeling van bewegen en sport aan de kwalificatieprofielen.
65
66
ROC Midden Nederland
4
4.1 Typering van de instelling ROC Midden Nederland is in 2003 ontstaan uit een fusie van ROC Utrecht en ROC de Amerlanden. Het roc telt circa 26.000 onderwijsdeelnemers die een opleiding volgen in de sectoren Educatie, Economie & Dienstverlening, Techniek & Innovatie, Toerisme, Recreatie, Horeca, Facilitaire dienstverlening, Uiterlijke verzorging, Sport & Bewegen en Zorg & Welzijn. ROC Midden Nederland heeft hoofdvestigingen in Utrecht, Amersfoort en Nieuwegein. Daarnaast zijn er vestigingen in Veenendaal, Zeist, Soest, Woerden en Culemborg.
4.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid VISIE EN MISSIE De missie van ROC Midden Nederland luidt als volgt: ‘ROC Midden Nederland is een betrouwbare en ondernemende partner in opleiden en ontwikkelen van mensen in een voortdurend veranderende samenleving en arbeidsmarkt’. Om dit te realiseren is een fundamenteel verandertraject ingezet, waarbij zowel het onderwijsconcept als de organisatiestructuur worden meegenomen. In dit verandertraject hebben cultuur en bewegen en sport een expliciete positie gekregen als onderdeel van alle opleidingen. Daarnaast speelt sport een belangrijke rol als cultuurdrager voor het verandertraject naar een vitale en beweeglijke organisatie: ‘leren in beweging’ en ‘beweging in leren’. Dit tweesporenbeleid heeft geleid tot drie keuzes/ doelstellingen:
67
• • •
ROC Midden Nederland onderschrijft de 5% bewegingsnorm en voert deze norm tot en met 2010 door in al haar opleidingen. Bewegen en sport wordt binnen ROC Midden Nederland benut als hrm-instrument in de ruimste zin van het woord. Bewegen en sport wordt ingezet als cultuurversneller op weg naar de gewenste vitale en beweeglijke organisatie.
STRATEGISCHE DOELEN De expliciete en weloverwogen keuze voor het centraal stellen van bewegen en sport in het verandertraject kent verschillende interne en externe achterliggende doelstellingen:
•
Voortijdige schooluitval Vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid vormt voortijdige schooluitval een belangrijk beleidsonderwerp voor het roc. In het beleid wordt de intrinsieke en extrinsieke waarde van sport en de bijdrage die sport kan leveren aan het terugbrengen van voortijdige schooluitval, onderschreven.
•
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Deze wet treedt vanaf 2007 in werking en verplicht gemeenten haar burgers mogelijkheden te bieden om te participeren in de samenleving (waaronder het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid van de lokale omgeving). Dit biedt mogelijkheden voor samenwerking tussen gemeenten en sportverenigingen en -organisaties, waar rocdeelnemers van verschillende opleidingsrichtingen gebruik van kunnen maken.
•
Arbeidsmarktontwikkelingen De toename van recreatiesport en vercommercialisering van de sport- en recreatiebranche lopen parallel aan de keuze van de overheid om haar sportbeleid te richten op professionalisering van de breedtesport. Deze ontwikkelingen rechtvaardigen de verwachting dat er op korte termijn een toename zal ontstaan in de vraag naar professioneel geschoold en multifunctioneel inzetbaar kader.
68
•
Herontwerp mbo De recente aanpassingen in het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap bieden een goede basis voor de invulling en legitimering van sport in de niet-sportgerichte opleidingen.
•
Ontwikkeling van de organisatie Sport wordt gezien als een belangrijk hrm-instrument om sectoroverstijgende verbanden, communicatie en cohesie mogelijk te maken. Ook draagt sport bij aan een goede fysieke conditie, het welzijn en ambitieniveau van werknemers waardoor werkinstelling, weerbaarheid en prestaties worden verbeterd. Sport speelt daarom een belangrijke rol op weg naar een vitale organisatie.
•
Talentontwikkeling ROC Midden Nederland besteedt aandacht aan de maatschappelijke carrière van topsporters. Dit topsportbeleid stelt eisen aan de organisatie van het onderwijs en de loopbaanbegeleiding.
•
Marketing en communicatie ROC Midden Nederland wil zich onderscheiden met een sportief imago, een gedifferentieerd sportaanbod en een sportieve werkomgeving. Het sportmodel met haar programmalijnen en bijbehorende projecten maakt aansluiting mogelijk met externe (markt)partijen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
69
4.3 Tactisch niveau ORGANISATIE Missie leren in beweging en beweging in leren
ROC
techniek Ondernemend
MT ROCMN
Programmalijnen
Stuurgroep
70
Opleiden voor Sport & Bewegen
Programma management
Stimuleren van meedoen, vitaliteit en gezonde leefstijl
Individu
Gezonde voeding en leefstijl
Organisatie
Interne en externe marketing
Topsport
Maatschappij
Sportbureau Netwerken project
project project
project project
project project
opleiding project
Het totale sportbeleid valt onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur van het ROC Midden Nederland, in haar rol als opdrachtgever. De aansturing op programmaniveau valt onder verantwoordelijkheid van een stuurgroep, bestaande uit directieleden van alle (beroeps)sectoren, de programmamanager en een beleidsadviseur van het sportbureau. Voorzitter van deze stuurgroep is de sectordirecteur Toerisme, die tevens formeel
leidinggevende is van de manager en beleidsmedewerker van het sportbureau. Het sportbureau is verantwoordelijk voor alle projecten die voortvloeien uit de vijf programmalijnen en wordt bemenst door een programmamanager, een beleidsmedewerker, een topsportcoördinator en een managementassistente. Dit bureau functioneert centraal binnen ROC Midden Nederland als een klein maar vitaal organisatieonderdeel dat sportprojecten en -activiteiten in de breedste zin initieert, stimuleert, programmeert, inhoudelijk ondersteunt en begeleidt. Om haar sectoroverstijgende en multifunctionele activiteiten goed te kunnen organiseren, werkt het sportbureau als een spin in het web tussen vraag en aanbod, tussen aanbieders en stakeholders. In al haar projecten maakt het sportbureau gebruik van al aanwezige kennis en expertise, staat samenwerking met interne en externe partners centraal, zijn de projecten gericht op behoefte en vraag en ze zijn veelal laagdrempelig van aard om toegang en deelname te bevorderen. Bij al deze activiteiten wordt gestreefd naar een zo breed mogelijk draagvlak. Zodra de mogelijkheid en borging binnen de betreffende sector er is, worden projecten en programma- of opleidingsonderdelen overgedragen aan het roc als geheel. De projecten maken vervolgens integraal deel uit van het sectorbeleid. Dit geldt ook voor initiatieven en projecten die vanuit de sector zelf worden geïnitieerd. Het sportbureau kent dus geen eigen opleidingsactiviteiten en staat geheel ten dienste van de aanwezige sectoren binnen ROC Midden Nederland en haar relevante externe partners. Door het sportbureau geïnitieerde projecten worden daarom ook, zodra het kan, overgedragen aan de betreffende sector. Programmalijnen Bewegen en sport worden binnen ROC Midden Nederland ingezet rond vijf programmalijnen die allemaal vertaald worden naar specifieke hoofddoelen en resultaten: 1 Opleiden voor het beroepenveld van bewegen en sport – studenten opleiden voor sport- en sportgerelateerde beroepen in samenwerking met diverse sectoren volgens het opleidingsconcept ‘Ondernemend leren door bewegen en sport’; – opleidingen optimaal positioneren in het werkveld en binnen het roc in nauwe samenwerking met sportverenigingen en een breed relatie- en kennisnetwerk;
71
– realiseren van maatschappelijk relevante diensten en prestaties door studenten van
onderscheiden opleidingen.
72
2 Personeel en studenten stimuleren tot bewegen en maatschappelijk participeren en presteren – een dagelijks bewegings- en sportaanbod bieden aan elke student in 2010 op ROC Midden Nederland (5% bewegingsnorm); – ontwikkelen, afstemmen en verankeren van een (gezamenlijk) bewegings- en sportaanbod voor studenten en personeel in samenwerking met sportverenigingen en/of particuliere aanbieders; – effectueren van de (maatschappelijke) winst van bewegen en sport (5% reductie voortijdige schooluitval, 5% groei studentenaantal, 1% reductie ziekteverzuim en 1% verhoging effectiviteit personeel in 4 jaar); – beschikken over/medegebruiken van multifunctionele accommodaties en professioneel kader waarmee samenwerking met de sportverenigingen en overige partners gestart kan worden. 3 Gezonde voeding en duurzame ontwikkeling – realiseren van een duurzaam ondernemende organisatie waarin aandacht is voor gezonde voeding, vitaliteit en beweging; – aangaan van effectieve samenwerkingsverbanden met partners in de profit en non-profit sector gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen; – voorbereiden van studenten op maatschappelijk verantwoord functioneren in beroep en vrije tijd. 4 Talentontwikkeling van (top)sporters – realiseren van een topsportklimaat waarin (aankomende) topsporters hun specifieke talenten kunnen inzetten en ontwikkelen; – aangaan van effectieve samenwerkingsrelaties met partnerorganisaties bij het stimuleren en ondersteunen van talentontwikkeling;
– vormgeven van topsportbegeleiding als integraal onderdeel van de loopbaanbegeleiding
van studenten. 5 Interne en externe marketing en communicatie – sport als intern (huidig personeel en studenten) en extern (potentieel personeel en studenten) marketinginstrument inzetten voor een sportief imago van ROC Midden Nederland; – sport inzetten voor een goed imago als maatschappelijk verantwoorde onderneming; – een interessante samenwerkingspartner zijn voor private en publieke ondernemingen en/ of verenigingen; – verbeteren van naamsbekendheid/externe publiciteit op gemeentelijk, provinciaal en inmiddels ook al landelijk niveau. De activiteiten die voortvloeien uit deze programmalijnen worden georganiseerd in projectvorm. In lijn met het verandertraject naar een ‘vitale en beweeglijke’ organisatie is het van belang deze projecten flexibel en plat in te richten. Bovendien zijn de meeste projecten sectoroverstijgend en kennen ze zowel interne als externe factoren waarmee rekening dient te worden gehouden. Daarom is gekozen voor een netwerkstructuur waarin de projecten worden georganiseerd. Samenwerking met partners Het feit dat ROC Midden Nederland zich bewust is van haar maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid legt een expliciete nadruk op het belang van de omgeving van de school. Het succes van het sportmodel is sterk afhankelijk van de samenwerking met en betrokkenheid van verschillende externe stakeholders. De nadruk op samenwerking met (externe) stakeholders en partijen komt ook tot uiting in de organisatiestructuur van het sportbureau: de netwerkorganisatie van het sportbureau impliceert het belang van samenwerking. De samenwerking kent verschillende perspectieven: Visiedocumenten zijn opgesteld op basis van conferenties waarin partners uit de arbeidsmarkt worden betrokken om te komen tot co-design van beleid.
•
73
•
• •
74
•
Sportinstanties vormen een belangrijke authentieke opleidingspraktijk voor een verscheidenheid aan opleidingen. Het roc sluit hierbij contracten af met sportinstellingen. Denk hierbij aan de opleiding Beveiliging die bij sportevenementen de beveiliging verzorgen en studenten inzetten of de opleiding Administratie die de ledenadministratie van een voetbalclub verzorgt. Hierbij zijn vele voorbeelden uit de praktijk van het roc te benoemen. In het kader van de BOS-regeling en de WMO kent het roc verschillende samenwerkingsverbanden met de lokale overheid die zich richten op sportinitiatieven ter verbetering van de lokale leefbaarheid. Denk hierbij aan de organisatie van sportactiviteiten in de wijken. Het roc-brede sportaanbod vergt veel op het gebied van accommodatiemogelijkheden. Gezien de omvang van het roc en de geformuleerde uitgangspunten (vernieuwend onderwijs, maar tegelijkertijd ook kleinere afdelingen) is er bewust voor gekozen niet te investeren in kolossale accommodaties. Voor huisvesting van het sportaanbod werkt het sportbureau daarom nauw samen met sportverenigingen uit de omgeving. Hiermee wordt tevens het samenwerkend karakter van het onderwijs op ROC Midden Nederland benadrukt. Voor de dubbelkwalificaties van sportbondopleidingen binnen de opleiding Sport & Bewegen wordt nauw samengewerkt met nationale sportbonden, maar ook met lokale sportverenigingen. Deze sportverenigingen kunnen bij het roc terecht voor professionaliserings van hun kader. Ook kan het roc bij het roc-brede sportaanbod gebruikmaken van het bestaande kader binnen sportverenigingen.
Deze opsomming is niet uitputtend, maar het is duidelijk dat het roc vanuit verschillende perspectieven nauwe samenwerkingscontacten onderhoudt met haar omgeving bij de vormgeving en invulling van haar sportmodel.
4.4 Operationeel niveau RESULTATEN In het voorjaar van 2005 is het sportbeleid ‘Op weg naar een sportief ROC Midden Nederland’ vastgesteld. In september van datzelfde jaar is de opleiding Sport & Bewegen op drie niveaus van start gegaan op vier locaties van ROC Midden Nederland. De opleiding is opgezet in de nieuwe kwalificatiestructuur en het werkveld is vanaf de start betrokken bij de vormgeving van de opleidingen. De onderstaande opsomming geeft een beeld van de organische ontwikkelingen op het gebied van het instellingsbrede sportbeleid.
• • • • • • • •
De opleiding Sport & Bewegen heeft de experimentstatus en wordt binnen ROC Midden Nederland gezien als voorloper als het gaat om invoering van competentiegericht leren. Docenten en studenten vervullen rollen als ambassadeurs van en ondersteuners bij de visie op leren van ROC Midden Nederland en de rol van bewegen en sport in de organisatie. Daar waar sport een onderdeel is van een kwalificatie, zoals bij de opleidingen Recreatie, Sociaal cultureel werk, (sport)Marketing & Communicatie, Sport & Bewegen en Beveiliging is sport versterkt en beter zichtbaar voor studenten en werkvelden. Er is een sportdesk met een workshop- en clinicaanbod met onderliggende competenties en waarderingspunten (roc-punten) voor studenten van niet-sportgerichte opleidingen. Er is een bewegings- en sportaanbod voor personeel op 10 locaties. Sportbonden, brancheorganisaties zoals Fitvak en Nationaal Platform Zwembaden werken samen op het gebied van opleiden en professionaliseren van sporttechnisch kader. Regionale sportorganisaties, verenigingen en gemeenten werken samen om de maatschappelijke winst van sport voor studenten van ROC Midden Nederland en voor de verenigingen zichtbaar te maken middels maatschappelijke stages en verenigingsondersteuning. Verenigingen in de regio Utrecht en Eemland worden breed ondersteund in het verlengde van de Alliantie School & Sport samen sterker. ROC Midden Nederland profileert zich als partner in regionale en provinciale evenementen, zoals de Fortis Marathon Utrecht en ondersteunt organisaties als Right to Play vanuit een vergelijkend normen- en waardenbesef.
75
• •
Er bestaat een samenwerkingsovereenkomst met het Olympisch Netwerk Midden Nederland gericht op ondersteuning en facilitering van topsporters die een opleiding volgen bij ROC Midden Nederland. Er is een uitgebreid netwerk, een eigen site en een nieuwsbrief ontstaan.
STRUCTUREEL INBEDDEN VAN SPORT IN ALLE CURRICULA
76
De komende periode is het structureel inbedden van bewegen en sport in de curricula van alle opleidingen een van de belangrijkste ambities van ROC Midden Nederland. Daarbij is het uitgangspunt dat 5% van de studiebelasting van alle bol-opleidingen wordt besteed aan bewegings- en sportactiviteiten. Bewegen en sport wordt breed opgevat en kan ook in samenhang met culturele activiteiten uitgevoerd worden. Het gaat er niet om de oude gymnastieklessen terug te brengen, maar om eigentijdse vormen van bewegen en bewegingsbewustzijn in de curricula in te bedden. Het College van Bestuur en de roc-directeuren hebben dat in beleid vastgelegd. Opleidingen verantwoorden in de onderwijs- en examenregeling wat er aan sportieve activiteiten wordt gedaan in de beschikbare 1600 uur. De verantwoording kan op basis van de (uitwerking van) kwalificatieprofielen en/of het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. In een tweedaagse werkconferentie zijn de beleidsuitgangspunten nader uitgewerkt. In de uitwerking wordt expliciet een verbinding gelegd met de visie op leren van ROC Midden Nederland en het herontwerp mbo. Leren wordt in de visie van ROC Midden Nederland gezien als loopbaanleren. Daarbij staat het Integraal Onderwijsmodel (3 x 3 model) centraal. De pijlers in dat model zijn: praktijkleren, leren van kennis en vaardigheden en begeleiden en coachen. Daarnaast worden steeds drie stappen gevolgd: plannen (persoonlijk ontwikkelingsplan), doen (werken en leren) en reflecteren (terugkijken en beoordelen). Bewegen en sport wordt verbonden met dit onderwijsmodel. Dat wil zeggen dat het ingebed wordt in de cyclus van leren en beoordelen in de opleiding en de rollen van leercoaches, praktijkbegeleiders en experts. De basis voor het herontwerp van opleidingen ligt voor ROC Midden Nederland in de driehoek student, bedrijf en school. In co-design met studenten en bedrijven worden de opleidingen
vormgegeven. Dat geldt ook voor het structureel inbedden van bewegen en sport in de opleiding. Voor de student is bewegen en sport van belang in het kader van zijn loopbaanontwikkeling (employability). De student zal in samenspraak met zijn leercoach zelf vaststellen wat bewegen en sport voor hem betekent en wat nodig is voor zijn toekomst. Voor het bedrijf is het belangrijk dat het beschikt over vitale werknemers, die bewust zijn van hun eigen fysieke belastbaarheid en om kunnen gaan met gezondheidsrisico’s in beroep en samenleving. Voor de school (ROC Midden Nederland) geldt dat bewegen en sport een van de cultuurdragers is van de instelling. Bewegen en sport draagt niet alleen bij aan vitaliteit van toekomstige beroepsbeoefenaars maar ook aan de maatschappelijke betekenis en de verbinding met maatschappelijke ontwikkelingen (maatschappelijke stages) en vrije tijd. In 2007 worden drie scenario’s voor de inbedding van bewegen en sport in de curricula nader uitgewerkt: Bewegen en sport wordt gezien als de kern van het kwalificatieprofiel zoals in de opleiding Sport & Bewegen of is onderdeel van het kwalificatieprofiel, zoals bijvoorbeeld bij recreatie, allround zwembadmedewerker, sociaal cultureel werk. Bewegen en sport worden hier uitgewerkt vanuit de kwalificatieprofielen. Bewegen en sport wordt gezien als voorwaarde voor de uitoefening van het beroep. Hierbij kan gedacht worden aan opleidingen in de beveiliging, vrede en veiligheid of bouwtechniek. Het gaat hier om beroepsgebonden competenties met betrekking tot werkgerelateerde belastbaarheid. Bewegings- en sportactiviteiten worden uitgewerkt vanuit de kwalificatieprofielen. Daarnaast wordt bewegen en sport uitgewerkt vanuit het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. Bewegen en sport behoort niet tot het kwalificatieprofiel en wordt ook niet gezien als een voorwaarde voor de uitoefening van het beroep. In deze opleidingen worden bewegings- en sportactiviteiten uitgewerkt in relatie tot de kerntaken 6 en 7 van het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap.
• •
•
Binnen alle scenario’s kunnen bewegen en sport ingezet worden als didactisch middel om generieke competenties, zoals samenwerken, les- en leidinggeven te ontwikkelen.
77
De scenario’s worden uitgewerkt in richtinggevende kaders, voorbeelden en hulpmiddelen, die aansluiten bij de opleidingsteams, de studenten en de bedrijven en branches waarvoor studenten worden opgeleid. Het proces begint steeds bij het opleidingsteam en het onderwijsconcept dat zij hanteren. Vanaf 2007 starten alle opleidingen met een experimentstatus in leerjaar 1. In 2008 volgen de overige opleidingen. In 2010 is bewegen en sport in alle leerjaren van alle (bol-)opleidingen ingebed. De organisatie en uitvoering zal dichtbij de uitvoeringslocaties, passend bij de mogelijkheden op lokaal niveau plaatsvinden.
78
Het gehele project wordt ingebed en geborgd in het instellingsbrede programma onderwijsinnovatie en herontwerp. Het wordt daarin gepositioneerd als pilot en wordt gezien als modelmatige uitwerking van competentiegericht beroepsonderwijs, waar ook in bredere zin van geleerd kan worden.
4.5 Conclusies VISIEONTWIKKELING EN STRATEGISCH BELEID Van doorslaggevend belang voor het succes en de totstandkoming van het sportmodel is de absolute steun en toewijding van het management. Het College van Bestuur en het nieuw aangetreden management hebben van meet af aan de geformuleerde uitgangspunten op dit terrein onderschreven en ondersteund. Deze top-down benadering wordt aangevuld en gecomplementeerd door het brede draagvlak onder het personeel en de gehanteerde methode van verleiding en geleidelijkheid. Ook de netwerkorganisatie is van groot belang geweest voor het brede draagvlak van het verandertraject. Door de nadruk op de faciliterende functie en platte structuur van het sportbureau heeft het personeel (van de betreffende sectoren) al snel zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de sportacitiviteiten.
TACTISCH NIVEAU Tegelijkertijd moet ook gesteld worden dat mede door omvang en complexiteit van de organisatie, grote delen van de organisatie onvoldoende in beeld hebben welk beleid is vastgesteld en wat de implicaties en consequenties hiervan zijn. Zo blijkt het besluit om bewegen en sport structureel terug te brengen in de curricula van alle bol-opleidingen slechts op onderdelen bekend te zijn in de verschillende sectoren. Men heeft geen zicht op de implicaties en er is ook onvoldoende urgentiebesef om hiermee aan de slag te gaan. Ook bestaat er onvoldoende zicht in de sectoren op de relatie van dit besluit met het herontwerp mbo en de invoering van competentiegericht onderwijs. Er zijn twee knelpunten waar ROC Midden Nederland mee te maken heeft bij de implementatie van het sportmodel. De ene is de omschakeling van een hiërarchische organisatiestructuur naar een netwerkstructuur. Dit vergt een andere manier van denken en werken van alle personeelsleden. Het andere knelpunt betreft de enorme omvang van het roc (26.000 leerlingen). Het vraagt veel qua organisatie, maar ook om voldoende draagvlak te verkrijgen en te behouden voor de ontwikkeling van bewegen en sport in de organisatie. Het verkrijgen en behouden van draagvlak is een continu proces van verbinden en vertalen. Op het niveau van directeuren lijkt dat effectief te lopen middels de stuurgroep van het sportprogramma waarin alle sectordirecties vertegenwoordigd zijn. Beleidsvoorstellen worden in deze stuurgroep afgedekt en worden vervolgens in het MT (College van Bestuur en sectordirecteuren) vastgesteld. De vertaling van beleidsvoorstellen en besluiten naar de sectoren en het verkrijgen van breder draagvlak zal nog meer aandacht vragen. De verbinding die gelegd is tussen het beleid voor bewegen en sport in alle opleidingen, de onderwijsinnovatie en herontwerp mbo lijkt een verstandige en noodzakelijke stap om het beleid goed te borgen in de onderwijsontwikkeling van ROC Midden Nederland. Wanneer men er vanuit het sportbureau in slaagt om heldere kaders en voorbeelden beschikbaar te stellen aan opleidingsteams, kan bewegen en sport als modelmatige uitwerking voor competentiegericht leren omarmd worden. Belangrijk is daarbij de samenspraak met studenten, regionale bedrijven en brancheorganisaties om het draagvlak in de organisatie en de structurele borging in het onderwijs te versterken.
79
80
Het sportmodel van ROC Midden Nederland is een innovatietraject tot 2010. Dit betekent dat er nog een lange weg te bewandelen is. Zo zal er naast vergroten en behouden van breder draagvlak ook explicieter aandacht moeten zijn voor de cyclus van planning en control van de activiteiten die vanuit de vijf programmalijnen worden uitgevoerd. De samenwerking met externe partners (verenigingen, sportorganisaties, gemeenten) verloopt sneller dan verwacht. Blijkbaar is er ook in de sportomgeving grote behoefte aan samenwerking met en ondersteuning door het roc. Keerzijde van deze snelle en succesvolle samenwerkingsrelaties is dat ze soms fragmentarisch, ad hoc en toevallig totstandkomen en dat de organisatie nog niet altijd zover is om de samenwerking ook inhoudelijk kwalitatief voldoende tot stand te brengen. Het lijkt verstandig om samenwerking met externe partners meer te focussen vanuit een aantal voor het roc belangrijke criteria. Criteria zouden kunnen zijn: mate waarin samenwerkingspartners een contextrijke leeromgeving voor studenten kunnen zijn, de mate waarin studenten professioneel en kwalitatief goed begeleid kunnen worden, de mate waarin meerjarige structurele afspraken gemaakt worden. Operationeel niveau Tot op heden zijn veel resultaten bereikt. Terugkijkend op de afgelopen twee jaar kan worden geconstateerd dat de onderstaande factoren van doorslaggevende betekenis zijn geweest voor de tot nu toe geboekte successen: het onderschrijven en benutten van de intrinsieke en extrinsieke betekenis van sport en het anticiperen op haar toenemende maatschappelijke betekenis; de prominente ondersteuning, sturing en facilitering vanuit het College van Bestuur; het brede draagvlak onder het nieuwe management van de organisatie; het besturingsmodel dat garant staat voor draagvlak in de organisatie en de snelle uitrol van het model (stuurgroep, contactpersonen in de sectoren, sportdesk); het begrotingsmodel ter ondersteuning van de netwerkorganisatie; de installatie van het sportbureau en de aanstelling van een programmamanager; de heldere communicatie intern en extern.
• • • • • • •
ROC Nijmegen
5
5.1 Typering van de instelling ROC Nijmegen wil zich profileren als een krachtige kennisonderneming, ondernemend en innovatief met een sterke verankering in de regio, pluriform en attractief voor deelnemers, medewerkers en omgeving. Als ‘partner in levenslang ondernemend leren’ wil het vanuit de maatschappelijke opdracht, als expert op het gebied van ondernemend leren, een open veilige ontmoetingsplaats zijn voor leren, leven, werken en uitwisselen van kennis en ervaringen. Het roc bestaat uit de sectoren: Economie, Techniek, Zorg & Welzijn, Maasvallei en Reïntegratie & Educatie. De sectoren zijn verdeeld over verschillende vestigingen in Nijmegen en omgeving (Wijchen, Groesbeek en Boxmeer). Het onderwijs is in de sectoren georganiseerd in 30 onderwijsteams die zelfstandig opleidingen verzorgen en organiseren. Deze teams leggen verantwoording af aan de sectordirecteuren waar zij onder vallen. ROC Nijmegen telt 15.000 studenten en ruim 1.000 werknemers.
5.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid Om de bovenbeschreven missie te ondersteunen, zijn de volgende strategische doelen omschreven: hoge kwaliteit onderwijs bereiken; uitval verminderen; rendement verhogen; relatie onderwijs-arbeidsmarkt verstevigen;
• • • •
81
•
bedrijfsvoering verbeteren.
Deze strategische doelen zijn vervolgens vertaald naar succesfactoren, die worden gemeten en geëvalueerd. Een belangrijke succesfactor betreft het verhogen van de flexibiliteit van het onderwijs met een onderwijsaanbod op maat (waarbij ict als ondersteunend instrument dient te worden ingezet). Bij de ontwikkeling van dergelijke persoonlijk samengestelde onderwijstrajecten wordt gebruikgemaakt van het concept ‘sport op maat’ dat als voorbeeld dient voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld ‘taal op maat’ en andere programma’s, toegesneden op de persoonlijke leerloopbaan.
82
In ontwikkeling is een nieuw koersdocument waarin explicieter wordt ingegaan op de gezonde leefstijl en het vitaal burgerschap van de studenten van het roc. Dit zal in 2008 tot uitdrukking komen in een ‘sportieve missie’ van het ROC Nijmegen.
5.3 Tactisch niveau GESCHIEDENIS Zo’n zeven jaar geleden werd de wijze waarop het traditionele bewegings- en sportonderwijs in de sector Economie was georganiseerd ter discussie gesteld. De directeur van deze sector gaf opdracht aan de docenten lichamelijke opvoeding om een nieuw en aantrekkelijker concept te ontwikkelen voor het bewegings- en sportonderwijs. Dit heeft na één jaar geresulteerd in het concept ‘sport op maat’. Dit concept gaat niet meer uit van het traditionele vakkenonderwijs waarin de studenten 1 tot 2 uur in een gymzaal onderwijs volgen, maar biedt de student de mogelijkheid om een ‘op maat’ programma van sportclinics samen te stellen. Studenten van de sector Economie volgden met grote enthousiasme en motivatie hun zelfgekozen sportclinics. Het succes van dit concept trok al gauw de aandacht van het College van Bestuur. Dankzij een actieve opstelling van de directeur van de sector Economie werd, in overleg met de medezeggenschapsraad, in 2003 door het College van Bestuur besloten het concept ‘Sport op Maat’ (SoM) in alle sectoren voor de eerstejaarsstudenten in te voeren. Om dit voornemen te
kunnen implementeren was een reorganisatie noodzakelijk. Daarom werd een apart onderwijsteam opgezet: ‘sport en bewegen’. In dit onderwijsteam werden SoM en de opleiding CIOS samengevoegd. Daarnaast werd het oude team dat verantwoordelijk was voor SoM uitgebreid van 3 naar 7 docenten. Dit onderwijsteam werd verantwoordelijk voor het roc-brede aanbod van SoM voor alle eerstejaarsstudenten. Uit ervaring met de voorgaande jaren binnen de sector Economie wisten de SoM-docenten dat een roc-brede invoering van SoM alleen mogelijk was als er bindende en verplichtende afspraken over werden gemaakt. Om het sportonderwijs in alle opleidingen (voor de eerstejaars) te verplichten, hebben alle onderwijsteams dit in hun onderwijs- en examenreglement opgenomen. Alle eerstejaarsstudenten van alle opleidingen zijn verplicht om het gehele eerste jaar te sporten en dit ook met een voldoende af te sluiten. Een andere verplichting die de studenten wordt opgelegd, betreft de fittest die alle eerstejaars van het roc aan het begin van het schooljaar afleggen. De fittest geeft inzicht in de verschillende aspecten van de fysieke belastbaarheid van de student. De fittest wordt sinds kort ook aangevuld met de lifestyle-scan. In samenwerking met TNO is een test ontwikkeld waarin studenten vragen over hun beweeg- en eetgedrag beantwoorden. Op deze wijze wordt een integraal beeld gevormd van de gezondheidssituatie van de studenten op het moment dat zij instromen in het roc. Op basis van de lifestyle- scan en de fittest kunnen persoonlijke adviezen worden verstrekt rond gezond leven, gezond eten en gezond bewegen. Zo wordt duidelijk een relatie gelegd tussen gezondheid en bewegen en worden studenten in staat gesteld om een ‘op maat’ programma van sportclinics samen te stellen.
5.4 Operationeel niveau Het concept SoM biedt op innovatieve wijze uitstekende mogelijkheden om bewegen en sport in het onderwijs aan te bieden, maar vergt echter ook een behoorlijk organisatorisch vermogen van het roc. Om SoM voor alle eerstejaarsstudenten mogelijk te maken, hebben vele onderhandelingen met de andere onderwijsteams plaatsgevonden over de roostering van het onderwijs en de plaats van SoM daarin. SoM betekent dat alle studenten alle sportclinics moeten kunnen kiezen. Het overleg heeft uiteindelijk opgeleverd dat alle onderwijsteams bij de roostering van het onderwijs rekening houden met SoM en één middag in de week hiervoor vrij
83
84
plannen. Na het sporten hebben de studenten geen les meer, zodat niet met reistijden terug naar school rekening hoeft te worden gehouden. Niet alleen de roostering is een belangrijke organisatorische voorwaarde geweest. ROC Nijmegen heeft een extern bureau ingeschakeld om een speciale website (www.sportopmaat.nl) te ontwikkelen, die de docenten ondersteunt bij de organisatie van SoM. De website stelt de docenten in de gelegenheid om op verantwoorde en effectieve wijze het clinic-aanbod te organiseren. Zo worden via de website inschrijving, monitoring en andere organisatieaspecten overzichtelijk bijgehouden. Studenten hebben de verantwoordelijkheid om zich, via de website, in te schrijven voor sportclinics naar eigen keuze. Op deze wijze wordt de organisatorische werkdruk van de docenten verlicht. Omdat het SoM-team 7 docenten telt, is het grote aanbod aan sportclinics alleen mogelijk wanneer externen worden ingehuurd. Per clinic wordt gekeken of de docenten dit zelf aanbieden of daarvoor een externe trainer/instructeur inschakelen. Ook voor de accommodaties en het materiaal is het roc, naast eigen middelen, afhankelijk van externen. Zo stellen sportverenigingen hun materiaal en/of kader en/of accommodaties beschikbaar. Voor de bekostiging van SoM is het onderwijsteam afhankelijk van de financiële middelen die het College van Bestuur beschikbaar stelt. Het College heeft dit budget gekoppeld aan de hoeveelheid eerstejaarsstudenten. Per leerling krijgt het onderwijsteam 42 euro om ten minste 3 sportclinics mogelijk te maken. De besteding van deze gelden dient natuurlijk wel verantwoord te worden, maar de wijze waarop wordt aan het onderwijsteam zelf overgelaten. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om het budget voor clinics die de docenten zelf geven te gebruiken om externen in te huren. Voor een enkele clinic (zoals skiën, paardrijden of persdrukduiken) wordt van de studenten een eigen bijdrage gevraagd.
RELATIE MET OMGEVING Uit bovenstaande blijkt de samenwerking van het roc met partners uit de directe omgeving onontbeerlijk. Daarom vindt intensief overleg en afstemming plaats met sportverenigingen en de gemeente (als beheerder van sportzalen en zwembaden). Als tegenprestatie biedt het roc, naast een financiële vergoeding, ook mogelijkheden voor werving van nieuwe leden en goede pr-mogelijkheden. Zo wordt de samenwerking ook voor sportverenigingen interessant. De
goede ervaringen van sportverenigingen met het SoM heeft ervoor gezorgd dat andere sportverenigingen uit eigen beweging clinics voor studenten willlen organiseren. Voor de gemeente als lokale overheid biedt SoM ook vanuit een ander oogpunt een belangrijk aanknopingspunt voor samenwerking: door de hoge motivatie en participatie van de studenten worden op impliciete wijze ook andere maatschappelijke effecten teweeggebracht. Een aantal voorbeelden hiervan: Studenten met een negatief beeld over school en onderwijs komen op een geheel andere manier in contact met het roc. In plaats van de door hen gehate schoolbanken biedt de school iets dat zij leuk vinden: studenten schrijven zich immers in voor clinics naar eigen keuze. Op deze wijze kunnen ongemotiveerde studenten een positief beeld ontwikkelen over school en onderwijs, waardoor zij minder snel hun opleiding zullen verlaten. In het kader van de enorme uitval, vooral van eerstejaarsstudenten in het mbo, biedt SoM interessante aanknopingspunten voor het gemeentelijk beleid rond vroegtijdig schoolverlaters. De clinics zijn niet gebonden aan een opleiding, waardoor een grote pluriformiteit aan studenten eenzelfde clinic volgen: economen en verplegers, jongens en meisjes, allochtonen en autochtonen volgen met veel motivatie en plezier dezelfde clinics. Deze verbroederende werking van sport heeft een positieve invloed op de onderlinge sociale binding. In het kader van het integratiebeleid van de gemeente kan SoM daarom interessante aanknopingsmogelijkheden bieden. Specifieke sportclinics zorgen ervoor dat studenten die niet in staat zijn om in hun eigen tijd deel te nemen aan sportieve activiteiten, toch te laten participeren in een sportomgeving. Een goed voorbeeld hiervan vormt het gescheiden aanbod van zwemcursussen. Allochtone meisjes die vanuit een religieuze, dan wel culturele overtuiging nooit hebben deelgenomen aan zwemlessen, worden nu wel in de gelegenheid gesteld door het aanbieden van een gescheiden zwemcursus als clinic. In het kader van emancipatie en empowerment van minderheidsgroepen in onze samenleving biedt SoM interessante aanknopingspunten voor het gemeentelijke beleid. Door het verplichtende karakter van SoM en de samenwerking met onderzoeksbureau TNO biedt SoM op professionele wijze sport en beweging voor alle studenten. In het kader van de bestrijding van bewegingsarmoede onder jongeren biedt dit belangrijke aanknopingspunten voor het gemeentelijke beleid. Niet alleen de samenwerking met TNO toont aan dat SoM een
•
•
•
•
85
creatieve en professionele aanpak is van overgewicht en bewegingsarmoede. SoM kent ook de clinic ‘shape up’ waarin het gezonde lichaam centraal wordt gesteld. Door samenwerking met zorgverzekeraars, fysiotherapeuten, diëtisten enzovoort wordt op multidisciplinaire en professionele wijze gericht gewerkt aan de bestrijding van de negatieve effecten van onze ‘zittende cultuur’. Het flexibele programma van SoM heeft ervoor gezorgd dat het nieuwe sportbeleid een enorm succes is geworden. Dit succes heeft zich vertaald in enthousiaste docenten en gemotiveerde studenten. Deze hoge motivatie, in combinatie met de positieve maatschappelijke effecten, hebben enorm bijgedragen aan het positieve imago van het roc. Daarnaast draagt dit positieve imago van een sportieve en aantrekkelijke school bij aan de missie van het roc.
86
5.5 Conclusies Het grote aanbod aan sportclinics van SoM heeft veel organisatorische consequenties. Het vergde dan ook veel overleg en creativiteit om het onderwijsrooster van SoM aan te passen aan de onderwijsroosters van alle opleidingen (die onder de andere onderwijsteams vallen). Het grote aanbod aan sportclinics betekent dat er een enorme organisatorische werkdruk wordt gelegd op docenten. Het beheer van de voortgang van de individuele student en het onderhouden van de website waar studenten zich kunnen inschrijven voor de sportclinics brengt veel administratieve lasten met zich mee. Door gebruik te maken van een eigen website en een speciaal daartoe ontwikkeld programma is deze organisatie en begeleiding van de studenten goed te realiseren, maar mag niet worden onderschat. Het grote aanbod aan clinics betekent dat wekelijks veel accommodaties beschikbaar moeten zijn. Ook moeten er voldoende instructeurs/trainers worden geregeld. Dit vergt veel samenwerking met sportverenigingen uit de omgeving van het roc. Voor zowel het roc als de verenigingen is dit een diepte-investering.
Het afstemmen van het sportaanbod op de individuele behoefte van de studenten heeft ervoor gezorgd dat studenten zeer gemotiveerd deelnemen aan de clinics. Maatwerk is een essentiële voorwaarde geweest voor het succes van SoM. De strakke organisatie van de docenten maakt het mogelijk dat studenten elke periode weer de clinic kunnen kiezen waar hun voorkeur naar uitgaat. Zonder deze interne organisatie was het succes van SoM niet mogelijk geweest. De roc-brede implementatie van SoM heeft alleen kunnen plaatsvinden door de steun van het College van Bestuur. Het is daarom ook van enorm belang het CvB te enthousiasmeren voor en te overtuigen van het belang van sportonderwijs voor alle opleidingen. Ook het sportonderwijs is een primair onderwijsproces waarvan het succes afhankelijk is van het enthousiasme van docenten. Omdat de ontwikkeling van een onderwijsinnovatie zoals SoM veel expertise en vernieuwingsgezindheid van docenten vergt, is het van groot belang geweest dat de ontwikkelaars van het SoM-concept met veel enthousiasme eraan gewerkt hebben en op deze manier fungeerden als kartrekkers.
87
88
ROC West-Brabant
6
6.1 Typering van de instelling ROC West-Brabant is in 2005 ontstaan uit een fusie tussen ROC West-Brabant en het Baronie College. Het is een groot roc dat gevormd wordt door 8 zelfstandige colleges met eigen specialismen en sferen die passen bij de opleidingen die worden aangeboden op circa 50 locaties. De locaties zijn gevestigd in steden als Breda, Etten-Leur, Roosendaal en Bergen op Zoom. In totaal volgen 26.000 studenten onderwijs (vmbo, mbo en educatie) en zijn 2.200 personeelsleden werkzaam bij ROC West-Brabant. In 2006 is een concept strategisch beleidsplan opgesteld, waarin de kernwaarden en ambities voor 2010 zijn verwoord.
6.2 Visieontwikkeling en strategisch beleid Eind 2006 heeft het College van Bestuur initiatief genomen om bewegen en sport structureel terug te brengen in de colleges van ROC West-Brabant. Dit initiatief is genomen onder invloed van de politieke en bestuurlijke aandacht voor de maatschappelijke betekenis van sport en het besef dat sport en onderwijs elkaar kunnen versterken. De concrete aanleiding lag in de mogelijkheid voor het roc om additionele middelen aan te vragen bij de programmadirectie van de Alliantie School & Sport samen sterker. In de (concept) startnotitie worden de ambities en doelstellingen beschreven. Daarbij wordt aangesloten bij het strategisch beleidsplan ‘Onderwijs met passie’. De organisatie maakt vanuit
89
kernwaarden strategische keuzes. De kernwaarden zijn: ondernemend, betrouwbaar, de mens centraal, met passie voor ontwikkeling en groei van mensen. Op basis van deze kernwaarden richt de startnotitie zich op het bevorderen van de ontwikkeling van studenten en medewerkers in het sociaal culturele domein. Het roc wil niet alleen sport maar ook cultuur op de beleidsagenda plaatsen. Culturele activiteiten en sportactiviteiten voor studenten en medewerkers dragen bij aan de persoonlijke en culturele ontwikkeling van mensen en de voorbereiding van de beroepsuitoefening waarvoor studenten worden opgeleid. In de startnotitie worden de volgende doelstellingen aangegeven: Bewegen en sport wordt structureel in de curricula van alle opleidingen in alle colleges opgenomen. Voor alle bol-opleidingen wordt de 5% norm gehanteerd en verantwoord middels het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap en de beroepscompetenties van de kwalificatieprofielen in de onderwijs- en examenregeling van iedere opleiding. Het sportmodel ‘MultiMove’ wordt in alle colleges geïmplementeerd. Studenten van de opleiding Sport & Bewegen worden ingezet bij sportaanbod van nietsportgerichte opleidingen. Er wordt gebruikgemaakt van expertise en accommodaties in de regio door samen te werken met regionale partners (sportverenigingen, commerciële sportorganisaties, gemeenten). Er wordt samengewerkt met het Olympisch Netwerk bij ontwikkeling van topsportbeleid. Er is een bewegings- en sportaanbod voor personeel.
• • 90
• • • • •
6.3 Tactisch niveau Het sportprogramma ‘MultiMove’ van het Markiezaat College – een van de 8 colleges – is de basis voor het structureel inbedden van sport in de andere colleges van het roc. Het programma wordt gedragen door alle afdelingen van het Markiezaat College en richt zich op circa 2.700 studenten in de technische opleidingen. Het bureau ‘MultiMove’ verzorgt sportaanbod voor alle studenten van het college. Het bureau valt rechtstreeks onder de directie van
het College van Bestuur en heeft een eigen begroting van 2 fte, inclusief administratieve ondersteuning en een activiteitenbudget. De begroting komt tot stand op basis van afdracht van de afdelingen en wordt jaarlijks vastgesteld door directie en management. Nadat, in het verleden, sport niet meer in de eindtermen van het mbo was opgenomen en in de andere colleges sport van het rooster verdween, is er in het Markiezaat College een alternatief voor de traditionele gymnastieklessen ontwikkeld.
ONDERBOUWING Sport in het mbo is meer dan een ‘partijtje voetbal’. Het draagt bij aan persoonlijke vorming en het kwalificeren van beginnende beroepsbeoefenaars. Naast de fysieke sportbeoefening verwerven studenten kennis, vaardigheden en houdingen op het terrein van trainingsleer (ergonomie, belastbaarheid), omgaan met agressie, EHBO, gezonde voeding en persoonlijke verzorging (alcohol, drugs). De traditionele lichamelijke opvoeding wordt verbreed en wordt voortaan ‘Welzijn, Beroepsvorming en Sport’ (WBS) genoemd. De onderbouwing hiervan heeft altijd een stempel gedrukt op de plek van sport in het curriculum binnen het Markiezaat College en de positionering van de sportdocenten. Met het nieuwe beleid van ROC West-Brabant om sport en cultuur structureel een plek te geven in alle colleges van het roc wordt een verdiepingsslag gemaakt qua onderbouwing en een verbredingslag qua organisatie.
VERDIEPING Met de nieuwe kwalificatieprofielen en het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap kan de structurele inbedding van sport in de curricula voor alle opleidingen worden onderbouwd en verantwoord. Vanuit de kwalificatieprofielen kunnen opleidingsspecifieke bewegings- en sportactiviteiten, die bijdragen aan de ontwikkeling van generieke en specifieke beroepscompetenties, worden opgenomen. Daarnaast kan bewegen en sport deel uitmaken van het curriculum vanuit de kerntaken 6 en 7 van het brondocument.
91
VERBREDING Het is de bedoeling dat het organisatiemodel ‘MultiMove’ in de periode van 2007 tot 2009 ook in de andere colleges wordt geïmplementeerd. Ieder college vormt een bureau ‘MultiMove’ dat het sportaanbod voor het college organiseert. Dat aanbod sluit aan bij de specifieke opleidingsrichtingen, de eigen sfeer en cultuur van het college. Alle bureaus hebben een door de eigen directie vastgestelde begroting voor formatie en activiteiten. Roc-breed wordt sportaanbod op vaste uren geroosterd, zodat een cross-over mogelijk wordt tussen studenten van de verschillende colleges. Studenten kunnen daardoor ook deelnemen aan activiteiten in de eigen woonomgeving, ongeacht de vestigingsplaats van het college. Uitgangspunt is om optimaal gebruik te maken van bestaande expertise en accommodaties in de regio en samenwerking aan te gaan met regionale partners. Het sportpuntensysteem wordt rocbreed geïmplementeerd en vastgelegd in alle onderwijs- en examenregelingen.
92
Doordat het sportaanbod voor een groot deel roc-breed op vaste roosters wordt ingepland, wordt het ook mogelijk medewerkers te laten deelnemen aan deze activiteiten. Vooralsnog zal dit op vrijwillige basis plaatsvinden.
6.4 Operationeel niveau Studenten moeten in de eerste twee leerjaren 32 sportpunten per jaar halen. Afhankelijk van het aantal bpv-weken in een schooljaar, kan dit aantal minder zijn. Een sportpunt staat voor 1,5 uur sport (aangevuld met practica en theorie over gezondheid in en buiten het beroep). Per student komt er een rapportage. Om examen te kunnen doen moet een student minimaal 64 punten hebben behaald en de theorie moet voldoende zijn afgesloten, of zoveel minder gerelateerd aan het aantal bpv-weken. Een en ander is vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling van iedere opleiding. Vanuit het bureau wordt een grote verscheidenheid aan activiteiten aangeboden op vaste roosteruren, waarbinnen studenten kunnen kiezen. Alle studenten van het college volgen een sportactiviteit naar keuze. Tijdens deze vaste roosteruren is ook een aantal verplichte practica gepland. Er zijn practicums over leefwijze (voeding, overgewicht, hart- en vaatziekten, roken, alcohol, drugs), fysieke (beroeps)belasting, trainingsleer en Fair Play. Studenten kunnen ook een bondsopleiding voor sportkader of een EHBO- of BHV-opleiding volgen. Deze worden georganiseerd in samenwerking met bedrijven en sportverenigingen. Bij beperkte inschrijving kunnen deze toch doorgaan en kunnen studenten sportpunten halen. Daarnaast is er een aanbod buiten het rooster om. Studenten van hogere leerjaren kunnen daar ook (vrijwillig) aan mee doen. Deze activiteiten staan ook open voor bbl-studenten, voor wie het lastig is om op vaste roosters te sporten. Bbl-studenten volgen de activiteiten op vrijwillige basis en in overleg met docenten. Bij het opstellen van de roosters wordt altijd eerst het sportaanbod ingeroosterd. Daaromheen worden de overige roosters van de opleidingen van het college gemaakt. De teams van ‘MultiMove’ zijn verantwoordelijk voor de organisatie van het aanbod, de inhuur van experts en het reserveren en huren van accommodaties. Het college heeft zelf geen sportaccommodatie. Voor alle sportactiviteiten wordt gebruikgemaakt van externe accommodaties in de regio. Niet alle sportactiviteiten kunnen worden begeleid door de sportdocenten van ‘MultiMove’. Veel begeleiding wordt uitbesteed aan derden. Er worden daarbij goede afspraken gemaakt over veiligheid, juridische aansprakelijkheid en bevoegdheid van begeleiders.
93
De klassenleraren en mentoren zijn medeverantwoordelijk voor de procesbewaking (de absentieregistratie, de beoordeling, het toekennen en registreren van sportpunten en de rapportage aan de student). Er is een website waarop het sportaanbod wordt gepubliceerd en waarbinnen intern gecommuniceerd wordt over de activiteiten en de voortgang. De website fungeert als loket van ‘MultiMove’ voor de studenten.
6.5 Conclusies VISIEONTWIKKELING EN STRATEGISCHE BELEID
94
Het College van Bestuur heeft initiatief genomen om sport structureel terug te brengen in de curricula van alle opleidingen. Het is onmiskenbaar een voordeel dat de voorzitter affiniteit heeft met sport. Ook de meerderheid van de managers van de instellingen ziet een meerwaarde in de terugkeer van sport. Voor het creëren van een breed draagvlak lijkt het verstandig om sport te positioneren in een breder cultureel domein, waarbinnen naast sportactiviteiten ook culturele activiteiten in brede zin worden aangebonden binnen het curriculum. De opdracht voor het ontwikkelen van beleid (de startnotitie) is door het College van Bestuur gelegd bij een werkgroep van sportdocenten en het hoofd Onderwijs & Innovatie. Deze samenwerking biedt kansen om sport- en cultuuraanbod te verbinden met onderwijsinnovatie. Voor de structurele verankering van sport in alle colleges zal sport onderdeel van het strategisch beleid moeten worden. Een startnotitie alleen is niet voldoende. Juist in een roc met diverse relatief zelfstandige colleges is breed draagvlak en support van de collegedirecties noodzakelijk. Dat kan gerealiseerd worden door concrete afspraken te maken over kaders waarbinnen de colleges sportbeleid verder ontwikkelen, de in te zetten formatie en het innovatiebudget van ieder college en de wijze waarop colleges verantwoording afleggen over de uitvoering van het beleid. Het lijkt een goede insteek om de afzonderlijke colleges ruimte te geven voor eigen invulling, passend bij de opleidingsspecifieke kleur van het college.
Daarnaast zal ook een roc-brede investering nodig zijn, gericht op afstemming en samenhang tussen de verschillende colleges, waardoor een cross-over gerealiseerd kan worden. Ook voor de ondersteuning bij onderbouwing en organisatie van het sportaanbod en de monitoring van het ingezette beleid zijn investeringen nodig.
TACTISCH EN OPERATIONEEL NIVEAU Het sportprogramma ‘MultiMove’ heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een succesvol model voor sportaanbod. Ondanks het verdwijnen van lichamelijke opvoeding in het mbo is sport altijd op het rooster van het Markiezaat college blijven staan. De rol van de sportdocent is hierin cruciaal geweest. Er is een goed onderbouwd alternatief voor de traditionele lessen lichamelijke opvoeding ontwikkeld, dat door directie en management van het college is overgenomen. Bij de onderbouwing is goed gekeken naar de beroepsspecifieke kaders en is van meet af aan sport als verplicht onderdeel op het rooster opgenomen. Het systeem van sportpunten laat zien dat sport niet vrijblijvend is. Het weegt nadrukkelijk mee in de beoordeling. In relatie tot het herontwerp mbo anticipeert het bureau ‘MultiMove’, pro-actief op de invoering van de nieuwe kwalificatieprofielen en het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. Door voorbeelden uit te werken en te onderbouwen hoe sport kan bijdragen aan beroepsvorming en burgerschapsvorming, worden opleidingsteams geholpen en ondersteund bij hun herontwerpproces. Het is effectief gebleken om ‘bondgenoten’ te zoeken bij onderwijsontwikkelaars in afdelingen en het bureau Onderwijs & Innovatie van het roc. Door een verbinding te maken tussen onderwijsinnovatie en vormgeving van bewegen en sport ontstaat een structurele verankering van sport in de curricula. Er is altijd gewerkt met een begroting die werd vastgesteld door de directie van het college. Door de afdracht van de afdelingen, het vast roosteren van sportaanbod voor het hele college en door de rol van mentoren in het voortgangsproces ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid niet bij ‘MultiMove’ maar in de lijnorganisatie. Jaarlijks wordt die verantwoordelijkheid vastgelegd middels het vaststellen van de begroting en de onderwijs- en examenregelingen.
95
Gezien het relatief autonoom functioneren van de colleges lijkt het daarnaast van belang om binnen ieder college een contactpersoon te hebben die als aanjager of kartrekker bij de ontwikkeling van het beleid en de implementatie kan fungeren. Het is belangrijk dat deze mensen de verbinding kunnen leggen met de opleidingsteams, de opleidingsspecifieke uitwerkingen van sportactiviteiten, en de bestaande cultuur en traditie. Breed draagvlak voor uitwerking van sport in de verschillende colleges en een effectief implementatietraject vragen om goede ‘infiltranten’ in de verschillende colleges. Dat zijn bij voorkeur sportdocenten, maar dat hoeft niet per definitie. Soms hebben sportdocenten nog een ‘traditioneel’ beeld van hun ‘oude’ vak. Het gaat erom dat sport vanuit de nieuwe kaders wordt onderbouwd en dat er eigentijdse vormen van sportaanbod worden ontwikkeld. Sportdocenten kunnen soms ook te ‘eenzijdig’ en ‘nadrukkelijk’ het belang van sport behartigen. Sportdocenten kunnen wel een rol spelen bij de uitvoering van het beleid en het organiseren van het sportaanbod, mits zij in staat zijn vanuit de nieuwe kaders hieraan vorm te geven.
96
Literatuur
Boetes, B. en Brouwer, B. (2004). Meervoudig bewegingsbekwaam in beroep en samenleving : referentiedocument voor de kwalificatiestructuur Bve. [s.l.] Bve-raad/SLO. Buisman, A. (2004). Opvoeding in en door sport? Pedagogiek, 4, 310-323. Cornelisse-Vermaat, J.R., Maassen van den Brink, H., Groot, W.J.N. (2003). De prijs van overgewicht. Economisch Statistische Berichten. 21 febr. 2003, 92-94. Duijvestijn, P. (2007). De plek van bewegen en sport in het bve-veld. Amsterdam: DSP-groep. Duijvestijn, H.H. en Kattenberg, P.A.P.E.(2004). Nederland, ondernemend sportland : de toekomst van de sport komt uit de breedte. Den Haag: Stichting Maatschappij en Onderneming. Fukuyama, F. (1995). Trust: The Social Virtues and the Creation of Prosperity. New York: Free Press. Groot, W.J.N. en Maassen van den Brink, H. (2002). De economische effecten van (on)gezond gedrag. Zoetermeer: RVZ. Heuvel, van den S.G., Boshuizen, H.C., Hildebrandt, V.H. e.a. (2003). Sporten, type werk, arbeidsverzuim en welbevinden: resultaten van een 3-jarige follow-up studie. TSG, 81, 256-264. Te vinden op: www.arbeid.tno.nl/perskamer/files/20031001_tsgjrg81.pdf
97
Joossen, P. en Meziani, M.A. (2005). Hoe geven voetbalclubs invulling aan hun pedagogische verantwoordelijkheid : Een exploratief onderzoek bij betaald voetbalclub VVV Venlo. Utrecht: Bachelorthesis Universiteit. Ministerie van VWS (2005). Beleidsnota Tijd voor Sport. Den Haag: SDU. Simon, F.L. (2000). Internalism and internal values in sport. Journal of the philosophy of sport, 27, 1-16. Stuurgroep Competentiegericht beroepsonderwijs (2007). Leren, Loopbaan en Burgerschap. [s.l.] Gemeenschappelijk procesmanagement Competentiegericht beroepsonderwijs. Sturm, R. en Wells, K. (2001). Does obesity contribute as much to morbidity as poverty and smoking? Public Health, (pp. 115).
98
INTERNETVERWIJZINGEN www.eyes-2004.info/1288.0.html www.bewegenensportbve.nl www.bosimpuls.nl/nieuwsbrief/bospad_2006_04.pdf www.herontwerpmbo.nl www.sport.nl/nocnsf/algemeen www.minocw.nl/web/index.html www.alliantieschoolensport.nl
CINOP-publicaties
1 De jeugd heeft de toekomst. Een verkennende studie naar de burgerschapsvorming in het middelbaar beroepsonderwijs Auteur: Mohammed Meziani / Bestelnummer: A00372
2 Hoe bekend zijn wij met laaggeletterdheid? Een landelijk onderzoek naar het bewustzijn bij volwassenen van laaggeletterdheid in onze samenleving Auteurs: Jan Neuvel en Arjan van der Meijden, m.m.v. Yvonne Sanders (TNS NIPO) / Bestelnummer: A00374
3 Balanceren tussen oud en nieuw. Taaldocenten over competentiegericht talen leren Auteurs: Anja van Kleef, Marianne Driessen en Maaike Jongerius / Bestelnummer: A00373
4 Het Metalen Scharnierpunt. Een doorlopend traject vmbo-mbo voor metaalmetalektro - tussenstand Auteur: Joke Huisman / Bestelnummer: A00391
5 Bedrijven over hun contacten met beroepsonderwijs in de regio. Uitkomsten van een onderzoek in drie regio’s Auteurs: Ben Hövels, Paul den Boer en Andrea Klaeijsen (Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt [KBA]) / Bestelnummer: A00371
6 Voortgangsrapportage Aanvalsplan Laaggeletterdheid over het jaar 2006 Auteur: Willem Houtkoop (Max Goote Kenniscentrum) / Bestelnummer: A00395
99
7 Monitor deelname aan het lees- en schrijfonderwijs door laaggeletterden 2006 Auteurs: Jan Neuvel en Thomas Bersee, m.m.v. Roeland Audenaerde / Bestelnummer: A00396
8 Nulmeting Het Metalen Scharnierpunt : Onderzoeksverslag Nulmeting over aansluiting vmbo-mbo Auteur: Ellen Klatter (Stichting Consortium Beroepsonderwijs) / Bestelnummer: A00414
9 Sturing op regionale ambitie. Een verkenning van theorie en praktijk Auteur: Renée van Schoonhoven (Max Goote Kenniscentrum) / Bestelnummer: A00397
10 De overgang van vmbo naar mbo: van breukvlak naar draagvlak. Overzichtsstudie van Nederlands onderzoek Auteurs: Wil van Esch en Jan Neuvel / Bestelnummer: A00399
100
11 Op weg naar sportactieve mbo-instellingen. Een onderzoek naar voorbeelden van instellingsbreed sportbeleid Auteur: Paul Steehouder, m.m.v. Mohammed Meziani / Bestelnummer: A00400
12 EVC en groen onderwijs, een natuurlijk verbond Auteur: Marja van den Dungen / Bestelnummer: A00415
Voor inhoudelijke beschrijvingen, de meest recente lijst en meer informatie kunt u terecht op www.cinop.nl U kunt bestellen via telefoonnummer 073-6800800 of via e-mail:
[email protected]