Ontwerp-Tracébesluit 3e Kolk Prinses Beatrixsluis deelrapport Water
Ontwerp-Tracébesluit 3e Kolk Prinses Beatrixsluis deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit
Datum Status
oktober 2013 definitief
Ontwerp-Tracébesluit derde kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Pagina 4 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Inhoud
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding 3e kolk Doelstelling planstudie OTB/MER Doelstelling deelrapport waterkwantiteit en waterkwaliteit Leeswijzer
7 7 7 8 8
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Projectgebied en raakvlakken Introductie sluis en omgeving Het plangebied OTB/MER Studiegebied waterkwantiteit en waterkwaliteit Raakvlakken
9 9 12 13 13
3 3.1 3.2 3.3
Referentiesituatie en voorkeursalternatief Referentiesituatie Het voorkeursalternatief Ontwikkeling scheepvaart
15 15 17 22
4 4.1 4.2
Wettelijk en beleidskader Wettelijk kader Beleidskader
24 24 25
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
Beoordelingskader Overzicht beoordelingskader Invloed op waterhuishouding binnendijks Invloed op waterverdeling Afgeleide effecten Invloed op waterkwaliteit Lekkanaal en innamepunt Waternet Invloed op waterkwaliteit binnendijks Toestand van de ecologische waterkwaliteitsparameters Grondwatermodellering Watertoetsproces
28 28 28 29 29 29 29 30 30 31
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Huidige situatie en autonome ontwikkeling Inleiding Huidige situatie Autonome ontwikkelingen waterkwantiteit Autonome ontwikkelingen waterkwaliteit
33 33 33 45 53
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Effecten van het voorkeursalternatief Invloed op waterhuishouding binnendijks Invloed op waterverdeling Afgeleide effecten Invloed op waterkwaliteit Lekkanaal en innamepunt Waternet Invloed waterkwaliteit binnendijks Effecten op de ecologische waterkwaliteit van het kanaal Effectbeoordeling
55 55 61 62 64 67 67 69
Pagina 5 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
8 8.1 8.2
Mitigatie en compensatie Mitigatie effect waterkwaliteit door aanleg voorhavens Mitigatie groter risico opbarsten bodems watergangen
72 72 72
9 9.1 9.2
Leemten in kennis en evaluatie Leemten in kennis en informatie Aanzet tot monitoring en evaluatie
73 73 73
10
Verklarende woordenlijst
75
11
Literatuurlijst
76
Bijlage A KRW-waterlichamen. Huidige toestand, doelen en maatregelen
78
Pagina 6 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
1
Inleiding
1.1
Aanleiding 3e kolk Het Lekkanaal verbindt het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) met de Lek. Het Lekkanaal is een belangrijke schakel in de vaarroute tussen Amsterdam/Noord-Nederland en Rotterdam/Antwerpen. Het Prinses Beatrixsluiscomplex is het enige sluiscomplex op de kortste vaarroute tussen Amsterdam en Rotterdam. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) wordt ingezet op vergroting van de capaciteit van de vaarwegen. Daarbij is een ambitie geformuleerd voor het realiseren van betrouwbare reistijden voor de binnenvaart op de hoofdverbindingsassen. Aan deze ambitie is een wachttijdcriterium gekoppeld voor de gemiddelde wachttijd bij sluizen op de hoofdvaarwegen. Deze wachttijd mag maximaal 30 minuten bedragen in de drukste maand van het jaar. De verwachte groei van het scheepvaartverkeer zorgt ervoor dat, afhankelijk van het groeiscenario, in de periode 2010 - 2020 de gemiddelde wachttijden bij de Beatrixsluis het wachttijdcriterium overschrijden. Wanneer geen maatregelen worden getroffen lopen de wachttijden na 2020 sterk op. De huidige capaciteit van het Prinses Beatrixsluiscomplex vormt daarmee in de toekomst een knelpunt voor een vlotte en veilige verkeersafwikkeling. In 1999 is reeds gestart met een verkenning van alternatieven voor capaciteitsuitbreiding van de Beatrixsluis. Op basis van diverse onderzoeken heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu in februari 2012 een voorkeursbesluit genomen voor realisatie van een 3e kolk aan de oostzijde van het complex.
1.2
Doelstelling planstudie OTB/MER Het (O)TB/MER (ontwerp-tracébesluit/milieueffectrapport) is het resultaat van de gecombineerde tracéwet- en m.e.r.-procedure (milieueffectrapportage), die wordt doorlopen voor realisatie van de 3e kolk Prinses Beatrixsluis. Het (O)TB geeft de ruimtelijke uitwerking van het voorkeursbesluit en legt het ruimtebeslag (planologisch) vast. Het MER beschrijft de milieueffecten van de voorgenomen ingreep en de bijbehorende mitigerende en compenserende maatregelen. De realisatie van de 3e kolk bij de Beatrixsluis wordt in de uitvoering gecombineerd met een verbreding van het Lekkanaal. Het doel van dit gecombineerde project is het structureel oplossen van het doorstromingsprobleem bij de Beatrixsluis door aanleg van een derde sluiskolk, het creëren van voldoende en veilige overnachtingsplaatsen door verbreding van het Lekkanaal en het oplossen van de hinderlijke waterbeweging in het Lekkanaal door passerende schepen op het ARK. De planuitwerking voor de verbreding van het Lekkanaal is in een apart traject uitgevoerd en is geen onderdeel van het (O)TB/MER 3e kolk Prinses Beatrixsluis. De projecten worden in de aanbesteding en uitvoering gecombineerd.
Pagina 7 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
1.3
Doelstelling deelrapport waterkwantiteit en waterkwaliteit Voorliggend deelrapport is onderdeel van de planuitwerking (O)TB/MER 3e kolk Prinses Beatrixsluis. Dit deelrapport levert input voor het (O)TB en het MER. De belangrijkste uitgangspunten, resultaten en conclusies zijn in deze twee hoofdrapporten opgenomen. In het deelrapport waterkwantiteit en waterkwaliteit worden de effecten op het gehele watersysteem beschreven. Dit omvat onder andere: • geohydrologie (de effecten van de derde sluiskolk en de Lekkanaalverbreding voor de voorhavens op het grondwatersysteem); • de effectbepaling op de waterkwaliteit van het Lekkanaal (en de invloed op het innamepunt voor drinkwater van Waternet: Cornelis Biemond) tijdens en na realisatie; • de invloed op de rol die de sluizen spelen in de stroomafwaartse waterverdeling in het Lekkanaal en het ARK en de aanvoer van het water ten behoeve van koelwater, drinkwater, peilhandhaving en verziltingsbestrijding; • de invloed op de waterhuishouding en de waterkwaliteit van watergangen en het grondwater in omgeving tijdens uitvoering en na realisatie; • de afgeleide effecten op natuur, zettingen, gebruiksfuncties, KRW doelen en dergelijke.
1.4
Leeswijzer Dit rapport is als volgt ingedeeld: • hoofdstuk 2 Projectgebied en raakvlakken: een toelichting op de bestaande Beatrixsluis, het project- en studiegebied en raakvlakprojecten; • hoofdstuk 3 Beschrijving alternatieven: beschrijving van de referentiesituatie voor de effectenstudie, de voorgenomen ingreep (realisatie derde kolk) en de vervoersprognoses; • hoofdstuk 4 Wettelijk en beleidskader: beschrijving van de kaders die van toepassing zijn voor de effectenstudie; • hoofdstuk 5 Beoordelingskader: toelichting op het beoordelingskader en de methodiek die zijn gehanteerd in de effectenstudie; • hoofdstuk 6 Huidige situatie en autonome ontwikkeling: beschrijving van de huidige situatie voor de waterkwantiteit en waterkwaliteit en de autonome ontwikkelingen tot het jaar 2030; • hoofdstuk 7 Effecten van het voorkeursalternatief: toelichting op de effecten bij realisatie van een derde kolk en vergelijking van de effecten in relatie tot de referentiesituatie; • hoofdstuk 8 Mitigatie en compensatie: beschrijving van benodigde maatregelen ter mitigatie en compensatie van effecten bij realisatie van een derde kolk; • hoofdstuk 9 Leemten in kennis en evaluatie: toelichting op leemten in kennis en informatie in de studie en voorstellen voor monitoring en evaluatie; • hoofdstuk 10 en 11: verklarende woordenlijst en literatuurlijst.
Pagina 8 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
2
Projectgebied en raakvlakken
2.1
Introductie sluis en omgeving Het complex Het huidige complex heeft twee kolken met identieke afmetingen: een zogenaamde tweelingsluis. De dubbele sluis bestaat uit twee betonnen sluisbakken met een afmeting van 225 m lengte bij 18 m breedte en een drempelniveau van NAP - 4,6 m. De maximale toegestane diepgang voor de scheepvaart is 3,5 m en de maximale scheepsklasse is CEMT klasse Vb1. De sluizen zijn uitgevoerd met hefdeuren in een zuidelijk en noordelijk portaal. De portalen bestaan elk uit drie heftorens met daaroverheen een verbindingsbrug, waarin de hefconstructies zijn ondergebracht. Het sluizencomplex (de tweelingsluis met de kenmerkende portalen) is aangewezen als Rijksmonument.
Afbeelding 2.1 Luchtfoto Prinses Beatrixsluis in het Lekkanaal
Het Lekkanaal Het Lekkanaal verbindt het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) met de Lek (zie afbeelding 2.2). Het Lekkanaal heeft een lengte van 3,5 km en is een belangrijke schakel in de vaarroute tussen Amsterdam/Noord-Nederland en Rotterdam/Antwerpen. De Beatrixsluis is het enige sluiscomplex op de kortste vaarroute tussen Amsterdam en Rotterdam.
1
In praktijk maken ook schepen behorend tot de categorie CEMT VIa gebruik van de sluis (tot een diepgang van 3,5 m)
Pagina 9 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Het sluiscomplex deelt het Lekkanaal in twee delen. Het deel ten noorden van de sluizen is 85 m breed en bestaat uit een bakprofiel met stalen damwanden. Het bodemniveau is in dit deel NAP - 5,7 m. De waterstand aan de noordzijde wordt (zoveel mogelijk) constant gehouden op NAP - 0,4 m. Het deel van het Lekkanaal ten zuiden van het complex heeft tussen de remmingwerken een breedte van 100 m. De oevers zijn glooiend in dit deel en bekleed met stortsteen. Het bodemniveau ligt op NAP - 5,0 m. De waterstand volgt de waterstand op de Lek en is daarmee afhankelijk van getijdenwerking en rivierafvoer. De gemiddelde hoogwaterstand is NAP + 1,62 m en de gemiddelde laagwaterstand NAP + 0,63 m. De dijken aan de oost- en westzijde van het Lekkanaal, ten zuiden van het sluiscomplex zijn onderdeel van de primaire waterkering (dijkring 44). De waterkering loopt door over het sluiscomplex heen en het sluiscomplex is daarmee onderdeel van de primaire waterkering. Afbeelding 2.2 Ligging Beatrixsluiscomplex in het Lekkanaal
De omgeving Afbeelding 2.3 geeft een overzicht van het sluiscomplex en haar omgeving in de huidige situatie. Aan de oostzijde grenst het complex aan het bedrijventerrein Het Klooster. Dit bedrijventerrein is nog in ontwikkeling (2013). De grond is bouwrijp
Pagina 10 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
gemaakt, maar grotendeels onbebouwd. Tussen het bedrijventerrein en het sluiscomplex loopt een ecologische zone. Aan de westzijde grenst het complex aan de bebouwde kom van Nieuwegein, met van noord naar zuid bedrijventerrein Plettenburg, bedrijventerrein de Wiers en de wijk Vreeswijk (Nieuwegein). Ook bevindt zich aan de westzijde van het kanaal, ten noorden van de sluis, een waterinlaat van Waternet. Hier wordt water ingenomen voor de drinkwatervoorziening van een groot deel van Noord-Holland. Het water wordt getransporteerd van het Lekkanaal via een pijpleiding naar de waterleidingduinen bij Haarlem, waar het wordt gefilterd. Afbeelding 2.3 Overzicht omgeving
Pagina 11 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Langs het Lekkanaal liggen verschillende objecten die deel uitmaken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Een deel van deze objecten heeft de status van Rijksmonument. Bij de aansluiting op de Lek bevinden zich de kazematten Vreeswijk-West en Vreeswijk-Oost. Ten noorden van het sluiscomplex bevinden zich aan de oostzijde van het kanaal de kazematten Schalkwijksche Wetering en Houtensche Wetering, het sluisje in de Schalkwijksche Wetering, een uitlaatduiker en de Plofsluis (bij aansluiting op het ARK). 2.2
Het plangebied OTB/MER Het plangebied voor dit OTB/MER loopt van de aansluiting van het Lekkanaal op de Lek tot en met de aansluiting van de Schalkwijksche Wetering op het Lekkanaal (zie afbeelding 2.4 met de grens van het OTB).
Afbeelding 2.4 Het plangebied OTB
Pagina 12 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
2.3
Studiegebied waterkwantiteit en waterkwaliteit Afbeelding 2.5 toont het studiegebied; dit is tevens het gebied waar de grondwatermodellering wordt uitgevoerd. Het gebied sluit aan bij het eerder door Arcadis uitgevoerd modelonderzoek (Arcadis, 2011). Het modelgebied is aanmerkelijk groter dan de, op voorhand te verwachten, effecten op het grondwatersysteem. Dit om te waarborgen dat de omvang van het modelgebied geen invloed heeft op de omvang van de berekende effecten. Het studiegebied voor de wateraanvoer/-afvoer via de sluis omvat in feite alle gebieden die onderdeel zijn van de relevante waterakkoorden (onder andere het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal). Omdat het Lekkanaal aan de oostzijde wordt verbreed en vanwege de inpassing van de waterhuishouding in het te ontwikkelen bedrijventerrein Het Klooster richt de beschrijving van de huidige situatie zich met name op de oostzijde van het kanaal.
Afbeelding 2.5 Globale begrenzing studiegebied thema water (rode lijn)
2.4
Raakvlakken
2.4.1
Met projecten in de omgeving Voor een beschrijving van de raakvlakken voor dit thema met projecten in de omgeving wordt verwezen naar paragraaf 3.1 en 6.3.
Pagina 13 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
2.4.2
Tabel 2.1 Raakvlakken thema waterkwantiteit en waterkwaliteit
Met andere deelstudies Voor het thema water is een aantal specifieke raakvlakken aan te wijzen met de andere deelstudies. Deze zijn in onderstaande tabel samengevat. benodigde informatie van
te leveren informatie aan
• ontwerp derde sluiskolk en waterkering
• natuur (verdroging/vernatting)
• uitvoeringsvarianten aanleg
• ecologische kwaliteit kanaal en
• resultaten (water)bodemonderzoek
oppervlaktewater
• nautiek
• zettingen (grondgebruik)
• thema natuur levert de onderbouwing voor de
• LCA (verdroging/vernatting)
ecologische parameters (ecologische
• ontwerpstijghoogte waterkering
waterkwaliteit) voor de toetsing Waterkwaliteit
• ontwerpstijghoogte en grondwaterstanden sluiskolk
Pagina 14 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
3
Referentiesituatie en voorkeursalternatief
In het MER wordt de toekomstige situatie met een derde kolk (de projectsituatie met het voorkeursalternatief) vergeleken met de situatie zonder realisatie van het project (de referentiesituatie). De referentiesituatie wordt beschreven in paragraaf 3.1. Voor het voorkeursalternatief is een referentieontwerp opgesteld. Dit ontwerp en de vertaling hiervan richting de uitvoering worden toegelicht in paragraaf 3.2. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk gaat in op de scheepvaartprognoses voor zowel de referentie- als de projectsituatie. 3.1
Referentiesituatie De referentiesituatie beschrijft de situatie die in het jaar 2030 ontstaat wanneer geen derde kolk wordt gerealiseerd. Dit is een combinatie van de huidige situatie met autonome ontwikkelingen (economisch en ruimtelijk). De referentiesituatie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • verloop van de economische ontwikkeling volgens het groeiscenario Transatlantic Markets (TM, WLO-scenario voor gematigde groei). Voor de effecten van het project wordt waar relevant een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor kleinere groei (volgens Strong Europe, SE) en grotere groei (volgens Global Economy, GE); • planjaar 2030: de referentiesituatie en de projectsituatie worden beschreven en vergeleken voor het toekomstjaar 2030 (ongeveer 10 jaar na realisatie). De economische ontwikkeling uit zich in groei van de scheepvaartintensiteiten op het Lekkanaal. De prognoses voor zowel de referentie- als de projectsituatie worden beschreven in paragraaf 3.3. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de autonome, ruimtelijke ontwikkelingen met relevantie voor realisatie van de 3e kolk Prinses Beatrixsluis. Deze tabel geeft een overzicht van de belangrijkste autonome ontwikkelingen2.
Tabel 3.1
naam
toelichting ontwikkeling
Autonome ruimtelijke
relevantie voor OTB/MER Beatrixsluis
ontwikkeling
Verbreding noordzijde
Het Lekkanaal wordt verbreed ten
Het ontwerp voor de derde
Lekkanaal
noorden van de Beatrixsluis om de
kolk en de verlegde
(Rijkswaterstaat Utrecht)
onveilige situatie op het kanaal op te
waterkering dient aan te
lossen, ruimte te creëren voor ligplaatsen
sluiten op het ontwerp voor
en om de hinderlijke waterbewegingen
verbreding van het Lekkanaal.
door schepen op het ARK weg te nemen.
De twee projecten worden
De verbreding is vastgelegd in het
samen aanbesteed.
bestemmingsplan Het Klooster van de gemeente Nieuwegein.
2
Bedrijventerrein Het Klooster
Gronduitgifte op bedrijventerrein Het
Het bedrijventerrein Het
(Gemeente Nieuwegein)
Klooster is gestart eind 2010. In totaal
Klooster grenst direct aan het
wordt 75 hectare grond uitgegeven. In
plangebied voor realisatie van
Onder autonome ontwikkelingen worden die ontwikkelingen verstaan die plaatsvinden op basis van al genomen besluiten en vastgesteld beleid.
Pagina 15 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
naam
toelichting ontwikkeling
relevantie voor OTB/MER Beatrixsluis
de huidige situatie zijn enkele bedrijven
de derde kolk. Bestuurlijk is
gevestigd op het terrein
een demarcatielijn
(distributiecentrum V&D en Mavaro B.V.).
overeengekomen. Realisatie
Het Klooster is een duurzaam
van de derde kolk en
bedrijventerrein, gericht op groen
verlegging van de primaire
ondernemen.
waterkering dient binnen deze demarcatie plaats te vinden. De landschaps- en ecologische zone bevinden zich aan beide zijden van de demarcatielijn en dienen in overleg te worden ingevuld.
Ruimte voor de Lek
Doelen van dit project zijn een
Het inpassingsplan voor
(Rijkswaterstaat)
waterstanddaling van 8 cm (veiligheid)
Ruimte voor de Lek sluit direct
en verbetering van ruimtelijke kwaliteit
aan op het plangebied voor de
(natuur en kleinschalige recreatie).
3e kolk Beatrixsluis en
Hiervoor worden in vijf uiterwaarden
verbreding Lekkanaal. Met het
oevergeulen gerealiseerd. Het provinciaal
ontwerp dient hierop de
Inpassingsplan is juli 2012 vastgesteld.
worden aangesloten.
Er is één bezwaar ingediend dat eerste
Interessant zijn mogelijke
helft 2013 door de Raad van State wordt
koppelingen voor de thema’s
behandeld. Realisatie is gepland voor
ecologie en water.
2014 en 2015. Fietsbrug Plofsluis
De gemeente Nieuwegein wil fietsen in
De recreatieve fietsroute aan
(Gemeente Nieuwegein)
de regio aantrekkelijker maken. Een van
de oostzijde van het
de projecten daarvoor is het herstellen
sluiscomplex, langs de Nieuwe
van de oorspronkelijke regionale Oost-
Hollandse Waterlinie, dient aan
west fietsroute van Nieuwegein naar
te sluiten op de fietsbrug bij de
Houten (en verder). Een belangrijke
Plofsluis.
schakel in deze route is de nieuwe fietsbrug over het Amsterdam Rijnkanaal bij de Plofsluis. Het bestemmingsplan voor de fietsbrug is definitief en naar verwachting wordt de fietsbrug in 2014 aangelegd. Recreatief Streektransferium
Maart 2013 is het bestemmingsplan voor
De recreatieve voorzieningen
Linieland (Gemeente Houten,
realisatie van het streektransferium
langs het Beatrixsluiscomplex
gemeente Nieuwegein)
Linieland vastgesteld. Het
moeten worden aangesloten op
streektransferium wordt gerealiseerd bij
het streektransferium.
de aansluiting van Nieuwegein aan de A27 als de toegangspoort voor toeristen naar het Eiland van Schalkwijk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Realisatie is naar verwachting in 2014. Windpark Nieuwegein
Nieuwegein wil in 2040 een
Realisatie van het windpark
(Gemeente Nieuwegein)
klimaatneutrale, duurzame stad zijn. Eén
kan effect hebben op
van de initiatieven om dat te bereiken is
ruimtelijke kwaliteit en
Windpark Nieuwegein: 5 windturbines
geluidsbelasting rond het
tussen bedrijvenpark Het Klooster en
Beatrixsluiscomplex
Pagina 16 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
naam
toelichting ontwikkeling
relevantie voor OTB/MER Beatrixsluis
Rijksweg A27. In maart 2013 zijn het
(cumulatieve effecten).
ontwerpbestemmingsplan en de ontwerpomgevingsvergunning ter inzage gelegd. Binnenhaven ’t Klooster
De provincie Utrecht heeft in haar
Uitgangspunt voor het
(Provincie Utrecht)
Provinciale Structuurvisie 2005-2015
OTB/MER is realisatie van de
bedrijvenpark Het Klooster als een
binnenhaven aan het
mogelijk locatie voor een binnenhaven
Amsterdam-Rijnkanaal.
aangewezen. Samen met de gemeente is een onderzoek naar haalbaarheid en locatie uitgevoerd. Hierbij zijn locaties aan het Lekkanaal en het AmsterdamRijnkanaal onderzocht. Op basis van het onderzoek is besloten tot een locatie aan het Amsterdam-Rijnkanaal. UNESCO Werelderfgoed
Het Rijk heeft de NHW voor de voorlopige
Realisatie van de derde kolk en
nominatie Nieuwe Hollandse
lijst Werelderfgoed aangemeld. Een
verbreding van het Lekkanaal
Waterlinie (NHW)
plaats op de Voorlopige Lijst betekent dat
leidt tot ingrepen in de NHW.
het Rijk samen met de provincie Utrecht
De uitvoeringswijze kan effect
en de andere betrokken overheden,
hebben op de bijzondere,
eigenaren en beheerders start met de
unieke waarden van de linie en
voorbereiding om de NHW de komende
daarmee op de kans van de
vijftien jaar opgenomen te krijgen op de
eventuele Werelderfgoed
Werelderfgoedlijst. UNESCO besluit over
nominatie.
toekenning van de werelderfgoed status. A27: uitbreiding traject
De A27 staat al een aantal jaren in de file
Dit project leidt tot een
Houten - Hooipolder
top 10. Rijkswaterstaat onderzoekt welke
verbreding van de A27 ter
(Rijkswaterstaat)
oplossing het meest duurzaam is en de
hoogte van Nieuwegein. Dit
doorstroming verbetert op de A27 tussen
kan effect hebben op de
Houten en knooppunt Hooipolder. In
aansluiting op de A27 bij Het
2011 is in de Tweede Kamer een motie
Klooster en de Prinses
aangenomen dat knooppunt Hooipolder
Beatrixsluis en op de
moet worden aangepakt. Najaar 2013
verkeersintensiteiten op het
wordt besloten over de verder uitwerking
onderliggend wegennet.
tot een projectbesluit. De voorlopige planning is start van de werkzaamheden in 2019.
3.2
Het voorkeursalternatief Voor de wijze waarop in het MER wordt omgegaan met het voorkeursalternatief is het van belang een doorkijk te maken naar de uitvoering van het project. De uitvoering van de derde kolk wordt geregeld via een aanbesteding met een zogenaamd DBFM contact. Dit is een contract, waarbij de aannemer verantwoordelijk is voor het definitieve ontwerp, de bouw/aanleg en een lange periode van onderhoud. Rijkswaterstaat hanteert deze wijze van aanbesteding in de verwachting, dat dit de meest efficiënte invulling geeft van de vraagstelling, omdat inschrijvende aannemers binnen de gegeven eisen een oplossing kiezen die zij het beste en goedkoopste kunnen bouwen en onderhouden.
Pagina 17 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Uiteindelijk kiest Rijkswaterstaat de aannemer met de beste oplossing op basis van zowel prijs als kwaliteit. Dit houdt in, dat het OTB ruimte moet bieden aan meerdere ontwerpoplossingen en het MER hiervan effecten inzichtelijk moet maken. In dit MER is dit ingevuld, door te kiezen voor het beschrijven van effecten van een referentieontwerp voor het voorkeursalternatief en vervolgens, waar relevant, een indicatie te geven van de gevolgen van eventuele andere ontwerpoplossingen. Locatie en vormgeving Het voorkeursalternatief bestaat uit de realisatie van een derde sluiskolk ten oosten van de bestaande kolken. De nieuwe sluis maakt deel uit van de primaire waterkering. Deze waterkering loopt via de dijk ten zuidoosten van het complex over de noordelijke sluishoofden naar de dijk ten zuidwesten. Afbeelding 3.1 geeft een overzicht het referentieontwerp voor het voorkeursalternatief in het landschapsplan. Qua vormgeving is de derde kolk ontworpen als ‘snede in het landschap’, zodat deze ‘onopvallend’ is naast de bestaande kolken. De huidige tweelingsluis met zijn karakteristieke heftorens blijft beeldbepalend. De derde kolk is in het referentieontwerp uitgevoerd met dubbele puntdeuren (zie afbeelding 3.1). Er wordt gebruik gemaakt van het bestaande bedieningsgebouw op het middeneiland van de tweelingsluis. De noordelijk in- en uitvaart van de derde kolk wordt gerealiseerd binnen de beschikbare ruimte onder de bestaande brug over het sluiscomplex. De derde sluiskolk is geschikt voor alle schepen tot en met CEMT-klasse Vb. Tevens is de kolk geschikt voor CEMT-klasse VIa motorvrachtschepen en twee-baks brede duwstellen en brede koppelverbanden. De kolk heeft een nuttige kolkafmeting van 270 m bij 25 m (beschikbare ruimte binnen de kolk). De derde kolk is 45 m langer en 7 m breder dan de huidige twee kolken. De totale lengte van de derde kolk inclusief de sluishoofden bedraagt 362 m en de sluishoofden hebben een breedte van 45 m (bij toepassing van dubbele puntdeuren). Het drempelniveau (bij invaren) voor de derde kolk wordt gerealiseerd op NAP - 5,8 m. De kolk is daarmee 1,2 m dieper dan de bestaande kolken. Het niveau van het sluisplateau ligt op NAP + 7,80, uitgezonderd het buitenhoofd dat op NAP + 8,9 m wordt gerealiseerd. Dit is een meter hoger dan de sluishoofden van de bestaande kolken. Uit het doorlopen ontwerpproces blijkt, dat de ontwerpruimte voor de aannemer het grootst is bij de keuze van het type sluis. In het referentieontwerp is uitgegaan van puntdeuren, omdat deze leiden tot het grootste ruimtebeslag in de lengte (meest kritisch voor de technische oplossing). De aannemer kan echter bijvoorbeeld ook kiezen voor roldeuren of waaierdeuren. Alleen het gebruik van hefdeuren wordt uitgesloten, omdat deze afbreuk doen aan het ontwerp als ‘snede in het landschap’. De randvoorwaarden waarbinnen de Lekdijk (beperkte ruimte, technisch eisen) en Liniedijk (complexe belangenafweging) moeten worden gerealiseerd, resulteren in beperkte ontwerpvrijheid. Voor de aanleg van de derde kolk en de waterkering is in het referentie-ontwerp en in dit MER/OTB er vanuitgegaan dat bemaling ten behoeve van de aanleg niet nodig is.
Pagina 18 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Samenvattend bestaat de ontwerpruimte op hoofdlijnen uit: • tracé van de waterkering: verschuiving mogelijk van +/- 10 m in oost-west richting binnen de grenzen van het OTB; • deurtype voor de sluis: vrije keuze, alleen hefdeuren zijn uitgesloten. Het deurtype heeft invloed op de sluisafmetingen zo leiden puntdeuren tot een langere, smallere kolk (langere sluishoofden en roldeuren tot een bredere, kortere sluis (sluishoofden met brede deurkas); • locatie derde kolk: verschuiving mogelijk in oost-west richting +/- 15 m, noord richting +/- 5 m, zuid richting +/- 50 m (schuifruimte afhankelijk van sluisafmeting en deurtype); • ligging wegen: beperkte vrijheid tracés, binnen de ontwerpvrijheid voor de waterkering en de derde kolk. Afbeelding 3.1 Uitsnede landschapsplan 3e kolk Prinses Beatrixsluis
Pagina 19 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Dijken Voor de realisatie van de derde kolk wordt de primaire waterkering ten zuiden van het complex over een afstand van ongeveer 120 m oostwaarts verplaatst. De nieuwe primaire waterkering krijgt eenzelfde vormgeving als de bestaande dijk met grasbekleding en de weg op de kruin van de dijk. Wel wordt de nieuwe dijk aanzienlijk breder dan de huidige dijk op basis van de geldende stabiliteitseisen. Aan de noordzijde van het complex wordt de liniedijk over een afstand van ongeveer 100 m oostwaarts verplaatst. Ter hoogte van de Schalkwijksche wetering wordt aangesloten op het ontwerp voor de verbreding van het Lekkanaal. De liniedijk wordt vormgegeven in lijn met de situatie in het jaar 1930 met een maximale hoogte van NAP + 2,45 m en kruinbreedte van 6 m. Op de kruin van de Liniedijk wordt een informeel (halfverhard) wandelpad gerealiseerd. Aan de teen van de dijk (oostzijde) wordt een bomenrij aangeplant. Wegen Over de derde kolk wordt een nieuwe brug gerealiseerd voor lokaal weg- en fietsverkeer. Deze brug wordt direct ten zuiden van de Beatrixbrug aangelegd en sluit aan op de brug over de bestaande twee kolken. Daarnaast krijgt deze brug een aansluiting op het eiland dat ontstaat tussen de bestaande kolken en de nieuwe kolk. Aan de oostzijde wordt de brug aangesloten op het Sluispad Zuid en op het fietspad langs de Waterliniedok. De weg over de primaire waterkering (Lekdijk Oost - Achterweg) wordt met de waterkering mee naar het oosten verplaatst en loopt samen met de derde kolk onder de nieuwe brug (over de derde kolk) en onder de bestaande Beatrixbrug door naar de noordzijde van het complex. Hier gaat de weg verder als Sluispad Noord. De ontsluiting van de brug over de derde kolk verloopt via het Sluispad Zuid dat ten zuiden van de brug aansluit op de Achterweg. De hoofdontsluiting van het sluiscomplex voor autoverkeer vanaf de oostzijde wordt gewijzigd. Deze ontsluiting loopt in de toekomst vanaf de kruising Waterliniedok Defensiedok over het bedrijventerrein Het Klooster naar de Achterweg. Vanaf de Achterweg kan het verkeer in zuidelijke richting de Lekdijk oprijden of in noordelijke richting naar het sluiscomplex. Voor het fietsverkeer tenslotte worden ten noorden van het sluiscomplex twee nieuwe fietsverbindingen gerealiseerd: langs de Schalkwijksche Wetering en langs de Houtensche Wetering (buiten het plangebied). De fietsverbinding in noord-zuid richting loopt in de toekomstige situatie langs de dijk over het verlegde Sluispad. Voorhavens Om zoveel mogelijk ruimte voor de opstel- en wachtplaatsen te realiseren in de zuidelijke voorhaven wordt de derde sluiskolk zo ver mogelijk naar het noorden aangelegd. De lengte van de opstel- en wachtplaatsen aan de oostzijde van de zuidelijke voorhaven bedraagt 540 m waarvan 250 m voor kegelschepen. Aan de westzijde van de zuidelijke voorhaven bedraagt de totale lengte van opstel-/ wachtplaatsen 690 m. Aan de oostzijde van de voorhaven worden zeven walverbindingen aangebracht en aan de westzijde acht walverbindingen.
Pagina 20 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Tussen de bestaande kolken en de nieuwe derde kolk zijn reserve opstelplaatsen beschikbaar voor schepen tot maximaal 17 m breedte. Het referentieontwerp van de noordelijke voorhaven sluit aan bij het ontwerp van de verbreding van het Lekkanaal. De damwand aan de westzijde van de noordelijke voorhaven wordt gehandhaafd. Aan de zuidzijde wordt een nieuwe damwand geplaatst om ruimte te maken voor de invaart van de derde kolk. Ook in de noordelijke voorhaven is er tussen de nieuwe en bestaande kolken ruimte voor reserve opstelplaatsen voor schepen tot maximaal 17 m breedte. Landschap Voor de landschappelijke inpassing is in deze fase de beeldkwaliteit gedefinieerd in een landschapsplan. Dit plan moet in de uitvoeringsvoorbereiding worden geconcretiseerd tot een uitvoeringsontwerp. De uitgangspunten voor de beeldkwaliteit zijn hieronder beschreven als referentie voor de effectbeschrijving. Het bestaande sluiscomplex vormt een markant oriëntatiepunt in het landschap. Om deze reden is de derde kolk ontworpen als ‘snede in het landschap’. Het sluiscomplex een grote mate van symmetrie. Het beeld voor de derde kolk is sober en doelmatig. Qua beeldkwaliteit loopt het landschap (gras) zo ver mogelijk door tot de sluiswand, objecten zijn tot een minimum beperkt en het kleurgebruik is rustig. De dijk kent ten noorden en zuiden van het complex een ander profiel. Ten zuiden kenmerkt zich de brede en hoge Lekdijk met een klinker verharding op de kruin. Ten noorden ligt de liniedijk welke een stuk lager en minder breed is met een ontsluiting naast de dijk van asfalt. Deze noordelijk dijk wordt geflankeerd door een rij populieren. Ten oosten van deze dijken is een landschapszone gesitueerd (gemiddeld ongeveer 50 m breed). In deze zone komen landschap, ecologie, cultuurhistorie (NHW) en waterberging samen. Belangrijk voor deze zone is eenheid en continuïteit ten behoeve van samenhang. In de zone komen de objecten van de NHW als objet trouvé in het landschap te liggen. De objecten van de NHW worden als het ware weggeworpen in het nieuwe landschap. De zone wordt doorkruist door enkele verbindingen voor fietsers en voetgangers die het Klooster met de dijk verbinden of die de objet trouvés bereikbaar maken. Uitvoering Het uitvoeringsplan bestaat op hoofdlijnen uit zeven fasen in de periode van 2015 tot 2020: • fase 0: huidige situatie; • fase 1: verleggen kabels en leidingen, aanleg tijdelijke verbindingsweg, realisatie compenserende en mitigerende maatregelen ecologie en objecten NHW; • fase 2: aanbrengen nieuwe dijk en nieuwe brug over het sluiscomplex, verbreding van het Lekkanaal; • fase 3: aansluiten van de nieuwe dijk op de bestaande dijken en aanbrengen van de sluishoofden voor de derde kolk;
Pagina 21 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
• fase 4: realisatie derde sluiskolk; • fase 5: realisatie wegen en testen technische installaties; • fase 6: verwijderen bestaande dijk, aanbrengen voorhaven, verwijderen tijdelijke verbindingsweg en inrichting sluiseiland; • fase 7: eindsituatie, ingebruikname derde kolk. 3.3
Ontwikkeling scheepvaart Tabel 3.2 presenteert de scheepvaartprognoses voor de Beatrixsluis3. De tabel presenteert prognoses voor het vervoerd gewicht en voor het aantal passages van de Beatrixsluis. Tussen 2015 en 2030 neemt het aantal passages bij de sluizen met ongeveer 20% toe en het vervoerd gewicht met ruim 30%. Het vervoerd gewicht neemt sterker toe dan het aantal passages doordat er sprake is van een schaalvergroting in de binnenvaart. De prognoses voor het vervoerd gewicht zijn tot het jaar 2040 gelijk voor de situatie met en zonder derde kolk. Realisatie van een derde kolk heeft geen effect op de totale vervoersvraag, doordat de totale netwerkcapaciteit tot 2040 voldoende is in het groeiscenario TM. Realisatie van een derde kolk leidt wel tot een verandering in het aantal passages ten opzichte van de referentiesituatie. De derde kolk heeft grotere afmetingen dan de huidige kolken en maakt daardoor passage van grotere schepen mogelijk. Hierdoor vindt versnelde schaalvergroting in de vloot plaats. Doordat met een derde kolk grotere schepen kunnen worden ingezet, is er een kleine afname in het aantal passages ten opzichte van de referentiesituatie.
Tabel 3.2 Scheepvaartprognoses Beatrixsluis - TM scenario (DVS, 2012)
2015
2020
2030
2040
vervoerd gewicht (mln ton)
41,2
46,0
54,2
62,5
passages referentie (zonder derde kolk) x 1.000
48,9
51,3
60,7
66,8
passages project (met derde kolk) x 1.000
48,9
51,3
58,3
65,4
Tabel 3.3 toont resultaten van een gevoeligheidsanalyse voor ontwikkeling van de scheepvaart in een lager groeiscenario (SE, Strong Europe) en een hoger groeiscenario (GE, Global Economy). Deze analyse laat in het lage groeiscenario een beperkte groei zien, waarbij tot 2030 geen sprake is van een capaciteitsknelpunt bij de Beatrixsluis. In het grote groeiscenario ontstaat na 2020 een knelpunt en is vanaf 2030 de volledige capaciteit van het sluizencomplex bereikt. Bij een groot groeiscenario is na 2030 geen verdere groei mogelijk zonder derde kolk. Dit uit zich in de prognoses voor de passages en het vervoerd gewicht; na 2030 nemen de aantallen alleen met een derde kolk verder toe. Tabel 3.3 Gevoeligheidsanalyse prognoses scheepvaart
prognoses WLO,
prognoses WLO,
met 2006 - 2009 als basis
met 2006 - 2009 als basis
Strong Europe
Beatrixsluis vervoerd gewicht
Global Economy
2015
2020
2030
2040
2015
2020
2030
2040
38,1
41,3
46,7
52,6
43,8
50,2
65,8
65,8
38,1
41,3
46,7
52,6
43,8
50,2
65,8
81,4
referentie (mln ton) vervoerd gewicht project (mln ton)
3
Scheepvaartprognoses zijn opgesteld door Rijkswaterstaat DVS op basis van de WLO scenario’s (economische groeiscenario’s)
Pagina 22 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
prognoses WLO,
prognoses WLO,
met 2006 - 2009 als basis
met 2006 - 2009 als basis
Strong Europe
passages referentie
Global Economy
2015
2020
2030
2040
2015
2020
2030
2040
45,2
46,1
52,3
56,2
52,0
56,0
73,8
73,8
45,2
46,1
50,2
55,0
52,0
56,0
70,8
85,1
0,5
0,6
0,6
0,7
0,6
0,7
0,9
1
0,3
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,5
0,6
(zonder derde kolk) x 1.000 passages project (met derde kolk) x 1.000 I/C factor4 in maatgevende periode (zonder derde kolk) I/C factor in maatgevende periode (met derde kolk)
4
De I/C factor is de verhouding tussen de scheepvaartintensiteit en de beschikbare capaciteit. Wanneer deze verhouding groter dan 0,6 wordt, nemen de wachttijden sterk toe en ontstaat een knelpunt.
Pagina 23 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
4
Wettelijk en beleidskader
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de kaders die van belang zijn voor de waterkwantiteit en waterkwaliteit. In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op het wettelijk kader en in paragraaf 4.2 op het beleidskader. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar (inter)nationaal beleid, regionaal en provinciaal beleid en lokaal beleid. 4.1
Tabel 4.1 Overzicht wettelijk kader
Wettelijk kader Tabel 4.1 geeft een overzicht van de wet- en regelgeving die van toepassing is voor het thema waterkwantiteit en waterkwaliteit. Bij elk kader is de relevantie voor de realisatie 3e kolk Prinses Beatrixsluis benoemd. In de tabel staat tevens een korte toelichting op de opgenomen wet- en regelgeving. wet-/regelgeving
omschrijving
relevantie voor lekkanaal/3e
Europese Kaderrichtlijn
de KRW is een Europese richtlijn met als
project mag geen achteruitgang
water en
doel het oppervlaktewater en grondwater
van ecologische en chemische
Grondwaterrichtlijn
in de EU te beschermen en het duurzame
waterkwaliteit veroorzaken en
gebruik van water te bevorderen. De KRW
geen toename van zuivering voor
schrijft tevens normen voor prioritaire
drinkwaterbereiding. De normen
stoffen voor
voor ecologische en chemische
kolk beatrixsluis
parameters volgen uit het Beheerplan voor de Rijkswateren (BPRW) Waterwet
de Waterwet regelt het beheer van
algemene en specifieke regels
oppervlaktewater en grondwater, de zorg
voor het aanbrengen van
voor waterkeringen en verbetert ook de
wijzigingen in het watersysteem,
samenhang tussen bijvoorbeeld het
zoals het verleggen van een
waterbeheer en de ruimtelijke ordening.
waterkering en oppervlaktewater
De waterwet is de wettelijke verankering van de vereisten uit de KRW Bkmw 2009
het Besluit kwaliteitseisen en monitoring
algemene normen voor de
water 2009 bevat milieukwaliteitseisen
kwaliteit van oppervlaktewater en
voor waterlichamen
specifieke normen voor wateren
de Wet Milieubeheer is een algemene
de WM is de basis voor de
milieuwet en omvat regels ter
aanwijzing van de
bescherming van de milieukwaliteit
grondwaterbeschermingsgebieden
met drinkwaterfunctie Wet Milieubeheer
(Tull en ‘t Waal) Drinkwaterwet +
de Drinkwaterwet regelt de
kwaliteitseisen voor de bron van
drinkwaterbesluit +
verantwoordelijkheden van de
drinkwater voor het innamepunt
drinkwaterregeling
drinkwaterbedrijven en overheid ter
ir. C. Biemond (Lekkanaal)
bevordering van de volksgezondheid door de voorziening van drinkwater aan alle consumenten op een maatschappelijk verantwoorde wijze te waarborgen Provinciale
de PMV stelt regels die gelden in en nabij
bescherming van de nabijgelegen
Milieuverordening (PMV)
milieubeschermingsgebieden voor
winning Tull en ’t Waal
Utrecht
grondwater
Pagina 24 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
wet-/regelgeving
omschrijving
relevantie voor lekkanaal/3e
Waterverordening HDSR
in de waterverordening zijn de
waterbergingsnormen zijn
waterkwantiteitsnormen en de
relevant voor
verdringingsreeks vastgesteld
waterbergingsopgave
kolk beatrixsluis
Keur + beleidsregels
in de keur en beleidsregels zijn regels
HDSR
opgenomen voor aanpassingen aan
enkele oppervlaktewaterlichamen moeten worden verplaatst
oppervlaktewaterlichamen Peilbesluit
in een peilbesluit is het gewenste
project mag geen negatief effect
Noordzeekanaal / ARK
kanaalpeil vastgelegd waarmee de
hebben op vastgestelde peilen
bestaande functies optimaal bediend kunnen worden Peilbesluit Honswijk /
in een peilbesluit is het gewenste
project mag geen negatief effect
Schalkwijk (ontwerp)
oppervlaktewaterpeil vastgelegd waarmee
hebben op vastgestelde peilen
de bestaande functies optimaal bediend kunnen worden Besluit lozen buiten
Lozingseisen voor de omgang met
relevant voor nieuwe wegen of
inrichtingen (inclusief
afstromend wegwater
nieuw verhard oppervlak
kader afstromend wegwater)
4.2
Beleidskader
4.2.1
(Inter)nationaal beleid Tabel 4.2 geeft een overzicht van het (inter)nationaal beleid dat van toepassing is voor het thema waterkwantiteit en waterkwaliteit. Bij elk beleidskader is de relevantie voor de realisatie 3e kolk Prinses Beatrixsluis benoemd.
Tabel 4.2 Overzicht (inter)nationaal beleid
beleidsdocument
omschrijving
relevantie voor lekkanaal/3e
Nationaal waterplan 2009-2015
het Nationaal Waterplan richt zich
zoetwateraanvoer naar westelijk
op bescherming tegen
Nederland staat onder druk. De
overstromingen, voldoende en
Beatrixsluis vormt hierin een
schoon water en diverse vormen
belangrijke schakel
kolk beatrixsluis
van gebruik van water BPRW (Beheer en ontwikkelplan
Het BPRW beschrijft de opgave
Rijkswaterstaat is
voor de Rijkswateren 2010-2015,
voor het beheer van de
verantwoordelijk voor de
inclusief herziening)
rijkswateren zoals deze voortkomt
kwaliteit van het
uit diverse Europese richtlijnen,
oppervlaktewater dat voor
maar ook als gevolg van
drinkwaterbereiding wordt
klimaatverandering. In het BPRW
onttrokken. Daarnaast
zijn normen opgenomen voor
wateraanvoer naar omgeving
fysisch chemische en biologische
(waterakkoorden) en levering
parameters
koelwater (Nuon centrale Utrecht). In het BPRW is het toetsingskader voor de KRW opgenomen
Bestuursakkoord water
doel van het Bestuursakkoord
voorgestelde oplossingen dienen
Water is om doelmatig te blijven
doelmatig te zijn zonder
zorgen voor:
functieverlies
veiligheid tegen overstromingen
Pagina 25 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
beleidsdocument
omschrijving
relevantie voor lekkanaal/3e kolk beatrixsluis
een goede kwaliteit water voldoende zoet water.
4.2.2
Tabel 4.3 Overzicht provinciaal en regionaal beleid
Provinciaal en regionaal beleid Tabel 4.3 geeft een overzicht van het provinciaal en regionaal beleid dat van toepassing is voor het thema waterkwantiteit en waterkwaliteit. Bij elk beleidskader is de relevantie voor de realisatie 3e kolk Prinses Beatrixsluis benoemd. beleidsdocument
omschrijving
relevantie voor lekkanaal/3e
Provinciaal waterplan Utrecht
in het provinciale waterplan is
het waterplan streeft naar een
vastgesteld hoe de provincie wil
duurzaam en robuust
omgaan met de opgaven vanuit
watersysteem dat
de KRW (regionale wateren) en
toekomstbestendig is
kolk beatrixsluis
klimaatverandering Grondwaterplan 2008-2013,
het grondwaterplan beschrijft hoe
bescherming van de
provincie Utrecht
het grondwater wordt beschermd
nabijgelegen winning Tull en ’t
en gereguleerd
Waal
Waterakkoorden (o.a.
in de waterakkoorden zijn de
Beatrixsluis spelen een rol in de
Noordzeekanaal - ARK, Lek-
afspraken vastgelegd over de
aanvoer van water voor deze
Hollandse IJssel-ARK en KWA
aanvoer en afvoer van water
gebieden
Midden Holland)
tussen diverse deelsystemen en betrokken overheden
Water voorop! Waterbeheerplan
het plan omvat een overzicht van
in 2012 wordt de wateropgave
HDSR 2010-2015
de ambities en doelen voor 2010
opnieuw getoetst aan de hand
tot en met 2015 en hoe het
van de nieuwe
waterschap die wil bereiken: de
klimaatscenario’s. Dit heeft
zorg voor schoon water, veilige
mogelijk gevolgen voor de
dijken en droge voeten
wateropgave voor Het Klooster
Drinkwaterplan 2010-2015,
geeft aan hoe Waternet haar
ontwikkelingen met betrekking
Waternet
drinkwatertaak uitvoert en wat de
tot innamepunt ir. C. Biemond
ambities voor de toekomst zijn
4.2.3
Tabel 4.4 Overzicht lokaal beleid
Lokaal beleid Tabel 4.4 geeft een overzicht van het lokaal beleid dat van toepassing is voor het thema waterkwantiteit en waterkwaliteit. Bij elk beleidskader is de relevantie voor de realisatie 3e kolk Prinses Beatrixsluis benoemd. beleidsdocument
omschrijving
relevantie voor lekkanaal/3e kolk
Waterplan Nieuwegein
met het waterbeleid en de
als maatregel wordt genoemd dat de
(visie+nota)
maatregelen streeft de
capaciteit voor gemaal Het Klooster in
gemeente naar een
2012 vastgesteld moet worden
beatrixsluis
watersysteem met voldoende capaciteit en een grote belevingswaarde Verbreed Gemeentelijk
in het VGRP staat beschreven
rondom de Wierselaan is in 2011 sprake
Rioleringsplan Nieuwegein
hoe de gemeente het rioolbeheer
geweest van wateroverlast. Deze weg ligt
en haar zorgplicht voor
mogelijk binnen het hydrologisch
Pagina 26 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
beleidsdocument
omschrijving
relevantie voor lekkanaal/3e kolk beatrixsluis
grondwater wil uitvoeren
invloedsgebied van het project
Pagina 27 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
5
Beoordelingskader
Dit hoofdstuk beschrijft het beoordelingskader dat in de effectenstudie voor waterkwantiteit en waterkwaliteit is gehanteerd. In paragraaf 5.1 wordt een compleet overzicht gegeven van het beoordelingskader. Vervolgens wordt in de andere paragrafen ingegaan op de gehanteerde criteria en methode per beoordelingsaspect. 5.1
Tabel 5.1 Beoordelingskader waterkwantiteit en
Overzicht beoordelingskader Tabel 5.1 geeft een compleet overzicht van het beoordelingskader voor het thema waterkwantiteit en waterkwaliteit. De tabel laat zien welke aspecten zijn onderzocht, welke criteria hierbij zijn gehanteerd en volgens welke methode criteria zijn beschreven. De volgende paragrafen geven per aspect een verdere toelichting op de criteria en methodiek. aspect
criterium
methode/indicator
waterkwantiteit
invloed op waterhuishouding binnendijks
deels beschrijvend en deels op basis
(afvoer oppervlaktewater en
van de resultaten van
waterberging)
grondwatermodellering
invloed op de rol die de sluizen spelen in
beschrijvend
waterkwaliteit
de waterverdeling en aanvoer van water ten behoeve van koelwater, drinkwater, peilhandhaving, verziltingsbestrijding afgeleide effecten op natuur, landschap,
beschrijvend op basis van de
cultuurhistorie en archeologie (LCA),
grondwatermodellering, voor zover
waterkering en KRW doelen,
veroorzaakt door hydrologische
grondwaterbeschermingsgebied, zetting
veranderingen
en opbarsten waterbodems, verontreinigingen en ontwatering stedelijk gebied als gevolg van hydrologische veranderingen waterkwaliteit
invloed op waterkwaliteit kanaal en
beschrijvend (waar mogelijk met
innamepunt Waternet (ir. C. Biemond)
kwantitatieve onderbouwing op basis van beschikbare data)
invloed op waterkwaliteit binnendijks
beschrijvend
toestand van de biologische
met behulp van maatlatten
waterkwaliteitsparameters
5.2
Tabel 5.2 Beoordeling invloed op waterhuishouding omgeving ten opzichte van de referentiesituatie
Invloed op waterhuishouding binnendijks De resultaten van de grondwatermodellering zijn gebruikt om inzicht te krijgen in eventuele effecten op de grondwaterstanden, fluxen, afvoer, de waterhuishoudkundige situatie en de waterbergingsopgave. Dit criterium komt met name voort uit de waterplannen van de diverse overheden. score
maatlat
--
sterk negatief, toename afvoer en opgave waterberging > 5%
-
negatief, toename afvoer en opgave waterberging 2 - 5%
0
neutraal, beperkte toe- of afname afvoer en opgave waterberging < 2%
+
positief, afname afvoer en opgave waterberging 2 - 5%
Pagina 28 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
score
maatlat
++
sterk positief, afname afvoer en opgave waterberging > 5%
5.3
Invloed op waterverdeling De Beatrixsluis is onderdeel van een systeem van waterverdeling over WestNederland. Deze waterverdeling is relevant voor de aanvoer van water ten behoeve van onder andere peilhandhaving, koelwater, drinkwater en verziltingsbestrijding. Tabel 5.3 toont de te hanteren relatie tussen effecten en scores. Dit criterium is gerelateerd aan het BPRW 2010 - 2015 waarin de huidige waterverdeling en functie zijn vastgelegd.
5.4
Afgeleide effecten Afgeleide effecten laten zich definiëren als effecten die kunnen optreden als gevolg van een wijziging in het hydrologisch systeem. Een verandering van de grondwaterstand op zichzelf kan niet beoordeeld worden, omdat hiervoor geen beleidskader beschikbaar is. Er is altijd een koppeling met het landgebruik of de functie. Zo kan een verlaging van grondwaterstanden negatief worden beoordeeld voor het aspect natuur, maar positief voor de ontwatering van stedelijk gebied. Naast het optreden van hydrologische effecten zijn afgeleide effecten afhankelijk van de gebruiksfuncties en de gevoeligheden in het hydrologisch beïnvloed gebied. Effecten worden kwalitatief beschreven en op basis van expert judgement beoordeeld. De volgende afgeleide effecten worden beoordeeld: natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie (LCA), KRW-doelen, waterkering en de ontwatering van het stedelijk gebied. Tabel 5.3 toont de relatie tussen effecten en scores.
Tabel 5.3 Beoordeling effecten ten opzichte van de referentiesituatie
score
maatlat
--
sterk negatieve effecten
-
negatieve effecten
0
neutraal, geen significante effecten
+
positieve effecten
++
sterk positieve effecten
5.5
Invloed op waterkwaliteit Lekkanaal en innamepunt Waternet Mogelijke invloed op de waterkwaliteit van het kanaal en bij het innamepunt van Waternet worden beschrijvend in beeld gebracht. In het thema water wordt de invloed op de chemische waterkwaliteit beoordeeld. De beoordeling van de ecologische kwaliteit wordt apart uitgevoerd in dit rapport. Op basis hiervan worden de totale effecten beoordeeld (expert judgement). Tabel 5.3 toont de relatie tussen effecten en scores. Dit criterium is gerelateerd aan de drinkwaterwet, Bkmw en de KRW.
5.6
Invloed op waterkwaliteit binnendijks Beoordeling onder dit criterium richt zich met name op de waterkwaliteit in de binnendijkse gebieden. Effecten worden bepaald op basis van de resultaten van de grondwatermodellering, aangevuld met kenmerken omtrent de kwaliteit van gronden oppervlaktewater. Ook het effect op de bescherming van de nabijgelegen drinkwaterwinning Tull en ’t Waal valt onder dit criterium. Beoordeling vindt plaats op basis van expert judgement. Tabel 5.3 toont de relatie tussen effecten en scores.
Pagina 29 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
5.7
Toestand van de ecologische waterkwaliteitsparameters Om aan de verplichtingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te voldoen hebben alle waterbeheerders hun wateren onderzocht, ecologische doelen vastgesteld (GEP) en maatregelen gepland om die doelen te verwezenlijken. De doelen dienen zo mogelijk in 2015 en uiterlijk in 2027 bereikt te zijn. Achteruitgang van de biologische kwaliteit is niet toegestaan (standstill-principe). Bij de toetsing wordt beoordeeld of de maatregel de huidige toestand verslechtert of verbetert en of voorgenomen KRW-maatregelen door de aanleg nog wel mogelijk en effectief zullen zijn. Bij verslechtering is de maatregel alleen mogelijk onder aanvullende voorwaarden. Effecten worden beoordeeld aan de hand van de voor de waterlichamen geldende biologische kwaliteitselementen. Tabel 5.3 toont de relatie tussen effecten en scores. Voor beoordeling van effecten op de chemische waterkwaliteitsnormen wordt in het Toetsingskader BPRW (herziene versie 2012) verwezen naar de zogenaamde emissie immissie-toets. Deze toets is van toepassing indien sprake is van een nieuwe of een extra lozing door een puntbron. Diffuse bronnen worden niet meegenomen. In het voornemen is echter geen sprake van realisatie van een puntbron. Een extra sluiskolk wordt niet als zodanig aangemerkt. De emissie immissie-toets is daarom niet uitgevoerd.
5.8
Grondwatermodellering Voor het bepalen van de kwantitatieve effecten van de autonome ruimtelijke ontwikkelingen en het VKA op de grondwaterstand wordt gebruik gemaakt van een grondwatermodel. Het gebruikte grondwatermodel is een uitsnede van het regionale grondwatermodel MORIA van Waterschap Rivierenland. De uitsnede is door Arcadis voor het project ‘Ruimte voor de Lek (SNIP3)’ aangepast en aanvullend gekalibreerd (Arcadis, 2011). Vervolgens is dit deelmodel ook gebruikt voor de studie ‘Waterkering Lekkanaal bedrijventerrein Het Klooster’ (Arcadis, 2011). Dit model is gebruikt als referentiemodel. Het model is gecontroleerd aan de hand van lokale boringen en gegevens van de waterhuishoudkundige situatie. Het model is reeds door Arcadis gekalibreerd. In het project gebied (in de directe omgeving van de sluis) was een aanvullende kalibratie niet mogelijk, omdat er geen bruikbare metingen in het projectgebied aanwezig zijn. Dit betekent dat de modelresultaten weliswaar de beste kwantificering zijn die op basis van de beschikbare gegevens gemaakt kan worden, maar vanwege het ontbreken van meetgegevens in het projectgebied moeten de resultaten als indicatief worden opgevat. Wel is een veldbezoek uitgevoerd om de (grond)watersituatie in de praktijk te beschouwen en te beoordelen of het model realistische resultaten berekent in relatie tot de situatie in het veld. Vanwege het indicatieve karakter van de modelresultaten is in hoofdstuk 9 een aanbeveling voor aanvullende monitoring opgenomen. Het grondwatermodel bestaat uit vijf modellagen en is opgebouwd uit modelcellen van 25 x 25 m. In het model is voor de deklaagweerstand rekening gehouden met aanwezigheid van zandbanen (de Benschop en de Wiersch stroomgordel), waardoor lokaal de deklaagweerstand lager is. De instationair gemodelleerde periode is van 1 oktober 2002 tot en met 31 maart 2003. Deze periode is gekozen omdat de tienjaarlijkse maatgevende hoogwatersituatie (T = 10) hierin voorkomt, namelijk op
Pagina 30 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
8 januari 2003. Er is gekozen voor een toetsing op een T=10 situatie om de volgende redenen: • hierbij wordt aangesloten bij de eerder uitgevoerde berekeningen voor Ruimte voor de Lek, waardoor een cumulatief effect kan worden bepaald; • het gebruik van een MHW situatie is niet gebruikelijk, omdat er bij een MHW sprake kan zijn van grondwaterstanden tot aan maaiveld (hoger is in een grondwatermodel niet mogelijk). Bij een verschilberekening ten behoeve van de effectbepaling kan hierdoor geen verschil in grondwaterstanden worden bepaald (het grondwater kan niet hoger stijgen in het model). De verschillen die voor een T = 10 situatie worden berekend zijn daardoor ook maatgevend voor hogere waterstanden; • de piek van een MHW situatie is weliswaar hoger, maar voor de wateroverlast en afvoer binnendijks is de duur van een hoogwatergolf veel maatgevender dan de hoogte. Voor de Lek is een bodemweerstand aangehouden van 12,5 dagen. Voor het Lekkanaal is een bodemweerstand van 50 dagen aangehouden. Deze weerstand is hoger omdat er in het Lekkanaal minder sprake is van stroming, waardoor meer sedimentatie kan optreden dan in de stromende Lek. Hiermee wordt aangesloten bij de bodemweerstand van het ARK en het Lekkanaal zoals deze al in het oorspronkelijke Moria model aanwezig waren. Op verzoek van HDSR is de gevoeligheid van de uitkomsten van de effectbeoordeling onderzocht voor een gehalveerde bodemweerstand. Er is verondersteld dat de deklaag onder het kanaal afwezig is. De effecten van de verschillende autonome ruimtelijke ontwikkelingen worden berekend voor de T = 10 hoogwatersituatie. De berekende effecten zijn gepresenteerd op het hoogtepunt van de hoogwatergolf. Deze hoogwatersituatie is gecombineerd met een gemiddelde grondwateraanvulling in de winter, waarbij rekening is gehouden met klimaatontwikkeling tot 2030 (de totale gemiddelde aanvulling is derhalve 2 mm/dag). Het gemiddelde laagwaterpeil op de Lek is circa NAP + 0,63 m en het overeengekomen laagwater (OLW) NAP - 0,35 m. Dit is hoger dan het binnenwaterpeil, waardoor er bij de dijkverlegging geen sprake kan zijn van verdroging. Eventuele effecten op de grondwaterstanden zullen bij lagere waterstanden en in een gemiddelde situatie daarom vergelijkbaar of kleiner zijn dan de T=10 situatie. Deze situaties zijn daarom niet apart berekend. Met het model zijn de volgende situaties berekend ten behoeve van de effectbepaling: • de situatie voor het bouwrijp maken en de aanleg van het Klooster; • de autonome situatie in 2030 waarin het Klooster volledig is gerealiseerd conform het huidige waterhuishoudkundige en stedenbouwkundige ontwerp. Hierbij is tevens rekening gehouden met de realisatie van het project Ruimte voor de Lek; • de situatie in 2030 waarin zowel de autonome ontwikkelingen zijn meegenomen en het VKA volledig is gerealiseerd. 5.9
Watertoetsproces Het doel van de watertoets is het waarborgen van het waterbelang in het project door het betrekken van de watergerelateerde stakeholders (in dit project RWS, HDSR, provincie Utrecht, Waternet, gemeente Nieuwegein). Deze partijen zijn op diverse manieren intensief bij het ontwerp en het MER betrokken geweest:
Pagina 31 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
• door het aanleveren van eisen en wensen ten behoeve van de KES (Klant Eisen Specificatie), die de basis vormt voor het ontwerp van de sluiskolk, de voorhavens en de omgeving (landschapsplan); • door de deelname aan diverse stakeholderbijeenkomsten; • door individuele gesprekken met de stakeholders, waarbij de belangrijkste issues zijn besproken (onder andere gemeente Nieuwegein, HDSR en Waternet). De resultaten van deze betrokkenheid is vastgelegd in de verslagen van deze overleggen en in de klanteisen van deze partijen. De resultaten zijn tevens bepalend geweest voor de beoordelingscriteria waarop de effecten van het VKA worden getoetst. De belangrijkste eisen die door de waterbeheerders zijn gesteld voor wat betreft waterkwantiteit en -kwaliteit zijn: • het VKA mag niet leiden tot een toename van de binnendijkse afvoer; • het optreden van opbarsten van waterbodems dient zoveel mogelijk te worden voorkomen; • de waterkwaliteit van het binnendijks oppervlaktewater mag niet afnemen; • het project dient waterhuishoudkundig ingepast te worden in de omgeving; • de inlaat van water in de Schalkwijksche Wetering dient mogelijk te blijven; • de ontwatering van het bedrijventerrein Het Klooster mag niet verslechteren; • het VKA mag geen negatief effect hebben op de waterkwaliteit nabij het innamepunt van Waternet; • de risico’s van calamiteiten bij de uitvoering die van invloed kunnen zijn op het innamepunt dienen beperkt te worden; • de waterkwaliteit van het Lekkanaal mag niet verslechteren; • het waterinlaatsysteem van de Beatrixsluis dient te blijven functioneren; • er mag geen invloed zijn op nabijgelegen drinkwaterwinningen. De wijze waarop de bovengenoemde effecten zijn onderzocht en de eerste resultaten zijn afgestemd met de diverse betrokken waterbeheerders. In de volgende hoofdstukken wordt aangegeven op welke wijze aan deze eisen zal worden voldaan. De uitwerking van de mitigerende maatregelen (hoofdstuk 8) zal moeten plaatsvinden in overleg met de waterbeheerders.
Pagina 32 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
6
Huidige situatie en autonome ontwikkeling
6.1
Inleiding In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de huidige situatie en de te verwachten autonome ontwikkeling tot 2030. De situatie in 2030 vormt de referentie voor de te verwachten effecten van de aanleg van de derde sluiskolk en de kanaalverbreding. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens een beschrijving opgenomen van de huidige situatie en autonome ontwikkeling voor de beoordelingscriteria zoals deze in het voorgaande hoofdstuk zijn opgenomen, te weten: • waterkwantiteit: • bodemopbouw en grondwatersysteem; • waterhuishouding Lekkanaal; • waterhuishouding binnendijks; • waterkwaliteit: • chemische waterkwaliteit Lekkanaal en innamepunt Cornelis Biemond; • ecologische waterkwaliteit Lekkanaal; • waterkwaliteit binnendijks.
6.2
Huidige situatie
6.2.1
Waterkwantiteit Bodemopbouw en grondwatersysteem De bodem in het plangebied is heterogeen en kent een afwisseling van klei, veen en fijn - grof zand. In tabel 6.1 is een beschrijving opgenomen van de bodemopbouw. Deze beschrijving is gebaseerd op gegevens uit DINO (Data en Informatie Nederlandse Ondergrond). Naast regionale informatie is daarbij ook gebruik gemaakt van enkele lokale boringen in het gebied. Kenmerkend voor het gebied is de aanwezigheid van een deklaag van circa 5 - 7 m dik die bestaat uit een afwisseling van klei en veen. De deklaag is lokaal wat dunner als gevolg van het voorkomen van zandbanen (de Benschop en Wiersch stroomgordel). Gezien de bodemdiepte van het lekkanaal is het aannemelijk dat de deklaag hier grotendeels afwezig is. Onder deze deklaag is het Pleistocene zand aanwezig, wat goed doorlatende watervoerende pakketten (wvp) vormt. Het eerste watervoerende pakket is met name van belang voor de diepere grondwaterstroming in het gebied. Dit watervoerende pakket is opgedeeld door de aanwezigheid van enkele slechtdoorlatende lagen (sdl). Sdl1a komt alleen in het zuidelijk deel van Het Klooster voor. Sdl1c en Sdl1d zijn meer regionaal aanwezige scheidende lagen.
Tabel 6.1 Schematisatie gemiddelde bodemopbouw
globale
lithologie en
geohydro
hoogte NAP
hydrogeologische
logische
formatie
benaming
weerstand
doorlaatver
(c in dagen)
mogen (kD in m2/dag)
0,5 - -5 à 7 m
klei en veen
deklaag
500 - 1.000
(Echteld en Nieuwkoop)
Pagina 33 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
globale
lithologie en
geohydro
hoogte NAP
hydrogeologische
logische
formatie
benaming
weerstand
doorlaatver
(c in dagen)
mogen (kD in m2/dag)
bodemweerstand
2
watergangen
-7 - -22 m
matig grof zand en
wvp 1a
250 - 500
grind (Kreftenheye) -22- -27 m
-27 - -48 m
klei
sdl 1a
(Kreftenheye)
(lokaal)
matig grof zand en
wvp 1c
300 - 600
250 - 500
grind (Kreftenheye en Sterksel) -48 - -52 m
klei
sdl 1c
500 - 750
(Sterksel) -52 - -58 m
matig fijn tot matig
wvp 1d
100 - 300
grof zand (Sterksel) -58 - -78 m
klei
sdl 1d
3.500 - 5.000
(Waalre) -78 - -140 m
matig fijn zand
wvp 2
750 - 1.250
(Peize en Waalre)
De ondiepe grondwaterstroming in de deklaag is vanwege de samenstelling van de deklaag naar verwachting beperkt tot lokale afstroming naar de ontwateringsmiddelen. Vanwege het peilverschil tussen het Lekkanaal (peil NAP 0,4 m) en de watergangen in het Klooster (peil NAP - 0,8 m) zal er water vanuit het kanaal richting de watergangen in het Klooster stromen. Met behulp van een eerder opgesteld grondwatermodel van het gebied (Arcadis, 2011a) zijn de grondwaterstanden in het gebied berekend voor een natte situatie (T=10 hoogwater). Deze berekening is uitgevoerd voor een situatie waarin nog geen sprake is van de realisatie van het bedrijventerrein Het Klooster. De resultaten van de berekening zijn opgenomen in afbeelding 6.1. De berekende grondwaterstanden in de polders De Wiers en Klein Vuylcop liggen gemiddeld tussen de NAP - 0,2 en NAP - 0,8 m. In het zuidelijk deel langs de Lekdijk komen hogere grondwaterstanden voor die oplopen tot meer dan 1 m op de hogere delen langs de Lekdijk. Regionaal bezien heeft de grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket (tijdens een hoogwaterperiode) een noord-noodoostelijke richting (zie afbeelding 6.2). In het zuidelijk deel van Het Klooster wordt de grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket met name bepaald door het peil van de Lek. Bij hoge waterstanden zal de kwel vanuit de rivier richting het binnendijkse gebied sterk toenemen. Ten zuidoosten van de Beatrixsluis (aan de overzijde van de A27) is de winning Tull en ’t Waal gelegen. Dit is een drinkwaterwinning van Vitens. Deze winning bevindt
Pagina 34 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
zich in het tweede watervoerende pakket onder een beschermende kleilaag. Deze kleilaag wordt beschermd door een boringsvrije zone (zie afbeelding 6.6). Afbeelding 6.1 Modelberekende (instationair) grondwaterstanden in het gebied voor T=10 hoogwater voor de aanleg van het Klooster
Pagina 35 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.2 Modelberekende stijghoogte in eerste watervoerend pakket in het gebied voor T=10 hoogwater voor de aanleg van het Klooster
Pagina 36 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.3 Berekende kwel en infiltratie in het gebied voor een T=10 hoogwater voor de aanleg van het Klooster
In afbeelding 6.3 zijn de berekende kwel en infiltratiegebieden aangegeven vanuit het watervoerende pakket naar het ondiepe freatische grondwatersysteem (voor een T = 10 hoogwatersituatie). Vanuit de rivier en het Lekkanaal ten zuiden van de sluis vindt met name infiltratie plaats. In het gehele gebied van het Klooster is
Pagina 37 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
sprake van lichte kwel. Ten zuiden van Het Klooster (polder Wiers) is sprake van een relatief hoge kweldruk. Aan beide zijden van het noordelijk deel van het Lekkanaal ligt een infiltratiegebied. In dit gebied is sprake van relatief hoge oppervlaktewaterpeilen en grondwaterstanden, waardoor infiltratie naar de omgeving optreedt. Waterhuishouding Lekkanaal Het peil in het Lekkanaal is redelijk constant en gemiddeld NAP - 0,4 m. De maximale peilfluctuatie in het kanaal bedraagt circa 20 cm. De Beatrixsluis vormt de primaire waterkering en daarmee de grens met het peil in de Lek. In de Lek fluctueert het peil sterk als gevolg van variatie in de afvoer en als gevolg van de invloed van het getij. De invloed van het getij op de waterstanden bedraagt circa 1 m. Bij een gemiddelde afvoer van 2.200 m3/s ligt de waterstand op de Lek tussen de NAP + 0,63 en + 1,62 m. Bij een hoogwater dat gemiddeld eens per 10 jaar voorkomt stijgt het peil naar NAP + 4,9 m. Het Lekkanaal gaat over in het Amsterdam-Rijnkanaal en vormt daarmee een belangrijke scheepvaartverbinding tussen Rotterdam / Antwerpen en Amsterdam. Naast de scheepvaartfunctie heeft het kanaal ook een belangrijke waterhuishoudkundige functie in de aanvoer van water voor ondermeer de volgende functies: • de aanvoer van water ter voorkoming van zoutindringing in het Noordzeekanaal. Om te voorkomen dat de zouttong zich teveel uitbreidt wordt bij Diemen een minimumdebiet van circa 10 m3/s nagestreefd; • de aanvoer van water voor regionaal peilbeheer en doorspoeling voor Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. De afspraken hierover zijn vastgesteld in een waterakkoord Kleinschalige Wateraanvoervoorzieningen (KWA), waarin een levering vanuit het kanaal van 13 m3/s is vastgelegd in tijden van watertekort; • de aanvoer van water voor drinkwaterbereiding, waaronder de in het plangebied gelegen productielocatie Cornelis Biemond. Voor de locatie is een vergunning afgegeven voor de inname van 7 m3/s. Omdat de waterkwaliteit van het Lekkanaal van groot belang is voor deze inname wordt hieraan in de volgende paragraaf meer uitgebreid aandacht besteed. Om aan bovengenoemde watervraag te voldoen wordt er water ingelaten in het Amsterdam-Rijnkanaal. Voor circa 50% is dit inlaatwater afkomstig van de Lek of Nederrijn. Het overgrote deel van dat water wordt ingelaten door de Prinses Irenesluizen bij Wijk bij Duurstede. Het aandeel van de Prinses Beatrixsluis in deze aanvoer is gering. De aanvoer van water naar het Lekkanaal komt tot stand als gevolg van schutverliezen en door middel van een waterinlaatsysteem. De schutverliezen bedragen jaarlijks circa 90 miljoen m3 (gemiddeld circa 3 m3/s). Via het waterinlaatsysteem kan 7 m3/s per kolk worden aangevoerd bij voortzetting schutbedrijf en 15m3/s zonder schutbedrijf. Waterhuishouding binnendijks Aan de westzijde van het Lekkanaal ligt het bemalingsgebied Plettenburg. De peilen in dit bemalingsgebied langs het Lekkanaal variëren van NAP - 0,3 m tot NAP + 2 m en liggen dus boven het peil van het Lekkanaal.
Pagina 38 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
De Schalkwijksche Wetering is de belangrijkste hoofdwatergang in het gebied en is zowel aan de west- als oostzijde gelegen. Door het hogere peil van de Schalkwijksche Wetering (NAP + 0,45 m) kan het overtollige water via de omgelegde Wetering (Inundatiekanaal) op het Amsterdam-Rijnkanaal worden geloosd. Ten noorden van het sluisje is een duiker met een pompgemaaltje aanwezig, waarmee in alle omstandigheden water vanuit het Lekkanaal naar de Schalkwijksche Wetering kan worden gepompt. Hiermee kan het peil van de Schalkwijksche Wetering gehandhaafd worden. De waterhuishouding aan de oostzijde van het kanaal is enkele jaren geleden aangepast in verband met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Het Klooster. Omdat de waterhuishoudkundige aanpassingen nog niet volledig zijn gerealiseerd is er momenteel sprake van een tijdelijke situatie. Als referentiesituatie voor het bepalen van de effecten van het VKA wordt uitgegaan van de volledige realisatie van de waterhuishoudkundige aanpassingen in en om het bedrijventerrein Het Klooster. Dit eindbeeld wordt beschreven in paragraaf 6.3 als autonome ontwikkeling. 6.2.2
Waterkwaliteit Chemische waterkwaliteit Lekkanaal en innamepunt ir. Cornelis Biemond Op het innamepunt ir. Cornelis Biemond wordt jaarlijkse circa 150 Mm3 water aan het Lekkanaal onttrokken. Dit water wordt deels gebruikt voor drinkwaterbereiding en deels geleverd aan de industrie. Op de innamelocatie is een voorzuivering aanwezig waar door middel van het toevoegen van ijzerchloride het zwevend stof bezinkt (coagulatie). Na een zandfiltratie wordt het water (halffabrikaat) naar de Amsterdamse Waterleidingduinen getransporteerd door de WRK (Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland), welke in handen is van Waternet en PWN. Naast de WRK heeft PWN ook nog een innamelocatie bij Andijk. In de waterleidingduinen wordt het water gezuiverd, geïnfiltreerd en na een bodempassage als drinkwater opgepompt. Waternet is de beheerder van het innamepunt ir. Cornelis Biemond en heeft nabij het innamepunt een meetpunt waarmee de waterkwaliteit continu wordt gemeten. Indien de waterkwaliteit niet voldoet wordt de inname gestopt. In geval van calamiteiten kan tijdelijk en/of deels worden overgeschakeld op een grondwaterwinning welke op het terrein aanwezig is. De grondwaterwinning heeft een vergunning van 3 Mm3/jaar en een maximale capaciteit van 5.000 m3/uur. Sinds 2006 is de calamiteitenwinning niet meer ingezet. Voor de calamiteitenwinning is geen grondwaterbeschermingszone vastgesteld, omdat de winning plaatsvindt in het tweede watervoerende pakket en daarmee voldoende beschermd is door scheidende lagen. Ter bescherming van het innamepunt is een beschermingszone vastgesteld van 7 km lengte. De beschermingszone loopt vanaf de Prinses Beatrixsluis tot aan de Leidsche Rijn ten noorden van de Meernbrug. De beschermingszone is bedoeld ter beheersing van calamiteiten en beoordeling van lozingen en ruimtelijke plannen in de omgeving. De beschermingszone is niet opgenomen in regelgeving en heeft derhalve geen rechtsgevolgen voor derden. In het RIWA jaarrapport (RIWA, 2011) is een overzicht opgenomen van de oorzaken en duur van innamestops van het innamepunt. Uit het overzicht blijkt dat de laatste jaren het aantal en duur van de innamestops beperkt is. Belangrijke aanleiding voor
Pagina 39 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
innamestops zijn veelal regionale verontreinigingen die van elders worden aangevoerd zoals bestrijdingsmiddelen en MTBE. Het Lekkanaal is een oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding van water dat is bestemd voor menselijke consumptie. Voor dergelijk oppervlaktewater gelden de richt- en streefwaarden van het Bkmw (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water, 2009). De richtwaarden gelden als een resultaatsverplichting voor de waterbeheerder (in dit geval Rijkswaterstaat) en de streefwaarden als een inspanningsverplichting. Rijkswaterstaat heeft een toetsing laten uitvoeren van de waterkwaliteitsparameters over de periode 2008 - 2010 (Royal Haskoning, 2012). Uit de toetsing blijkt dat geen van de richtwaarden wordt overschreden. De streefwaarden worden overschreden voor barium, mangaan en thermo-tolerante colibacteriën. Barium en mangaan zijn stoffen die van nature in het oppervlaktewater voorkomen, maar ook gebruikt worden in de industrie. Zowel barium als mangaan worden door de zuivering verwijderd. De aanwezigheid van thermo-tolerante colibacteriën is wijdverbreid. Bronnen zijn ondermeer lozingen van mest en afvalwater. Op grond van de Drinkwaterregeling en het Drinkwaterbesluit toetst Waternet de kwaliteit van het Lekkanaal als bron. Het water dat wordt ingenomen moet voldoen aan de kwaliteitseisen uit de drinkwaterregeling. Daarnaast worden voor een aantal parameters signaleringswaarden uit het Drinkwaterbesluit gebruikt, die bepalen of er nader onderzoek zal moeten plaatsvinden naar de oorzaak van de overschrijding. In de onderstaande tabel 6.2 is het resultaat van de toetsing opgenomen. Daaruit blijkt dat er in 2011 voor diverse stoffen incidentele overschrijdingen van de kwaliteitseisen gemeten zijn. De overschrijdingen voor EDTA en DTPA zijn meer structureel. Voor MTBE, EDTA, DTPA en DEHP worden bovendien de signaleringswaarden overschreden. Het overgrote deel van de parameters waarvoor een overschrijding is geconstateerd kennen een diffuse herkomst. Dat wil zeggen dat deze parameters wijdverbreid in het oppervlaktewater worden aangetroffen en grotendeels van buiten het Lekkanaal worden aangevoerd. Dit geldt niet voor het zwevend stof, wat voornamelijk een lokale herkomst heeft. Het zwevend stof wordt van elders aangevoerd en kan in het Lekkanaal bezinken. Scheepsschroeven en in mindere mate het schutten/spuien van de sluizen veroorzaakt vervolgens weer lokale opwerveling. In het zuiveringsproces op de productielocatie ir. Cornelis Biemond wordt het zwevend stof door middel van coagulatie verwijderd. Tabel 6.2
parameter
Overschrijdingen
aantal overschrijdingen 2011
kwaliteitseisen (naar Royal
kwaliteitseisen
Haskoning, 2012)
signalerings
herkomst
parameter drinkwaterbesluit
drinkwaterregeling gesuspendeerde stoffen
3
nee
(zwevend stof)
diffuus
en
lokaal
(opwerveling bodemdeeltjes)
cadmium
1
nee
diffuus (batterijen, verf, halfgeleiders)
MTBE
1
ja
EDTA
13
ja
diffuus (loodvervanger) diffuus
(complexvormer,
industrie)
Pagina 40 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
parameter
aantal overschrijdingen 2011 kwaliteitseisen
signalerings
herkomst
parameter drinkwaterbesluit
drinkwaterregeling DTPA
2-5 (2 maal verhoogde
ja
detectiegrens)
DEHP
3
diffuus
(complexvormer,
industrie)
ja
diffuus (hormoonverstoorder)
dinitrofenol
1
nee
diffuus (bestrijdingsmiddel)
glyfosaat
2
nee
diffuus (bestrijdingsmiddel)
oxamyl
1
nee
diffuus (bestrijdingsmiddel)
colibacterien
2
nee
diffuus (RWZI, landbouw, afvalwater)
escherichia coli
1
nee
diffuus (RWZI, landbouw, afvalwater)
6.2.3
Ecologische waterkwaliteit Het Lekkanaal ligt in twee KRW-oppervlaktewaterlichamen: • Amsterdam-Rijnkanaal Noordpand (NL86_6): KRW-type M7b Grote diepe kanalen met scheepvaart en status kunstmatig; • Oude Maas (bovenstrooms Hartelkanaal), Spui, Noord, Lek, Getijde Lek, Dordtsche Kil (NL94_4): KRW-type R8 Zoet getijdenwater op zand of klei. De ligging van beide rijkswateren is weergegeven in afbeeldingen 6.4 en 6.5. Regionale KRW-waterlichamen komen niet in de directe omgeving voor (HDSR, 2009).
Pagina 41 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.4 KRW-waterlichamen Amsterdam-Rijnkanaal Noordpand (NL86_6)
Pagina 42 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.5 Oude Maas (bovenstrooms Hartelkanaal), Spui, Noord, Lek, Getijde Lek, Dordtsche Kil (NL94_4)
De huidige ecologische toestand, de ecologische doelen en de maatregelen zijn per rijkswaterlichaam uitvoerig beschreven in de zogenaamde ‘brondocumenten’ (RWS, 2009a, 2009b). De maatregelen zijn overgenomen in het BPRW 2010-2015 (RWS, 2009c, 2012). In bijlage A zijn de brondocumenten van beide waterlichamen samengevat voor wat betreft de huidige biologische kwaliteit, doelen voor die kwaliteit en voorgenomen maatregelen. KRW-oppervlaktewaterlichamen worden beoordeeld op vier typen parameters of kwaliteitselementen: fysisch-chemische parameters, biologische kwaliteitselementen, prioritaire en overige stoffen en overige relevante stoffen. De kleuren in de tabellen in bijlage A geven aan welke parameters en kwaliteitselementen voldoen aan de doelstelling voor de waterlichamen en welke niet. Er blijken diverse knelpunten te bestaan. In tabellen A2 en A6 van bijlage A zijn de knelpunten uitgeschreven. In beide waterlichamen zijn toxische stoffen aangetroffen. In het Amsterdam-Rijnkanaal is daarnaast de temperatuur te hoog en het doorzicht te klein. De oorzaak van het beperkte doorzicht wordt niet gegeven, maar het ligt voor de hand dat het komt door een combinatie van algengroei en opgewerveld sediment door de scheepvaartbeweging. In ieder geval beperkt het doorzicht de ontwikkeling van waterplanten. De begroeibare diepte is nog geen 0,75 cm. En in die zone ontbreekt het aan geschikt habitat. De oevers zijn
Pagina 43 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
beschoeid en te steil. Een geleidelijke overgang van water naar land (diep naar ondiep) ontbreekt. Door het ontbreken van ondiepe zones met water- en oeverplanten is er ook geen geschikt habitat aanwezig voor vissen en macrofauna (ongewervelde, kleine dieren). In waterlichaam Oude Maas, waaronder ook de Lek valt, is naast toxische stoffen het stikstofgehalte een probleem. De stikstofgehaltes zijn net iets te hoog. Verder ontbreekt het in waterlichaam Oude Maas aan geschikt habitat voor riviergebonden flora en fauna, zoals inundatiezones, nevengeulen en getijdengeulen. De regulering van de rivierpeilen en de aanleg van dijken en kribben is hier debet aan. Om deze knelpunten op te lossen, heeft Rijkswaterstaat verschillende maatregelen gepland om de KRW-doelen te behalen of tenminste verslechtering van de ecologische kwaliteit te voorkomen (RWS, 2009c, 2012). De maatregelen staan in de tabellen A3, A4, A7 en A8 van bijlage A. De maatregelen zijn gepland vóór 2015 of tussen 2015 en 2027. Invloed waterkwaliteit binnendijks Over de waterkwaliteit van het oppervlaktewater in de omgeving zijn niet veel gegevens bekend. De kwaliteit zal naar verwachting worden bepaald door het voormalig landbouwkundig gebruik (Witteveen+Bos, 2000). Dit betekent dat typische mestgerelateerde stoffen zoals stikstof en fosfaat naar verwachting nog in het watersysteem en in de bodem aanwezig zullen zijn en uitspoelen. Voor wat betreft de kwaliteit van het grondwater is de boringsvrije zone van de drinkwaterwinning Tull en ‘t Waal van belang. Deze boringsvrije zone is aangewezen om doorboren van de scheidende lagen te voorkomen, waardoor de grondwaterkwaliteit wordt beschermd. De boringsvrije zone ligt deels in het zuidelijk gedeelte van het bedrijventerrein Het Klooster (zie afbeelding 6.6).
Pagina 44 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.6 Ligging van de boringsvrije zone rondom de drinkwaterwinning Tull en ’t Waal (bron webkaart provincie Utrecht)
6.3
Autonome ontwikkelingen waterkwantiteit
6.3.1
Waterhuishouding Het Klooster Op het bedrijventerrein Het Klooster is momenteel qua waterhuishouding sprake van een tijdelijke overgangssituatie. In een deel van het gebied is de waterhuishouding aangepast; in met name het zuidelijk deel van het gebied is dat nog niet het geval. Voor de effectbepaling van het verbreden van het Lekkanaal en de aanleg van de derde sluiskolk wordt het jaar 2030 als referentie aangehouden. De verwachting is dat de waterhuishoudkundige aanpassingen dan volledig gerealiseerd zijn. De aanpassingen omvatten ondermeer het verlagen van het zomerpeil met circa 30 cm ten zuiden van de Schalkwijksche Wetering en circa 50 cm ten noorden van de Schalkwijksche Wetering. In afbeelding 6.7 is het huidige ontwerp opgenomen van de waterhuishoudkundige situatie. In het overgrote deel van het bedrijventerrein is sprake van een jaarrond vast peil van NAP - 0,8 m. In het noordelijk deel (deelgebied 4) is deels sprake van een peil van NAP -0,30 m. De Schalkwijksche Wetering heeft een vast peil van NAP + 0,45 m. In de huidige situatie wordt de Schalkwijksche Wetering via een pompgemaal op peil gehouden en watert af op het Amsterdam-Rijnkanaal. Als gevolg van de te verwachten toename van verhard oppervlak op het bedrijventerrein neemt de waterbergingsopgave toe. Deze waterberging wordt
Pagina 45 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
gerealiseerd door het vergroten van het oppervlak open water in het gebied. Een deel van dit open water valt binnen de projectgrens van de verbreding van het Lekkanaal. Daarnaast is de zone aan de binnenzijde van de Lekkanaaldijk aangewezen als zone waar compensatie/mitigatie voor de thema’s cultuurhistorie en ecologie plaatsvindt. Dit betekent een integrale opgave voor het ontwerp van deze natte zone. De gemeente en HDSR werken de details van de oplossing van de waterbergingsopgave momenteel gezamenlijk uit. Het eindbeeld van de inrichting van Het Klooster is momenteel nog niet definitief.
Pagina 46 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.7 Ontwerp waterhuishouding bedrijventerrein Het Klooster, waarbij reeds is rekening gehouden met de realisatie van het VKA. NB het peil in de Lek is variabel
Pagina 47 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Door de aanleg van Het Klooster neemt het verhard oppervlak toe, waardoor de grondwateraanvulling zal afnemen. Door het dempen van de watergangen in het gebied en het verplaatsen naar de randen van het gebied wordt op basis van indicatieve modelberekeningen verwacht dat de grondwaterstand in het gebied toeneemt met gemiddeld circa 50 cm tot lokaal 1 m (zie afbeelding 6.8). Vanwege de grote afstand van de watergangen en de slecht doorlatende bodem is er sprake van een aanzienlijke opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De verwachting is dat hierdoor de ontwatering van het bedrijventerrein onvoldoende zal zijn. De gemeente Nieuwegein overweegt momenteel het nemen van aanvullende maatregelen als ophogen en het aanleggen van drainage om de ontwatering te verbeteren. Deze maatregelen staan los van het VKA en zijn specifiek bedoeld voor de realisatie van het bedrijventerrein. Met het realiseren van het bedrijventerrein Het Klooster zal de waterkwaliteit (qua nutriënten) naar verwachting iets verbeteren. Voorheen was er sprake van een landbouwkundig gebruik, waardoor afspoeling van meststoffen heeft kunnen plaatsvinden. Met het realiseren van het bedrijventerrein zal de waterkwaliteit naar verwachting iets verbeteren. Deze verbetering zal naar verwachting worden gerealiseerd als gevolg van: • er zal geen uitspoeling van meststoffen meer plaatsvinden; • het bedrijventerrein krijgt een duurzaam karakter en relatief veel open water. het vergroten van het oppervlak open water en oevers draagt bij aan de kwaliteitsverbetering; • door de peilverlaging zal er meer relatief schoon grondwater worden aangetrokken door de watergangen (Witteveen+Bos, 2000). Anderzijds neemt door de aanleg van het bedrijventerrein het risico toe op verontreiniging als gevolg van uitloging van bouwmaterialen (zinken dakgoten), afspoeling van verhard oppervlak (olie, PAK’s), onkruidbestrijding en calamiteiten.
Pagina 48 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.8 Berekende verandering van het grondwaterstanden door volledige realisatie van Het Klooster in 2030 (T=10 situatie)
Pagina 49 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
6.3.2
Ruimte voor de Lek Als onderdeel van het programma Ruimte voor de Rivier wordt het project Ruimte voor de Lek uitgevoerd. Op de noordoever van de Lek wordt net ten oosten van de monding van het Lekkanaal een nevengeul gerealiseerd. Bij de realisatie van de nevengeul wordt de slechtdoorlatende klei en veenlaag deels weggegraven, waardoor het water gemakkelijker kan uitwisselen met het onderliggende watervoerende pakket. Dit kan bij hoogwater leiden tot meer kwel achter de dijk en hogere grondwaterstanden. Bij laagwater zou dit omgekeerd tot lagere grondwaterstanden kunnen leiden. Het te verwachten effect op het grondwatersysteem is bepaald met behulp van een grondwatermodel (Arcadis, 2011b). Het berekende effect op de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket is weergegeven in afbeelding 6.9. Vanwege de aanwezigheid van de deklaag van circa 5 - 7 m en ontwateringsmiddelen werkt deze verandering niet door in de freatische grondwaterstanden. Bij een T = 10 situatie is er sprake van een geringe toename in de afvoer van het oppervlaktewater in het plangebied (zuidelijk deel Klooster) van circa 300 m3/dag (dat is een toename van 2% ten opzichte van de totale afvoer). Het project Ruimte voor de Lek wordt naar verwachting voor 2015 gerealiseerd.
6.3.3
Verbreding noordzijde Lekkanaal Ten noorden van de Schalkwijksche Wetering wordt het Lekkanaal verbreed in verband met de realisatie van ligplaatsen voor de scheepvaart. Deze verbreding is geen onderdeel van dit MER/OTB, maar zal naar verwachting gelijktijdig worden uitgevoerd met de verbreding in verband met de aanleg van de derde sluiskolk (aanleg voorhaven). De verwachting is dat de verbreding zal leiden tot een lichte daling van de grondwaterstanden (zie afbeelding 6.10), omdat er in de te verplaatsen kade en liniedijk sprake is van een opbolling van de grondwaterstand ten opzichte van het kanaalpeil. De opbolling zal als gevolg van de verbreding verminderen, omdat de afstand tussen het Lekkanaal en de binnendijkse watergang kleiner wordt. Bij de modelberekening met gehalveerde bodemweerstand van het Lekkanaal blijkt dat het berekende invloedsgebied in geringe mate vergroot. De mate van verandering is echter beperkt. Bij de verbreding van het Lekkanaal zal het pompje nabij het sluisje in de Schalkwijksche Wetering (zie nummer 5 in afbeelding 2.3) komen te vervallen. Dit betekent dat er geen water vanuit het Lekkanaal naar de Schalkwijksche Wetering en het watersysteem van het Klooster gepompt kan worden. Dit kan gevolgen hebben voor de waterbeschikbaarheid in het watersysteem. Dit kan worden voorkomen door een nieuw pompje/gemaaltje aan te leggen waarmee water vanuit het Lekkanaal naar het binnendijkse gebied kan worden gepompt. HDSR heeft voorkeur uitgesproken voor een vervangende oplossing, waarbij er een leiding wordt gelegd onder de A27 waarmee de Schalkwijksche Wetering aan beide zijden weer is verbonden. Op deze wijze is aanvoer van water via deze leiding mogelijk.
Pagina 50 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.9 Berekende verandering van de stijghoogte als gevolg van het VKA voor het project Ruimte voor de Lek
Pagina 51 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.10 Berekende verandering van de stijghoogte als gevolg van de verbreding van de noordzijde Lekkanaal
Pagina 52 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
6.4
Autonome ontwikkelingen waterkwaliteit
6.4.1
Ontwikkeling waterkwaliteit Lekkanaal Als gevolg van de te verwachten klimaatveranderingen wordt een toename van perioden met lage rivierafvoer verwacht. Bij lage rivierafvoeren nemen de concentraties van stoffen als gevolg van lozingen op de rivier of RWZI toe. Het RIVM heeft onlangs een studie uitgevoerd naar de gevolgen van deze lage rivierafvoeren op de innamepunten voor drinkwater. Ook voor het innamepunt ir. Cornelis Biemond zijn de gevolgen berekend voor een fictieve conservatieve stof (zie afbeeldingen 6.11 en 6.12) voor het 2050 Wplus klimaatscenario. Dit scenario gaat uit van een snelle klimaatverandering en hoge ruimtedruk. Uit onderstaande afbeeldingen kan worden afgeleid dat als gevolg van deze veranderingen gedurende langdurige droge perioden een aanzienlijke toename in concentraties van verontreinigingen wordt verwacht. Deze resultaten zijn indicatief van aard en houden geen rekening met wijzigingen in het kwantiteitsbeheer van de rijkswateren.
Afbeelding 6.11 Berekend effect klimaatverandering op afvoer en concentraties bij grensoverschrijdende lozing voor het innamepunt Nieuwegein
Pagina 53 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 6.12 Berekend effect klimaatvernadering op afvoer en concentrates bij RWZI lozing voor innamepunt Nieuwegein
Anderzijds kunnen er ook verbeteringen worden verwacht als gevolg van het maatregelprogramma voor Rijkswateren in verband met de Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit richten zich met name op emissiebeheer, waterbodemsanering, onderzoek naar de invloed van RWZI’s en visstandsbeheer (RWS, 2009c en RWS 2012). 6.4.2
Ontwikkeling ecologische waterkwaliteit Voor de autonome ontwikkeling van de ecologische kwaliteit is uitgegaan van de prognose van Rijkswaterstaat in het BPRW (RWS, 2009c, 2012) dat met de geplande maatregelen (zie bijlage A) ten minste een verslechtering van de biologische kwaliteit in de beschouwde waterlichamen wordt voorkomen, in 2015 dan wel in 2027. Daarnaast zullen verschillende indicatoren of kwaliteitselementen in kwaliteit toenemen (zie bijlage A voor de huidige kwaliteit en de prognose voor 2015). Rijkswaterstaat heeft voor deze prognose rekening gehouden met effecten van klimaatverandering. De verwachting is dat de Kaderrichtlijn Water ook na 2027 van kracht zal zijn en dat hierboven beschreven prognose ook tot 2030 (planhorizon autonome ontwikkeling) en daarna zal gelden.
Pagina 54 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
7
Effecten van het voorkeursalternatief
In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de effecten van het voorkeursalternatief. In de effectbeschrijving worden per aspect uit het beoordelingskader de effecten van de eindsituatie en, daar waar relevant, de tijdelijke effecten van de uitvoering beschreven. Daar waar relevant is tevens aangegeven wat de variatie is in effecten als gevolg van de ontwerpvrijheid die de aannemer zal worden gegeven. Voor zover de beoordeelde effecten niet passen binnen de, door de waterbeheerders, geformuleerde eisen zijn mitigerende maatregelen voorgesteld. 7.1
Invloed op waterhuishouding binnendijks
7.1.1
Invloed op het grondwatersysteem De invloed op de binnendijkse waterhuishoudkundige situatie wordt deels bepaald door de veranderingen in het grondwatersysteem van het gebied. Door de aanleg van de noordelijke en zuidelijke voorhavens en de derde sluiskolk veranderen de grondwaterstanden in de directe omgeving. Hierbij is het referentiejaar 2030, waarbij is uitgegaan van volledige realisatie van het binnendijkse waterhuishoudkundig systeem van het Klooster conform het huidige ontwerp. Het weergegeven effect is dus alleen het effect van de aanleg van de derde sluiskolk en de voorhavens. In afbeelding 7.1 is het berekende effect weergegeven op de freatische grondwaterstanden voor een T=10 hoogwatersituatie in de Lek. Door de aanleg van de voorhaven ten noorden van het sluiscomplex is een daling van de grondwaterstanden ter plaatse van de verbreding met circa 0,25 m berekend. Dit is het gevolg van het feit dat er in de huidige situatie een opbolling optreedt in de kade en Liniedijk. Door aanleg van de noordelijke voorhaven wordt een deel van de opbolling in de Liniedijk teniet gedaan. Dit is schematisch weergegeven in afbeelding 7.2. De daling doet daarbij de stijging van de grondwaterstanden als gevolg van de aanleg van Het Klooster deels teniet. De uitstraling naar de omgeving is beperkt, vanwege de dikke en slecht doorlatende deklaag die in het gebied aanwezig is. Ter plaatse van de derde kolk is geen effect op de grondwaterstand berekend. De kolk zal namelijk worden uitgevoerd met een vloer van onderwaterbeton. Voor het gebied ten zuiden van het sluiscomplex is als gevolg van het verleggen van de Lekdijk ten behoeve van de zuidelijke voorhaven een verhoging van de grondwaterstand berekend van circa 1,5 m ter plaatse van de uitbreiding. De uitstraling naar de omgeving is gering en beperkt zich tot de dijk zelf en de natte zone (beoordeling 0). Op basis van de bovenstaande resultaten worden bij een gemiddelde waterstand op de Lek geen effecten verwacht op de omgeving. Bij de aanleg van de derde sluiskolk is niet voorzien in een bemaling, omdat wordt uitgegaan van de aanleg van de kolk met behulp van onderwaterbeton. Voor de aanleg van de nieuwe Lekdijk en Liniedijk is bemaling niet noodzakelijk.
Pagina 55 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Bij de aanleg van de voorhavens zal het kanaal ter plaatse worden verbreed en verdiept. Hierbij en bij het trekken van de damwanden zal de weerstand van de kanaalbodem tijdelijk wat lager kunnen zijn. De ervaring is echter dat als gevolg van het aanwezige slib de bodem weer snel zal dichtslaan waardoor de lek wordt beperkt. Bovendien zullen de werkzaamheden niet overal tegelijk worden uitgevoerd, waardoor er in de praktijk naar verwachting slechts een klein gebied is waar dit effect zou kunnen optreden. De verwachting is daarom dit effect beperkt in omvang zal zijn, temeer omdat het peilverschil met het binnenwater gering is (circa 40 cm). Echter, vanwege de mogelijk onvoorziene effecten is in hoofdstuk 9 een aanbeveling opgenomen om dit effect tijdens uitvoering nader te monitoren. De ontwerpvrijheid die de aannemer krijgt, zal naar verwachting leiden tot beperkt gewijzigde effecten op het grondwatersysteem, omdat de mogelijke ruimtelijke variatie beperkt is. Daarnaast moet worden bedacht dat de uitkomsten van een grondwatermodel indicatief zijn. In afbeelding 7.3 is het berekende effect op de kwel weergegeven. Als gevolg van de toename van de stijghoogte in het watervoerend pakket neemt de kwel ten zuiden van de Beatrixsluis met maximaal circa 0,3 mm/dag toe. Deze toename is te gering om tot hogere grondwaterstanden ter plaatse te leiden (beoordeling 0), maar zal naar verwachting met name in het oppervlaktewatersysteem terecht komen. Ten noorden van de Beatrixsluis is geen verandering van de kwel/wegzijging berekend.
Pagina 56 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 7.1 Berekend effect op de grondwaterstanden van het uitvoeren van het voorkeursalternatief ten opzichte van de referentiesituatie (T=10 hoogwatersituatie)
Pagina 57 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 7.2 Schematische illustratie verlaging grondwaterstand langs voorhaven Lekkanaal
Pagina 58 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 7.3 Berekend effect op de kwel/infiltratie van het uitvoeren van het voorkeursalternatief ten opzichte van de referentiesituatie (T=10 hoogwatersituatie)
Pagina 59 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 7.4 Berekende freatische grondwaterstand na uitvoering VKA (T=10 hoogwatersituatie)
In afbeelding 7.4 is de berekende freatische grondwaterstand opgenomen na uitvoering van het VKA. Voor het Klooster is daarbij uitgegaan van het huidige waterhuishoudkundige ontwerp. Op dit moment wordt het ontwerp van Het Klooster nog nader geoptimaliseerd, wat op het bedrijventerrein invloed kan hebben op het geschetste beeld van de grondwaterstanden.
Pagina 60 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
7.1.2
Invloed op het oppervlaktewatersysteem Door de berekende veranderingen in het grondwatersysteem treden er ook veranderingen op in de afvoer van de watergangen in het binnendijkse gebied. Ten zuiden van de Beatrixsluis neemt de kwel naar de waterlopen iets toe. Als het gehele watersysteem van Het Klooster wordt beschouwd dan neemt per saldo de berekende afvoer van grondwater naar de waterlopen door het voorkeursalternatief met circa 3% af. Dit heeft met name te maken met het kleiner worden van het gebied waarbinnen het grondwater door de watergangen wordt beheerst en het feit dat er in het noordelijk deel sprake is van een verlaging van de grondwaterstanden (en een niet-significante afname van de kwel naar de waterlopen). Dit betekent dat er als gevolg van het VKA geen sprake is van een toename van de afvoer en daarmee geen toename van de binnendijkse waterbergingsopgave (beoordeling 0).
7.1.3
Effecten tijdens de aanlegfase Bij de aanleg van de voorhavens wordt de kanaalbodem verdiept aangelegd en de bestaande damwand verwijderd. Hoewel naar verwachting na enkele weken de nieuwe kanaalbodem zal dichtslaan als gevolg van inspoelend slib (dat deels opwervelt als gevolg van de werkzaamheden), zal er gedurende een korte periode lokaal sprake kunnen zijn van een grotere lek vanuit het kanaal naar het eerste watervoerend pakket en de omgeving. Omdat de aanleg van de kanaalbodem en het trekken van de bestaande damwand geleidelijk zullen plaatsvinden is de verwachting dat dit effect beperkt zal zijn in omvang en duur. Temeer omdat het peilverschil tussen het kanaal en het binnendijks watersysteem in het Lekkanaal beperkt is en in de Lek niet bij hoogwater zal worden uitgevoerd. Dit effect wordt derhalve als aandachtspunt voor de uitvoering benoemd, maar leidt niet tot een negatieve beoordeling (beoordeling 0). Er worden geen tijdelijke effecten op het oppervlaktewatersysteem verwacht (beoordeling 0). Tijdens de uitvoering kan het nodig zijn om lokaal een watergang af te dammen of tijdelijk te verleggen. Uitgangspunt in het beleid van het waterschap is echter dat dit geen effect mag hebben op het functioneren van het watersysteem, waardoor geen effecten te verwachten zijn.
7.2
Invloed op waterverdeling In de bestaande kolken van de Prinses Beatrixsluis is een waterinlaatsysteem aanwezig. Het waterinlaatsysteem blijft na de realisatie van de derde kolk intact, waardoor er geen effecten op de waterinlaatcapaciteit wordt verwacht. Wel kent de derde sluiskolk een eigen schutverlies. De richting van het schutverlies wordt bepaald door de afvoer van de Lek en het getij. Tot aan de stuw van Hagestein is er een getij-effect, die de optredende waterstanden bepaalt. Alleen bij lage afvoeren op de Lek gecombineerd met een laagwater (eb) is er sprake van een lagere waterstand in de Lek dan in het Lekkanaal (zie afbeelding 7.5). In die situatie is er sprake van een schutverlies richting de Lek van circa 540 m3/ schutting in de derde kolk. Bij hogere waterstanden is er al snel sprake van een schutverlies in de richting van het Lekkanaal. Bij een gemiddelde waterstand (afvoer Lek 2.200 m3/s) is het schutverlies circa 10.000 m3/ schutting in de derde kolk. De hoeveelheid schutwater die richting het Lekkanaal stroomt is hierdoor groter (en langduriger) dan in de richting van de Lek.
Pagina 61 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Bij een langdurige droge perioden wordt het Amsterdam-Rijnkanaal gebruikt voor wateraanvoer richting de omliggende gebieden. Met name het inlaatsysteem van de Prinses Irenesluis zorgt hierbij voor een belangrijk aandeel in de aanvoer van water. Het inlaatsysteem van de Beatrixsluis wordt hierbij ook ingezet. Als gevolg van de derde kolk neemt bij lage afvoeren in de Lek gecombineerd met eb het schutverlies richting de Lek toe. Dit schutverlies bedraagt circa 0,3% van de totale watervraag (RWS 2003 en RWS et al 2007) en treedt alleen kortdurend op. Bij hoog water (vloed) gecombineerd met een zeer lage afvoer in de Lek treedt dit effect niet op en kan er al weer water richting het Lekkanaal worden ingenomen. De periode waarover het schutverlies naar de Lek optreedt is dus relatief kort. Dat de dagtotalen soms langdurig negatief uitpakken kan ook het gevolg zijn van het feit dat er tijdens hoogwater niet maximaal water is ingelaten. Als gevolg van de aanleg van de derde kolk kan er buiten de laagtij periode (in combinatie met lage afvoer) gedurende een deel van de dag meer water worden ingelaten richting het Lekkanaal. Dit is deels het gevolg van het extra schutverlies van de derde kolk tijdens hoog tij. Daarnaast worden de bestaande kolken door de derde kolk minder intensief gebruikt, waardoor de mogelijkheden om maximaal water in te nemen via de kolken toenemen. Er is dus naast een negatief effect (toename schutverlies) ook sprake van een positief effect (meer mogelijkheden voor inlaat). Per saldo is dit daarom als neutraal beoordeeld. Afbeelding 7.5 Gemiddelde waterstanden Lek bij de stuw Hagestein (beneden). De gemiddelde afvoer op de Lek is 2200 m3/s)
De toename van het schutverlies leidt niet tot hogere peilen op het Lekkanaal, omdat het Lekkanaal onderdeel is van een zeer groot aaneengesloten systeem van kanalen (Amsterdam-Rijnkanaal). Door het toegenomen schutverlies kan er bij een calamiteit op de Lek in theorie meer verontreinigd water in het Lekkanaal terecht komen. Bij belangrijke calamiteiten kan hierop korte tijd geanticipeerd worden in het uitvoeren van schutten, maar de scheepvaart kan niet langdurig stilgelegd worden. Het is daarom niet uitgesloten dat verontreiniging in het Lekkanaal terecht kan komen. Het volume van het Lekkanaal zal na de aanleg van de voorhavens ook groter zijn, waardoor de toename van het volume verontreinigd water als gevolg van het schutverlies naar verwachting slechts beperkt invloed zal hebben op de optredende concentraties (er treedt verdunning op). Tijdelijke effecten op de waterverdeling tijdens de werkzaamheden worden niet verwacht, omdat het waterinlaatsysteem tijdens de aanleg kan blijven functioneren (beoordeling 0). 7.3
Afgeleide effecten
Pagina 62 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
De berekende veranderingen in het freatisch grondwater zijn beperkt tot het kanaal zelf, de dijk en de natte zone. Met de veranderende grondwaterstand in de waterkering wordt rekening gehouden in het ontwerp, waardoor piping en instabiliteit worden voorkomen. Omdat er buiten dit gebied geen effect is berekend op de grondwaterstanden worden er ook geen afgeleide effecten verwacht (die samenhangen met een hydrologische verandering) ten aanzien van zettingen, landbouw, natuur, het grondwaterbeschermingsgebied, ontwatering en verontreiniging (beoordeling 0). In het eerste watervoerende pakket is het gebied waarbinnen een verandering van de stijghoogte is berekend groter dan het invloedsgebied op de freatische grondwaterstanden als gevolg van het grotere doorlaatvermogen van het watervoerende pakket. In afbeelding 7.6 is de berekende verandering weergegeven. Langs het Lekkanaal is geen verandering van de stijghoogte berekend, vanwege de grotere bodemweerstand in het kanaal als gevolg van de aanwezigheid van slib (bodemweerstand 50 dagen, in de Lek en de zuidelijke voorhavens is 12,5 dagen aangehouden). Bovendien is de deklaag ten zuiden van de Beatrixsluis dunner als gevolg van de aanwezigheid van een zandbaan (de Benschop Stroomgordel). Omdat de stijghoogte in het zuidelijk deel van het gebied iets zal stijgen is in dit gebied grotere kans op opbarsten van de slootbodems bij een hoogwatersituatie. Dit opbarsten kan tevens invloed hebben op de waterkwaliteit vanwege het vrijkomen van fosfaat. Het opbarsten van een slootbodem kan ontstaan als de druk van het grondwater in het watervoerend pakket groter is dan het gewicht van de bovenliggende afzettingen. Omdat het gebied in de referentiesituatie als gevolg van de aanwezigheid van veen tijdens hoogwater al zeer gevoelig is voor opbarsten is hiermee rekening gehouden in het ontwerp van de nieuwe waterkering en de watergangen. In de huidige situatie zijn in de watergangen in het zuidelijk deel van het gebied (langs de Lekdijk) diverse wellen aanwezig. Deze wellen zijn in vrijwel het gehele rivierengebied achter dijken aanwezig en zullen naar verwachting ook in de nieuwe situatie ontstaan. De wellen zullen bij een hoogwater optreden als een soort ventiel, waardoor de drukopbouw in het watervoerend pakket wordt verminderd en het risico op opbarsten minder groot wordt. De verwachting is dat ook in de nieuwe situatie dergelijke wellen zullen ontstaan. In het dijkontwerp is rekening gehouden met het ontstaan van dergelijke wellen, zodat deze de stabiliteit van de waterkering niet nadelig zullen beïnvloeden. Daarnaast zullen de bodems van de watergangen niet te diep worden aangelegd, waardoor het risico op opbarsten wordt beperkt. Vanwege de aanleg van de zuidelijke voorhavens zal het gebied met risico’s op opbarsten in oostelijke richting opschuiven (beoordeling -). Bij het ontwerp van de watergangen in Het Klooster zal hiermee rekening gehouden moeten worden. Daarom is voor dit onderdeel een mitigerende maatregel opgenomen. Het opbarsten van slootbodems kan lokaal invloed hebben op de waterkwaliteit, vanwege de nalevering van bodemfosfaat.
Pagina 63 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Afbeelding 7.6 Berekende verandering van de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket als gevolg van het voorkeursalternatief ten opzichte van de referentiesituatie 2030 (T=10 hoogwatersituatie)
7.4
Invloed op waterkwaliteit Lekkanaal en innamepunt Waternet De invloed van de aanleg van de derde sluiskolk (inclusief voorhavens) op de waterkwaliteit en het innamepunt kan optreden als gevolg van: • het schutten en spuien van de sluizen, waardoor opwerveling van bodemmateriaal kan ontstaan. Opwerveling is op zichzelf ongewenst, maar kan ook leiden tot verhoogde concentraties van stoffen die hechten aan de slibdeeltjes; • het schutten en spuien van de derde sluiskolk, waardoor schutverlies ontstaat met mogelijke gevolgen voor de waterkwaliteit; • het opwoelen van bodemmateriaal door schepen;
Pagina 64 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
• het optreden van calamiteiten als gevolg van aanvaringen, waardoor er verontreiniging van kanaalwater en bodem kan ontstaan; • effecten tijdens de aanlegfase. In het onderstaande worden de effecten per deelaspect nader uitgewerkt. 7.4.1
Opwerveling door schutten en spuien Als gevolg van het schutten en spuien kan er een opwerveling optreden van lokaal bodemmateriaal. Dit proces zal zich ook voordoen bij de derde sluiskolk. Het effect van opwerveling door schutten en spuien op het zwevend stof voor het innamepunt wordt als gering ingeschat (beoordeling 0). Ten eerste speelt de opwerveling met name lokaal een rol en is de afstand tot het innamepunt aanzienlijk. Ten tweede zal door de aanleg van de derde kolk het aantal schuttingen in de bestaande kolken afnemen ten opzichte van de referentiesituatie. Daarnaast wordt aangesloten op het verbrede Lekkanaal (met een bredere voorhaven), waardoor er meer volume aan water in het kanaal aanwezig is dat de voortplanting van de opwerveling zal remmen.
7.4.2
Waterkwaliteitseffecten extra schutverlies Het extra schutverlies van de derde sluiskolk kan gevolgen hebben voor de algehele waterkwaliteit van het Lekkanaal en de Lek. De kwaliteit van het Lekkanaal wordt voor circa de helft bepaald door het water vanuit de Lek wat met name via de Prinses Irenesluizen en voor een klein deel via de Prinses Beatrixsluis wordt ingelaten of binnenkomt als schutverlies (Royal Haskoning, 2012). Het systeem van het Lekkanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal moet op peil worden gehouden door water in te laten. Door het extra schutverlies hoeft er minder water ingelaten te worden, waardoor er minder kans is op meestromende verontreiniging. Bij laagwater in combinatie met laag tij kan er tijdelijk extra schutverlies optreden richting de Lek. Een verontreiniging in de kolk of in de Lek kan hierdoor mogelijk iets sneller verspreiden. De omvang van dit effect wordt vanwege het tijdelijke karakter als gering ingeschat. Per saldo wordt er daarom geen aantoonbaar effect verwacht op de gemiddelde waterkwaliteit van het Lekkanaal (beoordeling 0).
7.4.3
Opwoelen bodemmateriaal door schepen Het opwoelen van bodemmateriaal door schepen kan worden opgedeeld in de volgende oorzaken (RWS, 2006): • opwerveling door het ontstaan van een retourstroming. Dit fenomeen wordt met name bepaald door de natte omtrek (breedte en diepte) van het kanaal en speelt in vrijwel alle kanalen in Nederland een rol van betekenis. Door de aanleg van de noordelijke voorhaven zal dit effect verminderen (beoordeling +); • opwoeling als gevolg van scheepsschroeven. Deze vorm van opwoeling is afhankelijk van het motorvermogen en de schroefdiameter. Bij grotere schepen zullen zowel het motorvermogen als de schroefdiameter groter zijn. Uit de scheepvaartprognose die voor het project is uitgevoerd (RWS, 2011) blijkt dat in de referentiesituatie 2030 het vervoerd gewicht en het aantal passages door de sluizen zullen toenemen. Door de aanleg van de derde kolk treedt echter wel een verschuiving op in de omvang van de schepen. Afhankelijk van het toekomstscenario zal door de aanleg van de derde kolk het aantal gepasseerde CEMT Va schepen met circa 1843 - 2597 per jaar afnemen ten opzichte van de referentiesituatie in 2030. Voor het aantal CEMT VIa (een zwaardere en grotere klasse) wordt een toename van 426 - 600 gepasseerde schepen verwacht ten
Pagina 65 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
opzichte van de referentiesituatie. Dat betekent dat er minder schepen zullen passeren door de aanleg van de kolk, maar de schepen gemiddeld wel groter zullen zijn. Bij grotere schepen zal de opwoeling van bodemmateriaal naar verwachting groter zijn. Als maat voor de opwoeling wordt veelal de kielspeling gebruikt. Voor de grootste scheepsklasse CEMT VI is de kielspeling voor varende schepen waarbij de opwoeling beperkt blijft minimaal 1,3 m (RWS, 2006). Met een peil van NAP - 0,4 m, een maximale kieldiepte van 4,5 m resteert in het bestaande deel van het Lekkanaal (diepte NAP - 5,7 m) een maximale kielspeling van 0,8 m. Hierdoor is er in het bestaande deel een grotere kans op opwoeling door varende schepen. In de te realiseren voorhaven in het verbrede kanaal zal een bodemdiepte van NAP - 6,4 m gerealiseerd worden (opgegeven ontwerpuitgangspunten). Dat betekent dat het effect van varende schepen in de verbreding naar verwachting beperkt zal zijn. Temeer omdat eventueel aanwezig slib zich eerst in deze verdieping zal verzamelen. Daarnaast zullen schepen als gevolg van de voorhavens en de verbreding van het noordelijk deel van het Lekkanaal dus minder dicht langs het innamepunt varen. Voor manoeuvrerende schepen geldt echter dat de bodemdiepte ruimschoots niet voldoet (ook niet in de huidige situatie bij kleinere schepen) en dat er dus opwoeling kan worden verwacht bij manoeuvrerende schepen. Schepen die moeten wachten om de sluis in zuidelijke richting in te kunnen varen zullen net ten zuiden van het innamepunt blijven manoeuvreren. De verwachting is dat met name hierdoor opwerveling van de bodem zal ontstaan die relevant is voor de waterkwaliteit van het innamepunt. Door de aanleg van de derde kolk neemt de wachttijd af, waardoor het aantal schepen dat voor het innamepunt ligt te wachten zal afnemen. Hierdoor zal naar verwachting de opwoeling van bodemmateriaal nabij het innamepunt als gevolg van het aantal wachtende schepen afnemen (beoordeling +); • opwoeling door golfslag. Gezien de diepte speelt dit in het Lekkanaal naar verwachting geen rol van betekenis. 7.4.4
Optreden calamiteiten Verontreiniging van het Lekkanaal en de bodem zullen veelal ontstaan als gevolg van aanvaringen. Het aantal aanvaringen dat optreedt wordt naar verwachting bepaald door de drukte rondom de sluizen en inrichting van de vaarweg. De aanleg van de derde sluiskolk heeft primair als doel de wachttijden voor de scheepvaart te verminderen. Dat betekent dat er na de aanleg van de derde kolk ten opzichte van de referentiesituatie minder sprake zal zijn van wachtende en manoeuvrerende schepen. Het VKA voorziet tevens in een aanzienlijke toename van het aantal ligplaatsen voor schepen. Uit het deelrapport nautiek blijkt dat als gevolg van de toegenomen veiligheid en ligplaatsen naar verwachting minder aanvaringen optreden in het Lekkanaal en rondom de Prinses Beatrixsluis, waardoor er naar verwachting ook minder calamiteiten zullen zijn na uitvoering van het VKA (beoordeling +).
7.4.5
Effecten tijdens de aanlegfase op de waterkwaliteit In het referentie ontwerp is voorzien dat de realisatie van de derde sluiskolk geheel afgeschermd van het Lekkanaal kan plaatsvinden. Pas na volledige realisatie van de kolk zal de verbinding met het Lekkanaal gerealiseerd worden. Voor de aanlegfase van de kolk worden daarom geen effecten op de waterkwaliteit van het Lekkanaal verwacht. Indien de aannemer kiest voor een andere oplossing dient hierbij de invloed op de waterkwaliteit van het Lekkanaal te worden meegewogen. Hiervoor kunnen dan aanvullende voorzieningen nodig zijn.
Pagina 66 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Bij de aanleg van de noordelijke voorhaven zal na de aanleg van de nieuwe Liniedijk de oude dijk inclusief de damwandconstructie verwijderd worden. Het verwijderen van de damwand en de oude dijk kan leiden tot opwerveling van slib of bodemmateriaal. In de buurt van het innamepunt is dit ongewenst. Daarnaast zal het verwijderen van de oude damwand, de dijk en het aanbrengen van de nieuwe damwand naar verwachting met machines vanaf een ponton worden uitgevoerd. Het gebruik van machines nabij het innamepunt is ongewenst vanwege het risico op lekkage van brandstof, olie of smeermiddelen. Dit wordt daarom als een licht negatief effect beoordeeld (-). In hoofdstuk 8 zijn voor dit onderdeel daarom enkele mitigerende maatregelen opgenomen. 7.5
Invloed waterkwaliteit binnendijks In principe is het mogelijk dat de berekende verandering van de grondwaterstanden leiden tot een verandering van de waterkwaliteit van het grond- en oppervlaktewater binnendijks. Zoals blijkt uit de resultaten van het grondwatermodel (zie eerdere paragrafen) zijn de veranderingen van het grondwatersysteem gering. Daarnaast wordt de aanvoermogelijkheid voor water naar het binnendijks watersysteem hersteld door de aanleg van een leiding onder de A27 of de aanleg van een pompje/gemaaltje. De verwachting is daarom dat er geen effect zal zijn op de binnendijkse waterkwaliteit (beoordeling 0). De calamiteitenwinning van Waternet en de drinkwater Tull en ’t Waal onttrekken het grondwater in het tweede watervoerende pakket onder een kleilaag. Vanwege de bescherming van de kleilaag zijn deze winputten niet gevoelig voor kleine veranderingen in het ondiepe grondwater. Gezien de omvang en de lokatie van de berekende effecten op het grondwater wordt er geen invloed op deze winningen verwacht( beoordeling 0).
7.6
Effecten op de ecologische waterkwaliteit van het kanaal In verband met het standstill-beginsel van de Europese Kaderrichtlijn water zijn negatieve effecten op de biologische kwaliteit niet toegestaan. Dit is wettelijk vastgelegd in de in de Waterwet. Een toets hiervoor is voor Rijkswateren uitgewerkt in het Toetsingskader waterkwaliteit (BPRW - herziene versie 2012). Naast de toets op ‘geen significante achteruitgang’ dient ook beoordeeld te worden of het realiseren van de ecologische doelstellingen uit het BPRW nog wel mogelijk is indien de activiteit of ontwikkeling daadwerkelijk plaats vindt. Met andere woorden, het voornemen mag de geplande KRW-maatregelen niet tegenwerken. Effecten op de ecologische kwaliteit treden volgens de toets op als: • de waterkwaliteit verslechtert; • leefgebied van kenmerkende soorten (algen, water- en oeverplanten, macrofauna, vissen) verdwijnt of onbereikbaar wordt. Van beide zaken is geen sprake. Dit wordt onderstaand nader toegelicht. Effecten op fysisch-chemische parameters • er is sprake van meer schutverlies door een toename van het aantal schutmomenten. Omdat het Lekwater relatief schoner is dan in het kanaal wordt dit als licht positief beschouwd door verdunning van toxische en ecologisch relevante stoffen. Maar het effect is klein. Ook het effect op de
Pagina 67 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
nutriëntenbelasting, belangrijk voor de ontwikkeling van algen en planten, zal klein zijn. Er wordt namelijk op andere locaties vanuit de Lek nu al water ingelaten in waterlichaam Amsterdam-Rijnkanaal voor waterinlaat naar omliggende polders. Door het extra schutverlies is in theorie minder waterinlaat nodig. Maar het gaat relatief gezien om kleine hoeveelheden; • door een verandering van de scheepvaartklasse (groter en dieper) kan het sedimentgehalte lokaal toenemen bij manoeuvrerende schepen (opwoeling door schroefbeweging). Effect hiervan op verhoging van stofconcentraties is mogelijk. Maar de verwachting is dat dit effect neutraal is, omdat tegelijkertijd het aantal scheepvaartbewegingen kleiner wordt. De schepen worden wel groter, maar het worden er minder. Daarnaast nemen de wachttijden en de duur van het manoeuvreren af (zie ook effecten van scheepvaart onder waterkwaliteit in paragraaf 7.5). Effecten op leefgebied: • het leefgebied van waterplanten en waterdieren: dit zal niet verloren gaan, maar er zal ook geen of nauwelijks leefgebied bijkomen. Er is weinig leefgebied aanwezig in het Lekkanaal voor water- en oeverplanten, vissen en macrofauna door het troebele water en het ontbreken van ondiepe zones. In het ontwerp verandert er niets aan deze toestand. Het water blijft troebel en de oevers steil, beschoeid of verdedigd (stortsteen). De situatie verandert alleen doordat de oostoevers van het Lekkanaal worden verlegd. Er komt dus meer (diep) water bij. Als leefgebied speelt dit echter een zeer beperkte rol. Alleen vissen zullen hier voorkomen. Effecten van het voornemen op het leefgebied zijn daarom beoordeeld als neutraal; • de schutsluis vormt een barrière voor uitwisseling van organismen tussen de beide waterlichamen. Door de nieuwe sluiskolk kan de uitwisseling toenemen (meer schutmomenten). Het effect is neutraal of licht positief. Tenslotte is van effecten op geplande of al uitgevoerde KRW-maatregelen geen sprake. De maatregelen zijn beschreven in bijlage A. Het grootste deel van de maatregelen wordt niet in de buurt van de Beatrixsluis genomen. Daar waar het Lekkanaal in de Lek uitmondt, is wel het Ruimte voor de Lek-project ‘Uiterwaardvergraving Bossenwaard, Pontwaard en Heerenwaard’ gepland met een positief effect op de KRW doelen (zie ook tabel 3.1 Autonome ruimtelijke ontwikkeling). Dit project (herinrichting van de uiterwaarden) gaat in 2014 en 2015 uitgevoerd worden. In het ontwerp is al rekening gehouden met het ruimtebeslag door de oostwaartse verplaatsing van de oevers en de dijk van het Lekkanaal in het project Beatrixsluis (mondelinge informatie J. de Pater, Provincie Utrecht). Het gaat om een ruimtebeslag van 1,78 ha in de uiterwaard Lek, ter plekke van de Waalse Waard. In de huidige situatie is hier uniform productiegrasland aanwezig. In de toekomstige situatie zal daar water (Lekkanaal) en een dijklichaam voor in de plaats komen. Er is in het Ruimte voor de Lek-plan ter plekke van het ruimtebeslag geen inrichting voorzien, er gaat dus ook geen potentiële waarde voor de KRW verloren. Daarnaast biedt het project Beatrixsluis mogelijk wel kansen voor uitvoering van maatregelen zoals de realisatie van visvriendelijk sluisbeheer (maatregel BE01 in waterlichaam Amserdam-Rijnkanaal) of realisatie van natuurvriendelijke oevers of fauna uittreedplaatsen in het Lekkanaal. Dit laatste is geen KRW maatregel, maar is
Pagina 68 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
wel een aandachtspunt voor RWS bij groot onderhoud (kansen benutten; zie RWS, 2009a). Op basis van bovenstaande is de conclusie dat de nieuwe situatie een neutraal effect zal hebben op de ecologische waterkwaliteit (beoordeling 0). 7.7
Effectbeoordeling In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de totale beoordeling van het voorkeursalternatief. De beoordeling wordt onderstaand toegelicht. Voor zover de beoordeelde effecten niet passen binnen de, door de waterbeheerders, geformuleerde eisen zijn mitigerende maatregelen voorgesteld. Effecten waterkwantiteit De berekende invloed op het grond- en oppervlaktewatersysteem (binnendijkse waterhuishouding) is zeer beperkt en om die reden als neutraal beoordeeld (0). Er worden zowel enkele geringe positieve en negatieve effecten op het waterinlaatsysteem van de sluizen verwacht, waardoor dit criterium als geheel als neutraal wordt beoordeeld (0). Er worden geen afgeleide effecten verwacht met uitzondering van een risico op opbarsten van waterbodems in een iets groter gebied dan nu het geval is als gevolg van de berekende verhoging van de stijghoogte. Dit effect is als licht negatief beoordeeld (-). Hiervoor is in hoofdstuk 8 een mitigerende maatregel opgenomen. Effecten waterkwaliteit Het voorkeursalternatief heeft in de eindfase zowel positieve als negatieve effecten op de chemische waterkwaliteit van het Lekkanaal. Als positieve effecten kunnen samenvattend worden genoemd: • door de aanleg van de voorhavens zal de retourstroming verminderen, waardoor de hiermee samenhangende opwerveling zal verminderen; • het opwoelen van bodemmateriaal wordt met name veroorzaakt door manoeuvrerende wachtende schepen. Door de derde sluiskolk zal de wachttijd afnemen. Hierdoor zal het opwoelen van bodemmateriaal in de omgeving van het innamepunt als gevolg van wachtende schepen verminderen; • in de noordelijke voorhaven zal de bodem dieper worden aangelegd dan de bodem van het Lekkanaal (opgegeven ontwerpuitgangspunten), waardoor eventueel aanwezig slib zich naar verwachting daar zal verzamelen; • door de afname van de wachttijden zal de drukte voor de sluizen afnemen, waardoor er minder kans is op aanvaringen en het optreden van calamiteiten. Als negatieve effecten op de chemische waterkwaliteit kunnen samenvattend worden genoemd: • door de grotere afmetingen van de derde sluiskolk kunnen grotere schepen met een kieldiepte van 4,5 m de sluis passeren, ten opzichte van schepen met een kieldiepte van maximaal 3,5 m nu. Deze grotere schepen leiden naar verwachting tot een grotere opwoeling van de kanaalbodem in het bestaande deel van het kanaal (zie negatieve deelbeoordeling voor dit onderdeel in tabel 7.1). Op de biologische waterkwaliteit (in relatie tot de KRW doelstellingen) worden geen negatieve effecten verwacht.
Pagina 69 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Het effect van opwerveling door schutten en spuien op het zwevend stof voor het innamepunt wordt als gering ingeschat (beoordeling 0). Ten eerste speelt de opwerveling met name lokaal een rol. Ten tweede zal door de aanleg van de derde kolk het aantal schuttingen in de bestaande kolken afnemen ten opzichte van de referentiesituatie. Door het extra schutverlies richting het Lekkanaal hoeft er minder water ingelaten te worden, waardoor er minder kans is op meestromende verontreiniging. Daarnaast is de waterkwaliteit van de Lek gemiddeld iets beter dan het Lekkanaal. Bij laagwater in combinatie met laag tij kan er tijdelijk extra schutverlies optreden richting de Lek. Een verontreiniging in de kolk of in de Lek kan hierdoor mogelijk iets sneller verspreiden. De omvang van dit effect wordt vanwege het tijdelijke karakter als gering ingeschat. Per saldo wordt er daarom geen aantoonbaar effect verwacht van het extra schutverlies op de gemiddelde waterkwaliteit van het Lekkanaal (beoordeling 0). Per saldo is het effect op de chemische en biologische waterkwaliteit van het Lekkanaal in de eindfase als neutraal beoordeeld (0). Effecten aanlegfase In de aanlegfase van de noordelijke voorhaven zullen er aan de overzijde van het innamepunt werkzaamheden plaatsvinden wat leidt tot enkele risico’s voor de kwaliteit van het innamewater. Dit effect is daarom voor de aanlegfase als licht negatief beoordeeld (-). In hoofdstuk 8 zijn hiervoor mitigerende maatregelen opgenomen. Tabel 7.1 Overzicht effectbeoordeling waterkwantiteit en kwaliteit
aspect
criterium
waterkwantiteit
invloed op waterhuishouding binnendijks (afvoer oppervlaktewater en waterberging)
beoordeling
0
invloed op de rol die de sluizen spelen in de waterverdeling en aanvoer van water ten behoeve van koelwater, drinkwater,
0
peilhandhaving, verziltingsbestrijding afgeleide effecten op natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie (LCA), waterkering en KRW doelen, grondwaterbeschermingsgebied,
-
zetting en opbarsten waterbodems, verontreinigingen en ontwatering stedelijk gebied als gevolg van hydrologische veranderingen waterkwaliteit
invloed op waterkwaliteit kanaal en innamepunt Waternet (ir. C. Biemond) - schutten en spuien 0 - extra schutverlies 0 - retourstroming + - opwerveling manoeuvreren + - risico’s calamiteiten + - grotere schepen, meer opwoeling Totale beoordeling eindfase
0
Beoordeling aanlegfase
-
invloed op waterkwaliteit binnendijks
0
Pagina 70 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
toestand van de biologische waterkwaliteitsparameters
0
Pagina 71 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
8
Mitigatie en compensatie
In het voorgaande hoofdstuk is geconstateerd dat er voor twee criteria effecten te verwachten zijn als gevolg van het voorkeursalternatief. Voor deze criteria zijn in dit hoofdstuk enkele mitigerende maatregelen opgenomen, waarmee het optreden van de effecten kan worden voorkomen of beperkt. 8.1
Mitigatie effect waterkwaliteit door aanleg voorhavens Om tijdens de uitvoering van de aanleg van de voorhavens de effecten op de waterkwaliteit van het ingenomen water te voorkomen worden de volgende mitigerende maatregelen voorgesteld: • de aannemer stemt de wijze van uitvoering (van het trekken van de damwanden en de ontgraving van de bestaande dijk) en zijn planning tijdig af met Waternet. Hierdoor kan Waternet meedenken over de uitvoeringswijze en de waterkwaliteit tijdens de uitvoering goed monitoren; • rondom de werkzaamheden brengt de aannemer voorzieningen aan zoals drijvers, waarmee kan worden voorkomen dat eventuele drijvende verontreinigingen (zoals olie) zich kunnen verspreiden. De aannemer stelt een calamiteitenplan op dat ter goedkeuring aan RWS en Waternet wordt voorgelegd; • indien naar het oordeel van Waternet tijdelijk een situatie ontstaat waardoor inname niet meer mogelijk is dan heeft Waternet de mogelijkheid om over te schakelen op alternatieven. Dit is alleen mogelijk indien Waternet vooraf tijdig op de hoogte wordt gebracht van de definitieve werkplanning. Omdat de aanleg van de voorhavens naar verwachting gelijktijdig zal worden uitgevoerd met de verbreding van het Lekkanaal ten noorden van de Schalkwijksche Wetering (ten behoeve van de uitbreiding van de ligplaatsen) zijn bovengenoemde maatregelen ook van belang voor dit project.
8.2
Mitigatie groter risico opbarsten bodems watergangen Bij de verdere uitwerking door de aannemer van het ontwerp van de watergangen in het zuidelijk deel van het Klooster zal voldoende rekening gehouden moeten worden met risico op opbarsten van de watergangen. Dit betekent dat watergangen niet te diep mogen worden aangelegd. Bij de verdere uitwerking zal de waterbeheerder (HDSR) nader betrokken moeten worden. Bij reële risico’s voor opbarsten kunnen mogelijk aanvullende technische maatregelen nodig blijken. Daarnaast kan de waterbeheerder bij een hoogwatersituatie tijdelijk een wat hoger peil in deze watergangen hanteren om dit effect verder te beperken. In diverse delen van het rivierengebied is een dergelijk beheer reeds de standaard procedure bij hoogwatersituaties.
Pagina 72 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
9
Leemten in kennis en evaluatie
9.1
Leemten in kennis en informatie Leemten in kennis en informatie kunnen deels ontstaan door het ontbreken van kennis en informatie op dit moment, maar ook door onzekerheid over ontwikkelingen in de toekomst. Het doel van de beschrijving van de leemten in kennis en informatie is om besluitvormers inzicht te geven in de volledigheid van de informatie op basis waarvan zij het besluit nemen. Voor het thema waterkwantiteit en waterkwaliteit zijn de volgende leemten geconstateerd: • het gebruikte grondwatermodel is weliswaar gekalibreerd, maar er zijn geen peilbuisgegevens in het projectgebied in de omgeving van de Beatrixsluis beschikbaar. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken het presteren van het model ter plaatse te toetsen. Dit betekent dat de modelresultaten als indicatief moet worden opgevat; • de effecten op de troebelheid (opwerveling) in het kanaal in relatie tot het innamepunt is kwalitatief bepaald. Het blijkt dat een dergelijk proces wat door diverse factoren wordt beïnvloed, niet op een verantwoorde wijze kan worden gemodelleerd. De te verwachten effecten zijn daarom op voorhand niet nauwkeurig te kwantificeren. Daarom is in de volgende paragraaf een aanzet tot monitoring opgenomen. De resultaten van de monitoring kunnen aanleiding zijn om alsnog maatregelen te nemen om de vertroebeling te beperken. Hierbij kan worden gedacht aan: • het aanwijzen van wachtplaatsen voor schepen die zover mogelijk weg liggen van het innamepunt. Dit betekent een uitbreiding van het huidige verkeersmanagement voor de schepen; • het aanbrengen van een luwteconstructie voor het innamepunt.
9.2
Aanzet tot monitoring en evaluatie Vanuit de Wet milieubeheer is het Bevoegd Gezag verplicht om de effecten, die zijn beschreven in het MER tijdens en na de realisatie van het project te evalueren. Het doel van het evaluatieprogramma is drieledig: • studie naar mogelijke onvoorziene effecten door geconstateerde leemten in kennis en informatie; • toetsing van de voorspelde effecten aan daadwerkelijk optredende effecten; • monitoring van voorgestelde mitigerende en compenserende maatregelen. Vanuit het thema waterkwantiteit en waterkwaliteit is het gewenst om het volgende op te nemen in een programma voor monitoring en evaluatie: • om het uiteindelijke effect op de waterkwaliteit en troebelheid van het kanaal te monitoren kan gebruik worden gemaakt van de bestaande monitoring van Waternet en RWS. De troebelheid wordt door Waternet op uurbasis gemonitoord. Voor de uitvoering van het project zal er tussen Waternet en RWS een methodiek en periode moeten worden vastgelegd waarover de nulsituatie en de effecten na aanleg worden bepaald;
Pagina 73 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
•
het wordt noodzakelijk geacht een aantal representatieve peilbuizen in het gebied te plaatsen langs de nieuwe oostoever van het kanaal (in verband met mogelijk tijdelijk effect) en nabij de bestaande Lekdijk (in verband met de berekende verhoging van de stijghoogte). Het is van belang om de monitoring hiervan zo snel mogelijk te beginnen om een goede nulmeting te kunnen doen. Met deze peilbuizen kan tevens het tijdelijke effect van de uitvoering en het uiteindelijke effect worden bepaald.
Pagina 74 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
10
Verklarende woordenlijst
term EDTA
betekenis wordt
gebruikt
als
onderdeel
van
ontharders,
medicijnen
en
reinigingsmiddelen DEHP DTPA
wordt gebruikt in de industrie als weekmaker complexvormer,
die
onder
andere
wordt
toegepast
in
de
gezondsheidszorg GEP
goed Ecologisch Potentieel. Het GEP is een samenhangend geheel van waterkwaliteitsdoelen voor planten bepaalde
stoffen
die
en
dieren,
randvoorwaardelijk
zijn
maar voor
ook voor een
goed
ecologisch functioneren (freatische) grondwaterstand
het vlak waaronder de bodem geheel verzadigd is met water en waar de druk van het water gelijk is aan de atmosferische druk. Dit is dus het niveau van het bovenste grondwater dat als eerste wordt aangetroffen na het graven van een gat in de grond
infiltratie
een neerwaartse stroming van grondwater als gevolg van een stijghoogteverschil of als gevolg van een neerslagoverschot
kwel
een opwaartse stroming van grondwater als gevolg van een stijghoogteverschil
over
een
slechtdoorlatende
laag
of
een
waterbodem KRW
Kader Richtlijn Water
MTBE
een loodvervanger in brandstof
oppervlaktewater
het stelsel van sloten, tochten, kanalen en rivieren waarmee water in een gebied afgevoerd of aangevoerd kan worden
stijghoogte
het niveau van het grondwater in een peilbuis die is aangebracht in een watervoerend pakket als maat voor de druk van het grondwater
VKA watervoerend pakket
Voorkeurs Alternatief, term in de m.e.r. procedure een eenheid van goed doorlatende afzettingen waarin met name horizontale grondwaterstroming kan plaatsvinden
Pagina 75 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
11
Literatuurlijst
Arcadis, 2011a. Waterkering Lekkanaal, bedrijventerrein Het Klooster. Apeldoorn, 31 maart 2011. Arcadis, 2011b. Ruimte voor de Lek (SNIP 3). Basisrapport geohydrologie en kwel. Arnhem, 19 mei 2011. HDSR, 2009. Water voorop! Waterbeheerplan 2010-2015. Beleids- en uitvoeringsplan. Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. RIVM, 2012. Effecten klimaatontwikkeling op de waterkwaliteit bij innamepunten voor drinkwater. Analyse van stofberekeningen. Bilthoven, 2012. RIWA, 2011. Jaarrapport 2010 De Rijn. RWS, 2003. Waterbalans Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal 1998-2000 RWS, 2006. Verspreidingsrisico's door Waterbodemdynamiek. Achtergronddocument bij de Richtlijn Nader Onderzoek van verontreinigde waterbodems. AKWAwerkdocumentnummer W06.004. Rijkswaterstaat Noord-Holland, Rijkswaterstaat Utrecht, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2007. Waterakkoord voor het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal (exclusief Betuwepand). RWS, 2009a. Brondocument waterlichaam Amsterdam-Rijnkanaal Noordpand. Doelen en maatregelen rijkswateren. Ministerie van VenW. RWS, 2009b. Brondocument waterlichaam Oude Maas, Spui, Noord, Dordtsche Kil, Lek inclusief Lek tot stuw bij Hagestein (NL94_4). Doelen en maatregelen rijkswateren. Ministerie van VenW. RWS, 2009c. Programma Rijkswateren 2010-2015. Uitwerking Waterbeheer 21e eeuw, Kaderrichtlijn Water en Natura 2000. Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015. RWS 2011. Actualisatie KBA Lekkanaal, 3de kolk Prinses Beatrixsluis. DVS 26 mei 2011. RWS, 2012. Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015. Tussentijdse partiële herziening 2012. Ontwerp. Royal Haskoning, 2012. Gebiedsdossier Nieuwegein - Cornelis Biemond. ’sHertogenbosch, 27 augustus 2012.
Pagina 76 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Witteveen+Bos, 2000. Bedrijventerrein Het Klooster Waterhuishouding. Deventer, 18 oktober 2000.
Pagina 77 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Bijlage
A
KRW-waterlichamen. Huidige toestand, doelen en maatregelen
Pagina 78 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
A.1
Waterlichaam Amsterdam-Rijnkanaal Noordpand (NL86_6) Onderstaande informatie is overgenomen uit Brondocument waterlichaam Amsterdam-Rijnkanaal Noordpand (RWS, 2009a). De maatregelen zijn overgenomen uit het BPRW 2010-2015 (RWS, 2009c). Tabel A1. Overzichtst abel huidige toestand ecologie en chemie van waterlichaam Amsterdam Rijnkanaal NP
Pagina 79 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Tabel A2. Belang rijkste knelpunten per kwaliteitselement van wat erlichaam Amsterdam-Rijnkanaal NP
Tabel A3. Overzicht ecologische maatregelen Amsterdam-Rijnkanaal NP
Tabel A4. Overzicht chemis che maatregelen Amsterdam-Rijnkanaal NP
Pagina 80 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
A.2
Waterlichaam Oude Maas (NL94_4) Onderstaande informatie is overgenomen uit Brondocument waterlichaam Oude Maas (RWS, 2009b). De maatregelen zijn overgenomen uit het BPRW 2010-2015 (RWS, 2009c). Merk op dat een aantal maatregelen recent gefaseerd zijn (RWS, 2012). Tabel A5. Overzi chtstabel huidige toestand ecologie en chemie van waterlichaam Oude Maas
Pagina 81 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Tabel A6. Belang rijkste knelpunten per kwaliteitselement van wat erlichaam Oude Maas
Pagina 82 van 83
Ontwerp-Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis - deelrapport Waterkwantiteit en waterkwaliteit | oktober 2013 - definitief
Tabel A7. Overzicht ecologische maatregelen waterlichaam Oude Maas
Gefaseerde maatregelen uit bovenstaande tabel (R WS, 2012)
Tabel A8. Overzicht chemis che maatregelen waterl ichaam Oude Maas
Pagina 83 van 83
Dit is een uitgave van
Rijkswaterstaat Kijk voor meer informatie op www.rijkswaterstaat.nl of bel 0800 - 8002 (ma t/m zo 06.00 - 22.30 uur, gratis) oktober 2013 | mn1013vkb021