Tracébesluit 3e Kolk Prinses Beatrixsluis Compensatieplan Steenuil
Compensatieplan voor Steenuil (Athene noctua) in het kader van de verbreding van het Lekkanaal en bouw van de derde kolk Beatrixsluis Eindrapport Adrienne Lemaire, Loes van den Bremer, Vincent de Boer & Petra Verburg
Sovon-rapport 2013/09 Dit rapport is samengesteld in opdracht van Rijkswaterstaat Utrecht
Sovon-rapport 2013/09
Colofon © Sovon Vogelonderzoek Nederland 2013 Dit rapport is samengesteld in opdracht van Rijkswaterstaat Utrecht Wijze van citeren: Lemaire A.J.J., van den Bremer L., de Boer V. & Verburg P. 2013. Compensatieplan voor Steenuil (Athene noctua) in het kader van de verbreding van het Lekkanaal en bouw van de derde kolk Beatrixsluis. Eindrapport. Sovon-rapport 2013/09. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Sovon Vogelonderzoek Nederland Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen e-mail:
[email protected] website: www.sovon.nl ISSN: 2212-5027
2
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Inhoud Verantwoording en dankwoord ..................................................................................................................3 1. Inleiding en leeswijzer ....................................................................................................................... 4 1.1 Vraagstelling .................................................................................................................................. 4 1.2
Werkwijze ................................................................................................................................... 4
1.3
Leeswijzer ....................................................................................................................................5
2. Toetsingskader Flora- en faunawet ................................................................................................... 6 2.1 Beschermingsregime .................................................................................................................. 6 2.2
Beoordelingskader ..................................................................................................................... 6
2.3
Benodigd onderzoek ................................................................................................................... 7
3. Planlocatie en geplande ontwikkelingen ........................................................................................... 8 3.1 Verbreding Lekkanaal ................................................................................................................ 8 3.2
Overige ontwikkelingen ............................................................................................................. 8
4. Voorkomen van de Steenuil in plangebied ........................................................................................ 9 4.1 Ecologie van de Steenuil ............................................................................................................ 9 4.1.1
Herkenning ................................................................................................................................ 9
4.1.2.
Leefwijze................................................................................................................................. 9
4.1.3
Voedsel ...................................................................................................................................... 10
4.1.4
Habitat....................................................................................................................................... 10
4.1.5
Verspreiding en aantallen ......................................................................................................... 11
4.1.6
Oorzaken afname ...................................................................................................................... 11
4.1.7
Verblijfplaatsen ......................................................................................................................... 12
4.1.8
Functionele leefomgeving ......................................................................................................... 12
4.1.9
Dispersieafstand ....................................................................................................................... 12
4.2
Lokale steenuilpopulatie ........................................................................................................... 13
4.2.1
Inleiding .................................................................................................................................... 13
4.2.2 Inventarisatie Steenuilen Sovon ............................................................................................... 13 5. Effect werkzaamheden ...................................................................................................................... 19 5.1 Verstoring.................................................................................................................................. 19 5.2
Aantasting van het leefgebied ................................................................................................... 19
5.3
Conclusie m.b.t. Ff-wet ............................................................................................................ 20
6. Mitigerende en compenserende maatregelen .................................................................................. 21 6.1 Inleiding .................................................................................................................................... 21 6.2
Algemene richtlijnen ................................................................................................................. 21
6.3
Uitwerking concrete maatregelen ............................................................................................ 22
7. Gunstige staat van instandhouding en mogelijkheid ontheffing .................................................... 26 7.1 Gunstige staat van instandhouding ......................................................................................... 26 7.2
Mogelijkheid voor een ontheffing ............................................................................................ 26 1
Sovon-rapport 2013/09
8. Conclusies, vervolgstappen en planning .......................................................................................... 27 8.1 Conclusies ................................................................................................................................. 27 8.2
Vervolgstappen en planning ..................................................................................................... 27
Bronnen ................................................................................................................................................ 28 Bijlage 1: Biotoopkartering bepalen zoekgebied voor mitigatie en compensatie ................................ 30 Bijlage 2: Scan steenuilterritorium bij Kazemat Vreeswijk-Oost ........................................................ 33 Bijlage 3: Samenvatting resultaten territoriumscans plangebied ........................................................35
2
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Verantwoording en dankwoord Dit rapport is samengesteld door Adrienne Lemaire (senior projectleider ecologie), Petra Verburg (teamleider team Ecologisch Advies) en Loes van den Bremer (onderzoeker). Het veldwerk is uitgevoerd door Vincent de Boer (veldmedewerker). De kaarten zijn gemaakt door Dries Oomen (medewerker GIS). Rob Vogel (hoofd Monitoring) heeft het conceptrapport kritisch doorgenomen en van commentaar voorzien. Begeleider en contactpersoon vanuit Rijkswaterstaat Utrecht was Wim Schouten. Jacqueline te Lindert, omgevingsmanager Rijkswaterstaat was mede verantwoordelijk voor de communicatie naar bewoners. Verder worden onderstaande mensen hartelijk bedankt voor de prettige samenwerking en hun bijdrage in verschillende vormen aan dit rapport: Annelies Koopman en Theo Bouwman van Bureau Waardenburg voor het delen van gegevens, Pascal Stroeken van STONE en Wilco Stoopendaal van de Vogelwacht Utrecht voor hun informatie over Steenuilen. We danken in het bijzonder Carolien Gijben van Steenuilenwerkgroep de Limes voor haar enthousiasme, tijd, waardevolle adviezen en goede contacten die ertoe geleid hebben dat bewoners bereid waren mee te werken aan maatregelen voor Steenuilen. Zij zal tevens zorg dragen voor de controles van de nestkasten in het compensatiegebied. Verder danken we Henk Lichtenbelt en Marc van Leeuwen van STONE, die bereid zijn de jonge Steenuilen te ringen. En tot slot dank aan de bewoners van Tull en ’t Waal die bereid zijn om extra maatregelen te nemen om Steenuilen een goed onderkomen en voldoende leefgebied te garanderen!
3
Sovon-rapport 2013/09
1.
Inleiding en leeswijzer
1.1
Vraagstelling
Rijkswaterstaat Utrecht is voornemens om het Lekkanaal ter hoogte van de Prinses Beatrixsluis te verbreden en te verdiepen ten behoeve van de scheepvaart en de bouw van een derde sluiskolk. Onderzoek wijst uit dat in het plangebied minimaal één territorium van Steenuil aanwezig is (BTL Advies 2012). Bij de uitvoering van het project is het aannemelijk dat dit territorium zal worden aangetast. Om uitvoering van het project mogelijk te maken, zonder overtreding van de Flora en faunawet dienen maatregelen te worden genomen om de functionaliteit van de voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats van de Steenuil te garanderen. Daarnaast is het mogelijk noodzakelijk om ontheffing van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) aan te vragen. Daarom is in het kader van een op te stellen MER/OTB een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor mitigatie en eventueel compensatie voor de Steenuil en de voorwaarden voor ontheffing in het kader van de Ffw. Het onderzoek geeft antwoord op de volgende door Rijkswaterstaat gestelde vragen: 1.
Wat zijn de effecten van het project ‘Bouw 3e kolk Prinses Beatrixsluis en Verbreding Lekkanaal’ op het territorium van de Steenuil in het plangebied en daarmee de (lokale) staat van instandhouding van de soort? 2. Welke maatregelen zijn noodzakelijk om de functionaliteit van de voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats van de Steenuil te garanderen? 3. Wanneer dienen deze maatregelen te worden genomen om ervoor te zorgen dat het project volgens planning kan worden uitgevoerd? De realisatie van het project start in 2015. Oplevering is voorzien in 2018/2019. 4. Is een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk en onder welke ecologische voorwaarden kan die worden verleend?
1.2
Werkwijze
Om bovenstaande vragen te beantwoorden is er een inventarisatie en biotoopkartering van Steenuil uitgevoerd in de omgeving van het plangebied. Op basis van de verkregen informatie uit veldwerk, gegevensbronnen, literatuur en expert judgment zijn er maatregelen geformuleerd voor mitigatie of compensatie van de gevolgen van het project, de planning van de uitvoering en de benodigde vervolgstappen. Omdat het project in 2012 te laat in het seizoen van start is gegaan om de aan- en afwezigheid van Steenuilen door middel van veldwerk eenduidig vast te stellen is er in 2013 nader veldonderzoek uitgevoerd. Ter beantwoording van vraag 4 is er voor Steenuil een toetsing uitgevoerd van de ingreep en de maatregelen aan de Ffw. Het resultaat is vastgelegd in dit eindrapport.
4
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Onderstaand stroomschema geeft de te doorlopen stappen voor de ontheffingsaanvraag voor verbreding van het Lekkanaal en bouw van een derde kolk in de Beatrixsluis.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 worden de vraagstelling en werkwijze kort beschreven. Hoofdstuk 2 schetst het toetsingskader van de Flora- en faunawet. Hoofdstuk 3 gaat in op het plangebied en de geplande ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt de ecologie van de Steenuil en de lokale Steenuilpopulatie beschreven. In hoofdstuk 5 worden de effecten van de werkzaamheden beschreven. Hoofdstuk 6 beschrijft de maatregelen voor mitigatie of compensatie. Hoofdstuk 7 gaat nader in op de gunstige staat van instandhouding en de voorwaarden voor een ontheffing in het kader van Ffw. Tot slot worden in hoofdstuk 8 de conclusies, aanbevelingen en vervolgstappen op een rij gezet.
5
Sovon-rapport 2013/09
2.
Toetsingskader Flora- en faunawet
2.1
Beschermingsregime
De Steenuil is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de Floraen Faunawet (verder Ffw), de nationale implementatie van het soortenspoor van de Vogelrichtlijn 2009/147/EG. Bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen voor Steenuil geldt de uitgebreide toets. De nesten van Steenuilen zijn het gehele jaar beschermd (jaarrond beschermd) en vallen onder categorie 1 van vogelnesten (DR, 2009): “nesten die behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats”. Hierbij moet ook de functionele leefomgeving worden bezien. De functionele leefomgeving van een voortplantingsplaats en van een vaste rust- of verblijfplaats is de omgeving van die plaatsen die nodig is om ze als zodanig te laten functioneren. Een voortplantingsplaats (nest) bijvoorbeeld kan alleen succesvol functioneren wanneer er voldoende habitat van voldoende kwaliteit aanwezig is om te kunnen voortplanten, eieren te leggen tot en met het opgroeien van de jongen.
2.2
Beoordelingskader
Voor de Steenuil geldt het volgende beoordelingskader bij de afhandeling van aanvragen voor ontheffingen of omgevingsvergunningen (uitgebreide toets): 1. Is de Steenuil in het plangebied of de omgeving aanwezig? 2. In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en / of verblijfplaats aangetast door de voorgenomen activiteiten? 3. Is een andere bevredigende oplossing mogelijk? (deze vraag wordt niet in deze rapportage beantwoord) 4. Komt de gunstige staat van instandhouding van de lokale levensvatbare populatie niet in gevaar? In principe wordt bij vogels getoetst aan de landelijke gunstige staat van instandhouding. Vanwege de geringe dispersiecapaciteit van de Steenuil wordt bij de Steenuil op lokaal niveau getoetst. 5. Is er sprake van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn? (deze vraag wordt niet in deze rapportage beantwoord) Het nest van een Steenuil is de plaats of ruimte die de Steenuil gebruikt voor het leggen en uitbroeden van de eieren en het grootbrengen van de jongen. In de context van artikel 11 van de Ffw moet onder nest ook de inhoud van het nest en de functionele omgeving van het nest, voor zover het broedsucces van de Steenuil daarvan afhankelijk is, worden begrepen. Artikel 11: Het is verboden nesten of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van (i.c. Steenuilen) te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Alle activiteiten die het broedsucces negatief beïnvloeden of teniet doen leiden tot een overtreding van artikel 11. Artikel 11 van de Ffw is gedurende het gehele jaar van toepassing op alle in gebruik zijnde of mogelijk te gebruiken nesten van Steenuilen. Overtreding van artikel 11 Ffw is aan de orde wanneer het object of het gebied waarin de voortplanting of de rust van de Steenuil plaats vindt vernietigd of aangetast wordt of wanneer de kwaliteit daarvan
6
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
voor de Steenuil verslechtert, waardoor dit niet meer de functie van voortplantingsplaats of vaste rusten verblijfplaats kan vervullen. In de praktijk wordt geen ontheffing verleend voor verstorende werkzaamheden in het broedseizoen, dat wil zeggen het moment waarop zich eieren of jongen in het nest bevinden. Onder voorwaarden is een ontheffing mogelijk voor op grond van in de Ffw verboden handelingen indien voldaan wordt aan de eisen van een uitgebreide toets en voor een in de Vogelrichtlijn genoemd belang (zie ook 7.2)1.
2.3
Benodigd onderzoek
Onderzoek ter onderbouwing van een mitigatie- of compensatieplan en een ontheffingsaanvraag voor Steenuil moet antwoord geven op de volgende vragen: - Is er een vaste rust- of verblijfplaats van de Steenuil aanwezig? - Welke functie heeft het object en het gebied voor de Steenuil? - Wat is de omvang en gunstige staat van instandhouding van de bij de ingreep betrokken populatie van de Steenuil? - Welke eigenschappen van het object of gebied moeten gemitigeerd of gecompenseerd worden? - Hoe groot wordt het succes van de te nemen maatregelen ingeschat? - Welke maatregelen moeten getroffen worden om aan de zorgplicht te voldoen? - Welke maatregelen worden er getroffen om zorgvuldig handelen ten aanzien van de Steenuil te garanderen? - Initiatiefnemer dient onderbouwd aan te geven dat er geen voor de Steenuil meer bevredigende oplossingen zijn (“alternatieven”) voor het doel van het project. - Initiatiefnemer dient een onderbouwing te geven van het wettelijk belang waarom de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd.
1
Bij deze studie is gebruik gemaakt van de Soortenstandaard Steenuil (Dienst Regelingen 2012). Dit document is op de website van Dienst Regelingen gepubliceerd. Het document heeft geen juridische status, maar geeft wel richtlijnen voor de wijze waarop Dienst Regelingen ontheffingsaanvragen beoordeelt. In tegenstelling tot het in paragraaf 4.4.1 van de Soortenstandaard vermelde is, ook bij volledige mitigatie van de effecten van de ingreep, alsnog een ontheffing nodig indien een nestplaats wordt vernietigd. 7
Sovon-rapport 2013/09
3.
Planlocatie en geplande ontwikkelingen
3.1
Verbreding Lekkanaal
Rijkswaterstaat Utrecht is voornemens het Lekkanaal te verbreden en een derde kolk aan te leggen in de Prinses Beatrixsluis (figuur 1). De huidige afmetingen van het Prinses Beatrixsluizencomplex vormen een knelpunt voor een vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Het Lekkanaal wordt ten noorden en ten zuiden van de sluis verbreed door het verruimen van de oostelijk oever van het kanaal. Als gevolg van de verbreding wordt het sluispad verplaatst en evenwijdig aan de nieuwe oever aangelegd. Ten zuiden van de sluis worden bestaande wegen verlegd. Bestaande watergangen worden deels verlegd of gedempt. De kazemat Vreeswijk Oost en de noordelijker gelegen kazemat bij de Schalkwijkse Wetering zullen als gevolg van de werkzaamheden verdwijnen evenals de nabijgelegen woning en bedrijfsgebouw. De groenstrook langs het Lekkanaal wordt opnieuw ingericht.
3.2
Overige ontwikkelingen
In de nabije omgeving van de Beatrixsluis en het Lekkanaal zijn andere partijen ook bezig met projecten die nauw verbonden zijn aan dit project. De gemeente Nieuwegein ontwikkelt ten oosten van het Lekkanaal een bedrijventerrein (Het Klooster), in de zone ten westen van de A27 tussen de Tiendkade en het water Vuylcop. De wegenstructuur is aangelegd en de bestaande beplanting is verwijderd. De voormalige graslanden liggen braak (BTL, 2012). De provincie Utrecht heeft verder de ambitie om een binnenhaven aan te leggen (www.rijkswaterstaat.nl). De uiterwaarden van de Lek zijn betrokken bij het plan “Ruimte voor de Lek”.
Figuur 1: Overzicht van het plangebied.
8
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
4.
Voorkomen van de Steenuil in plangebied
4.1
Ecologie van de Steenuil
Deze paragraaf geeft een korte inleiding in de ecologie van de Steenuil, waarna in de volgende paragraaf ingegaan wordt op het voorkomen van de soort in het plangebied. 4.1.1 Herkenning De Steenuil is de kleinste in ons land voorkomende uil met een lichaamsgrootte van 21 - 23 centimeter en een vleugelspanwijdte van 54 – 58 centimeter. Hij heeft een gevlekt verenkleed met een bruine ondergrond. Hij heeft een gele iris. De poten zijn bevederd. Vrouwtjes zijn iets groter dan de mannetjes maar de grootten overlappen elkaar. Doordat mannetjes en vrouwtjes tevens een vergelijkbaar verenkleed hebben zijn ze in het veld vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden. 4.1.2. Leefwijze Steenuilen zijn in Nederland sterk geassocieerd met het kleinschalige agrarische cultuurlandschap. Steenuilen zijn uitgesproken standvogels, die zich meestal niet meer dan enkele honderden meters van de broedplaats verwijderen. De voortplantingsperiode begint in zachte winters vanaf januari en anders begin februari met de baltsperiode en duurt tot in het najaar wanneer de jongen het ouderlijk territorium verlaten. In februari en maart wordt de nestholte uitgekozen, waar doorgaans één broedsel wordt grootgebracht. De eileg vindt in de regel plaats tussen begin april en half mei met eventuele vervolglegsels nog tot in juni wanneer een eerder legsel vroegtijdig verloren is gegaan. Meestal worden 3 tot 5 eieren met tussenpozen van één dag gelegd. Gedurende 27-28 (23 tot 35) dagen bebroedt het vrouwtje de eieren (Cramp & Simmons 1980). De eieren komen in de regel binnen een periode van één à twee dagen uit. De eerste week na uitkomst van de eieren verblijft het vrouwtje vrijwel constant op het nest om de jongen warm te houden en om het door het mannetje aangevoerde voedsel in kleine stukjes te verdelen. Na de eerste week voeren beide ouders voedsel aan de jongen. De periode dat de jongen zich op het nest bevinden bedraagt 30 tot 35 dagen en na 38 tot 46 dagen zijn ze vliegvlug (Cramp &Simmons 1980). Ze worden daarna nog meerdere weken door de ouders verzorgd en vanaf begin augustus worden ze uit het ouderlijk territorium verdreven. Het mannetje en het vrouwtje blijven na de broedtijd in het territorium maar de paarband is minder stevig. Steenuilen gebruiken de nestholte zelf ook het gehele jaar door, maar deze wordt buiten het broedseizoen minder bezocht. In de loop van de winter wordt de nestplaats weer frequenter opgezocht door beide partners. De Steenuil is zeer honkvast en trouw aan hun partner: ze blijven het gehele jaar en hun gehele leven in de buurt van het eenmaal bezette territorium. Een territorium is veelal tussen de 5 en de 30 hectare groot. De grootte is onder andere afhankelijk van het voedselaanbod en de leeftijd van het mannetje. Jonge Steenuilen hebben een groter territorium dan oudere, ervaren mannetjes. Steenuilen zijn in hun tweede kalenderjaar geslachtsrijp. Steenuilen houden van zon en in de winter zitten ze graag op een beschut zonnig plekje, bij voorkeur in de nabijheid van een vluchtplek. Natuurlijke vijanden zijn te vinden onder marterachtigen en dan met name de Steenmarter, Sperwer en Havik maar ook huisdieren als honden en katten. Ze zijn gevoelig voor strenge winters: een langdurig gesloten sneeuwdek of strenge vorst veroorzaken veel slachtoffers vanwege de slechte voedselomstandigheden. Ook komen veel Steenuilen om in het verkeer en tot 10% van de jongen verdrinkt in waterbakken. Het aantal jongen dat de eerste winter overleeft is slechts ca. 20%. Verkeer eist ook veel slachtoffers, met name onder de jonge Steenuilen. De gemiddelde legselgrootte is de afgelopen jaren afgenomen. Ook het nestsucces, het aandeel nesten waarbij
9
Sovon-rapport 2013/09
tenminste één jong succesvol uitvliegt, vertoont een sterk dalende tendens (Stroeken et al. 2009, van Turnhout & Nienhuis 2009). 4.1.3 Voedsel Op de menulijst staan muizen (vooral veld- en bosmuizen, maar ook woelratten), kleine vogels (mussen, spreeuwen, merels), meikevers, diverse soorten loopkevers, mestkevers, oorwormen, nachtvlinders, spinnen, larven, rupsen, kikkers, salamanders, vleermuizen en regenwormen. Muizen zijn belangrijk als stapelvoedsel vanwege hun grotere biomassa. In muizenarme jaren kunnen regenwormen een belangrijk deel van de voedselaanvoer uitmaken. Afhankelijk van de beschikbaarheid van prooien ter plekke kan de samenstelling van het voedselpakket per broedpaar en per jaar verschillen. Omdat de prooibeschikbaarheid niet in elk jaar en elk seizoen hetzelfde is, is een gevarieerd leefgebied met een divers prooiaanbod van groot belang. Het voedsel wordt gezocht op plaatsen met een afwisseling van lange en korte vegetatie, zoals schapen- en paardenweitjes, boomgaarden, erven, moestuinen en tuinen. 4.1.4 Habitat De Steenuil is binnen Nederland een echte vogel van erven van burgerwoningen en van boerderijen in het agrarische cultuurlandschap en aan dorpsranden (figuur 2). Het ideale leefgebied van de Steenuil voorziet in jaarrond voldoende voedsel, een geschikte nestplek en voldoende veiligheid en ziet er als volgt uit: een open tot halfopen landschap met een afwisselend korte en verruigde vegetatie; erven met bebouwing, beplanting, tuinen, moestuinen, weilandjes met (hobby)vee; voldoende nestplaatsen in boomholten, nestkasten of nauwe ruimten in gebouwen, bijvoorbeeld tussen dakbedekking en het beschot; een gevarieerd aanbod van prooien in de vorm van muizen, regenwormen en insecten; voldoende zit- en uitkijkposten om te foerageren en om te rusten; geen verstoring en versnippering door grote wegen; geen gebruik van insecticiden of andere pesticiden in het territorium of de directe omgeving.
Figuur 2: Zenderwaarnemingen bij twee Steenuilparen in het broedseizoen in de Achterhoek laten zien hoe het terrein gebruikt wordt. De gele stip geeft de locatie van de nestkast weer (van den Bremer et al. 2009).
Kort gemaaide of begraasde weilanden zijn belangrijk voor het vangen van regenwormen en veldmuizen. In houtwallen, houtstapels en ruigtes zijn insecten als meikevers, loopkevers, nachtvlinders en rupsen te vinden. Plekken waar zich veel muizen bevinden, zoals veestallen, opslagplaatsen en houtstapels, zijn belangrijk voor de voedselvoorziening, ook in de winter. Schuurtjes, houtsingels en lanen zorgen voor schuilplaatsen. Wanneer er geen grotere wegen zijn is 10
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
een lagere mortaliteit te verwachten. Bomen met holten, toegankelijke gebouwen (met name onder de daken) en steenuilkasten bieden geschikte broedplaatsen. Normaal agrarisch gebruik of gewoon gebruik als erf is voor de Steenuil geen probleem.
4.1.5 Verspreiding en aantallen Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in het midden en oostelijk rivierengebied, de Liemers, de Achterhoek en het IJsseldal (figuur 3). In Zuid-Nederland komt de Steenuil praktisch overal voor, zij het doorgaans in geringe aantallen. In Zeeuws Vlaanderen is de Steenuil nog wijd verbreid (www.steenuil.nl). In heel goede gebieden ligt de dichtheid op 1 à 2 paar per vierkante kilometer, met uitschieters naar 5 paar. De meest recente schatting van de aantallen broedparen in Nederland betreft 7000-9000 paar voor het jaar 2010 (Bron: STONE, R. van Harxen & P. Stroeken). Ten opzichte van begin jaren 60 is de populatie Steenuilen in Nederland met 50-75% afgenomen. De soort is zo op de Rode Lijst terechtgekomen (van Beusekom et al. 2005). Na een afname in de laatste decennia van de vorige eeuw lijkt het aantal op landelijk niveau de laatste jaren te stabiliseren. In hoeverre er sprake is van een waarnemerseffect is onduidelijk.
Figuur 3: Relatieve broedvogeldichtheid van de Steenuil per vierkante kilometer in de periode 1998-2000 (bron: SOVON Vogelonderzoek 2002) en landelijke trend van de Steenuil (bron: Netwerk ecologische monitoring, Sovon, CBS).
4.1.6
Oorzaken afname
Belangrijkste redenen voor de afname zijn het verdwijnen van geschikt leefgebied als gevolg van allerlei ruimtelijke ontwikkelingen zoals dorpsuitbreidingen, aanleg wegen en intensivering van het agrarisch gebruik. Verder hebben veel erven hun kleinschalige agrarische functie verloren doordat ze een woonbestemming kregen waardoor het erf ongeschikt werd voor de Steenuil. Daarnaast heeft regelgeving bijvoorbeeld rond hygiëne geleid tot het ontoegankelijk maken van gebouwen voor Steenuil. De Steenuil komt veel voor in het agrarische gebied grenzend aan dorpen waar juist veel ruimtelijke ontwikkelingen plaats vinden.
11
Sovon-rapport 2013/09
4.1.7 Verblijfplaatsen De Steenuil kent twee typen voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen: - de plaats die als nest gebruikt wordt en die ook in de rest van het jaar gebruikt wordt - de plaatsen die regelmatig door de Steenuil worden gebruikt buiten het broedseizoen of in het broedseizoen door mannetjes wanneer het vrouwtje op het nest aan het broeden is. Voortplantingsplaatsen De nestplaatsen kunnen variëren van zeer krappe holten in een boom tot zeer ruime plekken in een gebouw. De meeste nesten van Steenuilen zijn te vinden op erven van (voormalige) boerderijen: onder het dak, in schuurtjes, in een steenuilkast. Meer natuurlijke nestplaatsen zijn holtes in knotbomen of oude fruitbomen. De voortplantingsplaats is als zodanig in gebruik van februari tot het uitvliegen van de jongen in juli. Buiten deze periode is de voortplantingsplaats vaak ook als rust- en verblijfplaats in gebruik. De Steenuil is jaarlijks trouw aan zijn nestplek, maar wanneer de kwaliteit van de plek te slecht wordt kan hij op een andere plek binnen het territorium gaan broeden. Het nest bestaat uit een kuiltje met wat toevallig aanwezig is: braakballen, houtmolm, veerresten of resten nestmateriaal van een andere holenbroeder of zacht materiaal van bijvoorbeeld het dakbeschot (bijvoorbeeld tempex isolatie). Steenuilen zijn, als dat noodzakelijk is, in staat om nieuwe nestplekken te accepteren in de directe omgeving. Wanneer nestgelegenheid de beperkende factor is of is geworden, kunnen ze nieuw aanbod (bijvoorbeeld steenuilkasten) gaan bewonen. Overige rust- en verblijfplaatsen De Steenuil gebruikt buiten de voortplantingsperiode niet alleen de nestplaats als rust- en verblijfplaats, maar heeft daarnaast ook andere plekken die regelmatig gebruikt worden. Dit helpt onder andere het tegengaan van parasietinfecties. Wanneer het vrouwtje aan het broeden is gebruikt het mannetje een verblijfplaats in de directe omgeving van het nest. Tijdens rustperioden overdag verblijven de uilen veelal op vaste roestplekken: in de dekking van beplanting of gebouwen, of in de nestholte. 4.1.8 Functionele leefomgeving De functionele leefomgeving van een voortplantingsplaats en van een vaste rust- of verblijfplaats is zoals al eerder benoemd de omgeving van die plaatsen die nodig zijn om ze als zodanig te laten functioneren. Een voortplantingsplaats (nest) bijvoorbeeld kan alleen dan succesvol functioneren wanneer er voldoende habitat van voldoende kwaliteit aanwezig is om te kunnen voortplanten, eieren te leggen tot en met voor het opgroeien van de jongen. De functionele leefomgeving van een voortplantingsplaats moet jaarrond voldoende voedsel leveren en moet ook voldoende veiligheid bieden. De Steenuil volgt vaak lijnvormige elementen en andere plekken die beschutting geven om naar zijn voedselplekken te vliegen, maar hij is ook in staat om buiten de beschutting rechtstreeks naar een voedselplek te vliegen. Bij de Steenuil moet het territorium worden beschouwd als functionele leefomgeving van de voortplantingsplaats en vaste rust- of verblijfplaatsen met uitzondering van die percelen die niet of nauwelijks worden gebruikt omdat er bijvoorbeeld geen of weinig voedsel voor de Steenuil te vinden is. Afhankelijk van waar het voedselaanbod zich bevindt en hoeveel voedsel er aanwezig is, is een territorium kleiner of groter en daarmee ook het gebied dat tot de functionele leefomgeving behoort. 4.1.9 Dispersieafstand Steenuilen leven territoriaal. De territoria kunnen elkaar enigszins overlappen omdat de activiteitsgebieden kunnen wisselen in de loop van de seizoenen: in het broedseizoen zijn ze kleiner dan in de winter. In Nederland ligt de grootte van een territorium vaak in de orde van een 5 tot 30 hectare. De afstand waarover dispersie plaatsvindt is gering. Aanvulling van leeggevallen plekken of nieuwe geschikte plekken geschiedt doorgaans met jonge individuen afkomstig uit de directe 12
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
omgeving. Jonge Steenuilen verplaatsen zich in hun eerste levensjaar vaker en verder dan adulte vogels: 15% bleef binnen 1 km van de ringplek, 95% van alle verplaatsingen binnen 10 km, 99% binnen 25 km. Deze geboortedispersie was bij vrouwtjes uitgesprokener dan bij mannetjes: 20% van de vrouwen en 26% van de mannen vestigde zich binnen ca. 1 km van de ringlocatie, 95% verplaatste zich niet verder dan 10 resp. 5 km (LeGouar et. al. 2009). Eenmaal gevestigd verplaatsen volwassen vogels zich doorgaans niet meer uit hun territorium, tenzij door omstandigheden gedwongen en dan moet gedacht worden aan verplaatsingen over maximaal een paar kilometer. Wanneer er teveel gebieden zonder Steenuilen ontstaan en/of wanneer de aanwas de sterfte niet bijhoudt, dan is aanvulling met Steenuilen uit verder gelegen gebieden onwaarschijnlijk. De populatie van een Steenuil functioneert dan ook op lokaal niveau en niet op landelijk niveau.
4.2
Lokale steenuilpopulatie
4.2.1 Inleiding De lokale steenuilpopulatie is in beeld gebracht door middel van veldwerk in 2012 en 2013. Het onderzoek startte in juni 2012 waardoor de optimale periode om Steenuilen waar te nemen reeds was verstreken. Ook is er in 2012 een biotoopkartering uitgevoerd om na te gaan wat geschikte zoekgebieden zijn voor eventuele mitigerende en compenserende maatregelen (zie bijlage 1). In 2013 is vervolgens het gehele plangebied en mogelijke compensatiegebied in de optimale periode onderzocht op Steenuilen. In 2012 en 2013 is het plangebied en omgeving eveneens door Bureau Waardenburg onderzocht in opdracht van de Gemeente Nieuwegein in verband met de ontwikkeling van bedrijventerrein Het Klooster. De resultaten van beide onderzoeken zijn onderling uitgewisseld. Aanvullend zijn andere gegevensbronnen geraadpleegd, namelijk de databanken (NDFF, LSB/BMP Sovon, waarneming.nl), leden van de Vogelwacht Utrecht en STONE Steenuilenoverleg Nederland en andere lokaal bekende steenuildeskundigen. Onderstaand worden de resultaten van het veldwerk en de gegevens uit de verschillende bronnen gepresenteerd en besproken.
4.2.2
Inventarisatie Steenuilen Sovon
Methode In 2012 en 2013 is door Sovon in het plangebied en omgeving veldwerk uitgevoerd naar de aanwezigheid van Steenuilen. De inventarisatie is uitgevoerd volgens Sovon-richtlijnen en de BMP methode (van Dijk & Boele 2011). De meest geschikte periode voor veldwerk voor Steenuilen is half februari tot half april. Alleen in deze periode kan tevens de aanwezigheid van een broedpaar met hoge waarschijnlijkheid worden uitgesloten. De periode waarin aanwezigheid van een territorium kan worden aangetoond is ruimer, tot circa half juli, maar het kost vaak een aanzienlijk grotere inspanning en er is minder zekerheid. In de periode na half juni is het mogelijk om bedelende jongen waar te nemen. Vanaf augustus-september worden jonge vogels uit het territorium van de ouders verdreven. Er zijn dan nog territoriumroepen te horen van ouderparen die hun territorium verdedigen, maar ouderparen zonder jongen zijn dan zwijgzaam. Waarnemingen van individuen na september kunnen niet altijd met zekerheid aan een territorium gekoppeld worden omdat het ook zwervende jonge vogels kunnen zijn op zoek naar een nieuw territorium. Veldwerk 2012 De veldbezoeken voor biotoopkartering en inventarisatie zijn uitgevoerd op de volgende data: 16 juni 2012 veldbezoek landschap (biotoopkartering) 18 juni 2012 veldbezoek landschap (biotoopkartering) 13
Sovon-rapport 2013/09
19 juni 2012 avondbezoek (inventarisatie) 3 juli 2012 veldbezoek landschap (biotoopkartering) + avondbezoek (inventarisatie) Tijdens de avondbezoeken zijn bekende en potentieel geschikte locaties bezocht op zoek naar Steenuilen. Hierbij is gebruikgemaakt van het afspelen van het geluid van Steenuilen (van Dijk & Boele 2011, Bloem et al. 2001). Gezien de tijd van het jaar was alleen een respons te verwachten van roepende juveniele vogels. Dit verkleint de trefkans op territoriale paren aanzienlijk, want niet alle paren zullen een broedpoging succesvol afronden. Bovendien zijn roepende juvenielen over een minder grote afstand te horen dan roepende adulten. Mogelijk zijn daardoor niet succesvolle broedparen gemist. Op 19 juni en 3 juli kreeg de waarnemer ondanks ideale weersomstandigheden en een voor Steenuilen geschikte locatie geen respons op het afgespeelde geluid. Tijdens deze avondbezoeken was het vrijwel windstil en langzaam afkoelend na een relatief warme dag. Andere avond/nacht-actieve soorten (uilen, rallen) werden tijdens de veldbezoeken met enige regelmaat genoteerd en waren goed te horen, ook op grotere afstand. Resultaat 2012 Gedurende het veldwerk is eenmaal een Steenuil waargenomen, een roepend mannetje ten zuiden van de Lekdijk ten oosten van recreatieplas Everstein ten zuiden van de Lek. Nadat tweemaal ondanks ideale weeromstandigheden op een geschikte locatie geen Steenuilen zijn waargenomen is besloten dat het niet zinvol was om verder inventarisatiewerk in 2012 uit te voeren aangezien de trefkans op het waarnemen van Figuur 4: Dagwaarden van de gemiddelde aanwezige individuen te laag was. Veldwerk in de meest temperatuur. In groen de normale waarden, in geschikte periode (half februari tot half april) is veel zwart de gemeten waarden in 2013. Bron: KNMI. efficiënter en tevens is dit de enige periode waarin afwezigheid met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangetoond, wat van belang is in verband met compensatie2. Veldwerk 2013 In 2013 is veldwerk uitgevoerd in het plangebied en in het meest geschikte zoekgebied voor compensatie aan de oostzijde van de A27. Vanwege het lange, koude voorjaar waren de weersomstandigheden niet gunstig voor het inventariseren van Steenuilen. In de periode 15 februari t/m 15 april lagen de temperaturen ver onder normaal gedurende een groot deel van de periode, met uitzondering van enkele dagen begin maart en half april (fig. 4). Idealiter worden veldbezoeken gelijkmatiger gespreid over deze periode, maar dat was nu niet volledig mogelijk vanwege de weersomstandigheden. Ook waren, door de aanhoudend slechte weersomstandigheden, Steenuilen weinig actief en riepen ze zelfs bij goede weersomstandigheden weinig.
Veldbezoeken 2013 Datum & tijd: Weer: Onderzocht gebied:
28 februari 2013 17.10-20.15 uur 3°C > 1°C, half bewolkt, wind NO 2. ‘t Klooster en noordelijke deel compensatiegebied.
2Compenseren
in reeds bezet Steenuil-gebied is alleen mogelijk door middel van het verhogen van de dichtheid en dus door het verbeteren van bestaand biotoop. Daarom is het van belang om te weten waar in het compensatiegebied Steenuilen precies voorkomen. 14
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Waarnemingen:
- Roepende man als reactie op afspelen geluid aan de Vuilcop. Territorium wordt bevestigd door derden en waarneming van Bureau Waardenburg met waarneming van een paar op verschillende data. - Mogelijk 1 exemplaar over de weg vliegend in het licht van de koplampen van de auto in de zuidwestpunt bij de Lekdijk-Oost. Op deze locatie wordt later een paar waargenomen door Bureau Waardenburg.
Datum & tijd: Weer: Onderzocht gebied:
6 maart 2013, 17.10-21.00 uur 16°C > 11°C, half bewolkt, wind NO 2. Zuidzijde ‘t Klooster en compensatiegebied. Met de auto potentieel geschikte plekken aan noordzijde compensatiegebied bezocht. Geen Steenuilen waargenomen.
Waarnemingen: Datum & tijd: Weer: Onderzocht gebied: Waarnemingen:
7 maart 2013, 17.20-21.30 uur 13°C > 8°C, zwaar bewolkt, wind NO 2/3. Lichte regen vanaf 21.00. ‘t Klooster en westelijke deel compensatiegebied. Roepend paar ter hoogte van de Lekdijk 100 en 2 roepende mannen ter hoogte van Waalseweg 85 naast de snelweg.
Figuur 5. Waarnemingen van Steenuilen in het plangebied op basis van veldonderzoek in 2013 door Sovon en Bureau Waardenburg, gecombineerd met BMP-gegevens (Sovon, CBS) en losse waarnemingen (waarneming.nl) uit de NDFF. Een cirkel rond de stip duidt op de aanwezigheid van een territorium. Indien deze ontbreekt betreft het een losse waarneming. De Waarnemingen van Bureau Waardenburg uit 2012 zijn niet opgenomen omdat deze afwijken van het reguliere beeld (zie paragraaf 4.2.3. hieronder).
15
Sovon-rapport 2013/09
Datum & tijd: Weer: Onderzocht gebied: Waarnemingen:
10 april 2013 20.10-23.00 uur 11°C > 3°C , bewolkt, wind W2. Oostzijde compensatiegebied. 1 roepend paar (Lange Uitweg 44/85, Tull en ‘t Waal) en 2 roepende mannen (Achterdijk 10, Schalkwijk en Lekdijk) als reactie op afspelen geluid.
Resultaat 2013 In figuur 5 is een kaart te vinden met de waarnemingen uit 2013 en de beschikbare data uit de periode 2007 t/m 2013 uit verschillende databanken (uitgezonderd de data die in 2012 door Bureau Waardenburg zijn verzameld, zie verderop). In het plangebied zijn in 2013 twee bezette territoria van Steenuil vastgesteld, in het zuiden bij de kazemat Vreeswijk-Oost en in het noorden bij Vuylcop.
4.2.3 Overige informatiebronnen In 2012 en 2013 is in het plangebied eveneens onderzoek naar Steenuilen uitgevoerd door Bureau Waardenburg (Koopman et al., 2013). Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de aanleg van het bedrijventerrein Het Klooster. Ook uit dit veldwerk in 2013 blijkt dat er twee territoria aanwezig zijn, in het zuiden bij de kazemat Vreeswijk-Oost en in het noorden bij Vuylcop. Op basis van het veldonderzoek in 2013 door Sovon en Bureau Waardenburg wordt dus geconcludeerd dat er in 2013 twee territoria van Steenuil aanwezig zijn, een broedpaar aan de noordzijde van Het Klooster bij Vuylcop en een broedpaar bij de Kazemat Vreeswijk-Oost. Deze territoria worden ook al eerder vermeld in andere bronnen: Bij de Kazemat Vreeswijk Oost in 1997 en 2007 (Abel et al., 2009), in 2011 (BTL, 2012; Koopman et al., 2013) en in 2012 (Koopman et al., 2013); aan de noordzijde van Het Klooster bij Vuylcop eveneens in 1997 en 2007 (Abel et al., 2009) en in 2010 (Koopman et al., 2013). Het gaat in beide gevallen hier om bestendige leefgebieden. In afwijking van dit beeld vinden Koopman et al. (2013) voor het jaar 2012 echter dat er maximaal vier Steenuilterritoria aanwezig zijn aan de zuidzijde van het plangebied (figuur 6). Dit beeld wijkt af van de andere jaren en bronnen. Vraag is nu hoe de waarnemingen uit 2012 geïnterpreteerd dienen te worden in het licht van de informatie uit de overige bronnen en de situatie in 2013. Daarbij spelen de volgende aspecten een rol: a) Kwaliteit en omvang van het territorium De grootte van een Steenuil territorium varieert afhankelijk van de kwaliteit tussen 5 en 30 ha (DR, 2012) met een gemiddelde van 10-12 ha. b) Dispersie jongen De dispersie-afstand van Steenuilen is klein, tot enkele kilometers voor zover er geen barrières aanwezig zijn zoals drukke wegen. Jonge vogels zoeken eerst naar een geschikt leefgebied in de directe nabijheid van de ouders. Als dat niet voorhanden is kunnen ze tijdelijk gebruik gaan maken van minder geschikt leefgebied of tijdelijk geschikt leefgebied in de buurt van de ouders, waar ze mogelijk niet standhouden omdat het (te) marginaal is of niet bestendig (jaarrond geschikt). c) Veranderende omstandigheden Door veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld door een hoger voedselaanbod als gevolg van braak liggen, kunnen omstandigheden tijdelijk meer geschikt worden. Doordat een gebied verruigt wordt het aantrekkelijk voor muizen. Als er tegelijkertijd ook een afwisseling is van verruigde delen en lage vegetatie dan is dit voor de Steenuil een gunstige ontwikkeling. Door verruiging en dichtgroeien van een gebied, zonder afwisseling met korte grazige stukken, wordt het ongeschikt als foerageergebied. d) Interpretatie volgens de standaard methode 16
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
De standaard interpretatie van waarnemingen (van Dijk & Boele 2011) hanteert een fusieafstand van 500 meter. Dat betekent dat meerdere waarnemingen binnen 500 meter, die niet zeker afkomstig zijn van verschillende individuen, geclusterd worden als “behorend tot 1 territorium”. Deze regel wordt gehanteerd omdat Steenuilen de neiging hebben om waarnemers die inventariseren met geluid in hun territorium te volgen en vervolgens te roepen vanaf een andere plek. Ze verplaatsen zich dus met de waarnemer mee tot aan de randen van hun territorium en als ze dan opnieuw roepen ontstaat mogelijk ten onrechte de indruk dat het om meerdere individuen gaat. Dat sluit echter niet uit dat in de praktijk, bij kwalitatief goed leefgebied, verschillende territoria binnen een afstand van 500 meter kunnen voorkomen. e) De aanwezigheid van Steenuilen uitsluiten In de soortenstandaard Steenuil (Dienst Regelingen, 2012) wordt m.b.t. de beoordeling aangegeven dat de afwezigheid van broedende Steenuilen is aangetoond als tijdens drie gerichte veldbezoeken in de periode van 15 februari t/m 15 april geen aanwezigheid kan worden aangetoond, bij inventarisatie van geschikt biotoop tijdens goede weersomstandigheden. Deze richtlijn berust op een trefkans op het waarnemen van Steenuilen. De praktijk kan echter weerbarstiger zijn en dus afwijken!
4.2.4 Territoriumscan Omdat alle bovengenoemde aspecten een rol kunnen spelen bij de beoordeling van de situatie in 2012, is overleg gepleegd met Bureau Waardenburg over hun waarnemingen en veldervaringen in 2010-2012 en is er aanvullend in 2013 een territoriumscan gemaakt van het gebied rond de waarnemingen, globaal uitgaande van een cirkel met een doorsnede van 250 meter, wat overeenkomt met de gemiddelde omvang van een Steenuilterritorium in de broedtijd in Nederland. In werkelijkheid zal de begrenzing van het mogelijke territorium van deze schematische cirkel afwijken afhankelijk van de ligging van foerageergebied en relevante landschapselementen. Voor de bespreking zijn de waarnemingslocaties genummerd van 1 t/m 5 (figuur 6). De resultaten van de scan zijn samengevat in bijlage 2 en 3 en worden, samen met andere informatie hieronder besproken. Uit voorgaande informatie blijkt dat op locatie nr. 1 en bij nr. 4 bestendige territoria met steenuilpaartjes voorkomen. De territoriumscan komt tot de volgende resultaten (tabel 1): Locatie nr. 1 wordt als goed beoordeeld voor broeden, foerageren en schuil- en roestgelegenheid. Locatie nr. 4 wordt als goed tot redelijk beoordeeld. Foerageergebied, schuil- en roestgelegenheid worden als goed beoordeeld en nestgelegenheid als redelijk. Vraag is dus vooral of de locaties 2, 3 en 5 bestendige territoria kunnen zijn. Uit de territoriumscan van locatie nr. 3 blijkt dat dit gebied niet geschikt is voor Steenuil omdat alle benodigde voorwaarden (nestgelegenheid, foerageermogelijkheden) ontbreken. Locatie nr. 2 is matig tot slecht geschikt wat betreft nestgelegenheid, rust- en roestgelegenheid en goed wat betreft foerageer mogelijkheden. Er is, uitgaande van een cirkel met een diameter van 250 meter rond de waarneming een grote overlap met het foerageergebied van 5 (50%) en 1 (35%). Daarnaast is als gevolg van veranderend landgebruik de situatie ten noorden van de Achterweg deels zodanig verruigd dat het in de zomer minder geschikt is als foerageergebied. Locatie nr. 5 wordt als matig tot slecht 17
Figuur 6. In 2012 zijn op locatie 1,2,3 en 5 Steenuilen waargenomen (Koopman et al. 2013). Op locatie 4 is in 2012 geen Steenuil waargenomen. In 2013 en een aantal jaren voor 2012 is hier wel een Steenuil waargenomen.
Sovon-rapport 2013/09
beoordeeld als het om nest, schuil- en roestgelegenheid gaat en als matig-goed wat betreft foerageren. Het foerageergebied overlapt met 2 (50%) en 1 (35%). In het broedseizoen zijn broedende Steenuilen echter zeer territoriaal waarbij geen overlap van territoria (foerageergebieden) geaccepteerd wordt. Dat betekent dat de foerageerfunctie voor nr. 2 en nr. 5 slechts tijdelijk en beperkt beschikbaar is, indien territorium nr. 1 bezet is. De nest- rust- en roestgelegenheid voor nr. 2 en nr. 5 zijn matig tot slecht. Tabel 1: Overzicht van de resultaten van de territoriumscan in 2013 van mogelijk territoria uit 2012 uit Koopman et al. 2013 Territoriumscan 2013 nr
Schuil & roestplaatsen Bedreigingen Totaal
Nest
Voedsel
1
Goed
Redelijk-Goed
Goed
Matig
Goed
2
Matig-Slecht
Goed-Matig
Matig
Vrij groot
Matig
3
Geen
Slecht
Geen
Matig
Ongeschikt
4
Voldoende
Goed
Goed
Weinig?
Goed-Redelijk
5
Matig-Slecht?
Matig-Goed
Matig-Slecht
Matig
Matig-Slecht?
Op grond van de scan in 2013 kan geconcludeerd worden dat de omgeving van locatie nr. 1 en nr. 4 geschikt is voor Steenuilen, dat de omgeving van locatie nr. 3 ongeschikt is en dat de omgeving van de locaties nr. 2 en nr. 5 van matige kwaliteit zijn: De kwaliteit van nestgelegenheid en schuil- en roestgelegenheid is matig tot slecht en een aanzienlijk deel van het potentiele foerageergebied is slechts tijdelijk te gebruiken doordat het verruigt in de zomer (nr. 2) of overlapt met het territorium van nr. 1 gedurende het broedseizoen (nr. 2 en nr. 5). Aanvullend daarop zijn in 2013 op locaties 2, 3 en 5 geen Steenuilen waargenomen. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het grotere aantal mogelijke Steenuilen in 2012 het gevolg was van een tijdelijk gunstige situatie. De meest waarschijnlijke verklaring daarvoor is een tijdelijk hoger voedselaanbod als gevolg van een goed muizenjaar of de ontwikkelingen in Het Klooster. Inmiddels is deze situatie als gevolg van verruiging echter weer verslechterd.
4.2.5 Conclusie In 2013 zijn twee bestendige territoria aanwezig die door Steenuilen bezet zijn (nr. 1 en nr. 4). De aanwezigheid van andere Steenuilen in 2013 is met voldoende zekerheid uitgesloten op grond van veldonderzoek door Sovon en Bureau Waardenburg. Op grond van de territoriumscan in 2013 kan geconcludeerd worden dat het gebied rond de locaties nr. 2 en nr. 5 gebruikt kan worden als tijdelijk leefgebied (foerageerfunctie), maar dat kwaliteit en omvang onvoldoende zijn om een bestendig leefgebied te vormen voor extra Steenuilen indien gebied nr. 1 bezet is. De omgeving van locatie 3 is ongeschikt als leefgebied.
18
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
5.
Effect werkzaamheden
Het effect van de werkzaamheden op de lokale steenuilpopulatie wordt beoordeeld op grond van de situatie in 2013 zoals geschetst in de vorige paragraaf, uitgaande van twee bezette territoria (nr. 1 en nr. 4). Mogelijke effecten van werkzaamheden kunnen bestaan uit verstoring en gedeeltelijke of gehele aantasting van het leefgebied.
5.1
Verstoring
Verstoring van Steenuilen kan met name optreden als gevolg van licht en geluid. Intensief verkeer in het leefgebied kan leiden tot extra verkeersslachtoffers. Over de verstoringsgevoeligheid van Steenuilen is weinig concrete informatie voorhanden in de vorm van wetenschappelijke of informele literatuur. Om toch een inschatting te maken van het mogelijke verstorende effect van werkzaamheden op Steenuilen is het goed om te kijken naar de omstandigheden waarin ze voorkomen. Gewenning en verandering spelen hierbij een belangrijke rol. Steenuilen komen voor in gevarieerd half-open landschap, waarbij met name de afwezigheid van drukke verkeerswegen en voldoende openheid van belang is. Van normaal agrarisch gebruik van een gebied is geen verstorend effect te verwachten. Op grond van de veldobservatie dat Steenuilen erg honkvast zijn, wordt aangenomen dat ze na vestiging relatief weinig verstoringsgevoelig zijn voor bouw- of sloopwerkzaamheden ruim buiten de grenzen van het leefgebied, voor zo ver deze niet gepaard gaan met extreem langdurige, harde geluiden of effecten van licht die het gebruik van het leefgebied ernstig beperken. Er zijn geen empirisch vastgestelde verstoringsafstanden of grenswaarden voor geluid of licht bekend. Verstoring is aan de orde voor het territorium nr. 1 doordat de werkzaamheden zich afspelen in de directe nabijheid van en in het huidige territorium. Daarnaast speelt aantasting van het leefgebied (zie 5.2). Verstoring zou aan de orde kunnen zijn bij steenuilterritorium nr. 4 ten noorden van Het Klooster en wordt daarom volledigheidshalve hier besproken. De werkzaamheden om het Lekkanaal te verbreden bestaan o.a. uit graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden ten behoeve van meerpalen en damwanden. De werkzaamheden spelen zich af op circa 300 m vanaf het centrum van het territorium en de waarschijnlijke nestplaats en circa 200 m van de uiterste westgrens van het territorium. In het recente verleden is direct aangrenzend aan de oostzijde van het territorium een logistiek centrum gebouwd met bijbehorend verkeer, zonder dat de huidige Steenuilen zijn verdwenen (pers. med. A. Koopman). Gezien het feit dat het huidige leefgebied niet fysiek wordt aangetast als gevolg van de werkzaamheden, dat er voldoende foerageer- rust- en nestgelegenheid is (kwaliteit en omvang) en dat de werkzaamheden zich afspelen op 300 m vanaf de mogelijke nestlocatie is het zeer aannemelijk dat er geen directe verstoring plaats vindt als gevolg van de werkzaamheden.
5.2
Aantasting van het leefgebied
Als gevolg van de geplande werkzaamheden wordt het huidige leefgebied van het broedpaar bij de kazemat Vreeswijk-Oost (steenuilterritorium nr 1) grotendeels ongeschikt. Het complete erf gelegen op de zuidwestpunt bij de Lekdijk-Oost zal verdwijnen door de werkzaamheden. De mogelijke broedplaatsen (kazemat, gebouwen op erf, bomen met holtes) verdwijnen als gevolg van de werkzaamheden. Ook verdwijnt een aanzienlijk deel van het foerageergebied.
19
Sovon-rapport 2013/09
5.3
Conclusie m.b.t. Ff-wet
Artikel 11 van de Ff-wet wordt overtreden indien geen aanvullende maatregelen worden genomen om de lokale populatie in stand te houden. In de volgende hoofdstukken worden mogelijke mitigerende en compenserende maatregelen beschreven, die in het kader van dit project noodzakelijk zijn om de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie te garanderen. Vervolgens wordt ingegaan op de mogelijkheid of noodzaak om een ontheffing aan te vragen.
20
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
6.
Mitigerende en compenserende maatregelen
6.1
Inleiding
Onderstaand wordt beschreven welke maatregelen van belang zijn om te voorkomen dat de lokale stand van de steenuilpopulatie niet verslechtert. Bij het nemen van maatregelen wordt eerst gezocht naar de mogelijkheden voor mitigerende maatregelen en vervolgens compenserende maatregelen. Onder mitigerende maatregelen verstaan we verzachtende maatregelen voor de individuen/populatie die verstoord wordt. Deze moeten ervoor zorgen dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen op elk moment behouden blijft. Hierbij moet, naast het eigenlijke nest, ook rekening gehouden worden met geschikt gebied om te foerageren en voldoende dekking voor schuilmogelijkheden. Mitigatie vindt plaats in of aansluitend bij het bestaande leefgebied. Wanneer dat niet mogelijk is en een verblijfplaats met de functionele leefomgeving verdwijnt nagenoeg volledig, dan worden maatregelen getroffen die gericht zijn op de lokale populatie. Dit plan wordt een compensatieplan genoemd en de daarin beschreven maatregelen worden aangeduid als compenserende maatregelen. Daarnaast dient de zorgplicht in acht te worden genomen.
6.2
Algemene richtlijnen
Het is niet mogelijk middels mitigerende maatregelen overtreding van de Ffw geheel te voorkomen, daar de vermoedelijke nestplaats en een groot deel van het foerageergebied verdwijnt. Door te zorgen dat het territorium niet in de broedtijd vernietigd wordt en door te trachten het betreffende steenuilpaar voor aanvang van de werkzaamheden naar het mitigatie- of compensatiegebied te laten ‘verhuizen’ wordt invulling gegeven aan de zorgplicht. Schade aan de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie wordt voorkomen door middel van mitigerende en compenserende maatregelen. Bij mitigatie zijn de volgende richtlijnen en maatregelen van belang: - Mitigerende maatregelen dienen uitgevoerd te zijn en te functioneren voordat de werkzaamheden van start gaan. - Werkzaamheden die leiden tot mogelijke verstoring en aantasting van het steenuilterritorium dienen uitgevoerd te worden in de voor de Steenuil minst kwetsbare periode te weten buiten het broedseizoen. Het broedseizoen voor Steenuil loopt van half april t/m half september 3. - Indien deze werkzaamheden in het broedseizoen niet voorkomen kunnen worden, is het van belang om het territorium voor aanvang van het broedseizoen ongeschikt te maken bijvoorbeeld door middel van het afsluiten van holtes in bomen, nissen in muren e.d. - Door middel van monitoring kan vastgesteld worden of de mitigerende maatregelen functioneren. Bij compensatie zijn de volgende richtlijnen en maatregelen van belang: - Essentieel voor de lokale gunstige staat van instandhouding is dat de getroffen aanvullende maatregelen functioneren, voordat het oorspronkelijke onderdeel van het leefgebied wordt aangetast. Ook moet er voldoende invulling aan de zorgplicht worden gegeven.
3
De Flora- en faunawet gaat uit van daadwerkelijk aanwezige broedgevallen en hanteert geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het broedseizoen kan bijvoorbeeld verschuiven onder invloed van weersomstandigheden. In het kader van de Ffw wordt “het begin van nestelen als het begin van het broedseizoen” gezien. Dat is de periode dat er eieren of jongen aanwezig zijn in of rond het nest. 21
Sovon-rapport 2013/09
- De gunstige staat van instandhouding van de lokale steenuilpopulatie moet gewaarborgd zijn. Dat betekent dat er voor en na de ingreep (inclusief compensatie) evenveel Steenuil territoria aanwezig dienen te zijn. - Steenuilterritoria die verloren gaan worden conform de aanbevelingen uit de Soortenstandaard Steenuil 1 op 2, bij voorkeur 3 gecompenseerd met nestkasten, binnen een geschikt leefgebied waarin één territorium kan bestaan (DLG, 2012). Dit betekent dat voor elke verblijfplaats die verwijderd wordt, twee nieuwe verblijfplaatsen worden gecreëerd. - Het streven is dat het steenuilpaar zich langs natuurlijke weg verplaatst naar het compensatiegebied.
6.3
Uitwerking concrete maatregelen
Onderstaand zijn de concrete maatregelen uitgewerkt. Deze hebben alleen betrekking op territorium nr. 1. Voor territorium nr. 4 is geen sprake van verstoring of aantasting van het leefgebied (zie H. 5). Omdat mitigatie de voorkeur verdient boven compensatie is in eerste instantie getracht om aan de oostzijde van het bestaande territorium mitigerende maatregelen te nemen. Toen dat niet mogelijk bleek is overgegaan tot het formuleren van een compensatieplan. 6.3.1. Verkenning mitigatie Voor het nemen van mitigerende maatregelen in de vorm van vervangende broedgelegenheid en vervangend foerageergebied is het gebied direct aangrenzend aan de oostzijde van het bestaande territorium verkend. Het betreft de percelen van bewoners aan de Achterweg en een perceel van Rijkswaterstaat. Deze percelen hebben zeker potentie als foerageergebied, maar niet duidelijk was of er ook voldoende nestgelegenheid aanwezig was. De bewoners aan de Achterweg wilden niet meewerken en betreden van het erf en de percelen was niet toegestaan. Het perceel van RWS alleen bleek onvoldoende om te mitigeren vanwege de ongunstige ligging direct langs snelweg en drukke Lekdijk Oost. Daarom is overgegaan tot compensatie. 6.3.2. Compensatie Voor compensatie is gezocht naar een gebied zo dicht mogelijk bij het territorium dat verloren gaat en dat nog niet in gebruik was bij Steenuilen. Als voorbereiding daarvoor is in 2012 een biotoopkartering uitgevoerd om na te gaan waar de dichtstbijzijnde geschikte gebieden liggen (bijlage 1). De dichtstbijzijnde mogelijkheid betrof het gebied ten oosten van A27, ten noorden van de Waalseweg (figuur 7). Voor dit gebied is een compensatieplan opgesteld in samenwerking met mw. Carolien Gijben van Steenuilenwerkgroep de Limes, een lokale vrijwilliger die deskundig is op gebied van Steenuilen en de situatie ter plekke goed kent. Aan de zuidkant van de Waalseweg bevonden zich in 2013 reeds twee territoria. Gezien het huidige leefgebied zullen deze paren met name aan de zuidkant van de Waalseweg foerageren. Met het treffen van maatregelen kan aan de noordkant van de Waalseweg leefgebied kan worden gecreëerd voor een extra paar Steenuilen. Een Steenuil heeft drie dingen in zijn leefgebied nodig: een voortplantingsplek, voedsel en veiligheid. In het compensatiegebied worden maatregelen getroffen zodat het aan al deze drie eisen voldoet. Het gebied ziet er al zeer gevarieerd uit. De volgende elementen zijn momenteel aanwezig (groen omrande gebied dat het potentiele foerageergebied vormt, figuur 7): - Hoogstamboomgaarden met kortgeschoren gras - Weidepaaltjes - Ruige slootkanten - Percelen met begrazing door paarden, koeien en schapen en enkele varkens - Enkele knotwilgen
22
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
-
Erven en (moes)tuinen, zowel rommelig als opgeruimd Enkele solitaire bomen Een open mestplaats Een oude vervallen schuur Kort gemaaide stukken gazon
Momenteel lijkt met name de nestgelegenheid beperkend. Op het middelste erf is een oude schuur aanwezig die toegankelijk is, maar voor zover zichtbaar zijn hier geen geschikte nestplekken. Het dak bestaat enkel uit kale dakpannen waardoor er geen tussenruimte aanwezig is. Door drie extra nestkasten op te hangen verspreid over het gebied wordt nestgelegenheid gecreëerd (figuur 7). De kasten zijn bij drie verschillende particulieren opgehangen: één in een fruitboom op een gazon, één in een solitaire eik en één aan de rand van een boomgaard (figuur 7). Zoals uit de eerder beschreven elementen blijkt is het gebied al redelijk geschikt als foerageergebied. Uit gesprekken met de bewoners blijkt dat er al veel muizen op de erven aanwezig zijn. Om ervoor te zorgen dat de Steenuil jaarrond voldoende voedsel kan bemachtigen worden nog een aantal extra maatregelen getroffen. De bewoners van het middelste erf hebben reeds op enkele plekken wilgentakken aan de randen van een weiland geplaatst, zodat hier op de lange termijn knotwilgen zullen ontstaan. Ten noorden van de erven, het gebied waar enkele koeien en met name paarden grazen, is het landschap behoorlijk open. Om hier extra variatie aan te brengen worden langs een van de percelen in het midden van het gebied over een lengte van 200 meter knotwilgen aangeplant. De knotwilgen zorgen voor voedsel (rupsen en insecten), bieden roestplekken en uitkijkposten om vanaf te jagen en op de lange termijn kan het ook voor nestgelegenheid zorgen. Aan de achterzijde van het perceel waar de koeien grazen wordt een ruigtestrook gecreëerd. Een strook van drie meter tussen de sloot en het stuk waar de koeien grazen wordt afgeschermd van begrazing. Deze ruigte biedt een goed thuis voor muizen, en doordat deze weer grenst aan kort gegraasde vegetatie zijn ze ook goed bereikbaar voor de Steenuilen. Wat veiligheid betreft is het gebied al redelijk geschikt. Er zijn op de erven diverse rommelhoeken, takkenhopen en schuurtjes aanwezig die als schuil- en roestplaats voor zowel jonge als volwassen Steenuilen kunnen dienen. Op het erf behorende bij de eigenaar van de koeien bevonden zich diverse bakken vol met water die een risico op verdrinking voor jonge Steenuilen vormen. Deze worden vervangen door drinkbakken die veilig zijn voor Steenuilen (http://www.steenuil.nl/userfiles/Folder_drinkbak.pdf).
23
Sovon-rapport 2013/09
5 6 3 2 47 1
Figuur 7: Compensatiegebied voor de Steenuil aan de noordzijde van de Waalseweg. Daar is geschikt foerageergebied (groen omlijnd), maar onvoldoende nestgelegenheid. Door het ophangen van 3 extra kasten wordt ruimte gecreëerd voor 1 extra territorium. De overige maatregelen binnen het leefgebied worden in de tekst beschreven. De cijfers komen overeen met de locaties van de hieronder weergegeven foto’s.
1
2
Hoogstamboomgaard met daaronder schapenbegrazing. In de boomgaard wordt al enkele decennia geen gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Op het gehele terrein zijn veel paaltjes aanwezig die geschikt zijn als uitkijkposten, diverse overgangen tussen korte en lange vegetatie en diverse ruige hoeken.
24
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
3
4
Uitzicht vanaf het linkererf richting het oosten. Takkenhopen kunnen schuilgelegenheid voor jonge Steenuilen bieden. Op de achtergrond is de boomgaard van Waalseweg 82A zichtbaar. Op de rechterfoto is een stuk hoogstamboomgaard zichtbaar, met daarlangs ruige slootkanten en een solitaire boom. Onder de boomgaard bevinden zich regelmatig enkele varkens.
5
6
In het meer open terrein ten noorden van de woningen langs de Waalseweg vindt in het zomerhalfjaar beweiding van met name paarden maar ook enkele koeien plaats.
7 Oude schuur op het middelste erf en flauwe oevers met loslopende kippen en een rasterhek.
25
Sovon-rapport 2013/09
7. Gunstige staat van instandhouding en mogelijkheid ontheffing 7.1
Gunstige staat van instandhouding
Na uitvoering van het compensatieplan kunnen de effecten op de lokale steenuilpopulatie volledig gecompenseerd worden. De oppervlakte leefgebied voor tenminste een territorium na de ingreep zal gelijk zijn aan of groter zijn dan voor de ingreep. Dat betekent dat de huidige staat van instandhouding van de lokale steenuilpopulatie niet wordt aangetast.
7.2
Mogelijkheid voor een ontheffing
Omdat er een nestplaats verdwijnt als gevolg van de werkzaamheden is het noodzakelijk om een ontheffing aan te vragen voor Steenuil voor overtreding van artikel 11 van de Ffw. Een ontheffing wordt maximaal voor een periode van vijf jaar verleend. Deze ontheffing wordt alleen verleend na het doorlopen van een uitgebreide toets en voor een belang uit de Vogelrichtlijn. Deze toets is voor de Steenuil op hoofdlijnen uitgevoerd in deze rapportage. Conclusies met betrekking tot de uitgebreide toets zijn: Het is mogelijk de effecten van de werkzaamheden op het huidige Steenuil territorium volledig te compenseren, waardoor de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie niet in het geding komt. Voor de toetsing is tevens van belang dat gemotiveerd wordt of er een andere bevredigende oplossing is en of er sprake is van wettelijk belang. Deze twee elementen vallen buiten de scope van dit rapport.
26
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
8.
Conclusies, vervolgstappen en planning
8.1
Conclusies
1. Het is noodzakelijk voor Steenuil een ontheffing aan te vragen van artikel 11 van de Ffw. 2. Deze ontheffing kan verkregen worden indien de ingreep en het compensatieplan voldoen aan de voorwaarden van een uitgebreide toets zijnde: a) Er is geen andere bevredigende oplossing (locatie, inrichting, wijze van uitvoeren) voor het plan b) Het plan leidt niet tot verslechtering van de huidige staat van instandhouding van de lokale Steenuilpopulatie c) Er is sprake van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn Ad a en c) Voor het verkrijgen van de ontheffing in het kader van de Ffw is een onderbouwing van de alternatieven en wettelijk belang noodzakelijk op het moment dat de uitvoering van de werkzaamheden en de inrichting van het plangebied verder geconcretiseerd zijn. Uitwerking van deze stappen valt buiten de scope van dit rapport.
8.2
Vervolgstappen en planning
Onderstaand is een overzicht gegeven van de vervolgstappen en de bijbehorende planning. 2014 Voorjaar: Voorjaar of najaar: Voorjaar: Herfst-winter:
2015 Februari-Juli:
Ophangen nestkasten bij voorkeur voor de start van het broedseizoen 2014 (half februari) Planten knotwilgen en notenbomen Voorbereiden en aanvragen ontheffing Ffw voor de maximale periode van vijf jaar afhankelijk van wanneer de werkzaamheden van start gaan. Buiten het broedseizoen ongeschikt maken van bestaand leefgebied (o.a. afdichten mogelijke nestplaatsen, alleen toegestaan met een ontheffing, zie hoofdstuk 6 maatregelen) Onderzoek of nestkasten functioneren
27
Sovon-rapport 2013/09
Bronnen Literatuur ABEL G., VAN VLIET M., STOOPENDAAL W., DE BRUIJN L., LICHTENBELD H., DE NOOIJER P. & KORVERBENSCHOP D. 2009. Broedvogels in Nieuwegein. Waar, hoeveel en trends. Vogelwacht Utrecht, Afdeling Nieuwegein Utrecht. BEERSMA P. & VAN DEN BURG W. A. 2007. Steenuilen. Uitgeverij Roodbont. VAN BEUSEKOM R.,
P. HUIGEN, F. HUSTINGS, K. DE PATER & J. THISSEN. 2005. Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels. Tirion Uitgevers B.V., Baarn.
VAN DEN BREMER L., VAN HARXENR. &STROEKEN P. 2009.
Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek. SOVON-Onderzoeksrapport 2009/02. SOVON Vogelonderzoek Nederland. BLOEM H., BOER K., GROEN N.M., VAN HARXEN R. &STROEKEN P. 2001. De Steenuil in Nederland. Handleiding voor onderzoek en bescherming. Stichting Steenuilenoverleg Nederland (STONE), Roden. BTL ADVIES. 2012. Flora- en faunaonderzoek Beatrixsluis Lekkanaal. BTL Oisterwijk. CRAMP, S. & SIMMONS, K.E.L. eds. 1980. The Birds of the Western Palearctic, Vol IV. DIENST REGELINGEN. 2009. Aangepaste lijst jaarrond beschermde nesten vogels. DIENST VOOR HET LANDELIJK GEBIED. 2012. Soortenstandaard. Versie 0.4, juli 2012. VAN DIJK A.J. & BOELE A. 2011.
Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON VogelonderzoekNederland, Nijmegen. FUCHS P. & VAN DE LAAR J. 2008. Dispersie en vestiging van jonge Steenuilen. Limosa 81: 129 – 138.
VAN HARXEN R.&STROEKEN P. 2011. De Steenuil. KNNV Uitgeverij.
A.D.G. KOOPMAN, F.L.A. BREKELMANS, G.J. BRANDJES, R.G. VERBEEK, D. EMOND. 2013. Inventarisatie beschermde soorten Het Klooster 2012, Nieuwegein. Rapport 12-223. Bureau Waardenburg, Culemborg. LANDSCHAPSBEHEER NEDERLAND. 2009. Steenuil onder de pannen. Maatregelencatalogus ter verbetering van het leefgebied van Steenuil. Landschapsbeheer Nederland. LEGOUAR P., SCHEKKERMAN H., VAN DER JEUGD H., VAN NOORDWIJK A., STROEKEN P., VAN HARXEN R. & FUCHS P. 2010. Overleving en dispersie van Nederlandse Steenuilen op grond van 35 jaar ringgegevens. MINISTERIE VAN VROM & MINISTERIE VAN V&W. 2000. Richtlijnen voor de Trajectnota/MER Lekkanaal, 3e sluis Prinses Beatrixsluizencomplex. PARMENTIER, F. & VAN PAASSEN A., 2009. Steenuil onder de pannen – maatregelencatalogus ter verbetering van het leefgebied van de Steenuil. Landschapsbeheer Nederland. STROEKEN P., VAN HARXEN R., VAN TURNHOUT C. & NIENHUIS J. 2009. Reproductie van de Steenuil in Nederland in de periode 1977-2007. Athene 14.
28
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
STONE, LANDSCHAPSBEHEER NEDERLAND, SOVON EN VOGELBESCHERMING NEDERLAND. Erfwijzer Steenuil. Bekijk het erf door de ogen van een Steenuil! VAN TURNHOUT C., NIENHUIS J., VAN HARXEN R. &STROEKEN P. 2009. Nestkaartenproject, pp. 47-50. In: VAN DIJK A.J., BOELE A., HUSTINGS F., KOFFIJBERG K. &PLATE C.L. 2009. Broedvogels in Nederland in 2007. SOVON-monitoringsrapport 2009/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. WILLEMS, F. ET AL., 2008. Terreingebruik van Steenuil bij Neede in 2007. Athene 13, p. 42-47. Websites Richtlijnen inventarisatie Steenuil: http://www.sovon.nl/default.asp?id=908&euring=7570 STONE Steenuilenoverleg Nederland: www.steenuil.nl
29
Sovon-rapport 2013/09
Bijlage 1: Biotoopkartering bepalen zoekgebied voor mitigatie en compensatie In 2012 is in een straal van 5 kilometer rond het huidige territorium een globale biotoopkartering uitgevoerd om na te gaan welke gebieden geschikt zijn als compensatiezoekgebied. De potentieel meest geschikte delen zijn vervolgens in 2013 geïnventariseerd op Steenuilen om te voorkomen dat mitigatie of compensatie plaats vindt in een gebied dat reeds in gebruik is bij een Steenuil. Methode Tijdens de veldbezoeken is het onderzoeksgebied bekeken op de geschiktheid voor het voorkomen van Steenuilen, mede op basis van al bekende informatie. De (potentieel) geschikte gebieden zijn ingetekend op een kaart (figuur 8, tabel 2). Bij deze biotoopkartering zijn de volgende categorieën onderscheiden: Rode stip = Blauw omlijnd =
Groen omlijnd =
Territorium/aanwezigheid Steenuil 2007-2012 (data BMP, NDFF) Geschikt gebied voor Steenuil. Afwisselend halfopen landschap met divers landgebruik. Hoogstamboomgaarden, oude knotwilgen, oude schuurtjes, overhoekjes in ruime mate voorhanden. Potentieel geschikt gebied voor Steenuil. Landschap is “uitgekleed”. Meer open dan halfopen maar wel met een redelijk divers landgebruik. Vrijwel geen hoogstamboomgaarden, oude knotwilgen en oude schuurtjes aanwezig. Door ingrepen in landschap zijn er mogelijkheden voor Steenuil te creëren.
Resultaat Het onderzoeksgebied bestaat in grote lijnen uit 4 verschillende habitattypes namelijk Stedelijk gebied, (Lint)dorpen, Uiterwaarden en Agrarisch gebied binnendijks. Stedelijk gebied Het stedelijk gebied in het onderzoeksgebied bestaat uit IJsselstein, Nieuwegein, Houten en Vianen. In dit gebied is vooral langs de randen gekeken of er potentieel geschikt leefgebied voor Steenuilen aanwezig is. De woonwijken en bedrijventerreinen zijn ongeschikt als leefgebied. (Lint)dorpen In de categorie (lint)dorpen vallen de dorpen Lopikerkapel, Lexmond, Hagestein, Everdingen, Tull en ’t Waal en Schalkwijk. Vooral langs de randen van de dorpen is in meer of mindere mate geschikt leefgebied voor Steenuilen aanwezig. Uiterwaarden De uiterwaarden van de Lek zijn erg open met weinig bebouwing, heggen en bosjes. Plaatselijk liggen er plassen en is er enige natuurontwikkeling. De uiterwaarden zijn plaatselijk zeker geschikt als foerageergebied voor Steenuilen in combinatie met geschikte broedgelegenheid op erven aan de binnenzijde van de winterdijk. Agrarisch gebied binnendijks Een flink deel van het onderzoeksgebied bestaat uit (zeer) open agrarisch gebied te weten een combinatie van intensief gebruikt grasland met plaatselijk (laagstam)boomgaarden. Akkerbouw (vrijwel uitsluitend mais) is vrijwel afwezig. Veel agrarisch gebied is te open voor Steenuilen als gevolg van het ontbreken van bebouwing en geschikte landschapselementen zoals knotwilgen. In de zuidelijke driehoek A27-A2 liggen enkele natuurterreinen, met hooiland, wilgengrienden en opgaande populierenopstanden.
30
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Figuur 8: Resultaten veldonderzoek binnen een straal van 5 km rond het huidige territorium (nr 6). Met zekerheid bezette territoria (2012) zijn aangegeven met rode stippen (Gegevens BMP en NDFF). De blauw omkaderde gebieden zijn geschikt als leefgebied. De groen omkaderde gebieden zijn met aanvullende maatregelen geschikt te maken als leefgebied. De overige gebieden zijn minder/niet geschikt.
Tabel 2: Overzicht van geschikte en potentieel geschikte leefgebieden voor Steenuil, de bijbehorende oppervlaktes en het jaar van de meest recente waarneming (territoria) binnen het gebied. Bronnen: NDFF, LSB/BMP en BTL 2012. De grootte van een Steenuil-territorium varieert van 5 tot 30 ha.* = gebied met knotwilgen. ** In gebied 70 is de meest noordelijke waarneming afkomstig uit 2012 en beide andere uit 2010. Id
type
Jaar
1 potentieel 2 geschikt 3 geschikt
2010
4 potentieel 5 potentieel* 6 geschikt
9 potentieel
Id
Jaar
Opp. (ha)
Id
39,8
25 geschikt
2009
67,1
49 geschikt
2009
type
Type
Jaar
Opp. (ha) 6,4
2,6
26 geschikt
18,7
50 potentieel
9,6
24,1
27 geschikt
26,8
51 geschikt
3,1
0,7
28 potentieel
2,7
52 potentieel
4,0
1,4
29 potentieel*
4,9
53 potentieel
2,6
2011
15,6
30 geschikt
4,6
54 potentieel
4,3
58,3
31 potentieel
2010
19,1
32 geschikt
2,2
7 geschikt 8 geschikt
Opp. (ha)
19,9
55 geschikt
41,2
56 geschikt
33 geschikt
19,9
57 potentieel
2011
2,0 2010
12,7 8,8
10 potentieel
3,0
34 geschikt
13,2
58 geschikt
2010
28,9
11 potentieel
7,5
35 geschikt
9,1
59 potentieel
2009
52,7
12 potentieel
8,7
36 geschikt
28,0
60 potentieel
9,3
13 potentieel
4,5
37 geschikt
2011
5,4
61 potentieel
4,5
14 potentieel*
11,5
38 potentieel
10,0
62 geschikt
2,2
15 potentieel
3,1
39 geschikt
6,0
63 potentieel
4,9
16 potentieel
1,8
40 geschikt
8,6
64 geschikt
2,1
31
Sovon-rapport 2013/09
Id
type
Jaar
Opp. (ha)
Id
type
17 potentieel
4,6
41 geschikt
18 potentieel
4,4
42 geschikt
19 potentieel
5,1
43 geschikt
20 potentieel
9,6
21 potentieel 22 potentieel
Jaar
Opp. (ha)
Id
31,6
65 geschikt
2009
8,2
2009
10,7
Type
Jaar
Opp. (ha)
1,9
66 geschikt
44,2
67 potentieel
4,8
44 geschikt
3,4
68 potentieel
66,9
13,9
45 geschikt
13,0
69 geschikt
2008
13,0
3,8
46 geschikt
10,6
70 Geschikt**
2010,2012
100,2
71 geschikt
2009
23 potentieel
23,6
47 potentieel
6,0
24 geschikt
10,5
48 geschikt
1,8
54,1
Conclusie en mogelijke compensatielocatie Bij het nemen van maatregelen voor Steenuil gaat de voorkeur uit naar mitigatie en/of compensatie zo dicht mogelijk bij het bestaande leefgebied. Uit de biotoopkartering in 2012 blijkt dat er voldoende potentieel leefgebied aanwezig is binnen een straal van 5 kilometer om compensatie te realiseren. De meest geschikte locatie voor compensatie is het gebied tussen het huidige territorium en de A27. Andere geschikte locaties bevinden zich ten oosten van de A27, maar op grotere afstand van het huidige leefgebied.
32
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Bijlage 2: Scan steenuilterritorium bij Kazemat Vreeswijk-Oost Tabel 2: Aanbod nestgelegenheid voor de Steenuil binnen territorium
Type nestgelegenheid
Aantal
Kwaliteit (grootte, kans op inregenen, kans takkeling om naar nest terug te keren)
Boom met holte (soort noemen) Knotwilgen
15
fors
Walnotenboom
+
Groot
Schuur/stal (geef aan of stal open of gesloten is) 1 kazemat
(toegankelijk, rust, koelte) 1
2 puntschuur
1
Toegankelijk
3 hooiberg
1
Toegankelijk
Nestkasten
(plaats kast)
Steenuilkast
-
Overige kasten (kerkuil, torenvalk, bosuil) binnen 500 m. van territorium
-
<15 jaar geleden was er een kast aanwezig.
Conclusie nestgelegenheid
Aanwezig, goede kwaliteit
Tabel 3: Aanbod voedsel voor de steenuil binnen territorium
Type foerageergelegenheid
Aantal of omvang
Grazige vegetaties Gazon Gras onder fruitbomen Hooiland (2 of 3x maaien/jaar) Extensieve bermen, slootkanten, zomen (Grazige) overhoek erf Overhoek bij graslandperceel Kruiden- en/of braakstrook bouwland Bomen en struiken Boomgaard/fruit- en notenbomen Solitaire bomen Knotwilgen Bos(je) Andere foerageergelegenheid Uitkijkposten Conclusie voedselaanbod
+ + + + + + + aantal of lengte en breedte(m) + + + + aanwezig of aantal ++ Goed
Tabel 4: Aanbod schuil- en/of roestgelegenheid binnen territorium
Type schuilgelegenheid
Aanwezig
Voor volwassen uilen Toegankelijke stallen/schuren
+
Nokken van gebouwen
+
Houtstapel
+
Nestkast
-
Boomholten
+
Voor jonge uilen (nabij nestplaats) Toegankelijke stallen/schuren
+ Conclusie schuil- en roestgelegenheid Aanwezig
33
Sovon-rapport 2013/09
Territorium bij de kazemat Vreeswijk-Oost gezien vanaf de Lekdijk-Oost.
Links: Erfafscheiding van populieren met en weiland begraasd met koeien, met perceelsafscheidingen bestaande uit rasterpaaltjes. Rechts: Walnotenboom en daarachter knotwilg op de hoek bij de kazemat.
Links: Foerageergebied nabij het erf bestaande uit knotbomen langs een sloot met een net gemaaid perceel. Rechts: Walnotenboom en knotwilg op de hoek bij de kazemat, met op de achtergrond weiland met rij knotbomen en de erfafscheiding bestaande uit populieren.
34
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Bijlage 3: Samenvatting resultaten territoriumscans plangebied Onderstaand is een samenvatting gegeven van de resultaten van een territoriumscan voor Steenuilen, uitgevoerd in 2013. Het betreft de gebiedsdelen die in Koopman et al (2013) als mogelijk territorium zijn aangeduid. Doel van de scan was om op grond van de gebiedskenmerken in te schatten welke delen in 2013 geschikt zijn als leefgebied voor Steenuilen. De mogelijke territoria op basis van inventarisatie en geraadpleegde bronnen zijn genummerd van 1 t/m 5.
Locatie nr. 3
Locatie nr. 4
Locatie nr. 2
Locatie nr. 5
Locatie nr. 1 35
Sovon-rapport 2013/09
Potentieel territorium nr 1 (voor foto’s zie bijlage 2) Nestgelegenheid: Goed Er is voldoende nestgelegenheid in de vorm van oude knotwilgen, oude fruitbomen, een open schuur en een hooiberg. In het verleden ook in de vorm van een nestkast. Foerageren: Redelijk tot goed Er is voldoende gelegenheid tot foerageren in extensief gebruikt weiland begraasd door koeien en schapen, bermen, overhoekjes en een bosje. Er zijn diverse afrasteringspaaltjes vanaf waar gefoerageerd kan worden. Ook aan de zuidkant van de Lekdijk-Oost ligt geschikt foerageergebied in de vorm van een door koeien begraasd weiland. Schuil- en roestgelegenheid voor volwassen vogels en jongen: Goed Er zijn voldoende rust- en roestplekken voor volwassen vogels en jongen in de vorm van de (open) schuren, de nok van het dak, een houtstapel, holle buizen, boomholtes en de kazemat. Bedreigingen: Matig Een deel van het mogelijke foerageergebied ligt aan de andere kant van een drukke weg (de Lekdijk). Conclusie leefgebied: Goed Uitgaande van een cirkel van 250 meter rondom de broedplaats, is er een derde overlap met het foerageergebied van locatie 5 en een kwart met locatie 2. Potentieel territorium 2 Nestgelegenheid: Matig Weinig mogelijkheden, weinig variatie. De kersenboomgaard is te jong om geschikte nestholtes te bevatten. In kersen ontstaan ook minder snel holtes in tegenstelling tot hoogstamappel- en notenbomen. Het erf is zeer besloten en lijkt weinig mogelijkheden voor nestgelegenheid te bieden. Foerageren: Goed-matig Er is gelegenheid tot foerageren in de vorm van een boomgaard, een kleine paardenwei, schapenwei, een gazon, een overhoekje, bosje, berm en haag. Ten tijde van een veldbezoek in mei was de boomgaard echter sterk verruigd, waardoor het ongeschikt was om te foerageren. Het gebied ten noorden van de Achterweg wordt vanwege hoogopgaande vegetatie in de zomer ongeschikt als foerageergebied. Schuil- en roestgelegenheid voor volwassen vogels en jongen: Matig Er zijn vrij weinig geschikte rust- en roestplaatsen. Er is een houtstapel, een toegankelijke (?) schuur, de nok van het dak en mogelijk een dakgoot met een gat. Bedreigingen: Vrij groot De belangrijkste bedreiging, met een groot risico voor Steenuilen, wordt gevormd door de drukke Achterweg met veel woon-werkverkeer. Conclusie leefgebied: Matig Uitgaande van een cirkel van 250 meter rondom de aannemelijke broedplaats, is er 50% overlap met het foerageergebied van locatie 5 en een kwart met locatie 1. Daarnaast valt ongeveer 20% van deze cirkel in het kanaal aan de westzijde. Het gebied ten noorden van de Achterweg is inmiddels mogelijk te ruig geworden om nog geschikt te zijn voor Steenuilen. Mogelijk was in 2012 deze situatie beter.
36
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Links: Besloten erf potentieel territorium 2. Rechts: Jonge kersenboomgaard in potentieel territorium 2.
Links: Paardenweitje naast kersenboomgaard bij potentieel territorium 2. Rechts: Omgeving van potentieel territorium 2.
Potentieel territorium 3 Nestgelegenheid: Niet aanwezig Er zijn geen geschikte nestgelegenheden. Foerageergebied: Slecht Er is nagenoeg geen geschikt foerageergebied voorhanden. Schuil - en roestgelegenheid voor volwassen vogels en jongen: Niet aanwezig Er is geen rust- of roestgelegenheid aanwezig. Bedreigingen: Matig Conclusie leefgebied: Ongeschikt Er is geen geschikt leefgebied aanwezig. Potentieel territorium 4 Nestgelegenheid: Redelijk 37
Sovon-rapport 2013/09
Er is nestgelegenheid in de vorm van een hoogstamfruitboomgaard en knotwilgen. Foerageren: Goed Er is voldoende en gevarieerde gelegenheid tot foerageren aanwezig in de vorm van boomgaarden, paarden- en schapenwei, koeienwei, overhoekjes, bermen, hagen, bomenrijen en bosjes. Schuil- en roestgelegenheid voor volwassen vogels en jongen: Goed Er is voldoende schuil- en roestgelegenheid in de vorm van een houtstapel en knotwilgen/fruitbomen. Bedreigingen: Mogelijk aanwezig Er is geen drukke weg. Mogelijke bedreigingen in de vorm van honden & katten, gebruik van bestrijdingsmiddelen of steenuil onvriendelijke veedrinkbakken zijn niet uitgesloten. Conclusie leefgebied: Goed- Redelijk Geschikt leefgebied.
Links: Boomgaard in territorium 4. Rechts: Paardenweide in territorium 4.
Potentieel territorium 5 Nestgelegenheid: Matig-Slecht? Er is geen nestgelegenheid in de vorm van bomen of natuurlijke holtes. Mogelijk, maar niet zeker, is er wel nestgelegenheid in een huis of schuur. Er zijn geen nestkasten zichtbaar. Foerageren: Matig-Goed Er is gelegenheid tot foerageren in de vorm van een paardenwei, schapenwei, bermen, knotwilgen en een haag. Het voedselaanbod wordt als matig ingeschat aangezien de weilanden vrij intensief ogen. Het erf zelf lijkt grotendeels verhard met weinig rommelhoeken. De afstand tot foerageergebied in de uiterwaarden ten zuiden van de Lekdijk-Oost lijken te ver (ca. 500 m). De boomgaard ten zuidenoosten van deze locatie is verwaarloosd en niet aantrekkelijk als foerageergebied voor Steenuilen. Schuil en roestgelegenheid: Matig-slecht Mogelijkheden om te schuilen of te roesten ontbreken grotendeels met uitzondering van de nok van het dak en de dakgoot. De aanwezige schuren/stallen zijn niet zeker toegankelijk. Bedreigingen: Matig Het potentiele leefgebied grenst aan een drukke weg (de Achterweg).
38
Compensatieplan Steenuil (Athene noctua) i.v.m. verbreding Lekkanaal en bouw derde kolk Beatrixsluis
Conclusie leefgebied: Matig Uitgaande van een cirkel van 250 meter rondom de broedplaats, is er 50% overlap met het foerageergebied van locatie 2 en een derde met locatie 1. Het gebied ten noorden van de Achterweg is inmiddels mogelijk te ruig geworden om nog geschikt te zijn voor Steenuilen. Mogelijk was in 2012 deze situatie beter.
Links: Erf van potentieel territorium 5. Rechts: Verwaarloosde boomgaard in de buurt van territorium 5.
39
Dit is een uitgave van
Rijkswaterstaat Kijk voor meer informatie op www.rijkswaterstaat.nl of bel 0800 - 8002 (ma t/m zo 06.00 - 22.30 uur, gratis) augustus 2014 | mn0814vkb022