03 22 11 333
www.antwerpen.be
Ontwerpend onderzoek als methodiek
Kandidatuur Vlaamse Ruimtelijke Planningsprijs 2012
Ontwerpend onderzoek als methodiek. Verantwoordelijke Patricia De Somer Bedrijfsdirecteur stadsontwikkeling Katlijn Van der Veken Bestuurscoördinator Ruimte & Mobiliteit Contactpersoon Tom Broes Tel: 03/338.67.06 Fax: 03/335.51.61 E-mail:
[email protected] Grote Markt 1 2000 Antwerpen Coördinator onderzoek Isabelle Verhaert Team Ontwerpend Onderzoek Tom Broes Koen De Langhe Hélène Roose Ward Van Aerschot Toon Vanobbergen Voormalige medewerkers Peter Claeys Erik Van Beekum Lina Wijns Wouter Willems
4A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
Inzending opgedragen aan Peter Claeys. Pionier en roodste aap van het team ontwerpend onderzoek.
6A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
1
Ontwerpend onderzoek als methodiek
Met ‘ontwerpend onderzoek’ werd het afgelopen decennium een containerbegrip gelanceerd dat vele ladingen lijkt te dekken. Vooral in academische kringen vloeide al heel wat inkt over het onderwerp. Los van dit theoretisch discours wil deze inzending duiden hoe ontwerpend onderzoek in de dagelijkse praktijk van de stad Antwerpen uitgroeide tot een structureel onderdeel van het planproces. Waar ligt de oorsprong van het ontwerpmatige denken binnen de stad? Welke rol vervult deze methodiek in het streven naar ruimtelijke kwaliteit; het faciliteren van communicatie en het evoceren van participatie? En hoe verhoudt het zich tot het stedelijk beleid van de stad? Op deze en andere bedenkingen probeert onderliggende tekst een antwoord te formuleren.
Inhoudstafel
* Inleiding: Ontwerpend onderzoek als methodiek.
1
* Het dogmatische denken voorbij.
2
* De juiste afstand.
3
* Case 1: De schijnvallei-noord als ruimtelijk kader.
5
* Case 2: Masterplan voor de publieke functies en Moorkensplein te Borgerhout.
7
* 127 Projecten.
9
* 9DQFRQFUHWHSURMHFWGH¿QLWLHWRWDOJHPHQHVWUXFWXXUVFKHWVGHYHUVFKLOOHQGH 11 wijzen van doorwerking van ontwerpend onderzoek binnen het planproces. 12 3URMHFW¿FKHV * Duurzame verankering van ontwerpend onderzoek binnen de plancapaciteit 28 en het planproces van de stad. - Interview met Katlijn Van der Veken, bestuurscoördinator afdeling 30 Ruimte & Mobiliteit en Hardwin De Wever, directeur proces en projectregie AG Stadsplanning Antwerpen.
* Spanningsveld tussen “zelf de pen vasthouden” en werken met externe ontwerpers. - Interview met Kristiaan Borret, stadsbouwmeester Antwerpen. - Interview met Jan Maenhout, architect.
32
* Slot: Steentje in de schoen van
37
34 36
8A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
2
Uitsnede uit het Globaal Structuurplan Antwerpen. (1990)
Het dogmatische denken voorbij
Uitsnede uit het Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen. (2006)
In een recent verleden werden ontwerpers minder betrokken bij het plannen van de stad. Die rol behoorde de planologen pur sang toe. De vele structuurschetsen, plandiagrammen en bestemmingsplannen opgebouwd uit abstracte bollen, pijlen en rasters zijn hiervan nog verse getuigen. Hoewel deze aanpak zeker zijn verdienste gehad heeft, werden gaandeweg ook pijnpunten blootgelegd. Door de hoge mate van abstractie, kon soms al te makkelijk voorbijgegaan worden aan de fysiekruimtelijke realiteit. Een op plan nog zelfverzekerde pijl bleek op het terrein soms niet meer dan een zijden draadje dat niet bij machte was de twee veronderstelde bollen met elkaar te verbinden. Daarbij leende de soms droge verbeeldingstechniek zich moeilijk tot een geïnspireerd communicatie- en participatietraject. In Antwerpen blijft het Globaal Structuurplan Antwerpen (1990) als laat testament van deze periode. In deze context bevond zich een leemte waarin de ontwerper weldra een hernieuwde rol te vervullen had, zodat planning en ontwerp elkaar konden aanvullen en versterken. In de slipstream van initiatieven zoals ‘Stad aan de Stroom’ (1989) en ‘Antwerpen Culturele Hoofdstad 1993’ deed het uitgesproken ontwerpmatige denken zijn intrede binnen de stedelijke administratie rond de eeuwwisseling. Vroege onderzoeken op schaal van het bouwblok (1997) kregen met het Grootstedenbeleid (2002) een ruimer kader. Ontwerpend onderzoek werd ingezet als instrument bij de selectie van geschikte bouwblokken voor renovatie. Naast de gebruikelijke kwantitatieve analyses (dichtheid, inwonersaantal,…) werd met een aanvullende kwalitatieve analyse (ruimtelijke potenties, investeringsklimaat,…) vermeden om projecten te lanceren
op een bij voorbaat ten dode opgeschreven spoor. In de stad vond het ontwerpend onderzoek daarmee zijn intrede op schaal van het bouwblok, als onderdeel van een concrete fase in het beleidsproces en won het sindsdien schoorvoetend aan belang en (politieke) draagkracht. Misschien kan in dit klimaat de sterk ontwerpmatige insteek voor het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA, 2003-2006) begrepen worden. Met Studio Associato Bernardo Secchi Paola Viganò (Studio 03) liet de stad zich ondersteunen door een autonoom ontwerpteam dat zich evenwel bereid toonde om mee te stappen in het onvermijdelijk lange en gestage proces dat de opmaak van het structuurplan kenmerkte. Eerder dan zich op te stellen als externe dogmatische denker, ging de ontwerper vanuit het planproces zelf op zoek naar verborgen potenties en mechanismen om ruimtelijke kwaliteit in de plannen te hevelen. Deze evolutie is wellicht exemplarisch voor het hervonden engagement van de ontwerper bij de conceptie van de stad. Wat er ook van zij, het structuurplan is, naast een breed gedragen, vooral ook een ruimtelijk verbeeldend document. De doorwerkte ontwerptekeningen en collages bereiken een breder publiek en trachten de gewenste structuur van de stad te betrekken op haar materialiteit. Elke richtlijn in het beleidsdocument werd ontwerpmatig afgetoetst en deze schetsen werden in een derde, informatieve bundel toegevoegd aan het document. Het s-RSA kreeg niet voor niets de titel ‘Antwerpen Ontwerpen’ mee. Met het ontwerpend onderzoek van Bernardo Secchi en Paola Viganò als drijvende kracht, werd stadsontwikkeling weer concreet en relateerde de ontwerper planning weer meer aan de straatsteen.
10A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
3
De juiste afstand
'H VWHOVHOPDWLJH VFKDDOYHUJURWLQJ HQ LQ¿OWUDWLH YDQ RQWZHUSHQG RQGHU]RHN ELQQHQ het bredere beleidsproces van de stad heeft ongetwijfeld meegesurfd op de golven van het succes dat het s-RSA was. Initieel stimuleerde de uitwerking van een aantal strategische projecten (zoals de Scheldekaaien, de Groene Singel …) een voortborduren op het ontwerpend onderzoek uit het structuurplan. De stad werkte daarvoor hoe langer hoe meer met zowel externe als interne ontwerpers. Na verloop van tijd werden de interne activiteiten in een team ontwerpend onderzoek (2007)
en meerlagig worden de mogelijkheden van het ontwerpend onderzoek. Deze rechtstreekse en deels informele netwerken stellen het intern ontwerpend onderzoek in staat om aan de hand van tekeningen, diagrammen, stroomschema’s, collages, valorisatieschema’s en maquettes de bezorgdheden van alle betrokken partijen snel en concreet te verbeelden. Vaak leveren deze documenten tastbare en bruikbare input op voor communicatie of participatie, en dit soms in een heel vroeg stadium van het
ondergebracht dat zo verankerd werd binnen de administratie van de stad Antwerpen HQ]LFKVSHFL¿HN]RXEH]LJKRXGHQPHWSURFHVRQGHUVWHXQHQGUXLPWHOLMNRQGHU]RHN Vandaag de dag wordt ontwerpend onderzoek ingeschakeld op initiatief van verschillende projectleiders en planners en dit op verschillende schalen en bij verschillende activiteiten tijdens het planproces. Navenant neemt het onderzoek ook YHUVFKLOOHQGH YRUPHQ HQ ¿QDOLWHLWHQ DDQ 9DQ YHUNHQQHQGH ODQGVFKDSVDQDO\VH WRW concrete stedenbouwkundige richtlijnen voor nieuwe bebouwing, al deze vormen behoren tot het onderzoeksveld. Om dit ruime werkveld te verbeelden wordt het ‘schema complexe stadsprojecten’ aangewend waarin verschillende activiteiten gedurende het planproces worden beschreven: initiëren en verkennen, onderzoeken, planuitwerking, uitvoering en beheer. Het ontwerpend onderzoek dat zich tijdens en tussen de verschillende activiteiten manifesteert, kan onderscheiden worden in 3 categorieën van ontwerpmatig denken: het wetenschappelijk ontwerpend onderzoek; het normatieve ontwerpend onderzoek en het procesmatige ontwerp. De consistente betrokkenheid bij alle activiteiten doorheen dit non-lineaire iteratieve proces beoogt een sterke continuïteit en coherentie: wat in de ene activiteit fundamenteel geacht wordt voor de ruimtelijke kwaliteit, wordt in de anderen activiteiten systematisch bewaakt. Generieke ambities en visievorming worden zo makkelijker vertaald in ruimtelijke ontwerprichtlijnen voor concrete projecten. 2QWZHUSHUVGRRUORSHQGH]HF\FOXVDOVLQ¿OWUDQWHQLQGHYHUVFKLOOHQGHSODQSURFHVVHQ die per afzonderlijk project uitgestippeld worden door de verschillende projectleiders. Op die manier ontstaat een bijzondere situatie: ontwerpers komen in het zog van de planners stelselmatig in contact met nagenoeg alle stedelijke diensten (Ruimte & Mobiliteit, Energie en Milieu, Stedenbouwkunidge Vergunningen, Patrimoniumonderhoud, Stads- en Buurtonderhoud, AG VESPA, AG Stadsplanning, Onroerend Erfgoed/Monumentenzorg, Ontwerp en Uitvoering, Openbaar Domein, Lerende Stad, Werk en Economie, …) alsmede de betrokken externe partners (De Lijn, externe ontwerpers, de provincie, de Vlaamse overheid ...) Hierbij wordt een schat aan informatie (van beschikbare GIS-data over aandachtspunten in het openbaarvervoersbeleid tot ontwerprichtlijnen voor het openbaar domein …) ontsloten voor de ontwerper en eigent hij zich de wetmatigheden toe van de stedenbouwkundige praktijk en politiek. Deze directe relatie tot het planproces en de onderliggende informatielagen vormen het fundament voor doelgericht onderzoek. Hoe meer relevante informatie er wordt RQWUDIHOG HQ KRH VFKHUSHU KHW LQ]LFKW LQ KHW VSHFL¿HNH SURFHV GHV WH LQYHQWLHYHU
WUDMHFW+HWRQWZHUSVWDDWGDDUELMQRRLWDOVHHQ¿QDDOGRHORS]LFKPDDUZLOYRRUDOGH discussie voeden, onverwachte invalshoeken aanreiken en zo veel mogelijk potenties valoriseren. Het onderzoek stelt zich m.a.w. ten dienste van het planproces, wordt er onderdeel van en soms stuwende kracht. Ontwerpend onderzoek dat positie kiest buiten dit planproces, zet zichzelf binnen de dagelijkse werking van de stad al gauw buitenspel en verliest aan relevantie, hoe interessant het op zich ook moge zijn. Tegelijkertijd loert het gevaar ook om de andere hoek. Eens ontwerpend onderzoek volledig opgaat in het beleidsproces, dreigt de toegevoegde waarde snel te verdampen. Bij de minste onoplettendheid kan het onderzoek verglijden in pragmatisme en adhoc belangenbehartiging: ontwerpend onderzoek als politieke vergoelijking. De ontwerper heeft m.a.w. een bepaalde autonomie nodig om in zijn onderzoek een kwalitatieve ruimtelijke coherentie voorop te blijven stellen. Het onderzoek wordt JHYRHGYDQXLWKHWEHOHLGPDDUPRHWKHWRRNSHUPDQHQWPRJHQEHYUDJHQ6SHFL¿HN en intensief ontwerpoverleg los van de processen, tussen onderzoekers onderling en de Antwerpse stadsbouwmeester als onafhankelijk kwaliteitsbewaker, vormt een belangrijk instrument om de juiste afstand te bewaren. Zo wordt vermeden om het ontwerpend onderzoek al te zwaar te compromitteren of te beladen met procesgerelateerde beslommeringen. Ontwerpend onderzoek gedijt best in dit spanningsveld tussen nauwe betrokkenheid en afstand. De ontwerpend onderzoeker rendeert optimaal wanneer hij rechtstreeks opereert vanuit het immense kennisvat van het beleid en tegelijkertijd de vrijheid krijgt om de grenzen van datzelfde beleid af te tasten. Pas in dit klimaat wordt de creatieve kracht van ontwerpend onderzoek het meest productief en kan het in het beste geval mee helpen om de grenzen van het beleid beetje bij beetje te verleggen. Deze delicate evenwichtsoefening vormt voor het ontwerpend onderzoek een grote uitdaging. De grens tussen coproductie en contraproductiviteit is immers dun. Kort gesteld houdt het ontwerpend onderzoek het stedelijk beleid permanent een spiegel voor; enerzijds om zichzelf trouw te blijven maar ook om zichzelf op tijd en stond in vraag te durven stellen. Aan de hand van twee uiteenlopende cases wordt in wat volgt kort aangetoond hoe het ontwerpend onderzoek als methode is ingebed in verschillende planningsprojecten in Antwerpen en hiermee probeert bij te dragen tot het levend houden van het debat en het concreet doorvertalen van globale ambities naar concrete projecten.
INITIEREN EN VERKENNEN Er is enkel een idee of initiatief naar aanleiding van een probleem of kans. Er is een initiator.
ONDERZOEKEN Dit resulteert in een project en projectgebied. Aan het einde van deze fase is er een projectregisseur beschikbaar.
PLANUITWERKING
UITVOEREN
Binnen het project worden mogelijke deelprojecten gedefinieerd.
Deelprojecten worden uitgevoerd binnen de de voor het project vooropgestelde doelstellingen.
Deelprojecten worden beheerd binnen de ambities die voor het project zijn vooropgesteld.
Er is een projectteam dat de procesregisseur ondersteunt en projectleiders voor deelprojecten zijn beschikbaar.
Projectleiders leiden de uitvoering van hun deelproject; in overleg met de procesregisseur.
Beheersentiteiten nemen de rol van de procesregisseur en -leider(s) over. Er is duidelijkheid over de verantwoordelijkheden.
Ontwerpend onderzoek duikt op in en tussen verschillende activiteiten van het planproces en gedijt best in non-lineaire iteratieve processen. (schema op basis van Draaiboek Complexe Stadsprojecten, Kenniscentrum Vlaamse Steden)
BEHEREN
12A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
4
PROCES G
PROCES F
PROCES E
PROCES D
PROCES C
PROCES B
PROCES A
ONTWERPOVERLEG TUSSEN ONTWERPERS EN STADSBOUWMEESTER GARANDEERT DE NODIGE ONAFHANKELIJKHEID
INFILTRATIE VAN ONTWERPEND ONDERZOEK IN DE LOPENDE PLANPROCESSEN
TOO TOO
SBM SBM
TOO TOO
TOO SBM SBM SBM
TOO TOO
TOO SBM SBM SBM
TOO TOO
TOO SBM SBM
2QWZHUSHQGRQGHU]RHNZHUNWKRUL]RQWDDOHQQHVWHOW]LFKLQKHWVSDQQLQJVYHOGWXVVHQDXWRQRPLHHQLQ¿OWUDWLHLQKHWSODQSURFHV
14A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
5
CASE 1: De Schijnvallei Noord als ruimtelijk kader
Verstedelijkt overgangslandschap: van bebouwde Brabantse zandwal tot restanten van de Scheldevallei.
Een eerste bundel van ontwerpmatige onderzoekssporen laat zich het makkelijkst hertraceren aan de hand van onderzoek rond Schijnvallei Noord, dat zijn oorsprong vond aan de zijde van het planproces rond de Ekerse woonwijk Rozemaai. Hier bewogen een aantal verkommerde en te renoveren gebouwen de stad en haar woonbedrijf Woonhaven ertoe een masterplan op te maken. Pas na de lancering YDQ HHQ SURMHFWGH¿QLWLH HQ GH VHOHFWLHSURFHGXUH YDQ HHQ H[WHUQ RQWZHUSEXUHDX werd ontwerpend onderzoek ingeschakeld. Die vraag kwam op een moment dat de voortgang van het project na een aantal moeizame beslissingsmomenten in een impasse dreigde te verzeilen.
Stedelijk Onderwijs,...) en mede door de site expliciet vanuit dit standpunt te verbeelden, leek grondverkoop op deze strategische plek niet meer opportuun. Er werd dan ook resoluut gekozen de gronden te behouden tot een gunstiger investeringsklimaat de hoogstedelijke ontwikkeling mogelijk maakt die Havana verdient. Vandaag wordt ontwerpmatig onderzocht hoe een tijdelijk stadsprogramma op de site gehuisvest kan worden dat vandaag al de grondslagen kan leggen voor een duurzame toekomst. Ondertussen was het onderzoek Schijnvallei Noord een eigen leven gaan leiden en
Met inzage in dit voortraject en met input van alle betrokken partijen (planner; Woonhaven; externe ontwerper; stadsbouwmeester, dienst mobiliteit, dienst wonen en welzijn, ontwerp en uitvoering publieke ruimte …) kreeg het ontwerpend onderzoek de nodige zuurstof. Eerder dan te focussen op de masterplansite zelf, richtte het onderzoek zich op een meer regionaal-landschappelijke lezing – daarbij gebruik makend van data en terreinkennis uit voorgaande onderzoeken in de omgeving. Zo hadden de interne en externe ontwerpers elk hun eigen complementaire onderzoeksdomein. Het onderzoek voorzag de site van een overtuigend ruimtelijk kader, waarbinnen het masterplan een nieuwe wending vond. Samen met alle voornoemde actoren werd daarna in een intensieve reeks van workshops toegewerkt naar een gedragen eindresultaat, waarin het ruimere landschappelijke raamwerk een gepaste invulling kreeg. Na de bekrachtiging van het masterplan bij collegebesluit kon Woonhaven aan de slag met de heropbouw van zijn gebouwen. Bij de gunning werd het advies van onder andere de ontwerpend-onderzoekers ingewonnen, om zo in een aantal werkvergaderingen (planner, Woonhaven, ontwerp en uitvoering publieke ruimte …) mee te behartigen dat de geest van het masterplan tot op het niveau van het gebouw en zijn omgevingsaanleg kon doorwerken. Los van het traject Rozemaai liep in diezelfde periode ook het proces rond Havana, een wat uit het oog verloren perifere locatie hoog op de Noorderlaan. Hier stond een amalgaam aan randstedelijke ruimtelijke claims op het punt de beschikbare ruimte volledig te consumeren, terwijl de stad vooralsnog zonder concrete visie stond en met de idee speelde om delen van haar grond te verkopen ten behoeve van grootschalige retail. Waar de eerste onderzoeken een eerder pragmatische afweging waren van beschikbare m² grond t.o.v. de totale programmaclaim (wie krijgt welk deel van de NRHN" ZHUGVQHOGXLGHOLMNGDWRRNRSGH]HSOHNPHHUYDQXLWKHWµVSHFL¿HNH'1$¶ van de plek ontworpen en onderzocht moest worden. Door samen te sporen met onderzoek Schijnvallei Noord en deels terug te vallen op de kennisopbouw uit het s-RSA, kwam de afgelegen site in een ander daglicht te staan. Namelijk als de plek waar noordelijke forenzen vanuit de polders op de Harde Ruggengraat (stedelijke condenser, strategische ruimte uit het s-RSA) botsen en deze uitloper van de stad vis à vis komt te staan met de Oude Landen – één van de rijkste natuurgebieden rond de stad en belangrijke bouwsteen in de Noordelijke Schijnvallei. Naast groeiende inzichten gevoed door vele andere diensten (Patrimoniumonderhoud,
werd het als beleidsvoorbereidend document opgepikt om een aantal lopende trajecten te voeden. Het vond onder andere zijn doorwerking in het project Laaglandpark, waar het op initiatief van de projectleider van bij de opstart als kapstok werd gepresenteerd aan de externe ontwerpers en betrokken partijen. Later zou ontwerpend onderzoek in de marge van het Laaglandpark ingezet worden om nieuwe woonprogramma’s van het Zorgbedrijf langs de Neerlandstraat in Merksem van een passende ruimtelijke insteek te voorzien waarin de verschillende externe ontwerpers hun gading konden vinden. Ook hier brachten een aantal werkvergaderingen met ontwerpend onderzoek als medium de betrokkenen (Zorgbedrijf, ZNA, externe ontwerpers, stadsbouwmeester, vergunningen …) op een lijn. Allicht heeft het onderzoek voor Schijnvallei Noord ook enige impact gehad op de evolutie van Masterplan 2020. Tijdens verschillende vergaderingen (tussen de stad, BAM, TV SAM, AWV, De Lijn, VMM, de Haven…) lag het onderzoek in elk geval veelvuldig mee op de vergadertafel in een poging de discussie over (ruimtelijke) kwaliteit te verruimen. De landschappelijke inpassing van de nieuwe infrastructuur langs Merksem, maar ook de omgang met de loop van de Schijn kwamen alleszins meer uitgesproken op de agenda en werden d.m.v. meer doorgedreven onderzoek in het proces gesmokkeld. Van hieruit werd ook de link naar de voortgang van het onderzoek rond Singel Noord snel gelegd. Deze parallel lopende trajecten hebben mekaar ongetwijfeld beïnvloed en gevoed, ondersteund en weerlegd, met ontwerpend onderzoek als dankbare methode om deze kruisbestuivingen te faciliteren en te concretiseren. Uiteraard stond het ontwerpend onderzoek niet op zichzelf. Het schreef zich in de lopende processen in om van binnenuit gevoed te worden door de verschillende projectleiders; terwijl het creatieve proces dankzij de verschillende momenten van ontwerpoverleg de nodige zuurstof kreeg. Door tegelijkertijd op verschillende schalen in verschillende planfases vanuit verschillende processen in eenzelfde gebied te opereren, toonde het ontwerpend onderzoek zich als een dankbaar medium om kruisbestuivingen, synthese en correlatie tussen deze variabelen te helpen bewerkstelligen. Op die momenten kan de bundeling van verschillende onderzoeksporen zeer productief zijn, waarna ze later weer elk hun eigen weg gaan. Door mee te schuiven in een heel aantal trajecten bereikte het onderzoek rond Schijnvallei Noord een breed en divers aantal betrokken partijen en werkte zo latent door in een heel aantal processen.
HAVANA
6
122
SINGEL NOORD 083b
regieteam
MASTERPLAN 2020
RT
083
thema college
SCHIJNVALLEI NOORD
participatie
TC
076
extern overleg
PP
LAAGLANDPARK
werkgroep
EXT
076c
collegebesluit
WG
MICK
plangroep
CB
076a
processen PG
129
ontwerpoverleg stadsbouwmeester
GEBOUW WOONHAVEN
SBM
076b
ontwerpoverleg team ontwerpend onderzoek
16A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
TOO
ROZEMAAI
ontwerpend onderzoek
oktober 2009 EXT
PG PG EX EXT XT T TOO
EXT TOO RT SBM
M
PP TOO WG
M
TOO
WG WG
EXT
SBM WG
WG
WG W G
RT RT
TOO WG
PP TOO EXT EXT
EXT
SBM WG TOO RT
XL
TOO PG P G
PG PG
SBM
TOO
PP
WG
M
WG
EXT TOO
SBM
WG WG RT T WG
WG WG
EXT EXT XT
M
TOO
WG WG
EXT EX E XT X T
XL
EXT
TOO
EXT EX E XT SBM
RT RT PG PG WG WG
TOO
WG
PG P G
WG WG
EXT EXT XT
WG W G
TOO
WG W G
SBM
PG PG
PG PG
TOO
RT RT
TOO TC
L
S
TC
L
EXT
PG PG
SBM WG G
CB
EXT XT X T
TOO CB
RT RT
TOO WG W G SBM
augustus 2012
C CB
S
WG WG
PG PG
M
EXT EXT
EX EX XT T
18A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
7
CASE 2: Masterplan voor de publieke functies en Moorkensplein te Borgerhout
Producten van ontwerpend onderzoek als dankbaar materiaal voor communicatie en participatie.
Een tweede case wordt gereconstrueerd rond het Masterplan publieke functies Borgerhout. De opborrelende ruimteclaims vanuit verschillende diensten (Cultuur en Sport, Lokale Politie, Lerende Stad, Zorgbedrijf …) brachten de stad ertoe een geïntegreerd masterplan op te starten. Men ging daarbij op zoek naar geschikte locaties voor bibliotheken, crèches, scholen, sporthallen,... Bij de opstart van het ontwerpend
weinig zones van decompressie had in haar dichte weefsel. De gedachte dat de leegte, achtergelaten door de sloop van de twee imposante gebouwen opgevuld zou worden met een park pal in het hart van Borgerhout, sprak meteen tot de verbeelding. Ontwerpend onderzoek werd dan ook snel ingeschakeld om in een aantal ruimtelijke
onderzoek werd dankbaar gebruik gemaakt van volumetrische bouwblokstudies die destijds nog door het bouwblokkenteam verricht werden. In grondig overleg met voornoemde diensten en met input over het terrein zelf van de districten werd snel de nodige voorkennis vergaard om ontwerpend onderzoek op te starten. Een intensieve scan woog de programma’s af ten opzichte van beschikbare ruimte en de timing ten opzichte van beschikbaarheid van gronden. Daarna werd, gesteund door bereikbaarheidsonderzoek (mobiliteit) en tekortenanalyses (GIS), al snel overgegaan tot het clusteren van voorzieningen op twee strategische locaties: ‘den Bretel’ en Moorkensplein, beide gelegen langs de Turnhoutsebaan. Op den Bretel lagen immers enkele onderbenutte gronden. Op het Moorkensplein kwam met de potentiële sloop van de verouderde gebouwen van de politie en het administratief centrum een wel heel opportune locatie in het vizier. Door de inbreng van ontwerpend onderzoek vond het gros van de claims een geschikt plekje in een stedenbouwkundig aantrekkelijk opzet: twee brandpunten van stedelijke voorzieningen langs de optimaal ontsloten Turnhoutsebaan. Ontwerpend onderzoek legde bij het betrekken van abstracte m² programma’s voornamelijk de focus op concrete en bouwbare stedenbouwkundige typologieën. +RHFRQFUHWHUGHSODQIDVHKRHVSHFL¿HNHUHQSUHJQDQWHUUXLPWHFODLPVYDDNZRUGHQ,Q het geval van ‘den Bretel’ was dit niet anders. Door middel van ontwerpend onderzoek werden de grenzen van het programma en de beschikbare bouwenveloppe verder in detail onderzocht. Samen met Vergunningen, Sport en Cultuur, AG VESPA en andere diensten, werd geschaafd aan de opgave. Na een haast chirurgische zoektocht naar de precieze ruimtelijke compositie, werden met een grote gedragenheid en een correct inzicht in de volume-impact de nodige bepalingen verankerd in een collegebesluit. Een aantal beelden van het ontwerpend onderzoek werden daarna in verschillende communicatiekanalen ingezet (nieuwsbrieven voorde bevolking, krantenartikels,…). Daarnaast was voor het Moorkensplein de beslissing gevallen om daadwerkelijk na te denken over de sloop van zowel het politiekantoor als het administratief centrum. Aanvankelijk werd gedacht om de uit de kluiten gewassen jaren-’60-blokken te vervangen door een nieuw gebouw dat beter op de schaal van het bestaande bouwblok was afgestemd, geheel conform de oorspronkelijke visie van het Masterplan publieke functies Borgerhout. Toch nam het proces een verrassende wending. In de loop van het proces groeide immers het besef dat groenvoorzieningen eveneens tot de te voorziene publieke functies gerekend moesten worden, zeker in het district Borgerhout, dat altijd al
scenario’s het maximum uit deze denkpiste te puren. Daarbij overtuigde het gevoerde onderzoek en gegenereerde beeldmateriaal de projectgroep al snel dat het verwerven van een aantal bijkomende private woningen de zin en impact van een park zou maximaliseren. In een aantal varianten werd stelselmatig afgetast welke extra verwerving welke meerwaarde voor het park kon genereren. De vele plannen, snedes en renderings voedden het debat, prikkelden de verbeelding, en werden gaandeweg KHWSURFHVVWHHGVKHUWHNHQGHQYHU¿MQGZDDUGRRUGHFRQVHTXHQWLHVYDQEHVOLVVLQJHQ scherper in beeld kwamen. Finaal zou dit onderzoek zeer dankbaar materiaal opleveren om het beleid tot inzicht te brengen dat een selectieve verwerving van bijkomende woningen wel degelijk een niet te onderschatte meerwaarde kon betekenen voor de aanleg van een volwaardig stuk park. Het onderzoek werd ook aangewend om het beleid aan één van haar eigen beloftes uit het bestuursakkoord te herinneren: voor elk district een nieuw park. In een collegebesluit viel de keuze op een scenario waarbij ook voldoende ruimte ter beschikking bleef voor het gemeenschapsprogramma, conform de bevindingen van het Masterplan publieke ruimte en ook om het nieuwe Moorkenspark op te laden. =RZHO YRRU GH SURMHFWGH¿QLH YDQ KHW FRQFUHWH SDUNRQWZHUS DOV GH GDDUDDQ gekoppelde nieuwbouw (waarvoor met behulp van nauwkeuriger enveloppestudies stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld waren), werden delen van ontwerpend onderzoek als input gebruikt. Zo kregen de externe ontwerpers inzage in het reeds geleverde ruimtelijk onderzoek en konden ze gericht aan de slag. Later in het proces zou het ontwerpend onderzoek ook de volumetrie van het geselecteerde project helpen evalueren aan de hand van overlays van 3D-modellen. Uiteraard verliep dit gevoelige traject niet zonder communicatie en participatie. Er werd veelvuldig teruggegrepen naar inzichten en het vele beeldmateriaal, dat stelselmatig werd aangeleverd. Eens dit materiaal in de loop van het proces een brede gedragenheid vond, kon het zonder slag of stoot ingezet worden in nieuwsbrieven aan de burger, krantenartikelen ... In het geval van het Moorkensplein werd het beeldmateriaal ook gebruikt op momenten van participatie, zoals klankbordgroepen en plandagen. Enerzijds om te werken aan het draagvlak in de buurt, anderzijds om de geëngageerde burger mee te laten tekenen op een mooie onderlegger. Anders dan in de vorige case wordt het ontwerpend onderzoek in deze trajecten een stuk concreter. De impact op de verschijningsvorm van de stad is directer en tastbaar. Denkpistes rond locatie- en programmaonderzoek worden betrokken op de materie van de stad (haar weefsel, typologieën en stratenpatroon).
thema college
RT
regieteam
EXPLORATIEF BOUWBLOK ONDERZOEK
participatie
TC
8
BBT
extern overleg
PP
TURNHOUTSE POORT
werkgroep
EXT
45b
collegebesluit
WG
MP PUBLIEKE FUNCTIES BORGERHOUT
plangroep
CB
45
processen PG
MOORKENSPARK
ontwerpoverleg stadsbouwmeester
60
SBM
ADMINISTRATIEF CENTRUM BORGERHOUT
ontwerpoverleg team ontwerpend onderzoek
20A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
TOO
60b
ontwerpend onderzoek
april 2008
WG
TOO
WG
PG P G
TOO CB CB PG
s
SBM
TOO
TOO
SBM WG WG TOO
WG WG TOO
M
WG
SBM PG P G TOO WG
CB CB
TOO
M
SBM
PG
TOO WG WG TOO
PP PP
SBM
S
TOO
WG WG
PP PP TOO WG
PP
SBM
s
WG W G
WG WG
TOO PG PG TOO
S
CB CB SBM
PG
s
W WG TOO EX EXT XT X T WG
EXT
TOO
EX E EXT XT XT
SBM PG P G
S
W WG
TOO WG CB CB
PG PG
TOO
SBM
augustus 2012
EXT EXT
PG G
WG
S
S
M
bouwblokprojecten - vergunningen: rechtstreeks met vergunning TOO neemt kort deel aan het proces
bouwblokprojecten - actief projectleider poreuze stad organiseert en coördineert het project
L
XL
complexe masterplannen: complexe processtructuur, zowel intern als extern
proactieve studies op stedelijke en regionale schaal ontwerpend onderzoek i.f.v. een duurzame ruimtelijke structuur voor de stad
eenvoudige masterplannen - TOO neemt haar ontwerpende rol op, vanaf het begin in het proces, i.o.v. projectleider in een eenvoudige processtructuur, meestal binnen de stad
127 Projecten
De voorgestelde cases behandelen slechts twee van de onderzoeken die de afgelopen 5 jaar gevoerd werden. Om een idee te geven van de schaal en hoeveelheid aan projecten, werden ze naar schaal (S, M, L, XL) gemapt op de plattegrond van de VWDG$DQGHKDQGYDQGH]HLQGHOLQJZRUGWLQHHQHHUVWHUHÀHFWLHLQ]LFKWHOLMNJHPDDNW
101_Regionaal onderzoek
004_Singel Noord
016_Scheldeboorden Linkeroever
001_Kievit fase II
073_MP_Havanasite
087_Middelheimpark
052_Clementinastraat
099_P+R Blancefloerlaan
locatieonderzoek
XL L M S
wat de aard van het onderzoek kan zijn, en welk soort proces eraan gerelateerd is. Dit schetst een impressie van het volledige werkveld van het ontwerpend onderzoek binnen de stad. Elk onderzoek wordt aan het einde van een traject gebundeld. Zo wordt het een geïntegreerd document dat door alle diensten vrij geconsulteerd kan worden. Als geheugensteun bij verdere ontwikkeling, of als input bij nieuwe gerelateerde projecten. ,QKHWYROJHQGKRRIGVWXNZRUGHQYDQGHSURMHFWHQPHHUVSHFL¿HNWRHJHOLFKW met als doel de diversiteit van het geleverde onderzoek beter te duiden.
53
10 | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
001 Kievit fase II 002 Groene Singel 003 Hollebeek 004 Valorisatie 005 Singel noord 006 Syntra 007 Jos Van Geellaan 008 Singelknoop E34 009 Locatieonderzoek voetbalstadion 010 Foorplein 011 Galgenweel Oost 012 Schijnvalleipark 013 Singel Zuid 014 Fort 8 015 Scheldeboorden Linkeroever 016 Funct. onderzoek Groene Singel 017 Tramstelplaats IPZ 018 Veltwijckpark 019 Diamantwijk - centraal station 020 Cadix revisited 021 Koornbloem 022 Jaguar 023 Sporthal Ekeren 024 Nieuw Zurenborg 025 Frieslandstraat 026 Belgacomsite 027 Katwilgweg 028 Stuivenberg 029 Bosuil 030 Hoogbouwnota 031 Copernicus 032 Thuis in de stad 033 Omgeving centraal station 034 Azalea 035 Kaailand 036 Leien 037 Oudaen 038 Olympiadekruispunt 039 MP Luchtbal 040 Munthof 041 Deurne dorp 042 Esmoreit 043 Beerschot 044 MP publieke functies Borgerhout 045 Kostuumatelier 046 Annecour 047 Bbp Clementinastraat 048 ‘t Rooi sporthal 049 Overwinningstraat 050 Bidboek Voetbalstadion 051 Twee Netenstraat 052 MP Petroleum Zuid 053 Cultuurcentrum Zandvliet 054 Sporthal Singel Noord 055 Sporthal jeugdcentrum Luchtbal 056 Busparking Rijnkaai 057 RUP Binnenstad 058 RVT Hoboken 059 Moorkensplein/park 060 Typologisch Onderzoek 061 Tunnel 062 Zuidelijke knoop 063 Berchem station
74
23 18
96
73
78
89
71 124 69
120
122 064 ZNA Ziekenhuis 065 Agfa 066 Eksterlaar 067 Ruggeveld skipiste 068 Kaaimuren Eilandje 3UR¿HOVWXGLH1RRUGHUODDQ 070 Militair Hospitaal 071 MP Havanasite 072 Zurenborg_geluidswand 073 Rozemaai 074 Leugenberg 075 Collages Oosterweel 076 Galgenweel Oost 077 Boogkeers 078 MP Schijnvallei Noord 079 Stuivenberg Noord 080 Oosterweel transitie 081 Nieuw Zurenborg 082 Kop Spoor Noord 083 Bbp Eksterlaar doorwerking 084 Middelheimpark 085 Scheldekaaien Cruiseterminal 086 Parkconnector Rivierenhof 087 Ruggeveld Boterlaar Silsburg 088 Merksem Sporthal 089 P+R Kazerne 090 Keyserlei canopy 091 Bbp Lammekensstraat &HQÀXPDULQ 093 Mastvest 094 Tunnelplaats 35%ODQFHÀRHUODDQ 096 Hagelkruispark 097 Regionaal Onderzoek 098 Touringcars kaaien 099 Bbp Schapenstraat 100 Overkappingsstudie R1 101 Bbp Gravenhof 102 Bbp Aartselaarstraat 103 RUP 2060 104 Pelikaanstraat - centraal station 105 Schijnpoort plein 106 Hardenvoort 107 Sinksenfoor 108 Bbp Herentalsebaan 109 Moretusburg 110 Oudebaan Gamma 111 Desguinlei 112 Lokatieonderzoek Moskee 113 Burchtseweel 114 Boomsesteenweg 115 MP ‘t Rooi 116 Cadix revisie 117 Parklaan R11 118 Hoboken Jachthaven 119 Bbp Sanico 120 Kinderpsychiatrie Merksem 121 Hardenvoortbrug 122 Bouwlijn Noorderlaan 123 Operaplein 124 Fiets-o-strade 125 BKP Groene Singel beheersplan 126 Zeelandstraat 127 Hoogbouw Schaduwstudie
88
57
34
61 75 80 9
74 9
42
15
20 68 112 51 116 121 6 106 54 82
118
5
29 105
92 94 4 95 27
119 76
11
57 85
112
103
36 123
37
40 4
90
33 91 31
125 93
16 2
43
38
124 84
118 101
58 64
3
102
109
49 28 21
14
110
114
83 117
100 48
126 22
66 97
26
111
17
90 7
17
45 63
52
67
108
70
62
25
11 86 8
81 72 24 16
47
77
41
59
113 13
44
119
104 1
12
10
99
19
77 107
50 9
2
79
65
87
26A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
11
9DQFRQFUHWHSURMHFWGH¿QLWLHWRWDOJHPHQH structuurschets: de verschillende wijzen van doorwerking van ontwerpend onderzoek binnen het planproces.
Ontwerpend onderzoek voeren binnen de stad is zoals aangetoond een intensief proces, ZDDUELMGRRUPLGGHOYDQRQWZHUSDIJHWRHWVWZRUGWZDWVSHFL¿HNHPRJHOLMNKHGHQ]LMQ YDQHHQSOHN'DDUELMVWDDWQRRLWGH¿QDOLWHLWYDQppQEHSDDOGHRSORVVLQJYRRURS+HW is net de bedoeling divergerend te werk te gaan. Het materiaal dat in oorsprong door RQWZHUSHQG RQGHU]RHN ZRUGW DDQJHOHYHUG LV GXV SHU GH¿QLWLH ]HHU EUHHG 9DDN Wp EUHHGRP]RPDDUWHYHUDQNHUHQLQHHQSURMHFWGH¿QLWLH 9RRURQGHU]RHN GDW VSHFL¿HN YHUULFKW ZRUGW LQ KHW NDGHU YDQ FRQFUHWH SURMHFWHQ wordt bij de opmaak van de opdrachtomschrijving dan ook stelselmatig gereduceerd tot essentiële krijtlijnen. Daarbij worden ontwerptekeningen terug geschematiseerd; herleid tot meer abstracte krachtlijnen, structuurschetsen, of diagrammen. Wat in HHQ SURMHFWGH¿QLWLH GDQ RYHUEOLMIW YDQ KHW RQGHU]RHN LV HHQ VWHUN FRQFHQWUDDW YDQ ruimtelijke randvoorwaarden die met brede gedragenheid de visie op de opdracht scherp stellen. De negentig procent van het ontwerpend onderzoek die in deze fase YHUGDPSWEOLMNWYDDN]HHUQXWWLJRPGLHVSHFL¿HNHWLHQSURFHQWRYHUWHKRXGHQGLH de externe ontwerper het nodige kader aanreikt zonder de vrijheidsgraden onnodig te beperken. 'H]H YHUWDDOVODJ YDQ RQWZHUS QDDU SURMHFWGH¿QLWLH YLQGW VWHHGV SODDWV WLMGHQV een nauwe samenwerking tussen de ontwerpers, planners en betrokkenen, zoals bijvoorbeeld het team van de stadsbouwmeester of de dienst vergunningen. Zo ZRUGW HU RYHU JHZDDNW GDW VSHFL¿HNH RQWZHUS¿QHVVHV QLHW ZRUGHQ ZHJJH¿OWHUG 1DDUJHODQJ KHW SURMHFW ZRUGW VRPV EHVORWHQ RP QDDVW GH SURMHFWGH¿QLWLH RRN KHW
hele vooronderzoek van het ontwerpend onderzoek in bijlage mee te geven. Zo krijgt de externe ontwerper een ongedwongen inzicht in het waarom en hoe van een project, wat hem een meer nauwkeurig inzicht biedt in het standpunt van de RSGUDFKWJXQQHQGHRYHUKHLG+HW]LMRPPHWHHQJURWHUHDI¿QLWHLWGHRQWZHUSRSGUDFKW aan te vatten, hetzij om met grotere precisie te kunnen stellen wat anders of beter kan. Daarnaast is het zeer belangrijk te vermelden dat ontwerpend onderzoek aan de stad GRRUZHUNLQJ YLQGW LQ WDO YDQ SURGXFWHQ QDDVW GH VSHFL¿HNH SURMHFWGH¿QLWLHV 2P deze diversiteit duidelijker in beeld te brengen, worden op de volgende bladzijden HQNHOHRQGHU]RHNHQWRHJHOLFKWLQ¿FKHV'HRQGHU]RHNHQVWDDQJHUDQJVFKLNWYROJHQV schaalgrootte (S,M,L,XL) en tonen een veelheid aan mogelijke outputproducten die doorwerken in het beleid. Wat was de precieze aanleiding voor een project? Hoe werd het onderzoek precies gevoerd? En welke doorwerking kende het onderzoek binnen het ruimtelijk beleid? Drie duidelijke vragen waar de geselecteerde cases systematisch een antwoord op formuleren. Case 084_Middelheimpark behandelt concreet een vertaalslag van RQWZHUSHQGRQGHU]RHNQDDUHHQSURMHFWGH¿QLWLH Daarnaast werden ook interviews afgenomen van personen die telkens vanuit een KHHODQGHUHLQYDOVKRHNJDDQGHYDQSROLWLFLWRWH[WHUQHRQWZHUSHUV UHÀHFWHUHQRYHU het gevoerde ontwerpend onderzoek en hun bevindingen meegeven.
28A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
12
S Projectfiche 047 Bouwblokproject Clementinastraat Ontwerpend Onderzoek: Toon Vanobbergen Projectleider: Kathleen Wens | Stadsontwikkeling | Ruimte & Mobiliteit
Elke Dehenau. Architect, Dienst Stedenbouwkundige Vergunningen. Stadsontwikkeling TOO: Op welk moment is het voor de Dienst Vergunningen relevant om ontwerpend onderzoek in te schakelen? Elke Dehenau: “Voor de meest courante vragen hebben wij vanuit vergunningen, samen met het Team Stadsbouwmeester een algemeen afwegingskader om ³UXLPWHOLMNH NZDOLWHLW´ WH ERRUGHOHQ 6SHFL¿HN YRRU ERXZEORNNHQ JDDW GLW YRRU de schil over de harmonieregel. Bij binnengebieden kijken wij eerder naar de typologie van de voorgestelde woningen, naar het aantal wooneenheden of naar de schakeling van de verschillende volumes. Doorzichten in een bouwblok zijn daarbij bijvoorbeeld zeer belangrijk. Voor veel van de bouwblokken hebben we dus zelf de competentie en het instrumentarium in huis om een oordeel te vellen. Soms neemt de complexiteit van een bouwblok echter toe en zijn er niet meteen heldere of pasklare antwoorden. Wat als bijvoorbeeld meerdere eigenaren tegelijk willen ontwikkelen,
of als percelen samengevoegd worden? Op dat moment wordt het uitvoeren van ontwerpend onderzoek relevant om nieuwe mogelijkheden af te tasten en in beeld te brengen. Hoeveel ontsluitingen laten we toe, en wat is de maximale bouwhoogte in een ruim binnengebied? Dat zijn dan bijvoorbeeld belangrijke onderzoeksvragen.
“Wat als bijvoorbeeld meerdere eigenaren tegelijk willen ontwikkelen, of als percelen samengevoegd worden? Op dat moment wordt het uitvoeren van ontwerpend onderzoek relevant.” TOO: Hoe gebruiken jullie de resultaten van het ontwerpend onderzoek? Elke Dehenau: “Lang niet alle aspecten van het onderzoek zijn inzetbaar voor een dienst vergunningen. Niet alles wordt opgepikt. Het ruimtelijk onderzoek wordt herleid naar een aantal bruikbare cijfers, zoals een B/T-verhouding. Soms wordt het ruimtelijk onderzoek vertaald naar een afwegingskader waarin de belangrijkste richtlijnen gebundeld worden.” “Wel wordt het ontwerpend onderzoek vaak meegegeven met de architecten die voor advies komen. We hopen dat het hen inspireert om eens anders te denken. We zien vaak bouwaanvragen in binnengebieden met een zeer klassiek opzet: rijwoningen met collectieve ruimte vooraan en private buitenruimte achteraan. In deze binnengebieden kan immers anders gebouwd worden dan in de schil. Het is RRN ERXZHQ YRRU HHQ VSHFL¿HN DQGHU SXEOLHN 'XV LV KHW HHQ XLWGDJLQJ YRRU GH architect om innovatief te werken en te zoeken naar schakelingen en collectiviteiten die anders georganiseerd zijn dan in de bouwschil. Het voorbereidend werk van het Team Ontwerpend Onderzoek kan bijdragen om hem daartoe te inspireren.”
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
Eén eigenaar binnen het bouwblok kwam naar de stad met de vraag of hij een bestaande loods mocht ontwikkelen met woonfunctie. Omdat in het binnengebied nog een aantal loodsen op herbestemming stonden te wachten, verkoos de stad om een totaalvisie op te maken voor het hele bouwblok. Door middel van ontwerpend onderzoek werd gezocht naar strategieën die de maximale draagkracht van het bouwblok aftastten.
Het onderzoek werd gevoerd aan de hand van twee scenario’s, een maximaal en een minimaal scenario. Het maximale scenario gaat uit van een totaalproject waarbij zowat alle verschillende grondeigenaren zouden werken aan een gezamenlijk plan, met collectieve ontsluiting en dergelijke meer.
In sommige bouwblokprojecten neemt de stad een actieve rol op (trekker). In dit geval niet. Het is dus geen ‘actief’ proces. Toch klopten ondertussen meerdere grondeigenaars aan bij de stad met de vraag welke ontwikkelingsmogelijkheden hun gronden boden. Hiervoor werd het ontwerpend onderzoek door een ruimtelijk planner van de stad vertaald in een bruikbaar afwegingskader. Dit handzame document wordt door de dienst vergunningen gebruikt om toekomstige aanvragen in het bouwblok op hoofdlijnen beoordelen. Uiteraard functioneert het als basis voor onderhandeling; het is m.a.w. geen juridisch sluitend document. Zo wordt vermeden dat onvermoede potenties bij voorbaat uitgesloten worden.
Gezien het feit dat de stad zelf een weinig sturende rol kon vervullen, werd daarnaast vooral ingezet op een minimaal ‘solo’-scenario. Dit gaat uit van een afzonderlijke ontwikkeling van de verschillende eigendommen. De ontwikkelingsmogelijkheden worden bepaald door een minimum aan generieke regels. Iedere eigenaar doet binnen deze regels wat hij wil en wanneer hij dat wil. Bijzonder aan dit onderzoek bleek de vaststelling dat een goed doordachte VHW DDQ JHQHULHNH UHJHOV QLHW SHU GH¿QLWLH PLQGHU JDUDQWLH ERRG RS ruimtelijke kwaliteit dan een georkestreerd totaalproject. Daarmee werd YRRU GLW VSHFL¿HNH ERXZEORN HHQ QRJDO JDQJEDDU LGHH¿[H GRRUSULNW %RYHQGLHQZHUNWGH]HEHQDGHULQJRRNYHHOÀH[LEHOHU1LHWHONHHLJHQDDU hoeft samen te werken; maar voor degenen die daartoe wel bereid zijn, bieden een aantal slimme aanvullende regels ontegensprekelijke voordelen.
maximaal scenario
minimaal ‘solo’-scenario
In dit scenario is samenwerking tussen alle eigenaars noodzakelijk.
Dit scenario laat verschillende en flexibelere samenwerkingsverbanden toe tussen de verschillende eigenaars.
2. BEBOUWD VERSUS ONBEBOUWD Als basisprincipe gaan we uit van een verplichting van minimaal 60% onbebouwde perceelsoppervlakte. Hieraan gekoppeld wordt een V/T-index van 0,4 vastgelegd. Dit wordt toegepast binnen de grenzen van de toegestane bouwhoogte. Implicatie V/T = 0,4 Duiding aan de hand van 2 percelen, rekening houdend met de toegelaten bouwhoogtes: Perceel 1: Beherman (Saab) > plaatselijk tot 4 bouwlagen toegestaan Perceel 2: De Geyter (drankhandel) > maximaal 1 bouwlaag toegestaan In functie van de keuze van het aantal bouwlagen vergroot of verkleint de toegestane footprint van het gebouw.
Voorbeeld 1: 1 bouwlaag > dus 60% onbebouwd
Voorbeeld 2: tot 2 bouwlagen
Advies Bouwblok Clementina Antwerpen
|
RO Bouwblokkenteam / Cel Ontwerpend Onderzoek
Uittreksel uit afwegingskader: ‘Advies Bouwblok Clementina’.
|
mei 2010
|
p. 8
Een set doordachte generieke regels werd getoetst aan de ontwikkelingscontext. De regels bleken een ruimtelijke kwaliteit te waarborgen en breed toepasbaar te zijn. Ze werden opgenomen in een afwegingskader voor de dienst stedenbouwkundige vergunningen.
32A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
14
S Projectfiche 095 P+R Blancefloerlaan
Nele Plevoets. Projectleider Masterplan 2020. AG Stadsplanning Antwerpen
Ontwerpend Onderzoek: Ward Van Aerschot, Peter Claeys Projectleider: Nele Plevoets | AG Stadsplanning Antwerpen
TOO: Waarom werd bij de heropstart van dit project voor intern ontwerpend onderzoek gekozen? Nele Plevoets: “In een voortraject had de stad reeds voorstellen gezien voor de P+R van zowel TV SAM als van het studiebureau BUUR. Na een impasse van meer dan een jaar tijdens de discussies rond het Oosterweeldossier, kwam vanuit het beleid de vraag om opnieuw een ruimtelijk voorstel te doen, gedragen door alle actoren. Bij het ontwerp van BUUR dat op dat moment op tafel lag, was dit niet het geval. Zowel Agentschap Wegen en Verkeer als de stad zelf hadden nog grote vraagtekens bij dit voorstel. Bovendien bepaalde de grote tijdsdruk dat het niet mogelijk was om
snel een externe ontwerper aan te stellen. Nieuwe bevindingen rond het Masterplan 2020 prikkelden ook om opnieuw out of the box te denken en nieuwe modellen op tafel te leggen. Dit was echter niet meer contractueel voorzien binnen de opdracht van BUUR. Daarbij kon bijvoorbeeld ook het hele ontsluitingssysteem van de P+R
“We wilden het ontwerp opnieuw richting geven en out of the box denken.” opnieuw in vraag gesteld worden. Om die redenen werd verkozen om met het interne Team Ontwerpend Onderzoek samen te werken.” TOO: Op welke andere manier wordt het Team Ontwerpend Onderzoek betrokken in het proces rond het Masterplan 2020? Nele Plevoets: “De stad heeft een vast team, waarin mensen van de dienst mobiliteit, het Team Stadsbouwmeester, en het Team Ontwerpend Onderzoek de stad vertegenwoordigen. Zo zit er steeds een ontwerper als een wakend oog mee aan tafel en kan de stad kort op de bal spelen. Tijdens de haalbaarheidsstudie rond de Oosterweelverbinding waren de ontwerpers ook goed vertegenwoordigd. Op de workshops ontstond op die manier een wisselwerking tussen het Team Ontwerpend Onderzoek en het externe studiebureau TV SAM. Soms kwamen daarbij tegenstrijdigheden aan het licht of werd gebrainstormd over nieuwe ruimtelijke modellen. Als er tijdens die workshops vragen de kop op staken die verder gingen dan de strikte opdracht van de studiebureaus, nam Team Ontwerpend Onderzoek dit op. Zo werd bijvoorbeeld dikwijls de ruimtelijke impact afgetast van de infrastructuurwerken op delen van de stad die net buiten de grenzen van het GRUP lagen. Zo ontstond er wel eens discussie, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat daar binnen het proces de nodige ruimte voor was. TV SAM en BAM zaten immers met een grote tijdsdruk en hadden er alle belang bij om de ruimtelijke visie van de stad te kennen om waar mogelijk te incorporeren. Omgekeerd kreeg de stad de opportuniteit om mee aan de ontwerptafel te schuiven.”
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
In het kader van het Masterplan 2020 plant men op Linkeroever een parallelweg langs de R1. Er wordt gekozen voor een nieuw DDQVOXLWLQJVFRPSOH[WHUKRRJWHYDQGHNUXLVLQJPHWGH%ODQFHÀRHUODDQ $DQJH]LHQ HQNHOH WUDPOLMQHQ YLD GH %ODQFHÀRHUODDQ YDQ HQ QDDU KHW centrum van de stad leiden erkennen alle actoren de opportuniteit voor een P+R op deze locatie. Deze behoort evenwel niet tot de opdracht van BAM, waardoor TV SAM een erg infrastructurele oplossing voor het nieuwe aansluitingscomplex uitwerkt. De restruimte die ontstaat wordt aangewend voor de P+R. Ruimtelijk is dit volgens de stad onvoldoende onderzocht en ze stelt BUUR als extern studiebureau aan. Zij werken een nieuwe variant uit, maar de ontsluitingsprincipes van het aansluitingscomplex blijven dezelfde.
Het out-of-the-box denken resulteert in een asymmetrische ligging van de WUDPRSGH%ODQFHÀRHUODDQZDDUGRRUHHQOHHVEDUHUHODWLHRQWVWDDWWXVVHQ de parking en de tramhalte. Bovendien wordt de ruimte inname van de infrastructuur fors beperkt.
De verschillende actoren komen tot een consensus over het tweede scenario. Dit gedragen concept vormt later van de ruimtelijke randvoorwaarde voor de ideeëncompetitie rond parkeergebouwen die op dit moment loopt. Waar het parkeergebouw precies moet komen en hoe het eruitziet ligt niet vast.
In tussentijd vindt het referendum over de Oosterweelverbinding plaats, valt het proces rond de park-and-ride een tijdje stil en wordt de opdracht voor BUUR opgeschort.
Bij het ontwerpend onderzoek wordt niet alleen extra scenario bedacht, maar worden ook de bestaande concepten van TV SAM en BUUR zowel ruimtelijk als infrastructureel herbekeken en verder uitgewerkt. Om een zo duidelijk mogelijk afwegingskader tussen de voorgestelde scenario’s WHNXQQHQPDNHQZRUGWQDDVWGHVLWH]HOIRRNKHWSUR¿HOYDQGHYROOHGLJH %ODQFHÀRHUODDQLQEHHOGJHEUDFKW
Hoewel alle actoren tot een consensus zijn gekomen wordt een contour vastgelegd waarbinnen alle scenario’s mogelijk zijn. BAM neemt deze contour over voor het aanpassen van het GRUP.
Tijdens het proces worden de verschillende voorstellen afgestemd met de actoren. Parallel onderzoekt studiebureau EGT voor BAM de afwikkelingsmogelijkheden van de verschillende concepten. De combinatie van een verkeerstechnisch en een ontwerpmatig onderzoek ]RUJW¿QDDOYRRUHHQYRRUVWHOZDDULHGHUHHQDFKWHUNDQVWDDQ
Op het moment dat het proces rond de P+R opnieuw wordt opgestart is het concept dat door BUUR is voorgesteld niet gedragen bij alle actoren, waardoor het moeilijk is om hier zomaar mee door te gaan. Om out of the box te kunnen denken wordt gekozen om intern ontwerpend onderzoek te doen naar de ruimtelijke inpassing van de P+R en infrastructuur. Op deze manier was het ook mogelijk om het voorgestelde aansluitingscomplex in vraag te stellen.
Scenario 1: symmetrisch model
parkeren op begane grond.
Faseringsoefening
Scenario 2: asymmetrisch model
parkeren op begane grond.
Faseringsoefening
compacte oplossing met parkeergebouw
één bouwfase
profielstudie Blancefloerlaan
contour GRUP
Het ontsluitingsprincipe van dit scenario vormt één van de randvoorwaarden voor de ideeëncompetitie parkeergebouwen. Uittreksel uit:’Projectdefinitie ideeëncompetitie parkeergebouwen.’
figuur:’Vastleggen van de contour voor het GRUP..’
Deze 3 scenario’s vormen de basis voor het vastleggen van de contour voor het GRUP.
Scenario 3: asymmetrisch profiel Blancefloerlaan
M Projectfiche 084 Middelheimpark Ontwerpend Onderzoek: Peter Claeys, Tom Broes Projectleider: Karina Rooman | Stadsontwikkeling | Ruimte & Mobiliteit
Bruno Verbergt. Bedrijfsdirecteur Cultuur, sport & jeugd. TOO: Kan u omschrijven hoe u het werkproces rond het Middelheimpark hebt ervaren? Bruno Verbergt: “Op een bepaald moment in een ruimtelijk denkproces ontstaat vaak de nood om abstracte begrippen of ruime, ‘hogere’ visies tastbaar te maken. Een ruimtelijke verbeelding van wat een project concreet zou kunnen betekenen op een plek is dan eigenlijk een poging om tegengestelde visies met elkaar te verzoenen. Dit is niet altijd een evident proces. Aan het begin van de case rond Middelheim bijvoorbeeld, benaderden de betrokken partijen het park elk vanuit hun eigen logica. Té veel, en al te sectorale claims uit verschillende beleidsdomeinen stonden mekaar in de weg: de één wil a.h.w. meer museum, de ander meer park, de derde meer mobiliteit en doorwaadbaarheid. Elk van die visies waren legitiem. Op dat moment kunnen twee zaken gebeuren. Of de discussie wordt politiek, waarbij in feite op basis van machtsargumenten en retorische overtuigingskracht beslissingen genomen worden die gestuurd worden als een consensus over ‘de prioriteit van het moment’. Wanneer een ontwerper zulk een ‘politieke’ beslissing uitwerkt, is de kans reëel dat de initiële uitgangspunten terug in vraag worden gesteld, en weer van voor af aan moet begonnen worden. De tweede optie veronderstelt een inhoudelijke samenwerking tussen de verschillende partijen, waarbij vanuit een terugkeer naar de basisvisies gepeild wordt naar gemeenschappelijke noemers; men zoekt samen een consensus over de hogere belangen in het gebied. Dit is geen klassieke projectwerking, maar een netwerk-georiënteerde samenwerking, waar door het samenbrengen van alle doelen én middelen voor vele partners plots méér mogelijk is gebleken dan ze afzonderlijk ooit dachten te bereiken.
36A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
16
TOO: Wat kan het medium ontwerpend onderzoek in een dergelijk proces volgens u bijdragen? Bruno Verbergt: “In zulk een proces is ontwerpend onderzoek een behulpzaam instrument om deze ruimtelijke belangen te expliciteren en zo een beter begrip op te bouwen van wat allemaal mogelijk is. In die zin is ontwerpend onderzoek een vorm van slim integrerend vertaalwerk om ‘politieke’ besluitvorming te vertalen naar handzame implementatie-voorbeelden. Je kan het misschien beschouwen als een ruimtelijke variant van wat in managementtermen wel eens ‘Appreciative Inquiry’ of
“Voor vele partners is door het samenbrengen van alle doelen én middelen plots méér mogelijk gebleken dan ze afzonderlijk ooit dachten te bereiken.” ‘Waarderend Onderzoek’ genoemd wordt: vanuit een positieve insteek werken met de sterktes en kansen van een bepaald gegeven om te komen tot een voor iedereen aanvaardbaar droomscenario. Ook daar wordt dat heel vaak beschreven aan de hand van concrete situaties: ‘Beeld je volgende situatie in…’ is de standaard openingszin van enkele voorbeelden die de ideale situatie omschrijven.” “Daarnaast zie ik in die werkwijze ook gelijkenissen met bijvoorbeeld de subsidieovereenkomsten tussen de stad en haar cultuurhuizen. Dit zijn slim geconstrueerde overeenkomsten waarin de contouren uitgezet worden van hoe prioritaire doelstellingen van de stad (bv. diversiteit van de bevolking als kracht en realiteit betrekken in de werking) concreet vertaald kunnen worden in het cultuuraanbod. De stedelijke administratie probeert daarin zeer ‘open’ te zijn en niet te veel te sturen zodat de cultuurhuizen dit raamwerk zelf kunnen invullen. De administratie vervult wel een soort van intermediaire rol, door workshops, lezingen, benchmarks, enz. aan te reiken.”
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
Rond de site van het Middelheimpark, dat historisch gezien bestaat uit verschillende met elkaar vergroeide landdomeinen, dreigden een handvol afzonderlijke projecten in elkaars vaarwater te komen en het gebied ruimtelijk verder te fragmenteren. De dienst Stads- en buurtonderhoud voorzag een uitbreiding van de groenstelplaats; de universiteit (UA) plande op twee locaties een uitbreiding van zijn campus; het openluchtmuseum Middelheim zocht naar plaats voor zijn groeiende collectie; het ziekenhuis (ZNA) formuleerde in een masterplan de ambitie om zich te heroriënteren met haar voorzijde naar de stad, weg van het park en claimde langs de Groenenborgerlaan ruimte voor een nieuwe spoedafdeling. Gezien het feit dat het museum met haar initiatieven in het kader van Middelheim 2012 een krappe deadline te halen had, werd besloten om intern ontwerpmatig onderzoek op te starten om de verschillende projecten op elkaar te betrekken.
Bij het onderzoek stonden het publieke karakter en de stadsecologische functie van het park centraal. Aan de hand van 6 (door de betrokkenen gedragen) ruimtelijk integrerende concepten werd gezocht naar de essentiële karakteristieken van de plek om de verschillende activiteiten en claims op een duurzame manier in het park in te bedden. Door de projecten tegelijkertijd ten opzichte van elkaar en de parkcontext af te wegen, worden zowel knelpunten als kansen tastbaar gemaakt. Na intensief programma-onderzoek, en ettelijke soms moeilijke beslismomenten met alle betrokken partijen, werd uiteindelijk toch met brede gedragenheid een ruimtelijk ontwikkelingskader geformuleerd waarin alle ruimteclaims als elkaar versterkende elementen hun plaats vonden.
De principes van het algemeen ontwikkelingskader werden in een collegebesluit goedgekeurd en gelden nu als leidraad voor ruimtelijke beslissingen in en rond het Middelheimpark.
Binnen dit kader werden naderhand een aantal ruimtelijke randvoorwaarden scherper in beeld gebracht. Eén van de concepten bijvoorbeeld voorzag om de wildgroei aan omheiningen in het park sterk te reduceren en hun positie af te stemmen op de overgang tussen verschillende landschapsstructuren. Anderzijds werden ook volume-studies verricht naar de impact van bijkomend bebouwd programma in de rand van het park. De focus lag daarbij op het articuleren van parktoegangen door het selectief toevoegen van nieuwe bebouwing.
Strategisch omheinen
Geclusterde randparkings
Van afzonderlijke doelstellingen via 6 ruimtelijk integrerende concepten naar één ontwikkelingskader.
Leesbare hoofdpaden
Gedifferentieerd groen
Articulatie bebouwde parkrand
Optimaal hydrologisch circuit
De ontwerprichtlijnen voor het herpositioneren van de hekwerken worden vandaag gehanteerd door de dienst Openbaar domein, ontwerp en uitvoering. Een extern ontwerpbureau zal aangesteld worden om de principes verder uit te werken en naar uitvoering te brengen. Ondertussen ging de dienst stads- en buurtonderhoud reeds van start met het selectief verwijderen van ongewenste omheining. De ruimtelijke randvoorwaarden voor bijkomend programma werden, eens afgestemd met de dienst vergunningen en het team Stadsbouwmeester, in HWWHOLMNHSURMHFWGH¿QLWLHVJHwQWHJUHHUG Op basis van deze richtlijnen werden zo door externe ontwerpers reeds concrete gebouwen uitgewerkt voor de universiteit (UA) en het Zorgbedrijf van de stad. Op dit moment wordt door de dienst Patrimoniumonderhoud JHZHUNW DDQ HHQ SURMHFWGH¿QLWLH YRRU GH QLHXZH JHKHUORFDOLVHHUGH groenstelplaats, waarvan hiernaast een aantal uittreksels getoond worden.
Planweergave van het gedragen ontwikkelingskader voor de ganse parkomgeving Middelheim
Het concept ‘strategisch omheinen’ vertalen naar ontwerprichtlijnen voor de afdeling Openbaar Domein, Ontwerp en Uitvoering. Welke delen van het park worden publiek? Welke landschapsovergangen verdragen het plaatsen van omheiningen?
Ontwikkelingskader vertalen naar ruimtelijke randvoorwaarden voor bijkomend programma in parkrand
Ad hoc initiatie van allerhande initiatieven zetten het verbindend karakter en algemene werking van het park onder druk.
Delen van het museum worden publiek park. Omheiningen worden afgestemd op landschapsovergangen
Doorwerking: Ontwerprichtlijnen voor afdeling Openbaar Domein O&U
Uittreksels uit Projectdefinitie voor grotere nieuwbouw en vernieuwbouwopdrachten ‘stelplaats Groenenborgerlaan z.n, Antwerpen’ Opgemaakt door dienst Patrimoniumonderhoud met behulp van doorgewerkt beeldmateriaal van team ontwerpend onderzoek.
40A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
18
M
Projectfiche 0731 MP Havanasite
Erik Wieërs. Architect en docent architectonisch ontwerpen aan de faculteit Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen
Ontwerpend Onderzoek: Toon Vanobbergen, Koen De Langhe Projectleider: Sandra Vanveldhoven | Stadsontwikkeling | Ruimte & Mobiliteit
TOO: Wat is volgens u de meerwaarde van de kruisbestuiving tussen ontwerpend onderzoek gevoerd binnen de stad en ontwerpend onderzoek gevoerd aan de architectuurfaculteit? Erik Wieërs: “Met studenten werken aan projecten die lopen binnen een onderzoek in samenwerking met de stad, heeft op pedagogisch vlak veel voordelen. Enerzijds geeft het de studenten een kader met duidelijke en realistische aanleidingen, wat binnen het architectuuronderwijs altijd waardevol is. Anderzijds zien de studenten hun werk opgenomen in een onderzoek en zo mogelijk een publicatie, wat erg motiverend en stimulerend werkt. In het concrete geval van de Havanastraat werd de studentenopdracht ondersteund door een degelijk vooronderzoek vanuit de stadsdiensten. Daardoor waren er gegevens over geluidshinder, waterhuishouding en beleidsintenties beschikbaar, wat de realiteitswaarde van het project verhoogt. Bovendien levert het grote aantal studenten een groot aantal resultaten die het beleid kunnen inspireren met een veelheid aan invalshoeken.
“In het concrete geval van de Havanasite werd de studentenopdracht ondersteund door degelijk vooronderzoek vanuit de stadsdiensten” Een samenwerking tussen de stad en de architectuurfaculteit die in de stad gehuisvest is, geeft voor alle partijen nieuwe inzichten en legt relaties die zowel voor de stad als voor de toekomstige architecten die eraan gaan werken, alleen maar voordelen hebben.”
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
Gelegen aan de Noorderlaan, de Ekersesteenweg, het station Noorderdokken en het infrastructuurknooppunt tussen A1 en A12 is de site Havana bereikbaar én zichtbaar voor zowel doorgaand als lokaal verkeer. Toekomstige infrastructuurprojecten zoals BRABO II zullen de site nog meer in het mobiliteitsnetwerk van de stad verankeren. Bovendien wordt de site in het s-RSA als de kop van de Harde Ruggengraat getoond en gezien als het noordelijke eindpunt van de stadsuitbreiding. Het is een plek waar verdichten mogelijk is.
Aanvankelijk moet het onderzoek inzicht bieden in verschillende programmatie-opties voor de site. Louter uitgaand van de gevraagde vierkante of kubieke meters die de verschillende functies vragen, is een veelheid aan combinaties mogelijk. Op basis van een eerste analytische OH]LQJ YDQ GH VLWH ZRUGHQ HQNHOH VFHQDULR¶V ZHHUKRXGHQ 'H VSHFL¿HNH condities, zoals geluidsbelasting, waterproblematiek en historisch waardevolle bebouwing spelen hierin een doorslaggevende rol.
Doorheen het traject dat voor de site Havana werd gevolgd, werd het Team 2QWZHUSHQG 2QGHU]RHN PHHUPDDOV LQJHVFKDNHOG 'H SURMHFW¿FKH WRRQW extracten uit het ontwerpend onderzoek, in chronologische volgorde.
De groeiende leegstand en de weinig rendementsvolle interne organisatie die de site kenmerken, onderschrijven het actuele ontwikkelingspotentieel. Verschillende overheden en private partijen zien in de site dan ook een zeldzame opportuniteit om een omvangrijk programma, vaak met een grote footprint, dicht bij de kernstad te realiseren. De lijst van potentiële bestemmingen groeit en al gauw wordt duidelijk dat keuzes zich in de toekomst zullen opdringen.
In een volgende fase gaat het onderzoek na welk programma kan bijdragen aan de hoge stedelijke ambities die het s-RSA voor de site vooropstelt en hoe dit programma ruimtelijk ingebed kan worden. Vijf ruimtelijke principes worden geformuleerd. Rekening houdend met de infrastructurele hervorming die het gebied zal ondergaan wordt zo de programmatische en ruimtelijke opgave voor de site gaandeweg afgebakend.
Door middel van onderzoek op verschillende schaalniveaus en een veelvuldige terugkoppeling werd kennis en inzicht gegenereerd. Uiteindelijk resulteerde dit in een collegebesluit waarin het beoogde programma voor de site werd vastgelegd. Ondertussen werd voor één van de vooropgestelde programmaonderdelen een ontwikkelingsprincipe uitgewerkt. Zo kan ontwikkeling van de site op korte termijn bijdragen tot het gewenste eindbeeld. 6SHFL¿HNYRRUKHWSURMHFW+DYDQDZHUGSDUDOOHOHHQVDPHQZHUNLQJPHW de faculteit Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen aangegaan. In het kader van deze samenwerking en op basis van de reeds vergaarde kennis onderzochten de architectuurstudenten de meerwaarde van een polytechnische campus voor de site.
Op intitiatief van de stadsbouwmeester en de dienst Patrimoniumonderhoud, die vandaag een aanzienlijk aandeel van de site gebruikt voor opslag van materialen en voertuigen, wordt hetteam ontwerpend onderzoek mee in het proces betrokken.
3.1 VRAAG EN AANBOD
ARRESTHUIS
POLYTECHNISCHE CAMPUS
AFBRAAK KAZERNE
PVE + WONEN
- grootschalige detailhandel - arresthuis - depots en ateliers Stad Antwerpen - polytechnische campus - dierenasiel - doortrekkersterrein - sport en recreatie
PVE
INTEGRATIE KAZERNE
WONEN
WONEN WONEN + IKEA
DIERENASIEL
GROOTSCHALIGE DETAILHANDEL
DEPOTS + IKEA
POLITIE + DEPOTS
CAMPUS + DEPOTS
WONEN + GROEN PROGRAMMA
POLITIE + IKEA
CAMPUS + IKEA
WONEN + DEPOTS
CAMPUS + POLITIE
WONEN + CAMPUS
x
WONEN
POLITIE + DEPOTS
CAMPUS + DEPOTS
POLITIE + IKEA
CAMPUS + IKEA
advies monumentenzorg en mobiliteit ARRESTHUIS
DOORTREKKERSTERREIN
ARRESTHUIS
x
advies studiebureau geluid
SPORT EN RECREATIE CAMPUS + POLITIE
WONEN + POLITIE
ATELIERS EN DEPOTS GROOTSCHALIGE DETAILHANDEL
08/2010
1
08/2010
Na een eerste programmastudie worden op basis specifieke contextuele randvoorwaarden enkele scenario’s weerhouden. Toekomstige infrastructurele ingrepen worden onderzocht en mee in rekening gebracht (extract 4-5)
PARK & RIDE
PARK & RIDE
FXUYH1RRUGHUODDQ(NHUVHVWHHQZHJ . brugmond A 12 DDQWDNNLQJ1RRUGHUODDQ . behoud tankstation . curve vrije tram - busbaan . brugmond A 12 DDQWDNNLQJ1RRUGHUODDQ ERFKWVWUDDOWUDPP NUXLVSXQW(NHUVHVWHHQZHJ DIVWDQGWRWEUXJ$ OHQJWHRQGHUGRRUJDQJSDUNLQJ,.($
. curve Noorderlaan - Ekersesteenweg . brugmond A 12 . aantakking Noorderlaan . behoud tankstation . curve vrije tram - busbaan . brugmond A 12 . aantakking Noorderlaan . bochtstraal tram 100m . kruispunt Ekersesteenweg . afstand tot brug A12 . lengte onderdoorgang parking IKEA
RQWVOXLWLQJ3 5YLDNUXLVSXQW(NHUVHVWHHQZHJ RQWVOXLWLQJWDQNVWDWLRQYLD1RRUGHUODDQ WHUPLQXVEXVOLMQHQ SDUNHHUSODDWVHQ
. ontsluiting P&R via kruispunt Ekersesteenweg . ontsluiting tankstation via Noorderlaan . terminus buslijnen . 478 parkeerplaatsen
2
08/2010
3
beraadslaging/proces verbaal Kopie
college van burgemeester en schepenen
Zitting van 7 oktober 2011
Besluit A-punten
01/2011
4
01/2011
team ontwerpend onderzoek | januari 2011
5
team ontwerpend onderzoek | januari 2011
GOEDGEKEURD stadsontwikkeling
Samenstelling De heer Patrick Janssens, burgemeester De heer Robert Voorhamme, schepen; de heer Philip Heylen, schepen; de heer Ludo Van Campenhout, schepen; mevrouw Leen Verbist, schepen; de heer Marc Van Peel, schepen; de heer Luc Bungeneers, schepen; de heer Guy Lauwers, schepen; mevrouw Monica De Coninck, schepen De heer Roel Verhaert, stadssecretaris Iedereen aanwezig, behalve:
169
2011_CBS_14301
Masterplan Havanastraat en masterplan Rozemaai Offerte en beslissing - Goedkeuring
Beknopte samenvatting Het college keurt de invulling van de kazerne aan de Havanastraat als Polytechnische hnische campus N Noord ggoed naarmate en op voorwaarde d ddat dde herlocatie van de stedelijke j diensten die er momenteell ggehuisvest h i zijn ij gerealiseerd is. Ook keurt rt het college ll dde tijdelijk ijdd lijk hhuisvesting i i van ateliers li en ddepots op dde site i goed. d H Het tijdelijk ijd l huisvesten omvat een periode d van 20 à 2 25 jaar jaar. Het college beslist dat een studie,, voor ma maatregelen g voor ggeluids- en luchtaspecten, p , voor het in opmaak p zijnde masterplan R Rozemaai i en hhett iin opmaakk zijnde ij d masterplan t l H Havanastraat, t t ddoor A Antea t G Group wordt ordt dt uitgevoer uitgevoerd. Uitwerking s-RSA
Geknelde vallei
Motivering
verschillende masterplans in harde en zachte ruggengraat
drager van tMJKOJOGSBTUSVDUVSFO tPNHFMFHETDIJKO tCFFLWBMMFJFO
natuurpark Oude Landen sportpark Oude Landen Masterplan Rozemaai Masterplan Laaglandpark
Aanleiding en context Op 19 oktober 2007 (jaarnummer 14010) besliste het college het bestek 2007/8039 en de procedure voor het afsluiten van een raamcontract voor het opmaken van milieueffectenrapporten, voor plannen of programma’s en ruimtelijke veiligheidsrapporten op het grondgebied van de stad Antwerpen goed te keuren. Op 28 december 2007 (jaarnummer 18049) besliste het college om het raamcontract voor het opmaken van milieueffectenrapportage, voor plannen of programma’s en ruimtelijke veiligheidsrapporten (bestek 2007/8039) aan Belconsulting nv te gunnen. Vandaag maakt Belconsulting nv deel uit van Antea Group.
Masterplan Luchtbal
Dit raamcontract laat de stad Antwerpen toe om in functie van planprocessen voor welbepaalde gebieden onder andere een geluids- en luchtstudie uit te voeren.
#3"#0** /PPSEFSMBBO
Masterplan Eilandje
Op 12 december 2008 (jaarnummer 15751) besliste het college om een krediet van 250.000,00 EUR voor het dienstjaar 2008 vast te leggen voor het bestek 2007/8039.
Masterplan Singel Noord
Op 20 februari 2009 (jaarnummer 2340) besliste het college het initiatief tot opmaak van het masterplan Grote Markt 1 - 2000 Antwerpen
1/8
07/2011
6
team ontwerpend onderzoek | Masterplan Havana-site | themacollege 08.07.2011 | 12
07/2011
[email protected]
7
11/2011
8
team ontwerpend onderzoek | Masterplan Havana-site | themacollege 08.07.2011 | 14
Vanuit de stedelijke ambitie op de grote schaal wordt de programmatische en ruimtelijker opgave verder afgebakend en vastgelegd in een collegbesluit.
voorkeursscenario eindbeeld lange termijn
lange termijnvisie: ruimtelijke concepten
Naarmate de Stad Antwerpen haar programma van
1. Nieuwe ontsluiting.
depots en loodsen elders zal beginnen huisvesten
Op korte termijn wordt de Noorderlaan heraange-
Eindbeeld op lange termijn
(timing +/- 25 jaar), én naarmate er een toenemende
legd. Hierbij komt er eveneens een vrijliggende
ontwikkelingsdruk zal ontstaan op dit gebied (samen
P+R
tram- en busbaan aan de zijde van Luchtbal/Ha-
stedelijke ac
met herwaardering Noorderlaan en Luchtbal), zullen
vanasite. De huidige toegangen tot de site zouden
tiviteiten
er mogelijkheden tot herontwikkeling ontstaan. De
deze trambaan kruisen. Dit is niet gewenst vanuit
bedoeling is dat de structuur (grid+gebouwen) die
de doorstroming van het openbaar vervoer. Daarom
we op korte termijn willen realiseren reeds de basis
wordt geopteerd om de toegang(en) uitsluitend te school politie wonen
kan vormen voor deze herontwikkeling op lange ter-
voorzien langs de Havanastraat. Een nieuwe interne
mijn. Gebouwen kunnen, waar mogelijk een nieuwe
hoofdroute zorgt voor de ontsluiting van alle gebou-
wonen buurtsport
functie krijgen (‘stedelijke activiteiten’: zwembad,
wen op de site.
cultuurhuis, detailhandel,...). De wegenstructuur blijft intact en/of wordt uitgebreid.
2. Kazerne blijft.
De kop wordt ontwikkeld met een hoogstedelijk
De historisch waardevolle gebouwen van de kazerne
programma en krijgt een nieuwe (ongelijkvloerse?)
blijven. De latere toevoegingen worden zoveel als
toegang vanop de Noorderlaan. Op deze wijze kan
mogelijk afgebroken waardoor het vrije spel van
een P+R worden gekoppeld aan de tramhalte. Ook
solitaire bouwvolumes terug zichtbaar wordt.
de school richt zich met nieuw volume tot deze kop en de tramhalte.
3. Bebouwing als buffer.
De staart wordt verder ontwikkeld tot een sportpark
Aan de noordzijde van het gebied komt een (ver-
met eventeel nieuwe woningen aan de rand (binnen
nieuwde) bebouwingsstrook. Deze schrijft zich
het grid)
enerzijds in in het grid van de ‘buik’ waardoor er een relatie met de kazerne wordt gemaakt. Anderzijds moet deze strook eveneens werken als buffer naar de snelweg toe. dit moet het probleem van geluidsoverlast voor een deel helpen oplossen. De strook kent een tweezijdigheid: een publieke, repre-
A
sentatieve zuidzijde (richting kazerne) en een meer
11/2011
9
team ontwerpend onderzoek | Masterplan Havana-site | themacollege 08.07.2011 | 30
Op basis van de gemaakte beslissingen wordt een meer gedetaillerd ontwikkelingsscenario onderzocht. Ontwikkelingen op korte termijn kunnen zo bijdragen aan het eindbeeld.
functionele, informele achterzijde.
09/2012
Team ontwerpend onderzoek | Masterplan Havanasite. Synthesedocument september 2012 | 6
10
09/2012
Team ontwerpend onderzoek | Masterplan Havanasite. Synthesedocument september 2012 | 14
11
M Projectfiche 001 Kievit fase II
Ludo Van Campenhout, Schepen voor stadsontwikkeling, sport en diamant stad Antwerpen
Ontwerpend Onderzoek: Peter Claeys, Hélène Roose Projectleider: Greet De Roey | AG Stadsplanning Antwerpen
TOO: Hoe belangrijk is het om als stad zelf toekomstvisies en concepten af te toetsen op ruimtelijke haalbaarheid vooraleer een project op te starten? Ludo Van Campenhout: “Ontwerpend onderzoek is belangrijk om abstracte problemen ruimtelijk te concretiseren en er beslissingen over te kunnen nemen. Het ontwerp stuurt daarbij soms de processen. Het zorgt ervoor dat beslissingen genomen wordt vanuit de ruimte zelf, niet vanuit abstracties. Kievit fase II vertrok duidelijk vanuit die methodologie. Nieuwe mogelijkheden van een plek verbeelden. Zonder ontwerp verloopt het debat veel moeilijker, dan zijn er veel minder concrete, tastbare aanknopingspunten. Het ruimtelijk structuurplan Antwerpen vertrok ook vanuit ontwerpend onderzoek. Ik herinner mij nog de tekeningen van Bernardo Secchi en Paola Viganò. Dat was in die periode helemaal geen evidente keuze. Wij hebben daarvoor moeten vechten. Het was de discussie tussen deductief en inductief onderzoek, tussen analytisch werken en ontwerpen. Dat wordt vandaag door het team ontwerpend onderzoek verdergezet in de stad.” TOO: Het speciale aan het stedenbouwkundig ontwerp van Kievit fase 2 is dat de stad dit helemaal intern heeft opgenomen. Wat was daar de reden voor en zou u dit vandaag nog doen? Op dat moment was dat zeker de juiste methodologie voor de volgende redenen: Kievit fase 2 moest remediërend werken. Er was vanuit de buurt reactie gekomen op Kievit fase 1 en er werd in samenspraak met de Vlaamse overheid beslist om het RUP
44A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
20
gedeeltelijk te herzien. Er was een zekere gevoeligheid aan deze situatie. Bovendien was het een plek waar al veel op gestudeerd was, door de Vlaamse overheid, door de stad, maar ook door de actiegroepen zelf. Er waren ook maar een beperkt aantal eigenaars waar gemakkelijk mee rond de tafel kon geschoven worden. Met andere woorden, het klimaat was aanwezig om dit op een snelle interne manier te doen en het stedenbouwkundig ontwerp is ook goed ontvangen. Het is volledig in het RUP opgenomen. Uiteraard is dit uitzonderlijk en hoeft dit zeker niet de regel te zijn. Vandaag is er bijvoorbeeld een wedstrijd uitgeschreven voor het ontwerp openbaar domein van Kievit fase 2 en wordt het project wel weer naar externe ontwerpers geschoven.
“Spelen
met isomo is zeker niet onbelangrijk.” TOO: Heeft de maquette u geholpen om concrete beslissingen te nemen over de bebouwbare oppervlakte, de open ruimten en de toekomstvisie voor de buurt? Ludo Van Campenhout: “Een maquette is een zeer visuele manier waarop een ontwerp voorgesteld wordt. Ze kan gelezen worden zonder veel vakkennis in vergelijking met plannen. Maar er zit ook een gevaar aan. Wij bekijken maquettes als reuzen en schatten de impact op de plek zelf soms moeilijker in. Maquettes moeten aangevuld worden met collages en impressies, ook naar stakeholders toe is dat belangrijk. Ik herinner mij de maquette van de Oosterweelverbinding die in de ogen van bewoners een zeer kleine brug leek. We bekijken dit vanuit een helikopterzicht. De inschatting van schaal is soms moeilijk. Maar spelen met isomo is zeker niet onbelangrijk. Het is een snelle en duidelijke manier om iets te tonen. Ik herinner mij dat wij met de maquette van Kievit fase 2 letterlijk aan het schuiven waren met de blokjes, om te zien welk effect dit had op de site. Het is tactiel ontwerpen, snel verschillende scenario’s aftoetsen en bediscussiëren.
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
Na het moeilijke proces van Kievit Fase I werd beslist om het bestaande RUP deels te herzien. Zoals ook te lezen valt in het interview met schepen Ludo Van Campenhout, was destijds omwille van verschillende factoren het klimaat aanwezig om intern de volledige regie rond Kievit fase II te voeren, inclusief de opmaak van een stadsontwerp. .
Uit verkennend onderzoek, waarbij met een hoog aantal vrijheidsgraden een heel aantal denkpistes werden bewandeld, volgden stringente uitgangspunten. Deze werden op hun beurt vertaald naar twee fundamenteel verschillende varianten die verder werden onderzocht en gescreend op bepaalde parameters, zoals het te voorziene programma en de hoeveelheid m² te ontwikkelen vloeroppervlakte.
Het stedenbouwkundig ontwerp werd dan ook volledig opgenomen in het vernieuwd GRUP. Een afgewerkt geheel van bouwblok drie wordt in de loop van 2014 verwacht. De rest van het gebied wordt later ontwikkeld.
Gezien de hevige reacties van buurtcomités na Kievit fase I, was het voor de stad van groot belang om op regelmatige tijdstippen participatiemomenten te organiseren. Tijdens deze bijeenkomsten werd het evenwicht afgetast tussen gewenste dichtheden (tenslotte blijft ook deze site een zeer strategische plek in de stad, vlak naast het centraal station) en een VLJQL¿FDQWHPDDWYDQRSHQUXLPWHGLHLQVWDDWZDVWHUHPHGLsUHQWXVVHQ de nieuwe ontwikkeling en het fragielere stedelijk weefsel.
Later werden de randvoorwaarden van het stadsontwerp meegegeven LQ GH SURMHFWGH¿QLWLH YRRU HHQ ZHGVWULMG YRRU GH KHULQULFKWLQJ YDQ KHW openbaar domein. Het is zeer uitzonderlijk dat dit soort projecten volledig intern door de stad wordt uitgewerkt. Tot op heden is dit ook niet meer gebeurd.
Samen met architecten van betrokken grondeigenaars, en met de stadsbouwmeester, werd gezocht naar het optimale gabariet van de nieuwe bouwblokken. Daarbij werd een evenwicht gevonden tussen ontwikkelbaarheid, en wenselijke impact op de omgeving. Uiteindelijk bereikte het gevoerde onderzoek het stadium van ontwerp; met een brede gedragenheid tussen de overheidsdiensten enerzijds, en de buurt anderzijds, wat gezien de moeilijke omstandigheden zeer welkom was.
Basisscenario
ruimtelijke randvoorwaarden
Plangebied
Aan de hand van het basisscenario worden enkele ruimtelijke randvoorwaarden vastgelegd.
Programma
Onderzoeksvragen NMBS
Ruimtelijke onderzoeksvragen
Doorwaadbaarheid
2 ontwikkelingsscenario’s worden verder uitgediept Scenario 1: dwarspark
Scenario 2: langspark
Verfijning scenario 1: langspark
Scenario 1: dwarspark
Scenario 2: langspark
programmatorisch onderzoek
1186 x6
1136 x7 1131 g6
963/31
1131 k8
1136 e8 1186 b7
De Vlaamse regering heeft het GRUP 'Gebied voor stedelijke activiteiten Kievit fase II in Antwerpen definitief vastgesteld. De nieuwe stedenbouwkundige voorschriften uit het plan worden van kracht.
1130 y5 1139 t2
1131 l6
963/32 1186 e7
1130 d7
straat
1188 x2
1131 l7
1130 k6
1130 f8
Kievit
1131 n4
1131 c8
1131 n6
1130 t7
Lange
963 x9
1186 f7 963/33
1131 a8
Korte
1186 z6
1130 z5
1130 r6
tstraa Kievi
Spoorweg
1186 a5
1130 a6
Leeuwerikstra
Pelikaanstraat
1186 l5 1186 w6
1130 a8
1131 p4
at
t 1130 x4
1186 e5
1131 r8
1130 s7
Van Immerseelstr
1131 d8
1131 s8
aat
1189 a9 1131 t8 1131 v8
1189 y7 1189 v8 1131 r3 1189 g7 1189 k7
Stoo
1189 s7
mstra
1127 c5
1131 t7
at
I
1189 n8
1131 v6
1131 e6
1189 n7
1131 p8 1189 w8
1131 n8
1131 f8
1189 p7
DE VLAAMSE REGERING,
1189 c9
1189 m8
Van Sprangenstra
1131 g8
at
1189 x5 1189 y5
1189 a4
1131 r5
1125 s5
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 2.2.7 § 7;
1125 r5
Van Leriusstraat 1127 m5
1190 a8
IIa
1190 y10
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997 wat de bindende bepalingen betreft, en op de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 december 2010 houdende de definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij de decreten van 19 maart 2004 respectievelijk 25 februari 2011 wat de bindende bepalingen betreft;
1190 y9
1190 s6 1125 x4 1127 g3
1190 p10 1190 z9 1190 s10
1127 k4 1127 h3
1190 k10 1125 e4
1127 t4
1127 r4
1127 e4 1125 d4
1125 k3
>
1190 a11
1127 l4
1127 g5 1127 m4
1125 t4
traat Simonss
1190 c11
IIb
1127 n4
Somersstraat
1190 e10
0 h10
1127 s 1127 y4 1121 x5
1127 b5
SA Art. 1
1190 k8
1127 e5
1127 s4
1121 y4
1121 d7
1121 y7
1127 r3
1127 w4
weg Spoor
Gelet op het koninklijk besluit van 3 ok tober 1979 houdende vaststelling van het gewestplan Antwerpen en latere wijzigingen;
1190 w10
>
1190 t4 1190 r10
1127 k5 1190 x10 1120 b4
1190 w7
>
1190 l10
1190 f11
1190 l8
1190 z10
1127 f3
1190 k6 1190 l6
1127 h5
Gelet op de beslissing van de dienst MER van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van 5 augustus 2010 over de conclusies van het onderzoek tot milieueffectrapportage;
1127 f5 1120 f3 1120 g3
1120 z4
Jacob Jacobsstraat 1127 v4
1127 d5
1127 p4
1120 l3
1191 y3
III
Wipstraat
1194 p6
1191 x3 1194 e6 1194 h5
1194 p4 1120 a2 1194 x6
1120 n4
1120 m4
1120 s2
1194 s5
Gelet op de beslissing van de dienst Veiligheidsrapportering van 14 december 2010 met betrekking tot het niet vereist zijn van de opmaak van een veiligheidsrapport;
1120 y3 1120 a3
1120 d2
1120 f4 1191 a4
1120 c4
6
1120 g4
1194 t6
1120 p3 1194 r6
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2003 houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘HST-station Antwerpen – Omgeving Kievitplein’;
1120 r4
1191 c4 1120 e4
1191 d4 1120 t3
1120 s3 1191 m3
1120 r3
1191 n3
1191 z2
1191 b2 1191 b4
1191 v3
1191 t3 1194 s6 1194 p5
1191 r3
Art. 2.3 Plantijn en M Plantin en
Plantijn en
Gelet op de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Gebied voor stedelijke activiteiten ‘Kievit fase II’” door de Vlaamse Regering op 8 april 2011;
Moretuslei
Moretuslei
1218 r2
1218 m2
1218 n2
1214 h2
1219 a10 1219 z7
1219 c10
1210 c14 1217 n
weg Spoor
1214 k2 1210 e13
210 w10
Gelet op de aankondiging door de Vlaamse Regering van het openbaar onderzoek over het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;
1210 a14
van
1214 z
1217 m 1219 f11
rpen
Antwe el
1210 r12
1219 x10 1217 p
traat Joostens
P Art. 2
Baron
Bruss
1214 x
1210 z13
1219 p10
naar
1214 a2
1217 s
1217 r 1218 y
1210 x13
Mer
Gelet op het openbaar onderzoek dat plaatsvond van 16 mei 2011 tot 14 juli 2011;
1218 f2
cato rstra at
1210 b14 1210 m13
1218 p2
'Gebied voor stedelijke activiteiten Kievit fase II in Antwerpen' 1210 c13
Gelet op de adviezen en bezwaarschriften die werden ingediend tijdens het openbaar onderzoek;
1218 k
1218 l2
1210 y11
1210 v12
1210 l13
1210 v11
1218 k2
1210 v10
1210 x10 1210 s13
1210 s12
De
1218 e2
1210 w13 1210 p12
1210 y10 1210 l7
1210 k11
tlei Nes
1210 s10
1210 p13 1210 l11
den Van
Gelet op de behandeling van de adviezen en bezwaarschriften in het advies van de Vlaamse commissie voor ruimtelijke ordening van 9 september 2011;
1210 z11
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN 'Kievit fase II' te Antwerpen Bijlage I Verordenend Grafisch Plan
Plancode - 2.12_00347_00001 Definitieve vaststelling
1210 l2
Brialmont lei
schaal : 1:500
1209 z2 1209 h7
Departement Ruimtelijke Ordening, 1209 x7 Woonbeleid en Onroerend Erfgoed 1209 y3 Ruimtelijke Planning
0
12,5 1209 d6
1209 h6
±
25
1219 s10
50 M 1223 w12
1209 l7 1209 w7
./.
Uittreksel uit besluit van de Vlaamse Regering en grafisch plan
Boe yst
1210 y13
1210 n9
Achtergrond : CADMAP, Kadastrale toestand 01.01.2009 - Bron : KADVEC (AGIV - AAPD) Opmetingsplan Stad Antwerpen
1209 v5
raa
t
Op basis van de randvoorwaarden vastgelegd door dit ontwerpend onderzoek wordt een wedstrijd uitgeschreven voor de aanleg van het openbaar domein.
Lange Kievitstraat
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Gebied voor stedelijke activiteiten ‘Kievit fase II’”.
48A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
22
L Projectfiche 0165 Scheldeboorden Linkeroever
René Maes. Bestuurslid Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever TOO: Hoe staat u tegenover de discussienota Scheldeboorden Linkeroever, die
destijds voorgesteld werd aan de GECORO en waarin Natuurpunt zetelt?
Ontwerpend Onderzoek: Tom Broes, Hélène Roose Projectleider: Karina Rooman | Stadsontwikkeling | Ruimte & Mobiliteit
René Maes: “Ik ben in contact gekomen met deze studie via Kathleen Quick, die namens Natuurpunt in de GECORO zetelt en het voor advies aan mij heeft voorgelegd. Ik kan dus niets zeggen over de manier waarop het in de GECORO gepresenteerd is. Ik kan wel zeggen dat het een waardevol studiewerk is, met een aantal nieuwe suggesties en bevindingen.” TOO: Hebben de voorstelling en de beelden u meer inzicht verleend in de werking van het geheel?
“Een waardevol studiewerk met een aantal nieuwe suggesties en bevindingen.” René Maes³'HJUD¿VFKHYRRUVWHOOLQJHQIRWR¶VHGJHYHQGHJHwQWHUHVVHHUGHOH]HU al erg snel een goed beeld van wat er met een heringerichte Scheldeboord mogelijk is. De idee om de te verhogen Sigmadijk onder de Beatrijslaan te schuiven om zo de ruimte-inname te beperken vond ik fantastisch. Ook de lagere dijkhoogte ter hoogte van Burchtse Weel getuigt van grondig studiewerk.” TOO: Wat zijn uw bedenkingen over de aandacht die binnen deze studie uitging naar natuur? René Maes³,GHHsQRPZDQGHOHQ¿HWVSDGSODDWVHOLMNQDDUGHEXLWHQGLMNVH]RQHWH verschuiven gingen dan weer in tegen het algemeen principe ‘meer ruimte voor de rivier’ en zijn niet verenigbaar met onze principes. Deze werden dan ook verworpen in onze opmerkingen. Aandacht voor de natuur kwam in de studie zeker meermaals ter sprake en dat is terecht: zowel de slikken en schorren als de waterkolom behoren tot de Europese Habitatrichtlijn en behoren tot onze uiterst waardevolle natuurgebieden. Ook het ‘beleven van het landschap’ komt sterk uit de verf, bijvoorbeeld door op enkele locaties een uitkijktoren te voorzien.
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
De aanleiding voor de opmaak van deze studie is de actualisatie van het Sigmaplan. Dat sigmaplan houdt enerzijds rekening met het ophogen van de dijken en waterverdedigingswerken, anderzijds treft het ook maatregelen inzake het beleefbaar maken van de natuur en het geven van ruimte aan de rivier.
Het onderzoek zelf is opgebouwd uit verschillende luiken. Een eerste OXLNGXLGWYLDYHUVFKLOOHQGHNDDUWHQGHVSHFL¿HNHZDDUGHYDQGHOLJJLQJ van de stad Antwerpen aan het Schelde estuarium. Deze analyse vormt de basis voor de visievorming rond het stedelijk deltapark dat op schaal van de Linkeroever zelf verder werd doorvertaald in 3 concepten. Het concept oeververlenging wil de contactzone tussen stad en rivier zo lang mogelijk maken. Dit wordt bereikt door het schuiven met de positie van de nieuwe dijk. Het concept van de dijkpaden voorziet een ontdubbelde padenstructuur door de oude dijk en nieuwe dijk op sommige plekken naar binnen te leggen en op andere plekken naar buiten .Het ontdubbelen van dijkenstructuren biedt ook mogelijkheden voor landschapsontwikkeling. Zo kunnen gecontroleerde overstromingsgebieden of gereduceerde getijdegebieden ontstaan waardoor volop ruimte geschonken wordt aan het ontwikkelen van slikken en schorren. Dit valt onder het concept van het verbrede landschap.
+HWUHVXOWDDWYDQGH]HVWXGLHLVJHHQ¿QDDOSODQPDDUZLOHHQVXJJHVWLHYH aanzet zijn om tot een open discussie tussen de verschillende betrokken partners (Stad Antwerpen, Waterwegen en Zeekanaal, Agentschap Natuur & Bos, de lokale besturen en de bevolking...) te komen.
In het college van 2 april 2004 werd de beslissing genomen een globale visie te ontwikkelen in functie van de herwaardering van beide Scheldeoevers. Op Rechteroever heeft dit tot de opmaak van een masterplan door ProAP en Wit-architecten geleid. Op Linkeroever werden geen initiatieven genomen om een globale visie te ontwikkelen en werd uitgegaan van een RSKRJLQJYDQKHWEHVWDDQGHGLMNSUR¿HO Binnen de dienst stadsontwikkeling werd besloten om studiewerk te verrichten in functie van een toekomstige discussie met de betrokken actoren. De ophoging van de dijken op de Linker Scheldeoever werden op die manier opnieuw geagendeerd. Deze studie wil de unieke potenties blootleggen om ook op Linkeroever op een meer integrale en verbeeldende wijze om te gaan met verdedigingsprojecten. Verstedelijking, natuurontwikkeling, recreatie,
De Scheldeoever werd vervolgens opgedeeld in segmenten. Per segment ZHUGHQGHLPSDFWYDQKHWVWDQGDDUGGLMNSUR¿HOHQGHFRQFHSWHQRQGHU]RFKW a.d.h.v. een terugkerend methodiek met snedes en collages.
Het college heeft kennis genomen van het ontwerpend onderzoek voor de Scheldeboorden Linkeroever en keurde als visie de drie concepten goed, na een toelichting van het studiewerk aan het themacollege. Hierbij gaf het college een mandaat aan de projectleider Scheldeboorden Linkeroever om een overleg met Waterwegen en Zeekanaal op te starten in functie van een bijsturing van het externe planproces. Ondertussen stelde Waterwegen en Zeekaal zelf een ontwerpbureau aan om na te denken over de integrale linker Scheldeboord. Bij de beoordeling zal voorliggend onderzoek verder als toetskader gebruikt worden bij de besprekingen.
beleving,... worden op elkaar afgestemd.
+
+
+ -
+
Oeververlenging. Er werden 3 concepten: Oeververlenging, Verbrede landschappen en Dijkpaden, op schaal van de Scheldeboorden Linkeroever ontwikkeld. Deze zijn een doorwerking van het stedelijk Deltapark.
Verbrede Landschappen.
De dijken moeten opgehoogd worden tot het nieuwe Sigmapeil van 9.25m.
Dijkpaden.
Visie stedelijk Deltapark.
as dijk
9.25m TAW 8.35m TAW 5.70m TAW 5.30m TAW
Verbeelding segment Sint-Anna volgens concepten
Dijk begroeide duin BAU = breuk
Speelweide
wandeldijk
horeca
Sint-Annastrand
BAU beperkt beleving Schelde
Scheldelandschap geen functioneel onderdeel van de recreatieve cluster
Segment Sint-Anna: volgens standaarddijkprofiel as
De Scheldeboord werd in segmenten verdeeld. Per segment werden de 3 concepten volgens een welbepaalde methodiek getoetst. Hierboven segment Sint-Anna.
Bestaande context Segment Sint-Anna
0m TAW
Kastanjedreef
9.25m TAW 8.35m TAW 5.70m TAW 5.30m TAW 0m TAW
Kastanjedreef Speelweide
Dijk wandeldijk
horeca
relatie met Scheldelandschap
Scheldelandschap sint-Annastrand
continu dijkpad meervoudige Scheldebeleving verbreding landschap
Scheldelandschap
Segment Sint-Anna: volgens concepten
College van burgemeester en schepenen verbaa
beraadslaging/proces verbaal Kopie
Samenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen Verbist, de heren Marc Van Peel; Luc Bungeneers, Guy Lauwers, mevrouw Monica De Coninck, schepenen; de heer Roel Verhaert, stadssecretaris. Zitting van vrijdag 17 december 2010 Iedereen aanwezig, behalve mevrouw Leen Verbist, schepen.
Stadsontwikkeling 8
A-Punt
Scheldeboorden Linkeroever. Ontwerpend onderzoek en opstart overleg externe partner. Goedkeuring. Introductie beleidsrichtlijn (Jaarnummer 15673)
In functie van nieuwe stappen in de actualisatie van het Sigmaplan door Waterwegen en Zeekanaal neemt het college kennis van het ontwerpend onderzoek voor Scheldeboorden Linkeroever en keurt de drie visieconcepten goed als basis voor verder overleg. Agendapunt, college, gewone zitting, 2/04/2004, jaarnummer 3331; Agendapunt, college, gewone zitting, 1/02/2008, jaarnummer 1058; Agendapunt, gemeenteraad, open, 18/09/2006, jaarnummer 1779 Auteur: Karina Rooman/Ivana Kovacevic
Motivering Voorgeschiedenis Op 2 april 2004 (jaarnummer 3331)keurde het college de uitgangspunten en het plan van aanpak voor het project Werf van de eeuw [Scheldekaaien] goed. Op 18 september 2006 (jaarnummer 1779) stelde de gemeenteraad het s-RSA definitief vast. Op 21 december 2006 keurde de deputatie van de provincie Antwerpen het s-RSA definitief goed. Op 1 februari 2008 (jaarnummer 1058) keurde het college het ruimtelijk ontwikkelingsconcept Scheldepark Linkeroever goed als basis voor verdere beslissingen.
Feiten en context
Verbeelding Segmenten Scheldeboord Linkeroever d.m.v. maquettes.
Het college heeft kennis genomen van het ontwerpend onderzoek voor de Scheldeboorden Linkeroever en keurde als visie de drie concepten goed.
Haar ligging aan de Schelde geeft Antwerpen als stad een bijzondere troef. Met zijn twee oevers, de natuurlijke linkeroever en de verharde rechteroever, beschikt Antwerpen over twee interessante stedelijke plekken. Deze Scheldeboorden zijn voor de stad dan ook de plek bij uitstek om haar identiteit als stad aan het water waar te maken. De actualisering van het Sigmaplan zal op beide oevers ingrijpende aanpassingen aan de waterkering met zich meebrengen. Deze noodzakelijke ingrepen waren de aanleiding om in 2004 te starten met een globale visie voor de herwaardering van de beide Scheldeoevers. Het college keurde op 2 april 2004 volgende uitgangspunten voor de Scheldeoevers goed: 1 Scheldeoevers als één samenhangend geheel ontwerpen en herinrichten. collegebesluit: 15673 van vrijdag 17 december 2010 Pagina 1 van 4
Uittreksel uit collegebesluit nr 15673: “Scheldeboorden Linkeroever.”
52A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
24
L Projectfiche 005 Singel Noord
goed voorbeeld is de discussie rond het Moorkensplein. Dat zijn zeer impactvolle beslissingen die naar de publieke opinie toe zeer belangrijk zijn en waar je nogal snel geneigd kunt zijn een politieke beslissing te nemen die je politieke ellende vermindert, maar die niet noodzakelijk op de lange termijn een goed project oplevert.
Ontwerpend Onderzoek: Tom Broes, Koen De Langhe, Hélène Roose, Ward Van Aerschot, Toon Vanobbergen, Peter Claeys, Wouter Willems Projectleider: Els Gepts | AG Stadsplanning Antwerpen
Het is voor mij persoonlijk zeer vergelijkbaar met wat ik vroeger in de reclame meemaakte. De enige manier om te garanderen dat een klant niet op de set ging LQJULMSHQ DOV HU JH¿OPG ZHUG RI LQ GH W\SRJUD¿H YDQ HHQ DGYHUWHQWLH LV GRRU HU voor te zorgen dat je op het niveau van de strategie en de doelstellingen heel veel overeenstemming had bereikt. Dit is de enige manier om te garanderen dat vakmensen hun ding in grote autonomie kunnen doen. Diegene die de eindverantwoordelijkheid dragen hebben vaak te weinig kennis, te weinig verbeeldingskracht om hierover beslissingen te nemen. Wij hadden daar een uitdrukking voor “Why keep a dog and bark yourself?”. TOO: We legden u verschillende projecten voor om als case te bespreken.
Patrick Janssens, Burgemeester stad Antwerpen
Uiteindelijk koos u met Singel Noord de moeilijkste plek. In hoeverre worden ontwerp en beeldvorming belangrijker naargelang de stedelijke context
complexer en minder aantrekkelijk lijkt? TOO: Waar schuilt volgens u de meerwaarde om zelf als stad toekomstvisies of
Patrick Janssens: “Op veel terreinen bestaat het risico dat men snel focust op de
concepten af te toetsen op hun ruimtelijke haalbaarheid, nog voor een project
problemen die er zijn en niet op de opportuniteiten. Wat er op ons afkwam rond
concreet is opgestart?
het Lobroekdok was oorspronkelijk één groot vat problemen. Als je niet oplet en je begint op zo een manier na te denken over een site, kan je alleen maar kijken naar
Patrick Janssens: “Ik praat uiteraard zeer sterk vanuit mijn rol als burgemeester
al die problemen en hoe ze te remediëren. Terwijl je het zou moeten omdraaien, op
en politicus. Zeer algemeen zou men kunnen stellen dat de belangrijkste taak van het stadsbestuur erin bestaat om ervoor te zorgen dat de stad leefbaarder wordt. Wij hebben dan ook expliciet in het bestuursakkoord opgenomen dat stadsontwikkeling en ruimtelijke planning de belangrijkste instrumenten zijn die we als lokaal bestuur
“Why keep a dog and bark yourself?”
zelf in handen hebben om hiertoe een duurzame bijdrage te leveren. Al is het maar omdat de beslissingen die we in dit vakdomein nemen decennia lang meegaan. Dat is een uitgangspunt voor ons, maar je kan dat ook een geloof noemen. Daarnaast is bij politici, en dus ook in een college, de kennis over de praktische zaken eerder klein en zijn ze nogal snel geneigd om een politiek compromis te sluiten waarbij de haalbaarheid vooruit wordt geschoven. Dit gebeurt ook zo bij ruimtelijke processen. Als je dat doet zonder dat je je concreet kan voorstellen wat de gevolgen van je beslissingen zijn, niet alleen wat betreft de haalbaarheid maar ook vooral de ruimtelijke consequenties, dan komt men nadien uit bij meer problemen en bijgevolg verdere compromissen in de materiële uitvoering. Het belang van ontwerpend onderzoek - zoals ik het hier heb ervaren - is dat heel vroeg in het proces, op het moment dat wij als politici redelijk conceptuele beslissingen aan het nemen zijn, deze toch voldoende tastbaar kunnen gemaakt worden voor mensen wiens vakgebied het niet is om te weten wat de consequenties zijn. Als je wil beletten dat politici
veel langere termijn denken en zeggen “maar wacht eens, daar zijn ook zeer veel opportuniteiten”. Op zo een moment zie je andere oplossingen dan wanneer je alleen vanuit die problemen denkt. Het ontwerpend onderzoek heeft, ik denk voor veel van ons, deze opportuniteiten juist zeer sterk aangetoond. Hierdoor zagen we een richting ZDDU ZH QDDUWRH ZLOOHQ JDDQ PHW GH]H VLWH 6SHFL¿HN YRRU GH VLWH /REURHNGRN Slachthuislaan werd er getoond dat als je de Singel verlegt met bijvoorbeeld 50 meter, je een compleet andere situatie creëert met andere opportuniteiten. Dat kan alleen aangetoond worden door op een creatieve manier met deze plek om te gaan. Op dat ogenblik is ontwerpend onderzoek heel vroeg in het proces zeer interessant. Je moet dit verbeelden lang voor er opdrachten gegeven worden, want bij opdrachten worden er al beslissingen genomen, worden er budgetten vrijgemaakt… Die knowhow intern
ingrijpen op het einde van het proces en in het concrete uitwerken van plannen,
binnen de stad hebben, is van onschatbare waarde. Je kan je eigenlijk vragen stellen
dan kan je dat alleen garanderen door in het begin van het proces over de visie een
bij heel veel kleinere gemeentes die zich gewoon niet kunnen permitteren om die
grote eensgezindheid te hebben. Dat betekent dat je heel veel tijd moet investeren
capaciteit in huis te hebben. Ik vind dat wij als stad ook eens moeten nadenken of we
in dit begin, ook als politicus. Dat maakt het mogelijk om het nadien meer los te
de capaciteit en de ervaring die we hebben niet op een of andere manier kunnen ter
laten. Als je dat niet doet, krijg je onvermijdelijk ingrepen in de concrete uitvoering.
beschikking stellen van andere steden. Hetgeen in Antwerpen op dat vlak is gebeurd
Dat kan over heel stomme dingen gaan zoals de kleur van het asfalt dat gebruikt
heeft te maken met het feit dat het gewicht van al dat soort werk in de organisatie
werd op de De Keyserlei. Ik denk dat in de politiek, en niet alleen in Antwerpen, de
veel belangrijker is geworden en veel vroeger in het proces wordt ingezet. Er is ook
standaardsituatie er een is waarin politici heel veel ingrijpen in dat soort operationele
veel meer vertrouwen in de deskundigheid en in de bekwaamheid van de mensen
beslissingen die absoluut hun vak en hun deskundigheid niet zijn. Volgens mij kan je
in de administratie. Dat geldt voor wat jullie team doet, dat geldt voor wat AG
met ontwerpend onderzoek juist vermijden dat dit soort dingen gebeuren. Een heel
Stadsplanning doet, dat geldt voor de afdeling Ruimte en Mobiliteit.”
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
Singel Noord, het noordelijke segment van de Strategische Ruimte Groene Singel is een gebied dat gekenmerkt wordt door een grote complexiteit en heel wat onzekerheden . Er is de te ontwikkelen slachthuissite, de saneringsproblematiek van het Lobroekdok, het evenementencomplex Sportpaleis/ Lotto-Arena met de hieraan gekoppelde parkeerdruk en de verkeersafwikkelingproblematiek aan de Schijnpoort, enerzijds. Anderzijds zijn er tal van onzekerheden gezien de gewijzigde context van het dossier Oosterweel Masterplan 2020. Sinds het opstarten van het project Singel Noord binnen AG Stadsplanning in 2008 is het team ontwerpend onderzoek een continue partner in dit proces.
De te ontwikkelen slachthuissite in de Damwijk was de aanzet voor dit onderzoek en de opmaak van een masterplan. De mogelijkheid om de Damwijk tot aan het water te brengen door de Slachthuislaan recht te trekken, werd hier bekeken. De getekende ontwikkelingsmodellen werden telkens doorgerekend en gescreend op verkeersafwikkelbaarheid. Parallel hieraan werd ook de bijkomende vraag naar parkeermogelijkheden van het Sportpaleis / Lotto Arena bekeken.
De ontwikkelingsvisie is integraal opgenomen in de Stedelijke Visienota Singel Noord van juli 2012. Dit document werd door het college goedgekeurd en is nu van toepassing op ieder verder gevoerd onderzoek.
De onderzochte principes werden na intern debat met projectleiders en betrokkenen in een eerste ontwikkelingsschets opgenomen. Als gevolg van de gewijzigde context sinds Masterplan 2020 en als gevolg van bijkomende vragen en voortschrijdend inzicht, wierpen zich na dat eerste masterplan ook nieuwe onderzoeksvragen op. Het bijkomend onderzoek ERHWVHHUGHYHU¿MQGHHQYHUVFKHUSWHYHUGHUGHRQWZLNNHOLQJVYLVLH
+HW YHUYROJWUDMHFW EHVWDDW XLW HHQ YHUGHU YHU¿MQLQJ YDQ KHW RSHQEDDU domein binnen het Masterplan Publieke Ruimte Singel Noord. Deze opdracht is gegund aan een extern bureau. Het volledige studiewerk en onderzoek werd meegegeven aan de externe ontwerpers. Op regelmatige tijdstippen worden workshops en overlegmomenten georganiseerd tussen de externe partners en de interne stedelijke diensten. Het team ontwerpend onderzoek is ook hier aanwezig en scherpt het debat aan door de verworven inzichten.
DLAA
NTJ
ALKSTRAAT
ZW AA
LAAGLAN
EK
EN
HO
VELD
TS
SNELWEG
UT OVERHO BA AN
LA AR
SE
DIST ELHO EK
ARGE
GE ER
HOOIMATE
RIET SC
CANADALAAN
G DB ER GA AR W IJN
AAT ASTR BRED
AA T TR ELS
NOORDERLAAN
OSTR AA IROK
ELSSTRAAT
HOOR
VOSSESCHIJNSTRAAT
OOSTERWEELSTEENWEG
T
De potentie om de Damwijk to meegenomen in de ontwikkeli
Onderzoek naar inpassing fietsbrug in het hoger netwerk en verweving fietsbrug met openbaar domein.
D
S
Onderzoek naar uitbreiding woonontwikkeling in de Damwijk.
EN
EK
EK
ORT
VAAR
HO
ENVO
VELS
SPITSENSTRAAT
N AA AB
ISS
EI
RT
ON B
IJZERLAAN
U TH EE
IAL
ED
DU
RIJNKAAI
LV SA
OO
BR
N AA EB NS UR AI DE STKA OO I TKAA I LE WES EN AL
HARD
JV
EI TL AE
TR
MADRASSTRAA T
BLI
EEF
NS VA
EG
PAD
ESDR
PR N VA MO LENL EI
F T EE AA K TR DIJ TS IJS LS GR HU UT HO
ELZA SW
KLIPPERSTRAAT
LDIJK
NWEG SLOEPE
ANDE
STEELZUID
MEXICOSTRAAT
ORDKA
ME LG
RINGLAAN MEEREIGEN
GEN
DR
AI GR OENENDAALLAAN
DE WIL
UW NIE
HT ER
W
EG
HE
GR EV AZOB ENDI ESTR LF AAT AM BOERERIKAD INNE OK-Z STRA UIDK AAI AT
PAUWSTRAAT
DEN
TWEEDE HAVENDOK-ZU IDKAAI BOTER HAMVAAR TWEG
A TK ES -W OK TD ER G ALB AAI WE SK NE OE GR IJK ELD NK N D LA OF OU LH TE KE
SC
LIC
NTINIE LAA
N
WEG ZOOMSE
DE LUN
MULHOUSELAAN-ZUID
IE VR
bron UAPS
DERDE HAVENDOK-NOORDKAAI RIJSTWEG
ES L
'HSUR¿HOVWXGLHYDQGH,M]HUODDQKHWRQGHU]RHNURQGGH¿HWVYHUELQGLQJ nieuwe afwateringsmodellen voor het Schijn met als gevolg het terug openleggen van het Kempisch Kanaal in de Ijzerlaan, zijn illustraties van KHWYHUGHUYHU¿MQGHRQGHU]RHNVLQGVKHW0DVWHUSODQ
VAAR
I TKAA
TWEEMONTSTRAAT VAN CORTBEEMDELEI T TRAA YSTS AN DU
TDIJK
BELC
RO
A WNL
BISSC
H
bron TV SAM
De ontwikkelingsprincipes zijn intergraal opgenomen in de Stedelijke Visienota Singel Noord.
Het aanlandingsprincipe van de fietsbrug op het openbaar domein is opgenomen in de ontwikkelingsvisie.
t aan het water te brengen wordt ngsvisie.
Onderzoek naar inpassing Masterplan 2020.
De locatie voor de uitbouw van het parkeersysteem is opgenomen in de ontwikkelingsvisie.
Onwikkelingsvisie Singel Noord.
Onderzoek naar integratie parkeergebouwen en infrastructuur op verschillende locaties rond de Schijnpoort.
De ligging van een infrastructuursleuf in het Lobroekdok wijzigt de afwateringswijze van dat dok. Er is voorgesteld om deze via een kanaal in de Ijzerlaan te voorzien. Dit heeft implicaties op het profiel.
juli 2012
SINGEL NOORD: Het volledige ontwerpend onderzoek en de Stedelijke Visienota Singel Noord werden meegegeven aan het extern ontwerpbureau.
EEN DOORKIJK NAAR DE TOEKOMST Beknopte samenvatting van de stedelijke visienota Singel Noord
Masterplan publieke ruimte Singel Noord 03.09.2012 – inleidende workshop
De ontwikkelingsprincipes zijn intergraal opgenomen in de Stedelijke Visienota Singel Noord. Het Masterplan Publieke Ruimte Singel Noord wordt opgemaakt door het extern ontwerpbureau TV MAKH.
Stedelijke Visienota Singel Noord opgemaakt door Ag Stadsplanning Antwerpen.
3URMHFW¿FKH Regionaal Onderzoek Ontwerpend Onderzoek: Tom Broes, Toon Vanobbergen, Erik Van Beekum, Virge Smets Projectleider: Klaas Meesters, Kris Peeters | Stadsontwikkeling | Ruimte & Mobiliteit Koen Stuyven. Architect en mobiliteitsdeskundige bij VECTRIS Extern begeleider Mobiliteitsplan. TOO: Welke impact had het (ontwerpmatige) ruimtelijk onderzoek op het denkproces rond mobiliteit in de stad Antwerpen? Koen Stuyven: “Bij het verdiepen van het Antwerpse mobiliteitsplan werd snel GXLGHOLMNGDWHHQUHÀHFWLHRSHHQUHJLRQDOHVFKDDORQRQWEHHUOLMNZDV+HWVWDGVEHVWXXU en het Vlaams gewest hebben immers een ambitieuze doelstelling geformuleerd in het Masterplan Antwerpen 2020 om de modal split dusdanig te wijzigen dat tegen 2020 slechts 50 % van de woonwerkverplaatsingen met de auto gebeuren. Vervolgens werd vastgesteld dat in de Antwerpse binnenstad dit reeds gedaald was tot +/-30 %. In welke gebieden konden we eventueel hogere percentage autogebruik accepteren om toch op het gemiddelde te raken? Daaruit volgde het idee om per deelgebied een haalbare strategie te bedenken, waarbij rekening gehouden werd met de handicap van lage dichtheden en verspreide bebouwing. Daarom was er inzicht nodig in de ruimtelijk verschillen, zowel in Antwerpen als in de ‘vervoersregio’. Vanuit een vervoersregio komen en gaan mensen immers van en naar de stad. De tools van het ruimtelijk ontwerpend onderzoek werden deze keer ingezet op schaal van de ruime omgeving van Antwerpen. Te beginnen met een ruimtelijke geomorfologische analyse. Die bleek in staat om de verschillen in de ontwikkeling
Het inschakelen van GIS-analyses op basis van de data die als input dienen voor de verkeersmodellen stelde ons in staat om verschillend mobiliteitsgedrag te koppelen aan morfologische deelgebieden. Hierdoor werd kennis over alle bewegingen in en rond de stad ruimtelijk inzichtelijk, waardoor de polycentrische patronen rond Antwerpen werden blootgelegd. Daarnaast werden in de stedelijke periferie rond Antwerpen verschillende subsystemen ontrafeld en preciezer benoemd, en dit steeds in relatie tot de systeemkarakteristieken van de mobiliteitsnetwerken. Zo legt het onderzoek de basis voor gebiedsgerichte strategieën. Zulk een benadering werkt daarenboven stimulerend voor een ruimtelijke en mobiliteitsplanning op streekniveau. Het ontwikkelde materiaal laat immers toe een ‘stad én streekverhaal’ te vertellen. Het belang van een per deelgebied gedifferentieerd aanbod aan rastervormige OVsystemen mét bijhorende nieuwe regionaal randstedelijke knooppunten, kwam hiermee zeer duidelijk op de agenda. Ook de noodzaak tot regionale samenwerking rond het mobiliteitsplanning in Antwerpen wordt des te meer aangetoond. Het zou daarom interessant zijn om de talrijke kaarten die werden geproduceerd toegankelijk te maken voor andere gemeenten en het geïnteresseerde publiek, zodat ]LM]HOINXQQHQDQDO\VHUHQKRHYHHO]LMELMGUDJHQDDQGH¿OHYRUPLQJLQKHW$QWZHUSVH 0DDURRNKRHGHJHRJUD¿VFKHRQGHUOHJJHUGHDFWXHOHVWHGHOLMNKHLGYDQ$QWZHUSHQ verklaart. Deze data-analyse zorgde ook voor een verdieping van het mobiliteitsplan, zodat een sprong kon worden gemaakt van een zeker voluntarisme, dat het vorige plan kenmerkte, naar een meer ‘operationele mobiliteitsplanning’ met bijvoorbeeld
26 56A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
XL
Koen Stuyven: “Het is opvallend dat er bij de ploeg die het ruimtelijk ontwerpend RQGHU]RHNXLWYRHUGHHHQSULQFLSLsOHLQWHUHVVHZDVRPYRRUELMGHFDUWRJUD¿VFKHHQ ruimtelijke analyse te geraken en de bewegingen in die ruimte in beeld te kunnen brengen. Terwijl de mobiliteitsplanners daar onmiddellijk de verkeersmodellen voor hanteren, wilden zij dieper inzicht in de onderliggende patronen. Dat stedelijkheid niet meer te verklaren is vanuit een ring-radiaal model is in die kringen wel gemeengoed, en ook de alternatieve termen als polycentrische stad, rasterstad zijn bekende begrippen, maar wat is waar in Antwerpen van toepassing?
van het grondgebruik in samenhang met de verkeersnetwerken, te kunnen duiden.” “Vanuit een historisch perspectief werd de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad uitgelegd in relatie tot verschillende transities in mobiliteitsnetwerken én energiedragers. Zulke beschouwingen leren hoe snel een stad kan veranderen, en leggen mee de basis voor een “transitie-denken” dat noodzakelijk is voor een duurzaam toekomstig mobiliteitsdenken. De kaarten waarop per tijdslaag een nieuw netwerk zich uitrolde (meestal gekoppeld aan een nieuwe energiedrager bv steenkool) en vervolgens aanleiding geeft in veranderingen in het grondgebruik, zijn zeer inzichtelijk en verklaren hoe nauw energie, mobiliteit en ruimtelijke ordening verweven zijn. Hoewel het autonetwerk vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw een enorme diffuse en vlakvullende bebouwing stimuleerde, die de verschillen in de regio’s enigszins uitvlakte, zijn de verdichtingpatronen die ontstonden door het spoornetwerk van trein en ‘buurspoorwegen’, van groot belang voor een actuele strategie voor hoogwaardig openbaar vervoer. Dan blijkt de Kempen een volledig ander patroon te hebben dan de regio tussen Mechelen, Boom en Antwerpen. In de Kempen vinden we radiale corridors, terwijl er in het Land van Boom veel meer rastervormige verdichtingpatronen te vinden zijn. Met andere woorden de kiemen van de toekomstige tramassen liggen reeds verscholen in wat zich op eerste zicht als een ‘nevelstad’ aandient.”
“De tools van het ruimtelijk ontwerpend onderzoek werden deze keer ingezet op schaal van de ruime omgeving van Antwerpen.” TOO: Gestuurd door het ruimtelijk onderzoek werden gericht aanvullende data-analyses uitgevoerd. Kan u wat meer vertellen over deze methodologie? Wat zijn de potenties, en waar liggen mogelijkheiden om verder scherp te stellen?
differentiatie naar taakstelling inzake modal split in relatie tot ruimtelijke context. Dit proces werkte met andere woorden meer kwantitatieve doelstellingen in de hand.
“De voor Vlaanderen redelijk zeldzame samenwerking tussen ruimtelijk planners en mobiliteitsplanners is alvast veelbelovend.” Daarnaast geven inzichten in relaties tussen morfologie, dichtheid, aanwezigheid van netwerken, inkomen, modal split, enz. aanzetten voor de volgende vraag nl. welke verdichtingstrategieën hanteren voor de Antwerpse regio? De Kempische corridors en de bundel van bebouwing langsheen Schelde en Rupel introduceren misschien zoiets als ‘corridorplanning’. Maar wat met de rastervormige stedelijkheid van het Land van Boom? Is er hier geen hogere taakstelling voor verdichting door te voeren dan in de Kempische gemeenten? Maar ook voor Antwerpen zelf stelt zich de vraag naar verdichting in de 20ste eeuwse gordel, een thema dat door de Stadsbouwmeester op de agenda gezet wordt.” “In deze methodologie schuilt een aanzet voor diepgaander interdisciplinaire strategische planning, wat van groot belang kan worden als bv. het getouwtrek rond het Oosterweeldossier zich verder ontwikkelt. Daarbij is ook een belangrijke rol weggelegd om het ontwerpmatig onderzoek naar concrete verdichtingsstrategieën een stap verder te brengen. We verwachten ook dat ontwerpend onderzoek van belang zal worden voor innovaties rond nieuwe randstedelijke knooppunten. We zijn alleszins benieuwd hoe het nieuwe bestuur met deze uitdagingen zal omgaan. De voor Vlaanderen redelijk zeldzame samenwerking tussen ruimtelijk planners en mobiliteitsplanners is alvast veelbelovend.”
Aanleiding
Ontwerpend onderzoek
Doorwerking
Bij het verdiepen van het Antwerpse mobiliteitsplan werd snel duidelijk GDW HHQ UHÀHFWLH RS HHQ UHJLRQDOH VFKDDO RQRQWEHHUOLMN LV 9DQXLW HHQ zekere vervoersregio komen en gaan mensen immers van en naar de stad.
Vanuit een regionale landschappelijke lezing, op basis van JHRORJLH WRSRJUD¿H K\GURJUD¿H ERGHPVDPHQVWHOOLQJ grondwaterkwetsbaarheidskaarten, biologische waarderingskaarten enz… werden een viertal homogene landschappen rond Antwerpen gereconstrueerd, die determinerend bleken voor de snelheid en aard van verstedelijking in de regio.
Dit onderzoek kende haar doorwerking in het verdiepte en verbrede mobiliteitsplan voor de stad Antwerpen. Een aantal gedifferentiëerde kwantitatieve doelstellingen werden geformuleerd en betrokken op de ruimere vervoersregio.
Al snel stelde zich de vraag in hoeverre dit stedelijk hinterland ruimtelijk homogeen is. In zijn algemeenheid kunnen we deze regio natuurlijk bestempelen als nevelstad of città diffusa. Maar zijn er niet evenzeer onderscheidende kenmerken, ruimtelijke parameters die de ruime RPJHYLQJYDQGHVWDGVSHFL¿HNHNZDOLWHLWHQHQLGHQWLWHLWYHUOHQHQHQVXE regio’s ten opzichte van elkaar differentiëren? Met deze vraag in het achterhoofd werd een ruimtelijk onderzoek opgestart met ontwerpmatige insteek. Hiervoor werd teruggekeerd naar de basis: Antwerpen is gelegen op een scharnierpunt in de geomorfologische onderlegger. Het ontstaan en de latere groei van de stad bleek in grote mate congruent met haar onderliggend landschap.
Aan de hand van historisch onderzoek en tegen het licht van deze landschappelijke onderlegger, werd inzichtelijk gemaakt hoe het landschap het verstedelijkingsproces en de genese van verschillende netwerken tot anno 2000 heeft gestuurd. Met een beter begrip van de congruentie tussen landschap en verstedelijking, werd de regio vervolgens gedifferentieerd, geconceptualiseerd en vertaald naar gebiedsgerichte kansen voor vernetting van openbaar vervoer, verdichting en regionale landschapsstrategieën. Deze hypotheses gaven input en richting voor gericht data-onderzoek. Naast de morfologie van de stadsregio werd zo ook de fysiologie van de nevelstad inzichtelijk gemaakt. Hoe functioneert de regio? Waar wonen mensen en waar werken ze? Waar maken ze welke bewegingen en welke vervoersmodi worden gebruikt? Etc. Zo werd een beter beeld verkregen van het algemene verplaatsingsgedrag in en rond Antwerpen en werd de generieke idee van de alomtegenwoordige netwerkstad genuanceerd.
Congruentie tussen verstedelijkingspatronen, netwerken en geomorfologische onderlegger
Natte kleipolders
Cuesta van het Waasland
Zanderige Kempen
Cuesta van Boom Cuesta van Aarschot
Antwerpen op geologisch scharnier
Daarnaast zal het fundament van dit onderzoek en de bevindingen naar mobiliteit verder gebruikt worden in de taakstelling die de stad te wachten staat inzake verdichting. Prognoses wijzen uit dat tegen 2030 ongeveer 100.000 nieuwe inwoners hun weg naar de stad zullen vinden. Dit RQGHU]RHNELHGWHHQHHUVWHEDVLVWRWUHÀHFWLHZDDUHQKRHGH]HLQZRQHUV op een duurzame wijze een plek in de stad kunnen vinden. Tot slot scherpt dit soort onderzoek het begrip van de verschijningsvorm en het functioneren van de stad aan. In die zin is het dankbaar aanvullend materiaal op het studiewerk dat verricht werd ter voorbereiding van het s-RSA en zal het op moment van evaluatie en herziening ingezet worden.
Conceptualiseren van en differentiëren van de regio Input gericht onderzoek inzake verplaatsingsgedrag
Topografie en waterhuishouding rond Antwerpen
Fysische systeemkaart: connectieve landschapssystemen rond Antwerpen
Differentiatie en mogelijke opportuniteiten op vlak van landschapsstrategie.
Verstedelijking en Netwerken anno 2000 geprojecteerd op landschappelijke onderlegger
Differentiatie en mogelijke opportuniteiten op vlak van verdichting.
kwantitatieve doelstellingen voor Mobiliteitsplan
Cartografie: SW BRON: Vlaams verkeerscentrum verkeersmodel, 2008
Cartografie: SW BRON: Vlaams verkeerscentrum verkeersmodel, 2008
Uitsnede uit de synthesenota ‘Mobiliteitsplan Antwerpen, Verbreding en Verdieping’.
60A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
28
Duurzame verankering van ontwerpend onderzoek binnen de plancapaciteit en het planproces van de stad.
Zoals reeds aangehaald in de inleiding van de inzending, speelde de stad Antwerpen destijds in op de subsidies van het federale grootstedenbeleid door een bouwblokkenteam op te richten. Met het opdrogen van deze subsidies bouwde de stad de bouwblok-uitvoeringsprojecten af. Bij de intrede van het s-RSA werd de ontwerpmatige blik van het bouwblokkenteam JHKHURULsQWHHUG YDQ VSHFL¿HNH ERXZEORNSURMHFWHQ QDDU HHQ EUHGHU JDPPD YDQ stadsprojecten van verschillend allooi. Het sterk ontwerpmatige structuurplan bood immers een ideale basis voor verder onderzoek. Eén van de belangrijkste projecten uit deze beginperiode was het ontwerpend onderzoek voor de “Groene Singel”. Voor een aantal projectleiders was dit een concrete ‘trigger’ om de meerwaarde in te zien die ontwerpend onderzoek kon genereren binnen een proces. In het zog van de “Groene Singel” kreeg het team daarna snel een groeiend aantal projecten voorgeschoteld; zeer uiteenlopende opdrachten van verschillende schaalniveaus en complexiteit. Het vroegere “bouwblokkenteam” verpopte zich op dat moment onder leiding van Peter Claeys tot een team ontwerpend onderzoek. Onder een beleid met als speerpunt stadsontwikkeling kreeg het team de nodige ademruimte. In dit klimaat kreeg de hele bedrijfseenheid SW (stadsontwikkeling) de kans zich te ontplooien en ook het team groeide stelselmatig mee van 2 tot 5 PHGHZHUNHUV'HVSHFL¿HNHELMGUDJHYDQRQWZHUSHQGRQGHU]RHNWRWKHWSODQSURFHV werd immers naar waarde geschat, ook op politiek niveau (cfr. interviews met burgemeester Patrick Janssens op p.24 en schepen Ludo Van Campenhout op S 'LW VWLPXOHHUGH KHW VFUHHQHQ YDQ QLHXZH PHGHZHUNHUV VSHFL¿HN RS KXQ ontwerpcapaciteit. In projectprocessen krijgen ontwerpers en planners duidelijk afgebakende en aanvullende takenpakketten. Ontwerpcapaciteit wordt ingezet daar waar het striktere mandaat van de planners ophoudt. In het licht van de case over Moorkensplein die in het begin van de inzending verwerkt werd, zeggen programmaleider stadsprojecten Filip Pitillion en projectleider Margot Van de put (beiden van AG Stadsplanning Antwerpen) hierover het volgende: “Bij projecten als Moorkensplein is het zeer handig om een ‘laagdrempelig’ ontwerpend onderzoeksteam te kunnen aanspreken. Aanvankelijk was het ‘Moorkenspark’ immers niet meer dan een ‘zot
idee’ op basis waarvan moeilijk logge procedures opgestart kunnen worden. Zonder een intern ontwerpend onderzoeksteam hadden we dus zelf moeten tekenen, en was het misschien bij een snel schema gebleven dat niet overtuigend genoeg was overgekomen. Dankzij het ontwerpend onderzoek vonden we draagkracht, zowel bij de politiek als bij de lokale bevolking. Het ontwerpend onderzoek maakt het ‘zot idee’ immers inzichtelijk, concreet en tastbaar.” De stad bracht het Team Ontwerpend Onderzoek onder bij de afdeling Ruimte & Mobiliteit binnen de bedrijfseenheid stadsontwikkeling in de reguliere administratie. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een autonoom gemeentebedrijf, heeft het team van hieruit een horizontale doorwerking door de stad. Dit betekent dat de ontwerpend-onderzoekers hun diensten aanbieden aan alle afdelingen van de bedrijfseenheid stadsontwikkeling. Zij werken daarnaast ook voor afdelingen als patrimoniumonderhoud, stads- en buurtonderhoud, cultuur, sport en jeugd en andere bedrijfseenheden van de stad, maar zeker ook voor de autonome gemeentebedrijven AG Stadsplanning Antwerpen en AG VESPA. Op deze manier is het team zowel betrokken bij de generieke activiteiten van de stad (visievorming en beleidsvoorbereidend werk) als bij meer concrete (uitvoerings-)fases in het planproces. Dit werkt een breed gamma aan projecten in de hand en beoogt een continuïteit van visievorming tot uitvoering. Hierin heeft het team een zekere overeenkomst met het Team Stadsbouwmeester, wat tot uiting komt in het structurele ontwerpoverleg tussen beide partijen. Sinds kort is het Team Ontwerpend Onderzoek samen in een cel met onderzoekers YDQ VWDWLVWLVFKH HQ JHRJUD¿VFKH GDWDDQDO\VH HQ YHUNHHUVWHFKQLVFKH DQDO\VH ondergebracht. Daarbij wordt een kennisuitwisseling beoogd die de kwaliteit van het onderzoek kan opdrijven. De kiemen van zulke kruisbestuivingen kunnen teruggevonden worden in bijvoorbeeld het case 97_Regionaal onderzoek (p.27 en zie ook interview met Koen Stuyven van Vectris op p.26). In wat volgt wordt in een interview met Katlijn Van der Veken (afdelingshoofd Ruimte en Mobiliteit) en Hardwin De Wever (directeur AG Stadsplanning) verder gepeild naar de motieven van de stad om in haar werking een team ontwerpend onderzoek te verankeren.
Externen “De voortdurende evoluerende "tijdsgeest" is bepalend bij ruimtelijk onderzoek” Jan Maenhout
PO
CS
Patrimoniumonderhoud
Cultuur, sport en jeugd
SW
ontwerpers andere stedelijke bedrijfseenheden ...
Team Stadsbouwmeester
Autonome Gemeentebedrijven
stadsontwikkeling beheer en onderhoud openbaar domein
81
studiebureau’s
Zorgbedrijf Antwerpen
AG ...
AG VESPA autonoom gemeentebedrijf
energie en milieu Antwerpen ruimte en mobiliteit
34
vastgoed en stadsprojecten “Team Ontwerpend onderzoek maakt ontwerpen voor de vuilbak.” Kristiaan Borret, stadsbouwmeester
TOO 53
vergunningen
75
externe
overheden andere
onroerend erfgoed
83
Team Stadsbouwmeester
AG STAN
autonoom gemeentebedrijf
... Actieve stad
stadsplanning antwerpen
17
ACT onderwijsinstellingen
ontwerp en uitvoering publieke ruimte
SL
Samen leven
SB
Stads- en buurtonderhoud
46
29 62A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
Stedelijke bedrijfseenheden stad Antwerpen
“In het Team Ontwerpend onderzoek zitten de rode apen van SW”
“Ze beïnvloeden het planningsproces door hun manier van denken”
Hardwin De Wever, directeur proces projectregie AG STAN
Katlijn Van der Veken, bestuurscoördinator afdeling Ruimte en Mobiliteit
Ruimte en mobititeit
AG STAN
secretariaat
programmaleiders
ruimtelijk beleid
mobiliteitsbeleid
projectleiders
ruimtelijke planners
mobiliteitsplanners
onderzoekers
omgevingsinformatie
team ontwerpend onderzoek
mobiliteitsonderzoek
clusterverantwoordelijken
projectleiders
terreinmedewerkers medewerkers
64A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
30
Katlijn Van der Veken, bestuurscoördnator afdeling Ruimte & Mobiliteit Hardwin De Wever, directeur proces- en projectregie AG Stadsplanning Antwerpen
TOO: Hoe ziet men de duurzame verankering van deze manier van werken
Katlijn Van der Veken: “De duurzaamheid van de verankering, de samenwerking
– werken met ontwerp en ontwerpend onderzoek al heel vroeg in het proces –
tussen teams, komt van twee kanten. Een eerste voorwaarde voor structurele
binnen het planvormingsproces van de stad.
verankering is het voorzien van de nodige middelen en een duidelijke positie binnen de organisatiestructuur van de stad. Het ontwerpen is een belangrijke strategie
Katlijn Van der Veken: “Elke entiteit binnen de stad waar ruimtelijke plannen en
van het ruimtelijk structuurplan (‘Antwerpen Ontwerpen’). De oprichting van een
projecten worden gevormd, start haar processen met een degelijk voorbereidend
team ontwerpend onderzoek binnen de organisatie was dan ook een natuurlijke en
onderzoek. Ontwerpend onderzoek is er zo één van, maar ook omgevingsanalyse
logische stap na de goedkeuring van dit plan. De verankering van het ontwerpend
is een belangrijke. Het unieke van ontwerpend onderzoek is dat dit onderzoek zich
onderzoek binnen de werking van de stad, was m.a.w. één van de herstructureringen
niet beperkt tot de startfase van een proces. Integendeel, het is iteratief, het werkt
die de organisatie kende na de goedkeuring. Het Team Ontwerpend Onderzoek
het proces vooruit, of stuurt het proces soms in andere richtingen dan oorspronkelijk
staat op de loonlijst van de bedrijfseenheid Stadsontwikkeling, wordt aangestuurd
verwacht. Het Team Ontwerpend Onderzoek ondersteunt met haar onderzoek alle
door de afdeling Ruimte en Mobiliteit, maar werkt horizontaal doorheen de hele
gebiedsgerichte en stadsbrede planningsprocessen en uitvoeringsprojecten binnen de
organisatie. Als enige stad in Vlaanderen faciliteren we dus structureel een team dat
stad Antwerpen (en neemt vaak de stadsregio mee als onderzoeksgebied).”
]LFKXLWVOXLWHQGPHWGLWVRRUWRQGHU]RHNEH]LJKRXGW+HWWHDPLVGDQRRNVSHFL¿HN aangeworven op basis van hun ontwerpcompetenties. Het vergt immers bijzondere
Hardwin De Wever: “Niet enkel binnen de stedelijke planvormingsprocssen is deze
vaardigheid om een stad en haar mogelijkheden en lopende projecten, op diverse
werkwijze ondertussen verankerd, ook binnen het politieke besluitvormingsproces
schaalniveaus, in vraag te stellen en met open blik te bekijken.”
heeft het ontwerpend onderzoek een vaste plek gekregen. De ontwerptaal is een taal die door het beleid zelf in de loop van de jaren stilaan is begrepen. Tijdens
“De tweede voorwaarde voor duurzame verankering is de meerwaarde die geboden
themacollegezittingen stadsontwikkeling werden ontwerpoefeningen en scenario’s
wordt vanuit het team zelf. Als ontwerper moet je je ook écht waarmaken in een
GLNZLMOVJHSUHVHQWHHUGDOVPRJHOLMNHRQWZLNNHOLQJVSLVWHVYRRUVSHFL¿HNHSOHNNHQHQ
planningsproces. Je krijgt de kans om je meerwaarde te bewijzen, om op waarde
delen van de stad. Op basis daarvan werden voor- en nadelen van mogelijke keuzes
erkend te worden en om blijvend gevraagd te worden tijdens het hele proces.
getoetst en voorgelegd met het oog op meer onderbouwde politieke stellingnames en
Toch is het team ook heel kwetsbaar. Omdat de resultaten van het team moeilijk
projectkeuzes. De dikwijls verbeeldende taal van het ontwerpend onderzoek overstijgt
meetbaar zijn, moeten zij continu hun eigen meerwaarde bewijzen. De ontwerpers
abstracte planvorming, en nodigt politici uit om mee te denken en te debatteren
zijn niet de motor of de projectleider van een proces. Zij krijgen vele opdrachten
over de gewenste toekomst van hun stad en projecten in de stad. Dit vraagt het
en worden dagelijks aangesproken voor kleine of grote onderzoeksopdrachten en
meenemen van politici in een denkproces, en is een vorm van capacity building om
interventies. Maar schetsen en ontwerpen verdwijnen soms uit hun handen en worden
de ontwerptaal beter te kunnen begrijpen. Het resultaat is een co-productief proces
gebruikt in andere debatten of planvormingsprocessen. Het is niet altijd duidelijk
geworden tussen beleid en stedelijke diensten, op basis van een gemeenschappelijke
wat er verder mee gebeurt. Soms komen de ontwerpen ‘anders geïnterpreteerd’
taal, met het oog op beter onderbouwde en gedragen keuzes. Ontwerpend onderzoek
of afgezwakt terug. Het onderzoek is aanvankelijk immers niet bindend; niemand
is vandaag niet alleen verankerd in de stedelijke diensten vanuit het structuurplan,
neemt er werkelijke beslissingen over. Dat maakt de resultaten en de impact van het
maar kent ook haar doorwerking bij de voorbereiding van politieke besluitvorming.”
Team Ontwerpend Onderzoek dikwijls onzichtbaar en moeilijk te meten, en stelt VRPVGH¿QDQFLHULQJVOHJLWLPLWHLWYDQKHWWHDPLQYUDDJ´
“Elke organisatie heeft ‘rode apen’ nodig.”
“Ten aanzien van het algemene personeelsbeleid, moeten we blijvend de meerwaarde van het team motiveren. En dat is binnen een doelstellinggeoriënteerde organisatie, waar mensen en middelen gekoppeld worden aan concrete doelstellingen en meetbare resultaten, steeds een opgave. We hopen dat we hiervoor ooit binnen Vlaanderen op subsidies kunnen rekenen.” Hardwin De Wever: “Het is belangrijk dat je als organisatie gelooft dat zo een
TOO: Hoe ziet men de duurzame verankering van deze manier van werken
team een echte meerwaarde heeft en dat we dat blijven motiveren en legitimeren ten
– werken met ontwerp en ontwerpend onderzoek al heel vroeg in het proces –
DDQ]LHQKHWEHOHLG(QGDWYUDDJWRPHHQVSHFL¿HNHFXOWXXUYDQZHUNHQELQQHQGH
binnen de plancapaciteit van de stad?
organisatie en visie op de organisatie. Om het met organisatiedeskundige Jef Staes te zeggen: elke organisatie heeft ‘rode apen’ nodig. De rode aap staat hierbij als
66A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
31
symbool voor vernieuwing en innovatie, een voorbeeld voor mensen die verandering als een opportuniteit zien, en niet als een bedreiging. De rode apen zorgen voor creativiteit en innovatie, denken ‘out of the box’, helpen mee processen te divergeren
fasen van een planproces, van concept tot en met beheer, zitten potentiële interventies vanuit het Team Ontwerpend Onderzoek.”
en nieuwe perspectieven te bieden. Binnen klasssieke overheidsorganisaties zijn verandering en bijhorende innovatieprocessen dikwijls moeilijk en lastig, we zijn allemaal erg gericht op het behalen van onze beleids- en projectdoelstellingen, want daar worden we uiteindelijk ook op afgerekend. Een team met rode apen is vanuit een managementperspectief dikwijls ook moeilijk te beheersen, maar de kracht van
Katlijn Van der Veken:
“Het team beïnvloedt het planningsproces door het
bedenken en het uitproberen van scenario’s. Dit gaat inderdaad verder dan alleen PDDUGHSURMHFWGH¿QLWLH+HWKHHIWRRNWHPDNHQPHWGHRSYROJLQJQDGLHQRIKHWNDQ als gevolg hebben dat het planningsproces in een andere richting wordt gestuurd, denk maar aan bijvoorbeeld de Oosterweelverbinding.”
de huidige organisatie binnen de stad Antwerpen ligt hem net in het durven toelaten van zo een team, net omdat ze hun meerwaarde in vele processen en projecten ook echt bewijzen, al is dat niet altijd meetbaar.”
Hardwin De Wever: “Het team neemt verschillende rollen tijdens de verschillende fasen van een planproces, daarin zit net het ‘out of the box’ denken en het divergerende. Processen die dreigen vast te lopen of reeds zijn vastgelopen worden opnieuw opengetrokken door te kijken naar andere en nieuwe mogelijkheden, steeds vanuit
“Het team beïnvloedt het planningsproces door het bedenken en het uitproberen van scenario’s. Dit gaat inderdaad verder dan alleen maar GHSURMHFWGH¿QLWLH´
een ontwerp en ruimtelijk perspectief. Het team speelt bv ook een belangrijke rol bij het beleidsvoorbereidende werk, door net verschillende scenario’s of verschillende hypotheses in beeld te brengen, met telkens de pro’s en de contra’s, wat dan toelaat aan het beleid om richting te kiezen. Katlijn Van der Veken: “Het is trouwens ook belangrijk een onderscheid te maken tussen de opdrachten van het Team Ontwerpend Onderzoek en de opdrachten die de stad uitbesteedt aan externe ontwerpbureaus. Zoals gezegd werkt het team vaak DDQ RQJHGH¿QLHHUGH RHIHQLQJHQ RP KHW SURFHV ELM DDQYDQJ WH RULsQWHUHQ 2S KHW ogenblik dat de richting en de randvoorwaarden in beeld gebracht zijn, kan een
TOO: Wat is de rol van het team ontwerpend onderzoek binnen de organisatie?
DIJHEDNHQGH SURMHFWGH¿QLWLH RSJHPDDNW ZRUGHQ HQ XLWEHVWHHG %LMNRPHQG ]LW KHW verschil ook in de aanwezigheid, de nabijheid van het team bij de projectleiders.
Katlijn Van der Veken: “Ontwerpend onderzoek is iets fundamenteels anders dan KHWRQWZHUSHQYDQGXLGHOLMNJHGH¿QLHHUGHXLWYRHULQJVSURMHFWHQ%LQQHQGHVWDGKHE je ontwerpers in vele diensten. Ontwerpend onderzoek is werken naar iets onzekers en het voeden van het debat en een richting, zonder op voorhand het eindproduct te
Fysiek zitten we allemaal in hetzelfde gebouw. Als interne ploeg sta je bij wijze van spreken permanent ter beschikking van de projectleider om feedback te geven. Dat is veel minder mogelijk bij een open oproep, of bij een externe ontwerper via de pool voor Masterplannen.”
kennen. Een groot aandeel van de producten van ontwerpend onderzoek verdwijnen SHU GH¿QLWLH LQ GH YXLOEDN 'H RQWZHUSHQ VWLPXOHUHQ RI JHQHUHUHQ LGHHsQ ]RQGHU
Hardwin De Wever: “Op basis van die gemeenschappelijke ontwerptaal maak je
DO WH GXLGHOLMNH SURMHFWGH¿QLWLH 'DW LV RRN GH UHGHQ ZDDURP GH RQWZHUSHUV YDDN
de brug naar externe ontwerpers door het mee lezen en beoordelen van ontwerpen,
bij aanvang van een proces worden ingeschakeld en dit met de bedoeling een SURMHFWGH¿QLWLH GH UDQGYRRUZDDUGHQ ELM HHQ SURMHFW WH NXQQHQ RSPDNHQ 'DDU kunnen de klassieke ontwerpers dan mee aan de slag.”
het kijken en analyseren, wat ontbreekt er soms nog, wat kan anders, beter, etc.? Als team ben je ook inzetbaar daar waar de contracten soms te beperkend zijn, om dan werk aan te leveren, waardoor de ontwerper terug binnen zijn contract verder kan doen. In die zin heeft het team ook dikwijls een belangrijke rol als sparringpartner, ter ondersteuning van onze projectleiders in hun dialoog en debat met externe
Hardwin De Wever³+HWJDDWQLHWDOOHHQRYHUGHSURMHFWGH¿QLWLHKHWJDDWGLNZLMOV ook over projecten die al in een verdere richting realisatie of uitvoering zitten. In alle
ontwerpers. De helft van onze projectleiders hebben geen ontwerpachtergrond, maar door de ondersteuning van het Team Ontwerpend Onderzoek zijn ze beter gewapend om met externe ontwerpers ook in debat te gaan.”
68A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
32
Spanningsveld tussen “zelf de pen vasthouden” en werken met externe ontwerpers.
Ontwerpend onderzoek is in essentie een divergerende activiteit; meerdere invalshoeken worden afgetast, processen worden opengetrokken en er wordt vaak ³JHZHUNWLQRQ]HNHUKHLG´'LWYHUJWHHQVSHFL¿HNHHQRSHQRQGHU]RHNVDWWLWXGHGLH ook binnen de interne werking van de stad wel eens op spanningen stuit. Als processen bijvoorbeeld al te ver gevorderd zijn om nieuwe invalshoeken te formuleren, of partijen met tegengestelde belangen aan de tafel schuiven. Toch merken we dat eens zulk een intensief traject doorlopen wordt, achteraf met een brede gedragenheid duidelijke krijtlijnen kunnen worden vastgelegd. In het interview met Bruno Verbergt, directeur van de bedrijfseenheid Sport, Cultuur en Jeugd komt dit mooi tot uiting wanneer hij zegt dat na een gespannen start van het proces rond het ontwikkelingskader voor Middelheim aan het einde van de rit “voor veel partners plots méér mogelijk is gebleken dan ze afzonderlijk ooit dachten te bereiken” (p.16). Naast interne eensgezindheid en gedragenheid, houden dit soort vroegtijdige onderzoeken ook voordelen in voor externe ontwerpers. In zijn interview stelt Patrick Janssens (p.24) dat hoe vroeger in het proces met correct inzicht in de ruimtelijke consequenties van beslissingen duidelijke krijtlijnen uitgezet worden, hoe minder gemakkelijk politieke of beleidsmatige inmenging zal voorkomen bij concretere ontwerpmatige invulling in latere fase. Gedegen onderzoek dat de nodige houvast en politieke verankering garandeert zonder al te veel vast te leggen, kan met andere woorden net voordelig zijn voor een zekere vrijheid van de externe ontwerper. In die zin zijn in het beste geval de werkvelden van interne en externe ontwerpers complementair. In de dagelijkse praktijk loopt het uiteraard wel eens anders. Soms wordt het Team Ontwerpend Onderzoek remediërend ingeschakeld in moeilijk lopende processen met externe ontwerpers, om ontwerptrajecten mee te evalueren of om als planner bij te springen in het debat met de externe ontwerper (cfr. Interview met Hardwin De Wever en Katlijn Van der Veken, p.30 +HW]RXÀDXZ]LMQWHRQWNHQQHQGDWRS]XON
moment een zekere spanningsboog ontstaat. Maar meestal scherpt deze interactie de voortgang rond een project net aan. Van de interne ontwerper wordt immers verwacht iets aan het project toe te voegen, of op zoek te gaan naar intern draagvlak voor sommige ideeën, terwijl de externe ontwerper de argumentatie scherper stelt. Op zich is dit geen al te bijzondere situatie. Denk bijvoorbeeld aan de formule van Tijdelijke Verenigingen waar het spanningsveld tussen de betrokken ontwerpers met verschillende achtergrond net verondersteld wordt de kwaliteit en gelaagdheid van een ontwerp gevoelig op te drijven. Ontwerpers werken ook dan immers elk vanuit een eigen domein. Mits een goede projectregie kan binnen de werking van de stad een gelijkaardige creatieve spanning tussen de betrokken ontwerpers de kwaliteit van de projecten ten goede komen. Een goed voorbeeld hiervan betreft het project Rozemaai, dat in de eerste case rond de Schijnvallei Noord ter sprake kwam. Verder in de inzending laten we Jan Maenhout, ontwerper van het masterplan over deze samenwerking aan het woord. Tot slot moet ook de bedenking gemaakt worden dat ontwerpers binnen de stad zich zeer goed bewust zijn van het feit dat zij ontwerpen ‘achter de coulissen’. Het interne ontwerp staat haast nooit in de schijnwerpers, en is bij oplevering van concrete projecten doorgaans al lang naar de achtergrond verdwenen. De ontwerpendonderzoeker binnen de stad haalt zijn voldoening uit het in goede banen leiden van processen en ontwerptrajecten. In de beginjaren van het team zorgde dit wel eens voor frustraties, maar gaandeweg werd steeds duidelijker dat net in het ‘geruisloos’ ELMVWXUHQKHWVSHFL¿HNHHQJDJHPHQWVFKXLOJDDWYDQGHRQWZHUSHQGRQGHU]RHNHU Om dit laatste hoofdstuk af te ronden, wordt bij de Stadsbouwmeester Kristiaan Borret gepeild naar zijn visie op de balans tussen activiteiten van een intern ontwerpteam en H[WHUQHRQWZHUSHUVHQZDWGDDULQ]LMQUROLV0HW-DQ0DHQKRXWNRPW¿QDDORRNKHW perspectief van de externe ontwerper op deze materie aan bod.
70A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
72A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
34
Kristiaan Borret, Stadsbouwmeester Antwerpen
TOO: Wat is de eigenheid van ontwerpend onderzoek voor u? Kristiaan Borret: “Ontwerpend onderzoek gebruikt de ontwerpersblik om een situatie te analyseren, om een probleemstelling te formuleren en om een oplossingsmogelijkheid aan te geven. Dat soort onderzoek onderscheidt zich van andere doordat het altijd een beetje blackbox blijft en dat is juist de essentie ervan. Het is onderzoek dat steunt op het ontwerpmoment, wanneer inzicht en schepping,
overlegstructuur tussen stadsbouwmeester en het Team Ontwerpend Onderzoek. Op een regelmatige basis bespreken we op een informele manier de ontwerpen die in opmaak zijn. Ik hou van die momenten want ze gaan 100% over inhoud. Tegelijk is het ook de bedoeling om samen de onafhankelijkheid van het onderzoek hoog te houden. Er duiken al eens waardevolle ontwerpconclusies op die afwijken van de gevestigde planning of de lopende politieke besluitvorming. Het vergt dan wat extra
het intellectuele en het creatieve bijeenkomen. Een vondst doen dankzij, met en in het medium van ontwerp zelf, dat is toch elke keer heerlijk! Ontwerpend onderzoek is voor mij cruciaal in stedenbouw omdat het zich door dat uniek karakter onderscheidt van elke andere onderzoeksmethode. Goede stedenbouw is ook meer dan op abstract niveau werken en in grote lijnen spreken. Stedenbouw is gebaat met een pendelbeweging tussen algemeen en concreet, tussen planning en project, tussen ontwikkelingsvisie en ontwerparbeid vanuit het terrein. Ontwerpend onderzoek speelt in die pendel een belangrijke rol.” TOO: Hoe maakt de stad keuzes in de inzet van ontwerpend onderzoek? Kristiaan Borret: “Al ten tijde van het bouwblokkenteam was ik erg blij dat er in de stedelijke diensten ook ontwerpers aan het werk waren. De sfeer van krullende kalken, rondslingerende prints en stinkende maquettelijm incluis. Ik vind het van belang dat er toch wat ontwerpgeest rondhangt in de kantoren van de stedelijke diensten en dat goed ontwerp het uitgangspunt is voor elke projectleider bij de stad. De stad heeft ontwerperscompetentie in huis nodig om zelf ruimtelijke kwesties te kunnen onderzoeken. De inzet is nogal gevarieerd. Vooreerst is dat als verkenning van een probleem dat we vermoeden maar nog onvoldoende kennen, en dan helpt ontwerpend onderzoek het bloot te leggen, preciezer te formuleren en in een bepaalde richting te gaan denken. Maar soms ook gewoon omdat iets snel of vertrouwelijk moet. Andere keren is het om vooraf te toetsen wat nadien aan externe ontwerpers in een SURMHFWGH¿QLWLHPHHJHJHYHQZRUGW:DWLVGHJHVFKLNWHPD[LPXPERXZHQYHORSSH" Zijn er geen tegenstrijdige eisen die tot een onmogelijkheid in het ontwerp leiden? Ook vertrekt ontwerpend onderzoek dikwijls uit particuliere bouwaanvragen die een wat breder ontwerpkader vragen, bijvoorbeeld voor het gehele bouwblok of afstemming tussen afzonderlijke projecten. De dienst stedenbouwkundige vergunningen brengt zo’n opdracht dan aan.” TOO: Op welke wijze volgt u het ontwerpend onderzoek? Kristiaan Borret: “Ik verwijs graag zelf door naar ontwerpend onderzoek, ook in het geval van organisaties en actoren buiten de stad zelf waarmee ik in contact kom. Zo heeft het team al geholpen om projecten van het Zorgbedrijf of van een projectontwikkelaar beter in de omgeving te plaatsen. Belangrijk is de vaste
inspanning om het onderzoek gegrond uit te werken en de argumenten volledig te articuleren. In het medium van ontwerp schuilt in mijn ogen de beste retoriek en het is de moeite die naar boven te halen. Zo kan je overtuigen met een correcte en gedegen argumentatie vanuit ruimtelijke kwaliteit.”
“Een spanningsveld is niet altijd slecht”
TOO: Ervaart u een spanningsveld tussen het team ontwerpend onderzoek en externe ontwerpers? Kristiaan Borret: “Ontwerpend onderzoek is onderzoek, het is geen ontwerp om per se uit te voeren. Vandaar de boutade dat alle plannen voor de vuilnisbak zijn. Een bijna gemene overdrijving natuurlijk, maar ze houdt de focus wel scherp. Wie in het team werkt, weet dat. Dus in principe moet het werk van het team ontwerpend onderzoek niet gemeten worden als gebouwd resultaat. Natuurlijk is het wel van belang dat het ontwerpend onderzoek invloed heeft op realisaties in de ruimtelijke werkelijkheid. Dat gebeurt doorgaans indirect en soms al eens erg direct. Daar is niks mis mee als het eens zo verloopt. De stad beschouwt het team ontwerpend onderzoek en externe ontwerpers dus niet als concurrerend maar als complementair. Opdrachten van bijzonder belang verlopen via de Open Oproep. Alle andere opdrachten ook steeds via een wedstrijd, ofwel de diverse pools van ontwerpers of via een procedure op maat. Het is mijn taak als stadsbouwmeester in die opdrachtverlening verantwoorde keuzes te maken. Er is al eens sprake van een spanningsveld, ja. Wanneer ontwerpers van het team niet inzien dat een wedstrijd met externe ontwerpers nog een toegevoegde waarde kan geven aan hun onderzoek. Dan vinden ze al eens dat het alleen maar om “bekende namen” te doen is. Maar het omgekeerde blijkt ook wel: externe ontwerpers die niet kunnen verkroppen dat de ontwerptoets die we dankzij het team in huis kunnen doen, gebreken van hun plan blootlegt. Een spanningsveld is niet altijd slecht!”
74A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
76A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
36
Jan Maenhout, architect en stedenbouwkundig ontwerper
TOO: Hoe ervaart u de samenwerking met de stad Antwerpen? In hoeverre kan een overheid sturend optreden en wat is daarbij de rol van ontwerpend onderzoek? Jan Maenhout: “Teneinde de beste besluitvorming en eindresultaten te bereiken is een wisselwerking tussen openbare besturen, externe partners, bewoners en ontwerpers belangrijk. De voortdurende evoluerende “tijdsgeest” is bepalend bij ruimtelijk onderzoek. Dit is niet altijd vanzelfsprekend aanwezig bij administraties en hun studiediensten. Het lange termijn-denken dient echter wel steeds in balans te blijven. Het is daarom belangrijk dat een stedelijke visie, opgesteld door beleid en adviseurs, aanwezig en sturend dient te zijn. Daarnaast moet een beleid ook nieuwe ontwikkelingen stimuleren, bijsturen of corrigeren. Door middel van openbare aanbestedingen via wedstrijden, offerteaanvragen, minicompetities, enz. kunnen openbare besturen kiezen voor nieuwe en zinvolle ontwerpen om hun mastervisie te ondersteunen. Niet de ontwerper is hierbij het belangrijkste, wel het “vernieuwende duurzaam ontwerp”. De daarbij aangeboden “procesbegeleiding en visie” kan de permanente bevraging en noodzakelijke vernieuwing helpen tot stand komen. Kwaliteitsvergelijking en bepalen van de juiste visie kunnen de juiste dynamiek van het ruimtelijk ontwerp en de kwaliteitsgarantie bij het uitvoeren van een stedelijk beleid beter garanderen.” “De studie “via recent projectmatig onderzoek” vraagt heel wat inspanningen van
alle deelnemers rond de tafel. Ontwerpend onderzoek is een heel intensieve studieontwikkeling en samenwerkingsvorm. Het legt alle vragen en antwoorden voor debat op tafel. Het vraagt aan alle partijen een fundamenteel en open engagement. Hoofdelementen en bijzaken moeten noodgedwongen overwogen worden. Keuzes moeten geobjectiveerd worden. Communicatie (woord/beeld/duiding) is hiervoor een belangrijk onderdeel en instrumentarium.” “Hopelijk kan dit resulteren in een betere en duurzame oplossing voor de latere de¿QLWLHYHXLWZHUNLQJHQUHDOLVDWLHYDQVWHGHOLMNHSURMHFWHQ6RFLDOHSDUWQHUVVWDGVJHbruikers en bewoners hebben die steun van hun overheid nodig om hun leefwereld van morgen te verbeelden. Hopelijk wordt dit streven naar kwaliteit ook gedragen door alle volgende partners, uitvoerders en ontwerpers.”
“Sociale partners, stadsgebruikers en bewoners hebben die steun van hun overheid nodig om hun leefwereld van morgen te verbeelden.”
78A | Ontwerpend onderzoek als methodiek.
37
Slot | Steentje in de schoen van
.
Vaak nog worden ontwerp en proces als aparte entiteiten beschouwd. Deze inzending behandelt geen project van die orde. Er is geen concrete plantekening, en al zeker geen voor- en na-foto’s. Ook afzonderlijke nota’s over ontwerp en proces laten zich moeilijk ontrafelen.
De relevantie van “ontwerpend onderzoek als methodiek” zit net in de vervlechting van ontwerp en proces en hoe deze kruisbestuiving van binnenuit een verfrissend spoor kan opzetten in de zoektocht naar een breed gedragen invulling van het begrip “ruimtelijke kwaliteit”. In haar interview stelt Katlijn Van der Veken (p.30-31) terecht dat het werk van ontwerpend onderzoek weliswaar weegt op het beleid, maar tezelfdertijd moeilijk meetbaar is en dikwijls onzichtbaar blijft. Met deze inzending werd dan ook de kans gegrepen om als team het werk van de voorbije 5 jaar te recapituleren, verder te duiden en inzichtelijk te maken. Ook voor het team zelf was deze terugblik leerzaam. Projecten werden gecategoriseerd naar schaal, wijze van doorwerking op het beleid en onderlinge samenhang doorheen processen. In die zin krijgt het document ook voor het team zelf een grote waarde. Het zal immers in staat stellen om in de toekomst met een scherper inzicht over doel en ¿QDOLWHLWRSGUDFKWHQDDQWHYDWWHQ'DWEOLMIWVRPVHHQPRHLOLMNHHYHQZLFKWVRHIHQLQJ en is van bij de start een permanente zoektocht gebleken. Ontwerpend onderzoek is immers niet voor elke situatie het pasklare antwoord. Met het peilen naar reacties en bevindingen in interviews met betrokkenen uit zeer diverse hoek werd getracht voeling te krijgen met hoe het werk van het team ontwerpend onderzoek wordt onthaald. Welke zijn de opportuniteiten, en wat zijn de tekortkomingen en kwetsbaarheden? De kracht van het medium ontwerpend onderzoek om het debat inhoudelijk te voeren en de permanente evolutie van de stad te verbeelden kwam daarbij het sterkst naar voor. De titel ‘Antwerpen Ontwerpen’ verwoordt mooi hoe het s-RSA nooit bedoeld was als een statisch eindproduct. Met de verankering van het ontwerpend onderzoek heeft de stad alvast een klein steentje in haar schoen dat het permanente debat over de ontwikkeling van de stad activeert. Bovendien vervult de stad hiermee een pioniersrol in Vlaanderen.
Met dank voor hun bijdrage aan deze inzending: - Patrick Janssens, Ludo Van Campenhout, Kristiaan Borret, Katlijn Van der Veken, Hardwin De Wever, Bruno Verbergt, Jan Verhaert, Kris Goossenaerts, Jef Van Den Broeck, Koen Stuyven, Jan Maenhout, Erik Wieërs, René Maes. En volgende projectleiders: Kathleen Wens, Karina Rooman, Virge Smets, Klaas Meesters, Kris Peeters, Margot Van de put, Filip Pittillion, Sandra Vanveldhoven, Nele Plevoets, Greet De Roey, Kitty Haine