Ontwerpend onderzoek: compacte woningbouw in loods 22 - Voorhaven Gent Diederick Verhaeghe
Promotor: prof. ir.-arch. Dirk De Meester Begeleiders: Marc De Kooning, arch. Tania Vandenbussche Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Burgerlijk ingenieur-architect
Vakgroep Architectuur en stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Bart Verschaffel Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2007-2008
Ontwerpend onderzoek: compacte woningbouw in loods 22 - Voorhaven Gent Diederick Verhaeghe
Promotor: prof. ir.-arch. Dirk De Meester Begeleiders: Marc De Kooning, arch. Tania Vandenbussche Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Burgerlijk ingenieur-architect
Vakgroep Architectuur en stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Bart Verschaffel Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2007-2008
Voorwoord
Overzicht
Deze meesterproef behandelt de problematiek van het herbestemmen van industrieel erfgoed naar wooneenheden. Bij dit soort projecten worden nagenoeg altijd luxelofts ontworpen en worden de ruimtelijke kwaliteiten van het beschermde gebouw vaak genegeerd of wordt enkel het herkenbare uiterlijke silhouet als belangrijk beschouwd. Als academische oefening heb ik binnen een beschermde loods onderzocht of compacte woningen een alternatief bieden voor de geplande luxelofts en wat de implicaties daarvan zijn. Ik wou zowel de ruimtelijke kwaliteiten van het erfgoed in zijn bestaande toestand als het oorspronkelijke silhouet van het gebouw deel maken van de ervaring van de bewoners en de bezoekers. Het doel van mijn onderzoek was na te gaan hoe mensen uit normale gezinssituaties ook kunnen genieten van het collectief architecturaal erfgoed en hun sites. De realiteitsgraad van deze opzet moet wel in vraag gesteld worden. De renovatie van dit soort erfgoedgebouwen is enorm duur en projectontwikkelaars willen hun investering dan ook zo snel mogelijk terugverdienen. Luxelofts verkopen lijkt in dat opzicht een veel efficiëntere marktstrategie. De vraagstelling naar alternatieve woonvormen binnen de context van industrieel erfgoed biedt niettemin een interessante basis voor een academische oefening.
Trefwoorden: herbestemmen, compacte woningbouw
Dankwoord
Toelating tot bruikleen
Ik dank Prof. ir.-arch. Dirk De Meester en arch. Marc De Kooning voor hun begeleiding bij alle facetten van de meesterproef, evenals arch. Tania Vandenbussche, arch. Lieve Van De Ginste en arch. Beatrice Hofkens. Verder dank ik prof. ir.-arch. Charlotte Nys, ir.-arch. Rolf Vansteenwegen, ir.-arch. Nathan Van Den Bossche en ir.-arch. Koen Verswijver voor hun hulp en advies bij specifieke deeltaken. Ik dank Dirk Valvekens, Francis Catteeuw, Fabian Vandermeersche en Stijn Devos voor hun bereidwilligheid in het doorspelen van documenten en informatie over de site. In het bijzonder dank ik ir.-arch. Jelle Laverge voor het spontaan aanreiken van informatie, referenties en contactpersonen en Tine Fiers voor haar advies, steun en geduld gedurende de volledige duur van het project.
De auteur geeft de toelating deze meesterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de meesterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze meesterproef.
industrieel
erfgoed,
Deze meesterproef onderzoekt de mogelijkheid om een beschermde katoenloods in de Gentse Voorhaven te herbestemmen naar een complex voor compacte wooneenheden. De inplanting en ruimtewerking van het bestaande gebouw evenals de opbouw en de draagkracht van de structuur worden geanalyseerd. Er wordt een nieuwe organisatie ontwikkeld die toelaat een zo groot mogelijk aantal woningtypes voor verschillende gezinsgroottes te onderzoeken. Deze organisatie moet bovendien technisch en ruimtelijk interessant zijn binnen de gegeven context van loods 22 en zijn omgeving. De organisatie laat een grote vrijheid toe in het genereren van een totaalontwerp en binnen de individuele woning. Bij de ontwikkeling van deze organisatie en de uitwerking ervan wordt bijzondere aandacht besteed aan de ruimtelijke ervaring van het oorspronkelijke gebouw en zijn omgeving.
Datum
Handtekening
RESEARCH AND DESIGN: COMPACT HOUSING UNITS IN HANGAR 22, VOORHAVEN GENT Diederick Verhaeghe Promotor: Prof. Ir.-Arch. Dirk De Meester Assistants: Arch. Marc De Kooning, Arch. Tania Vandenbussche I. INTRODUCTION In this thesis I examine the possibilities and qualities of organising compact housing units in a historical hanger. Most architects, when presented with a historical building of this kind, choose to design luxurious and extremely expensive apartments. In many of these designs, only the mere presence of the historical building is regarded important, while the spatial and structural qualities of building are being neglected. I wanted to examine if compact housing forms an interesting alternative to these luxurious apartments, meanwhile trying to incorporate the visual and spatial qualities of hangar 22. II. HISTORY I examine the building and its site throughout history to try and discover the influence of the building on its surroundings and the influence of these surroundings on the building. At the moment there are several project running on the building itself and similar buildings in the same area of Gent. I research these projects to discover how the designs cope with the technical possibilities an restrictions of the building and how they incorporate the spatial and visual qualities of hanger 22 and its surrounding. III. ANALYSIS The site of Hangar 22 is an isolated area in an already isolated part of Gent. I evaluate the historical building and its surroundings as they are today to determine how the building is currently regarded. I analyse the construction of the building in great detail to discover new possibilities of decisive restrictions in handling the project. I also analyse the spaces that are created because of the structural design and how the special qualities of hangar 22 can be reused in my designs. IV. ORGANISATION I try to find an interesting equilibrium between the quantity and diversity of compact housing units within the building and the quality and flexibility of every individual housing unit, while coping with the possibilities and the
qualities already present in hangar 22. I examine what qualities the design for the building have to offer for the tenants. Within the design for the building I examine a wide range of housing types to be able to formulate an answer on the question of compact housing as a valid alternative to luxurious apartments. For every type of housing unit I maximize the possibilities and flexibility by selecting the fewest possible number of organising elements. I examine how to place these elements to create flexible quality housing units. V. MATERIALISING I search for ways to cope with the visual and spatial qualities of hangar 22. I examine how materialising my designs within the historical building reflects on the impression and experience of the building as well as on the quality of the individual housing units. VI. CONCLUSION Compact housing units can offer an alternative for luxurious apartments in historical buildings. The quality of housing units is dependant on de qualities of the building they are designed for. Neglecting the qualities a historical building has to offer is unacceptable, but important qualities for the building as a whole may prove a disadvantage for the individual housing units. It is important to find an equilibrium between the two.
Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding
1
Hoofdstuk 2: Een kleine geschiedenis van de Gentse Voorhaven 2.1. Het Gentse schiereiland 2.2. Een historische site 2.3. De heropwaardering van een verloederde wijk 2.4. Een kritische blik op project “loods 22”
2 2 2 2 5
Hoordstuk 3: Een analyse van de site 3.1. Inleiding 3.2. Een geïsoleerd industriegebied 3.3. De opbouw van loods 22 3.4. De ruimtewerking binnen de loods 3.5. Het constructief gedrag bij woonbelasting 3.6. Conclusies
6 6 6 7 10 11 13
Hoofdstuk 4: De herbestemming van loods 22 4.1. Inleiding 4.2. Hoe de ontwerper omgaat met historische gebouwen 4.3. De ontwikkeling van een nieuwe organisatie voor loods 22 4.4. De ontwikkeling van de individuele wooneenheden 4.5. Conclusies
15 15 15 15 28 33
Hoofdstuk 5: De uitwerking van het ontwerp 5.1. Inleiding 5.2. De restauratie van loods 22 5.3. De vormgeving van het nieuwe woonprogramma in loods 22 5.4. Conclusies
40 40 40 40 45
Hoofdstuk 6: Slot
50
Referentielijst
51
Bijlagen Bijlage A: Architectuurplannen voor project “loods 22” door Catteeuw architectuur praktijk
A-1
Bijlage B: Detailonderzoek van de structuurelementen van loods 22 Kelderverdieping - gietijzeren kolom Kelderverdieping - primaire balk Kelderverdieping - secundaire balk Kolom type 1 Kolom type 2 Gelijkvloers langsgevel - vakwerk Gelijkvloers binnen - vakwerk Gelijkvloers dwarsgevel - vakwerk Gelijkvloers - balk Gelijkvloers - luifel 1ste verdieping langsgevel - vakwerk 1ste verdieping binnen - vakwerk 1ste verdieping dwarsgevel - vakwerk 1ste verdieping - dakspant 1ste verdieping - luifel Structuurplannen
B-1 B-2 B-4 B-5 B-6 B-9 B-11 B-13 B-16 B-17 B-19 B-20 B-22 B-26 B-27 B-31 B-32
Bijlage C: Thematisch onderzoek van de individuele wooneenheden 1 bouwlaag, 4m breed, gelijkvloers, centraal 1 bouwlaag, 4m breed, gelijkvloers, hoek 1 bouwlaag, 4m breed, verdieping, hoek 1 bouwlaag, 6m breedn, gelijkvloers, centraal 1 bouwlaag, 8m breedn, gelijkvloers, centraal 2 bouwlagen, 4m breed, verdieping, centraal 2 bouwlagen, 6m breed, verdieping, centraal 2 bouwlagen, 8m breed, verdieping, centraal 2 bouwlagen, 4m breed, verdieping, hoek 3 bouwlagen, 4m breed, verdieping, centraal
C-1 C-2 C-5 C-8 C-10 C-14 C-19 C-23 C-27 C-31 C-34
Documenten Horizontale snede +0mm Horizontale snede +2700mm Horizontale snede +6900mm Horizontale snede +10700mm Verticale snede AA Verticale snede BB Verticale snede CC Verticale snede DD Aanzicht oost Aanzicht zuid Detail horizontale snede Detail verticale snede Detail aanzicht
1 Inleiding In deze meesterproef onderzoek ik op een ontwerpende manier hoe industrieel erfgoed op een kwalitatieve manier kan herbestemd worden naar compacte wooneenheden. De meeste reconversies naar woningen bij erfgoed zijn projecten voor luxelofts, waarbij vooral de locatie en het bekende silhouet van het gebouw in de stad uitgespeeld worden, terwijl de ruimtelijke kwaliteiten van het bestaande gebouw en de impact van de reconversie op de omgeving vaak genegeerd worden. De site van de Gentse Voorhaven biedt een perfect voorbeeld van deze manier van omspringen met een geklasseerde site. De site van de Gentse Voorhaven heeft een rijke industriële geschiedenis en deze ontwikkelingen liggen aan de basis van de aanpalende sociale woonwijk en hebben een grote impact gehad op de evolutie ervan. De nieuwe ontwerpen voor de site negeren de omliggende woonwijk volledig en richten zich op een rijker publiek. Daarbij wordt gerekend op nieuwe rechtstreekse verbindingen met het stadscentrum van Gent voor het slagen van de projecten. Op de site zijn drie loodsen bewaard gebleven en het onderzoek zou op elk van deze loodsen gevoerd kunnen worden. De resultaten zijn dan ook op de drie loodsen toepasbaar, al zullen ze genuanceerd moeten worden door de kleine structurele verschillen tussen de gebouwen. Door de verschillende lopende projecten zijn er recente gegevens en onderzoeken beschikbaar over de site en zijn gebouwen. Ik koos loods 22 als basis voor mijn onderzoek omdat ik over deze loods het meeste gegevens kon verzamelen en ik op de medewerking kon rekenen van Dirk Valvekens, Francis Catteeuw, Fabian Vandermeersche en Stijn Devos, respectievelijk de eigenaar van loods 22 en 23, de architect belast met de reconversie ervan, de ingenieur bij het project en de aannemer die de werken uitvoert. Als antwoord op de lopende projecten onderzoek ik of compacte woningbouw een kwalitatief alternatief kan bieden voor de geplande luxelofts. Als referentie voor compacte woningbouw vertrek ik van de aanbevolen minimum woonoppervlaktes bij sociale woningbouw. Ik zoek naar een organisatie die een grote variatie aan woningtypes en woonoppervlaktes toelaat om een zo groot mogelijk aantal woonmogelijkheden te onderzoeken. Deze organisatie moet een evenwicht vormen tussen de absolute kwantiteit aan woningen binnen het totaalontwerp, de compactheid van de eenheden onderling, de flexibiliteit van het totaalontwerp en de individuele woning en de aangeboden levenskwaliteit voor iedere bewoner. De ontwikkelde organisatie moet bovendien constructief en technisch interessant zijn binnen de gegeven structuur
evenals de ruimtelijke kwaliteiten ervan uitspelen. Om een nieuwe organisatie voor loods 22 te kunnen ontwikkelen onderzoek ik de geschiedenis van de site. Op die manier kan er een beeld gevormd worden van welk belang de historische gebouwen hadden en welke invloed ze op hun omgeving uitoefenden. Door vervolgens de toekomstplannen voor de Voorhaven te bestuderen kan er een beeld gevormd worden van hoe er vandaag naar deze historische site wordt gekeken. Ik beoordeel de inplanting van het gebouw in zijn omgeving en de kwaliteiten van de loods als historisch gebouw, maar ga eveneens op zoek naar nieuwe kwaliteiten die door het herbestemmen van de opslagplaats benut kunnen worden. Daarnaast is het belangrijk te onderzoeken hoe loods 22 constructief opgebouwd is om te ontdekken wat de structurele en technische mogelijkheden of beperkingen zijn bij het ontwerpen van een nieuwe invulling. Rekening houdend met de bestudeerde kwaliteiten en mogelijkheden van de loods en zijn omgeving ga ik op een ontwerpende manier op zoek naar een organisatie die op een kwaliteitsvolle manier de loods kan herbestemmen tot een complex voor compacte wooneenheden. Zowel bij het ontwikkelen van deze organisatie als bij de uitwerking ervan schenk ik bijzondere aandacht aan de visuele en ruimtelijke ervaring die het historische gebouw reeds te bieden heeft.
1
2 Een kleine geschiedenis van de Gentse Voorhaven 2.1. Het Gentse schiereiland
resterende loodsen zouden het zelfde lot ondergaan, ware het niet dat er een plan ontstond om de levenskwaliteit en de werkgelegenheid in de buurt te verhogen door de overgebleven loodsen te herbestemmen. Op 20 november 1996 werden de nog bestaande loodsen beschermd omwille van hun industrieelarcheologische en architectuurhistorische waarde. De loodsen waren een van de eerste voorbeelden in België waar enkel gebruik gemaakt werd van warmgewalste staalelementen om de structuur samen te stellen. Loods 20 werd integraal beschermd, inclusief de bijhorende havenkranen, en van loods 22 en 23 werd het stalen skelet geklasseerd.
De vroegere havenbuurt, waar nu de wijk MuideMeulestede ligt, is een enigszins geïsoleerd gedeelte van Gent. Het is een schiereiland dat omringd is door dokken en kanalen. Het stuk land dat verbonden is met het Gentse vasteland vormt de belangrijkste toegangsweg naar de woonwijk, via de Vliegtuiglaan. Het gebied is ook bereikbaar via de Muidebrug en de Meulestedebrug, die vaak openen voor scheepsverkeer. Op dit terrein, langs het kanaal Gent-Terneuzen, ligt de Gentse Voorhaven, een strook van 1,1 km lang waar nog enkele loodsen bewaard zijn gebleven uit het tijdperk van de Gentse textielnijverheid. De industriële infrastructuur staat er al geruime tijd verlaten bij en ook de woonwijk MuideMeulestede laat een verloederde indruk na. Toch hangt er een zekere nostalgische sfeer op de ooit bloeiende site.
2.2. Een historische site In 1827 startte een grootschalige aanleg van haveninfrastructuur te Gent. De Sassevaart werd omgevormd tot het kanaal Gent-terneuzen. Daarna werden op de linkeroever textielfabrieken opgetrokken door o.a. “Filature de la nouvelle Orléans”, “Galveston”, “Parmentier” en “Van Hoegaarden en Cie”. Op de rechteroever werden tussen 1885 en 1892 vijf havenloodsen (figuur 2.1 en 2.2, p. 2) gebouwd die dienst deden als overslagplaats voor het katoen dat door buitenlandse schepen via het kanaal werd aangevoerd. Vanuit deze loodsen werd het katoen vervolgens naar de textielfabrieken in Gent en omstreken verspoord. Emile Braun, die op dat ogenblik ingenieur was in dienst van de stad Gent, tekende de plannen voor de vijf loodsen op de rechteroever. De structuur werd volledig samengesteld uit aan elkaar geklonken warmgewalste staalelementen. De eerste loods die werd opgetrokken was loods 22. Deze loods was opgebouwd uit nieuwe elementen. Daarna werden opeenvolgend loods 23 24, 21 en 20 opgetrokken. Voor deze vier loodsen werden staalelementen gerecupereerd uit enkele loodsen die door Cockerill gebouwd waren voor de wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1885. Na de teloorgang van de Gentse textielnijverheid raakten de loodsen in onbruik. Midden de jaren tachtig ging loods 21 tegen de vlakte om plaats te maken voor een firma die elektromotoren produceert en begin jaren negentig werd loods 24 eveneens gesloopt. De drie nog
figuur 2.1 - Historische foto (bron onbekend)
figuur 2.2 - Historische foto (bron onbekend)
2.3. De heropwaardering van een verloederde wijk In de negentiende eeuw vormde de Gentse Voorhaven een aantrekkingspool voor de industrie en de bijhorende arbeiderswijken. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw verplaatste de industrie zich noordwaarts langs het 2
kanaal, waar er grotere en diepere dokken waren. Door het wegtrekken van de industrie raakte de buurt rond de Voorhaven langzaam in verval. In de jaren tachtig werden de arbeiderswoningen aan de Muide aanzien als de meest verwaarloosde woningen van Gent. Er was vaak maar een enkel toilet voor 25 woningen en de straat was een open riool.Vandaag leven er verschillende sociale bevolkingsgroepen in deze wijk. Er zijn de oorspronkelijke bewoners, zijnde schippers aan wal, voormalige havenarbeiders en hun nakomelingen en er wonen een groot aantal Turkse immigranten in de wijk. Recentelijk komen ook jonge Oost-Europese gezinnen er wonen. De wijk ondervindt daarnaast last van een grote verkeersstroom naar de meer noordelijke industriezone. Vrachtwagens die van de ene oever van de Gentse haven naar de andere willen, moeten door de woonwijk heen. Vanaf het einde van de jaren tachtig startte de stad Gent met de afbraak van de meest verkrotte woningen, de bouw van enkele sociale woningen en de aanleg van een openbaar domein. Geen enkel project werd voltooid. De laatste jaren wordt opnieuw geprobeerd om de leefbaarheid van de wijk te verhogen door kwaliteitsvolle woningen te voorzien en de werkgelegenheid te verhogen, ditmaal door private ondernemingen. Er loopt een uitgebreide waaier aan projecten in Muide-Meulestede, waaronder enkele projecten voor sociale woningbouw, de herbestemming van de oude katoenloodsen en de aanleg van een nieuw bedrijventerrein aan de Lourdeshoek. Ook het verkeersprobleem wordt aangepakt. De geplande Handelsdokbrug moet een betere verbinding realiseren tussen de Afrikalaan en de Gentse stadsring. Deze verbinding moet ervoor zorgen dat het verkeer zich van de Muide naar de stadsring verplaatst. Het uiteindelijke doel van de projecten is om nieuwe bewoners en economische activiteiten aan te trekken. Het project “Nieuwe Voorhaven” (figuur 2.3, p. 3) behandelt de herbestemming van de 1,1km lange strook waar de havenloodsen staan. In loods 20 wordt een outletcenter gepland. In een outletcenter worden oude collecties of licht beschadigde merkkleding verkocht. Naast dit outletcenter komt een parking voor 730 wagens die zich uitstrekt tot aan de spoorweg. In loods 22 en loods 23 komen luxelofts en kantoorruimtes. Tussen deze loodsen is een ondergrondse parking voorzien. Op de site waar vroeger loods 21 stond, zal een plein aangelegd worden met de nodige uitrusting om grote evenementen te organiseren en er zal waterrecreatie mogelijk zijn door de bouw van een drijvend ponton. Aan de overkant van de weg, tussen de Voorhavenlaan en de Londenstraat komt een buurtpark met mogelijkheden voor sport en spel. Het terrein van loods 24 word niet verkocht en blijft voorlopig een groenzone. De plannen voor Muide-Meulestede werden teruggekoppeld naar de bewoners, waarbij er vooral veel protest kwam op het outletcenter in loods 20. Marktstudies hadden aangetoond dat het complex klanten zou aantrekken uit een wijde omgeving, waartoe
Site Loods 24
Loods 23
Loods 22
Site Loods 21
Loods 20
figuur 2.3 - Project “Nieuwe Voorhaven” 3
zelfs de provincie Henegouwen behoort. De Muide is een schiereiland waar de Vliegtuiglaan de enige grote verbinding met het stadscentrum van Gent is, waarna klanten van het outletcenter de woonwijk moeten doorkruisen. Dit zou de verkeerslast voor de bewoners verhogen. De andere mogelijke verbindingen naar de wijk zijn de Muidebrug en de Meulestedebrug, die beiden regelmatig geopend worden voor het scheepvaartverkeer. Deze bruggen zouden een verdere stijging van autoverkeer niet aankunnen. De 730 voorziene parkeerplaatsen zouden ook onvoldoende zijn tijdens de piekmomenten, waardoor tijdens het weekend, wanneer de bewoners thuis zijn, de verkeersoverlast in de wijk nog groter zou worden. Door de bouw van de Handelsdokbrug die de Afrikalaan met de stadsring moet verbinden, zou door een rechtstreekse verbinding met het centrum van Gent de stijgende verkeerslast in de woonwijk worden beperkt. De kredieten voor deze brug staan echter niet op de begroting. Het kan dus nog enige jaren duren voor de bouw ervan gestart wordt. Het project voor de komst van het outletcenter werd in 1999 gekoppeld aan de komst van deze brug, omdat een goede verkeersafwikkeling anders onmogelijk zou zijn. Het buurtcomité zag de bezoekersstroom van 1,8 miljoen mensen door hun woonwijk niet zitten en stapte naar de Raad van State met de vraag het project in te krimpen. De Raad heeft nog geen definitieve beslissing genomen maar formuleerde wel al een negatief advies over het bijzonder plan van aanleg dat de bouw van een outletcenter in die omgeving mogelijk zou maken. Loods 20, inclusief de havenkranen, werd volledig gerenoveerd, maar de plannen voor het outletcenter werden opgeborgen. Er wordt reeds gezocht naar een nieuwe locatie. Er worden tevens plannen gemaakt om op het terrein naast loods 20 een sociaal blok van 200 tot 250 woningen neer te poten. De gerenoveerde loods zou als silhouet in het havenlandschap blijven staan. Locus Developments wil loods 22 herbestemmen tot een complex met acht kantoren en twintig luxelofts. Het gebouw krijgt aan de oostkant twee monumentale circulatiekernen die elk toegang geven tot vier kantoorruimtes en tien lofts. De half verzonken sokkel uit metselwerk zal individuele bergruimtes bevatten voor de lofts. Bijlage A bevat de plannen voor dit project. Op het gelijkvloers van loods 22, dat zich bovenop de sokkel van 1,1m hoogte bevindt, worden acht polyvalente ruimtes voorzien. Deze zijn te huur of te koop en kunnen worden ingericht als kantoor of showroom, ook handelszaken zijn een mogelijkheid. Activiteiten die hinderlijk zouden zijn voor de bovenliggende wooneenheden of de verkeerslast in de wijk zouden verhogen, worden geweerd. De kantoorruimtes komen in vier types voor en variëren in oppervlakte tussen 248m² en 589m². De ruimtes zijn toegankelijk via de centrale circulatiekernen en via de sokkel van het gebouw. De originele vakwerkstructuren worden zichtbaar gelaten binnen de kantoren. Een sprinklersysteem moet zorgen
voor de brandveiligheid en de ruimtes kunnen individueel verwarmd worden vanuit een gemeenschappelijke stookruimte in de onderliggende sokkel. Afhankelijk van hun oriëntatie en afmetingen worden de ruimtes verkocht voor €275000 tot €650000. De lofts liggen op de eerste verdieping en hebben allen een ruim buitenterras. Twaalf lofts kijken uit op het kanaal Gent-Terneuzen, aan de westzijde van het gebouw, waar dagelijks talrijke binnenschepen voorbijvaren. De overige acht lofts kijken uit op de New-York straat. In deze straat werden in de jaren negentig al twee andere loftprojecten gebouwd door Locus Developments, namelijk Big Ben Lofthouse en Big Apple Lofthouse, die samen een twintigtal lofts bevatten. In de lofts in loods 22 is het mogelijk een duplexverdieping te construeren onder de zadeldaken van het gebouw, maar de bewoner dient dit op eigen initiatief te doen. De originele houten daken worden behouden en gerestaureerd en centraal worden daklichten voorzien, die tijdens de dag voor overvloedig daglicht moeten zorgen. In iedere loft wordt minstens één van de Polonceauspanten die het houten dak ondersteunen zichtbaar gelaten.Vanop de duplexverdieping is een zicht naar buiten mogelijk doordat de vijf meter hoge wand tussen de loft en het terras uit glas is opbebouwd. Alle lofts worden casco aangeboden. Er is wel reeds toevoer voor gas, water, elektriciteit, teledistributie en telefonie voorzien. Er komt ook een aansluiting op het rioleringsstelsel van het gebouw en in het dak worden openingen gemaakt voor verluchting, verwarming, dampkap en open haard. Er worden verschillende types lofts voorzien, die variëren in oriëntatie en afmetingen. De hoeklofts hebben, wanneer de duplexvloer volledig gerealiseerd zou worden, een totale beloopbare binnenoppervlakte van 462m². De terrassen aan de west- en oostzijde zijn niet overdekt, de noord- of zuidgeoriënteerde terrassen wel. De terrasoppervlakte per loft bedraagt 64m². De twee hoeklofts aan de waterzijde worden verkocht voor €1250000, de overige twee aan de straatzijde voor €690000. De centraal gelegen lofts variëren in binnenoppervlakte tussen 173m² en 263m², indien de duplexvloeren volledig gerealiseerd zouden worden door de bewoners. Deze lofts hebben allen een breedte van acht meter, maar variëren in diepte, afhankelijk van hun positie ten opzichte van de centrale circulatiekokers. Elke loft beschikt ook over een terras van 32m². De verkoopsprijzen schommelen tussen €235000 en €395000, afhankelijk van hun oriëntatie en oppervlakte. In april 2008 is de renovatie van de staalstructuur van loods 22 gestart. De duur van de werken voor deze loods wordt geschat op twee jaar. Pas na de voltooiing van de renovatie en de herbestemming van loods 22 zal loods 23 op een gelijkaardige manier onder handen genomen worden.
4
2.4. Een kritische blik op project “loods 22”
de zichtbaar gelaten structuur enkel decoratief is. Eenmaal de bezoeker het gebouw binnentreedt is er nooit het gevoel van in een grootschalig industrieel complex te vertoeven. De loods in zijn geheel is enkel voelbaar bij de benadering van het gebouw. De historische locatie, het weidse uitzicht over de omgeving en de overvloedig aangeboden oppervlakte per eenheid zorgen ervoor dat de verkoopsprijs van de eenheden absurd hoog ligt. Het ervaren van de originele constructie en de mogelijkheden en levenskwaliteit van de eenheden lijken voor het ontwerp en bij de prijsbepaling van ondergeschikt belang.
Het ontwerp voor loods 22 maakt gebruik van de verschillen in ruimte en structuuropbouw tussen de verschillende vloeren. De introverte kelderruimtes worden gebruikt voor technische ruimtes en al dan niet private bergingen, op het gelijkvloers wordt het woud van kolommen onderverdeeld in grote lege ruimtes en op de eerste verdieping worden wooneenheden georganiseerd die gebruik kunnen maken van de grote hoogte onder het zadeldak. Het ontwerp biedt echter niets dan lege ruimte aan. Vooral bij de woningen wordt een oppervlakte afgebakend zonder deze te testen naar mogelijkheden of bruikbaarheid. Door de grote oppervlaktes van de eenheden worden ze luxelofts genoemd, maar de voorbeeldinrichtingen (figuur 2.x, p.4) illustreren een weinig efficiënt ruimtegebruik en een lage woonkwaliteit. Het lijkt alsof de overvloedig aangeboden oppervlakte het tekort aan efficiëntie en mogelijkheden moet compenseren. De circulatie gebeurt primair via twee symmetrisch geplaatste kernen. Door de plaatsing van de centrale kernen is iedere ruimte ook enigszins anders. Elk van deze variaties ontstaat louter door de ontsluitingen en negeert op dit punt de ritmiek van het gebouw waarin ze ontworpen zijn. Het gelijkvloers kan afhankelijk van de functie van de lege ruimtes ook benaderd worden via de gevel, na het betreden van de sokkel. De kelder kan secundair bereikt worden door openingen in die sokkel. De woonverdieping is enkel te bereiken via de centrale kernen. Naast de twee monumentale ingangen zijn over de omtrek van het gebouw dan ook verschillende kleine trappenpartijen voorzien om de sokkel te betreden of af te dalen in de kelder. Deze trappenpartijen zijn grotendeels origineel, maar doorbreken de monumentaliteit van de loods door het prismatische volume van de sokkel aan te tasten (figuur 2.4, p. 5).
figuur 2.4 - Loods 20 (2007-10-11) Zowel in de kantoren als in de woningen is de originele structuur zichtbaar gelaten. De visuele geslotenheid van het ontwerp zorgt er echter voor dat de totale opbouw en de schaal van de originele loods verloren gaan, waardoor 5
3 Een analyse van de site 3.1. Inleiding
bevinden zich tussen de loodsen. De meeste poorten liggen gewoon langs de Voorhavenlaan, maar enkele creëren een kruispunt met straten uit de woonwijk. Aan de overkant van de straat staat een rij hoogstammen die oorspronkelijk geplant zijn om de woonwijk te scheiden van de vroegere industriezone. Achter de gesloten rij bomen ligt een klein speelpleintje.
In dit hoofdstuk bekijk ik de Gentse Voorhaven en in het bijzonder loods 22 in hun huidige toestand. Ik bekijk hoe het beschermde gebouw zich tot de site van de Voorhaven verhoudt en onderzoek de benaderingswegen en toegankelijkheid ervan. Ik bestudeer de structurele opbouw van loods 22 en bespreek deze in dit hoofdstuk. De twee overige nog bestaande loodsen hebben een gelijkaardige opbouw, maar verschillen licht in afmetingen en structuuronderverdelingen. Deze loodsen worden niet verder bestudeerd in deze meesterproef. Door de opbouw van de loodsen worden ruimtes met uiteenlopende karakters gecreëerd. Het verdwijnen van de oorspronkelijke functie van de katoenloodsen en het teniet gaan van de oorspronkelijke gevels zorgen ervoor dat het gebouw en zijn ruimtes in hun huidige toestand op een andere manier ervaren worden dan vroeger het geval was. Door de constructieve opbouw te analyseren kan ik de structurele efficiëntie van het gebouw beoordelen. Ik voer ook een controle uit naar de draagkracht van de loods om te voorspellen hoe de structuur zich zal gedragen bij het nieuwe woonprogramma. Door de structuur op die manier te onderzoeken, krijg ik een zicht op de mogelijkheden en de beperkingen ervan.
3.2. Een geïsoleerd industriegebied De Gentse Voorhaven is een strook van 1,1km ingesloten tussen het kanaal Gent-Terneuzen en de Voorhavenlaan. Om de site te bereiken moet de bezoeker de woonwijk Muide-Meulestede doorkruisen. Deze woonwijk is een soort schiereiland dat ingesloten is door verschillende dokken en het kanaal. Dit schiereiland is enkel bereikbaar via enkele bruggen die het met het Gentse stadscentrum verbinden (figuur 3.1 ,p. 6 en figuur 3.2, p. 7). De Gentse voorhaven is door zijn oorspronkelijke functie geïsoleerd van de rest van het schiereiland. Het terrein waarop de loodsen staan is te bereiken via de Voorhavenkaai, die langs het kanaal loopt of via de eerder genoemde Voorhavenlaan. Op de Voorhavenkaai, bij loods 20, staan nog enkele beschermde havenkranen. Onder deze kranen is autoverkeer mogelijk. Aan de kant van de Voorhavenlaan staat een smeedijzeren hekwerk over de volledige lengte van de Voorhaven. In dit hekwerk zijn grote poorten aanwezig. Deze poorten
figuur 3.1 - Terrein Muide-Meulestede (Maps.live.com) Er zijn nog drie van de vijf oorspronkelijke loodsen aanwezig in de Gentse Voorhaven. Deze loodsen zijn 100m[1] lang en 43m[1] breed. De kroonlijst bevindt zich op 9m[1] boven het straatniveau en de nok van het dak bevindt zich op 15m[1] boven het straatniveau. Iedere loods heeft een bruikbare oppervlakte van ongeveer 12 000m²[1] verspreid over drie bouwlagen. Wat nog 6
valt de ommuring samen met een rij kolommen en aan de overige zijden is er een doorgang van 1m tussen de kolommen en de gemetste wand. Centraal werden in twee stroken ruimtes georganiseerd die van elkaar gescheiden worden door massieve wanden die van kolom naar kolom gemetst zijn. Alle kolommen en wanden steunen op een gemetste fundering en ook de vloer bestaat uit metselwerk (figuur 3.3 en 3.4, p. 7).
overblijft van de loodsen na hun lange leegstand is de gemetste sokkel met daarop de stalen skeletstructuur. Hierdoor blijft het klassieke silhouet aanwezig op de site, maar door het verdwijnen van de oorspronkelijke gevels zijn de gebouwen zeer transparant geworden.
figuur 3.3 - Opbouw van loods 22 (3d simulatie)
figuur 3.2 - Luchtfoto Muide-Meulestede (Maps.live.com) figuur 3.4 - loods 22 (2007-10-11) Over de volledige omtrek van de ommuring zijn openingen gemaakt voor circulatie, toegangen en ramen. Deze openingen komen op vaak onregelmatige afstanden van elkaar voor en lijken dan ook willekeurig geplaatst te zijn. Ook binnen de ruimtes in de centrale zone zijn enkele uitzonderingen in opbouw aanwezig. In één ruimte is een extra onderverdeling aangebracht door middel van licht metselwerk en in een andere ruimte zijn de oorspronkelijke gietijzeren kolommen en samengestelde stalen profielen vervangen door een nieuwere staalstructuur. De reden hiervoor is onbekend. Op de kolommen en wanden steunt een grid van samengestelde stalen I-liggers. De primaire balken liggen in de lengterichting van de loods, van gemetste kolom naar gemetste kolom over een gietijzeren kolom. Ze hebben een hoogte van 246mm. De secundaire
3.3. De opbouw van loods 22 Loods 22 bestaat uit een stalen bovenbouw op een massieve gemetste sokkel. De sokkel zet 1,6m onder het straatniveau aan en steekt er 1,1m bovenuit. Het hoogteverschil maakte laden en lossen eenvoudiger. De structuur van de kelderverdieping binnen deze sokkel bestaat uit zware gemetste kolommen op een grid van 8x4,3m[2]. Het grid telt dertien van deze kolommen in de lengterichting en tien in de dwarse richting. Er zijn kolommen van 0,7x0,7m en van 0,9x0,9m, afhankelijk van het stalen element dat erop steunt. In de lengterichting van het gebouw staat er tussen iedere twee gemetste kolommen een gietijzeren kolom. De kelder is ommuurd door een massieve gemetste wand. Aan de oostzijde 7
balken dragen tussen gemetste kolommen, muren en primaire balken. Door hun hoogte van 210mm kunnen ze in een primaire balk gelegd worden. De primaire en secundaire balken vormen een grid van 2x4.3m[2]. Wanneer er gemetste wanden aanwezig zijn, worden de samengestelde I-liggers onderbroken. In de zone tussen de buitenste rij kolommen en de ommuring van de kelder bevinden zich kleinere warmgewalste I-liggers. Deze steunen van gemetste kolommen, primaire of secundaire balken naar de ommuring van de kelder en bevinden zich op onregelmatige afstanden van elkaar. Tussen alle kelderbalken zijn gewelven uit metselwerk geconstrueerd (figuur 3.5 en 3.6, p. 8).
enkele gietijzeren kolommen en de meeste van de trappen of hellingen naar de kelder zijn ingestort. Ook de betonnen vloer bovenop de sokkel is in de loop der tijd zwaar beschadigd geraakt door blootstelling aan het buitenklimaat en vegetatie. Bovenop deze sokkel werd een stalen skeletstructuur geconstrueerd. Deze structuur is volledig opgebouwd uit warmgewalste staalelementen die aan elkaar geklonken zijn. Boven iedere gemetste kolom in de kelder steunt een stalen kolom. Deze kolommen staan dus eveneens op een grid van 8x4,3m[2]. Dit grid telt dertien stalen kolommen in de lengterichting en elf in de dwarse richting. De eerste rij kolommen staat voor de sokkel en steunt op een gemetste fundering (figuur 3.7, p. 8). Het terugtrekken van de sokkel zorgde voor een doorgang voor treinverkeer, waar het katoen in het droge kon ingeladen worden. Het vloerniveau van de sokkel is aan de overige kanten breder dan het grid van kolommen (figuur 3.8, p. 8).
figuur 3.5 - Opbouw van loods 22 (3d simulatie)
figuur 3.7 - loods 22 (2007-10-11)
figuur 3.6 - loods 22 (2007-10-11) De omranding bovenop de sokkel is gemaakt uit blauwe hardsteen. Deze rand heeft een lichte overkraging ten opzichte van de onderliggende muur. Binnen deze omranding, bovenop de gemetste gewelven, werd een betonnen vloer gegoten. Bovenop de sokkel werden ook enkele volumes bijgebouwd, waarbij er vaak openingen naar de kelder werden voorzien. Elk van deze uitzonderingen is echter een latere toevoeging of wijziging. De kelderstructuur is op bepaalde plaatsen in povere toestand. Er zijn lichte verzakkingen ter hoogte van
figuur 3.8 - loods 22 (2007-10-11) Er zijn twee types stalen kolommen. Aan de omtrek en op de centrale as van het gebouw zijn er kolommen van het eerste type. Deze kolommen lopen door over twee bouwlagen tot aan de dakstructuur. De overige kolommen vullen de rest van het grid op en stoppen ter hoogte van de eerste verdiepingsvloer. 8
In de lengterichting van de loods, uitgezonderd in de gevel, overspannen vakwerken van 1m hoogte de 8m[3] afstand tussen twee stalen kolommen. Deze vakwerken zijn volledig samengesteld uit warmgewalste onderdelen en hebben iedere meter een knooppunt. De exacte opbouw verschilt afhankelijk van welke types kolommen het vakwerk ondersteunen (figuur 3.9 en 3.10, p. 9).
de vakwerken werden dichtgetimmerd. Centraal in de loods draagt iedere meter een warmgewalste I-ligger met een hoogte van 235mm van kolom naar kolom of van vakwerkknoop naar vakwerkknoop. Deze balken overspannen de 4,3m[2] tussen de samengestelde vakwerken en zorgen voor een verdeling van de belasting. Op deze verdeelbalken liggen golfplaten waarop een lichte betonnen vloer is gestort. Dit vloerniveau bevindt zich op 4,2m boven het niveau van het gelijkvloers. In de loop der tijd zijn er op verschillende plaatsen openingen gemaakt in deze vloer voor de installatie van trappen, liften en takels. Deze openingen werden gerealiseerd door middel van raveelconstructies. De eerste verdiepingsvloer is net zoals de onderliggende vloer in slechte staat door blootstelling aan de buitenomgeving en vegetatie (figuur 3.11 en 3.12, p. 9).
figuur 3.9 - Opbouw van loods 22 (3d simulatie)
figuur 3.11 - Opbouw van loods 22 (3d simulatie)
figuur 3.10 - loods 22 (2007-10-11) De vakwerken in de gevel zijn gelijkaardig van opbouw aan deze centraal in het gebouw, maar ze hebben een gebogen onderzijde. Ook in de dwarse gevel zijn er vakwerken met een gebogen onderzijde. Deze dwarse vakwerken doen dienst als windverband. De gebogen onderzijde is een esthetische keuze, aangezien de gevels van loods 20 en loods 23 wel uit rechte vakwerken zijn opgebouwd. Aan de kolommen en vakwerken in de gevel is een kleine uitkraging bevestigd. Deze uitkraging werd vroeger gebruikt als staanplaats om goederen van de havenkranen naar binnen te trekken. Vandaag bestaat deze uitkraging enkel nog aan de oost- en de westzijde van loods 22, maar oorspronkelijk bestond ze over de volledige omtrek. De oorspronkelijke gevel van het gebouw bevond zich op de lijn van de buitenste rij kolommen en bestond uit een combinatie van lichte gemetste wanden en golfplaten deuren. De openingen in
figuur 3.12 - loods 22 (2007-10-11) De stalen kolommen van het eerste type, die zich in de gevel en op de centrale as van het gebouw bevinden, lopen door voorbij de eerste verdiepingsvloer. Hierdoor worden op de verdieping twee grote openruimtes van 96x21,4m[2] afgebakend. De kolommen steunen over de volledige omtrek van de loods en op de centrale as samengestelde vakwerken die net als bij de onderliggende verdieping 1m hoog zijn. De vakwerken in de dwarse richting doen 9
maar oorspronkelijk bestond deze over de volledige omtrek. Bovenop de knooppunten van de polonceauspanten zijn gewalste I-liggers bevestigd die de houten dakbedekking dragen. Het grootste deel van het houten dak is weggerot. Ongeveer 1m boven de I-ligger in de nok is een tweede identieke I-ligger geconstrueerd. Hierdoor krijgt het dak centraal een steilere helling. In die zone was oorspronkelijk een daklicht over de volledige lengte van het gebouw voorzien. Aan de zuidkant, de noordkant en centraal zijn er tussen de dakspanten windverbanden aanwezig, bestaande uit gekruiste stalen trekkers (figuur 3.15 en 3.16, p. 10).
opnieuw dienst als windverband. Op de centrale as hebben de vakwerken een extra versteviging ter hoogte van de kolommen (figuur 3.13 en 3.14, p. 10).
figuur 3.13 - Opbouw van loods 22 (3d simulatie)
figuur 3.15 - Opbouw van loods 22 (3d simulatie)
figuur 3.14 - loods 22 (2007-10-11) De dakconstructie is opgebouwd uit polonceauspanten, waarbij de centrale trekker in de dezelfde horizontale lijn ligt als de onderzijde van de twee verbonden driehoeksvakwerken. Onder de trekker is er een vrije hoogte van 3,8m[2]. De totale hoogte onder de nok bedraagt 9,2m[2]. De dakspanten liggen op 4m van elkaar en steunen van kolom naar kolom of van het midden van een vakwerk naar het midden van het overliggende vakwerk. De spanten die op kolommen steunen, krijgen een extra versteviging ter hoogte van hun steunpunten. Op die manier worden portieken gecreëerd die voor een windverband zorgen in de dwarse richting. Aan de noorden zuidzijde van de loods dragen halve dakspanten van hoeken van het gebouw naar de nokken van de eerste polonceauspanten. Deze diagonale spanten worden extra ondersteunt door I-liggers die vanaf de overige kolommen en het midden van de eerste vakwerken naar het spant dragen. Over de omtrek van het gebouw plooit de daklijn opnieuw naar boven onder de vorm van een luifel, bevestigd aan iedere kolom. De structuur van deze luifel bestaat enkel nog aan de oostzijde van de loods,
figuur 3.16 - loods 22 (2007-10-11) De plannen en de doorsnedes van de structuur van loods 22 zijn te vinden in deel 1 van de bijgevoegde documentenbundel op schaal 1/500 en bijlage B bevat de inventaris van alle structuurelementen.
3.4. De ruimtewerking binnen de loods De complexe opbouw van de constructie zorgt ervoor dat er enkele totaal verschillende ruimte-ervaringen ontstaan binnen de loods. De massieve opbouw van de kelder 10
visueel zeer lichte polonceauspanten. Hierdoor ontstaan twee enorme identieke open ruimtes, met een vrije hoogte onder de nok van 9.2m[2] (figuur 3.19, p. 11). Door uitkragingen aan de gevel is het op de eerste verdieping, net zoals op het gelijkvloers, mogelijk om buiten de gevel van het gebouw te treden.
creëert een reeks introverte donkere ruimtes, ontsloten door enkele al even introverte gangen (figuur 3.17, p. 11). Doordat de kelder een gedeelte boven de grond uitsteekt, krijgen deze gangen een beetje licht door de raamopeningen die over de omtrek van de kelder verdeeld zijn. Deze ramen bevinden zich ongeveer op ooghoogte en geven een zicht op het terrein rond de loods. Doordat de kelder boven de grond uitsteekt vormt hij eveneens een sokkel voor de bovenstaande loods. Dit effect wordt nog versterkt doordat de sokkel breder is dan de stalen bovenbouw. Deze sokkel diende oorspronkelijk om laden en lossen te vereenvoudigen. Het hoogteverschil zorgt nu voor een grotere drempel bij het betreden van het gelijkvloers van de loods, maar tegelijk ook voor een kleinere drempel tussen de kelderverdieping en het straatniveau.
figuur 3.18 - loods 22 (2007-10-11)
figuur 3.17 - loods 22 (2007-10-11) Aan de oostzijde is de sokkel teruggetrokken ten opzichte van de stalen structuur, waardoor de eerste rij kolommen tot op het straatniveau doorloopt. In deze zone konden de treinen in het droge geladen worden. Deze terugtrekking, samen met de bredere rand aan de overzijde, creëert een asymmetrie in de dwarse richting van het gebouw en zorgt ervoor dat het gewicht van het gebouw visueel naar het kanaal Gent-Terneuzen verschuift. In de lengterichting is het gebouw wel volledig symmetrisch. Van buitenaf lijkt de stalen bovenbouw een zeer dense structuur, maar binnenin verschilt deze indruk sterk tussen de verdiepingen. Het gelijkvloers is een woud van kolommen in een grid van 8x4.3m[2]. De vakwerken die de structuur vormen van de bovenliggende vloer zorgen ervoor dat er galerijen ontstaan in de lengterichting van het gebouw. In de dwarse richting zorgen diezelfde vakwerken voor een visuele obstructie. Daardoor lijk het gelijkvloers in de lengte veel transparanter dan in de breedte (figuur 3.18, p. 11). Op de eerste verdieping verdwijnt het grootste deel van de kolommen en enkel deze in de gevel en centraal in het gebouw lopen door tot aan de dakstructuur. Tussen elk van deze kolommen dragen zware vakwerken, maar de overspanning van 21,4m[2] wordt gemaakt door de
figuur 3.19 - loods 22 (2007-10-11)
3.5. Het constructief gedrag bij woonbelasting Om het gedrag van de bestaande constructie bij een normale woonbelasting te voorspellen heb ik een inventaris en analyse gemaakt van de verschillende structuurelementen, hun onderdelen en hun draagkracht. De inventaris van de structuurelementen heb ik opgesteld op basis van enkele beperkte documenten die mij door Fabian Vandermeersche die als ingenieur voor het huidige loftproject optreedt, verstrekt werken. Deze beperkte structuurdocumenten heb ik aangevuld met eigen opmetingen en foto’s die ik tijdens verschillende werfbezoeken heb genomen. Tenslotte heb ik enkele aannames en schattingen moeten maken voor elementen waarover geen gegevens verkrijgbaar waren en die door hun hoogte of andere veiligheidsrisico’s onbereikbaar 11
waren. Het gaat hier meerbepaald om de diagonale dakspanten in de hoeken van de loods, de balken die deze spanten helpen ondersteunen en de verdeelbalken bovenop de polonceauspanten. Deze elementen zijn dan ook niet opgenomen in de eerder genoemde inventaris. Loods 22 werd ontwikkeld voor de opslag van katoenbalen. Gezien de functie als opslagplaats kan aangenomen worden dat de structuur vooral op draagkracht berekend werd en dat doorbuiging van ondergeschikt belang was. Onverwerkt katoen heeft een massadichtheid van 1540 tot 1560kg/m³ en er is geweten dat de vloer van de eerste verdieping oorspronkelijk berekend is op een last van 1500kg/m²[4]. Over de onderliggende vloeren zijn geen gegevens bekend, maar hun draagkracht wordt op een veelvoud daarvan geschat[4]. Omdat het gebouw in een verouderde staat verkeert, is het gevaarlijk om voor aannames omtrent de draagkracht van deze waardes uit te gaan, maar zelfs indien er een veiligheidsmarge zou worden ingerekend zal de oorspronkelijke draagkracht de gestelde eisen voor het nieuwe woonprogramma in grote mate overschrijden. Bij wonen zijn de eisen qua doorbuiging echter wel strenger dan bij een opslagfunctie en deze dienen gecontroleerd te worden. Het onderzoek naar de draagkracht is dan ook niet zozeer gemaakt om de draagkracht van de loods te bepalen, maar eerder om het constructief gedrag van de staalstructuur te voorspellen bij het nieuwe woonprogramma, met het doel nieuwe ontwerpmogelijkheden en beperkingen van de structuur te ontdekken. In het kader van die voorspelling heb ik voor de analyse van de draagkracht van de staalelementen enkele geometrische en rekenkundige vereenvoudigingen doorgevoerd. Gezien loods 22 herbestemd wordt naar een complex voor wooneenheden wordt voor de mobiele belasting een waarde van 200kg/m² gebruikt en vanuit het voorspellend standpunt van de structuuranalyse, wordt voor de vloerpakketten en de dakopbouw een richtwaarde aangenomen. Voor de eigenschappen van het staal heb ik mij gebaseerd op een materiaalanalyse van vier stalen onderdelen afkomstig uit loods 22. Deze materiaalanalyse werd uitgevoerd door de Vakgroep Metallurgie en Materiaalkunde van de Universiteit Gent in het kader van de renovatie van de loods. De analyse omvatte de bepaling van de chemische samenstelling via spectraalanalyse, de bepaling van het N-gehalte door de smeltmethode, de evaluatie van de lasbaarheid en een trekproef op één van de vier elementen. De resultaten van deze analyse werden mij ter beschikking gesteld door eerder genoemde Fabian Vandermeersche. Enkel de elementen centraal in het gebouw test ik op hun draagvermogen, omdat deze aan de grootste belastingen onderworpen worden. Er kan aangenomen worden dat de gelijkaardige elementen in de gevel minstens even goed zullen presteren als hun tegenhangers centraal in het gebouw. Daarnaast bereken ik ieder structuurelement afzonderlijk zonder de omliggende elementen in rekening te brengen en zijn ze zo gemodelleerd dat ze dragen
tot de assen van de steunpunten. Er wordt ook steeds gerekend met de minimumsectie van de onderdelen indien de opbouw ervan varieert over de lengte van het structuurelement. Door deze vereenvoudigingen zijn de gevonden resultaten representatief voor alle variaties op eenzelfde element. Bij de berekeningen verwaarloos ik de verouderde staat van de loods en reken ik met de volle staalsectie van de onderdelen. Dit valt te motiveren omdat bij de elementen waar enkel oppervlakteroest aanwezig is slechts een verwaarloosbare sectievermindering optreedt en de elementen waar het staal intern beschadigd is en afbladert bij de restauratie uit veiligheidsoverwegingen vervangen zullen worden. De berekeningen zijn gemaakt met het programma Buildsoft Powerframe en voor de beoordeling van de resultaten kijk ik naar de doorbuiging van de elementen en de knik- en staafweerstand van alle onderdelen waaruit de elementen opgebouwd zijn. In Eurocode 1 wordt aangeraden de doorbuiging van vloeren te beperken tot 1/300 van hun overspanning bij gebruiksgrenstoestand of 1/200 bij uiterste grenstoestand. In sommige gevallen kan een strengere grens nodig zijn omwille van de functie van het gebouw, de eigenschappen van de wandbekleding, het behoorlijk functioneren van liften… Bij de beoordeling van de doorbuiging kies ik om in gebruiksgrenstoestand te rekenen en zo enkel de mobiele belastingen in rekening te brengen omdat deze rekenmethode onafhankelijk is van de schattingen die gemaakt zijn voor de vloerpakketten en de dakopbouw. Ik beperk de toelaatbare doorbuiging van de elementen tot 1/500 van de overspanning om zo een veiligheid voor de verouderde staat van de structuur in te rekenen. De knikweerstand en de staafweerstand moeten bij een uiterste grenstoestand voor ieder onderdeel steeds lager zijn dan 100%. Indien deze grens overschreden wordt, kan het desbetreffende onderdeel bezwijken onder de opgelegde belastingen. Voor de inventaris van de staalelementen en hun onderdelen, evenals de resultaten van de berekeningen verwijs ik naar bijlage B. De structuur van loods 22 is behoorlijk complex. Het aantal verticale structuurelementen daalt naarmate men hoger in het gebouw komt en hierdoor stijgen de overspanningen. Door deze veranderingen in het aantal verticale dragers en de verschillen in overspanningen heeft ieder vloerniveau een compleet andere structurele opbouw. Desondanks is opbouw van loods 22 erg efficiënt en kunnen er nagenoeg geen elementen worden weggenomen of onderbroken zonder de stabiliteit van het gebouw in gedrang te brengen. De verdeelbalken boven het gelijkvloers bieden de enige mogelijkheid tot het onderbreken van de staalstructuur. Deze onderbrekingen kunnen verwezenlijkt worden door middel van raveelconstructies zodat de ondersteunde vloerplaat structureel als een geheel blijft werken. Uit de gekende draagkracht van de eerste verdieping en de schatting omtrent de onderliggende vloeren kan afgeleid worden dat de funderingen minstens berekend 12
zijn op 1500kg/m² voor elk van de drie vloerniveaus. De funderingen zouden dan ook geen probleem mogen ondervinden bij het nieuwe woonprogramma en de eventuele inbreng van nieuwe elementen als wanden en vloeren. Uit de resultaten van de draagkrachtberekeningen is af te leiden dat de elementen van de staalstructuur van loods 22 sterk overgedimensioneerd zijn voor het nieuwe woonprogramma. De constructie voldoet ruimschoots aan de vooropgestelde criteria voor sterkte en stijfheid. Enkel de verdeelbalken boven het gelijkvloers vertonen onder een individuele belasting een behoorlijke doorbuiging. Deze balken kunnen daardoor enkel gebruikt worden voor het ondersteunen van de vloerplaat. Wanden of andere massieve elementen zullen moeten steunen op de vakwerken boven het gelijkvloers of doordragen tot op het grid van balken boven de kelder. De hoogte van de open ruimtes op de eerste verdieping biedt de mogelijkheid tot het inbrengen van een tweede verdiepingsvloer. Na de analyse van de draagkracht moet wel worden benadrukt dat deze nieuwe vloer niet aan de dakstructuur kan worden opgehangen. De dakstructuur werd enkel berekend op wind- en sneeuwbelastingen en deze criteria zijn onafhankelijk van het programma van het gebouw. Hierdoor zijn de elementen van de dakstructuur als enige niet overgedimensioneerd voor het nieuwe woonprogramma en zouden enkele trekkers van de polonceauspanten bezwijken onder de bijkomende belasting van een extra vloerniveau. Een mogelijke nieuwe verdiepingsvloer moet worden gesteund op de onderliggende structuur. Dit kan op de vakwerken boven het gelijkvloers of op het balkenraster boven de kelder.
beleving krijgen. De structurele opbouw verschilt sterk tussen de verschillende bouwlagen. Het aantal verticale dragers vermindert hoe hoger men in het gebouw komt en iedere vloer heeft een andere verdeelstructuur. De keldervloer is een gemetste vloer op volle grond. De betonnen vloer van het gelijkvloers wordt ondersteund door een raster van 2x4.3m[2] van balken en wanden. De eerste verdiepingsvloer bestaat eveneens uit beton en draagt op rijen vakwerken die op 4.3m[2] van elkaar liggen. Het dak is een houten structuur die op polonceauspanten rust. Door deze opbouw krijgen de verschillende verdiepingen een eigen ruimte-ervaring. De kelderverdieping bestaat uit massieve introverte ruimtes, het gelijkvloers is een woud van kolommen en de eerste verdieping bestaat uit twee grote open ruimtes. De ruimtes variëren verder afhankelijk van de richting waarin gekeken wordt. De structurele opbouw van loods 22 is complex, maar logisch ontwikkeld. Bij de structuuropbouw zijn weinig overbodige elementen aanwezig en de mogelijkheden tot het onderbreken van de staalstructuur beperken zich daardoor tot de verdeelbalken die de verdiepingsvloer ondersteunen. Op deze plaats kunnen verticale relaties tussen de bouwlagen gemaakt worden. De onderbrekingen dienen geconstrueerd te worden met raveelconstructies zodat de vloerplaat van de eerste verdieping toch als geheel blijft werken. Dit is een techniek die in het verleden ook vaak is toegepast in de verschillende loodsen. De stalen structuur van loods 22 is sterk overgedimensioneerd voor het nieuwe woonprogramma en voldoet ruimschoots aan de criteria voor sterkte en stijfheid. Enkel de verdeelbalken die de verdiepingsvloer ondersteunen vertonen onder individuele belasting een significante doorbuiging. Deze balken kunnen dan ook enkel gebruikt worden om de vloerplaat te ondersteunen. De funderingen van loods 22 zijn oorspronkelijk berekend op minstens 1500kg/m²[4] voor elk van de drie vloerniveaus. Het nieuwe woonprogramma zorgt voor een sterke reductie van de belastingen ten opzichte van het originele programma en er kan bijgevolg verondersteld worden dat het inbrengen van nieuwe wanden of vloerniveaus geen problemen zal opleveren. Bij het inbrengen van nieuwe wanden of vloeren moet wel rekening gehouden worden met de ondersteuning ervan. Wanden of andere massieve elementen moeten op de vakwerken boven het gelijkvloers steunen of doordragen tot op de kelderconstructie. Het is ook niet mogelijk een bijkomende vloer aan de dakconstructie op te hangen. De trekkers in de driehoeksspanten zouden bezwijken onder de bijkomende belasting. Nieuwe vloerniveaus moeten daardoor eveneens gesteund worden op de vakwerken boven het gelijkvloers of op het balkenraster boven de kelder.
3.6. Conclusies De Gentse Voorhaven bevindt zich in de woonwijk Muide-Meulestede en ligt langs het kanaal GentTerneuzen. De wijk is een soort schiereiland binnen Gent, omringd door verschillende dokken en het kanaal. Op dit schiereiland werden enkele buffers ontwikkeld tussen de toenmalige woonwijk en het vroegere havengebied. Deze ingrepen zorgen er nu nog steeds voor dat de Voorhaven een geïsoleerde zone is op het Gentse schiereiland en er zijn slechts enkele verbindingen met de naastliggende woonwijk. De drie loodsen op de site hebben allen hetzelfde herkenbare silhouet. Ze bestaan allen uit een gemetste sokkel met daarop een stalen skeletstructuur met uitkragingen en luifels aan de gevels. Een deel van deze luifels en uitkragingen die belangrijk zijn voor het herkenbare beeld van de loodsen zijn in de loop der tijd verdwenen. Door de asymmetrische verhouding tussen de sokkel en het stalen skelet lijkt het gewicht van de loodsen visueel naar het kanaal Gent-Terneuzen verschuiven. Het verdwijnen van de oorspronkelijke gevels zorgt ervoor dat het oorspronkelijke silhouet van de loodsen bewaard blijft, maar tegelijk dat ze een nieuwe transparante 13
[1] Deze afmetingen zijn een ruwe schatting om een idee te geven van de schaal van het gebouw. [2] Deze afmetingen zijn in functie van de leesbaarheid van de tekst afgerond op 0.1m. [3] Deze afmetingen zijn gemeten tot op de centrale as van de kolommen. De reële lengtes van de vakwerken verschillen afhankelijk van welke kolommen hen ondersteunen. [4] Deze gegevens komen uit een interview met Fabian Vandermeersche, de ingenieur belast met de constructieve aspecten van project “loods22”.
14
4 De herbestemming van loods 22 4.1. Inleiding
hersteld moet worden naar het oorspronkelijke beeld. Door de herbestemming krijgen ruimtes vaak nieuwe betekenissen en moeten deze geëvalueerd worden naar de kwaliteiten voor hun nieuwe functie. Ook de evolutie van de omgeving kan het beeld van een historisch gebouw wijzigen, waardoor het herstellen van dit gebouw naar zijn oorspronkelijk toestand zelfs een vervreemdend effect kan veroorzaken. Door veroudering, leegstand of veranderende functies doorheen de tijd kunnen elementen bijgebouwd of verdwenen zijn. Deze wijzigingen moeten enerzijds bekeken worden in functie van de waarde die ze hebben voor het historische gebouw en zijn site, maar evenzeer in functie van wat ze kunnen betekenen voor het nieuwe programma. Tenslotte is er de durf nodig om zelfs de meest originele aspecten van het historische gebouw in vraag te stellen met het oog op de herbestemming of het programma van de herbestemming zelf in vraag te stellen als deze de kwaliteiten van het erfgoed niet kan benutten.
In dit hoofdstuk zoek ik naar een kwalitatief evenwicht tussen de haalbare hoeveelheid en diversiteit aan woningen en de compactheid en flexibiliteit van iedere individuele eenheid binnen de structurele en technische mogelijkheden en de visuele en ruimtelijke kwaliteiten van loods 22 en zijn omgeving. Ik behandel de organisatie van het nieuwe woonprogramma op schaal van de inplanting, het gebouw en de individuele wooneenheid. Ik onderzoek kort hoe kan omgesprongen met industrieel erfgoed in het algemeen en specifiek voor loods 22 onderzoek ik wat dit gebouw voor zijn omgeving betekent, welke kwaliteiten de historische site te bieden heeft en welke nieuwe kwaliteiten door het nieuwe woonprogramma kunnen worden benut. Ik ontwikkel een totaalontwerp dat mij toelaat een groot aantal verschillende woningtypes voor verschillende gezinssamenstellingen te onderzoeken om een gefundeerd antwoord te kunnen bieden op de vraag of compact wonen een kwaliteitsvol alternatief kan bieden voor het concept van luxelofts. Tevens onderzoek ik welke kwaliteiten een totaalontwerp de bewoner moet kunnen aanbieden en hoe deze kwaliteiten kunnen gerealiseerd worden binnen de structurele en technische mogelijkheden van loods 22. Daarbij maak ik de visuele en ruimtelijke kwaliteiten die de beschermde loods te bieden heeft inherent deel van de beleving van de bewoner en de bezoeker van het complex. Voor ieder woningtype en iedere woonoppervlakte onderzoek ik de mogelijkheden en flexibiliteit van de beschikbare ruimte door een minimum aan organiserende elementen te zoeken die bepalend zijn voor de woning binnen de context van de loods en het totaalontwerp en deze organiserende elementen te testen in sterk uiteenlopende indelingen en concepten.
4.3. De ontwikkeling van een nieuwe organisatie voor loods 22 4.3.1. Aanpak - Door het ontwikkelen van een nieuw programma voor loods 22 onderzoek ik hoe er op een kwalitatieve manier kan omgesprongen worden met compacte woonoppervlaktes binnen de context van industrieel erfgoed. Ik onderzoek welke aspecten die de ruimtes kunnen definiëren en hoe de bruikbaarheid en kwaliteit ervan gemaximaliseerd kunnen worden. De mogelijke concepten om deze problematiek aan te pakken worden evenwel sterk bepaald door de context waarin gewerkt wordt. Daarnaast bestudeer ik de mogelijkheden van het bestaande gebouw en hoe de kwaliteiten ervan vertaald kunnen worden naar het nieuwe ontwerp en de individuele wooneenheden. De ontwikkeling van een woonprogramma voor loods 22 is dan ook een zoektocht naar een evenwicht tussen de mogelijkheden en kwaliteiten die de bestaande loods te bieden heeft voor het nieuwe woonprogramma en de kwaliteiten die dit nieuwe programma kan bieden voor de bewoner.
4.2. Hoe de ontwerper omgaat met historische gebouwen Vooraleer ik zelf met een ontwerp voor loods 22 gestart ben, heb ik gezocht naar voorbeelden waarbij industriële gebouwen een reconversie ondergingen. De nieuwe programma’s bij deze projecten zijn uiteenlopend, maar er kunnen wel lessen geleerd worden met betrekking tot de behandeling van de bestaande context. Het erfgoed is een gegeven waarmee respectvol omgesprongen moet worden, maar dit betekent niet dat het gebouw volledig
4.3.1. Kwantiteit - In een eerste ontwerp onderzoek ik hoe de oppervlakte van de loods op een maximale manier benut kan worden, zonder daarbij veel aandacht te schenken aan de levenskwaliteit voor de bewoners of de kwaliteiten die de site te bieden heeft (figuur 4.1, p. 16). Voor de bepaling van de woonoppervlaktes baseer ik 15
mij op de aanbevolen minimum woonoppervlaktes voor sociale woningbouw in België. De verschillende aspecten van het woongebeuren worden georganiseerd op de verdieping die zich door zijn ruimtewerking er best toe leent. In de kelder voorzie ik de toegang tot de woningen en hun private bergruimtes. In iedere eenheid is een verticale circulatie aanwezig die alle vloeren met elkaar verbindt. De toegang in de kelder laat toe het contact tussen de woningen en de buitenomgeving te minimaliseren waardoor ik een zeer dense bovenbouw kan realiseren. Tussen de kolommen van het gelijkvloers liggen de private woongedeeltes als slaapkamers en badkamers. Op de eerste verdieping organiseer ik de leefruimtes en ik construeer een tweede verdieping zodat iedere eenheid een buitenruimte heeft bovenop de woning. Om iedere woning toch van een minimum hoeveelheid daglicht te voorzien, laat ik centraal een smalle strook onbebouwd. Er is slechts één type woning bij dit ontwerp, maar door de asymmetrie van de loods komt het wel in twee varianten voor. Langs het kanaal en centraal in het gebouw zijn er achtenveertig woningen voor drie personen mogelijk en langs de Voorhavenlaan zijn er vierentwintig woningen voor vier personen voorzien.
Deze organisatie geeft een indicatie voor de maximale bezetting van het gebouw. Door het ontwerp te beoordelen krijg ik een beeld op de tekorten die deze ontwerpmethode met zich meebrengt en welke aspecten belangrijk zijn om, ondanks de compactheid van de woningen, toch een hoge levenskwaliteit te bieden, evenals hoe de kwaliteiten eigen aan loods 22 en zijn omgeving daarin kunnen meespelen. 4.3.3. Diversiteit - De kelderruimtes lenen zich door hun geslotenheid uitstekend tot de organisatie van al dan niet private bergruimtes en technische lokalen. De transparante stalen bovenbouw kan ik dan gebruiken om de woningen zelf te organiseren. In het eerste ontwerp deelde ik verder alle woonfuncties in op de verdieping die er zich het meest toe leende. Het is echter onmogelijk de vraag naar kwalitatieve compacte woningen binnen de context van loods 22 te beantwoorden door slechts één type of oppervlakte te onderzoeken. Daarom is het belangrijk een diversiteit aan woningtypes en woonoppervlaktes te ontwerpen. Daarnaast moet ook binnen ieder woningtype op verschillende manieren geleefd kunnen worden. De individuele woning moet kunnen evolueren in de tijd afhankelijk van gezinswijzigingen of wanneer er nieuwe bewoners intrekken. Door de aanwezige vloeren in de loods te gebruiken en een tweede verdiepingsvloer te construeren ter hoogte van de trekkers van polonceauspanten kan ik drie woningtypes onderscheiden, afhankelijk van het aantal bouwlagen. De woningen met één bouwlaag kunnen vergeleken worden met gewone appartementen. De woningen met twee bouwlagen bevinden zich boven de woningen met één bouwlaag en tonen gelijkenissen met duplexappartementen. Tenslotte zijn de woningen met drie bouwlagen analoog aan rijwoningen. Deze verschillende types moet ik voor verschillende gezinsgroottes kunnen testen. Hiervoor moet ik kunnen variëren in de afmetingen van iedere woning (figuur 4.2, p.17). Als ik zowel de breedte als de diepte van de wooneenheden variabel maak, kan ik zoeken naar de meest gunstige oppervlaktes en verhoudingen. De meest gunstige verhoudingen voor verschillende woningtypes die boven elkaar liggen zullen weliswaar verschillen en zullen aan elkaar aangepast moeten worden om constructief en technisch haalbaar te zijn. Daarnaast zal elk van deze verhoudingen genuanceerd moeten worden om structureel te passen binnen de context van loods 22. Door de grote diversiteit in verhoudingen en oppervlaktes en de aanpassingen ervan door onderlinge relaties en de ligging in de loods wordt het zeer moeilijk om een ontwerpsystematiek te ontwikkelen die voor ieder van deze woningen werkt en tegelijk een kwalitatieve beleving biedt. Daarom is het nodig de vrijheid in afmetingen enigszins te beperken. Ik kies ervoor om slechts één afmeting vrij te laten voor variatie. Indien ik kies om de breedte van de woningen vast te leggen en ze in hun diepte te laten variëren kan er op een
figuur 4.1 - Eerste ontwerp (schema) 16
relatief eenvoudige manier een eenduidig ontwerpsysteem ontwikkeld worden dat een grote diversiteit aan woningtypes en woonoppervlaktes toelaat. De grotere woningen worden weliswaar zeer diep ten opzichte van hun breedte en alle woningen krijgen onafhankelijk van hun oppervlakte een even groot geveloppervlak. Door de diepte van de woningen te kiezen en in de breedte de variëren wordt het ontwerpsysteem nog eenvoudiger, maar laat het een even grote diversiteit aan woningen toe. Zo kan ik op een eenvoudige manier een gevarieerd totaalontwerp genereren. De verhoudingen bij grotere woningen zijn ook gunstiger dan bij een variabele diepte en grotere woningen krijgen ook een groter geveloppervlak. 4.3.4 Kwaliteit - Het is belangrijk alle aangeboden woningen van gelijkwaardige kwaliteiten te voorzien en op een evenwaardige manier te laten genieten van de kwaliteiten van loods 22 en zijn omgeving zodat er geen hiërarchie is tussen de woningen onderling. Hiervoor moet iedere woning aan de omtrek van de loods gelegen zijn (figuur 4.3, p. 17). De oost- en westzijde geven de mooiste uitzichten over de omgeving en zijn daarom de geprefereerde kijkrichtingen. Aan de oostzijde krijgen de bewoners een zicht op het smeedijzeren hekwerk, de bomenrij aan de overkant van de straat en het achterliggende speelpleintje in de woonwijk. Aan de westzijde is er een zicht op het kanaal Gent-Terneuzen en het voorbijvarende scheepsverkeer. Door de buitengevel van de woningen terug te trekken is het mogelijk om de woningen van een buitenterras te voorzien dat eveneens kan genieten van deze uitzichten. Door de asymmetrie van de gemetste sokkel ten opzichte van de stalen bovenbouw is prefereer ik om de woningen met één of twee bouwlagen aan de westzijde en de woningen met drie bouwlagen aan de oostzijde te organiseren. Op die manier kan iedere woning voorzien worden van een private buitenruimte. Om voldoende daglicht te voorzien in de woningen is een voldoende groot geveloppervlak nodig. Bij woningen die aan drie zijden ingesloten zijn, wordt de bewoner door de eenzijdig oriëntatie beperkt in de organisatie van zijn woning. Daarom maak ik voor iedere woning een tweede gevel vrij (figuur 4.4, p. 17). Dit kan gebeuren door de woningen te organiseren rond lichtopeningen of door de woningen in groepen of stroken te organiseren. Ik beperk het aantal buitengevels tot twee omdat een derde of vierde gevel vrijmaken voor een inefficiënt oppervlaktegebruik binnen de loods zorgt. Daarom breng ik lokaal het oorspronkelijke daklicht opnieuw aan om de verdiepingen van zenitaal licht te voorzien.. Bij het organiseren van woningen rond lichtopeningen ontstaan er een aantal woningtypes die enkel van elkaar verschillen door de oriëntaties van hun gevels. Dit is een weinig interessante diversiteit omdat éénzelfde type en grootte van woning hierdoor in verschillende varianten voorkomt. Deze extra diversiteit maakt het moeilijk
figuur 4.2 - Afmetingen (schema)
figuur 4.3 - Uitzicht (schema)
figuur 4.4 - Gevels (schema) 17
om een eenduidig ontwerpsysteem te ontwikkelen voor de verschillende woningtypes en woonoppervlaktes. De oriëntatie van de gevels bepaalt tevens de vrijheid waarmee de bewoner zijn woning kan indelen. In dat opzicht zijn twee tegenovergestelde buitengevels interessanter dan wanneer deze gevels een hoek vormen. Daarbij is het wel belangrijk de diepte van de woning te beperken ten opzichte van de buitengevels. Als ik de woningen in stroken in de lengterichting van het gebouw organiseer kan ik iedere woning voorzien van twee tegenovergestelde buitengevels en krijgen beide woonzones door de verticaliteit en breedte van de kloof die ertussen geslagen wordt bovendien een meer private woonbeleving.
gebouw. De woningen kunnen nog verder gegroepeerd worden door op iedere as meerdere technische ruimtes te voorzien. Bij de positionering van deze assen houd ik rekening met de kwaliteiten en vrijheden die ze de woningen aanbieden en met hun organiserend effect op de kelderverdieping. Ik zorg ervoor dat de techniek centraal in de woningen aankomt om de gevels zoveel mogelijk vrij te houden en de meer gesloten sanitaire ruimtes in het donkerste gedeelte van de woning te kunnen organiseren. In de kelder organiseert de positie van de assen de opdeling van de al dan niet private bergruimtes. 4.3.5. Structuur - Voor de opbouw van mijn ontwerp voor loods 22 probeer ik maximaal gebruik te maken van de aanwezige beschermde structuur en de verschillende opbouwen van de vloeren te respecteren. Daarnaast construeer ik wel een nieuw vloerniveau ter hoogte van de trekkers van de polonceauspanten om de bruikbare oppervlakte binnen de loods te verhogen. Dit vloerniveau kan gesteund worden op de vakwerken boven het gelijkvloers of op het balkenraster boven de kelder. Als ik opteer om te steunen op de vakwerken worden door hun ligging in de lengterichting van de loods de afmetingen die een nieuwe vloer kan aannemen sterk gedicteerd en word ik gedwongen een grote hoeveelheid van de beschermde structuur binnenin elke woning op te nemen. Daarom is het aangewezen het nieuwe vloerniveau door te steunen op de secundaire balken van de kelderverdieping die in de dwarse richting van de loods lopen. Hierbij is het aangewezen de reeds aanwezige scheidingswanden tussen de woningen te gebruiken als draagstructuur. Door hun nieuw belang voor de structurele werking van het ontwerp moeten de scheidingwanden tussen de woningen nu steunen op het grid van de balken die het gelijkvloers ondersteunen. Hierdoor worden de breedtes van de woningen bepaald op een veelvoud van 2m[1]. Aan de westzijde van het gebouw test ik woningen van 4m[1], 6m[1] en 8m[1] breedte. Woningen van 2m[1] breed zijn te smal en te klein om op een kwalitatieve manier te kunnen inrichten en woningen breder dan acht meter vallen door hun oppervlaktes buiten het kader van mijn onderzoek naar compacte wooneenheden. Bij de plaatsing van de dragende scheidingswanden moet rekening gehouden worden met de ritmering van de oorspronkelijke staalstructuur. Bij woningen van 4m[1] breed moet vermeden worden dat er een dakspant door de woning loopt omdat dit de mogelijkheden van de tweede verdieping sterk beperkt. Bij woningen van 6m[1] breed is er altijd een dakspant aanwezig en het is ook onvermijdelijk dat er in sommige van deze woningen kolommen in de ruimte zullen staan en bij woningen van 8m[1] breed is het belangrijk ervoor te zorgen dat er slechts één dakspant centraal door de woning loopt en dat de scheidingswanden ter hoogte van de kolommen staan om een zo vrij mogelijk plan te garanderen. Binnen deze beperkte randvoorwaarden kunnen de
figuur 4.5 - Techniek (schema) 4.3.5. Techniek - De technische bediening van de woningen organiseer ik vanuit de kelder om de oppervlaktes binnen de transparante bovenbouw maximaal te kunnen benutten voor de wooneenheden. Het is belangrijk een technische werking voor het nieuwe programma van loods 22 te ontwikkelen die de gewenste diversiteit aan woningtypes en woonoppervlaktes toelaat. In de kelder is er een vrije hoogte van 2,25m en door het plaatsen van technische kokers onder dit plafond zal de doorgang in de kelderruimtes verhinderd worden. Daarom is het belangrijk een eenvoudige opbouw te realiseren vanuit de kelder, zodat ik de resterende kelderruimtes op een nuttige manier kan inzetten in het totaalontwerp. De meest eenvoudige opbouw die toch een grote variatie toelaat in de bovenbouw is alle technische voorzieningen te laten samenkomen op één enkele as. Om de woningen voor hun technische voorziening in groepen te kunnen opdelen, voorzie ik weliswaar twee technische assen (figuur 4.5, p. 18). Deze assen bedienen respectievelijk de woningen aan de west- en aan de oostzijde van het 18
scheidingswanden op een vrije manier geplaatst worden en kan er een grote keuze gemaakt worden in wooneenheden en hun onderlinge relaties. Aan de oostzijde waar de woningen uit drie bouwlagen bestaan plaats ik de scheidingswanden op regelmatige afstanden van 4m[1] van elkaar om een rechtstreekse link toe te laten met een individuele bergruimte in de kelder. Binnen deze woningen wordt daardoor iedere bouwlaag van het originele gebouw opgenomen. Woningen van 2m[1] breed bieden weinig mogelijkheden en kwaliteiten en bredere woningen maken door de bestaande opdelingen in de kelder de relatie over alle bouwlagen onmogelijk of vallen door hun oppervlaktes buiten het kader van mijn onderzoek.
toegangsweg vanuit de woonwijk Muide-Meulestede een kruispunt vormt met de toegang van de site. Vanuit deze twee circulatieknooppunten moeten alle woningen bereikbaar zijn voor de bezoekers van het complex. Iedere voordeur ontwerp ik als een rechtstreekse toegang tot de leefruimtes van de woningen om een zo vrij mogelijk plan te garanderen en om de zuivere circulatieruimte binnenin de woningen te minimaliseren.
4.3.7 Circulatie - Een verticale circulatie voor iedere woning laat een hoge densiteit aan woningen toe binnen de stalen bovenbouw. Uit het eerste ontwerp is gebleken dat de voordelen van deze densiteit echter niet opwegen tegen de lage levenskwaliteit van een aantal van de woningen. Ik opteer om alle woningen aan de omtrek van loods 22 te organiseren en verlaag daarmee het mogelijke aantal woningen ten voordele van hun individuele kwaliteiten. Hierdoor verdwijnt de motivatie voor een individuele bediening per woning. Bovendien streef ik naar een verhoogde diversiteit binnen het totaalontwerp waardoor ik woningen onderzoek die boven elkaar gelegen zijn. Door deze diversiteit zou het zeer complex worden om binnen de staalstructuur van loods 22 voor iedere woning een eigen bediening te voorzien. Een individuele benadering biedt evenwel een hogere identiteit aan een woning dan wanneer haar bewoner gebruik moet maken van een collectieve circulatie, maar een grote hoeveelheid aan individuele benaderingen maken een gebouw moeilijk leesbaar voor bezoekers er niet mee bekend zijn. In mijn ontwerp voor loods 22 probeer ik de voordelen van beide benaderingssystemen te combineren. De sokkel van loods 22 vormt reeds een aanwezige drempel tussen de woningen en het straatniveau. Dit geeft de woningen een meer private status. Om deze private status te versterken verwijder ik de trappenpartijen die reeds aanwezig zijn in de sokkel om daarna de bezoekers van het gebouw via de collectieve circulatiekernen of meer private toegangen naar de woningen te leiden (figuur 4.6, p.19). Door de benaderingswijzen te beperken ten opzichte van de oorspronkelijke vrijheid in het betreden van de sokkel en ze naast de sokkel te plaatsen in plaats van er deel van uit te maken krijgen de voorgevels en de buitenruimtes van de woningen een meer privaat statuut. De site is bereikbaar via de Voorhavenkaai en via de poorten in het smeedijzeren hekwerk aan de Voorhavenlaan. Door de ligging van deze poorten betreden bezoekers de site steeds tussen de loodsen en ook langs het kanaal komt de bezoeker eerst in contact met de noord- of zuidzijde van het gebouw. Op deze twee locaties ontwerp ik een collectieve circulatiekern. Het belangrijkste circulatieknooppunt voorzie ik aan de zuidzijde, omdat aan die zijde een
figuur 4.6 - Circulatie (schema) 19
De woningen aan de westzijde van loods 22 bestaan uit één of twee bouwlagen en de twee types liggen telkens boven elkaar. Hierdoor is het mogelijk aan die zijde een circulatie te ontwerpen die telkens vier woningen bedient. Deze meer private toegangen zullen gebruikt worden door de bewoners zelf en bezoekers die vertrouwd zijn met het gebouw en verhogen de identiteit van de bediende woningen. Aan de oostzijde omvatten de woningen alle vloeren van het beschermde gebouw, waardoor er nood is aan een eigen verticale circulatie. Een extra circulatie bij de benadering van iedere woning is hierdoor minder efficiënt dan aan de westzijde. Door de verticale opbouw van de woningen is het wel mogelijk een secundaire toegang te voorzien in de kelder.
en werking van het nieuwe woonprogramma. Bij dit ontwerp vind ik het bovendien belangrijk dat de structuur meer is dan een decorelement in en rondom de woningen. De loods en zijn opbouw moeten integraal deel zijn van de beleving van de bewoner. Om de ruimtewerking in alle aspecten van het gebouw voelbaar te maken, trek ik de gevels van de woningen terug tot net na de tweede rij structuurelementen om een grotere hoeveelheid vrijstaande structuur zichtbaar te laten op de private buitenruimtes. Binnenin de woningen laat ik de structuur zoveel mogelijk zichtbaar. Bij het construeren van een tweede verdieping ter hoogte van de trekkers van de polonceauspanten zorg ik ervoor dat het open ruimtegevoel onder het dak bewaard blijft door deze vloer slechts over een beperkt deel van de breedte van het gebouw te construeren. De woningen op de hoeken van het gebouw ontwerp ik als variaties op de woningen die centraal gelegen zijn. Op die manier gebruik ik éénzelfde ontwerpsystematiek voor alle woningen maar kan ik toch enkele kwaliteiten van hun bijzondere locatie uitspelen.
4.3.8 Context - Naast de kwaliteiten die de organisatie voor de woningen creëert is het belangrijk de reeds aanwezige kwaliteiten van loods 22 en zijn omgeving ten volle te benutten. Ik herstel het herkenbare silhouet van de loods door de uitkragingen en luifels opnieuw over de volledige omtrek van het gebouw te construeren. De transparantie die ontstaan is door het verdwijnen van de oorspronkelijke gevels is in de loop der tijd deel geworden van de beleving van het gebouw in zijn omgeving. Door deze transparantie is de schaal van het oorspronkelijke gebouw ook van binnenuit voelbaar en ik behandel dit ruimtegevoel als een nieuwe kwaliteit bij het ontwerpen van een organisatie voor het nieuwe woonprogramma. De transparantie en het resulterende schaalgevoel in de loods vertaal ik naar de woningen door tussen de dragende scheidingswanden een open gevel te construeren. Hierdoor is een zicht doorheen de woningen mogelijk en is de opbouw van de beschermde structuur vanuit de woning steeds zichtbaar (figuur 4.7, p. 20).
4.3.9. Ontwerp - Het bijgevoegde ontwerp is niet de ultieme oplossing op de vraagstelling (figuur 4.8-4.17, p. 22- 27). Het is slechts één voorbeeld van een totaalorganisatie die gegenereerd is om een zo groot mogelijke diversiteit aan woningen binnen één totaalontwerp te kunnen testen. In het totaalontwerp voor het nieuwe woonprogramma binnen loods 22 organiseer ik de technische ruimtes, de al dan niet individuele bergruimtes en een fietsenstalling voor de bewoners in de kelder. De woningen organiseer ik binnen het transparante stalen skelet in twee stroken in de lengterichting van het gebouw. Iedere woning geeft uit op een private buitenruimte aan de omtrek van de loods. Centraal in het gebouw voorzie ik een grote open ruimte die iedere woning van een tweede buitengevel voorziet die uitzicht geeft op de structurele opbouw en de schaal van het bestaande gebouw en de werking van het nieuwe woonprogramma. Aan de westzijde liggen woningen van één en twee bouwlagen boven elkaar en aan de oostzijde worden de woningen over de volledige hoogte van het oorspronkelijke gebouw doorgetrokken. De scheidingen tussen de woningen bestaan uit een structurele schijven die de tweede verdiepingsvloer ondersteunen. Deze schijven worden op het balkenraster boven de kelder geplaatst. Tussen de structurele schijven ontwerp ik een open gevel om de transparantie en schaal van de beschermde loods uit te spelen. Alle woningen zijn bereikbaar via de twee circulatiekernen aan de noord- en zuidzijde van het gebouw. Per vier woningen is er aan de westzijde een individuelere benadering voorzien en de woningen aan de oostzijden hebben een secundaire toegang via hun private bergruimte in de kelder. Aan de westzijde onderzoek ik woningen van 4m, 6m en 8m breed en aan de oostzijde blijken enkel woningen van 4m breed binnen het onderzoek te passen. De
figuur 4.7 - Techniek (schema) Door de grote centrale ruimte die het mogelijk maakt alle woningen van een tweede gevel te voorzien door te trekken tot op het kelderniveau laat ik een nieuwe hoeveelheid daglicht toe in de kelder. Door de schaal en de verticaliteit van deze open ruimte krijgt de bewoner een beeld van de afmetingen en de opbouw van het beschermde gebouw waarin hij woont en van de opbouw 20
woningen op de hoeken van het gebouw worden als variaties op de centraal gelegen woningen ontworpen. Binnen het totaalontwerp probeer ik er voor te zorgen dat alle woningtypes en woonoppervlaktes in gelijke mate voorkomen. In dit ontwerp zijn 10 verschillende woningen opgenomen en zijn er in totaal 54 woningen voorzien.
21
figuur 4.8 - Horizontale snede +0mm - kelderverdieping (schaal: 1/500) 22
figuur 4.9 - Horizontale snede +2700mm - gelijkvloers (schaal: 1/500) 23
figuur 4.10 - Horizontale snede +6900 - eerste verdieping (schaal: 1/500) 24
figuur 4.11 - Horizontale snede +10700mm - tweede verdieping (schaal: 1/500) 25
figuur 4.12 - Aanzicht oost (schaal: 1/500)
figuur 4.13 - Doorsnede AA (schaal: 1/500) 26
figuur 4.14 - Doorsnede BB (schaal: 1/500)
figuur 4.15 - Aanzicht zuid (schaal: 1/500)
figuur 4.16 - Doorsnede CC (schaal: 1/500) 27
figuur 4.17 - Doorsnede DD (schaal: 1/500)
4.4. De ontwikkeling wooneenheden
van
de
individuele
manier in oppervlakte en hoogte binnen de grenzen van de bruikbaarheid. De vraag naar de oppervlakte en de indeling van deze sanitaire cel varieert tussen de verschillende woningtypes en woonoppervlaktes. Deze vraag is echter niet eenduidig te linken met de oppervlakte van de bediende woning. De gewenste oppervlakte van de sanitaire cel verspringt in stappen wanneer bepaalde grenzen omtrent het bewonersaantal overschreden worden. De mogelijkheden en maximale bezetten van een woningtype zijn dan ook sterker bepalend bij het ontwerpen van de sanitaire cel dan de absolute oppervlakte van de eenheid. Daarnaast probeer ik het aantal verschillende types sanitaire cellen te minimaliseren in functie van de flexibiliteit en de eenvoud bij het genereren van een totaalontwerp. Het is evenwel niet efficiënt om slechts één type te ontwikkelen. Dit type zou moeten aangepast zijn aan de noden van de grootste woning en zou door zijn afmetingen een te groot percentage van de oppervlakte van de kleinere woningen inpalmen. Uiteindelijk ontwerp ik drie verschillende types. Elk van deze types is ontworpen voor één van de drie woningtypes en is toegespitst op het aantal bouwlagen van de wooneenheid en de gevolgen die dit heeft voor de organisatie van de woning. Hetzelfde type wordt toegepast voor de verschillende breedtes van een bepaald woningtype en is ontworpen voor de noden van de breedste woning. De hoogte van de sanitaire cel is onafhankelijk van het woningtype en bedraagt steeds 2,4m. De speling tussen dit plafond en het plafond van de woning kan door de bewoner gebruikt worden als tussenverdiep of als open bergruimte. De bewoner kan ook opteren om de tussenruimte dicht te maken met luiken of een strook kasten. Door de sanitaire cel op deze minimale manier te ontwerpen wordt ze ervaren als een meubel dat vrij in de ruimte van de woning geplaatst kan worden. Het gevoel van dit individuele element in de ruimte gaat bovendien niet verloren wanneer een vlak of wand tegen dit meubel aansluit (figuur 4.18, p. 28).
4.4.1. Aanpak - De technische en structurele logica van een ontwerp voor loods 22 zijn bepalend voor de verhoudingen die de woonruimtes zullen aannemen. Deze verhoudingen stuur ik bij tijdens het zoeken naar een ontwerpsysteem dat een grote diversiteit aan woningtypes en woonoppervlaktes toelaat in een totaalontwerp. Daarbij houd ik rekening met de flexibiliteit en vrijheid binnen iedere wooneenheid. De verschillende ruimtewerkingen die de loods te bieden heeft, hebben een grote impact op de mogelijkheden naar indeling van de woningen. Het is belangrijk de ruimtelijke kwaliteiten van de loods niet op te offeren in het streven naar de vooropgestelde eis voor compactheid. Daarom onderzoek ik in hoeverre deze vooropgestelde eis nog haalbaar is binnen de verhoudingen van de woningen en de zoektocht naar flexibiliteit. Als ontwerper moet ik kunnen afwijken van de vooropgestelde aanbevolen minimum woonoppervlaktes voor sociale woningbouw in België en binnen het totaalontwerp naar een evenwicht streven tussen de aangeboden levenskwaliteit voor de bewoner, de flexibiliteit van de wooneenheden en de vooropgestelde compactheid van zijn woning. Daarbij zal ik binnen een bepaald type woning of een bepaalde woonoppervlakte efficiënter met de beschikbare ruimte kunnen omspringen dan bij een ander en zal de ene soort indeling compacter zijn dan de andere. 4.4.2. Elementen - Ik probeer binnen iedere woning een maximale vrijheid en flexibiliteit te realiseren, rekening houdend met de mogelijkheden en de kwaliteiten van loods 22 en het totaalontwerp voor het nieuwe woonprogramma. Daarom zoek ik voor ieder woningtype de organiserende elementen die essentieel zijn voor de werking van de individuele woning en het totaalontwerp en bepalend zijn binnen de ruimtelijke, technische en structurele context van de beschermde loods. Een eerste bepalend element voor de organisatie van een woning is de manier waarop ze betreden wordt. Ik voorzie voor iedere woning een voordeur die rechtstreeks uitgeeft op de leefruimtes om een zo vrij mogelijk plan te realiseren en de zuivere circulatieruimte in de woningen te kunnen minimaliseren. Het ontwerp van de toegang zal ook in sterke mate de relatie met de buitenomgeving bepalen. Het ontwerp van de sanitaire ruimtes zijn sterk bepaald door de technische werking van het nieuwe programma in zijn geheel. Door de techniek volgens assen in de kelder te organiseren zorg ik ervoor dat de technische bediening van de woningen centraal gebeurt. Zo kan ik de buitengevels zoveel mogelijk vrij houden en de meer private sanitaire ruimtes in het donkerste gedeelte van de woningen organiseren. Om het plan van de woning zo vrij mogelijk te houden, ontwerp ik de sanitaire ruimtes op een minimale
figuur 4.18 - Volume sanitaire cel (schema) Afhankelijk van het aantal bouwlagen in een woning zal er een verticale circulatie nodig zijn. Door de hoge verdiepingen van het oorspronkelijke gebouw en de grote variaties in structurele opbouw tussen de verschillende vloeren zijn de mogelijke plaatsing en de vormgeving van de trap gelimiteerd. Bij het ontwerpen van deze trap mag de complexe structuur niet onderbroken worden en mag deze structuur ook geen hinder vormen bij het stijgen 28
of dalen langs de trap. Bovendien moet het trapelement kunnen gesteund worden op deze structuur. Ik opteer voor een spiltrap bij dit ontwerp omdat deze trappen ondanks het relatief klein grondoppervlak die ze innemen op een eenvoudige manier de grote hoogteverschillen tussen de vloeren van de loods kunnen overbruggen. Spiltrappen zijn door hun opbouw en vormgeving ook relatief transparant waardoor het trapelement de ruimte minder visueel in opdeelt.
de ruimtes opdelen en waarbij ik enkel gebruik maak van klassieke meubelsystemen. Voor de volledige bundeling van het onderzoek van de verschillende woningtypes en hun indelingen verwijs ik naar bijlage C. De meest eenvoudige woningen ligen op het gelijkvloers. Ze hebben één bouwlaag, zijn 4m[1] breed en hebben een oppervlakte van 40m²[2] (figuur 4.19, p. 29 en 4.26, p. 34). Bij het indelen van deze woningen organiseer ik de leefruimte aan de private buitenruimte omdat dit een interessante relatie met de buitenomgeving oplevert. Om een grote flexibiliteit te garanderen voorzie ik de toegang aan die buitenruimte en plaats ik de sanitaire cel tegen een wand. De breedte naast de sanitaire cel is eerder een doorgang dan een ruimte maar is wel voldoende breed om een kastenwand of een keuken te voorzien zonder de doorgang te belemmeren. Deze minimale woningen zijn te omschrijven als studio’s voor één persoon. De woningen lenen zich beter tot een tijdelijk of tweede verblijf waarin occasioneel overnacht wordt. In dit opzicht kan het interessatn zijn om nagenoeg de volledige oppervlakte in te richten als leefruimte door het bed bovenop de sanitaire cel te plaatsen of het in een kast op te bergen.
4.4.3. Onderzoek - Elk van deze organiserende elementen is binnen de context van loods 22 en het totaalontwerp voor het nieuwe woonprogramma tot op een bepaalde hoogte beperkt in de mogelijke plaatsing en oriëntatie binnen de woningen. Rekening houdend met deze beperkingen onderzoek ik voor ieder woningtype en iedere woonoppervlakte hoe ik de organiserende elementen kan plaatsen en oriënteren in de ruimte en in relatie tot elkaar om een maximale vrijheid en flexibiliteit voor de bewoner te realiseren. Om dit te verwezenlijken test ik de woningen en hun organiserende elementen in enkele sterk uiteenlopende indelingen en concepten en ik probeer daarbij de verdiepingshoogte van de woningen te benutten in het meubilair door bijvoorbeeld kasten boven elkaar te stapelen of een bed en een bureau boven elkaar te installeren. Aangezien mijn meesterproef compacte woningbouw behandelt, probeer ik de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Als richtwaarde voor compactheid vertrek ik nog steeds van de minimum aanbevolen woonoppervlaktes voor sociale woningbouw in België en ik zoek naar een evenwicht tussen deze compactheid en de levenskwaliteit die ik de bewoners aanbied. Daarom minimaliseer ik de zuivere circulatieruimte en zoek ik naar mogelijkheden om de beschikbare oppervlakte meervoudig te benutten. Daarnaast onderzoek ik ook of het ontwerp voor loods 22 en de individuele woningen zich ook leent tot een ruimer oppervlaktegebruik. Zo krijg ik een beeld op het potentieel van de vrije ruimte. Ik blijf echter streven naar compacte woonvormen en binnen deze benadering test ik verschillende organisaties tussen de ruimtes voor leven en slapen. Hierbij onderzoek ik hoe de leefruimtes zich binnen de woning kunnen uitstrekken tussen de twee buitengevels door slaapkamers en leefruimtes op verschillende verdiepingen te organiseren of door ze naast elkaar in de woning te plaatsen. Ik onderzoek eveneens de mogelijkheid om slaapkamers en leefruimtes respectievelijk aan de centrale open ruimte in de loods en aan de buitenterrassen op de omtrek van het gebouw te organiseren. Beide organisaties onderzoek ik tenslotte in een open relatie tussen de ruimtes en in een meer klassieke indeling. Bij een open indeling benader ik organiserende elementen als een visuele buffer tussen de ruimtes en probeer ik de openheid en het schaalgevoel van de woning te maximaliseren. Als alternatief onderzoek ik een klassiekere indeling waarbij verdiepingshoge wanden
figuur 4.19 - 1 bouwlaag, 4m breed - voorbeeldinrichting (schets) De hoekwoningen op het gelijkvloers zijn eveneens 4m[1] breed en ik behandel ze als een variatie op de eerste woning. Op basis van het onderzoek van deze eerste woning kies ik om een opening te maken doorheen de buitenste schijf op een plaats die interessant is voor een groot aantal indelingen, maar ik beperk de grootte ervan om de massiviteit van de scheidingswand niet aan te tasten. De bovenliggende woningen behandel ik eveneens als een variatie op de eerste woning. Door de dubbele afschuining van het dak en de aanwezigheid van twee diagonale dakspanten in de ruimte is het niet interessant om in deze woningen een tweede verdiepingsvloer te 29
woning een kastenwand of een keuken geplaatst worden zonder de doorgang te belemmeren. In deze woningen kunnen drie tot vier mensen in leven. Door de beperkte oppervlakte en doordat deze oppervlakte over twee relatief smalle verdiepingen verspreid ligt, is de vrijheid binnen deze woningen kleiner dan bij gelijkaardige oppervlaktes verspreid over één bouwlaag.
construeren. Boven de sanitaire cel is er wel een grote vrije hoogte waardoor het interessanter wordt om het bed bovenop dit meubel te plaatsen. De woningen op één bouwlaag van 6m[1] en 8m[1] breed hebben respectievelijk een oppervlakte van 65m²[2] en 90m²[2] (figuur 4.20, p. 30 en 4.27, p. 34). Het ruimtegebruik van deze woningen is gelijkaardig aan dat van de woningen van 4m breed, maar doordat ze breder zijn kan de oppervlakte naast de sanitaire cel beter benut worden. De grotere breedte en oppervlakte laat ook een grotere vrijheid toe voor de bewoner. In woningen van 6m breed kunnen twee tot drie personen leven en in woningen van 8m breed kunnen drie tot vier personen leven. Een woning van 8m breed is eenvoudiger en vrijer in te delen dan een woning van 6m breed. Een woning van 6m breed is eigenlijk te smal om op een kwalitatieve manier twee functies naast elkaar te voorzien, waardoor de beschikbare oppervlakte minder efficiënt kan gebruikt worden.
figuur 4.21 - 2 bouwlagen, 4m breed - voorbeeldinrichting (schets)
figuur 4.20 - 1 bouwlaag, 8m breed - voorbeeldinrichting (schets) Op de bovenliggende verdieping hebben de woningen twee bouwlagen en komen ze voor in dezelfde breedtes. Net als bij hun onderliggende woningen organiseer ik de leefruimtes aan de private buitenruimtes en plaats ik de toegangen tot de woningen aan deze zijde om een zo vrij mogelijk plan te garanderen. Door de tweede verdiepingsvloer aan deze zijde eerder te stoppen ervaart de bewoner de open ruimtewerking onder het dak van de loods. Om deze ruimtewerking te bewaren houd ik bij het indelen van de woningen een open relatie tussen de verdiepingen. De kleinste van deze woningen zijn 4m[1] breed en hebben een oppervlakte van 70m²[2] (figuur 4.21, p. 30 en 4.28, p. 35). De sanitaire cel en de spiltrap moet ik aan dezelfde kant van de woning plaatsen om een doorgang vrij te houden. In deze ruimte kan net als bij de onderliggende
figuur 4.22 - 2 bouwlagen, 8m breed - voorbeeldinrichting (schets) De duplexwoningen van 6m[1] en 8m[1] breed hebben respectievelijk een oppervlakte van 115m²[2] en 145m²[2] (figuur 4.22, p. 29 en 4.30, p. 36). De breedte van deze woningen laat toe de trap en de sanitaire cel tegen een verschillende wand en in een diagonale lijn tegenover elkaar te plaatsen. Hierdoor ontstaat er een vloeiendere ruimte-ervaring in de woningen dan bij de woningen van 30
4m het geval is. De woningen van 6m[1] en 8m[1] breed zijn geschikt voor grotere gezinnen tot respectievelijk zes en acht personen en lenen zich ook tot een niet ruimer oppervlakte gebruik. In deze woningen is steeds een dakspant aanwezig op de tweede verdieping. Dit dakspant levert centraal geen belemmering op maar naar de gevels toe verhinderen de driehoeksvakwerken de doorgang. De opdeling die hierdoor ontstaat, beperkt de vrijheid bij het indelen van de wooneenheden. De woningen over drie bouwlagen zijn 4m[1] breed en hebben een oppervlakte van 105m²[2] (figuur 4.23, p. 30 en 4.31, p. 38). Ik organiseer de leefruimte aan de private buitenruimte en laat ze doorlopen tot aan de tweede gevel aan de centrale opening in het gebouw. Ik voorzie de toegangen tot deze woningen aan die zijde om het privé-karakter van de terrassen te verhogen. Door de verticale relatie tussen alle verdiepingen van de loods kan ik bovendien een secundaire toegang in de kelder voorzien. Binnen de woning is de plaatsing van de sanitaire cel en de trap sterk beperkt. Ondanks de relatief grote oppervlakte bieden de woningen bieden slechts ruimte voor drie tot vijf personen. Door de beschikbare oppervlakte in de woning te spreiden over drie relatief smalle bouwlagen kan de ruimte minder vrij ingedeeld worden dan bij vergelijkbare oppervlaktes bij één of twee bouwlagen. Hierdoor is de woning over drie bouwlagen is de minst flexibele van de verschillende woningtypes, maar ze biedt wel de ervaring van alle ruimtewerkingen van de loods binnen één woning. De hoekwoningen over de volledige hoogte van de loods zijn een compactere variant op de centraal gelegen woningen, omdat het ook hier niet interessant is om een tweede verdiepingsvloer te construeren. Er kunnen drie tot vier mensen in leven.
4.4.4. Ontwerp - Dit onderzoek laat mij toe het minimale aantal organiserende elementen de meest gunstige plaatsing en oriëntatie te geven binnen de woningen en in relatie tot elkaar. Deze plaatsing en oriëntatie moet binnen ieder woningtype en iedere woonoppervlakte een maximale vrijheid en flexibiliteit garanderen voor de bewoner. Ik ontwikkel een totaalontwerp binnen de structurele en technische mogelijkheden van loods 22 waarvij ernaar gestreefd wordt de ruimtelijke kwaliteiten ervan maximaal te benutten. De structurele en technische werking van dit totaalontwerp en de ontwikkelde ruimtes zijn tot op zekere hoogte bepalend voor de mogelijkheden en vrijheden binnen de individuele woning. De oppervlakte binnen iedere woning probeer ik op een maximale manier te benutten door de toegang van de woning rechtstreeks op de leefruimte te laten uitgeven en zowel sanitaire cel als de spiltrap tegen een wand te plaatsen (figuur 4.24, p. 32). Hierdoor vermijd ik dat een gedeelte van de beschikbare oppervlakte enkel als doorgang kan gebruikt worden. De voordeuren naar de private buitenruimte laat ik naar elkaar opendraaien om de doorgang eenvoudiger te maken wanneer beide deuren open staan. Om de twee aanwezige wanden optimaal te kunnen benutten bij het bemeubelen van de woning zorg ik er voor dat te toegangsdeur tot de woning niet in de hoek zit en dat ook het bovenkomen op de trap op een afstand van deze wand gebeurt. Ik organiseer de leefruimtes binnen de woningen steeds aan hun buitenterras om de open relatie tussen binnen en buiten te kunnen uitspelen. Door de toegang naar iedere woning rechtstreeks op de leefruimte te laten uitgeven om de bewoners een maximale vrijheid aan te bieden, laat ik bezoekers de woningen benaderen via deze buitenterrassen. Aan de westzijde bewaar ik het private karakter van de terrassen door per vier woningen een individuele circulatie aan te brengen. Aan de oostzijde van het gebouw strekken de leefruimtes zich steeds uit van de buitenruimte aan de omtrek tot aan de open ruimte centraal in het gebouw. Daarom is het interessant de primaire toegang van deze woningen naar deze centrale ruimte te verschuiven om de leesbaarheid van de benadering en het private karakter van de buitenruimtes aan de oostzijde te verhogen. Het aantal bouwlagen binnen een woning is bepalend voor de vorm die de sanitaire cel en de verticale circulatie zullen aannemen en de breedte van de woningen is bepalend voor de onderlinge plaatsing van deze elementen (figuur 4.25, p. 32). Bij woningen bestaande uit één of twee bouwlagen ontwerp ik een sas binnen de sanitaire cel om een graad van discretie te realiseren tussen de sanitaire functies en de leefruimte waarin het meubel staat. Bij woningen van twee bouwlagen kan de spiltrap steunen op een knooppunt van de vakwerken die de eerste verdiepingsvloer ondersteunen en indien de breedte van de woning het toelaat kunnen trap en sanitaire cel in een diagonale relatie in de ruimte
figuur 4.23 - 3 bouwlagen, 4m breed - voorbeeldinrichting (schets) 31
1 bouwlaag, 4m breed
2 bouwlagen, 4m breed
2 bouwlagen, 8m breed
3 bouwlagen, 4m breed
figuur 4.24 - Plaatsing sanitaire cel (schema)
figuur 4.25 - Individuele woning (schema) 32
geplaatst worden. De vloeiende vorm van de resterende ruimte zorgt ervoor dat de woning niet in zones wordt opgedeeld. Om de kwalitatieve ruimtewerking van de oorspronkelijke loods niet te verliezen is het belangrijk om bij de indeling van dit woningtype een open relatie tussen de eerste en de tweede verdieping na te streven. Bij de woningen van drie bouwlagen staat de sanitaire cel gunstiger tussen de slaapvertrekken en is een sas eerder overbodig. De trap voor dit woningtype moet, net als de sanitaire cel, tussen de lijnen van de vakwerken onder de eerste verdiepingsvloer blijven en hij kan steunen op de kelderstructuur. De vorm en positie van deze trap zijn zeer beperkt doordat er een doorgang onder de structuur enerzijds en tussen de trap en de sanitaire cel anderzijds mogelijk moet zijn. Op de eerste verdieping ontstaat opnieuw een vloeiende open ruimte door de diagonale relatie van de spiltrap en de technische koker. Door de verdeling van de relatief grote beschikbare oppervlakte over drie bouwlagen en de complexe verticale relaties tussen deze vloeren is dit woningtype minder vrij in te delen dan de woningen met één of twee bouwlagen. De graad van compactheid is voor ieder woningtype en iedere woonoppervlakte ook afhankelijk van de keuzes van de bewoner in de onderlinge relaties tussen de woonfuncties. Door te opteren voor een organisatie waarbij leefruimtes en slaapkamers gegroepeerd zijn, is het mogelijk de visuele openheid doorheen de woningen te verhogen, maar door de interne circulatie die vooral bij de slaapvertrekken nodig is, gaat een gedeelte van de beschikbare oppervlakte verloren. Door de leefruimtes aan de buitenzijde van het gebouw en de slaapkamers aan de centrale ruimte van het gebouw te organiseren, wordt het contact tussen de gevels en de transparantie doorheen de woning en de loods gereduceerd. De beschikbare oppervlakte kan wel efficiënter worden gebruikt doordat de leefruimtes tegelijk de circulatie naar de slaapvertrekken vormen.
alternatief biedt voor luxelofts. Ieder woningtype en iedere woonoppervlakte vraagt om een eigen behandeling binnen de structurele en ruimtelijke context van loods 22. De mogelijkheden en kwaliteiten binnen elk van de woningen zijn tot op zekere hoogte bepaald door de technische en structurele werking van het beschermde gebouw, hun verhoudingen en hun beschikbare oppervlaktes binnen het totaalontwerp. Om binnen deze context de kwaliteit en vrijheid voor de bewoner te maximaliseren onderzoek ik welke elementen bepalend zijn voor de werking van de loods en het nieuwe woonprogramma en hoe deze elementen binnen ieder woningtype en iedere woonoppervlakte moeten geplaatst en georiënteerd worden. Er blijkt dat er in beperkte mate moet kunnen afgeweken worden van de vooropgestelde eis omtrent compactheid ten voordele van de levenskwaliteit en de flexibiliteit binnen de individuele wooneenheid. Het gepresenteerde totaalontwerp is niet bindend. Het is slechts één voorbeeld van een ontwerp dat gegenereerd is om mij toe te laten een zo groot mogelijk aantal woningtypes en woonoppervlaktes te testen binnen één totaalontwerp. De ontwikkelde ontwerpsystematiek laat echter veel vrijheid in het genereren van dit totaalontwerp. Er kan bijvoorbeeld uit economische overwegingen voor de seriebouw van slechts één woningtype in dit gebouw worden geopteerd, maar het is volgens mij veel interessanter een totaalontwerp te genereren op basis van de wensen van kandidaat kopers of huurders. [1] De breedtes zijn gemeten tot het midden van de scheidingswand [2] De oppervlaktes zijn afgerond tot op 5m²
4.5. Conclusies Bij het ontwerpen van een nieuwe functie voor een beschermd gebouw als loods 22 is het belangrijk de waarde van dit gebouw in een historische context te onderzoeken en ook na te gaan welke nieuwe kwaliteiten door het nieuwe woonprogramma kunnen worden benut. Daarnaast moet er op een kritische manier beoordeeld worden of het bestaande gebouw in staat is de nodige kwaliteiten kan aanbieden voor het nieuwe programma. Om iedere woning van voldoende en gelijkwaardige levenskwaliteiten te voorzien moet het aantal eenheden binnen het gebouw beperkt worden. Daarbij opteer ik voor een grote diversiteit aan woningen tegenover het streven naar een absoluut aantal woningen of bewoners in de beschermde katoenloods. Door deze diversiteit kan ik een groot aantal woningtypes en woonoppervlaktes onderzoeken om een gefundeerd antwoord te kunnen bieden op de vraag of compact wonen een kwaliteitsvol 33
figuur 4.26 - 1 bouwlaag, 4m breed - voorbeeldinrichting (schaal: 1/200)
figuur 4.27 - 1 bouwlaag, 8m breed - voorbeeldinrichting (schaal: 1/200) 34
figuur 4.28 - 2 bouwlagen, 4m breed - voorbeeldinrichting (schaal: 1/200) 35
figuur 4.29a - 2 bouwlagen, 8m breed - voorbeeldinrichting (schaal: 1/200) 36
figuur 4.29b - 2 bouwlagen, 8m breed - voorbeeldinrichting (schaal: 1/200) 37
figuur 4.30a - 3 bouwlagen, 4m breed - voorbeeldinrichting (schaal: 1/200) 38
figuur 4.30b - 3 bouwlagen, 4m breed - voorbeeldinrichting (schaal: 1/200) 39
5 De uitwerking van het ontwerp 5.1. Inleiding 5.2. De restauratie van loods 22 In dit hoofdstuk werk ik de ontwikkelde organisatie verder uit. Ik behandel kort de restauratie van het beschermde gebouw. Ik baseer mij hiervoor op gesprekken met de betrokkenen bij de lopende restauratie van loods 22. Deze restauratie wordt uitgevoerd door de gespecialiseerde firma die ook verantwoordelijk was voor de restauratie van loods 20 (figuur 5.1, p.40).
De stalen kolommen en vakwerken op de omtrek van de loods hebben lange tijd blootgestaan aan weer en wind en zijn sterk beschadigd. De constructie zal tijdelijk extern ondersteund worden om gevelelementen te demonteren en naar een werkplaats te brengen. Daar zullen ze geïnspecteerd worden. Onderdelen van de vakwerken en kolommen de te sterk beschadigd zijn, zullen worden vervangen door een replica. Het verbinden van deze replica’s zal net zoals bij het oorspronkelijke gebouw gebeuren met klinknagels. De gevelelementen worden daarna gezandstraald en behandeld tegen corrosie, waarna ze terug in de loods gemonteerd worden. De elementen centraal in de loods hebben minder te lijden gehad onder hun blootstelling en zullen ter plaatste geïnspecteerd en eventueel vervangen worden. Daarna worden ook deze elementen gezandstraald en behandeld tegen corrosie. De stalen elementen in de kelder en de gietijzeren kolommen zijn in slechtere staat dan in het bovengrondse deel van de loods door de hoge vochtigheid. De elementen die de gemetste gewelven ondersteunen zijn evenwel moeilijk te bereiken zonder de gewelven te slopen. Daarom worden ze ter plaatse behandeld met een lichte variant van zandstralen om zo het uitzicht van de geklonken elementen zo weinig mogelijk te schaden. De zwaar beschadigde en overgroeide betonvloeren zullen worden uitgebroken. De blauwe hardsteen die de rand van de vloer van het gelijkvloers vormt, wordt waar nodig vervangen door een betonnen equivalent en de herstelde omranding zal daarna de bekisting vormen voor een nieuwe betonvloer. Op de eerste verdieping wordt de nieuwe vloer op de stalen structuur gegoten en zullen de oorspronkelijke uitkragingen opnieuw over de volledige omtrek geconstrueerd worden. Ook de luifels aan het dak zullen naar hun oorspronkelijke toestand teruggebracht worden om zo het bekende silhouet van de havenloodsen te herstellen. Het nog bruikbare hout uit het dak zal gerecupereerd worden en er zal een nieuw dak geconstrueerd worden uit deze gerecupereerde en nieuwe onderdelen.
figuur 5.1 - loods 20 (2007-10-11) Ik onderzoek hoe ik kan omgaan met het herkenbare silhouet van de loods op zijn site en met de ruimtelijke werking en de visuele openheid ervan. Ik wil daarbij de structurele opbouw en de schaal van het gebouw aan de bezoekers en de bewoners tonen. Om het gebouw te herbestemmen breng ik nieuwe organiserende elementen binnen in de loods en onderzoek hoe ik deze elementen moet vormgeven en plaatsen in het gebouw zodat de historische en nieuwe kwaliteiten van de loods voelbaar blijven en de opbouw en de werking van het nieuwe woonprogramma duidelijk worden bij het benaderen en het bewonen van het complex. Deze nieuwe elementen moeten binnen de grotere schaal van loods 22 op een relatief neutrale manier ruimtes met een intiemere schaal afbakenen waarin geleefd kan worden en deze resulterende ruimtes moeten op een vrije en flexibele manier kunnen worden ingedeeld. Ik onderzoek welke gevolgen het materialiseren van de nieuwe invulling voor loods 22 heeft op het herkenbare silhouet, de visuele openheid en de ruimtelijke schaal van het bestaande gebouw en op de kwaliteit en de flexibiliteit van de gecreëerde ruimtes.
5.3. De vormgeving van het nieuwe woonprogramma in loods 22 Het gestileerde silhouet van loods 22 ontstaat door zijn opbouw uit enkele grootschalige elementen. Het is een 40
massieve gemetste sokkel met daarop een transparante stalen skeletstructuur. Binnen deze structuur ligt één groot betonnen vlak en er bovenop ligt een houten dak. Ik verwijder de schijnbaar willekeurig geplaatste trappen en hellingen over de omtrek van de sokkel om deze sokkel als prismatisch volume meer tot zijn recht te laten komen. Hierdoor zorg ik er ook voor dat de bezoekers het gebouw langs de circulatiekernen op de centrale as of de meer private trappen aan de westzijde moeten betreden, wat het privé-karakter van de buitenruimtes aan de woningen verhoogt. Ik behoud de aanwezige massieve kamers in de kelder en deel ze verder op om een groter aantal al dan niet private bergruimtes te kunnen voorzien. Voor de technische ruimtes construeer ik nieuwe lokalen die visueel verschillen van de vele bergruimtes. De rest van de kelderruimte in de sokkel behandel ik als een vrij te betreden buitenruimte. Op de eerste verdieping herstel ik de uitkraging over de volledige omtrek van het gebouw, zoals vroeger het geval was en ik creëer een nieuw vloervlak voor de eerste verdieping door een betonnen plaat bovenop deze bestaande staalstructuur te storten. De rand van deze betonplaat houd ik over de volledige omtrek van het gebouw intact om de eenvoud van het herkenbare silhouet en de schaal van de loods te bewaren. Ik maak wel verschillende openingen in deze betonplaat om daglicht in de lager gelegen woningen te voorzien en verticale relaties tussen de vloeren mogelijk te maken. Deze openingen gebruik ik ook om de structurele opbouw van de loods en de werking van het nieuwe programma bloot te leggen. Ik construeer opnieuw het originele houten dak op de stalen polonceauspanten om de oorspronkelijke materialisatie van de loods in ere te houden. Op deze houten structuur voorzie een zinken bekleding met staande naad. Ik kies voor deze materialisatie om het industriële karakter van het gebouw te ondersteunen. Ik voorzie ook opnieuw de oorspronkelijke luifels aan de vier zijden van het gebouw om het bekende silhouet te herstellen en net als bij de vloervlakken houd ik de randen van het dak intact. Ik maak openingen in het dakvlak en ik herstel lokaal ook het originele daklicht in de nokken van de zadeldaken om voldoende daglicht te voorzien op de bovenste verdiepingen. De regen die op het dak terecht komt laat ik langs de openingen vrij naar beneden lopen op de onderliggende betonvloeren, waar het over de rand naar de begane grond of naar de kelder vloeit. In de kelder wordt het regenwater via de reeds aanwezige drainage afgevoerd. Waar dakhellingen samenkomen voorzie ik een open goot zodat het water ook hier vrij naar beneden kan stromen. Deze goot maak ik boven de circulatiezones dicht en ik zorg er bij het maken van openingen in het dak en de verdiepingsvloer voor dat iedere bewoner zijn woning in het droge kan bereiken. De circulatiekernen bedienen het gebouw in zijn huidige
functie zoals havenkranen, takels en voertuigen dat deden toen het gebouw een overslagplaats was. Deze elementen maken ondanks hun belang voor de werking van het gebouw geen integraal deel uit van de loods. Net zoals de vroegere kranen laat ik de circulatiekernen visueel tegen het beschermde volume aanleunen. Dit geeft de circulatiekernen en het woonprogramma die ze ondersteunen een veranderlijk en tijdelijk karakter ten opzichte van het onverstoorbare silhouet van de loods (figuur 5.2 en 5.3, p. 41).
figuur 5.2 - Circulatie (schema)
figuur 5.3 - Loods 22 - benadering (schets) De circulatiekernen bevinden zich op de belangrijkste benaderingsassen naar de site en door ze net naast het volume van de loods te plaatsen dragen ze ook bij tot de leesbaarheid van de site en het nieuwe woonprogramma. Ik construeer de trappen en hellingen uit stalen elementen om bij te dragen tot het industriële karakter van de site. Door ze bovendien licht en transparant te ontwerpen ondersteunen ze de openheid van het beschermde gebouw. Ik werk de centrale as van het gebouw volledig open (figuur 5.4, p. 42). De fietsenstalling onderaan de open centrale ruimte scherm ik van de regen af door de originele gemetste gewelven over een beperkte breedte te behouden. Deze centrale opening is geen afgebakend volume, ze wordt gecreëerd door verschillende openingen 41
in de vloeren en het dak. De vorm en afmetingen van de openingen zijn afhankelijk van de structurele opbouw van de verschillende vloerniveaus en het ontwerp voor het nieuwe woonprogramma. De twee grote circulatiekernen liggen in het verlengde van de opengemaakte centrale as en alle woningen aan de oostzijde hebben hun toegang langs deze open ruimte. In de dwarse richting is er een transparante relatie met elke woning doorheen hun tweede gevel. In de open ruimte is alle structuur vrijgemaakt en ervaren de bezoekers in hun benadering of de bewoners vanuit hun woning de volledige structurele opbouw en de schaal van het beschermde gebouw, evenals de organisatie en uitwerking van het nieuwe woonprogramma. Iedere woning heeft een private zone net buiten zijn woning. Op deze private buitenruimtes wil ik het beschermde gebouw voelbaar maken en een wijds uitzicht bieden over de omgeving het kanaal aan de westzijde of het smeedijzeren hekwerk, de bomenrij en de woonwijk aan de oostkant. Ik ontwerp de buitenruimtes op de
schaal van loods 22 en niet op schaal van de individuele woning en ik construeer geen massieve afscheidingen tussen de terrassen om het beeld over de omgeving niet te kadreren. De scheiding tussen de private buitenruimtes wordt gesuggereerd door een lichte verhoging van de betonnen vloerplaat (figuur 5.5, p. 43). Deze verhoging begint op een afstand van de gevel van de woningen en komt niet voorbij de buitenste rij kolommen. Zo wordt de private zone van iedere bewoner afgebakend zonder de zichten doorheen de loods en naar de omgeving aan te tasten. De bewoner kan indien hij dit wenst bovenop deze verhoging meer gesloten afscheiding construeren. Door een afstand te houden tussen de verhoging en de woningen blijft de ruimte en schaal van de loods visueel doorvloeien en door de verhoging binnen de structuur te houden is er voorbij de buitenste rij kolommen altijd een wijds uitzicht over de omgeving en de lengte van het gebouw gegarandeerd. De buitenruimtes vormen ook een mogelijke toegang tot de woningen en deze benadering
figuur 5.4 - Loods 22 - centrale ruimte (schets) 42
kan eveneens genieten van de kwaliteiten die het ontwerp voor de private buitenruimtes te bieden heeft. De balustrades aan de omtrek van het gebouw en aan de openingen in de vloeren ontwerp ik als verticale stalen steunen waartussen lichte stalen kabels gespannen zijn. Ik voorzie geen handgreep aan de bovenzijde van de balustrades. Door de visuele lichtheid en transparantie van deze balustrades en door ze op een kleine afstand van de rand van de betonplaten waarop ze steunen te plaatsen, worden deze randen geaccentueerd en blijven de betonplaten fysiek als vlak aanwezig in het silhouet van de loods. De hoge transparantie zorgt er eveneens voor dat het open doorzicht door de loods bewaard blijft. Door individuele elementen te ontwerpen en een plaats te geven in loods 22 baken ik ruimtes met een intiemere schaal af binnen de grotere schaal van het omhullende gebouw. Door deze elementen correct te ontwerpen en te organiseren wordt loods 22 een gebouw waarin individuele elementen woonruimtes afbakenen, in tegenstelling tot het maken van nieuwe massieve volumes binnenin een bestaand gebouw. Binnen de afgebakende ruimtes moet op een kwalitatieve manier kunnen geleefd worden en ze moeten flexibel zijn voor interne wijzigen. De elementen bakenen rechthoekige ruimtes van verschillende verhoudingen af die vrij zijn in te richten. De toegang geeft rechtstreeks uit in deze vrije ruimte. De elementen zelf zijn eenvoudig van vorm en bestaan visueel uit één materiaal waardoor ze relatief neutraal zijn voor de ruimtes die ze opdelen. Bij de materiaalkeuze vermijd ik om staal te gebruiken om meer in contrast te kunnen treden met de bestaande structuur. De scheidingen tussen de woningen zijn gemetste schijven. Ik kies voor metselwerk omwille van het dragend vermogen en omdat door de kleine schaal van een baksteen eenvoudiger rond de bestaande structuur kan gewerkt worden. De muren steunen op de structuur van het gelijkvloers en lopen door tot tegen de dakstructuur. Deze schijven ondersteunen de constructie van de tweede verdiepingsvloer. De structuur is ontdubbeld en voorzien van een akoestische isolatie. De muur is zowel binnen als buiten bepleisterd om als één massieve schijf te worden ervaren. Ter hoogte van de kolommen onderbreek ik deze gemetste schijf om de structuur zichtbaar te laten in de woning. De akoestische isolatie kan wel doorlopen omdat de kolommen van het tweede type ontdubbeld zijn. Het vloerpakket van de woning ligt bovenop het betonvlak van het gelijkvloers of van de eerste verdieping. Hierdoor ontstaat een trede bij het binnenkomen van de woning. Ik kies voor een vloerverwarming door de hoge verdiepingshoogtes binnen de loods en om een zo vrij mogelijk plan te garanderen binnen de woning. Het vloerpakket is afgewerkt met tegels die ook doorlopen in de trede buiten. In de woningen waar kolommen centraal in de ruimte staan, komt de stalen voet niet boven de tegels. Het plafond onder de eerste verdiepingsvloer en onder het dak is verlaagd. De spouw die hierbij ontstaat laat ruimte
figuur 5.5 - Buitenruimte (schema) 43
voor technieken en het thermisch inpakken van de zwaarste staalelementen die de woning binnendringen. Onder de eerste verdieping zijn dit de verdeelbalken en onder het dak zijn dit de bovenregels van de polonceauspanten. Het plafond loopt visueel door van binnen naar buiten is volledig bepleisterd. Ter hoogte van de vakwerken onder de eerste verdieping onderbreek ik het vals plafond om het structuurelement volledig zichtbaar te maken in de ruimte. De gevels van de woningen bouw ik op tussen de scheidingswanden en de vlakken van vloer en plafond. Zo loopt het betonnen vlak van de loods zichtbaar door onder de vloervlakken en lopen de verdeelbalken of dakspanten zichtbaar door boven de plafondvlakken. De structuur van de gevels bestaat uit gelamineerde houten balken met een diepte van 350mm. Deze balken doen dienst als de structuur van een omgekeerde houten gordijngevel. De houten profielen worden ondersteund door de structuur van de loods en volgen daarom de ritmering ervan. Aan de binnenzijde ervan monteer ik een glazen gevel. De toegangen in deze gevel bestaan uit houten kaders met daarin een deur uit hetzelfde materiaal. De glazen gevel is teruggetrokken ten opzichte van de bepleisterde schijven, het bepleisterd plafond, de tegelvloer en de houten gevelelementen die allen visueel van binnen naar buiten doorlopen en de volledige gevelopbouw is teruggetrokken tot na de tweede rij staalstructuur. De dieptes die hierdoor ontstaan verhogen het privé-karakter van de woningen door de inkijk tussen de verschillende woningen onderling en bij de benadering van het gebouw te beperken. De diepte van de houten profielen geeft bovendien een massiviteit aan de overgang tussen binnen en buiten zonder daarbij het open karakter en de transparantie van loods 22 teniet te doen (figuur 5.6 en 5.7, p. 44). De elementen die de woonruimtes afbakenen hebben door hun schaal en plaatsing onderling geen visuele hiërarchie, maar zijn van een kleinere schaal dan de ruimtes van loods 22. Binnenin de afgebakende ruimtes wordt een intiemere schaal gecreëerd waarin geleefd kan worden, maar buiten deze ruimtes blijft het open ruimtegevoel en de schaal van de loods bestaan. Door het ontwerp en de organisatie van de elementen kan ik de negatieve invloed van de open ruimtewerking op het privé-karakter van de woningen enigszins beperken. Binnen de gevels van de woningen construeer ik een tweede verdiepingsvloer. Deze vloer bestaat over een beperkte breedte en raakt de gevels nooit zodat er steeds een open ruimterelatie mogelijk is tussen de eerste en de tweede verdieping. Deze vloer wordt gedragen door de gemetste scheidingswanden die op hun beurt op de structuur boven de kelder steunen. Om het vloerpakket van deze verdieping slank en licht te houden, beperk ik de overspanning tot 4m. Wanneer de scheidingswanden zich op een grotere afstand van elkaar bevinden voorzie ik extra steunpunten onder de vorm van drie stalen kolommen die tot op de kelderstructuur doorsteunen. De vloer zelf is
figuur 5.6 - Gevels (schema)
figuur 5.7 - loods 22 - Exterieur (schets) 44
geconstrueerd uit een raster van houten balken, die elke twee meter verbonden zijn door kettingbalken. Bovenop deze structuur komt een parketvloer. Alle andere zijdes worden bepleisterd om het vlak zo neutraal mogelijk te houden. Binnen de woningen met meerdere bouwlagen voorzie ik een spiltrap. Dit soort trappen is transparant van opbouw en door hun afgeronde vorm wordt de ruimte eromheen niet opgedeeld. Als balustrade voor de trap en de tweede verdieping kies ik net als buiten voor verticale stalen steunen met een lichte horizontale verbindingen omwille van de visuele openheid. De sanitaire cel bouw ik op uit een houten keperstructuur. Tussen deze kepers voorzie ik een akoestische isolatie en ik werk het meubel af met een walnoothouten beplating. Deze afwerking laat het meubel meer als element uitkomen ten opzichte van de meer neutrale behandeling van de wanden en vlakken die de woonruimte afbakenen (figuur 5.8, p. 45).
woningcomplex. Ik wil ook de ruimtelijke beleving van loods 22 versterken door de structurele opbouw van de loods en de werking van het nieuwe programma openlijk te tonen aan de bezoekers en de bewoners van het complex. Door de nieuwe organiserende elementen visueel als individuele eenvoudige elementen te ontwerpen en ze een plaats te geven in de loods kan ik op een relatief neutrale manier binnenruimtes van een intiemere schaal afbakenen binnen de grotere schaal van de loods die een grote vrijheid en flexibiliteit aan de bewoner bieden. Door hun vormgeving en plaatsing van deze nieuwe elementen voorkom ik ook dat er een nieuw gebouw binnenin het bestaande gebouw wordt geconstrueerd. In plaats daarvan maak ik het oorspronkelijke gebouw integraal deel van de nieuwe ruimtes en hun beleving en bewaar ik de oorspronkelijke schaal en de visuele openheid van het gebouw in alle aspecten van het woongebeuren. Deze visuele en ruimtelijke openheid is een belangrijke kwaliteit voor loods 22. Die ruimtewerking uitspelen in het ontwerp en de uitwerking van de woningen heeft weliswaar een negatieve invloed op het privé-karakter van deze woningen en hun buitenruimtes, maar door de vormgeving en de organisatie van de elementen die de nieuwe woonruimtes afbakenen kan ik dit effect enigszins beperken.
figuur 5.8 - Interieur (schets) De detaillering van de ingrepen is te vinden achteraan dit hoodstuk.
5.4. Conclusies Loods 22 geniet, naast zijn herkenbaar silhouet in het stadsbeeld, van een visuele en ruimtelijke openheid. Ik probeer de ervaring van loods 22 te bewaren en op een interessante manier in het woongebeuren binnen te brengen. Tegelijk wil ik door de uitwerking van mijn ontwerp iedere bewoner een maximale vrijheid geven in het inrichten van zijn individuele woning. Ik herstel het silhouet van loods 22 naar zijn historische en meer eenduidige toestand en probeer dit beeld te ondersteunen bij de herbestemming naar een 45
figuur 5.9 - Detail horizontale snede (schaal: 1/20) 46
figuur 5.11 - Detail aanzicht (schaal: 1/20) 47
figuur 5.10a - Detail verticale snede (schaal: 1/20) 48
figuur 5.10b - Detail verticale snede (schaal: 1/20) 49
6 Slot Luxelofts ontwikkelen voor het industrieel erfgoed is een goedkope manier van ontwerpen. De benaming wijst er namelijk op dat er oppervlakte in overvloed is, maar garandeert niets over de kwaliteit of bruikbaarheid van die oppervlakte of hoe de woningen omspringen met de kwaliteiten van het gebouw waarin ze georganiseerd worden. Om een antwoord te kunnen bieden op de vraag of compacte woningbouw een kwaliteitsvol alternatief kan bieden voor de luxelofts die meestal bij dit soort projecten ontwikkeld worden, moet in de eerste plaats gekeken worden naar wat het bestaande gebouw en de omgeving te bieden hebben. Loods 22 staat in een geïsoleerde zone op een schiereiland te Gent. De bestaande loods vormt ondanks de wijzingen en beschadigingen doorheen de tijd een herkenbaar silhouet en door het verdwijnen van de oorspronkelijke gevels krijgt het gebouw een open ruimtegevoel en een transparante beleving. De structuur van de loods is complex, maar efficiënt opgebouwd. Het aantal verticale dragers vermindert naar boven toe in het gebouw en iedere verdieping heeft een verschillende verdeelstructuur. Bij het ontwerpen binnen dit gebouw moet ik rekening houden met de technische en structurele mogelijkheden en beperkingen van het gebouw. Ik beperk het absolute aantal wooneenheden in het ontwerp om een grotere diversiteit aan eenheden binnen één totaalontwerp te kunnen onderzoeken. Iedere woning moet bovendien over gelijkwaardige kwaliteiten beschikken en tegelijk de kwaliteiten van zijn ligging binnen het gebouw benutten en ik nuanceer de graad van compactheid voor ieder woningtype ten voordele van de levenskwaliteit en de flexibiliteit die ze de bewoner bieden. Bij het uitwerken van het nieuwe programma herstel ik het bekende silhouet naar zijn oorspronkelijke toestand en eenvoud door de latere toevoegingen te verwijderen en de beschadigde of verwijderde onderdelen te vervangen. Door de nieuwe intiemere ruimtes af te bakenen met eenvoudige individuele elementen behoud ik de ruimtelijke schaal en de visuele openheid van loods 22. Binnen de afgebakende woonruimtes heeft de bewoner een grote vrijheid in het bepalen van de indeling. De visuele openheid van de stalen structuur die belangrijk is in de ruimtewerking en de schaalbeleving van de loods heeft een negatief effect op het privé-karakter van de individuele wooneenheden. Indien deze visuele openheid als een hindernis beschouwd wordt, zoals bij de geplande luxelofts, gaat het schaalgevoel en de ruimte-ervaring van het beschermde bouwwerk verloren. Dit is voor mij een
onaanvaardbare keuze. Daarom probeer ik in mijn ontwerp de beleving van de loods ten volle te benutten, maar beperk ik door de concrete uitwerking ervan enigszins de richting en transparantie van de doorzichten. Door een evenwicht te zoeken tussen de mogelijkheden en kwaliteiten van het beschermde gebouw en zijn omgeving en de flexibiliteit en de compactheid van het totaalontwerp en de individuele woningen kan ik een kwalitatief alternatief bieden voor de geplande luxelofts. Binnen mijn ontwerp is er een grote keuze uit compacte woningtypes en woonoppervlaktes die elk hun eigen kwaliteiten en mogelijkheden aanbieden en de kwaliteiten van hun ligging in het gebouw uitspelen. Op basis van de voorkeuren en keuzes van toekomstige bewoners kan een ontwerper een totaalontwerp genereren dat in hun wensen voorziet.
50
Referentielijst
Tijdschriften DE VUYST Hilbrand, DE SCHEPPER Jo, STEVENS Kathy, “herbestemmen van industrieel erfgoed”, M&L, vol.24, nr. 1, pp. 6-21
Normen NBN ENV 1993-1.1, “Eurocode 3: ontwerp van stalen draagsystemen. Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen samen met Belgische toepassingsrichtlijn”, Belgisch instituut voor normalisatie, Brussel, 2002, p. 51
Multimedia 2008-07-29, http://www.agsob.be/pageview.aspx?pv_mid=3656 2004-06-01, http://www.agsob.be/documenten/Publicaties/Nieuwsbrief%20Muide-Meulestede.pdf 2008-07-29, http://www.locus.be/project.php?project_id=25 2008-04-04, http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=1M1Q8M7O 2008-04-12, http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=A61QK85U 2008-02-27, http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=OS1OJ2EO 2007-11-30, http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=6A1KQN9E 2008-07-29, http://www.tienstiens.org/search/node/muide
Inspiratiebronnen CATTEEUW ARCHITECTUUR PRAKTIJK, Project Loods 22, Gent, Belië, 2008 HAVERHALS HEYLEN ARCHITECTEN, ‘t pandreitje, Brugge, België, 2004 LE CORBUSIER, Unité d’habitation, Marseille, Frankrijk, 1952 NEUTELINGS RIEDIJK ARHCITECTEN, Hollainhof, Gent, België, 1998 NEUTELINGS RIEDIJK ARHCITECTEN, Apartment block Mullerpier, Rotterdam, Nederland, 2003 NEUTELINGS RIEDIJK ARHCITECTEN, Row houses Thomas de Beer site, Tilburg, Nederland, 1996 NEUTELINGS RIEDIJK ARHCITECTEN, Row housing Sporenburg, Amsterdam, Nederland, 1998 OFFICE OF METROPOLITAN ARCHITECTURE, Nexus Housing, Fukuoka, Japan, 1991 RENZO PIANO BUILDING WORKSHOP ARCHITECTS, Niccolỏ Paganini Auditorium, Parma, Italië, 2001 ROBBRECHT EN DAEM ARCHITECTEN, Sint-Felix pakhuis, Antwerpen, België, 2000 VAN DER MEEREN WILLY, Ieder zijn huis, Evere, België, 1954
51
Bijlage A Architectuurplannen voor project “loods 22” (Catteeuw Architectuur Praktijk)
A-1
A-2
A-3
A-4
A-5
A-6
Bijlage B Detailonderzoek van de structuurelementen van loods 22
B-1
Kelderverdieping - gietijzeren kolom [KV GK] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
3. Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 4000,0 4,0 4285,0 4,3 oppervlakte
permanent mobiel
17,1 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] 200,0 2,0 33,6 200,0 2,0 33,6
B-2
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
B-3
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
Kelderverdieping - primaire balk [KV PB] 1. Elementen De exacte afmetingen van deze elementen kunnen niet vastgelegd worden omdat er een groot aantal varianten bestaat in de loods, afhankelijk van hun aansluitingen op liggers, muren of kolommen. 2. Onderdelen (schaal: 1/10)
3. Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 8000,0 8,0 4285,0 4,3 oppervlakte
permanent mobiel
34,3 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] knopen belasting/knoop [kN] 200,0 2,0 67,3 4 16,8 200,0 2,0 67,3 4 16,8
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
B-4
Kelderverdieping - secundaire balk [KV SB] 1. Elementen De exacte afmetingen van deze elementen kunnen niet vastgelegd worden omdat er een groot aantal varianten bestaat in de loods, afhankelijk van hun aansluitingen op liggers, muren of kolommen. 2. Onderdelen (schaal: 1/10)
3. Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 4285,0 4,3 2000,0 2,0 oppervlakte
permanent mobiel
8,6 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] 200,0 2,0 16,8 200,0 2,0 16,8
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
B-5
Kolom type 1 [KT1] 1. Elementen (schaal: 1/20)
Op begane grond [BG KT1]
Op gelijkvloers [GV KT1]
B-6
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
3. Draagkracht Gelijkvloers
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 8000,0 8,0 4285,0 4,3 oppervlakte
permanent mobiel
34,3 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] 200,0 2,0 67,3 200,0 2,0 67,3
1ste verdieping
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 21425,0 21,4 8000,0 8,0 oppervlakte
permanent mobiel
171,4 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] 50,0 0,5 84,1 0,0 0,0 0,0
B-7
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
B-8
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
Kolom type 2 [KT2] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-9
3. Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 8000,0 8,0 4285,0 4,3 oppervlakte
permanent mobiel
34,3 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] 200,0 2,0 67,3 200,0 2,0 67,3
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
B-10
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
Gelijkvloers langsgevel - vakwerk [GVL VW] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-11
B-12
Gelijkvloers binnen - vakwerk [GVB VW] 1. Elementen (schaal: 1/20)
Van [KT1] naar [KT1] [GVB VW KT1-KT1]
Van [KT1] naar [KT2] [GVB VW KT1-KT2]
Van [KT2] naar [KT1] [GVB VW KT2-KT1]
Van [KT2] naar [KT2] [GVB VW KT2-KT2] 2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-13
B-14
3. Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 8000,0 8,0 4285,0 4,3 oppervlakte
permanent mobiel
34,3 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] knopen belasting/knoop [kN] 200,0 2,0 67,3 8,0 8,4 200,0 2,0 67,3 8,0 8,4
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%] B-15
Gelijkvloers dwarsgevel - vakwerk [GVD VW] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-16
Gelijkvloers - balk [GV B] 1. Elementen (schaal: 1/20)
Van [KT1] naar [KT2] [GV B KT1-KT2]
Van [KT2] naar [KT1] [GV B KT2-KT1]
Van [KT2] naar [KT2] [GV B KT2-KT2] 2. Onderdelen (schaal: 1/10)
3. Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 4285,0 4,3 1000,0 1,0 oppervlakte
permanent mobiel
4,3 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] 200,0 2,0 8,4 200,0 2,0 8,4
B-17
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
B-18
Gelijkvloers - luifel [GV L] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-19
1ste verdieping langsgevel - vakwerk [1VL VW] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-20
B-21
1ste verdieping langsgevel - vakwerk [1VL VW] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-22
B-23
3. Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 21425,0 21,4 4000,0 4,0 oppervlakte
permanent mobiel sneeuwlast
85,7 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] 50,0 0,5 42,0 0,0 0,0 0,0 40,0 0,4 33,6
Geometrie [mm]
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
B-24
Doorbuiging [mm]
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
B-25
1ste verdieping dwarsgevel - vakwerk [1VD VW] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-26
1ste verdieping - dakspant [1V DS] 1. Elementen (schaal: 1/50)
Van [KT1] naar [KT1] [1V DS KT1-KT1]
Van [1VB VW] naar [1VB VW] [1V DS VW-VW] B-27
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-28
3.Draagkracht
lengte breedte
afmetingen [mm] afmetingen [m] 21425,0 21,4 4000,0 4,0 oppervlakte
permanent mobiel sneeuwlast windlast + windlast -
85,7 m²
lasten [kg/m²] lasten [kN/m²] belasting [kN] knopen belasting/knoop [kN] 50,0 0,5 42,0 12 3,5 0,0 0,0 0,0 12 0,0 40,0 0,4 33,6 12 2,8 80,0 0,8 67,3 6 11,2 30,0 0,3 25,2 6 4,2
Geometrie [mm]
B-29
Lasten GGT [kN]
Lasten UGT [kN]
Doorbuiging [mm]
Knikbelasting [%]
Staafweerstand [%]
B-30
1ste verdieping - luifel [1V L] 1. Elementen (schaal: 1/20)
2. Onderdelen (schaal: 1/10)
B-31
Horizontale snede +0mm - kelderverdieping (schaal: 1/500)
B-32
Horizontale snede +2700mm - gelijkvloers (schaal: 1/500)
B-33
Horizontale snede +6900mm - 1ste verdieping (schaal: 1/500)
B-34
Verticale sectie AA (schaal: 1/500)
Verticale snede BB (schaal 1/500)
B-35
Verticale snede CC (schaal 1/500)
Aanzicht oost (schaal: 1/500)
Aanzicht zuid (schaa1/500)
B-36
Bijlage C Thematisch onderzoek van de individuele wooneenheden
C-1
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1 (+1)
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 55m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-2
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 40m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-3
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 40m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling klassiek
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-4
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1 (+1)
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 50m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-5
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 40m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-6
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 40m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling klassiek
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-7
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1 (+1)
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 50m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-8
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 40m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-9
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 65m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SNL
indeling open
personen 2
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-10
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 65m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SNL
indeling klassiek
personen 2
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-11
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 65m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 2
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-12
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 65m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling klassiek
personen 2-3
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-13
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 90m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SNL
indeling open
personen 3-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-14
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 90m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SNL
indeling klassiek
personen 3-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-15
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 90m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 3-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-16
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 90m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling klassiek
personen 3-4
kamers 3
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-17
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 1 (+1)
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 105m²
toegang gelijkvloers
oriëntatie west
ontwerp
concept ruim
organisatie [4] -
indeling -
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-18
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 70m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 3-4
kamers 3
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-19
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 70m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 3-4
kamers 3
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-20
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 70m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling klassiek
personen 3-4
kamers 3
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-21
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 70m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept ruim
organisatie [4] -
indeling -
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-22
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 115m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 3-4
kamers 3
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-23
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 115m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 4-5
kamers 4
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-24
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 115m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling klassiek
personen 4-5
kamers 4
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-25
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 6m
oppervlakte[2] 115m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept ruim
organisatie [4] -
indeling -
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-26
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 145m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 4-5
kamers 4
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-27
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 145m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 5-6
kamers 5
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-28
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 145m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling klassiek
personen 5-6
kamers 5
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-29
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 8m
oppervlakte[2] 145m²
toegang verdieping
oriëntatie west
ontwerp
concept ruim
organisatie [4] -
indeling -
personen 2-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-30
locatie [3] centraal
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 80m²
toegang verdieping
oriëntatie oost
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 3-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-31
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 80m²
toegang verdieping
oriëntatie oost
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling klassiek
personen 3-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-32
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 2
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 80m²
toegang verdieping
oriëntatie oost
ontwerp
concept ruim
organisatie [4] -
indeling -
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
3. Schets
C-33
locatie [3] hoek
1. Gegevens
woning
bouwlagen 3
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 105m²
toegang verdieping
oriëntatie oost
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling open
personen 3-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
C-34
locatie [3] centraal
3. Schets
C-35
1. Gegevens
woning
bouwlagen 3
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 105m²
toegang verdieping
oriëntatie oost
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SBL
indeling klassiek
personen 3-4
kamers 2
2. Plannen (schaal: 1/200)
C-36
locatie [3] centraal
3. Schets
C-37
1. Gegevens
woning
bouwlagen 3
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 105m²
toegang verdieping
oriëntatie oost
ontwerp
concept compact
organisatie [4] SCLB
indeling open
personen 4-5
kamers 4
2. Plannen (schaal: 1/200)
C-38
locatie [3] centraal
3. Schets
C-39
1. Gegevens
woning
bouwlagen 3
breedte[1] 4m
oppervlakte[2] 105m²
toegang verdieping
oriëntatie oost
ontwerp
concept ruim
organisatie [4] -
indeling -
personen 1-2
kamers 1
2. Plannen (schaal: 1/200)
C-40
locatie [3] centraal
3. Schets
[1] De breedtes zijn gemeten tot het midden van de scheidingswand [2] De oppervlaktes zijn afgerond tot op 5m² [3] De ontwerpen voor hoekwoningen zijn variaties op de ontwerpen voor woningen centraal in het gebouw [4] SBL: Slaapkamers en leefruimtes bevinden zich op verschillende verdiepingen; SNL: Slaapkamers en leefruimtes bevinden zich naast elkaar in de lengte van de woning; SCLB: Slaapkamers geven uit op de centrale ruimte en leefruimtes geven uit op de private buitenruimte.
C-41