SCHRIFTELIJKE VRAAG
nr. 497 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 27 maart 2015
aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT
Faillissementen - Preventief beleid In 2015 startten 5.025 ondernemers met een nieuw bedrijf. De maandelijkse Graydon Barometer geeft aan dat er in februari 2015 907 faillissementen waren. Een daling met 7% tegenover februari 2014. Toch blijft het aantal faillissementen hoog. Op te merken is dat, als we kijken naar het soort bedrijf dat failliet gaat, dit niet de grote bedrijven zijn, doch wel de éénmanszaken en kmo’s. Graydon geeft eveneens aan dat, sinds de wetswijziging in 2013, het aantal WCOprocedures (Wet Continuïteit Ondernemingen) met de helft daalde. Bedrijven vinden aldus te laat de weg naar redding van hun onderneming. Er dient proactief opgetreden te worden voor ondernemingen in het rood gaan. De beleidsnota geeft aan: ”Binnen een levensloopbenadering willen we ondernemerschap aanmoedigen, ontwikkelen en ondersteunen: van bij de start over groeifasen tot en met (de dreiging van een) faillissement.” Daarnaast focust men op de ondersteuning van bedrijven in moeilijkheden. “We willen armoede bij zelfstandige ondernemers tegengaan en zorgen voor opvang en begeleiding van gefailleerden. Falen mag geen stigma zijn. We werken hier verder samen met onder andere de organisaties Tussenstap en EFREM die we stimuleren tot een fusie.” Belangrijk is dat, samen met de SERV, de werking van het Comité voor Preventief Beleidsbeleid (CPBB) zal worden geëvalueerd. Unizo benadrukt: “Die evaluatie moet zich, naast het preventieve luik, vooral focussen op het verder terugdringen van misbruiken, en het zoeken naar een betere evenwicht tussen de rechten van de schuldenaar en die van de schuldeisers.” Ook in het regeerakkoord gaat er veel aandacht uit naar armoedepreventie. 1. Hoe schat de minister de evolutie van het aantal faillissementen in? 2. Er zijn projecten gestart voor faillissementspreventie. Hoe lopen deze? Hoe evalueert de minister de werking ervan? Zullen deze projecten een verlening krijgen? 3. Unizo pleit voor een diepgaande evaluatie van de WCO.
Hoe ziet de minister dit? 4. Hoe verlopen de besprekingen met de SERV inzake het CPBB? Kan de minister de concrete resultaten voorleggen van het CPBB? 5. Wat is de stand van zaken betreffende de fusie Tussenstap en EFREM? 6. Op welke manier en in welke getale vinden ondernemers hun weg naar DYZO? Hoe kan de minister deze cijfers interpreteren in vergelijking met voorgaande drie jaren? 7. Hoeveel middelen stelt de minister ter beschikking van de werking van DYZO in 2015 en verder? Op basis van welke criteria is in dit budget voorzien? Indien er meer ondernemers de weg naar DYZO vinden, zullen dan ook de middelen recht evenredig daarmee toenemen? 8. In welke mate zijn er extra maatregelen voor de doelgroep ondernemers nodig in het kader van het nieuwe Vlaamse actieplan armoedepreventie?
PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT
ANTWOORD
op vraag nr. 497 van 27 maart 2015 van ROBRECHT BOTHUYNE
1. In januari 2015 gingen 916 bedrijven failliet en in februari 2015 waren dat er 907.In maart 2015 waren er volgens Graydon 564 faillissementen, wat evenwel een stijging is van 10,16% in vergelijking met maart 2014. Voor de volledige eerste trimester van 2015 was er wel een daling op te tekenen van 6,4% in vergelijking met 2014. Dat is positief, maar de vraag is of de stijging in maart te wijten is aan toeval of eerder de voorbode is van een nieuwe (stijgende) trend. Er is dus altijd waakzaamheid geboden in dergelijke zaken. 2. Hieronder vindt u een overzicht van de bereikte resultaten eind februari 2015:
Boerenbond Unizo NSZ FEBEV VVB VCB Binnenvaart
Doel 200 210 945 50 30 390 100
Scans Gerealiseerd
% 123 107 654 15 35 176 5
62% 51% 69% 30% 117% 45% 5%
Doel 30 67 48 20 16 80 17
PBB Gerealiseerd
% 0 8 0 0 0 9 0
0% 12% 0% 0% 0% 11% 0%
Alle projecten geven aan dat ondernemingen overhalen om een doorstartplan te maken veel moeilijker is dan werd geanticipeerd. Het blijkt in de praktijk niet evident om ondernemingen die zich vaak reeds in financieel zwaar weer bevinden te overtuigen te investeren in de opmaak van een doorstartplan. In die zin werd de doelstelling om pro-actief bedrijven op te sporen die nog baat hebben bij een meer doorgedreven strategische herpositionering minder bereikt. Ook de echte Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO)-functie met toeleiding naar en begeleiding bij bijvoorbeeld procedures Wet Continuïteit Ondernemingen of zelfs stopzetting en dus een meer doorgedreven begeleiding blijkt toch soms moeilijk. De projecten lijken vooral nuttig in de eerstelijnsfunctie en de eerste, snellere screening en diagnostisering van problemen waar een bedrijf mee geconfronteerd wordt. Momenteel wordt binnen het agentschap ondernemen onderzocht of een verlenging binnen het huidige budget mogelijk is. Een mogelijke verlenging na uitputting van de huidige toegewezen projectbudgetten is nog in onderzoek. Gezien niet alle doelstellingen bereikt werden en de projecten destijds door mijn voorganger ook in de markt gezet werden als eenmalig om een antwoord te bieden op de records in aantallen faillissementen die zich toen voordeden is een verlenging of vernieuwing zonder meer niet vanzelfsprekend. Maar het beleidsthema om ondernemers een doorstart te geven of een tweede kans blijft uiteraard actueel. Vraag is wel of dit het juiste type actie is binnen de maatschappelijke nood die zich stelt. Dit is ook een van de aspecten die onderzocht wordt in de knelpuntennota omtrent ondersteuning & stimulering van ondernemerschap die zoals eerder vermeld in uitwerking is binnen het AO en waar tegen de zomer oplevering verwacht wordt.
3. De Wet Continuïteit Ondernemingen (WCO) is zoals u weet een federale bevoegdheid. Ik laat het dan ook aan mijn federale collega’s om zich uit te spreken over de vraag van Unizo. Wel kan ik zeggen dat de succesvolle voorbeelden van ‘turnarounds’ die wij kennen een samengaan van verschillende factoren met zich meebrengen. Er is daarbij het wetgevende kader zoals de WCO of de faillissementswetgeving, maar ook de mogelijkheden om in dialoog te gaan met overheden (RSZ, met betrekking tot cao-problematieken, …) en de doorgedreven begeleiding vanuit private hoek of overheidshoek om de onderneming of ondernemer een werkelijke integrale begeleiding te bieden overkoepelend aan alle technische insteken die advocaten en consultants kunnen bieden. Daarbij is uiteraard een verschillende aanpak vereist voor kleine ondernemingen, kmo’s en de al wat grotere bedrijven. Ook hier zien wij in de markt van publieke en private dienstverleners die integrale begeleiding willen bieden lacunes. Tenslotte is er ook in die fase nood aan turnaroundfinanciering. Zoals u weet hebben we met een herpositionering van Gigarant als Vlaamse overheid een belangrijk initiatief genomen, maar zeker hier moet ook de private markt sterker spelen. Het is maar door het samenkomen van al deze, en mogelijk nog andere, kritische succesfactoren via een gedegen en doorgedreven procesvoering dat bedrijven een geslaagde doorstart kunnen nemen. Een herziening van de WCO op zich zal niet voldoende zijn. 4. De jaarverslagen van het Comité Preventief Bedrijfsbeleid zijn beschikbaar voor wie ze wil inzien. Daarin worden de resultaten van de werking van het Comité weergegeven. Als belangrijkste conclusie kan naar mijn aanvoelen meegegeven worden dat de echte beleidsvoering en beleidsinsteken op dit thema niet van het Comité kwamen. 5. Dyzo werd medio 2014 opgericht. Een volledige fusie is evenwel niet tot stand gekomen aangezien schuldhulpverlening niet werd opgenomen in dienstenpakket van Dyzo. Deze dienstverlening zal worden ondergebracht in de VZW Schulp. 6. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal nieuwe hulpvragen: Nieuwe aanvragen Q1 - 2015 2014 2013 2012
Dyzo
Tussenstap
Efrem
Totaal
682 1.582 1.825 1.701
717 542 519
2.299 2.367 2.220
Gem/Q 682 574,75 591,75 555
De voornaamste intake kanalen zijn bij uitstek OCMW’s en de website die ruim meer dan de helft van de nieuwe hulpvragen genereren. Herintakes van ondernemers die al eerder contact opnamen met de organisatie, Unizo en doorverwijzingen door kennissen zijn de andere belangrijkste kanalen. Het is nog voorbarig om op basis van een kwartaal conclusies te trekken, gezien de laatste drie jaar er niet zoveel variatie is in het aantal hulpvragen op jaarbasis. 7. In 2014 was er voor Efrem en Tussenstap 500.000 euro structurele financiering voorzien. Mijn beleid is om op alle projectsubsidies 6% te besparen. In de begroting 2015 werd bijgevolg 470.000 euro ingeschreven. Het is in eerste instantie aan Dyzo om binnen hun budget prioriteiten te stellen of bijkomende inkomsten te zoeken door het afsluiten van partnerships. 8. De basisprioriteiten die we vanuit het beleidsveld Economie willen meegeven voor het nieuwe Vlaamse actieplan Armoedebestrijding blijven dezelfde als in de vorige legislatuur. Met name willen we aandacht voor het beter voorbereid opstarten van
een zaak door de implementatie van het ‘recht op een ondernemingsplan’, zoals het in het Regeerakkoord verwoord wordt. Zoals u weet hebben we bij de vernieuwing van de prestartbegeleiding nu drie dienstverleners in plaats van één: Unizo, Deloitte en de startlabo’s om een breder bereik te geven aan de generieke prestartersmaatregel. Bovendien zal het Agentschap Ondernemen ook participeren in de maatregel ‘Maak Werk van je Zaak’ om werklozen goed voor te bereiden op de opstart van een eigen zaak. Deze goede voorbereiding op het opstarten van een eigen zaak beschouwen we nog altijd als de beste vorm van faillissementspreventie. Op zich zouden we deze aandacht voor goede voorbereiding in het kader van het Vlaamse actieplan armoedebestrijding kunnen doortrekken naar de werking inzake opvolging en overname. Het tijdig overdragen van de eigen zaak betekent voor vele kleinere ondernemingen een belangrijk onderdeel van de pensioenvorming van de achterliggende ondernemer. Hier willen we dan ook blijven op inzetten.