BladSpiegel No 4
●
NOVEMBER 2012
●
u i tg av e vo o r v r i e n d e n va n h e t
www.persmuseum.nl
Kabinetsformatie
Oorlog én humor
Blauwe censuur
van diep geheim tot ongekende openheid
domineren in cartoons arabische lente
in teheran
Pagina 3
Pagina 5
Pagina 6
Het kabinet-Biesheuvel op de trappen.
Kabinet op paleisbordes – fotograaf op keukentrap Een nieuw kabinet, een nieuwe bordesfoto. Sinds 1971 een traditie. Maar de eerste keer, bij de installatie van het kabinetBiesheuvel, was van een strakke regie nog geen sprake. door PAUL ARNOLDUSSEN
Barend Biesheuvel (1920-2001) schijnt niet alleen Mooie Barend te zijn genoemd, maar ook Open Barend. In 1970 pleitte de antirevolutionaire politicus voor meer openheid over het kabinetsberaad – daar kwam de wekelijkse persconferentie uit voort – en ook over de formatie: de adviezen van de fractievoorzitters aan de koningin werden op zijn initiatief gepubliceerd. Toen Biesheuvel dan zelf premier werd vond hij een groepsfoto – met koningin – ook prettig openbaar. Op 6 juli 1971 was het zover:
de eerste bordesfoto, gemaakt op de trappen van Huis Ten Bosch. Een traditie werd daarmee ingeluid. De kleding toen: redelijk informeel. Netjes maar ingehouden. Tenue de ville noemen we het. Of wandelkostuum. We hebben dat aan koningin Juliana te danken. Ministers wilden zich voordien graag in jacquet presenteren, maar het staatshoofd wilde niet op de foto temidden van ‘een stelletje begrafenisondernemers’, zo klapte oud-minister Langman (Economische Zaken) vrolijk uit de school tegenover de NRC.
In het midden Wat direct opvalt op die eerste foto: niet de koningin staat in het midden, maar Mooie Barend zelf. Daar moet intern wat over afgepiekerd zijn, want al snel was er sprake van een protocol. Bij het aantreden van het kabinet-Den Uyl in 1973 stond Juliana keurig in het midden. De ministers gingen voortaan staan naar anciënniteit van hun departement. En zo staat de minister van Binnenlandse zaken er altijd nogal prominent op, net als die van Defensie, Economische Zaken, Financiën, Justitie, Landbouw en Onderwijs. Modieuze ministeries komen ver weg terecht, dus stond Boy Trip van Wetenschapsbeleid in 1973 nogal decentraal. Overigens wordt aan die opstelling ook weer niet strikt de hand gehouden. Als je maar twee vrouwen hebt ga je die niet naast elkaar op de achterste rij zetten, hoe weinig betekenend hun ministeries ook zijn. Dan ga je een beetje Lees verder op pagina 2
2 BladSpiegel
“Ach, het is een aardig ritueeltje, iedereen doet geforceerd vrolijk”
gezellig mêleren. Maar heb je vijf vrouwen ter beschikking, zoals Balkenende in zijn vierde kabinet, dan zet je een nieuwigheidje als Wonen en Wijken gewoon aan de buitenkant. Valt er voor fotografen nog eer te behalen aan zo’n bordesfoto? Werry Crone (1955), vooral werkzaam voor Trouw: “Ach, het is een aardig ritueeltje. Je staat met z’n veertigen een beetje zenuwachtig voor het hek te wachten tot je mag doorlopen. Je wilt in het midden staan, een symmetrische foto maken en daarvoor zijn pakweg acht plaatsen. Want je staat naast elkaar, maar ook boven elkaar. Het begon met het meenemen van keukentrapjes, nu zijn het al volwaardige trappen en forse trapleren. Je kunt met z’n vieren boven elkaar staan.” Bert Verhoeff (1949, o.m. de Volkskrant en Het Parool): “Ik ben het wel gewend dat collega’s vinden dat zij voor mij kunnen gaan staan, omdat ik zelf 1,95 meter ben.” Stellage ingestort De fotografen staan op een kluitje en moeten een minimumafstand tot de regering houden. Verhoeff maakte de eerste bordesfoto met Biesheuvel voor persbureau Anefo, maar herinnert zich van dat moment niets bijzonders meer: “Die afstand is niet zo gek. Hoe dichterbij hoe minder mensen een goede foto kunnen maken. En het zou wel een chaos worden.” Hij weet nog dat de Rijksvoorlichtingsdienst behulpzaam wilde zijn en een stellage voor de fotografen opbouwde. “Die is ingestort. Menig collega kwam pijnlijk terecht.” -De gedachte dat al die foto’s op hetzelfde neerkomen is typisch een indruk van leken. Verhoeff: “Het gaat vaak om een of twee momenten. Dat kan een blik van verstandhou-
ding zijn tussen premier en koningin. Een boze blik is ook prettig, maar die kans is niet zo groot, iedereen doet geforceerd vrolijk.” Crone: “Zeker als je voor een bureau werkt en dus indirect voor meerdere opdrachtgevers maak je een zo’n neutraal mogelijke foto. Waarop wel goed de kleuren van de dassen tot hun recht komen, want dat is een gespreksonderwerp. Zoals de kapsels dat ook zijn. Iedere minister gaat speciaal naar de kapper natuurlijk.” Voor de bordesfoto is vier minuten uitgetrokken. De directeur van het Kabinet van de Koningin houdt dat op een stopwatch bij, die knikt dan naar de koningin en die maakt een begin met de terugtocht. Vanaf de zijkant Crone: “De ministersgroep scheidt zich als de Rode Zee. Want je denkt toch niet dat de achtersten als eersten weer naar binnen mogen? Men wijkt uiteen opdat de koningin,
Bert Verhoeff
begeleid door de premier zich als eerste naar boven begeeft. Balkenende is die begeleiding een keer vergeten, toen moest Donner de honneurs waarnemen, dat was Donner wel toevertrouwd. Toch pijnlijk. Natuurlijk heb ik dat gefotografeerd. Het harde bewijs.” Verhoeff: “Het zal bij Lubbers-III zijn geweest dat ik aan het eind tegen de zijkant van de trap op holde en dus het kabinet en face op de terugweg kon fotograferen. Dat zal tegen alle afspraken in zijn geweest. Maar ik was wel de eerste die het deed.” De plaat naast de verplichte plaat, die is toch het leukste. Crone: “In 2002 heb ik een staatsiefoto gemaakt van de ministeriële dienstauto’s. Midden daar tussen in stond die Bentley van de LPF’er Herman Heinsbroek. Prettige foto was dat.” Gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan de publicatie ‘De oudste mag dicht bij de koningin’ van Cees Banning, NRC 22-02-2007.
Werry Crone
BladSpiegel 3
“Heren, wacht maar rustig op mijn mededelingen” Kabinetsformatie: van diep geheim tot ongekende openheid In de regen staan blauwbekken, bedelen om nieuws, samen met collega’s van andere kranten proberen losse brokjes informatie tot een samenhangend geheel te smeden. Journalisten leden ook tientallen jaren terug al onder ‘radiostilte’ bij de onderhandelingen over een nieuwe regeringscoalitie. DOOR MAX DE BOK
D
aar stond ik dan op een winterse avond, vlak voor Kerstmis 1958, te koukleumen bij het Paleisje aan het Lange Voorhout. Mijn eerste kabinetsformatie. Opletten wie er naar binnenging of uitkwam. Ga jij maar bij de achteruitgang staan want ik ken de politici beter, zei de collega van De Tijd, die al iets langer in Den Haag rondliep. Hij moet geweten hebben dat er nooit iemand achterlangs kwam of ging. Daar stond ik dan niks te doen, terwijl de gevestigde parlementaire redacteuren in een kroeg om de hoek informatie uitwisselden en speculeerden. Ik was een jonge assistent van hun kongsi, een noodzakelijk kwaad in een tijd die beheerst werd door regenten, met als onvermijdelijke aanvoerder Louis Beel, bijgenaamd ‘de Oester’ of ‘de Sfinx’. Openbaarheid stond niet in zijn vocabulaire, radiostilte evenmin, volstrekte stilte in hoofdletters, zoals ook zwijgplicht. Persconferenties? Nutteloze nieuwlichterij. Adviezen van de fractieleiders aan de koningin bleven geheim. Zelfs als we gezien hadden dat hij iemand had ontvangen zei Beel, als-ie ons al begroette, dat de heren maar rustig moesten wachten op een mededeling. Die bleef dan negen van de tien keer uit. Verzuiling Toch moest er , toen zoals nu onder de wet van de radiostilte, over de formatie bericht worden. Nieuws vinden, aan de weet komen hoe het verder zou kunnen gaan, was in de tijd van de verzuiling een nog moeizamer
Louis Beel bezoekt Hare Majesteit
proces dan nu. Omdat de contacten die een parlementair redacteur onderhield, beperkt werden door de politieke richting van zijn krant. De parlementair redacteur van Trouw bijvoorbeeld had uitstekende contacten in de ARP, die van Het Parool was kind aan huis bij de PvdA en mijn chef van De Gelderlander kon bij de KVP terecht. De kongsi was er om al die informatiekanalen te bundelen. De door de kongsileden verzamelde informatie werd uitgewisseld, de puzzelstukjes aan elkaar gelegd en de verhalen geschreven. Vaak ging het om heel basale informatie, zoals: wie is er bij de (in)formateur geweest? We gaven chauffeurs sigaren in ruil voor de onthulling wie de man was die hij zojuist had afgeleverd. We noteerden kentekens van de auto’s. In oude agenda’s vond ik reeksen autonummers met namen. Maar ook daarop vonden de politici iets op: ze ruilden van
auto. En die truc leverde dan de chauffeur weer een mooie sigaar op. Van mijn eerste formatie in 1958 tot 1967 – de vorming van het kabinet-De Jong – dwong Beel ons tot vindingrijkheid. Maar hij moest steeds meer terrein prijs geven. Eerst aan Cals, die bij zijn aantreden in 1965 als formateur een persconferentie gaf en ook toen hij de formatie succesvol afsloot. Hij liet via zijn woordvoerder ook per dag mededeling doen van zijn activiteiten. Oogkleppen Een grote doorbraak kwam er in 1971 dank zij informateur Steenkamp. Zijn wat naïeve ijdelheid was zeker van invloed op zijn besluit om de pers met regelmaat te komen vertellen over zijn vorderingen. Zijn persconferenties hadden vaak het karakter van discussiebijeenkomsten tussen de informa-
4 BladSpiegel
teur en de pers. Rooie Piet, zoals hij genoemd werd, genoot ervan. Hét beeld dat daarvan is blijven hangen is uit het interview dat Hans Jacobs voor Vara’s Achter het Nieuws met Steenkamp maakte. Hoe hij ervoor zorgde dat hij de nodige rust kreeg, zo luidde de vraag. Piet Steenkamp strekte zich uit op z’n hotelbed in het Kurhaus, zette twee oogkleppen op en sprak: die heb ik van de KLM en zo rust ik dan een tijdje. Ongekend werd de openheid tijdens de (journalistiek) meest interessante, spannende, bizarre , drankovergoten – en ook daarom doodvermoeiende, nooit meer vertoonde formaties van de jaren zeventig. De formaties van het (eerste) kabinet-Den Uyl (1973) en die van ‘dat tweede kabinet-Den Uyl dat komt er toch’ tot die overging in de bij wijn en kaarslicht formatie van het kabinet-Van Agt-Wiegel (1977-1978). Never a dull moment, het nieuws voor het oprapen. Mee-formeren avond-aan-avond in Nieuwspoort. De eerste formatie was die van Ruppert en Burger en kende als inzet de vorming van het eerste in meerderheid progressieve kabinet. Vooral in de 64 dagen waarin Burger alleen de regie voerde was het spannender dan ooit. Hoe Burger de drie confessionele partijen uiteindelijk op de knieën kreeg, was van dag tot dag te volgen in de openbare briefwisseling tussen hem en de confessionelen. Al tijdens de formatie werden de ‘ Brieven van Burger’ klassiek. Geschreven in een hoekige stijl, de taal hanterend als instrument om zo precies mogelijk te zeggen wat hij wil zeggen. Dat was ook het geval in zijn persconferenties. Brommende bonhommie die hij inzette voor wat hij ermee wilde bereiken. En dat was niet, zoals bij Steenkamp, om aardig te zijn voor de pers maar om het formatieproces te sturen in de richting die hij voor ogen had. Zelden had VVD-leider
Van Agt en Wiegel smeden een coalitie
Piet Steenkamp geeft een persconferentie
Politieke verslaggevers wisselden onderling uit wat zij hadden gehoord Wiegel meer gelijk dan toen hij de formatie van het kabinet-Den Uyl kenmerkte als een werkstuk van ‘macabere schoonheid’. Gezangen Het waren slopende avonden van het lange wachten, van toepen en pokeren en daarna nog een glas want het was toch al laat. Op één van die avonden zitten we in de – toen nog grote – fractiekamer van de KVP. Het
wachten is op Andriessen. Het duurt en het duurt. Meligheid troef. We heffen gezangen aan. Op het moment dat de katholieken onder ons de ode ‘Aan u o Koning der Eeuwen’ aanheffen, komt bij de tweede zin : ‘aan u zij de zegekroon’ Andriessen binnen, het gezicht op onweer. Op het volgende moment schieten zijn ogen vuur als in de hoge deur een kleine man verschijnt, een collega van Trouw, die uitroept: “Valt hier nog wat te neuken, anders ga ik naar huis…” Openheid zonder enige grens is er tijdens de formatie die in 1977 begon om dat tweede kabinet-Den Uyl tot stand te brengen maar die eindigde met het kabinet-Van Agt-Wiegel. Geen dag ging voorbij of de onderhandelaars zelf of hun woordvoerders kwamen verslag doen van het verloop van de gesprekken. Al verslag doende, onderhandelden ze over onze hoofden heen met elkaar verder. Voor zover we konden nagaan, bleef niets verborgen. Joop den Uyl nam jaren later afstand van deze door niemand beheerste openheid. Ook Ed van Thijn was er in zijn ‘Dagboek van een onderhandelaar’ kritisch over. Ik denk dat dit theater in de open lucht bijgedragen heeft tot het failliet van deze formatie. Van Agt en Wiegel regelden hun aantreden in beslotenheid – de beroemde foto van het tweetal aan de dinertafel in een Haags restaurant was een toevalstreffer. En daarna werd het steeds stiller rond de kabinetsformaties. Eerst in Beetsterzwaag om ver van de pers weg te zijn en daarna, in 2012 , gewoon in het centrum van de politiek mond houden, alleen maar ‘radiostilte’ of ‘het r- woord’ mompelen, dag in dag uit. Dat is nog altijd meer dan Beel bereid was te zeggen.
BladSpiegel 5
Bijzondere expositie in Pop Up Press Museum
Oorlog én humor domineren in cartoons Arabische Lente “In het hart, in het centrum van Amsterdam, bij de andere musea!” Pieter Broertjes, voorzitter van het bestuur van het Persmuseum, was duidelijk opgetogen bij de feestelijke opening van de tijdelijke vestiging aan het Museumplein. DOOR Bert Steinmetz
I
n het zogeheten Pop-up Press Museum ging op 21 september de expositie Chouf! Qra! (Kijk! Lees!) open, met cartoons en strips van Arabische tekenaars. “Het Persmuseum laat zien gevoel voor de bal te hebben”, stelde Broertjes vast, “door nu een tentoonstelling te bieden over de Arabische Lente, en dan nog een met een grote zeggingskracht.” Het was een gezellige drukte in de nieuwe vestiging, waar niet alleen tekenaars en vrienden van het Persmuseum op af waren gekomen, maar ook vertegenwoordigers van de Arabische gemeenschap in ons land. Joost Pollmann, samensteller van de tentoonstelling en auteur van het bijbehorende boek, noemt deze expositie vooral van groot belang om onjuiste opvattingen te ontkrachten. “Arabisch en islam – dat is niet zomaar inwisselbaar”, zei hij. “Het beeld daarover in
het Westen wordt nog te vaak geblokkeerd door eindeloze vooroordelen.” Hij wijst erop dat bij de tekeningen van Arabische cartoonisten de onderwerpen oorlog en humor overheersen. “Daaruit blijkt dat er niet alleen grote verschillen zijn tussen ‘zij’ en ‘wij’, maar ook veel overeenkomsten.” Dat werd toegelicht door de hoofdgast, de Irakese tekenaar Kifah al Reefi, die na jaren onderdrukking zijn land is ontvlucht en nu in Amsterdam woont. Maar zijn cartoons
verschijnen nog steeds in Irak, Koeweit en Jordanië. Kritiek taboe “Een journalist vroeg mij of ik een karikatuur zou kunnen tekenen van de profeet Mohammed”, vertelt hij. “Een vreemde vraag voor iemand die niet eens een tekening van een corrupte leider mag maken! In Irak is kritiek verboden op de president, op de familie van de president, op al zijn medewerkers, op alles wat met veiligheid te maken heeft, en zo zou ik nog wel de hele avond door kunnen gaan.” “Religie wordt gebruikt als middel om de onderdrukking in de Arabische wereld te rechtvaardigen,” legt Al Reefi uit. “Maar gelukkig is er nu de Arabische Lente. Al is het wel om moedeloos te worden, als vervolgens radicale religieuze partijen de verkiezingen winnen en de Syrische revolutie wordt bedreigd doordat groepen als Al-Qaida zich daar tussen wringen.” Daarom is het zo van belang dat er in tal van Arabische landen tekenaars zijn als Kifah al Reefi die hun kritische prenten blijven maken, ondanks alle risico’s die zij lopen. “En niet alleen beroemde cartoonisten”, benadrukt hijzelf, “maar ook tekenaars op straat, makers van graffiti, die niemand kent.” De tentoonstelling ‘Chouf Qra’ is te zien tot 30 december. Gabriël Metsustraat 2-6.
6 BladSpiegel
Blauwe censuur in Teheran
Eén zaal in de tijdelijke vestiging van het Persmuseum aan het Museumplein geeft wel een heel speciale kijk op de omgang met de media in een islamitisch land. Aan de muur hangen pagina’s uit NRC Handelsblad die correspondent Thomas Erdbrink in Iran kreeg toegestuurd. DOOR Bert Steinmetz
Als zijn krant in onberispelijke staat in Teheran op de deurmat ploft, blijkt hij niet de eerste lezer te zijn. De Iraanse autoriteiten hebben de inhoud al geïnspecteerd. En gecensureerd. Alle foto’s die onwelgevallig werden bevonden, bleken zorgvuldig met brede stroken blauw tape te zijn afgeplakt. Een actiefoto van tennisster Maria Sjarapova toonde kennelijk een te kort rokje en te veel blote benen – daar wist de censor/plakker wel raad mee. Of de foto van de Charly Hebdo met Mohammed-cartoons: helemaal afgeplakt. De mooiste wellicht: een foto waarop Floyd Landis in Stiphout de plaatselijke rondemiss in haar (blauw afgeplakte) decolleté kijkt. Zo werd foto na foto behandeld. Het was nog een heel karwei om een foto met blote mensen rondom een standbeeld goed af te dekken; daar bleef zelfs nog een piemel zichtbaar. Jan Dirk van der Burg, fotograaf en goede vriend van Erdbrink, trof bij hem in Teheran de oude kranten aan in de papierbak. “Dat begon al in 2008, en ik vond het zo curieus dat ik die pagina’s ben gaan verzamelen.”
“Het idee dat de krant, netjes in cellofaan verpakt, eerst wordt bezorgd bij het Ministerie voor Informatie, en dat daar dan mensen alles door zitten te speuren – tenminste, dat stel me zo voor – en noest zitten te knippen en te plakken, om vervolgens weer minutieus het cellofaan om de krant dicht te vouwen.” Van der Burg heeft er nog steeds plezier van als hij daaraan denkt. “Maar ze voegen op die manier ook iets toe. Ze hadden die kranten gewoon kunnen weggooien. En het mooiste is natuurlijk dat ze foutjes maken, en kennelijk steeds moeten
denken: wat plak ik wel af en wat niet.” Vorig jaar zijn de autoriteiten in Iran, tot groot verdriet van Van der Burg, gestopt met hun blauwe stickers. Maar de fotograaf had toen al een mooie verzameling opgebouwd van door de censor bewerkte krantenpagina’s, en er in eigen beheer een boek van samengesteld: Censorship Daily, Netherlands-Iran. De collectie is tot 30 december te zien in het Pop-up Press Museum. Het boek is daar ook te koop voor € 10,-.
John van Miltenburg en Leen de Ruiter
Afscheid Bestuurders en oud-bestuurders van de Vrienden van het Persmuseum hebben in kleine kring afscheid genomen van John van Miltenburg en Leen de Ruiter. Beiden waren al tien jaar, sinds de opening van het Persmuseum aan de Zeeburgerkade, actief in het bestuur van de Vrienden. Van Miltenburg verzette veel werk voor het
werven van fondsen en donaties; De Ruiter verzorgde de uitgaven van het PersmuseumNieuws. In het Pop-up Press Museum aan het Museumplein werd de vertrekkende bestuurders onder andere een ingelijste historische tijdschriftvoorpagina uit de archieven van het Persmuseum cadeau gedaan.
BladSpiegel 7
Harde lessen van Gerard Mulder Gerard Mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NRC Handelsblad, Vrij Nederland, HP/De Tijd en uiteraard Het Vrije Volk (wie niet?). In een serie met terugblikken trekt hij daar de harde lessen uit.
Zou jonge ‘streber’ de giganten in het vak ooit kunnen vervangen? V
an De Journalist, het blad dat gedurende mijn vierenhalfjarig verblijf in West-Duitsland mijn venster op de Nederlandse journalistiek zou zijn, heb ik zojuist de jaargang 1963-‘64 in de kelder teruggevonden. Ingebonden zelfs, zo groot was de betekenis die ik aan het vakblad annex orgaan van de Federatie van Nederlandse Journalisten, de paraplu boven de neutrale, katholieke en christelijke journalistenzuil, dacht te gaan hechten. Als een soort journalistieke bijbel in tweewekelijkse afleveringen. Ik spelde elk nummer als was het Gods Woord. Tot mijn eigen verbazing, moet ik achteraf zeggen nu ik de jaargang na bijna een halve eeuw weer eens heb doorgebladerd. Welke diepe inzichten over het vak haalde ik ooit uit deze nog steeds niet vergeelde pagina’s? Waar is de romantiek die me zo aansprak? . Ja, ik kom een verhaaltje tegen over een groepje Nederlandse journalisten dat samen een vliegtuig huurt om ‘de ramp bij Longarone’ (wat voor ramp dat was, wordt bekend verondersteld) te verslaan, maar strandt in München met een verbogen neuswiel (foto van het neuswiel). Na veel reisellende bereikt de groep de omgeving van Venetië, blijkbaar het epicentrum van de ramp, en slaagt er met bovenmenselijke inspanning in nog net op tijd een stukje naar het thuisfront door te bellen. Helaas, het zal nooit worden afgedrukt, want de drukkers in Nederland staken. Ten minste één coll. – de standaardaanduiding in De Journalist – beleeft een zenuwinzinking, een andere coll. stort fysiek in. Namen worden uit kiesheid niet genoemd. Maar in de journalistiek maak je wat mee, dat is duidelijk. Terugkijkend blijkt het neuswiel de spannendste illustratie in de jaargang te leveren, want voor zo ver er foto´s in staan, tonen ze coll.’s op spreekgestoelten of achter vergadertafels. Er wordt wat afvergaderd in het vak, en de verslagen van die vergaderingen vreten pagina’s. Ook andere journalistieke
hoogtepunten, jubilea, pensioneringen en in memoriams, krijgen buitensporig veel ruimte. Fenomeen Geen wonder: iedere jubilerende, afscheid nemende en gestorven coll. blijkt een fenomeen van extreem formaat te zijn (geweest); zijn (naderend) wegvallen zal het vak een klap toedienen waarvan het zich niet meer zal herstellen. Voeg daarbij nog het pijnlijk gevoelde gemis aan een goede vakopleiding en de het gejammer over de zorgwekkende rentabiliteit van de dagbladen – binnen het bestek van een paar nummers van De Journalist sneuvelen het katholieke Gronings dagblad Ons Noorden en twee kopbladen van Het Parool – en het wordt duidelijk waarom er uit die jaargang een tamelijk zenuwachtige geur opstijgt. Maar er is één lichtpunt. Vraag me niet hoe dit valt te rijmen met het bovenstaande, maar het aantal personeelsadvertenties per nummer is voor huidige begrippen onvoorstelbaar groot; geregeld loopt het op naar veertien of vijftien, van opmaakredacteur tot parlementair verslaggever. Misschien is het een wanhoopsoffensief om de vele giganten die ons aan de lopende band ontvallen, te kunnen vervangen. Of misschien is de werkelijkheid wat rooskleuriger dan het Cassandra-geroep op congressen doet vermoeden. Feit is dat er af en toe zelfs een leerling-journalist wordt gevraagd. Op deze categorie advertenties zette ik mijn kaarten. Zo zou het abonnement op De Journalist, dat Wiedergutmachungsgeschenk van mijn vader om mij met mijn lot als onvrijwillig emigrant te verzoenen, uiteindelijk zijn praktisch nut bewijzen. Titaan Mijn eindexamen gymnasium, in Duitsland ‘Abitur’ genoemd, kwam in zicht, en ik wilde op het juiste moment toeslaan. Een maand of vier voor de examentijd, in 1966, was het zo ver: de Provinciale Overijsselsche
en Zwolsche Courant adverteerde voor een leerling. Ik schreef een brief, met een koe van een germanisme (‘begaving’) erin, maar werd toch uitgenodigd voor een gesprek. En zo zag ik even later voor het eerst het tot de verbeelding sprekende gebouw van de Zwolsche, aan de Melkmarkt van de stad waarnaar de krant vernoemd was. Precies zoals het hoorde draaide achter een enorme etalageruit de pers; voor de ruit dromden oude mannetjes samen om van het technisch wonder te genieten. Een wirwar van trapjes en opstapjes bracht mij naar de kamer van de hoofdredacteur. C.L. Menschaar had ik nog nooit ontmoet, maar ik wist bij voorbaat al dat hij een journalistieke titaan moest zijn. Niet omdat De Journalist hem zo had getypeerd, maar omdat hij vroeger bij de Haagsche Courant had gewerkt, de New York Times van Den Haag en omgeving (waaronder mijn geboortestad Delft). Menschaar nam mij aan, enigszins geïmponeerd, geloof ik, door mijn veteranenverleden als abonnee van De Journalist. Dat deze reputatie ook tegen mij kon werken, hoorde ik pas maanden later. Door de gangen van de Zwolsche had het gerucht gespookt dat de hoofdredactie een enorme Streber uit Duitsland had ingehuurd, die erop pochte het vakblad te lezen nog voordat hij ooit een letter in een krant had geschreven. Ergens was het nog waar ook. Les 3: “De journalistiek hangt van de schone schijnen aan elkaar”. [In eerdere afleveringen leerde Mulder ons: “Als je je eigen geheugen al niet kunt vertrouwen, reken dan maar niet op dat van anderen”(Bladspiegel 1) en ”Geen vragen zonder antwoorden” (nr.2).]
8 BladSpiegel
De Geer: journalist en verguisd politicus DOOR JOHN VAN MILTENBURG
O
ud-premier Dirk de Geer (18701960) is de geschiedenis ingegaan als een slapjanus en defaitist die de bezetting van Nederland in mei 1940 door de Duitse troepen gelaten heeft geaccepteerd. Negen maanden nadat hij met het kabinet naar Londen was uitgeweken zette hij, met instemming van de bezetter, weer voet op Nederlandse bodem. De terugkeer van De Geer naar bezet gebied kwam hem na de oorlog op een veroordeling te staan. Het wierp een zwarte schaduw over zijn rijke politieke carrière als lid van de Tweede Kamer voor de Christelijk-Historische Unie (CHU), minister van financiën in vooroorlogse kabinetten en ministerpresident. De journalist Meindert van der Kaaij, die onlangs promoveerde op een biografie van
BVD-barkeeper luisterde mee Scheltema had de naam, maar er waren en zijn wel meer journalistencafé’s. In deze serie: De Schouw aan de Witte de Withstraat in Rotterdam. door JIM POSTMA
Wie als journalist van enige naam en faam nooit van zijn leven in De Schouw was geweest, telde in de Rotterdamse regio niet mee. Dan bleef je voor de cafévakbroeders een vreemde eend in de bijt. Wij praten hier over de jaren vijftig tot en met tachtig van de vorige eeuw. De Schouw (bijgenaamd ‘De Nieuwspub’ of ’t Schouwtje’) was strategisch gelegen in de voormalige ‘Fleetstreet’ van Rotterdam, in de directe omgeving van destijds de redactiekantoren van NRC Handelsblad, het Algemeen Dagblad, De Rotterdammer en Het Vrije Volk. De Schouw fungeerde als een zoemende bijenkorf van journalisten, kunstenaars, zeelieden en zakenmensen. Een mooiere mix van kruisbestuiving kon je niet bedenken. Sommige journalisten, onder wie ondergetekende, beschouwden het roemruchte café als een laagdrempelig filiaal van het feitelijke redactielokaal. Eenieder uit de
stad of de regio die een verhaal kwijt wilde aan de krant stapte er naar binnen, wetende dat daar altijd wel een journalist te vinden was, het liefst één die ze kenden met naam en foto uit de krant. Als vakman leerde je al snel het kaf van het koren te scheiden. Een ‘lulverhaal’ van een aangeschoten kletsmajoor verwees je onmiddellijk naar de prullenbak. Gingen je oortjes echter bij een bepaald gesprek gloeien dan nam je nooit het verhaal of het interview af in De Schouw zelf. Je zou wel gek zijn. ‘Feind hört mit’, zo luidde dan je eigen alarmbel. De primeur sleepte ik in zo’n geval aan de haren mee naar een veiliger plek, in veel gevallen de kamer van de hoofdredacteur (als die afwezig was, en baas Herman Wigbold van ons toenmalige Het Vrije Volk was dat regelmatig). Bolle Frans De Schouw – voor ons dus een waar persinstituut – werd bemand door ‘Bolle Frans’ en ‘Kale Willem.’ Een paar apart, zeker als komisch duo. Toen in het begin van de jaren negentig alle kranten uit de Witte de With waren verdwenen, verloor ook de nieuwspub voorgoed zijn functie. Het café bestaat nog steeds en wordt nog hooguit uit pure nostalgie bezocht door enkele collega’s. Zoals toen ik er geruime tijd geleden een biertje dronk met mijn goede collega Geert-Jan Laan (ooit geprezen onderzoeks-
De Geer, zet vraagtekens bij het strafproces tegen De Geer in 1947. Diens opvolger Pieter Gerbrandy en koningin Wilhelmina hebben zich ingespannen om De Geer veroordeeld te krijgen. Hij zou daardoor geen eerlijk proces hebben gekregen. Minder bekend is dat De Geer zijn loopbaan begon als journalist bij het CHU-dagblad De Nederlander. Van der Kaaij schetst in de biografie de ontstaansgeschiedenis van dit partijorgaan en de harde confrontaties van het blad met De Standaard van de antirevolutionaire voorman Abraham Kuyper. De biografie werpt licht op een interessant stukje persgeschiedenis van voor de Eerste Wereldoorlog. Meindert van der Kaaij, ‘Een eenzaam staatsman, Dirk de Geer (1970-1960)’. ISBN 97 890 87042936; 518 bladz., € 45. Uitgeverij Verloren, Hilversum.
journalist en adjunct-hoofdredacteur van HVV). Een neef van de inmiddels overleden barkeeper Bolle Frans was er toevallig ook aanwezig. Geheimzinnig vroeg hij aan ons waarom deze Frans daar al die jaren werkte. Laan en ik konden dit onmogelijk raden. Totdat hij ons de hint gaf dat deze goedlachse uitbater met zijn perfecte horeca-oortjes tevens werkte als BVD-agent. In de suggestie van de neef zat wel een keiharde logica. Bij de erfopvolger AIVD hebben Laan en ik daarna onmiddellijk het ‘Dossier De Schouw’ opgevraagd. En inderdaad, het bevat bijzonder pikante details over collega’s uit die tijd! Daarover later wellicht meer…
BladSpiegel 9
Uitgebreide biografie over Gerrit Paape
Bataafs patriot hanteerde pen als wapen De Nijmeegse neerlandicus Peter Altena promoveerde in 2011 op het veelzijdig leven van de revolutionair en patriot Gerrit Paape (1752-1803). De monumentale biografie is nu in een handelseditie verschenen. Paape werd vooral bekend als journalist met een vlijmscherpe pen. DOOR JOHN VAN MILTENBURG
G
errit Paape (1752-1803) begon zijn loopbaan als journalist in 1785 bij de Hollandsche Historische Courant, destijds een van de meest radicale dagbladen van het land. Een prima uitvalsbasis voor de pamflettist die in zijn geboortestad Delft op jonge leeftijd al veel gezag had opgebouwd als dichter, schrijver en lokaal politicus. Zoals zoveel tijdgenoten gebruikte Paape de krant vooral voor zijn politieke idealen. De pen was zijn wapen. Hij schreef venijnige stukken over misstanden en hield zijn omgeving onbarmhartig een spiegel voor. Zijn reportages en satirische romans zijn van zo’n uitzonderlijke kwaliteit dat het werk van deze achttiende-eeuwse schrijver tot op de
dag van vandaag imponeert. De titel van de biografie,‘Gerrit Paape, Levens en Werken’ geeft al aan dat de in een arm gezin opgegroeide kleermakerszoon zich in veel gedaanten heeft onderscheiden. Bij de plaatselijke aardewerkfabriek in Delft leerde hij op jonge leeftijd – hij kon goed tekenen – het ambacht van plateelschilder.
In 1782 sloot Paape zich aan bij de patriotten die zich in veel Nederlandse steden begonnen te roeren. Het kon bijna niet anders dan dat de opstandige Paape, die zich steeds meer ging manifesteren als de ideoloog van de patriotten, talloze malen in conflict kwam met het gezag. In 1789 werd hem wegens majesteitsschennis voor eeuwig de toegang tot de gewesten Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht ontzegd. Paape kwam terecht in Duinkerken waar hij zeven jaar woonde totdat hij in 1794 achter het Franse leger van Pichegru aan terugkeerde naar zijn vaderland. In Den Bosch werd hij als secretaris van de patriottengeneraal Daendels bij dienstbevel benoemd tot redacteur van de ’s-Hertogenbossche Vaderlandsche Courant. Onder leiding van Gerrit Paape was Den Bosch volgens Peter Altena korte tijd ‘perscentrum van de revolutie’. De biografie van Gerrit Paape geeft niet alleen inzicht in de fluwelen revolutie van de Bataafse republiek maar ook in de gang van zaken bij Nederlandse kranten die in deze roerige periode zijn opgericht. Peter Altena, ‘Gerrit Paape. Levens en werken’. ISBN 97 894 60040641. 850 pagina’s, € 39,95. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen.
Korting in de webshop! Sinds kort heeft het Persmuseum een eigen webshop, waarin onder andere prints van politieke tekeningen te bestellen zijn. Verder zijn er leuke hebbedingen bij onze tentoonstellingen, zoals nu Peter van Straaten-tafelkleden en -kalenders en alle boeken uit onze winkel. Vrienden van het Persmuseum krijgen in de webshop korting op prints on demands en eigen uitgaven van het Persmuseum. De kortingscode krijgt u thuisgestuurd. Neem snel een kijkje op www. persmuseum.nl.
Tafelkleed Peter van Straaten Poster Eppo Doeve
Burkababes Peter de Wit
Bezoekersinformatie Persmuseum Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
Pop-up Pressmuseum A: Metsustraat 2-6, 1071 EA Amsterdam
Openingstijden Persmuseum Dinsdag – vrijdag 10.00 –17.00 uur Zondag12.00 –17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen.
Openingstijden Pop-up Press Museum Metsustraat
onderwijsprogramma’s en rondleidingen
Dinsdag –zondag 11.00 – 18.00 uur Het Pop-up Press Museum is gesloten op maandag en op feestdagen
Informatie over en prijzen van onze onderwijsprogramma’s en rondleidingen vindt u op www.persmuseum.nl
Toegangsprijzen Persmuseum
Toegankelijkheid
Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
€ 4,50 € 3,25 € 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Colofon BladSpiegel is als elektronische krant de voortzetting van PersmuseumNieuws. Een uitgave van het Persmuseum, die mede wordt mogelijk gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum. Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Bert Steinmetz, Marcella van der Weg Vormgeving: Bildermann.nl Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T 020-6928810
[email protected] Aan dit nummer werkten mee: Max de Bok, John van Miltenburg, Gerard Mulder, Jim Postma
Routebeschrijving: Persmuseum Zeeburgerkade
Routebeschrijving: pop-up Press Museum
Zeeburgerkade 10
Metsustraat 2-6 (aan het Museumplein)
Bus
Tram
Beste verbinding: Bus 48 vanaf Centraal Station richting Borneo Eiland, halte Cruquiusweg Bus 65 vanaf Station Zuid via Amstel Station, richting KNSM-eiland, halte Cruquiusweg (ieder kwartier)
Lijn 16 of 24 vanaf CS, uitstappen voor de deur van het museum Lijn 12 vanaf Amstelstation, uitstappen bij Concertgebouw, van Baerlestraat oversteken Lijn 5 vanaf Station Zuid, idem Lijn 3 vanaf Station Muiderpoort, idem
Tram
Bus
Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen), tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) of tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen)
Vanaf CS: Bus 170, uitstappen halte Museumplein
Auto Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Word Vriend van het persmuseum! en steun de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het behoud van het journalistiek erfgoed
Auto Vanaf de snelweg (A10) neemt u afslag S108 en gaat u onderaan de afslag rechtsaf de Amstelveenseweg op. Bij het Stadionplein met de bocht naar rechts en dan bij de stoplichten linksaf. Bij de rotonde bij het Haarlemmermeerstation de 2de rechtsaf, de Cornelis Krusemanstraat in. Deze straat gaat over in de Lairessestraat. Deze straat uitrijden tot aan het Museumplein, waar het museum aan gelegen is. Parkeren is mogelijk in de parkeergarage naast de Albert Heijn op Museumplein.
De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten.
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus
U bent al Vriend met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar!
U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft.
Een vriend van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad Bladspiegel
Word of maak nu een Vriend! Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (info@persmuseum. nl) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
BladSpiegel verschijnt ca. 10 maal per jaar. Deze krant wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden en relaties van het Persmuseum. Vrienden die prijs stellen op een papieren editie, kunnen deze aanvragen. Bij de balie van het museum zijn ook geprinte exemplaren te verkrijgen. © Persmuseum Op gesigneerde artikelen berust het auteursrecht. Overname is slechts toegestaan na toestemming van de redactie.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.