ONDERZOEKSVERSLAG Onderzoek naar de capaciteit van het Nederlandstalig basisonderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Prof. Dr. Rudi Janssens
een opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
2
Inhoud
2
Inleiding
3
H1. Het Nederlandstalig basisonderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Enkele relevante gegevens
5
1.1. Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel in perspectief 1.1.1. De spelers in het Brusselse onderwijsveld 1.1.2. Een toenemend aantal leerlingen 1.1.3. Een toenemende diversiteit 1.1.4. Capaciteit versus een aangepast beleid 1.1.5. Het woon-schoolverkeer 1.2. Het publiek van het Nederlandstalig onderwijs 1.3. Een demografische ‘tijdbom’?
5 5 8 9 13 14 17 23
H2. De huidige capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs. Een overzicht op het niveau van het gewest. 27 2.1. De capaciteit van het Nederlandstalig kleuteronderwijs 2.2. De capaciteit van het Nederlandstalig lager onderwijs 2.3. Het capaciteitstekort: het weigeren van leerlingen
27 36 44
H3. De huidige capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs. Een overzicht op het niveau van de gemeenten 48 3.1. Het capaciteitsprobleem per gemeente nader bekeken 3.2. Analyse van het capaciteitsproblemen op gemeentelijk niveau 3.2.1. De demografische ontwikkeling als leidraad 3.2.2. Het lokale karakter van de scholen 3.2.3. De saturatiegraad van de scholen 3.2.4. De overgang van de kleuterschool naar de lagere school 3.2.5. Leerlingenkenmerken als extra moeilijkheid H4. Beleidsvoorstellen en conclusies 4.1. De creatie van bijkomende onderwijscapaciteit 4.2. Beleidsvoorstellen en conclusies
48 49 49 54 56 60 62 67 67 69
Appendices A1. Vragenlijst capaciteitsonderzoek kleuterschool A2. Vragenlijst capaciteitsonderzoek lagere school A3. Steekkaarten per gemeente A4. Sociale achtergrond leerlingen op niveau gemeente
73 82 91 201
3
Inleiding Jaarlijks halen de wachtrijen met ouders of ingehuurde jobstudenten die dagenlang voor Brusselse schoolpoorten kamperen en lezersbreven van wanhopige ouders uitgebreid de media. Het lijkt dan ook een ganse krachttoer om kinderen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel in te schrijven. Maar hoe zit het nu eigenlijk met de bezetting van deze scholen: zitten werkelijk alle scholen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel overvol, willen een aantal scholen op deze manier hun marktpositie versterken, zijn er in bepaalde gemeenten plaatsen tekort en in andere dan weer teveel...? Dit onderzoek, in opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), zal trachten een beeld te geven van de situatie in het Nederlandstalig basisonderwijs. Het wil in eerste instantie een overzicht bieden van de omvang van het huidige capaciteitsprobleem, de effectieve problemen duidelijk in kaart brengen en polsen naar mogelijke oorzaken en oplossingen. Het is niet evident een onderzoek naar de capaciteitsproblematiek te voeren zonder een duidelijke afbakening van het doelpubliek van het onderwijs. Het principe van de vrije keuze maakt dat elke Brusselaar tussen 3 en 12 een potentiële klant is voor het Nederlandstalig basisonderwijs, waarbij men ook rekening moet houden met de centrumfunctie van Brussel waardoor het onderwijs ook leerlingen van buiten het gewest aantrekt. Praktisch gesteld vertrekken we van de huidige populatie en zal de extrapolatie van de evolutie hiervan de leidraad vormen voor de beleidsvoorstellen. Maar de capaciteitsproblematiek van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is meer dan het louter tellen en verschuiven van leerlingen. De fysieke mogelijkheden en beperkingen vormen hiervan slechts één aspect. Het capaciteitsprobleem dient ook in financieel, pedagogisch en sociaal (bijvoorbeeld voor het onderwijzend personeel) opzicht bekeken te worden en daardoor komen bij deze analyse ook andere aspecten, zoals het personeel, de diverse achtergrond van de families in Brussel en hun sociaaleconomische situatie kijken. Bij de analyse maken we gebruik van twee soorten data: cijfergegevens die al door verschillende overheden zijn verzameld en een vragenlijst die naar alle scholen van het Brusselse basisonderwijs werd toegestuurd met de vraag aan het onderzoek deel te nemen (zie appendices 1 en 2). Voor de cijfergegevens konden we gebruik maken van data die werden verzameld door de VGC, het Ministerie van Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap en het LOP Brussel Basisonderwijs. De enquêtes werden door BRIO zelf verzameld en verwerkt. Hierbij dient opgemerkt dat wanneer naar kleuterscholen en lagere scholen wordt verwezen het hier concreet over vestigingsplaatsen gaat. Werken met data die door verschillende instanties elk vanuit hun eigen visie werden verzameld zorgt uiteraard voor de nodige problemen op het gebied van operationalisering en vergelijking. Het werken met gegevens van derden betekent ook dat men afhankelijk is van de welwillendheid en reglementen van deze instanties waardoor een aantal vragen die oorspronkelijk in het onderzoeksplan waren opgenomen niet konden worden geanalyseerd. Zo konden door informaticaproblemen gegevens door de overheid verzameld slechts begin december, en dan nog slechts gedeeltelijk, worden aangeleverd. Ter bescherming van de privacy van scholen en leerlingen werden de gegevens ook op geaggregeerd niveau toegestuurd. Hierdoor konden aspecten zoals mobiliteit en een analyse op buurtniveau niet
4
worden onderzocht. Om privacyredenen kon ook de weg van leerlingen die bij hun inschrijving omwille van een gebrek aan vacante plaatsen werden geweigerd, niet gereconstrueerd worden. Ook de timing voor het verzamelen van de gegevens per school bleek niet haalbaar. Waar de gegevens begin november werden ingewacht liepen de laatste vragenlijsten begin januari binnen. Onder tijdsdruk kwamen dan ook de interviews die op basis van de resultaten met een aantal sleutelpersonen gepland waren voorlopig te vervallen. Dit rapport is opgebouwd rond vier hoofdstukken. In een eerste hoofdstuk wordt een algemeen kader geschetst met een aantal aspecten die cruciaal zijn voor dit capaciteitsonderzoek. In het tweede hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het capaciteitsprobleem op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in het derde hoofdstuk komen de verschillende gemeenten aan bod. In een laatste hoofdstuk ten slotte worden een aantal algemene conclusies en beleidsvoorstellen geformuleerd. Met nadruk wil ik ook de leden van de stuurgroep (in willekeurige volgorde en in de hoop niemand te vergeten) Guido François (KOCB), Sabine Buyl (Antenne Scolaire), Lily Santy (kabinet minister Vanhengel), Steven Vervoort (VGC, algemene directie Onderwijs en Vorming), Chris Deloof (Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs en Vorming), Marc Borremans (ACOD), Sara De Meerleer (LOP Brussel BaO), Anne Geeroms (VGC, algemene directie Onderwijs en Vorming), Mattias Franssens (VGC, algemene directie Onderwijs en Vorming - verslag), Jan Verbelen (VGC, Meet- en Weetcel), Bruno Sagaert (OVSG), Bart Bruylandt (Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs en Vorming), Gerda Calders (Scholengroep Brussel), en Dimokritos Kavadias (LOP Brussel BaO) van harte bedanken voor hun actieve medewerking bij het verzamelen van de gegevens. Zonder hun actieve medewerking was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Ten slotte gaat mijn dank ook naar de BRIO-medewerkers Joost Vaesen en Wim Naudts, voor het verzamelen van de nodige gegevens maar vooral voor hun inhoudelijke inbreng.
Rudi Janssens, 10 februari 2009
5
HOOFDSTUK 1. Het Nederlandstalig basisonderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Enkele relevante gegevens. Dit hoofdstuk gaat dieper in op een aantal aspecten van het basisonderwijs in Brussel die essentieel zijn om het capaciteitsonderzoek in het juiste analysekader te plaatsen. Eerst schetsen we een aantal algemene tendensen en kenmerken van de leerlingenpopulatie zonder hierbij echter volledigheid te willen nastreven. Hierna bekijken we het doelpubliek, rekening houdend met het tweeledige karakter van de Brusselse onderwijssituatie. Dit hoofdstuk sluit af met een blik in de demografische toekomst van het gewest.
1.1. Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel in perspectief 1.1.1. De spelers in het Brusselse onderwijsveld Brussel telt verschillende onderwijsinstanties wat de analyse van de capaciteitproblematiek voor de verschillende scholen verre van evident maakt, laat staan het vinden van een oplossing wanneer deze problemen zich manifesteren. Bij de eerste staatshervorming werd beslist om het onderwijs onder te brengen bij de zogenaamde persoons- en cultuurgebonden materies. Dat betekent dat de bevoegdheid over het onderwijs gaandeweg overgedragen werd aan de Gemeenschappen, waardoor vanuit een Brusselse optiek een duaal systeem werd ingericht. Dat betekent dat de ouders van de leerlingen een keuze moeten maken tussen het Nederlandstalig of het Franstalig onderwijs, indien we andere opties zoals thuisonderwijs en de Europese en internationale scholen 1 even buiten beschouwing laten. Wat betreft de verhouding van de leerlingen in het Nederlandstalig basisonderwijs tot het Franstalig basisonderwijs illustreert figuur 1 de evolutie voor de periode 1997-2005. De totale schoolpopulatie in Brussel, uitgaande van de cijfers van het Nederlandstalig en het Franstalig kleuter- en lager onderwijs, steeg jaarlijks met een gemiddelde van 1,24%. In elk jaar werd een stijging opgetekend, met als uiterste waarden +0,51% (in 2005) en +2,83% (in 2004).
1
In 1998 volgden ca. 10.000 leerlingen onderwijs aan de Europese en internationale scholen in Brussel (MBHG, 2007, 1).
6
80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000
NL onderwijs kleuter Nl onderwijs Lager FR onderwijs kleuter Fr onderwijs lager
20.000 10.000
19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05
0
Figuur 1. Evolutie van het aantal leerlingen in het Nederlandstalig en Franstalig kleuteren lager onderwijs, 1997-2005 Kijken we naar de relatieve positie van het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel ten opzichte van de Franstalige tegenhanger, dan blijkt in de recente periode een licht fluctuerend beeld typerend. Het ‘marktaandeel’ van het Nederlandstalig kleuteronderwijs schommelde tussen 21,9% (in 1995 en 2004) en 23,1% in 2000. Vanaf dit laatste jaar ging het relatief aandeel van het Nederlandstalig kleuteronderwijs er elk jaar licht op achteruit, met uitzondering van het laatste referentiejaar (2005) toen een lichte stijging met 0,2 procentpunten werd opgetekend. Wat betreft het Nederlandstalig lager onderwijs gaat het om een ‘marktaandeel’ dat in de geselecteerde periode schommelde tussen 14,3% (in 1997) en 16,5% (in 2005). In tegenstelling tot het Nederlandstalig kleuteronderwijs gaat het in dit geval om een onafgebroken stijgende lijn, alleszins wat betreft de geselecteerde periode. De onderstaande grafiek in figuur 2 toont de combinatie van de marktaandelen van beide onderwijsniveaus, zowel wat betreft het Nederlandstalig als wat betreft het Franstalig onderwijs, in de periode 1997-2005. Daaruit blijkt dat het marktaandeel van de Nederlandstalige vestigingsplaatsen binnen de totale schoolpopulatie stelselmatig, zij het beperkt, toenam in de geselecteerde periode (met uitzondering van 2004 toen er een afname met 0,09 procentpunt werd vastgesteld): van 16,99% in 1997 tot 18,62% in 2005. 2
2
Voor 1990 zijn er eveneens cijfers beschikbaar. Van de 115.755 leerlingen in het basisonderwijs ging 6.11% naar het Nederlandstalig kleuteronderwijs en 8.41% naar het Nederlandstalig lager onderwijs; het marktaandeel van de Nederlandstalige scholen binnen het basisonderwijs bedroeg 14.53% (MBHG, 2007, 2).
7
100% 90% 80% 70% 60%
FR onderwijs kleuter Nl onderwijs Lager NL onderwijs kleuter
19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Fr onderwijs lager
Figuur 2. Aandeel van het Nederlandstalig en Franstalig kleuter- en lager onderwijs, 1997-2005 Er is niet alleen een opsplitsing qua taal, maar binnen elke Gemeenschap onderscheiden we ook verschillende inrichtende machten. Het is interessant ook hier even blijven bij stil te staan. Zo is er niet alleen het uiteenlopend ideologisch profiel en hun pedagogisch project; de onderwijsvoorziening via de steden en gemeenten boogt op een lange traditie die kadert binnen het zogenaamd municipalisme. Voor de Brusselse lokale besturen gaat deze situatie zeker en vast op (zie Vaesen, 2008, 92 e.v.). De moeilijke financiële situatie waarin vele Brusselse gemeenten verkeren (zie Vaesen, 2008, 398), kan een factor zijn die zou kunnen meespelen in de kwestie van de fysieke capaciteiten van het onderwijs. In de periode van de zware economische crisis op het einde van de jaren 1970 en het begin van de jaren 1980 wilden verschillende Brusselse gemeenten een aantal gemeentescholen overhevelen naar het gemeenschapsonderwijs om zo de gemeentefinanciën te verlichten. Een aantal gemeentescholen sloot in de recente periode effectief de deuren. Door verschillende gemeenten (in casu Elsene, Etterbeek, Ganshoren, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Gillis, Ukkel en Watermaal-Bosvoorde) wordt momenteel uitsluitend Franstalig onderwijs ingericht. De Brusselse gemeenten zijn voor het Nederlandstalig onderwijsbeleid dus niet altijd een evidente partner in het basisonderwijs en dus evenmin wanneer naar een oplossing voor het capaciteitsprobleem dient gezocht. Deze ‘leemte’ wordt wel opgevuld door andere inrichtende machten. Ook scholen van andere inrichtende machten sloten de deuren. Zo beëindigde het Heilig Hart College in Ganshoren in 2007 haar onderwijsactiviteiten voor het middelbaar onderwijs (met een verplicht uitdovend scenario). Het basisonderwijs blijft er wel bestaan. De beslissing kwam onder vuur te liggen omdat de inrichtende macht aangaf dat de oorzaak van de beslissing lag bij het ‘groeiend aantal probleemjongeren’ (zie Brusselnieuws, d.d. 14 februari 2007). De aangehaalde reden stemt zeker tot nadenken binnen het kader van dit onderzoek. Bovendien spelen in het Brussels onderwijsmilieu verschillende publieke entiteiten een rol, en niet uitsluitend deze van de Gemeenschappen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
8
sloot zo een akkoord met de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) waarbij het Brussels onderwijs indirect gesteund werd, via het toekennen van personeel aan bepaalde onderwijsinstellingen (en dit omwille van de crisis in het onderwijs van de Franse Gemeenschap). Daarvoor werd gebruik gemaakt van de GESCO-statuten, waarbij een aantal personen toegewezen werden aan zogenaamde prioritaire onderwijszones. In het schooljaar 1996-1997 ging het om 213 voltijds aangestelde personen, 154 personen met een ¾ tijdsopdracht en 34 personen met een ½ tijdsopdracht (zie Vaesen, 2003, 187). 1.1.2. Een toenemend aantal leerlingen Organisatorisch telt het Nederlandstalig onderwijs in Brussel momenteel 151 vestigingsplaatsen waar kleuteronderwijs wordt aangeboden. Voor het Nederlandstalig lager onderwijs gaat het om 122 vestigingsplaatsen. Op 1 september 2008 telde het Nederlandstalig onderwijs in Brussel 10054 kleuters en 13723 leerlingen in het lager onderwijs 3 Tegenover het schooljaar 2007-2008 betekende dit voor het kleuteronderwijs een gemiddelde stijging van 2,3%, voor het lager onderwijs een stijging van gemiddeld 1%. Alle inrichtende machten mochten op een stijging van hun leerlingenaantallen terugblikken. Momenteel neemt het gemeentelijk onderwijs 27,9% van de kleuters en 24,4% van de leerlingen lager onderwijs voor zijn rekening. Voor het gemeenschapsonderwijs is dit respectievelijk 28,2% en 25,6%. De grootste speler is het vrij onderwijs dat op de Nederlandstalige Brusselse onderwijsmarkt 43,8% van de kleuters en 50,1% van de leerlingen lager onderwijs aantrekt. Kijken we naar de algemene cijfers van de Nederlandstalige schoolpopulatie in Brussel, dan blijkt er nagenoeg een constante toename gedurende de afgelopen drie decennia, zowel voor het kleuter- als voor het lager onderwijs. De onderstaande grafiek in figuur 3 toont dat het Nederlandstalig kleuteronderwijs op het einde van de geselecteerde periode tweeënhalf maal zoveel leerlingen telde als in het begin ervan. De stijging in het lager onderwijs oogt minder spectaculair, maar is er daarom niet minder om: na een achteruitgang in de jaren 1980 en een vrij stabiele populatie in de eerste helft van de jaren 1990 steeg het aantal leerlingen vanaf 1995 sterk. De index (met 1979 als referentiejaar) steeg op dat ogenblik van 108.50 naar 150.80 twaalf jaar later.
3
Cijfers van de Vlaamse Gemeenschapscommissie – algemene directie Onderwijs & Vorming.
9
300,00% 250,00% 200,00% evolutie # kleuters
150,00%
evolutie # L.O.
100,00% 50,00%
2006
2003
2000
1997
1994
1991
1988
1985
1982
1979
0,00%
Figuur3 . Evolutie van het aantal leerlingen in het NL kleuter en lager onderwijs (19791980 = index 100) 4 De weinige cijfers die beschikbaar zijn over de instroom en de uitstroom in het Nederlandstalig onderwijs, wijzen op een grote continuïteit eens men in het Nederlandstalig circuit terecht komt. Bij de overstap van het kleuter- naar het lager onderwijs noteerde men (het tijdstip en een evolutie zijn onduidelijk) een overstap van 4% van de kleuters naar het Franstalig lager onderwijs. Voor het later onderwijsniveau (de overgang naar het secundair onderwijs) kende men slechts een instroom van 0,5% vanuit het Franstalig onderwijs. Het kleuteronderwijs, en de keuze voor een Nederlandstalige of een Franstalige vestigingsplaats, lijkt dus doorslaggevend te zijn. Wat betreft de beschikbare cijfers over de voorschoolse opvang (ca. 35% van de kleuters) ging het om 29% instroom uit Franstalige instellingen tegenover 71% vanuit Nederlandstalige instellingen (MVG-DO, 2007, 6). 1.1.3. Een toenemende diversiteit Niet enkel de numerieke stijging van het leerlingenaantal kan sommige scholen voor capaciteitsproblemen stellen, ook de stijgende diversiteit speelt mee in het bepalen van de optimale grootte van de klassen. Waar in het Franstalig onderwijs deze diversiteit vooral als sociale diversiteit wordt gepercipieerd vertaalt het beleid in het Nederlandstalig onderwijs dit eerder als een linguïstische en culturele diversiteit. De administratie Onderwijs & Vorming van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en haar voorlopers hebben door de jaren heen cijfers bijgehouden over de ‘culturele achtergrond’ van de leerlingen. Daarvoor werden in de geselecteerde periode verschillende indicatoren gebruikt. Tot in het schooljaar 1991-1992 werd gebruik gemaakt van de nationaliteit als doorslaggevende variabele. Gezien de ‘naturalisatie’ van heel wat gezinnen ging men nadien gebruik maken van andere parameters. Met name maakte men, bij de bevraging van
4
Cijfers van de Vlaamse Gemeenschapscommissie – departement Onderwijs & Vorming.
10
de ouders, een opdeling tussen ‘binnenlands gezin’ en ‘buitenlands gezin’. 5 Of er daarbij gebruik gemaakt werd van bijkomende specifieke criteria of een omschrijving van de terminologie is niet duidelijk. Vanaf het schooljaar 2002-2003 werd gebruik gemaakt van de termen ‘westers gezin’ en ‘niet-westers gezin’ als een middel om tot een grove opdeling te komen. Bij ‘gemengde’ gezinnen werd de achtergrond van de moeder als doorslaggevend en determinerend beschouwd. 6 Qua registratie is er zeker nood aan een duidelijker begrippenkader in functie van wat men eigenlijk wil te weten komen. De bijlage bij de VGC-tellingen illustreert dit: ‘Cijfermateriaal over de culturele achtergrond van de Brusselse leerlingen is een belangrijk hulpmiddel om de context en de specificiteit van het Brussels Nederlandstalig onderwijs te schetsen. Hoe grondiger de kennis over het onderwijs, hoe beter het beleid kan worden gevoerd. Helaas is het niet mogelijk om een eenduidige omschrijving te geven van wat een westerse of niet-westerse culturele achtergrond inhoudt. ‘Wij kunnen als uitgangspunt het volgende stellen: “Een leerling met een niet-westerse culturele achtergrond is een leerling waarvan de ouders en/of de grootouders afkomstig zijn uit een niet-westers land.” Dit is echter geen sluitende definitie. De uiteindelijke interpretatie van deze vraag laten we dan ook over aan de schooldirectie.Toelichting bij culturele achtergrond VGC-telling februari 2006’’. Wat de verschillende operationaliseringen wel illustreren is de toegenomen culturele diversiteit wat in figuur 4 voor de periode van de laatste 20 jaar wordt samengevat. 120,00% 100,00%
% kleuters Westerse achtergrond
80,00%
% kleuters ntwesterse achtergrond
60,00% 40,00%
% lln. LO westerse achtergrond
20,00%
% lln. LO nt-westerse achtergrond
2006
2003
2000
1997
1994
1991
1988
1985
1982
1979
0,00%
Figuur 4. Achtergrond (opdeling tussen ‘westers’ en ‘niet-westers’) van kleuters en leerlingen in het L.O. De bovenstaande figuur toont de effecten van de ingrijpende verandering in de samenstelling van de Brusselse bevolking tijdens de afgelopen vier decennia, specifiek voor het basisonderwijs. Van een nagenoeg volledig ‘westerse’ achtergrond op het einde 5http://www.vgc.be/Onderwijs/Onderwijsbeleid+van+de+VGC/Over+het+Brussels+Nederlandstalig+onder
wijs/overzichtkleuter.htm#3, laatst geconsulteerd op 29 juli 2008. 6 http://www.vgc.be/Onderwijs/Onderwijsbeleid+van+de+VGC/Over+het+Brussels+Nederlandstalig+onderw ijs/overzichtkleuter.htm#3, laatst geconsulteerd op 29 juli 2008. Het gebruik van een bepaalde terminologie is bijzonder revelerend voor het gehanteerd referentiekader en het vermijden van een stigmatisering en het voeden van een “wij-zij-tegenstelling”.
11
van de jaren 1970 zakte het niveau naar 48,70% voor het kleuteronderwijs en 54,20% van het lager onderwijs. In 2005 stak het gemiddeld percentage leerlingen met een nietwesterse culturele achtergrond deze van de leerlingen met een westerse culturele achtergrond voorbij. Voor het lager onderwijs bestond het verschil in 2007 nog uit 8,40 procentpunten. In het derde hoofdstuk gaan we dieper in op de geografische verdeling van deze ontwikkeling. De toename van de leerlingen met een niet-westerse culturele achtergrond heeft verschillende repercussies. Vaak gaat het om kinderen uit sociaaleconomisch achtergestelde families. Dat betekent uiteraard niet dat de kinderen uit de gezinnen met een Westerse culturele achtergrond uitsluitend uit sociaaleconomisch meer welgestelde families afkomstig zijn, wel integendeel (cfr. het dalparabool-patroon waarbij de Brusselse bevolking bestaat uit een aantal sociaaleconomisch zwakkere groepen enerzijds en een aantal hoogopgeleide en goed betaalde groepen anderzijds, waarbij de middenklasse grotendeels uit de kernstad weggetrokken is). Deze geaggregeerde cijfers verhullen de verschillen tussen de respectievelijke scholen en daarbij dus onder meer het reeds aangehaalde probleem van de zogenaamde ‘concentratiescholen’. Aan deze achterstandsgroepen worden onderwijsproblemen gerelateerd op verschillende vlakken: spijbelen 7, schoolse achterstand, geen optimale schoolloopbaan (veel wisseling van scholen, veel uitval, gebrek aan scholing, etc.) en een gebrekkige voorbereiding op arbeidsmarkt. Daaraan gekoppeld zijn er de uitdagingen op het vlak van de onderwijskundige organisatie en het leiderschap binnen de schoolomgeving (rondetafelconferentie, 2007, 3). Als men het over de diversiteit van de Brusselse leerlingen heeft, heeft men het in het Nederlandstalig onderwijs in de eerste plaats over de taaldiversiteit. Wat betreft de taalachtergrond van de ouders werkte de administratie met vier categorieën: homogeen Nederlandstalig, taalgemengd, homogeen Franstalig en anderstalig. Ook hier blijft het zoeken naar een geschikte operationalisering, zoals bij de VGC-tellingen wordt toegelicht: ‘Er zijn de homogeen Nederlandstalige gezinnen waar beide ouders Nederlands spreken; de taalgemengde gezinnen waarvan één van de ouders van Nederlandstalige afkomst is; de homogeen Franstalige gezinnen waarin beide ouders het Frans als gebruikelijke gezinstaal hanteren; en de homogeen anderstalige gezinnen waarin beide ouders Nederlands noch Frans spreken (bijvoorbeeld Turks-Turks, of Marokkaans-Grieks). Vanaf het schooljaar 2002-2003 hebben we de definities wat aangepast. In de homogeen Nederlandstalige gezinnen is/zijn de (beide) ouder(s) van de leerlingen Nederlandstalig. We spreken van een taalgemengd gezin (Nederlands + andere taal) wanneer de leerling bij een ouder terecht kan waarvan de moedertaal het Nederlands is. Een homogeen Franstalig gezin blijft een gezin waar de ouder(s) (beide) Franstalig is/zijn. Het begrip homogeen anderstalig hebben we uitgebreid. We verstaan hieronder zowel de taalgemengd anderstalige gezinnen (zowel het Frans als een andere taal -niet het Nederlands- worden gesproken in het gezin) als de gezinnen waar er Nederlands noch Frans gesproken wordt’. 8
7
Cfr. de bijzondere acties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegen schoolverzuim (Vaesen, 2003, 207) http://www.vgc.be/Onderwijs/Onderwijsbeleid+van+de+VGC/Over+het+Brussels+Nederlandstalig+onderw ijs/overzichtkleuter.htm#4. 8
12
In het verlengde van de reeds vernoemde toegenomen differentiatie van de Brusselse bevolking is uiteraard ook het taalgebruik van de leerlingen in het Brussels onderwijs sterk geëvolueerd. Indien we de gezinstaal van de leerlingen uit het Nederlandstalig Brussels kleuter- en lager onderwijs op lange termijn bekijken, dan blijkt zeer duidelijk de kentering die zich heeft doorgezet. In het begin van de geselecteerde periode, 1979, valt op dat er al sprake is van een onderscheid tussen de gezinstaal van de leerlingen in het kleuter- en in het lager onderwijs. Voor dit laatste onderwijsniveau lag het aantal leerlingen uit een homogeen Nederlandstalig gezin op dat ogenblik net onder 86% van het totaal. Voor het kleuteronderwijs lag het niveau in dit specifieke jaar 14 procentpunten lager. In de loop van de geselecteerde periode is dit aandeel van leerlingen uit homogeen Nederlandstalige gezinnen, wat beide onderwijsniveaus betreft, stelselmatig afgenomen. In 2007 ging het nog om 9,50% van het totaal voor de kleuters en om 13,70% van het totaal voor de leerlingen in het lager onderwijs. Het cijfer voor de kinderen uit taalgemengde gezinnen (met één Nederlandstalige ouder) ging voor het kleuteronderwijs crescendo, met als culminatiepunt het einde van de jaren 1980 en het begin van de jaren 1990 (29,50% van het totaal in 1989 en 28,70% van het totaal in 1994). Daarna volgde een fluctuerende daling tot ongeveer 20% van de totale populatie. Recent (2007) is het aandeel weer iets gestegen, met name tot 24,90% van het geheel. De gegevens voor het lager onderwijs vertonen eenzelfde patroon, zij het met enige vertraging. In 2007 lag het aantal kinderen uit een taalgemengd gezin voor het lager onderwijs op 25% van het totaal. Kijken we naar de kinderen uit homogeen Franstalige gezinnen, dan blijkt een indrukwekkende toename: het aantal leerlingen in het kleuteronderwijs, wat deze categorie betreft, bedroeg in 1979 5,80% van de totale populatie. Daarna volgde een quasi continue stijging tot in 1999 (35,30%), waarna een stabilisatie van de groei volgde. In 2005 en 2006 ging het aandeel van deze categorie er relatief licht op achteruit, maar in 2007 volgde opnieuw een stijging, tot 32,10% van het totaal. De cijfers voor het lager onderwijs vertonen eenzelfde evolutie, opnieuw met een korte vertraging. De top van het relatief aandeel lag hierbij in 2004, met 30,90% van de totale populatie. Daarna volgde heel even een lichte achteruitgang, maar in 2007 bedroeg het aandeel van deze categorie opnieuw 30,30% van de leerlingen in het Nederlandstalig lager onderwijs. De laatste categorie, ten slotte, deze van de kinderen uit anderstalige gezinnen, heeft de grootste evolutie doorgemaakt. Voor beide onderwijsniveaus ging het voor deze categorie om het laagste percentage binnen de totale populatie in het begin van de geselecteerde periode (1979), met name 4,50% (voor het kleuteronderwijs) en 1,70% (voor het lager onderwijs). Van deze beperkte positie groeide de categorie van leerlingen uit anderstalige gezinnen uit tot de grootste groep binnen de Nederlandstalige schoolpopulatie, althans wat betreft het basisonderwijs. Voor het kleuteronderwijs werd het culminatiepunt bereikt in 2005 met 42,50% van de totale populatie. Wat betreft het lager onderwijs werd het hoogste cijfer eveneens in 2005 gehaald, ditmaal met 37,20% van het totaal. Nadien volgde telkens een terugval zodat het huidig aandeel (2007) ligt op 33,40% van de leerlingen in het kleuteronderwijs en 31,10% van de populatie in het lager onderwijs.
13
% NL kleuters % Gemengde kleuters % FR kleuters % anderstalige kleuters % NL LO % gemengd LO % FR LO % anderstalig LO
19 79 19 82 19 85 19 88 19 91 19 94 19 97 20 00 20 03 20 06
100,00% 90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00%
Figuur 5. Evolutie gezinstaal van kleuters en lln. in het L.O 9. 1.1.4. Capaciteit versus een aangepast beleid Ongeacht de operationalisering staat de diversiteit van de leerlingenpopulatie buiten kijf. Deze opdeling werd door de overheid als nuttig ingeschat, omwille van de specifieke aanpak die hieraan gekoppeld worden. De startnota van de Rondetafelconferentie voor het Brussels onderwijs 2007 verwijst zo onder meer naar de “schoolse achterstand voor de kinderen van allochtone, anderstalige en laaggeschoolde gezinnen” (Rondetafelconferentie, 2007, 3). Dergelijke problemen vragen om een aangepast beleid. Het is in dit onderzoek niet de bedoeling een overzicht dan wel een evaluatie van de verschillende beleidsinitiatieven te maken, maar men kan niet ontkennen dat dit beleid sterk correleert aan de capaciteitsproblematiek en het bepalen van bijvoorbeeld het optimaal aantal leerlingen in een klas aan deze beleidsmaatregelen raakt. Zo trachtte de overheid in te grijpen op de processen van dualisering en sociale achterstand en hun repercussies voor het onderwijs, onder andere via het Decreet op de Gelijke Onderwijskansen (GOK). Het GOK voorziet in bijkomende middelen, zowel in financieel als in pedagogisch opzicht, voor achterstandsgroepen in combinatie met een absoluut inschrijvingsrecht. Op zijn minst twee problemen worden bij de toepassing van het GOK in Brussel naar voren geschoven. Zo zou het GOK voor meer concentratie van achterstandsgroepen in plaats van voor meer spreiding gezorgd hebben. 10 Bovendien zijn er de verhalen van Nederlandstalige ouders die geen plaats vinden voor hun (Nederlandstalig) kind in de school van hun voorkeur (Selleslach, 2004, 16). Het is dan ook niet verwonderlijk dat het voorrangsbeleid dat ingrijpt op de samenstelling van de
9
In het schooljaar 1989-1990 werden anderstaligen en Franstaligen samengevoegd, hetgeen ook in latere tabellen de schommelingen voor deze periode verklaren. 10 Het Lokaal Overlegplatform (LOP) plaatste het gemiddelde anderstaligen in de Brusselse scholen op 63.2%, waardoor doorverwijzing slechts mogelijk is vanaf 73.2% anderstalige leerlingen. Deze cijfers worden echter betwist, omwille van de gebrekkige informatiedoorstroming en in sommige gevallen zelfs de non-participatie van bepaalde scholen (Selleslach, 2004, 16).
14
leerlingenpopulatie geregeld onderwerp is van discussie. Deze samenstelling staat uiteraard ook in relatie tot de capaciteitsproblematiek. Bijzondere aandacht werd ook geschonken aan het taalaspect van het onderwijs. Vaak wordt de gebrekkige kennis van het Nederlands en een tekort aan taalvaardigheid, vooral dan gericht op de anderstalige leerlingen, gezien als de oorzaak van de leerachterstand van anderstalige kinderen. Langs de andere zijde wordt gewezen op mogelijke negatieve effecten op de Nederlandstalige leerlingen 11 (Selleslach, 2004, 14). Het is voor de leraars dan ook geen eenvoudige taak met een dergelijke heterogeniteit aan de slag te gaan. In deze optiek werden verschillende beleidsinitiatieven genomen: Taalvaart, Voorrangsbeleid Brussel, ... (cf. Het huidige Onderwijscentrum Brussel) die scholen en leerkrachten ondersteunen in het bieden van onderwijs aangepast aan de specifieke karakteristieken van de Brusselse leerlingen, om zo taal- en leerachterstand te helpen wegwerken. De grootte van de klassen kan mee bepalend zijn voor het welslagen van dit beleid. 1.1.5. Het woon-schoolverkeer De data die voor dit onderzoek beschikbaar werden gesteld laten niet toe het woonschoolverkeer accuraat in kaart te brengen. In het derde hoofdstuk wordt dit aspect wel belicht maar we willen hier toch even stilstaan bij enkele bevindingen die deze cijfers in perspectief plaatsen. Op basis van de socio-economische enquête van 2001 is hiernaar reeds enig onderzoek verricht (cfr. Halleux, 2007). Halleux e.a. schoven drie parameters naar voren die een rol speelden in deze circulatie: afstand (opgedeeld in vier categorieën; cfr. infra), duur en transportmiddel(en) (Halleux, 2007, 10). Indien we de globale resultaten voor Brussel – specifiek voor het “enseignement maternelprimaire” - bekijken, dan valt op dat een groot aandeel van de (Brusselse) leerlingen naar een school gaan die niet ver van de woonplaats gelegen is. Zo gaat 77,2% van de leerlingen naar een school die gesitueerd is tussen 0 en 5 km. van de woonplaats 12. Dat is het hoogste cijfer, vergeleken met Vlaanderen (76,2%) en Wallonië (66,5%). Nog eens één op vijf van de Brusselse leerlingen gaat naar een school die tussen 5 en 20 km. van huis gelegen is. Daardoor is het aantal verplaatsingen van Brusselse leerlingen over een grotere afstand, en daardoor het Brussels hinterland overstijgend, beperkt.
11
“Langs de andere kant 'verzuipen' Nederlandstalige kinderen in de anderstalige meerderheid, nemen ze taalfouten over van klasgenoten, passen ze zich aan het lagere termpo aan, moeten dikwijls bijlessen Frans volgen om hun maatjes in de klas op dit vlak te kunnen bijbenen”. Selleslach, 2004, 14. 12 Cfr. in dit verband ook de bouw van vestigingsplaatsen in het kader van het Schoolpact (1958-1959). Dat verleende aan de Staat expliciet de mogelijkheid om scholen in te richten, daar waar er geen neutraal onderwijs voor handen was. Een fonds voor provinciale en gemeentelijke schoolgebouwen moest de constructie en inrichting van provinciale en gemeentelijke scholen stimuleren. Het vrij onderwijs ontving dan weer ruime subsidies, a ratio van het aantal leerlingen binnen dit onderwijsnet, om zo de wedden, werking en uitrusting (maar niet de constructie van nieuwe scholen) te dekken (Witte & Craeybeckx, 1983, 325-326).
15
Plaats
0 à 5 km.
5 à 20 km.
20 à 50 km.
> 50 km.
BHG
77,2%
20,7%
1,7%
0,4%
Vlaams Gewest
76,2%
20,9%
2,4%
0,4%
Waals Gewest
66,5%
28,6%
4,3%
0,6%
73,3% 23,2% 2,9% 0,5% België 13 Tabel 1. Afstand van het woon-schoolverkeer in de drie Gewesten in % (2001)
Het gegeven dat een groot deel van de Brusselse leerlingen in de onmiddellijke omgeving van de eigen woonst school loopt heeft allerhande repercussies, niet in het minst wat betreft de achtergrond van de buurt(en) in kwestie en de mogelijke wisselwerking tussen school en buurt. In dit opzicht kan verwezen worden naar de analyse die van de Brusselse buurten gemaakt werd (cfr. Vandermotten, e.a., 2007). Daaruit blijkt dat niet minder dan 295 buurten in Brussel als “achtergesteld” kunnen gedefinieerd worden 14, goed voor een totale bevolking van 503.549 burgers. Een dergelijke situatie dient gekoppeld te worden aan de uitdagingen van het onderwijs in het algemeen, maar vooral aan de capaciteit op het vlak van de omgang met diversiteit, taal, personeel, enzovoort. De keuze voor een nabijgelegen school lijkt voornamelijk op te gaan voor kinderen uit families met een bepaalde achtergrond, die in de rapporten van de overheid als “allochtoon”, “anderstalig” en “laagopgeleid” worden bestempeld (Rondetafelconferentie, 2007, 2). Ouders uit zogenaamde “autochtone” families laten het criterium afstand minder spelen en sturen hun kinderen naar scholen onder meer op basis van de gepercipieerde onderwijskwaliteit van bepaalde instellingen (Rondetafelconferentie, 2007, 3). Uit het voorgaande is zo een situatie gegroeid die steevast als problematisch wordt ingeschat en die in alle recente beleidsdocumenten naar voren komt: de hoge concentratie van “allochtonen” die niet het Nederlands als thuistaal spreken. Ca. 65% van deze groep kwam terecht in slechts 25% van de scholen (Rondetafelconferentie, 2007, 3). De bovenstaande gemiddelde cijfers geven echter geen zicht op mogelijke discrepanties binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tussen families met een verschillende sociaaleconomische achtergrond. Indien we niet alleen rekening houden met het woon-schoolverkeer van de Brusselse leerlingen zelf, maar ook met de instroom vanuit het Brussels hinterland, dan vallen eveneens een aantal interessante vaststellingen op. Kijken we zo naar het woonschoolverkeer in Vlaams- en Waals-Brabant, dan is het opmerkelijk dat de grootste afstand net voor deze provincies opvalt (Halleux, e.a., 2007, 17-18). Hoewel de bevolkingsdichtheid een element is dat meespeelt in de bovenstaande cijfergegevens (Halleux, e.a., 2007, 17), roepen deze verschillen de vraag op naar de centrumfunctie van Brussel op dit vlak. Bovendien zijn hieraan andere mogelijke kwesties verbonden, zoals de transportmogelijkheden en -middelen. Voor de Brusselse leerlingen valt op dat 32,9% te voet naar school gaat (bijna het dubbele van het Belgisch gemiddelde) en dat 17,2% van de 13
Halleux, e.a., 2007, 17. Het rapport maakt enkel een opdeling tussen de Provincies en de Gewesten, waardoor een interstedelijke vergelijking (cfr. een mogelijke scheeftrekking door meer landelijke gebieden) helaas niet mogelijk is. 14 Cfr. Vandermotten, e.a., 2007, 20 voor de definitie en de verschillende classificaties.
16
Brusselse leerlingen zich via het openbaar vervoer verplaatst (drie maal het Belgische gemiddelde) (Halleux, e.a., 2007, 36). Gekoppeld aan deze centrumfunctie is onder meer het aspect van het woon-schoolverkeer vanuit het Brussels hinterland. Indien we de geografische herkomst van de leerlingen in het Nederlandstalig kleuter- en lager onderwijs bekijken in een diachronisch perspectief, dan valt een belangrijke transitie op: de relatieve achteruitgang van het aantal leerlingen binnen het Brussels Nederlandstalig kleuter- en lager onderwijs dat niet in Brussel gehuisvest is. De onderstaande grafiek toont de evolutie specifiek zowel voor het kleuter- als voor het lager gewoon onderwijs. Het aantal leerlingen dat binnen de grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gehuisvest is, steeg in de periode 1979-2007 sterk en dit voor beide onderwijsniveaus. Zo evolueerde het kleuteronderwijs van iets meer dan 75% Brusselaars in 1979 al fluctuerend naar ca. 90% Brusselaars in 2007. Eenzelfde tendens, zij het met een iets lager percentage, is merkbaar voor de leerlingen in het Nederlandstalig Brussels lager onderwijs. Daar groeide (eveneens fluctuerend) het aantal leerlingen, woonachtig in één van de Brusselse gemeenten, van bijna 70% in 1979 tot ca. 80% in 2007. Bij de interpretatie van deze cijfers moet rekening gehouden worden met de demografische structuur van Brussel. Ondanks de stijging van het aantal leerlingen met huisvesting te Brussel, neemt het aantal leerlingen van buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2007 nog steeds 20% van de populatie van het Nederlandstalig Brussels lager onderwijs en 11,30% van het Nederlandstalig Brussels kleuteronderwijs in beslag. Het is onduidelijk of deze relatieve daling te wijten is aan een verminderde instroom van leerlingen van buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dan wel aan een verhoging van de instroom van de Brusselse leerlingen (cfr. de demografische structuur van de Brusselse bevolking). Net zoals hoger vastgesteld werd, roept de grafiek met de algemene cijfers omtrent het woon-schoolverkeer de vraag op naar een mogelijke geografische differentiatie. Dit aspect moet verder uitgeklaard worden. Onderzoek over de verhuismotieven (cfr. Janssens, 2007b) wees uit dat de school geen doorslaggevende factor vormt voor Nederlandstalige gezinnen die vanuit Brussel naar de rand verhuizen. Het onderwijs staat laag op de prioriteitenlijst, ondanks de algemene perceptie van de Brusselse onderwijssituatie. Het verhuizen naar de rand impliceert niet noodzakelijk dat ouders hun kinderen niet langer naar het Brussels onderwijs sturen, integendeel (Janssens, 2007b, 99-100). Toch speelt dit onderwijs wel indirect een rol voor een deel van de verhuizers, want niettegenstaande ze het niet als verhuismotief naar voor schuiven is het opvallend hoeveel gezinnen verhuizen net voor hun kinderen naar de kleuterschool of het lager onderwijs gaan.
17
100,00% 90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00%
% kleuters binnen BHG % kleuters buiten BHG % lln. LO binnen BHG
2007
2003
1999
1995
1991
1987
1983
1979
% lln. LO buiten BHG
Figuur 6. Evolutie geografische herkomst leerlingen in het NL kleuter en lager onderwijs 15 Omtrent de centrumfunctie die door het Brussels onderwijs verzorgd wordt, is het aangewezen om eveneens een opsplitsing te maken naar gelang van de inhoud van het geboden onderwijs. Zo ligt een centrumfunctie wel voor de hand voor bepaalde types van educatie, zoals het buitengewoon kleuteronderwijs en het hoger onderwijs (Naudts & Plompen, 2008, 67).
1.2. Het publiek van het Nederlandstalig onderwijs De Brusselse situatie maakt het moeilijk concreet de doelgroep af te bakenen. Zowel het Nederlandstalig als het Franstalig onderwijs evolueerde door de gewijzigde bevolkingssamenstelling en de verhoogde culturele en taaldiversiteit, van een onderwijs voor een specifieke taalgroep naar een onderwijs waar ofwel het Nederlands of het Frans als onderwijstaal wordt gebruikt. Gezien de vrije onderwijskeuze is er, op basis van de wetgeving, geen ‘specifiek’ publiek voor het Nederlandstalig onderwijs maar richt het zicht tot alle Brusselse kinderen 16. Vanuit de scholen is dit politieke uitgangspunt minder evident dan vanuit de wetgeving blijkt. Het theoretische uitgangspunt van het Vlaams onderwijs, en dus ook van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, vertrekt van het Nederlands als thuistaal van de leerlingen, de praktijk vertelt evenwel een ander verhaal. Al van bij aanvang was het voor de Vlaamse beleidsmakers duidelijk dat de overlevingskansen van een onderwijsnet uitsluitend geënt op de Nederlandstalige aanwezigheid in Brussel beperkt waren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de jaren 15 16
Cijfers van de Vlaamse Gemeenschapscommissie – departement Onderwijs & Vorming. Hetgeen uiteraard niet impliceert dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zich uitsluitend tot deze kinderen richt, ook kinderen uit Vlaanderen behoren tot de doelgroep.
18
’70 en ’80 in reclamecampagnes de troef van tweetaligheid ook effectief werd uitgespeeld om bij Franstaligen het Nederlandstalig onderwijs te promoten. Een aantal scholen onderstrepen uitdrukkelijk dat ze er in de eerste plaats zijn voor de Nederlandstaligen en in de vragenlijsten is meermaals te lezen dat het aantal anderstaligen te wijten is aan ‘het feit dat het Franstalig onderwijs haar rol slecht invult’. We kunnen in Brussel echter niet uitgaan van een regulier onderwijs dat het Frans als voertaal heeft en een Nederlandstalige pijler die zich uitsluitend richt op een minderheidsgroep zoals dit in het buitenland in sommige regio’s, bijvoorbeeld Quebec, het geval is. Dit zou onrechtstreeks ook de gelijke officiële status tussen het Nederlands en het Frans in vraag stellen. De definitie van een ‘doelpubliek’ illustreert wel dat, hoewel totaal onafhankelijk van elkaar, samenwerking tussen het Nederlandstalig en Franstalig onderwijs in de toekomst onvermijdelijk is, zeker in het licht van de sterke groei van de Brusselse jongeren (zie infra) die voor het Franstalig onderwijs met zijn financiële beperkingen een nog grotere uitdaging is dan voor het Nederlandstalig onderwijs. Om het capaciteitsprobleem in kaart te kunnen brengen zijn gegevens vanuit het Franstalig onderwijs onontbeerlijk. Ondanks lang aandringen en verschillende contactpersonen bleek het niet mogelijk hierover te beschikken. Toch blijkt dat probleem ook daar te bestaan, gegeven de krantenberichten over de wachtrijen in de scholen, de bemerkingen in de vragenlijsten van scholen die een campus met het Franstalig onderwijs delen, en het toelatingsbeleid dat ook door het Franstalig onderwijs werd uitgewerkt. Dit beleid richt zich echter op het secundair onderwijs al zijn er ook problemen in het basisonderwijs waar sommige scholen eveneens met wachtrijen te kampen hebben. Dit jaar werden door de COCOF ook gegevens verzameld over de capaciteit van de scholen van het Franstalig basisonderwijs, doch deze worden niet voor onderzoek ter beschikking gesteld, ook niet aan Franstalige collega’s. Toch mogen we op korte termijn geen verschuiving van het Nederlandstalig naar het Franstalig onderwijs verwachten. Uit een onderzoek van Luk Van Mensel (2006) naar het fenomeen ‘crossing’ (het overschrijden van de ‘taalgrens’ in het onderwijs) bleek dat voor 94% van de ouders van niet-Nederlandstaligen in hun keuze voor het Nederlandstalig onderwijs de taal, meer specifiek tweetaligheid, vooral in de optiek van tewerkstellingsmogelijkheden in een tweetalige stad, een rol speelde. Hier tegenover staat dat 50% van de ouders uit het Franstalig onderwijs ontevreden zijn over het tweedetaalonderwijs in de Franstalige scholen (Janssens, 2007). Gezien dit taalonderwijs, het lerarentekort en de duidelijke segregatie in het Franstalig onderwijs is het onwaarschijnlijk dat dit onderwijs in de nabije toekomst veel leerlingen zal aanzetten om het Nederlandstalig onderwijs voor het Franstalig in te ruilen. We mogen in de nabije toekomst de huidige tendensen dus doortrekken. Niettegenstaande het ontbreken van de data voor het Franstalig onderwijs vonden we toch gegevens voor het schooljaar 2001-2002. We gebruiken deze om de doelgroep en de onderlinge verhoudingen binnen het onderwijs in Brussel verder te expliciteren. De onderwijsdata durven wel eens variëren afhankelijk van de bron. Een belangrijk element hierin is dat de meeste data ‘school-oriented’ en niet ‘pupil-oriented’ worden verzameld. Het is de school die de basis en het doel van de dataverzameling is en in plaats van met individuele leerlingen als cases wordt een leerling-profiel als basis genomen en wordt het aantal leerlingen dat beantwoordt aan dat profiel geregistreerd. Dit maakt dat bij het uitvoeren van bewerkingen eventuele ontbrekende data betrekking hebben op een gans
19
profiel en het aantal leerlingen dat ontbreekt is dan ook afhankelijk van het aantal dat aan dit specifieke profiel beantwoordt. Deze manier van registratie belet ons ook leerlingen over verschillende jaren heen te volgen en het is dan ook niet duidelijk of leerlingen die het ene jaar in een bepaalde school zitten deze school het jaar daarna verlaten of niet. Dit stelt vooral problemen bij de analyse van de overgang van het kleuter- naar het lager onderwijs. Om de overgang van het ene jaar naar het andere te volgen zijn we uitsluitend op het aantal leerlingen aangewezen. Toch geeft tabel 2 een vrij accuraat beeld van de leerlingenpopulatie van het betrokken schooljaar. De linkerhelft van de tabel geeft de woonplaats aan van de leerlingen uit het Franstalig onderwijs, de rechterhelft van deze van het Nederlandstalig onderwijs. Woonplaats leerling
Franstalig onderwijs aantal
Nederlandstalig onderwijs aantal aandeel
aandeel
87.359
88,0%
18.231
81,3%
9.334
9,4%
3.780
16,9%
- Halle-Vilvoorde - Leuven - Rest Vlaanderen
8.534 614 186
8,6% 0,6% 0,2%
3.144 384 252
14,0% 1,7% 1,1%
Wallonië
2.532
2,6%
412
1,8%
- Waals-Brabant - Rest Wallonië
1738 794
1.8% 0,8%
293 119
1,3% 0,5%
22.423
100%
Brussel Vlaanderen
99.225 100 % Bron: Communauté Française / Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Totaal
Tabel 2. Totaal aantal leerlingen basisonderwijs BHG naar taalaanhorigheid van de instelling. Schooljaar 2001-2002. Op basis van bovenstaande gegevens vertegenwoordigt het Franstalig onderwijs 81,6% van de ‘onderwijsmarkt’ van het basisonderwijs tegenover 18,4% voor het Nederlandstalig onderwijs. Per leerjaar komt het Nederlandstalig onderwijs aan het volgend aandeel: 23,1% voor het kleuteronderwijs, 18,9% voor het 1° leerjaar, 17,2% voor het 2° leerjaar, 16,9% voor het 3° leerjaar, 16,0% voor het 4° leerjaar, 15,2% voor het 5° leerjaar en ten slotte 14,1% voor het 6° leerjaar. Voor het kleuteronderwijs is het moeilijk precieze cijfers te geven. Waar het Franstalig onderwijs de kleuters in drie kleuterklassen opdeelt worden ze in het Nederlandstalig onderwijs in zijn geheel beschouwd of per geboortejaar. Opvallend voor beide onderwijsgemeenschappen is het aandeel van leerlingen vanuit Vlaanderen, vooral vanuit Halle-Vilvoorde. Zowel het Franstalig als het Nederlandstalig basisonderwijs speelt voor deze regio een belangrijke rol. Ruim 9000 kinderen uit de Vlaamse rand gaan in Brussel naar het Franstalig onderwijs, ruim 3000 naar het Nederlandstalig onderwijs. Zowel voor het Franstalig als het Nederlandstalig onderwijs geldt dat het aandeel stijgt naargelang het curriculum vordert, zoals uit tabel 3 blijkt.
20
Leerjaar
Franstalig onderwijs
Nederlandstalig onderwijs
Totaal
aantal
aandeel
aantal
aandeel
aantal
aandeel
2.656
7,6%
1.359
13,0%
4.015
8,8%
1° leerjaar
987
8,8%
372
14,2%
1.359
9,8%
2° leerjaar
1.058
9,4%
395
17,0%
1.453
10,7%
3° leerjaar
1.101
10,2%
395
18,0%
1.496
11,5%
4° leerjaar
1.114
10,3%
414
20,0%
1528
11,8%
5° leerjaar
1.173
11,0%
440
23,0%
1613
12,8%
6° leerjaar
1.245
11,8%
405
23,5%
1650
13,5%
Totaal
9.334
9,3%
3.780
16,2%
13.114
10,6%
Kleuter
Tabel 3. Aandeel inwoners Vlaams Gewest in Brussels onderwijslandschap Wat is het profiel van de kinderen uit Vlaanderen die naar het Franstalig onderwijs gaan? Deze verschillen significant met de ‘doorsnee’ leerling: deze groep telt significant meer leerlingen met de Belgische nationaliteit, ze gaan significant meer naar het vrij onderwijs in Brussel (zowel katholiek als niet-confessioneel) en zijn sterker vertegenwoordigd in het lager dan het kleuteronderwijs. Het meest opvallende verschil is, niet zo verwonderlijk, de sociale achtergrond van deze leerlingen uit Vlaanderen die significant hoger ligt dan bij de doorsnee Brusselaar. Vergelijkbaar met ‘GOK-leerlingen’ kent het Franstalig onderwijs ‘leerlingen die positief worden gediscrimineerd’. Waar het Franstalig onderwijs in Brussel 23,8% van deze leerlingen telt (althans in het betrokken schooljaar) geldt dit voor de leerlingen uit Vlaanderen slechts voor 1,9% van de gevallen. Opmerkelijk genoeg hebben ook de leerlingen die vanuit Brussel naar Wallonië gaan eenzelfde profiel, al tellen ze wel iets meer ‘leerlingen die positief worden gediscrimineerd’, namelijk 4,5%. Het is dus hetzelfde type leerlingen dat zowel vanuit Vlaanderen voor het onderwijs in Brussel kiest, als dat vanuit Brussel naar de scholen erbuiten uitwijkt. Dit is een indicatie van het feit dat de sociale achtergrond van de ouders bepalend is voor de afstand die men wil of kan afleggen om een ‘goede’ school voor de kinderen te vinden. Dit versterkt uiteraard de sociale segregatie op onderwijsvlak. Naast Vlamingen die naar Brussel trekken, zijn er ook Brusselaars die naar Vlaamse scholen gaan. Dit aantal is beperkter dan omgekeerd, al groeit hun aandeel wel. Gezien de spreiding over Vlaanderen mogen we veronderstellen dat er toch wel een aantal verhuizers in de cijfergegevens zitten die bij inschrijving van de kinderen nog in het BHG gedomicilieerd waren. Uit verhuisonderzoek (Janssens, 2007 ) blijkt de verhuisintensiteit op het ogenblijk waarop kinderen naar de kleuterschool of de lagere school gaan. De vraag is wel in hoeverre hier ook het capaciteitsprobleem een rol speelt of dat er andere factoren aan de basis van de schoolkeuze liggen. Kijken we in eerste instantie eens naar de omvang van dit uitwijkfenomeen vanuit Brussel naar een Nederlandstalige school in Vlaanderen. In de mate dat deze mensen bewust voor
21
het Nederlandstalig onderwijs kiezen kan deze groep ook als het ‘doelpubliek’ voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel beschouwd worden. Schooljaar
Aantal
Index
Potentieel
Index
2001-2002
790
100
113.638
100
2002-2003
914
115,7
115.587
101,7
2003-2004
981
124,2
117.145
103,1
2004-2005
1.094
138,5
117.880
103,7
2005-2006
1.203
152,3
119.049
104,8
2006-2007
1.281
162,2
120.696
106,2
2007-2008
1.458
184,6
122.440
107,7
Bron: Federaal Planbureau. FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Tabel 4. Evolutie leerlingenaantal van BHG naar Vlaanderen Er is een veel sterkere uitwijking dan men op basis van het totale leerlingenpotentieel van het BHG zou kunnen verwachten. In tabel 4 wordt de evolutie van de uitwijking vergeleken met de evolutie van het totale leerlingenpotentieel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Waar dit laatste aantal sinds de eeuwwisseling toenam met bijna 8% stijgt het aantal Brusselse leerlingen in Vlaamse scholen met bijna 85%. Dit illustreert een duidelijke tendens tot ‘stadsschoolvlucht’. Of het al dan niet te maken heeft met een capaciteitsprobleem dan wel of sociale of andere oorzaken aan de basis ervan liggen kan uit het datamateriaal uiteraard niet opgemaakt worden. Wel is het duidelijk dat ze vooral naar een aantal specifieke scholen in de Rand trekken. De 5 ‘populairste’ gemeenten uit de Rand trekken momenteel ruim 60% van de basisschool kinderen aan met Dilbeek als absolute koploper. 01/02
02/03
03/04
04/05
05/06
06/07
07/08
Dilbeek
17,2%
19,8%
20,8%
23,3%
23,4%
23,5%
25,6%
Wemmel
8,6%
7,5%
6,7%
6,7%
7,9%
9,8%
11,7%
Vilvoorde
7,3%
9,2%
10,3%
7,4%
5,8%
6,9%
7,8%
Zaventem
4,6%
4,7%
4,5%
5,3%
7,5%
8,6%
8,0%
St-P-Leeuw
4,3%
5,6%
6,5%
5,9%
5,2%
7,3%
8,0%
Totaal 42,0% 46,8% 48,8% 48,6% 49.8% 56,1% 61.1% Tabel 5. Aandeel van totaal aantal leerlingen uit BHG in populairste gemeenten van de Rand Door het school-centered registratiesysteem (en de privacywetgeving) is het onmogelijk na te gaan wie wanneer naar welke school gaat. Het is dus niet duidelijk of het dezelfde leerlingen zijn die buiten Brussel naar school blijven gaan dan wel dat er een groot verloop
22
is. We doen echter een poging om te kijken in welke mate bij de overgang van de kleuterschool naar het lager onderwijs de kinderen nog steeds buiten Brussel school lopen. Hiertoe vergelijken we bij gebrek aan verduidelijking binnen de kleutergroep de oudste leerlingen in het kleuteronderwijs (meestal gaat het in de Brusselse kleuterscholen om 3 jaren met een kleine groep een jaar jonger en een iets grotere groep die nog kleuteronderwijs volgen maar theoretisch reeds in het lager onderwijs zouden kunnen zitten; het zijn de twee laatste groepen die we hier samen nemen) met deze die vanuit Brussel naar Vlaanderen naar het eerste leerjaar gaan. Uiteraard vergelijken we de kleuters van het schooljaar 2001-2002 met het eerste leerjaar van het schooljaar 2002-2003, die we als corresponderende paren beschouwen. Ook hier grijpen we terug naar een indexmaat als vergelijking om te kijken of de evolutie tussen beide gelijke tred houdt. Schooljaar
Kleuter aantal 138
1° leerjaar index 100
aantal 103
index 100
2001-2/2002-3 164 118,8 102 99,0 2002-3/2003-4 204 147,8 129 125,2 2003-4/2004-5 219 158,7 142 137,9 2004-5/2005-6 244 176,8 153 148,5 2005-6/2006-7 236 171,0 172 167,0 2006-7/2007-8 Tabel 6. Vergelijking 3° kleuter Brusselaars in Vlaanderen 2001-2002 met 1° leerjaar 2002-2003 Niet alle kleuters maken de overstap naar het eerste leerjaar. Of deze kinderen uit de statistieken verdwijnen omdat hun familie naar Vlaanderen verhuist dan wel of de ouders opteren voor een Nederlandstalige lagere school in Brussel of een Franstalig alternatief is uit de gegevens niet af te leiden. De kloof tussen het aantal kleuters en het aantal leerlingen in het eerste leerjaar lijkt toe te nemen, al is dit niet meer het geval voor de laatst beschikbare data die door een lichte daling van het aantal kleuters en een meer uitgesproken stijging in het eerste leerjaar tegen deze trend ingaat. Of deze laatste evolutie zich verder doorzet blijft afwachten. Toch mag men uit de tabel concluderen dat zowel het aantal kleuters als het aantal leerlingen in het eerste leerjaar vanuit Brussel in de Vlaamse scholen toeneemt. Qua nationaliteit en geslacht zijn er geen verschillen sinds het begin van de eeuwwisseling, het zijn vooral Belgen die in Vlaanderen naar school gaan en er is zeker geen stijging van vreemdelingen die ook eventueel de ‘stad zouden ontvluchten’. De enige evolutie over de tijd is de daling van het aandeel van het vrij onderwijs van 60% naar 50% en een evenredige stijging van de populariteit van het gemeenschapsonderwijs van 26% naar 36%.
23
1.3. Een demografische ‘tijdbom’? Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel kent, niettegenstaande de daling van het aantal Nederlandstalige gezinnen, een groeiende belangstelling. Met een groeiende jonge bevolking – in de top 5 van de Belgische gemeenten met de jongste bevolking vinden we 3 Brusselse gemeenten terug - dringt de vraag zich op hoe het onderwijslandschap in Brussel er in de toekomst zal uitzien. Het is dan ook interessant deze evolutie in een breder toekomstperspectief te plaatsen. Tabel 7 is gebaseerd op de cijfers van het Federaal Planbureau. Op basis van de reële cijfers per leeftijd van de waarnemingen voor 2000 en 2005 werd een projectie gemaakt voor de jaren 2010, 2015, 2020, 2025 en 2030. Leeftijd
2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
3 jaar
11.949
13.506
15.251
16.868
17.439
17.979
17.720
4 jaar
11.596
12.644
14.442
16.289
17.015
17.475
17.370
5 jaar
11.488
12.294
14.013
15.767
16.623
17.020
17.009
6 jaar
11.345
12.016
13.286
15.284
16.208
16.595
16.676
7 jaar
11.480
11.856
12.764
14.850
15.822
16.191
16.367
8 jaar
11.218
11.593
12.763
14.155
15.439
15.815
16.064
9 jaar
11.274
11.310
12.234
13.586
15.081
15.590
15.768
10 jaar
10.891
11.282
12.012
13.350
14.794
15.398
15.547
11 jaar
10.789
11.272
11.733
12.818
14.468
15.140
15.274
12 jaar
10.583
11.276
11.695
12.461
14.190
14.915
15.026
9750
10.763
12.538
14.126
14.802
15.195
15.130
Aantal ∆
0
+1.013
+1.775
+1.588
+676
+393
-65
KO-index
100
110,4
128,6
144,9
151,8
155,8
155,2
11.439
12.644
13.908
15.431
17.060
17.678
17.869
Aantal ∆
0
+1205
+1264
+1523
+1629
+618
+191
LO-index
100
110,5
121,6
134,9
149,1
154,5
156,2
Projectie KO
Projectie LO
Bron Federaal Planbureau. FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Tabel 7. Bevolkingsprojectie jongeren op basisschoolleeftijd (2000-2030) Bij deze projectie werden de vaststellingen voor 2000 en 2005 geëxtrapoleerd tot 2030. Voor het kleuteronderwijs nemen we de Brusselaars van 3 tot en met 6 jaar als potentiële leerlingen, voor het lager onderwijs deze van 7 tot en met 12 jaar. We houden hierbij makkelijkheidshalve geen rekening met het feit dat er ook leerlingen uit Vlaanderen en Wallonië in de Brusselse basisscholen onderwijs lopen. In 2000 nam het Nederlandstalig
24
onderwijs in Brussel 21.0% van de kleuters en 17.3% van de lagere schoolleerlingen voor haar rekening; in 2005 bedroegen deze cijfers respectievelijk 21.3% en 18.4%. Bij de projectie zijn we uitgegaan van een lichte stijging en richten we ons op 22.0% van de kleuters en 19.0% van de leerlingen in het lager onderwijs. Gezien de huidige evolutie is dit cijfer vrij realistisch en wordt het aandeel van het Nederlandstalig onderwijs zeker niet overschat. Bovenaan de tabel kan je per leeftijd de cijfers vinden die het Planbureau naar voor schuift. Onderaan wordt zowel voor het kleuter- als het lager onderwijs op basis van het gekozen scenario het geschatte aantal leerlingen weergegeven, de aangroei per eenheid van 5 jaar alsook de relatieve toename met het jaar 2000 als basis. Op basis van deze cijfers kan men al stellen dat bij een ongewijzigde verhouding tussen het Nederlandstalig en Franstalig onderwijs binnen de huidige context het aanbod van het basisonderwijs in Brussel met ruim de helft zal moeten uitgebreid worden. Voor het kleuteronderwijs dient deze uitbreiding iets sneller gerealiseerd te worden dan voor het lager onderwijs maar over een periode van zo’n 10 jaar zal de groei zich voor beide sterk doorzetten. Met deze cijfers in het achterhoofd kan dit onderzoek slechts een eerste aanzet zijn om het capaciteitsprobleem in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel aan te pakken.
25
Bibliografie bij analysekader Halleux, J.M., e.a., 2007: Les navettes scolaires en Belgique: situation en 2001 et évolution 1991-2001. Brussel, onderzoeksrapport, 58 p. Janssens, R., 2007a: Van Brussel gesproken. Taalgebruik, taalverschuivingen en taalidentiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Brussel, VUBPress, 201 p. Janssens, R., 2007b: Nederlandstalige verhuizers van en naar Brussel. Een wetenschappelijk onderzoek naar de verhuisbewegingen van de Nederlandstalige bevolkingsgroep in en uit het Brussels HoofdstedelijkGewest. Brussel, BRIO, onderzoeksrapport, 141 p. Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Statische indicatoren 2007 – kerncijfers onderwijs., Brussel, rapport, 2007. Ministerie van de Franse Gemeenschap, s.d.: Perspectives d'évolution de la population scolaire de l'enseignement fondamental et secondaire. Brussel, rapport, s.d. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – departement onderwijs: Het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Brussel, rapport, maart 2007. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - departement onderwijs & Vlaamse Gemeenschapscommissie: Het Nederlandstalig onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in cijfers. Brussel, brochure, editie 2006-2007. Naudts, W. & Plompen, M., 2008: Onderzoek Brusselnorm en Brusseltoets. Brussel, BRIO, onderzoeksrapport, 235 p. Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie: Beleidsnota 2004-2009. Nederlandstalig onderwijs in Brussel, d.d. 26 januari 2005, stuk 290 (2004-2005), nr. 1. Rondetafelconferentie Brussel: De specificiteit van het Vlaamse onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Brussel, startnota, d.d. 21 mei 2007. Selleslach, G., 2004: Het leven zoals het is: onderwijs in Brussel. In: Samenleving en politiek, jaargang 11, nr. 2, pp. 13-22. Vaesen, J., 2003: De financieel-politieke relatie tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse gemeenten, 1994-2001. Brussel, BRUT, onderzoeksrapport, 264 p. Vaesen J., 2004: Tussen interactie en autonomie. De financieel-politieke verhouding tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de gemeenten, 1994-2001. Brussel, VUBPress, 152 p. Vaesen, J., 2008: Osmose, dwang en tegenmacht? De verhoudingen tussen de openbare besturen in Brussel, 1970-2004. Brussel, doctoraal proefschrift, 705 p. Vandermotten, C., e.a., 2007: Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische )stadsgewesten. Brussel, onderzoeksrapport federaal Grootstedenbeleid, 58 p.
26
Van Mensel L. (2007). Onderwijs in een meertalige samenleving. Het oversteken van grenzen tussen taalgemeenschappen: niet-Nederlandstalige ouders in het Nederlandstalig onderwijs , Brussel, BRIO-onderzoeksrapport, september 2007 Witte, E. & Craeybeckx, J., 1983: Politieke geschiedenis van België sinds 1830. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 541 p. Gebruikte afkortingen: BHG: Brussels Hoofdstedelijk Gewest DO: Departement Onderwijs MBHG: Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. MFG: Ministerie van de Franse Gemeenschap MVG: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
27
HOOFDSTUK 2. De huidige capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs. Een overzicht op het niveau van het gewest. Dit hoofdstuk geeft een algemeen overzicht van de capaciteitsproblematiek op gewestelijk niveau. Een eerste deel focust op het kleuteronderwijs, een tweede op het lager onderwijs. Een derde deel bekijkt de weigeringen als indicator voor de analyse van het capaciteitsprobleem.
2.1. De capaciteit van het Nederlandstalig kleuteronderwijs Er namen 143 vestigingen van kleuterscholen deel van de 151 die werden aangeschreven (dus 94,7%) hoewel het uiteindelijke resultaat waarschijnlijk iets hoger ligt vermits een aantal kleuterklassen waar sommige jaren op het ene adres zitten en andere op een ander ook wel als een geheel worden ingevuld. Door de specifieke indeling die verschillende scholen hanteren is het niet altijd duidelijk hoeveel ‘volledige’ kleuterscholen er nu eigenlijk zijn en in welke mate een afdeling met bijvoorbeeld alleen een instapklasje ook effectief als een aparte ‘school’ wordt voorgesteld. Kijken we naar het aantal kleuters en vergelijken we deze met de septembertelling dan zijn er meer kleuters vertegenwoordigd in de analyse (11508 versus 10059) wat niet zo verwonderlijk is omdat de laatste scholen hun gegevens pas in de loop van januari doorstuurden en er dus nog kleuters konden bijkomen sinds september. In eerste instantie kijken we naar de bezetting van de kleuterklassen en de capaciteit die daar nog voor handen is. We gaan globaal na hoeveel ruimte er nog is bij de scholen die effectief de vragenlijst hebben ingevuld en die een maximum aantal kleuters opgaven. Soms ligt dat moeilijk omdat de verdeling van de kleuters over de verschillende klassen niet altijd op dezelfde manier gebeurt, soms ontbreekt een opvangklas, soms worden kleuters van dezelfde leeftijd over meer dan één klas verspreid, soms vormen kleuters van verschillende leeftijden eenzelfde klas ... Vandaar ook dat per geboortejaar niet altijd hetzelfde aantal scholen zijn aangegeven en hier niet naar ‘klassen’ maar naar ‘leeftijdsgroepen’ wordt verwezen. In onderstaande tabel krijg je een overzicht van het kleuteronderwijs voor het geheel van het BHG. Het is, parallel aan de wetgeving, het schoolbestuur dat de maximale capaciteit bepaalt. Indien er door de scholen geen maximum werd gesteld kon de bezettingsgraad niet in tabel 8 opgenomen worden, al gaat het hier maar om een 8-tal vestigingen. De berekening voor de verschillende geboortejaren werd op basis van de gegevens per jaar gemaakt, deze voor de kleuterklas op basis van de cijfers van de vestigingsplaats in zijn totaliteit. De optelsom van de maximale capaciteit per geboortejaar stemt niet noodzakelijk overeen met de maximale capaciteit van de kleuterschool in zijn geheel.
28
Jaar
Capaciteit
Bezettingsgraad
Geboren2006
2254
89,0%
Geboren2005
3082
101,1%
Geboren2004
3104
94,3%
Geboren2003
3112
94,3%
11676 98,6% Kleuterschool Tabel 8. Capaciteit en bezettingsgraad kleuterklassen
De gemiddelde bezettingsgraad van de kleuterklassen ligt erg hoog, met nog enige ruimte voor de instappers maar die waren op het moment van de dataverzameling dan ook niet voltallig. De eerste kleuterklas zit overvol, in de tweede en derde kleuterklas is er een heel beperkte ruimte maar deze zitten toch ook bijna vol. Voor de vestigingen van de kleuterscholen in hun geheel bedraagt de bezettingsgraad ruim 98%, dus men kan eigenlijk al besluiten dat de Nederlandstalige Brusselse kleuterscholen vol zitten en ze weinig tot geen speling hebben om nog meer leerlingen op te vangen. In tabel 9 worden de verhoudingen uit tabel 8 in concrete cijfers gegoten en wordt geïllustreerd in hoeverre er nog plaatsen beschikbaar zijn voor de verschillende geboortejaren. We maken hiertoe het verschil tussen de huidige bezetting en de maximale bezetting, rekening houdend met de maximale fysieke bezetting. De negatieve cijfers refereren aan een overbezetting van de school, de positieve aan de nog beschikbare plaatsen. Tabel 9 geeft een idee van de spreiding van de vrije plaatsen over de respectievelijke scholen. Een negatief getal wijst op de mate van overbezetting, een positief getal op het aantal nog beschikbare plaatsen in de school. Verschillende scholen maken melding van het feit dat er fysiek misschien nog wel een paar leerlingen bij kunnen maar dat gegeven de aard van de leerlingen er eigenlijk al teveel leerlingen in een klas zitten om hun onderwijsopdracht in optimale omstandigheden te vervullen. Capaciteit - 40 -31 - 25 - 17 - 16 - 15 - 11 - 10 -9 -8 -7 -6 -5
Geboren2006 Geboren2005 Geboren2004 Geboren2003
School 1 1 1
1 1
1 3
1 1
2 1
1
2
1
1
1
4
2
1
2
1
6
1
1
3
29
-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 22 25 26 47 Saldo Scholen
1
2
1
2
1
2
4
1
6
5
4
6
6
5
3
3
12
10
9
1
67
57
51
42
41
34
8
11
23
8
5
10
9
14
11
2
13
6
7
5
6
3
9
3
3
2
1
1
3
13
1
2
5
4
3
8
3
1
1
1
3
1
3
2
2
5
4
2
3
4 2 1 2
4
1
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
3
1
1
1
1
2 1 1
2 1 2 1 1
281
46
176
177
300
n=122
n=137
n=135
n=135
n=134
Tabel 9. Spreiding saldo vrije plaatsen in kleuterscholen BHG Uit de cijfers blijkt dat door de individuele aanpak van de scholen hier en daar nog wel plaatsen vrij zijn. Het is duidelijk dat er vooral voor de leerlingen van de eerste kleuterklas weinig ruimte is om nog leeftijdsgenoten in de klas op te vangen. In totaal hebben de scholen een ‘theoretisch saldo’ voor alle geboortejaren samen van 680 plaatsen, wat zich op schoolniveau vertaalt in een positief saldo van 300. Dit getal is zelfs onvoldoende om de jaarlijkse aangroei tussen 1 september en 1 februari op te vangen, al moeten we hier nu wel rekening houden met het feit dat we het hier niet voor alle scholen over de cijfers van 1 september maar soms ook van later hebben. Dit doet echter niets af aan de vaststelling dat
30
er algemeen genomen nog slechts ruimte is tot het einde van het schooljaar en enkel de overgang van de 3° kleuterklas naar het eerste leerjaar voor vrije plaatsen zorgt. Gegeven het feit dat er 143 vestigingen aan de bevraging deelnamen betekent dit dat er op niveau van de scholen per vestiging gemiddeld plaats is voor een 2-tal kleuters. Op het niveau van het BHG in zijn geheel zouden we kunnen stellen dat alle Nederlandstalige kleuterscholen in Brussel volzet zijn. Het is dus niet verwonderlijk dat de uitwijking naar de Rand stijgt. Toch zijn er nogal vrij grote individuele verschillen. Om deze te bekijken bouwen we een typologie op waarbij we de geboortejaren en de scholen in 3 categorieën opsplitsen, al kan men in individuele kleuterscholen wel soepeler omgaan met de capaciteit gezien de mogelijkheden om klassen samen te nemen. Hierbij hanteren we volgende indeling in 3 categorieën: tot een bezetting van 80%, een bezetting tussen de 80 en 95% en een hogere bezetting dan 95%. Eerst kijken we hoe ‘evenwichtig’ de verschillende scholen zijn. We gaan er hierbij van uit dat bij een bezetting van 80% er zich voor de school geen capaciteitsprobleem stelt, dat het tussen 80 en 95% al moeilijker wordt en men zich bij de indeling van de klassen al inventiever moet opstellen en dat bij een bezetting van 95% of meer de school als ‘vol’ kan beschouwd worden. Voor de kleuterscholen in zijn geheel kan je de verdeling in tabel 10 vinden. Schooltype
Aantal
Aandeel
- 80%
8
6,0%
80%-95%
32
23,9%
94 70,1% +95% Tabel 10. Bezetting per kleuterschool
Zo’n 70% van de scholen zitten op basis van het gehanteerde criterium ‘vol’. Opmerkelijk is hier wel dat de gemeentescholen qua bezettingsgraad het laagst scoren. De gemeente is in vele Brusselse gemeenten de ‘afwezige partner’ in het onderwijs en worden door de directies vaak genoemd als de instantie die mee voor een uitbreiding van het onderwijsaanbod zou moeten zorgen. Waar ze Nederlandstalig onderwijs inrichten zijn hun scholen echter minder ‘succesvol’ dan deze van de andere netten. Gezien het echter om een beperkt aantal scholen gaat en de tendens in alle netten dezelfde is zijn de verschillen tussen de netten op dat vlak niet langer significant. In diachronisch perspectief was het capaciteitsprobleem in de eerste plaats een probleem van het vrije net, maar momenteel kampen alle netten met volle instellingen. Interessanter wordt het als we naar de verdeling per gemeente gaan kijken. Hierbij moeten we wel rekening houden met het feit dat 9 vestigingsplaatsen geen maximale capaciteit hebben opgegeven of bij andere vestigingen werden geteld wanneer het onderscheid tussen beide een louter administratief karakter heeft.
31
Gemeente
-80%
+95% Totaal
80-95%
Brussel
-
-
6
6
Laken
-
-
7
7
Schaarbeek
-
-
10
10
Etterbeek
-
-
2
2
Elsene
1
3
1
5
Sint-Gillis
-
-
3
3
Anderlecht
-
6
16
22
S-J-Molenbeek
-
5
9
14
Koekelberg
-
1
2
3
S-A-Berchem
2
2
3
7
Ganshoren
-
1
1
2
Jette
-
3
9
12
N-O-H
-
-
2
2
Haren
-
1
1
2
Evere
-
-
5
5
S-P-W
1
1
4
6
Oudergem
2
1
2
5
W-Bosvoorde
-
1
2
3
Ukkel
-
4
3
7
Vorst
1
1
1
3
S-L-W
1
2
3
6
S-J-T-Node
-
-
2
2
32
94
Totaal
8
134
Tabel 11. Bezettingsgraad per gemeente KO Kijken we naar de verdeling over de gemeenten dan hebben we al een eerste idee van het capaciteitsprobleem dat we hierna nader bekijken. Zo zijn in Brussel, Laken, Schaarbeek, Etterbeek, Sint-Gillis, Neder-over-Heembeek, Evere en St-Joost-ten-Node alle Nederlandstalige kleuterscholen (die aan de bevraging deelnamen) volzet. De relatief laagste bezettingsgraden vinden we in Elsene, Sint-Agatha-Berchem, Oudergem, Ukkel en Sint-Pieters en Sint-Lambrechts Woluwe. De andere gemeenten schommelen tussen beide in. Van de kleuterscholen meldde 60% van de directies in de afgelopen 5 jaar ook effectief geconfronteerd te zijn met capaciteitsproblemen, 40% spreekt zelfs van een gevoelige stijging van de problemen, vooral in de eerste kleuterklas. In eerste instantie trachten een
32
aantal scholen dit op te lossen door van lokalen die een andere functie hadden nu klaslokalen te maken: de refter, de leraarskamer, het archief, de keuken … Sommige scholen kunnen niet langer naschoolse opvang verzorgen, ze laten de leerlingen in shiften eten omdat de refter te klein geworden is of deels ingepalmd voor andere activiteiten of bouwen de instapklasjes af. Toch kan binnen de school voor meer ruimte zorgen ook tot problemen leiden: als men moet verbouwen kunnen er tijdelijk net minder kinderen ingeschreven worden en als men een extra klasje heeft is het vaak moeilijk er een leerkracht voor te vinden. Meestal zitten de 1° kleuterklassen bij de aanvang van de inschrijvingsperiode al vol en het zijn vooral de lagergeschoolden die moeilijk een plaats vinden. Toch moeten de meeste scholen leerlingen weigeren of doorverwijzen. Soms moet men zelfs kinderen van een gezin weigeren, indien er al een broer of zus school loopt. De mobiliteit van gezinnen in en rond Brussel zorgt voor bijkomende problemen. In tegenstelling tot Vlaanderen wordt in Brussel ook frequenter verhuisd waardoor geregeld ouders in het midden van het schooljaar met de vraag naar een vrije plaats op school komen aankloppen. En bij de uitbreiding van de kleuterschool volgen de problemen bij de doorstroming naar het lager onderwijs. Zijn de kleuterscholen ook bereid om uit te breiden? Zo’n 40% van de vestigingen zeggen dit al overwogen te hebben, 55% niet en 5% denkt eerder aan een inkrimping van de capaciteit. Van diegenen die geen uitbreiding overwegen zegt 15% wel over de mogelijkheid te beschikken, meestal hebben ze nog een extra lokaal ter beschikking dat ze eventueel kunnen aanspreken. Het is dus niet omdat de klaslokalen vol zitten dat er geen enkele uitbreiding meer mogelijk is. Van diegenen die ook effectief aan uitbreiding hebben gedacht heeft 35% er helemaal geen ruimte toe. Voor de meeste is de meest voor de hand liggende manier binnen de huidige bebouwde oppervlakte verbouwingen te realiseren. Toch wil zo’n 20% onbebouwde terreinen binnen de huidige locatie aanspreken of aanpalende bouwgronden gebruiken. In een volgend hoofdstuk wordt op dit aspect per gemeente gedetailleerder ingegaan. Geconfronteerd met capaciteitsproblemen staat de meerderheid van de scholen vaak in een concurrentiepositie met andere scholen en instellingen Een aantal scholen moeten hun terrein delen met een andere afdeling van de school, een Franstalige school of een andere Nederlandstalige instelling zoals een CVO, een CLB of een kinderdagverblijf. Het spreekt voor zich dat het capaciteitsprobleem hier in eerste instantie door onderling overleg moet opgelost worden. Tabel 12 schetst de situatie voor de scholen van de onderscheiden onderwijsnetten. Campus
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Alleen
10,6%
35,7%
18,3%
Met NL school
12,8%
35,7%
36,7%
Met FR school
70,2%
-
36,7%
6,4% 28,6% 8,6% Met NL instelling Tabel 12. Delen campus met andere scholen en/of instellingen KO
33
Wat het delen van de campus betreft zijn er wel verschillen afhankelijk van het net. Als scholen van het gemeenschapsonderwijs hun campus delen is het met andere Nederlandstalige scholen of instellingen. In het gemeentelijk onderwijs deelt 70% zijn campus met een Franstalige school, in het vrij onderwijs ruim 36%. Beperken we ons nu tot de kleuterscholen met een bezettingsgraad van meer dan 95% waar uitbreiding zich het meest opdringt. In het gemeenschapsonderwijs delen 8 van deze kleuterscholen de campus met een andere Nederlandstalige onderwijsafdeling en 7 met een andere Nederlandstalige instelling. Voor het gemeentelijk onderwijs bedragen deze cijfers respectievelijk 4 en 2, maar moeten 19 ‘volle’ scholen de campus delen met een Franstalige school. In het vrij onderwijs delen 20 ‘volle’ kleuterscholen de campus met een andere Nederlandstalige school of afdeling, 1 met een andere Nederlandstalige instelling en 13 met een Franstalige school. Dit impliceert dat voor 32 kleuterscholen die met capaciteitsproblemen kampen onderhandelingen met het Franstalig onderwijs zich opdringen. Het is vooral in relatie tot de Franstalige scholen dat er ongenoegen heerst. In de Nederlandstalige gemeentescholen hebben sommige directies de indruk dat ze bij capaciteitsproblemen de dupe zijn van de visie van het gemeentebestuur ten aanzien van het Franstalig onderwijs dat wel nog vrije lokalen heeft of een deel van de Nederlandstalige schooloppervlakte kan innemen indien ook het leerlingenaantal van de Franstalige school toeneemt. In het vrij onderwijs hoort men eveneens dergelijke klachten of wordt de mogelijke uitbreiding geblokkeerd door tegenstrijdige visies tussen de Nederlandstalige en Franstalige school. Arbitrage lijkt hier niet voor handen. Ondanks de inspanningen die door de overheid worden geleverd stoten scholen bij het plannen van effectieve bouwwerken onvermijdelijk op een aantal moeilijkheden. We zetten de belangrijkste materiële hinderpalen tot een uitbreiding van de school hier even op een rijtje. We selecteren hierbij enkel deze die door de scholen als ‘heel belangrijk’ worden naar voor geschoven. Omdat er toch wel significante verschillen zijn tussen de antwoorden van de directies van de verschillende netten nemen we deze vergelijking als basis voor tabel 13. Hindernis
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Bouwvergunning
35,1%
25,0%
31,5%
31,5%
Veiligheidvoorschriften
37,8%
20,8%
18,9%
25,4%
Tijdsbestek
45,9%
41,7%
32,7%
36,2%
Onduidelijk financiering
70,3%
40,9%
52,7%
56,1%
Extra kosten
35,1%
62,5%
45,5%
45,7%
Verouderde infrastructuur
25,0%
40,9%
31,4%
31,2%
24,3% 17,4% 25,9% Complexe wetgeving Tabel 13. Percentage scholen die dat aspect heel belangrijk vinden KO
23,7%
De grootste hinderpaal blijkt de onduidelijke financiering te zijn. Vooral voor het gemeentelijk onderwijs lijkt dit een groot struikelblok te zijn, niet echt verwonderlijk gezien de precaire financiële situatie van vele Brusselse gemeenten. Hier speelt
34
waarschijnlijk de dubbele afhankelijkheid van de Vlaamse Gemeenschap enerzijds en de gemeente anderzijds, een probleem waar bijvoorbeeld het gemeenschapsonderwijs veel minder mee te kampen heeft. Deze laatste vallen dan weer veel meer over de extra kosten voor de klasinrichting die de school na de verbouwingen te wachten staat. Op de derde plaats komt het tijdsbestek waarbinnen alles wordt gerealiseerd. Over het algemeen lijken de administratieve procedures en de wetgeving eenvoudiger voor het gemeenschapsonderwijs dan voor de andere inrichtende machten. Uit de open vraag naar nog andere bijkomende hindernissen komen nog twee belangrijke aspecten naar voor. De eerste is dat men misschien wel kan verbouwen en de capaciteit kan verhogen maar dat dit dan weer betekent dat de speelplaats, de refter etcetera weer te klein is en op die manier de kleuters veel te weinig ruimte hebben buiten de klassen waardoor uitbreiding voor verschillende scholen ondanks de ruimtelijke mogelijkheden geen optie is. Een tweede belangrijke hindernis blijkt de relatie met de Franstalige buurschool te zijn waardoor het erg moeilijk is om tot een akkoord te komen om eventuele gronden of gebouwen te gebruiken om de Nederlandstalige school uit te breiden. Uit het eerste hoofdstuk blijkt duidelijk dat capaciteit niet enkel te maken heeft met een gebrek aan fysieke ruimte maar dat ook sociale en pedagogische aspecten de optimale bezettingsgraad van de klas bepalen. Naast materiële factoren kunnen dan ook sociale en pedagogische factoren een impact hebben op de beslissing om al dan niet uit te breiden. In tabel 14 worden de problemen opgelijst die door de scholen op dit vlak als ‘heel belangrijk’ worden geduid. Ook hier spelen verschillen tussen de inrichtende machten mee. Hindernis
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Culturele diversiteit
11,6%
0%
17,9%
12,1%
Onzeker over aantal
9,5%
4,2%
5,5%
6,6%
Daling Nl-taligen
27,9%
11,5%
21,4%
21,6%
Personeel vinden
7,7%
23,1%
39,3%
25,6%
30,2% 8,0% 29,1% 25,2% Toename zorgkinderen Tabel 14. Pedagogische hindernissen die uitbreiding in de weg staan (heel belangrijk) KO
Deze pedagogische hindernissen lijken het minst te spelen in het gemeenschapsonderwijs, met uitzondering van het vinden van geschikt personeel dat het belangrijkste probleem blijkt te zijn, net als in het vrij onderwijs waar bijna 40% van de directies dit als ‘heel belangrijk probleem’ catalogeert. Qua belangrijkheid staat de toename van het aantal, dat extra zorg vergen op gelijke hoogte, gevolgd door de daling van het aandeel Nederlandstaligen. Eigenlijk lijkt het dus vooral om de omkadering te draaien, men kan wel uitbreiden maar de achtergrond van de kleuters maakt dat een uitbreiding ook extra mankracht vergt en dat dit niet gegarandeerd lijkt. Uit de open vraag naar pedagogische hindernissen blijkt dit ook. Scholen zoeken naar een evenwicht waarbij men een maximale omkadering kan krijgen voor een minimum aantal leerlingen. De meeste onderstrepen ook de noodzaak hiervan gezien de taalachtergrond en de culturele achtergrond van de leerlingen die eerder een inkrimping van het aantal leerlingen per klas vragen en haaks staan op de uitbreidingsgedachte. Men vreest met hetzelfde personeel meer werk te moeten
35
verzetten. Een tweede vrees is dat bij uitbreiding het familiale karakter van de school dreigt verloren te gaan. Opvallend blijft de minder uitgesproken mening van de directies in het gemeenschapsonderwijs waar pedagogische hinderpalen minder sterk worden benadrukt dan in beide andere netten. De vraag dringt zich op in hoeverre deze verschillen een afspiegeling zijn van de schoolpopulatie van de verschillende netten. Deze verschillen toetsen we hier op basis van de meest recente GOK-bevraging waarbij alle ouders zowel vragen naar hun sociale achtergrond als naar hun taalgebruik kregen voorgeschoteld. Op basis van deze dataset creëren we een variabele sociale status met drie categorieën: een lage sociale status voor diegenen die thuisloos zijn of rondtrekkend, een gemiddelde sociale status voor diegenen die een vaste verblijfplaats hebben en de moeder maximaal een diploma lager secundair onderwijs en een hoge sociale status voor kinderen uit gezinnen met een vaste verblijfplaats en een moeder met minstens een diploma secundair onderwijs. Tabel 15 geeft de verdeling van de SES-variabele op basis van de netten. Sociale status
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Lage SES
0,4%
0,4%
0,2%
0,3%
Midden SES
43,9%
30,9%
31,7%
34,9%
55,8% 68,8% 68,1% Hoge SES Tabel 15. Sociale status leerlingen naar inrichtende macht KO
64,8%
Er werd op basis van de GOK-gegevens eveneens een taalvariabele ‘gezinstaal’ geconstrueerd met 6 categorieën: gezinnen waar uitsluitend Nederlands wordt gesproken, gezinnen die het Nederlands met het Frans (in de Brusselse context een sterkere taal dan het Nederlands) combineren, zij die het Nederlands met een andere taal combineren (dus in de Brusselse context een zwakkere taal dan het Nederlands), gezinnen waar uitsluitend Frans wordt gesproken, gezinnen die het Frans (als lingua franca) combineren met een andere taal en ten slotte gezinnen waar thuis noch Nederlands noch Frans wordt gesproken. Tabel 16 geeft ook voor deze taalvariabele de verdeling op basis van de inrichtende machten. Gezinstaal
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Nederlands
5,7%
6,9%
10,2%
8,0%
Nederlands/Frans
15,8%
23,3%
19,5%
19,5%
Nederlands/andere taal
4,6%
6,6%
5,6%
5,6%
Frans
36,3%
35,4%
37,3%
36,5%
Frans/andere taal
15,9%
14,2%
10,0%
12,9%
21,6% 13,7% 17,3% Andere taal of talen Tabel 16. Gezinstaal leerlingen naar inrichtende macht KO
17,5%
De bevindingen uit de tabellen 15 en 16 bieden echter geen afdoende verklaring om de verschillen op het gebied van sociale en pedagogische hindernissen te verklaren. Waar het
36
meest urgente probleem, het vinden van personeel, voor het gemeenschapsonderwijs en het vrije net met voorsprong het belangrijkste probleem is, is dit voor het gemeentelijk onderwijs net het minst belangrijke hoewel ze zowel qua socio-economische status als thuistaalgebruik de zwakste leerlingengroep heeft. Het verklaart uiteraard wel de koppositie van dit net inzake de vrees voor de toename van het aantal kinderen die speciale pedagogische zorgen vergen en de vrees voor een verdere daling van het aantal Nederlandstaligen. Dat de impact van culturele diversiteit en de toename van het aantal kinderen dat extra zorg vergen voor het gemeenschapsonderwijs veel minder een hinderpaal vormt, en significant verschilt met het vrije net, valt dan weer niet te verklaren op basis van deze cijfers. Beide hebben een nagenoeg identiek kleuterprofiel wat betreft sociale status en ook het taalprofiel van de kleuters biedt geen afdoende verklaring. Of de verschillende netten anders omgaan met deze diversiteit en dat daaruit mogelijke verschillen zouden voorkomen valt hier uiteraard niet af te leiden. Alles in overweging nemende ziet de helft van de scholen wel een uitbreiding zitten. Zo’n 40% van de gemeentelijke scholen, 50% van het gemeenschapsonderwijs en 60% van het vrije net onderschrijven deze optie. Dit betekent evenwel niet dat de middelen hiertoe ook daadwerkelijk aanwezig zijn.
2.2. De huidige capaciteit van het Nederlandstalig lager onderwijs Van de lagere scholen namen er 113 van de 122 deel aan de bevraging, of bijna 93% van de scholen. Samen vertegenwoordigden ze 92,8% van het aantal leerlingen dat op 1 september 2008 in het Nederlandstalig lager onderwijs in Brussel was ingeschreven. Tabel 17 toont verschillen in capaciteit bezettingsgraad voor de onderscheiden leerjaren. De berekening ervan verliep op dezelfde manier als bij de berekening van de bezettingsgraad van het kleuteronderwijs. Jaar
Capaciteit
Bezettingsgraad
1° leerjaar
2703
96,5%
2° leerjaar
2633
92,1%
3° leerjaar
2453
89,7%
4° leerjaar
2340
83,0%
5° leerjaar
2328
77,7%
6° leerjaar
2290
72,9%
15297 85,8% Lagere school Tabel 17. Capaciteit en bezettingsgraad lager onderwijs
Het lager onderwijs haalt een bezettingsgraad van 85%. Hoe hoger men opklimt in leerjaren, hoe lager de bezettingsgraad. Het eerste leerjaar is quasi volzet, ook het tweede
37
leerjaar haalt nog een bezettingsgraad van ruim 90% en daarna treedt een verdere daling op tot iets meer dan 70% in het 6° leerjaar. Belangrijk voor het onderzoek is wel dat de eerste graad een bezettingsgraad haalt van bijna 95% en dus ook stilaan helemaal vol loopt. Deze eerste graad is ook goed voor 40% van het leerlingenaantal van het Nederlandstalig lager onderwijs. Bij het lager onderwijs moeten we wel opmerken dat er een aantal zogenoemde ‘methodescholen’ de vragenlijst hebben beantwoord. Daar deze niet met leerjaren maar met groepen werken konden ze wel een indicatie van de maximale capaciteit geven maar vonden ze de vragen per leerjaar irrelevant. Ook splitsten een aantal scholen zich op waarbij enkele leerjaren op het ene adres zitten en andere leerjaren op het andere. Hierdoor komt het aantal leerjaren niet overeen met het aantal scholen, wat uit onderstaande tabel zal blijken. In tabel 18 worden, naar analogie met het kleuteronderwijs, concrete getallen geplakt op het aantal vrije plaatsen (positieve getallen) of de overbezetting (negatieve getallen). Capaciteit
-15 -13 - 10 -9 -8 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1° lj
2° lj
3° lj
4° lj
5° lj
6° lj
school 1
1 2 1 1 1 1
1
1
2
2
1
3
2
1
1
1
5
1
4
7
1
3
2
11
12
11
4
3
2
4
25
20
19
11
9
10
7
16
9
14
6
8
8
2
12
19
5
6
7
10
1
7
8
4
11
11
8
1
4
11
8
10
6
5
1
2
4
7
8
5
7
6
1
2
6
8
13
3
4
2
1
7
9
8
5
3
4
3
4
4
4
5
2
2
3
1
2
6
10
1
1
2
6
4
2
2
2
1
6
2
1
3
2
1
2
2 1
2
1
2 1 1
38
1 3 1 3 13 1 1 2 14 1 1 1 2 1 15 1 4 2 16 1 1 1 4 17 1 1 18 1 1 1 19 1 20 1 1 21 22 1 23 1 24 25 26 27 29 30 31 33 34 35 36 37 39 40 42 43 45 46 48 52 54 69 70 79 87 98 172 254 310 450 555 606 Saldo n=105 n=105 n=103 n=103 n=102 n=96 Scholen Tabel 18. Spreiding saldo vrije plaatsen in lagere scholen BHG
2 2 4 5 1 1 3 1 3 2 1 1 2 4 2 2 1 2 4 1 1 1 2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2166 n=110
39
Hier zien we opnieuw dat het positieve saldo voor de eerste twee leerjaren beperkt is maar dat het dan in belangrijke mate stijgt. Hier vertaalt een ‘theoretisch overschot’ van 2384 leerlingen zich in een overschot van 2166 plaatsen op schoolniveau. Voor de analyse van eventuele individuele verschillen grijpen we terug naar dezelfde indeling die we ook voor de kleuterklassen hebben gehanteerd: een indeling in 3 categorieën: tot een bezetting van 80%, een bezetting tussen de 80 en 95% en een hogere bezetting dan 95%. Hierbij dient wel opgemerkt dat de flexibiliteit eigen aan het kleuteronderwijs hier niet op dezelfde manier kan worden toegepast. Bij een bezettingsgraad van 80%-95% beperkt de keuze zich hier meestal tot het al dan niet splitsen of samenvoegen van leerjaren, wat veel minder evident is. Schooltype
Aantal
Aandeel
- 80%
37
33,6%
80%-95%
42
38,2%
31 28,2% +95% Tabel 19. Bezetting per lagere school
Uit de cijfers blijkt dat de meeste scholen nog genoeg ruimte hebben om meer leerlingen op te vangen. Slechts iets meer dan een kwart van de scholen zit ‘vol’. De bezettingsgraad varieert echter sterk per leerjaar. Tabel 20 geeft hiervan een overzicht gebaseerd op bovenstaande driedeling. Schooltype
1lj
2lj
3lj
4lj
5lj
6lj
- 80%
14,3%
17,1%
27,2%
43,7%
54,9%
54,9%
80%-95%
23,8%
37,1%
29,1%
27,2%
21,6%
24,5%
+95%
61,9%
45,7%
43,7%
29,1%
23,5%
20,6%
Tabel 20. Bezetting per leerjaar We krijgen hier in tegenstelling tot het kleuteronderwijs wel significante verschillen per inrichtende macht. Het gemeenschapsonderwijs scoort het hoogst qua bezettingsgraad, het gemeentelijk onderwijs het laagst. Ook in het kleuteronderwijs scoorden ze het laagst inzake bezettingsgraad. Hoe zit het met de bezetting op basis van de gemeente? In Brussel, Schaarbeek en SintJoost-ten-Node zitten de lagere scholen van het Nederlandstalig onderwijs bijna allemaal vol (zie tabel 21). In deze drie gemeenten zaten ook alle kleuterscholen al vol zodat we op basis van deze voorlopige analyse wel kunnen stellen dat dit in de eerste plaats de probleemgemeenten zijn inzake onderwijscapaciteit.
40
Gemeente
-80%
80-95%
+95% Totaal
Brussel
0
1
5
6
Laken
0
4
1
5
Schaarbeek
0
2
6
8
Etterbeek
0
3
1
4
Elsene
1
0
1
2
Sint-Gillis
1
0
0
1
Anderlecht
10
4
4
18
S-J-Molenbeek
1
9
2
12
Koekelberg
2
0
1
3
S-A-Berchem
2
2
1
5
Ganshoren
2
1
1
4
Jette
1
3
4
8
N-O-H
2
1
0
3
Haren
2
0
0
2
Evere
2
3
0
5
S-P-W
3
1
1
5
Oudergem
1
1
0
2
W-Bosvoorde
2
1
0
3
Ukkel
2
2
1
5
Vorst
2
0
1
3
S-L-W
1
4
0
5
S-J-T-Node
0
0
1
1
42
31
Totaal
37
110
Tabel 21. Bezettingsgraad per gemeente LO Hoewel slechts een kwart van de scholen vol zit zegt toch ruim 55% dat ze al met capaciteitsproblemen te kampen gehad heeft. Het is niet verwonderlijk dat deze problemen zich vooral in de eerste graad van het lager onderwijs situeren. In een beperkter aantal gevallen kampen ook andere leerjaren geregeld met een overschot, maar waar de tendens in de eerste twee leerjaren duidelijk is, is deze voor de andere jaren veel grilliger en kan een overvol 5° leerjaar gepaard gaan met een klein 4° en 6° leerjaar. Een eerste belangrijk probleem waar de directies op wijzen is de overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs. Verschillende scholen worden geconfronteerd met het feit dat het aantal leerlingen dat overkomt van de kleuterschool groter is dan het aantal beschikbare plaatsen in het eerste leerjaar. De oplossingen die men daarvoor tracht te vinden zijn dezelfde als deze in de kleuterschool. Alle lokalen die vroeger een andere functie hadden worden nu als
41
klaslokaal gebruikt. Verder worden in kleinere scholen de graadklassen gesplitst. Een ander probleem waar de lagere scholen mee te kampen hebben is dat ouders hun kinderen blijkbaar in verschillende scholen inschrijven en dan op het laatste ogenblik een keuze maken waarbij de scholen in het ongewisse worden gelaten van hun beslissing. Niettegenstaande de algemene stijging kennen een paar scholen toch ook een daling van het leerlingenaantal. Van alle lagere scholen heeft ruim een derde al aan uitbreiden gedacht. Opvallend is wel dat hoewel het gemeenschapsonderwijs de hoogste bezettingsgraad telt slechts 16% al aan uitbreiden heeft gedacht. In het gemeentelijk onderwijs is dit zo’n 38%, in het vrij onderwijs denkt 46% aan een uitbreiding. Slecht een paar scholen willen het aantal leerlingen terugschroeven. Het feit dat het gemeenschapsonderwijs het minst aan uitbreiden denkt wordt voor een deel verklaard door het feit dat ze ook het minste uitbreidingsmogelijkheden hebben, twee derde van deze scholen ziet geen enkele mogelijkheid hiertoe, waar voor beide andere netten 60% wel die mogelijkheid ziet. Vooral het vrij onderwijs ziet nog uitbreidingsmogelijkheden in het verbouwen van de huidige gebouwen of de heringebruikname van beschikbare lokalen. Het gemeenschapsonderwijs denkt eerder aan nieuwbouw. Ook de lagere scholen moeten frequent hun campus delen met andere scholen. Een goede 20% staat alleen, bijna 40% deelt zijn campus met een andere Nederlandstalige school, een iets groter percentage met een Franstalige school. Zoals de cijfers illustreren deelt ongeveer de helft van de gemeentelijke scholen en het vrij onderwijs hun campus met een Franstalige school. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met deze van het kleuteronderwijs. Campus
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Alleen
10,0%
34,8%
21,8%
Met NL school
16,7%
65,2%
41,8%
Met FR school
66,7%
-
36,4%
6,7% Met NL instelling Tabel 22. Delen campus met andere scholen en/of instellingen
Bovenstaande tabel geeft duidelijk aan dat het uitbreiden van de capaciteit van de gemeentescholen onvermijdelijk botst met de capaciteitsproblematiek in het Franstalig onderwijs. Liefst 2/3 van de gemeentescholen delen hun campus met een Franstalige instelling. Een verdere analyse brengt echter meer aan het licht. Op schoolniveau is het probleem van de uitbreiding op gedeelde campussen minder uitgesproken dan in het kleuteronderwijs. Wanneer we de combinatie maken met een volzet eerste leerjaar komt de capaciteitsproblematiek veel urgenter boven drijven. Het gemeentelijk onderwijs telt 4 ‘volle’ scholen die hun campus delen, 1 met een andere Nederlandstalige schoolafdeling, 3 met een Franstalige school. Beperken we ons tot een volzet eerste leerjaar als indicatie van toekomstige capaciteitsproblemen dan deelt 1 school de campus met een andere Nederlandstalige school, 1 met een andere Nederlandstalige instelling en maar liefst 10 met een Franstalige school. In het gemeenschapsonderwijs delen 7 ‘volle’ lagere scholen de campus met een andere Nederlandstalige onderwijsvestiging, maar alle 7 kampen ze
42
met een overvol eerste leerjaar. In het vrije net dienen zich de meeste problemen aan. Dit net telt 10 ‘volle’ lagere scholen die hun campus delen met een andere Nederlandstalige school en 5 met een Franstalige school. Beperken we ons tot het eerste leerjaar waar zich problemen kunnen stellen dan geldt dit voor het vrij onderwijs voor 16 scholen die de campus delen met een Nederlandstalige schoolafdeling en 14 met een Franstalige. In de toekomst kunnen hier zich dus wel degelijk problemen stellen en zal er ook hier op verschillende plaatsen moeten onderhandeld worden met het Franstalig onderwijs. Ook voor de lagere scholen zetten we de materiële hinderpalen hier op een rijtje. We gaan hierbij op dezelfde manier tewerk dan bij de kleuterscholen. Hindernis
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Bouwvergunning
33,3%
17,6%
25,5%
26,1%
Veiligheidvoorschriften
41,7%
27,8%
17,0%
25,8%
Tijdsbestek
41,7%
27,8%
30,4%
33,0%
Onduidelijk financiering
70,8%
33,3%
40,4%
47,2%
Extra kosten
45,8%
55,6%
46,8%
48,3%
Verouderde infrastructuur
25,0%
31,3%
28,3%
27,9%
29,2% 6,3% 36,2% Complexe wetgeving Tabel 23. Percentage scholen die dat aspect heel belangrijk vinden.
25,0%
De tendensen zijn gelijklopend met de bevindingen die we voor het kleuteronderwijs mochten noteren. Ook nu is de administratieve afhandeling van een fysieke capaciteitsvergroting blijkbaar eenvoudiger voor het gemeenschapsonderwijs, die dan weer op hun beurt, net zoals bij de kleuters, het sterkst de nadruk leggen op de bijkomende kosten om de klaslokalen in te richten. Voor de gemeentescholen blijft de financiering een onduidelijke zaak. Ze klagen ook over de trage werking van de gemeentelijke administratie. Deze twee hindernissen zijn hoe dan ook de belangrijkste op weg naar een uitbreiding van de school. Hierbij komt eveneens het feit dat een uitbreiding van de klaslokalen geen rekening houdt met de beperkingen van andere lokalen zoals de refter, speelplaats en turnzaal. Ook bij de lagere scholen peilden we naar de impact van sociale en pedagogische factoren op de beslissing om al dan niet uit te breiden.
43
Hindernis
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Culturele diversiteit
19,2%
0%
9,8%
10,5%
Onzeker over aantal
16,0%
11,1%
7,8%
10,6%
Daling Nl-taligen
30,8%
0%
29,4%
24,2%
Personeel vinden
16,0%
27,8%
49,1%
36,5%
38,5% 5,6% 30,8% 28,1% Toename zorgkinderen Tabel 24. Pedagogische hindernissen die uitbreiding in de weg staan (heel belangrijk)
De bevindingen hier komen eveneens overeen met deze voor het kleuteronderwijs. De zoektocht naar geschikt personeel lijkt echter nog moeilijker dan in het kleuteronderwijs. Ook de diversiteit in de klassen wordt sterk benadrukt in de bijhorende commentaren en taal wordt als nog belangrijker gezien. Een fenomeen dat in het lager onderwijs dan weer opduikt is dat ouders nogal gaan shoppen van de ene school naar de andere, zeker als blijkt dat hun kind een jaar zou moeten overzitten gaan ze elders op zoek naar een school waar het kind wel naar het volgende leerjaar kan. Dit resulteert in het feit dat kinderen zich steeds minder goed op hun plaats voelen. In verband met het capaciteitsprobleem dient toch de hogere score op de onzekerheid van het aantal benadrukt, dit kan aanleiding vinden in het feit dat de lagere leerjaren stilaan vollopen maar dat er nog onzekerheid is over de manier waarop deze evolutie zich verder zal doorzetten. Ook in de lagere school kan de samenstelling van de leerlingenpopulatie impact hebben op de perceptie van de sociale en pedagogische hinderpalen van een mogelijke uitbreiding. Om dit te toetsen gebruiken we dezelfde samengestelde variabelen zoals deze die voor het kleuteronderwijs werden geconstrueerd. Tabel 25 geeft de verdeling van de SES-variabele op basis van de netten. Sociale status
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Lage SES
1,4%
1,7%
0,3%
0,9%
Midden SES
49,6%
40,1%
34,9%
38,2%
49,0% 58,2% 67,9% Hoge SES Tabel 25. Sociale status leerlingen naar inrichtende macht
60,8%
Culturele diversiteit lijkt minder als probleem ervaren te worden dan in het kleuteronderwijs. Dat het vrij onderwijs lager scoort gezien de significant hogere sociale status van de kinderen is niet verwonderlijk, maar het verschil met het gemeenschapsonderwijs komt hierbij nog sterker uit de verf. Tabel 26 geeft ook voor de taalvariabele de verdeling op basis van de inrichtende machten.
44
Gezinstaal
Gemeente
Gemeenschap
Vrij
Totaal
Nederlands
9,5%
9,9%
14,7%
12,2%
Nederlands/Frans
18,3%
22,9%
20,9%
20,8%
Nederlands/andere taal
4,3%
5,3%
4,8%
4,8%
Frans
35,5%
35,2%
37,9%
36,6%
Frans/andere taal
13,3%
12,8%
8,9%
11,0%
19,1% 13,9% 12,93% Andere taal of talen Tabel 26. Gezinstaal leerlingen naar inrichtende macht
14,6%
Het aantal Nederlandstaligen ligt hoger dan in het kleuteronderwijs, hetgeen voor sommigen kan resulteren in een grotere terughoudendheid, maar ook hier gaat het gemeenschapsonderwijs duidelijk tegen de trend in. Taal noch culturele diversiteit van de leerlingenpopulatie kan dit verklaren omdat het gemeenschapsonderwijs zich op dat vlak net tussen het gemeentelijk en het vrij onderwijs positioneert. Vooral het gemeentelijk onderwijs vreest nog meer GOK-leerlingen. Hierdoor wordt het aantrekken van adequaat personeel nog moeilijker dan het nu al is, al lijkt dit probleem in het gemeentelijk onderwijs nog het minst zwaar door te wegen. Van alle scholen ziet 45% een uitbreiding wel zitten. In tegenstelling tot de kleuterschool vindt bijna tweederde van de gemeentescholen een uitbreiding nodig tegenover 40% in het vrije net en 35% van het gemeenschapsonderwijs. Hoewel de ondervraagden in eerste instantie aan de uitbreiding van het kleuteronderwijs denken komt, gegeven het aantal instromers in het eerste leerjaar, ook het lager onderwijs onvermijdelijk meer en meer onder druk te staan.
2.3. Het capaciteitstekort: het weigeren van leerlingen Uit het eerste hoofdstuk bleek dat de meeste Nederlandstalige kleuterscholen in het BHG vol zitten en hier blijkt dat ook de eerste graad van de lagere school steeds minder vrije plaatsen telt. Ruim 75% van de kleuterscholen, ongeacht het net, stellen dat ze al kleuters geweigerd hebben omwille van het feit dat de klas vol zit. In het lager onderwijs weigerden reeds 55% van de scholen leerlingen 17. Het GOK-decreet bepaalt dat een schooldirectie een leerling niet zomaar kan weigeren maar dit moet motiveren. Een van de redenen is indien de vooropgestelde maximumcapaciteit van de school overschreden is. Het is het schoolbestuur dat deze maximumcapaciteit vastlegt. De ouders van de leerling die geweigerd wordt en de voorzitter van het LOP krijgen hiervan een schriftelijk bewijs. Deze weigeringen zijn een eerste belangrijke indicator van het eigenlijke capaciteitstekort. In
17
Deze percentages verwijzen naar het feit dat scholen rapporteerden dat ze reeds kinderen hebben geweigerd, ook al ging dit niet altijd gepaard met een officiële weigering.
45
tabel 27 wordt op basis van de officiële cijfers van het Ministerie van Onderwijs een overzicht gegeven van het aantal weigeringen per leerjaar voor het BHG.
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Totaal
Kleuter
82
347
680
1051
1045
1128
4333
1° leerjaar
4
41
107
110
86
53
401
2° leerjaar
1
10
34
53
35
24
157
3° leerjaar
1
16
17
30
20
15
99
4° leerjaar
0
3
8
31
7
14
63
5° leerjaar
4
2
13
15
14
10
58
6° leerjaar
0
0
7
14
7
6
34
onbekend
35
48
42
23
24
3
175
Totaal
127
467
908
1327
1238
1253
5320
Tabel 27. Weigeringen per leerjaar Over een periode van 5 jaar werden ruim 5000 leerlingen, voornamelijk kleuters, geweigerd in een van de instellingen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Om privacyredenen konden we hier enkel over ruwe data beschikken zodat het niet duidelijk is om hoeveel leerlingen het effectief gaat omdat sommigen in meerdere scholen geweigerd zijn en verschillende attesten verzamelden. Op basis van de officiële cijfers kan men stellen dat het probleem zich in het lager onderwijs op het eerste zicht lijkt op te lossen. Het knelpunt lijkt vooral bij het eerste leerjaar te liggen hoewel het aantal daalt in het schooljaar 2006-2007 terwijl de weigeringen in de kleuterschool nog lijken toe te nemen. We moeten hierbij wel in het achterhoofd houden dat het laatste schooljaar in deze tabel nog niet geëindigd is en het aantal weigeringen dus nog kan oplopen. De officiële cijfers vertellen echter maar een deel van het verhaal. In de vragenlijst werd ook gevraagd naar het effectief aantal weigeringen. In tabel 28 worden beide met elkaar vergeleken.
46
Klas
Officieel
Rapportage
Kleuter
1128
2526
° 2006
1197
° 2005
725
° 2004
328
° 2003
276
aantal +1398
1° leerjaar
53
239
+186
2° leerjaar
24
75
+51
3° leerjaar
15
48
+33
4° leerjaar
14
35
+21
5° leerjaar
10
23
+13
6° leerjaar
6
17
+11
onbekend
3
Totaal
1253
-3 2963
+1710
Tabel 28. Weigeringen schooljaar 2008/9 De officiële cijfers verbergen een veel hoger aantal weigeringen. De scholen rapporteren meer dan het dubbel aantal weigeringen en dan zijn er nog een aantal scholen die geen cijfer willen plakken op het aantal omdat ze tijdens de inschrijvingsperiode dagelijks tientallen telefoontjes krijgen. Ondanks het feit dat met deze scholen geen rekening werd gehouden rapporteert men meer dan dubbel zoveel weigeringen dan er effectief attesten worden uitgeschreven. Het is echter moeilijk uit te maken wie of wat er exact achter deze cijfers schuilt. Tijdens de inschrijvingsperiodes voor de voorrangsgroepen worden immers geen weigeringsdocumenten uitgereikt. Wat wel duidelijk is, is de vraag naar vrije plaatsen in het eerste leerjaar. Het aantal weigeringen overschrijdt momenteel reeds het aantal theoretisch beschikbare plaatsen in alle Nederlandstalige scholen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest samen. Met de bevolkingsprojecties in het achterhoofd kan dit fenomeen zich ook vrij snel in de andere leerjaren manifesteren. In de officiële cijfers van het lager onderwijs stelt dit probleem zich echter nog niet. In tabel 29 worden per net de officiële weigeringen vergeleken met het totaal aantal ingeschreven leerlingen.
47
Niveau
2003/4
2004/5
2005/6
2006/7
2007/8
2008/9
Kleuter GM 0,4% (10)
1,4% (41)
3,1% (85)
12,2% (338)
16,1% (449)
15,5% (434)
GO
1,2% (30)
1,7% (45)
5,7% (154)
9,4% (261)
9,2% (257)
8,6% (245)
VO
1,1% (42)
6,4% (261)
10,4% (441)
10,5% (452)
7,9% (339)
10,2% (449)
∑
0,9%
3,6%
7,0%
10,7%
10,6%
11,2%
GM 0,1% (3)
0,2% (5)
0,9% (27)
2,4% (76)
1,8% (61)
1,6% (54)
GO
0,0%(1)
0,2% (7)
1,4% (46)
1,6% (54)
0,9% (32)
0,7% (25)
VO
0,1% (6)
0,9% (60)
1,7% (113)
2,0% (132)
1,1% (76)
0,6% (43)
∑
0,1%
0,6%
1,4%
1,9%
0,8%
0,9%
Lager
Tabel 29. Weigeringen tav aantal officiële inschrijvingen per net Op basis van de officiële cijfers zien we over de laatste 5 jaren een toename van het aantal officiële weigeringen van 3,6% van het totaal aantal inschrijvingen in het kleuteronderwijs tot 11,2%. In het lager onderwijs is er een minder eenduidige evolutie en kan men na een stijging van 0,6% tot 1,9% een daling vaststellen tot 0,9%. Als we de gerapporteerde cijfers als basis nemen voor de vergelijking dan loopt het aantal weigeringen bij de kleuters op tot 25,1% en bij de leerlingen van de lagere school tot 3,2%. Uit de cijfers blijkt dat het in eerste instantie het vrij onderwijs is dat met capaciteitsproblemen kampte, waarna stilaan ook de andere scholen volgden en het fenomeen momenteel algemeen voor alle netten geldt. Op basis van de gerapporteerde cijfers zien we wel dat de onderrapportage in het vrij onderwijs significant hoger ligt dan in de andere netten. Dit kan er op wijzen dat het capaciteitsprobleem daar nog meer uitgesproken is. Twee momenten verdienen hier speciale aandacht, namelijk het eerste jaar van het kleuteronderwijs en het eerste leerjaar. Dit zijn de piekmomenten van de weigeringen. Nadat de leerlingen deze flessenhals gepasseerd zijn lijken ze makkelijker hun weg te vinden naar het vervolg van het kleuter- of lager onderwijs. In de analyse op het niveau van de gemeenten zal op deze beide aspecten dieper ingegaan worden.
48
HOOFDSTUK 3. De huidige capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs. Een overzicht op het niveau van de gemeenten. In dit hoofdstuk wordt de capaciteitsproblematiek per gemeente toegelicht. Als kader voor de analyse van de capaciteitsproblematiek werden voor de verschillende gemeenten een aantal basistabellen geproduceerd, hierna worden deze samen met andere onderzoeksgegevens en overheidsdata geanalyseerd in functie van de nood aan bijkomende onderwijscapaciteit.
3.1. Het capaciteitsprobleem per gemeente nader bekeken In de vorige hoofdstukken werd een vrij algemeen beeld van de capaciteitsproblematiek geschetst. In dit deel wordt een gedetailleerde analyse op het niveau van de gemeente gemaakt. Om de relevantie van deze analyse te verhogen, en ook omdat het onderwijsbeleid van de VGC dezelfde indeling hanteert, werd het grondgebied van Brussel-Stad gezien zijn geografische eigenheid opgesplitst op basis van de postnummers en spreken we naast Brussel in dit hoofdstuk ook over Laken, Neder-over-Heembeek en Haren. Uitzonderlijk zullen deze delen van Brussel-stad ook als ‘gemeente’ beschouwd worden. Omwille van de privacy en de beschikbaarheid van de data zal hier niet op de situatie van individuele scholen ingegaan worden en kunnen ook de leerlingenkenmerken slechts beperkt aan bod komen. Per gemeente worden in eerste instantie op een uniforme manier een aantal basistabellen en grafieken gepresenteerd die essentieel zijn in het capaciteitsdebat. De eerste vier grafieken geven een overzicht van de evolutie van de absolute aantallen leerlingen in het kleuter- en basisonderwijs over de laatste 15 jaar samen met de verhoudingen van de leerlingen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en er buiten die in de betrokken gemeente onderwijs volgen. Hierna volgt voor beide onderwijsniveaus een meer gedetailleerd overzicht van de laatste 5 jaren met betrekking tot het rekruteringsgebied van de scholen. Hierbij komt zowel de woonplaats van de leerlingen die in deze gemeente school lopen als de spreiding van de leerlingen van de gemeente over de scholen binnen en buiten de gemeente aan bod. Twee andere tabellen behandelen de overgang van de derde kleuterklas naar het eerste leerjaar en het aantal officiële en gerapporteerde weigeringen. De presentatie van het specifieke karakter van de gemeente wordt afgesloten met een schets van de evolutie van de taalachtergrond van de leerlingen in de basisscholen. Om de leesbaarheid van dit rapport te verhogen en omdat hier ook niet uitgebreid en afzonderlijk op al deze cijfers kan worden ingegaan, werden deze tabellen naar appendix 3 verwezen. De meest relevante resultaten worden in het volgende deel mee opgepikt.
49
In dit tweede deel wordt aan de hand van voorgaande basistabellen en met bijkomende informatie het capaciteitsprobleem nader bekeken. Hierin worden een aantal parameters ontwikkeld die het capaciteitsprobleem nader specificeerden waarna op het niveau van de gemeenten wordt afgetoets welke aan de criteria beantwoorden of niet.
3.2. Analyse van het capaciteitsproblemen op gemeentelijk niveau De tabellenreeks in appendix 3 illustreert een aantal ontwikkelingen die belangrijk zijn in de beslissing tot het al dan niet realiseren van bijkomende onderwijscapaciteit. Een omstandige omschrijving per gemeente van de ontwikkelingen die uit dat cijfermateriaal naar voor komen zou ons hier te ver leiden, vandaar dat ze eerder als toetssteen fungeren voor het tweede deel van dit hoofdstuk. Op basis van deze tabellen en bijkomend beschikbaar datamateriaal worden hier een aantal indicatoren ontwikkeld die als basis kunnen dienen voor bovenstaande beslissing. Voor meer specifieke vragen per gemeente kan naar de tabellenreeks in appendix 3 worden teruggegrepen. Voor de analyse van de gemeenten worden 5 criteria geselecteerd: de toekomstige numerieke ontwikkeling van de schoolbevolking, het ‘lokale’ karakter van de school, de huidige bezettingsgraad, de overgang van het kleuteronderwijs naar de lagere school en de aard van de leerlingenpopulatie. Het eerste criterium bepaalt het kader waarbinnen een uitbreiding zich afspeelt, de andere criteria verfijnen de mogelijke opties. Uiteindelijk blijft het een politieke keuze en is er geen wetenschappelijk uniek scenario dat perfect de potentiële bezetting kan berekenen. 3.3.1. De demografische ontwikkeling als leidraad Het Nederlandstalig onderwijs kende in de meeste Brusselse gemeenten een constante toename, al fluctueren de aantallen in de ene gemeente al wat sterker dan in de andere en lijkt de maximale capaciteit in sommige scholen en/of leerjaren bereikt. Parallel aan deze ontwikkeling staat ook de demografische groei en het toenemende aantal Brusselse kinderen van schoolrijpe leeftijd. De huidige schoolpopulatie kan dan ook gezien worden als de resultante van deze capaciteit enerzijds en het potentieel aan kinderen anderzijds. De cijfers van het Planbureau (zie infra) voorspellen een sterke toename van dit potentieel in de komende jaren. Met 2000 als basis voorspellen ze tegen 2020 zo’n toename van 50%. Deze kinderen kwalitatief onderwijs bieden vormt dan ook de uitdaging voor het komende decennium. In eerste instantie kijken we naar de manier waarop het Nederlandstalig onderwijs tussen 2000 en nu met die demografische evolutie is omgesprongen. Hierbij onderscheiden we voor elke gemeente drie groepen: de kinderen uit de gemeente die ook in de gemeente school lopen (groep 1), hun leeftijdsgenoten die elders naar school gaan in het Nederlandstalig onderwijs (groep 2) en diegenen die van buiten de gemeente komen om les te volgen (groep 3). Deze drie groepen samen beschouwen we als het potentieel van het Nederlandstalig basisonderwijs. Tabel 30 schets de numerieke evolutie van de betrokken groepen. Zowel de kinderen uit het kleuteronderwijs als deze uit het lager onderwijs worden telkens als een aparte groep beschouwd.
50
Groep 1 Kleuter 2000 Kleuter 2007 Verschil Toename
Groep 2
Groep 3
Totaal
5603
4307
3113
13023
6464
4685
3987
15136
+ 861
+ 378
+871
+2113
+ 15,4%
+ 8,8%
+ 28,1%
+16,2%
Lager 2000 5804 6064 3665 15533 Lager 2007 7017 6469 4878 18364 Verschil +1213 +405 +1213 +2831 Toename +20,9% +6,7% +33,1% +18,2% Tabel 30. Evolutie schoolpopulatie basisonderwijs van 2000 tot 2007 Over deze periode is het potentieel van het kleuteronderwijs toegenomen met ruim 16%, dat van het lager onderwijs met ruim 18%. Ondanks de verschillen zijn de evoluties toch wel gelijklopend: de grootste groep is deze die in de eigen gemeente naar een Nederlandstalige school gaat, de kleinste is diegene die van buiten de gemeente komt. Hoewel we uiteraard niets weten over de motivatie van de ouders om een bepaalde school te kiezen wijzen de cijfers toch in de richting van het feit dat de capaciteitsproblemen vooral worden opgevangen door elders naar een school voor zoon of dochter op zoek te gaan. Ruim een kwart van de kleuters zoekt zijn of haar heil buiten de gemeente, voor de kinderen die naar de lagere school gaan loopt dit cijfer op tot een derde. Tegelijk is de instroom uit andere gemeenten beperkt en neemt het aantal ‘eigen’ leerlingen gevoelig toe. Vergelijken we deze cijfers met de projectie van het Planbureau dan zou de toename van de kleuters zich tussen 10,4% (2005) en 28,6% (2010) moeten situeren, wat klopt. De lagere scholen zouden een toename tussen de 10,5% (2005) en 21,6% (2010) mogen verwachten, wat eveneens klopt. Indien we ons voor dit laatste niveau tot de toename van de kinderen uit de eigen gemeente zouden beperken stijgt het aandeel zelfs tot 25,6%, wat beduidend boven de voorspelling van het Planbureau ligt. Op basis van de voorspellingen van het Planbureau kunnen we nu een projectie maken van de onderwijscapaciteit die in de toekomst nodig zal zijn en deze afzetten tegen de huidige maximale capaciteit van het aanbod van het Nederlandstalig basisonderwijs. Hierbij wordt het verwachtte aantal kinderen in 2015 als referentiepunt genomen. De keuze voor dit referentiepunt is niet toevallig: het ligt binnen de termijn waarop men een uitbreiding kan realiseren en in deze periode kondigt zich de sterkste stijging in het kleuteronderwijs aan terwijl er in het lager onderwijs toch nog een zekere marge is. Op deze manier zit men op schema om de demografische evolutie op te vangen. De stijging in de daaropvolgende jaren is vergelijkbaar met de recente verhoging van het leerlingenaantal. Voor de verschillende Brusselse gemeenten wordt de potentiële populatie berekend. Vooraf dienen echter twee belangrijke opmerkingen gemaakt. Vooreerst maakt het Planbureau een projectie op basis van het gewest en niet op basis van de individuele gemeenten. Hier zal dus een gemiddeld cijfer voor alle gemeenten gehanteerd worden al kunnen er onderling uiteraard verschuivingen optreden. Ten tweede hebben niet alle scholen een
51
maximumcapaciteit opgegeven, maar gezien het bereik van de bevraging kunnen we de enquêtegegevens toch als basis voor onze projectie nemen. Voor zowel het kleuter- als het lager onderwijs werken we voor beide fases drie scenario’s uit zoals in tabel 31 wordt beschreven. Groep 1
Groep 2
Groep 3
Scenario 1: basis ja neen ja ja ja Scenario 2: gemeente neen ja ja Scenario 3: maximaal ja Tabel 31. Scenario’s evolutie schoolpopulatie basisonderwijs Het ‘basisscenario’ gaat uit van een ongewijzigd beleid waarbij de druk qua capaciteit wordt opgevangen door elders een school te gaan zoeken. De schoolpopulatie bestaat in dit scenario uit de groepen die momenteel ook school lopen in de gemeente. Het ‘gemeentescenario’ gaat er van uit dat de overheid voor iedereen van de gemeente die Nederlandstalig basisonderwijs wil volgen een plaats voorziet 18, en het ‘maximale scenario’ voorziet zowel voor de kinderen uit de eigen gemeente als voor de groep die van buiten de gemeente komt een plaats. Tabel 32 geeft de projecties voor het kleuteronderwijs op basis van deze drie scenario’s met het aantal kleuters van het schooljaar 2000-2001 als basis. Achtereenvolgens kan je uit de tabel de huidige capaciteit, het aantal leerlingen volgens de verschillende scenario’s en de eventuele bijkomende capaciteit die afhankelijk van het scenario moet worden gecreëerd, aflezen. De verschillende scenario’s hebben duidelijk een verschillend effect op de respectievelijke gemeenten. Het ‘goedkoopste’ scenario is dat waarbij men zich baseert op het aantal kleuters van de gemeente zelf. Theoretisch beschikt volgens dit scenario zelfs de helft van de gemeenten over een overcapaciteit zodat er uiteindelijk ‘slechts’ 2046 plaatsen zouden moeten gecreëerd worden. De gemeenten met een negatief verschil zijn deze die heel wat kleuters van buiten hun gemeentegrenzen aantrekken. Hoewel het misschien niet realistisch is de basisscholen uitsluitend voor inwoners van de gemeente zelf open te stellen geeft het toch een idee van wat de impact van bijvoorbeeld een ander voorrangsbeleid zou kunnen teweeg brengen. Als men nog een aantal bijkomende voorwaarden aan de toegang tot het onderwijs gaat binden kunnen de cijfers dus wel degelijk vrij ingrijpend verschuiven tussen de gemeenten. Ook bij het doortrekken van de huidige verhoudingen zijn er een aantal gemeenten die geen bijkomende capaciteit nodig hebben: Elsene, Sint-Gillis en Oudergem verkeren in dat geval. Ongeacht het scenario stelt het capaciteitsprobleem zich het duidelijkst in Brussel, Laken, Schaarbeek, Sint-JansMolenbeek, Ganshoren, Vorst en Sint-Joost-ten-Node. Het maximale scenario levert niet alleen een idee van de maximale capaciteit die men theoretisch kan bijcreëren maar geeft eveneens een rangorde tussen de gemeenten weer wanneer men voorwaarden gaat combineren en men zowel mikt op een impact van de leerlingen van binnen als van buiten de gemeente. 18
Dit impliceert niet dat kinderen in de gemeente zelf school zouden moeten lopen maar is een indicatie van de mobiliteit van de leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel.
52
Gemeente
Cap
Scen 1
∆cap1
Scen 2
∆cap2
Scen 3
∆cap3
Brussel
607
1211
604
1472
865
2136
1529
Laken
774
1510
736
1074
300
1774
1000
Schaarbeek
878
1124
246
1581
703
1778
900
Etterbeek
389
884
495
371
-18
974
585
Elsene
354
296
-58
396
42
501
147
St-Gillis
250
226
-24
238
-12
446
196
Anderlecht
1840
2276
436
1708
-132
2694
854
Molenbeek
1141
1540
399
1571
430
2081
940
Koekelberg
349
535
186
378
29
735
386
St-Ag-Berchem
574
627
53
494
-80
823
249
Ganshoren
216
697
481
332
116
809
593
Jette
789
1074
285
697
-92
1262
473
N-O-Heembeek
230
425
195
287
57
501
271
Haren
180
225
45
133
-47
319
139
Evere
501
725
224
516
15
881
380
S-P-Woluwe
535
994
459
449
-86
1169
634
Oudergem
440
439
-1
242
-198
567
127
W-Bosvoorde
284
501
217
226
-58
530
246
Ukkel
529
678
149
475
-54
819
290
Vorst
220
348
128
378
158
501
281
S-L-Woluwe
426
629
203
361
-65
740
314
St-Joost
169
233
64
342
173
468
299
11675 17197 5522 13721 2046 22507 10832 Totaal Tabel 32. Capaciteitsprobleem kleuteronderwijs op basis van vooropgestelde scenario’s
In tabel 33 wordt dezelfde redenering toegepast voor het lager onderwijs.
53
Gemeente
Cap
Scen 1
∆cap1
Scen 2
∆cap2
Scen 3
∆cap3
Brussel
786
1371
585
1128
342
1988
1202
Laken
911
1000
89
1406
495
1651
740
Schaarbeek
921
1472
551
1047
126
1655
734
Etterbeek
686
345
-341
823
137
907
221
Elsene
269
368
99
275
6
467
198
St-Gillis
120
221
101
210
90
415
295
Anderlecht
2420
1590
-830
2119
-301
2508
88
Molenbeek
1178
1462
284
1434
256
1937
759
Koekelberg
488
352
-136
498
10
684
196
St-Ag-Berchem
630
460
-170
584
-46
766
136
Ganshoren
514
309
-205
649
135
753
239
Jette
990
649
-341
1000
10
1175
185
N-O-Heembeek
309
267
-42
395
86
467
158
Haren
270
124
-146
209
-61
297
27
Evere
730
480
-250
675
-56
820
90
S-P-Woluwe
916
418
-498
925
9
1089
173
Oudergem
250
225
-25
409
159
527
277
W-Bosvoorde
374
210
-164
467
93
494
120
Ukkel
670
442
-228
631
-39
762
92
Vorst
360
352
-8
324
-36
467
107
S-L-Woluwe
730
336
-394
585
-145
689
-41
St-Joost
175
318
143
217
42
436
261
14697 Totaal 12774 -1923 16010 1313 20954 6257 Tabel 32. Capaciteitsprobleem lager onderwijs op basis van vooropgestelde scenario’s
Belangrijk is eerst en vooral dat bij een ongewijzigde samenstelling de theoretische capaciteit van het lager onderwijs voldoet. Er zijn wel een aantal onderlinge verschillen. Bij dit scenario stellen er zich vooral problemen in Brussel, Schaarbeek, Sint-JansMolenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Gillis en Elsene. Bij het scenario gebaseerd op de kinderen uit de gemeente is er een algemeen tekort van 1313 plaatsen. Ook hier komen Brussel, Laken, Schaarbeek en Sint-Jans-Molenbeek heel wat plaatsen tekort, naast enkele andere gemeenten die op basis van het vorige scenario nog ruimte hadden. Opmerkelijk is dat op basis van alle scenario’s enkel Sint-Lambrechts-Woluwe over voldoende capaciteit
54
beschikt. Naast deze gemeenten hebben ook Anderlecht, Koekelberg, Sint-Agatha – Berchem, Haren, Evere, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel en Vorst geen capaciteitsproblemen op basis van de eerste twee scenario’s. 3.2.2. Het lokale karakter van de scholen Een eerste bijkomend criterium is het al dan niet lokale karakter van het onderwijs. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling een analyse te maken op het niveau van de gemeenten, maar op het niveau van de wijk. De aard van de beschikbare gegevens laat een dergelijke analyse echter niet toe waardoor we hier toch de gemeente als basis nemen voor het eventuele capaciteitstekort. De vraag dringt zich echter op in hoeverre het basisonderwijs in Brussel wijkgericht is of niet. Uit gegevens van de Franstalige gemeenschap (zie www.ccfee.be) blijkt dat het onderwijs in Brussel gekenmerkt wordt door een hoge mate van mobiliteit, de leerlingen verhuizen niet alleen frequent van school maar ze leggen ook vrij grote afstanden af om hun kinderen naar een ‘goede’ school te brengen, wat een verdere sociale segregatie duidelijk in de hand werkt. De gegevens over de woonplaats van de leerlingen kunnen hierin een stuk duidelijkheid brengen. Op basis van de data die door het Ministerie van Onderwijs en Vorming ter beschikking werden gesteld kon worden afgeleid in hoeverre de leerling gedomicilieerd is in de gemeente waar hij of zij school loopt of niet. In de steekkaarten (zie appendix 3) werd voor de laatste vijf jaren een gedetailleerd beeld geschetst van de rekrutering van de scholen in een specifieke gemeente enerzijds en de spreiding van de leerlingen van deze gemeenten over andere gemeenten anderzijds. Als evaluatie van het ‘gemeentelijke karakter’ van het onderwijs beperken we ons hier tot de cijfers van het schooljaar 2007-2008. Waar de ‘buurtfunctie’ door de eigen gemeente of de aangrenzende gemeente, al dan niet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kan worden ingevuld, beschouwen we diegenen die de keuze maken een school verder dan deze beide categorieën te kiezen als een tegenindicatie van het lokale karakter van de school. In onderstaande tabel 34 worden deze cijfers voor zowel het kleuter- als het lager onderwijs gepresenteerd. In de eerste twee kolommen wordt het aandeel van de leerlingen die van verder komen dan de gemeente zelf en de aangrenzende gemeenten opgelijst. De twee laatste kolommen geven het aandeel van leerlingen uit de eigen gemeente die elders school lopen.
55
Gemeente
KO ver
LO ver
KO elders
LO elders
Brussel
8,5%
16,6%
14,9%
14,3%
Laken
10,3%
21,9%
12,9%
15,7%
Schaarbeek
2,9%
6,2%
13,4%
12,0%
Etterbeek
21,7%
30,2%
7,8%
6,1%
Elsene
16,9%
13,6%
5,4%
10,0%
St-Gillis
6,8%
5,3%
16,9%
21,4%
Anderlecht
12,2%
14,8%
4,7%
4,9%
Molenbeek
6,6%
6,4%
7,8%
8,2%
Koekelberg
14,2%
19,1%
13,6%
15,4%
St-Ag-Berchem
10,9%
13,1%
7,0%
10,5%
Ganshoren
25,6%
30,2%
6,4%
10,7%
Jette
12,0%
16,6%
8,1%
9,7%
N-O-Heembeek
12,9%
12,3%
7,8%
13,1%
Haren
14,1%
10,9%
3,2%
7,4%
Evere
13,5%
16,5%
13,7%
19,1%
S-P-Woluwe
35,3%
42,1%
6,2%
7,2%
Oudergem
22,9%
23,7%
5,0%
9,1%
W-Bosvoorde
23,4%
24,5%
8,6%
11,1%
Ukkel
21,2%
25,3%
11,2%
10,6%
Vorst
9,0%
11,3%
10,8%
13,3%
S-L-Woluwe
19,1%
25,5%
4,0%
5,7%
St-Joost
2,1%
3,5%
36,4%
32,7%
Tabel 34. Lokale karakter van het basisonderwjs per gemeente De steekkaarten in appendix 3 geven duidelijk aan dat in de meeste Brusselse gemeenten de schoolpopulatie ook uit Brusselaars bestaat. In absolute aantallen kennen de meeste gemeenten een daling van de leerlingen vanuit Vlaanderen of blijft hun aantal vrij stabiel, doch de groei van het totale leerlingenaantal maakt dat hun relatieve positie verzwakt is. Toch zijn er nog een aantal uitzonderingen zoals Neder-Over-Heembeek dat zo’n 30% leerlingen uit Vlaanderen aantrekt of Sint-Pieters-Woluwe dat nog hoger scoort, al moet men uiteraard rekening houden met het feit dat deze gemeenten ook aan Vlaanderen grenzen. Op basis van de cijfers van het basisonderwijs in zijn totaliteit hebben vooral de scholen in Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek en Sint-Joost-ten-Node een lokaal karakter,
56
minder dan 7% van de leerlingen legt hier een grote afstand af om tot op de school te geraken. Anderzijds komen ruim 20% van de leerlingen in de scholen in Etterbeek, Ganshoren, Sint-Pieters-Woluwe, Oudergem, Watermaal-Bosvoorde, Ukkel en SintLambrechts-Woluwe van verder dan de gemeente zelf of de buurgemeenten. Hoewel men met de interpretatie van dit gegeven voorzichtig moet omspringen speelt ook hier waarschijnlijk een vorm van sociale segregatie een rol: de typische migrantengemeenten rekruteren vooral lokaal, de rijkere gemeenten trekken leerlingen van verder aan. Toch leidt dit in deze laatste gemeenten niet tot een verdringing, er is ook maar een beperkt deel van haar inwoners die buiten de gemeente school lopen. Het zijn deze gemeenten die in het tweede scenario uit de vorige paragraaf over ruim voldoende capaciteit beschikken. Vooral in Sint-Gillis en Sint-Joost-ten-Node moeten de ouders naar alternatieven op zoek. Men kan zich dan ook de vraag stellen in hoeverre mobiliteit en de schoolomgeving zelf hierbij een rol spelen. Uit de bevraging bleek deze rol maar heel beperkt. Een groot aantal scholen gaf aan dat in de ganse capaciteitsdiscussie dit geen rol speelt omdat het een zaak is van een school te vinden en de mensen eens ze een goede school gevonden hebben voor hun kinderen wel bereid zijn inspanningen te doen, zodat de bereikbaarheid eerder een secundair probleem is. Het zijn ook scholen die aan de rand van het gewest liggen die klagen over een gebrekkige bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Het zijn directies uit Sint-Pieters-Woluwe, Watermaal-Bosvoorde, Haren en Sint-Lambrechts-Woluwe die dit probleem aankaarten, samen met een tweetal scholen uit Anderlecht. Anderzijds benadrukken de scholen in de 2° kroon het rustige en groenere karakter van hun school als extra troef. De verkeersdrukte aan de schoolpoorten is een belangrijker probleem. Enkel de gemeenten Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Koekelberg, Sint-Agatha-Berchem, Nederover-Heembeek, Haren en Evere lijken aan deze drukte te ontsnappen. Het zijn ook dezelfde gemeenten die samen met Watermaal-Bosvoorde het veilige karakter van hun schoolomgeving beklemtonen. 3.2.3. De saturatiegraad van de scholen Een belangrijk criterium dat beslist over de uitbreiding van de capaciteit is uiteraard de huidige bezetting van de scholen. In tabel 35 wordt voor het kleuteronderwijs per gemeente de huidige bezettingsgraad gerelateerd aan het aantal officiële en gerapporteerde weigeringen. Deze ‘objectieve’ criteria laten toe die gemeenten aan te duiden waar het capaciteitsprobleem zich het meest acuut manifesteert. Het meest uitgesproken stelt het probleem zich in de kleuterscholen. Op basis van beide gegevens kan een categorisering worden ingevoerd van acuut (1) tot beperkt capaciteitsprobleem (5). De categorieën worden als volgt samengesteld: categorie 1 voor gemeenten waar de scholen hun maximale capaciteit hebben overschreden en die een vrij hoge mate van weigeringen tellen, categorie 2 voor gemeenten waarvan de scholen een bezettingsgraad van meer dan 95% hebben en die met een behoorlijk aantal weigeringen worden geconfronteerd, categorie 3 voor gemeenten met scholen die met een hoge bezettingsgraad kampen (+95%) maar waar het aantal weigeringen voorlopig nog beperkt is, categorie 4 voor gemeenten waar de totale capaciteit de 95% niet overschrijdt maar waar enkele scholen toch met weigeringen worden geconfronteerd en ten slotte categorie 5 vergelijkbaar met 4 maar met geen of een heel beperkt aantal weigeringen. In tabel 35
57
worden beide indicatoren opgelijst en wordt in de laatste kolom op basis van de categorisering de mate van urgentie van ingrijpen weergegeven. Gemeente
Bezettingsgraad Weigering 2008
Rapportage Categorie weigering
Brussel
1.0626
165
145
1
Laken
1.0626
78
211
1
Schaarbeek
1.0411
251
407
1
Etterbeek
0.9779
0
81
3
Elsene
0.8691
7
88
4
St-Gillis
1.1277
0
25
1
Anderlecht
0.9621
136
374
2
Molenbeek
0.9539
98
505
2
Koekelberg
0.9446
67
104
4
St-Ag-Berchem
0.8837
14
27
4
Ganshoren
0.9688
0
15
3
Jette
0.9684
77
174
2
1.11292
22
49
1
Haren
0.9600
2
2
3
Evere
0.9851
127
152
2
S-P-Woluwe
0.9094
0
3
5
Oudergem
0.8400
0
4
5
W-Bosvoorde
0.9666
0
19
3
Ukkel
0.9328
0
6
5
Vorst
0.8958
9
27
5
S-L-Woluwe
0.9286
4
26
5
N-O-Heembeek
1.0071 71 82 St-Joost Tabel 35. Urgentie capaciteitsprobleem op basis van saturatie kleuterscholen
1
Op basis van de gehanteerde categorisering kunnen 6 gemeenten in de meest urgente categorie geplaatst worden: Brussel, Laken, Schaarbeek, Sint-Gillis, Neder-overHeembeek en Sint-Joost-ten-Node. Tevens werd de directie gevraagd of ze vinden dat er in de buurt waar hun school gevestigd is voldoende opvangplaatsen zijn voor kleuters die vanuit de voorschoolse opvang naar de kleuterklas gaan. Van deze gemeenten uit categorie 1 rapporteert enkel een school uit Neder-over-Heembeek dat dit probleem niet geldt voor alle scholen maar het afhankelijk is van de buurt waarin de school gevestigd is.
58
De directies uit Elsene, Sint-Pieters-Woluwe, Watermaal-Bosvoorde, Ukkel en SintLambrechts-Woluwe stellen dat er voldoende capaciteit aanwezig is in de buurt van hun scholen om de nieuwe instroom vanuit de kinderopvang een plaats in de scholen te garanderen. Dit betekent echter niet dat in die gemeenten ook voldoende Nederlandstalige initiatieven van voorschoolse opvang zijn. Enkel Haren en Ganshoren lijken op dat vlak geen problemen te hebben. Aan de andere kant stelt men in Sint-Joost-ten-Node, SintGillis, Vorst en Etterbeek unaniem het gebrek aan Nederlandstalige voorschoolse opvang aan de kaak. In Laken, Sint-Jans-Molenbeek, Evere, Watermaal-Bosvoorde en Ukkel is er ook wel een gebrek maar daar neigt de balans eerder naar voldoende opvang, in de andere gemeenten zijn de meningen eveneens verdeeld maar halen diegenen die stellen dat er een gebrek aan opvang is de bovenhand. In tabel 36 wordt een analyse van de saturatiegraad van het lager onderwijs gemaakt. Hierbij worden opnieuw de twee criteria aangegeven die ook in het kleuteronderwijs werden gebruikt. Er wordt in de tabel echter een onderscheid gemaakt tussen het eerste leerjaar en de rest van het lager onderwijs. Uit dit onderzoek kwam duidelijk naar voor dat dit eerste leerjaar in eerste instantie het knelpunt vormt in dat lager onderwijs. Hier stelt het capaciteitsprobleem zich het meest en de vraag is dan ook in hoeverre dit zich de volgende jaren ook in de andere leerjaren zal doorzetten dan wel of er een selectie optreedt die deze impact vertraagt. De categorisering die voor het kleuteronderwijs in zijn geheel werd gebruikt beperken we hier tot het eerste leerjaar omdat anders dit probleem dreigt te ‘verdrinken’ in de cijfers voor de school in zijn totaliteit. Op basis van de evaluatie op schoolniveau stellen er zich capaciteitsproblemen in Brussel, Laken, Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node. Aandacht dient echter ook uit te gaan naar Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek, Jette en Evere waar toch ook een vrij groot aantal weigeringen voor het lager onderwijs in zijn geheel werden genoteerd. Beperken we ons tot het eerste leerjaar dan stellen er zich meer problemen hier dan in het kleuteronderwijs. Daar kunnen ze ook wel wat soepeler omgaan met de klasindeling, vandaar het belang dat we hier aan dit eerste leerjaar hechten. In Brussel, Laken, Schaarbeek, Sint-JansMolenbeek, Ganshoren, Jette, Oudergem, Ukkel en Sint-Joost-ten-Node hebben we een bezettingsgraad van meer dan 100% voor het eerste leerjaar en noteren we eveneens een groot aantal weigeringen. Andere gemeenten combineren een aantal weigeringen dan weer met een lagere bezettingsgraad of combineren een hogere bezettingsgraad met een beperkt aantal weigeringen. Uit de bevraging blijkt eveneens dat de belangrijkste trend van de laatste 5 jaar op vlak van de evolutie van de schoolbevolking de toenemende instroom vanuit de kleuterklas is. Waar vroeger de overgang van de derde kleuterklas naar het eerste leerjaar vaak een afhaakmoment bleek voor Franstalige leerlingen lijkt dit nu niet langer het geval te zijn. Redenen genoeg om even stil te staan bij deze overgang.
59
Gemeente
Bezetting 1°lj
Weigering Rapp Cat Rest 2008 weig LO
Weigering Rapp 2008 weig
Brussel
1,0789
5
44
1
0,9631
21
30
Laken
1,0355
6
13
1
0,9465
8
22
Schaarbeek
1,0047
5
17
1
0,9496
7
15
Etterbeek
0,9253
0
0
5
0,8608
0
9
Elsene
0,9448
1
6
4
0,7980
0
2
St-Gillis
0,9000
0
0
5
0,7444
0
0
Anderlecht
0,8608
8
16
4
0,7028
9
20
Molenbeek
1,0259
0
22
1
0,8179
3
22
Koekelberg
0,9815
7
14
2
0,8074
6
6
St-Ag-Berchem
0,9462
6
11
3
0,8256
1
2
Ganshoren
1,0000
0
16
1
0,7417
0
0
Jette
1,0607
5
37
1
0,9128
4
29
N-O-Heembeek
0,8625
3
0
4
0,7647
0
1
Haren
0,6650
0
0
5
0,5210
1
0
Evere
0,8934
5
6
4
0,7841
12
15
S-P-Woluwe
0,6590
0
5
5
0,7979
0
6
Oudergem
1,0400
0
0
1
0,6320
0
0
W-Bosvoorde
0,9700
0
0
3
0,7772
0
0
Ukkel
1,0260
0
7
1
0,8257
0
0
Vorst
0,8033
0
0
5
0,6702
0
2
S-L-Woluwe
0,9397
0
24
4
0,8103
0
6
1,0278 2 1 1,0229 4 St-Joost Tabel 36. Urgentie capaciteitsprobleem op basis van saturatie1° leerjaar lagere scholen
8
60
3.2.4. De overgang van de kleuterschool naar de lagere school Aan de directies van de scholen werd expliciet gevraagd of er volgens hen in de buurt voldoende opvangplaatsen zijn voor kinderen die uit het kleuteronderwijs naar het eerste leerjaar gaan. Het antwoord levert een genuanceerd beeld op. In Schaarbeek, Etterbeek, Jette, Sint-Joost-ten-Node en Sint-Gillis is er duidelijk een gebrek aan plaatsen. Anderzijds stellen de scholen in de gemeenten Neder-over-Heembeek, Haren, Evere, Sint-PietersWoluwe, Watermaal-Bosvoorde en Ukkel dat er zich op dit vlak geen problemen stellen. In de andere gemeenten zijn er in bepaalde wijken wel een gebrek aan opvangmogelijkheden maar neigt de balans in zijn totaliteit eerder naar een voldoende dan naar een onvoldoende. In de individuele steekkaarten van de gemeenten (zie appendix 3) is telkens een tabel opgenomen waar men de overgang tussen beide onderwijsniveaus duidelijk beschreven ziet. Voor de respectievelijke gemeenten staat telkens aangegeven van waar de kinderen komen die schoollopen in de derde kleuterklas respectievelijk het eerste leerjaar. Tevens wordt vermeld welke kinderen niet in de gemeente in het eerste leerjaar terecht kunnen. Voor het overgrote deel van de gemeenten geldt dat het aantal, dat niet in de gemeente terecht kunnen in het beste geval constant gebleven is maar in de meeste gevallen is toegenomen. Enkel in Haren en Watermaal-Bosvoorde is men er in geslaagd dit aantal over een periode van 5 jaar terug te dringen. Bij deze overgang staan we nog even stil bij twee belangrijke aspecten, met name de capaciteit van de eigen scholen om de derde kleuterklas in het basisonderwijs te integreren en de overstap van het Nederlandstalig naar het Franstalig onderwijs. Tabel 37 geeft het relatieve aandeel van het aantal leerlingen aan dat de overstap van de derde kleuterklas naar de eigen lagere school maakt wat wijst op de stabiliteit van de school en ook aangeeft dat een groei van het kleuteronderwijs zich sneller zal vertalen in een aangroei van de leerlingenpopulatie van de lagere school. De aandacht gaat hier in de eerste plaats uit naar de gemeenten die het meest prominent met een capaciteitsprobleem worstelen. Uit de geschetste evolutie blijkt dat Schaarbeek en Brussel er in slagen het aandeel van de eigen scholen te verhogen ondanks de capaciteitsproblemen. Maar beide gemeenten kampen ook met het probleem dat er steeds minder kinderen uit de eigen gemeente in de kleuterscholen terecht kunnen. De selectie gebeurt daar niet alleen bij de overgang maar ook ervoor. De verdringing gebeurt dus al vroeger. Laken, Sint-Jans-Molenbeek en Ganshoren zien het aandeel van de eigen kleuterklassen in het eerste leerjaar dalen, zij hebben echter ook al vroeger hun saturatiepunt bereikt getuige het stijgende aantal kleuters dat niet meer in de gemeente terecht kan. Sint-Joost-ten-Node sluit zich hier bij aan, met dien verstande dat het aandeel kinderen uit de eigen gemeente hier het kleinst is. Andere opvallende cijfers zijn deze voor Haren, dat helemaal geen capaciteitsproblemen heeft in het eerste leerjaar, het laat zelfs de laagste bezettingsgraad noteren, maar dat toch de kleuters ziet vertrekken naar lagere scholen elders in Brussel. De oorzaak moet hier waarschijnlijk op het niveau van bepaalde scholen gezocht worden. Ook Oudergem springt wat uit de band. Het profiel van de leerlingen in deze gemeente wijkt duidelijk af van de rest, getuige ondermeer het groot aantal leerlingen dat van buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt.
61
Gemeente
2003/4
2004/5
2005/6
2006/7
2007/8
Brussel
75,20%
77,10%
80,20%
83,60%
87,10%
Laken
80,30%
70,20%
54,50%
70,10%
75,00%
Schaarbeek
77,80%
81,90%
79,00%
79,50%
84,00%
Etterbeek
79,60%
71,00%
79,00%
76,70%
85,40%
Elsene
62,30%
64,40%
56,40%
76,70%
71,60%
St-Gillis
90,00%
88,00%
72,00%
76,90%
83,60%
Anderlecht
71,00%
72,20%
70,30%
76,60%
75,60%
Molenbeek
76,30%
77,80%
73,30%
74,80%
72,30%
Koekelberg
87,60%
78,90%
75,80%
82,80%
83,70%
St-Ag-Berchem
62,00%
52,80%
59,90%
69,30%
66,10%
Ganshoren
78,00%
69,90%
71,40%
78,00%
67,30%
Jette
67,10%
65,20%
68,00%
76,30%
71,90%
N-O-Heembeek
69,50%
70,70%
67,40%
76,20%
69,20%
Haren
92,30%
84,40%
76,00%
83,80%
75,00%
Evere
73,70%
76,50%
82,60%
75,20%
81,40%
S-P-Woluwe
74,40%
84,30%
77,70%
78,30%
79,70%
Oudergem
51,60%
50,00%
67,20%
56,90%
68,80%
W-Bosvoorde
76,30%
85,70%
74,60%
82,40%
83,60%
Ukkel
77,50%
64,70%
75,40%
72,00%
75,20%
Vorst
68,40%
75,80%
61,50%
82,40%
74,70%
S-L-Woluwe
75,80%
79,20%
76,50%
83,70%
73,60%
St-Joost
70,80%
81,30%
76,20%
77,00%
95,00%
Tabel 37. Aandeel uit eigen kleuterschool in eerste leerjaar In diachronisch perspectief bleek de overgang van het kleuteronderwijs naar de lagere school een belangrijk afhaakmoment voor Franstaligen. Uit recente studies blijkt echter dat steeds meer Franstaligen voor hun kinderen een volledige schoolloopbaan in het Nederlandstalig lager onderwijs ambiëren. Momenteel is de overgang van het Nederlandstalig naar het Franstalig onderwijs vrij beperkt. Voor alle scholen samen schommelde dit de laatste 5 jaren rond de 5% en evolueerde van 5,8% van het aantal laatstejaarskleuters in het schooljaar 2003-2004 over 5,2%; 3,8%, 4,0% naar 4,3% in het schooljaar 2007-2008. Toch zijn er hierop enkele uitzondering. De meest afwijkende gemeente is Oudergem dat ook daarnet al om zijn uitzonderingspositie werd genoemd. Hier maakt ongeveer 20% na de kleuterschool de overstap naar het Franstalig lager
62
onderwijs. Andere gemeenten met vrij hoge scores zijn Laken waar het jaarlijks sterk schommelt maar dat toch ook pieken van 12% en 15% bereikt, Elsene en Sint-Pieters Woluwe die ook al eens rond de 10% pieken. Niet toevallig vinden we deze kinderen vooral in de rijkere Brusselse gemeenten. 3.2.5. Leerlingenkenmerken als extra moeilijkheid Met de overgang naar het Franstalig onderwijs komen we bij het laatste criterium, namelijk de sociale diversiteit van de leerlingenpopulatie. Dit aspect speelt indirect eveneens een belangrijke rol al valt dit moeilijk rechtstreeks te becijferen. De mogelijke segregatie op basis van de sociale achtergrond van de kinderen kwam al in een vorige paragraaf aan bod. Een ander aspect is de moeilijkheid die het werken met taalheterogene klassen met zich mee brengt. Dergelijke ‘moeilijke’ leerlingengroepen vergen een aanpak die, afhankelijk van het pedagogisch beleid van de school, niet altijd samengaat met grote klassen. De aard van de leerlingen heeft op die manier ook een impact op de optimale capaciteit van de klas en dus op de beslissing van de directie een klas al dan niet als ‘volzet’ te beschouwen. Op basis van de beschikbare data was het moeilijk hierover een grondige analyse te maken. Over twee aspecten kan wel iets dieper ingegaan worden, namelijk over de spreiding van de indicatorleerlingen en de GOK-leerlingen en over hun taalachtergrond. Minimum Maximum Gemiddelde SD Indicatorleerling 2002
.00
1.00
.6539
.29022
GOK-leerling 2002
.00
.99
.3730
.26172
Indicatorleerling 2005
.00
1.00
.7904
.17647
.4040 .00 .98 GOK-leerling 2005 Tabel 38. Sociale achtergrond leerlingen basisschool
.24809
Bovenstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de aanwezigheid van GOK 19- en indicatorleerlingen voor de totale leerlingenpopulatie. Door de omvang van de tabel op basis van de gemeente werd deze in appendix 4 opgenomen. Voor elke gemeente wordt de standaard van tabel 38 aangehouden: de minimumwaarden wijzen er op dat zowel voor de meting van 2002 als deze van 2005 er scholen zijn zonder GOK- en indicatorleerlingen. De maximumwaarde toont aan dat er zowel in 2002 als in 2005 scholen waren die uitsluitend uit indicatorleerlingen bestonden, net zoals scholen waar voor 99% respectievelijk 98% GOK-leerlingen zaten. Dit zijn echter maar de uiterste waarden want gemiddeld steeg het aantal indicatorleerlingen per gemeente over die periode van 3 jaar van 65,39% naar 79,04% en steeg het gemiddeld aantal GOK-leerlingen van 37,30% naar 40,40%. Het aantal leerlingen dat extra aandacht vraagt nam dus over deze periode toe. De geringe spreiding duidt er op dat ook de verschillen tussen de individuele scholen kleiner geworden 19
In het Nederlandstalig onderwijs in Brussel wordt de term ‘indicatorleerlingen’ gebruikt voor alle leerlingen die aan minstens één van de gelijkekansenindicatoren voldoen, ‘GOK-leerlingen’ voor diegenen die aan één van de kansarmoede-indicatoren voldoen. In de context van dit rapport is vooral het taalaspect belangrijk, iemand met ouders met een hogere sociale status maar die thuis geen Nederlands spreken vinden we dus in de statistieken van de indicator-leerlingen terug maar niet in deze van de GOK-leerlingen.
63
zijn. Belangrijk is ook het verschil tussen het aandeel GOK-leerlingen en het aandeel van indicatorleerlingen. Grote verschillen wijzen op de aanwezigheid van anderstaligen uit hooggeschoolde families, kleine verschillen op de aanwezigheid van kansarme anderstaligen. In appendix 4 zijn deze gegevens dus per gemeente te raadplegen, hier gaan we kort in op enkele opmerkelijke bevindingen. De meeste GOK- en indicatorleerlingen vinden we terug in St-Joost, St-Gillis en Sint-JansMolenbeek waar hun aantal voor alle scholen samen meer dan 90% bedraagt. Iets beter maar toch ook met een score van meer dan 80% qua indicatorleerlingen volgen Brussel, Schaarbeek, Koekelberg en St-Lambrechts-Woluwe. Deze laatste gemeente kent een van de laagste GOK-scores wat impliceert dat het om rijkere kinderen met een nietNederlandstalige taalachtergrond gaat. De minste GOK-leerlingen vind je in Oudergem (9%) gevolgd door Sint-Pieters-Woluwe (11%), zoals gezegd Sint-Lambrechts-Woluwe (13%) en ook Ukkel dat net onder de 20% weet te blijven. Een grote spreiding verwijst naar een grote diversiteit tussen de scholen onderling, dus naar gemeenten met scholen waar meer kansarme leerlingen geconcentreerd zijn en scholen waar de leerlingen in grote mate ouders met een hoger sociaal profiel hebben. Dergelijke verschillen vinden we ondermeer in Etterbeek, Schaarbeek, Koekelberg, Neder-over-Heembeek en Vorst. De meest homogene gemeente is Sint-Joost-ten-Node met vrijwel allemaal kansarme leerlingen. Hier tegenover staan Watermaal-Bosvoorde en Sint-Lambrechts-Woluwe die amper kansarme kinderen in hun scholen tellen. Naast kansarmoede speelt uiteraard ook de taaldiversiteit een grote rol. Hierboven werd duidelijk geïllustreerd dat taaldiversiteit en kansarmoede zeker geen synoniemen hoeven te zijn. In de steekkaarten komt de taaldiversiteit uitgebreid aan bod wordt een overzicht geboden van de evolutie inzake thuistaal over de laatste 15 jaar. Deze gegevens komen van de schooldirecties zelf en de schommelingen verraden dat het hier niet altijd om een nauwkeurige registratie gaat. Recentere cijfers van het Ministerie van Onderwijs en Vorming bieden een hogere mate van nauwkeurigheid omdat het de ouders zelf zijn die ze hebben ingevuld. Onderstaande tabellen geven een overzicht voor de verschillende gemeenten. Op basis van het taalgebruik van de leerling met de vader en de moeder werden volgende categorieën weerhouden (zie ook infra): Nederlandstaligen, traditioneel tweetaligen Nederlands-Frans, tweetaligen die Nederlands thuis met een andere taal dan het Frans combineren, Franstaligen, nieuwe tweetaligen die het Frans met een andere taal dan het Nederlands combineren en anderstaligen. Hierbij dient opgemerkt dat in vergelijking met de VGC-cijfers het aantal eentalig Franstalige families een paar procenten hoger ligt, wat in balans ligt met een lager cijfer in de categorie anderstaligen. Dit kan deels worden verklaard door het feit dat men de ouders vroeg welke taal ze meestal spraken en niet welke verschillende talen ze gebruikten, en waarschijnlijk deels omdat migrantenfamilies door de directies sneller tot de groep van anderstaligen worden gerekend waar ze zichzelf meer bij de Franssprekenden tellen. Voor de rest zijn de cijfers in grote mate gelijklopend en ruwweg kan men stellen dat zo’n 10% thuis uitsluitend Nederlands spreekt, een kwart het Nederlands met het Frans combineert, ruim een derde uitsluitend Frans, iets meer dan 10% Frans in combinatie met een andere taal dan het Nederlands en ruim 15% uitsluitend andere talen. Tabel 39 geeft een inzicht in de huidige taalachtergrond van de kleuters, tabel 40 van de leerlingen van het lager onderwijs.
64
Gemeente
Nl
NL/FR
NL/And
Fr
FR/And
And
Brussel
12,7%
17,6%
8,1%
25,6%
14,3%
21,7%
Laken
5,8%
12,3%
4,4%
32,2%
17,4%
27,9%
Schaarbeek
5,2%
10,8%
6,0%
29,7%
12,7%
35,7%
15,5%
21,7%
16,3%
25,4%
6,7%
14,4%
Elsene
9,4%
22,8%
10,7%
39,7%
11,6%
5,8%
St-Gillis
0,4%
15,3%
3,6%
34,9%
22,9%
22,9%
Anderlecht
6,9%
18,9%
5,4%
37,9%
14,2%
16,8%
Molenbeek
5,5%
13,7%
4,5%
37,1%
15,8%
23,4%
Koekelberg
6,3%
14,7%
3,9%
32,7%
21,9%
20,4%
St-Ag-Berchem
8,9%
25,8%
4,6%
41,9%
7,8%
11,1%
Ganshoren
11,8%
27,5%
3,9%
34,2%
12,4%
10,2%
Jette
16,7%
20,2%
6,1%
31,9%
10,7%
14,3%
9,6%
25,3%
3,9%
34,4%
16,0%
10,7%
Haren
10,4%
20,1%
2,8%
31,3%
16,0%
19,4%
Evere
6,8%
22,4%
7,2%
31,9%
12,8%
18,9%
S-P-Woluwe
7,8%
18,2%
4,9%
57,4%
7,1%
4,6%
Oudergem
5,5%
23,2%
2,0%
49,6%
11,4%
8,3%
W-Bosvoorde
6,4%
34,2%
3,4%
49,6%
3,0%
3,4%
Ukkel
4,7%
30,4%
2,7%
47,8%
8,7%
5,7%
Vorst
4,4%
21,3%
6,1%
36,5%
17,2%
15,5%
S-L-Woluwe
7,6%
28,1%
3,8%
52,2%
4,7%
3,6%
St-Joost
3,5%
5,6%
5,6%
15,3%
15,3%
45,9%
8,0%
19,5%
5,6%
36,5%
12,9%
17,5%
Etterbeek
N-O-Heembeek
Totaal
Tabel 39. Taalachtergrond leerlingen kleuterschool
65
Gemeente
Nl
NL/FR
NL/And
Fr
FR/And
And
Brussel
14,9%
16,1%
7,7%
26,2%
17,8%
17,3%
Laken
11,0%
22,3%
3,9%
32,2%
12,5%
18,1%
6,7%
12,2%
6,1%
30,5%
11,2%
33,3%
Etterbeek
20,8%
19,3%
9,5%
30,1%
7,0%
13,2%
Elsene
16,0%
23,9%
3,3%
41,8%
9,4%
5,6%
1,9%
12,6%
3,9%
36,9%
17,5%
27,2%
Anderlecht
11,3%
20,5%
4,1%
38,4%
13,0%
12,7%
Molenbeek
4,2%
15,9%
4,2%
36,4%
16,1%
23,2%
Koekelberg
9,8%
15,4%
4,7%
35,2%
21,9%
13,1%
St-Ag-Berchem
13,4%
28,9%
5,0%
37,3%
6,5%
8,9%
Ganshoren
18,4%
24,9%
1,9%
37,3%
6,4%
11,1%
Jette
20,0%
18,4%
6,2%
31,5%
9,6%
14,3%
N-O-Heembeek
20,7%
29,0%
2,7%
24,7%
13,7%
9,1%
Haren
19,7%
23,1%
3,4%
25,2%
12,2%
16,3%
Evere
15,3%
20,9%
6,1%
30,9%
12,3%
1,5%
S-P-Woluwe
10,9%
20,4%
5,4%
58,5%
3,2%
4,0%
Oudergem
11,6%
29,6%
3,2%
45,4%
4,9%
5,3%
W-Bosvoorde
12,8%
36,3%
2,8%
44,6%
2,4%
1,0%
Ukkel
8,8%
28,9%
3,1%
50,6%
3,1%
5,3%
Vorst
5,5%
23,7%
5,2%
38,1%
17,5%
10,0%
11,0%
25,9%
2,6%
52,6%
3,9%
4,0%
0,6%
5,3%
3,5%
14,6%
9,4%
66,7%
12,2%
20,8%
4,8%
36,6%
11,0%
14,6%
Schaarbeek
St-Gillis
S-L-Woluwe St-Joost Totaal
Tabel 40. Taalachtergrond leerlingen lagere school
66
Dat het aandeel van eentalig Nederlandstalige families onder de leerlingen van de basisscholen beperkt is, is een open deur intrappen. Qua aantal vinden we de meeste kinderen terug in Jette, Anderlecht, Brussel en Etterbeek. Verhoudingsgewijze komt Anderlecht echter niet meer bovenaan voor maar komen naast de drie vernoemde gemeenten ook Haren, Sint-Agatha-Berchem en Elsene de top vervoegen. Een groeiende groep, ongeveer 5%, zijn de mensen die thuis het Nederlands met een andere taal dan het Frans combineren. Deze groep is niet onbelangrijk omdat traditioneel tweetaligen snel geneigd zijn naar het Frans over te schakelen maar bij deze groep het Nederlands evidenter is als omgangstaal. Qua aantal zit deze groep vooral in het centrum van het gewest (Anderlecht, Etterbeek, Brussel) maar ook in Jette en Evere worden ze belangrijker. De traditioneel tweetaligen zijn numeriek het sterkst in Anderlecht, Ukkel en Sint-JansMolenbeek maar vooral in Laken stijgt deze groep vrij sterk bij de overgang van het kleuteronderwijs naar de lagere school. Verhoudingsgewijze staan ze dan weer sterker in de 2° kroon: Watermaal-Bosvoorde, Ukkel, Sint-Lambrechts-Woluwe, Neder-overHeembeek... In deze 2° kroon is het Frans veel sterker aanwezig en vertegenwoordigen de eentalig Franstaligen in de kleuterscholen van Sint-Pieters-Woluwe, Sint-LambrechtsWoluwe, Watermaal-Bosvoorde en Oudergem de helft of meer van de leerlingen, wat ook het geval is in de lagere scholen van Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe en Ukkel. Enkel de anderstaligen in St-Joost vertegenwoordigen ook meer dan de helft van de leerlingen, al vinden we ook in Schaarbeek, Sint-Jans-Molenbeek en Sint-Gillis eveneens veel anderstalige leerlingen. De groep van tweetaligen die Frans en een andere taal combineren sluiten hierbij aan en zijn naast de genoemde gemeenten ook relatief belangrijk in de scholen van Koekelberg en Vorst. Ten slotte werd ook gepeild naar de visie van de schooldirecties op de evolutie van de leerlingenkenmerken. Het wekt weinig verwondering dat de meeste geen stijging van het aantal Nederlandstaligen verwachten al gaan sommige directies, vooral uit het centrum van het BHG, tegen deze trend in. Het meest waarschijnlijk acht men de stijging van het aantal anderstaligen, gevolgd door de taalgemengde gezinnen en de tweetaligen. Het ziet er niet naar uit dat in de toekomst leerlingen met een ‘gemakkelijker’ profiel de klassen van het Nederlandstalig basisonderwijs zullen bevolken. Gevraagd naar de belangrijkste evolutie die zich qua leerlingenkenmerken de laatste 5 jaren weet door te zetten, wijzen de directies eveneens op de toegenomen meertaligheid, afhankelijk van de school vertaald in een toename van het aantal Franstaligen maar meestal in de toename van het aandeel anderstaligen. Ook het aantal taalgemengde gezinnen nam toe in vergelijking met het dalende aantal eentalig Nederlandstalige gezinnen. Ten slotte wijst een beperkt aantal scholen ook op het feit dat ze dank zij het voorrangsbeleid momenteel zelfs meer Nederlandstalige leerlingen tellen dan vroeger. Hiertegenover staan dan wel weer scholen die wijzen op de vlucht van de Nederlandstalige middenklasse.
67
HOOFDSTUK 4. Beleidsvoorstellen en conclusies Op basis van de vorige hoofdstukken wordt in het slothoofdstuk dieper ingegaan op de oorzaken en de omgang met het capaciteitsprobleem en wordt op basis van een aantal objectieve criteria gekeken waar en hoe dit probleem het best wordt aangepakt. Dit rapport eindigt met een aantal beleidsvoorstellen en aandachtspunten bij het proces van capaciteitsuitbreiding.
4.1. De creatie van bijkomende onderwijscapaciteit Het capaciteitsprobleem stelt zich in vele scholen en gemeenten, maar toch kunnen op basis van het vorige hoofdstuk een aantal prioritaire gemeenten naar voor geschoven worden. Tabel 41 bouwt verder op de cijfers van het Planbureau en lijst die gemeenten op die voor scenario 1 (gebaseerd op de evolutie bij een ongewijzigde samenstelling qua woonplaats van de leerlingen) en 2 (gebaseerd op het creëren van onderwijsplaatsen voor de kinderen uit de gemeente) met een noodzakelijk bijkomende capaciteit van meer dan 200 plaatsen kampen en die eveneens op basis van het huidig aantal weigeringen en de bezettingsgraad acuut met de capaciteitsproblematiek worstelen (categorie 1). Scen 1 KO
Scen 2 KO
Scen 1 LO
Scen 2 LO
Cat 1 KO Cat 1 1°lj
Laken (736)
Brussel (865)
Brussel (585)
Laken (495)
Brussel
Brussel
Brussel (604)
Schaarbeek (703)
Schaarbeek (551)
Brussel (342)
Laken
Laken
Etterbeek (495)
Molenbeek (430)
Molenbeek (284)
Molenbeek (256)
Schaarbeek
Schaarbeek
Ganshoren (481)
Laken (300)
St-Gillis
Molenbeek
S-P-W (459)
N-O-H
Ganshoren
Anderlecht (436)
St-Joost
Jette
Molenbeek (399)
Oudergem
Jette (285)
Ukkel
Schaarbeek (246)
St-Joost
Evere (224) Wat-Bos (217) S-L-W (203)
Tabel 41. Probleemgemeenten inzake capaciteit op basis van objectieve criteria Een aantal gemeenten komt altijd terug. Brussel, Laken, Schaarbeek en Sint-JansMolenbeek hebben op basis van bovenstaande criteria de hoogste prioriteit. Ze zullen in de toekomst niet alleen worstelen met capaciteitsproblemen in het kleuter- maar ook in het
68
lager onderwijs en ongeacht het scenario kunnen ze allen makkelijk een bijkomende capaciteit, of bijkomende school, met ruim 400 plaatsen vullen. Ook op basis van de huidige doorstroming zijn deze gemeenten prioritair. Gezien de nodige capaciteit is een verbouwing van het huidige arsenaal erg moeilijk. Daar het probleem zich op beide niveaus van het basisonderwijs stelt ligt de bouw van nieuwe scholen hier het meest voor de hand. Enkel in Sint-Jans-Molenbeek hangt dit af van de mogelijkheden die de huidige scholen eventueel kunnen bieden. In de andere gemeenten kan het capaciteitsprobleem misschien wel door een uitbreiding van de bestaande scholen opgevangen worden. Dit dient echter gemeente per gemeente en school per school nader bekeken te worden. Tegenover deze capaciteitsproblemen staan de huidige mogelijkheden van de scholen. Deze worden in de tabellen 42 en 43 voor respectievelijk het kleuter- en lager onderwijs opgesomd. De tabel geeft het aantal scholen dat bereid is om aan bepaalde opties mee te werken. Hierbij kunnen volgende mogelijkheden weerhouden worden: inrichting bijkomende lokalen, verbouwing huidige bebouwde ruimte, nieuwbouw op eigen onbebouwde ruimte, aanschaf van bouwgronden om nieuwbouw op te realiseren. Deze mogelijkheden zeggen echter niets over de netto capaciteitsuitbreiding die op die manier kan gerealiseerd worden. Deze netto uitbreiding moet zeker onderdeel vormen van het onderhandelingsproces tussen de scholen en de financierende overheid. Uit het eerste hoofdstuk bleek dat afhankelijk van de inrichtende macht zich op dit vlak andere problemen stellen. Gemeente
Lokaal
Verbouw
Brussel
1
Schaarbeek
3
Etterbeek
1
Eigen grond
Nieuwe grond
1 1
Elsene
4
Anderlecht
2
2
Molenbeek
2
1 1
1
St-Ag-Berchem Jette
1
1
N-O-Heembeek
1
1
Haren
1
S-P-Woluwe
1
Oudergem
1
Ukkel
1
Vorst
1
1
S-L-Woluwe 1 1 Tabel 42. Scholen met uitbreidingsintenties en mogelijkheden in het kleuteronderwijs, per gemeente
69
In de gemeenten Laken, Sint-Gillis, Koekelberg, Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren, Evere, Watermaal-Bosvoorde en Sint-Joost-ten-Node beschikt men niet over de mogelijkheid om de huidige onderwijscapaciteit verder uit te breiden. Voor het lager onderwijs verkeren volgende gemeenten in hetzelfde geval: Laken, SintGillis, Koekelberg, Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren, Evere, Vorst, Sint-LambrechtsWoluwe en Sint-Joost-ten-Node. Gemeente
Lokaal
Verbouw
Eigen grond
Brussel
1
Schaarbeek
1
2
Etterbeek
1
1
Elsene
1
3
2
Anderlecht
1
3
2
Molenbeek
3
Jette
1
3
N-O-Heembeek
1
1
Haren S-P-Woluwe
Nieuwe grond
1
1
1 1
1
Oudergem
1
W-Bosvoorde
1
1
Ukkel 1 Tabel 43. Scholen met uitbreidingsintenties en mogelijkheden in het lager onderwijs, per gemeente
4.2. Beleidsvoorstellen en conclusies De oorzaak van de capaciteitsproblematiek is vrij duidelijk, de demografische ontwikkeling van de Brusselse bevolking overschrijdt momenteel al de aanwezige onderwijscapaciteit, een evolutie die zich in de nabije toekomst nog sterker zal doorzetten. Het is evenmin een probleem van blinde vlekken in het Nederlandstalig onderwijslandschap. Het is in het centrum waar de concentratie aan scholen zich het sterkst manifesteert dat ook het capaciteitsprobleem steeds urgenter wordt. De centrumgemeenten hebben de jongste bevolking van België en het is daar dat de capaciteitsdruk nog toeneemt. De aanpak van de capaciteitsproblematiek kan dan ook niet anders dan door de gezamenlijke aanpak van het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs. Dit is verre van evident zoals uit de pogingen om gegevens van Franstalige kant te verkrijgen bleek. Toch
70
lijkt aan Franstalige kant een en ander te bewegen. Hoewel de gegevens niet publiek zijn en evenmin door Franstalige wetenschappers kunnen gebruikt worden is de COCOF blijkbaar toch bezig met het inventariseren van de capaciteitsproblemen van het basisonderwijs. De COCOF en de VGC zijn op dit vlak ‘natuurlijke’ partners. Voor het secundair onderwijs is er al meer Franstalig onderzoek lopende. De inspanningen van beide Gemeenschappen zouden op elkaar moeten afgestemd worden. Voor het beleid en de scholen zijn het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs in Brussel twee aparte systemen, voor de Brusselse bevolking niet en fungeren ze als communicerende vaten. De instroom vanuit het Franstalig onderwijs naar het Nederlandstalig zou bij een ongewijzigd beleid langs Franstalige kant wel eens kunnen toenemen zodat het Nederlandstalig onderwijs voor nog grotere capaciteitsproblemen geplaatst wordt. Zonder samenwerking en een gemeenschappelijke visie zal het moeilijk worden om voor alle leerlingen in degelijk onderwijs te voorzien. Niet alleen op beleidsniveau maar ook op het niveau van de scholen dringt een betere communicatie en samenwerking zich op. Heel wat Nederlandstalige onderwijsinstellingen delen hun campus met een Franstalige school en de non-communicatie tussen beide is soms tekenend. De gemeenten zijn hier toch nog vaak een ontbrekende factor als tussenpersoon tussen beide onderwijssystemen in het basisonderwijs. Een aantal gemeenten richten geen gemeentelijk Nederlandstalig onderwijs in en waar dit wel gebeurd voelen Nederlandstalige scholen zich vaak benadeeld als er een keuze moet gemaakt worden tussen de uitbreiding van de Franstalige of de Nederlandstalige school. Ook hier kan de VGC, eventueel met de COCOF, een bemiddelende rol spelen. Het urgente karakter van de demografische ontwikkeling maakt dat andere factoren in deze problematiek van secundair belang blijken. Mobiliteit wordt vooral door de scholen aan de rand van het gewest als een probleem gezien, maar het zijn in de eerste plaats ook die scholen die veel leerlingen van elders aantrekken en waar het leerlingenprofiel gunstiger contrasteert met de rest van de scholen. Niet de mobiliteit op zich maar een dreigende dualisering verdient de nodige aandacht vanuit het beleid. In het Franstalig onderwijs is deze segregatie veel sterker doorgedrongen en tracht men dit politiek tegen te gaan wat in een systeem van vrije schoolkeuze uiteraard niet evident is. In het Nederlandstalig onderwijs is de situatie momenteel nog gunstiger maar toch blijft ook dit een belangrijk aandachtspunt. Met de druk op de capaciteit neemt ook de kans op een meer doorgedreven sociale segregatie toe. Op de demografische ontwikkeling heeft men weinig vat. De mobiliteit tussen de scholen kan men wel proberen te sturen door een inschrijvingsbeleid te voeren. Hiertoe kan men aan de inschrijving een aantal voorwaarden koppelen. In het Nederlandstalig onderwijs in Brussel kent men het voorrangsbeleid waarbij een aantal leerlingen (broers en zussen, Nederlandstaligen, GOK-leerlingen) voorrang krijgen bij de inschrijving. Bij een dergelijk beleid heeft iedereen de kans zich in te schrijven, doch geeft men voorrang aan bepaalde kinderen. Men kan ook een aantal voorwaarden koppelen aan de inschrijving zelf. In het verlengde hiervan ligt de maatregel om enkel kinderen die het derde jaar kleuteronderwijs in een Nederlandstalige school hebben doorlopen (of in een taaltest zijn geslaagd) in te schrijven in het eerste leerjaar. In de Brusselse context is dit een noodzakelijke maar zeker geen voldoende voorwaarde tot inschrijving gezien de huidige opgegeven capaciteit van het eerste leerjaar lager is dan deze van de derde kleuterklas. Op deze basis kan men de
71
kleuter dus geen plaats in het eerste leerjaar garanderen. In het eerste leerjaar stellen er zich in niet minder dan 9 gemeenten urgente capaciteitsproblemen. Tegelijk stellen we vast dat waar deze overgang in het verleden voor een aantal Franstaligen een afhaakmoment was, Franstalige ouders nu veel meer geneigd zijn hun kinderen ook in het Nederlandstalig lager onderwijs in te schrijven. Belangrijk hierbij is of de school werkt met herinschrijvingen of niet en op die manier de kinderen die zich in het kleuteronderwijs hebben ingeschreven een plaats garanderen doorheen het basisonderwijs. Een tweede criterium dat in het buitenland vaak wordt gehanteerd is de afstand tot de school. Het ‘gemeentelijke scenario’ uit het vorige hoofdstuk illustreert de impact van deze voorwaarde op de capaciteitsproblematiek. Het gaat hierbij uiteraard enkel om een numerieke aanpak los van de mogelijke veranderende aard van de leerlingenkenmerken van de respectievelijke scholen. De berekeningen en conclusies die binnen dit rapport worden gemaakt staan of vallen met de manier waarop de capaciteit van een school wordt bepaald. Het is de individuele school die voorafgaande aan de inschrijvingen de capaciteit van de school, het niveau en het leerjaar bepaalt. Het is duidelijk dat dit per school kan variëren. Het huidige onderzoek is een momentopname, de vraag is dan ook op welke manier de capaciteit van de school jaarlijks fluctueert. Indien dit het geval is maakt dit het antwoord op het capaciteitsprobleem nog complexer. Voor nieuwbouw is het mogelijk aan de hand van een aantal normen, afhankelijk van de functie van de ruimte, de capaciteit te gaan bepalen. Voor de huidige scholen is dit gezien de diversiteit haast onmogelijk en kan dit enkel via een individuele aanpak zoals nu het geval is. Men zou wel kunnen streven naar een objectieve nulmeting al is dit niet evident. Bij een uitbreiding van de capaciteit dringt een combinatie van nieuwe scholen en de uitbreiding van bepaalde scholen zich op. In sommige gemeenten die bovenaan de urgentielijst staan zijn er amper of geen uitbreidingsmogelijkheden. Bij de bouw van nieuwe scholen heeft men vanuit het beleid een grotere impact op de uiteindelijk gecreëerde meercapaciteit, maar bij de uitbreiding van de scholen ligt dit anders. Verschillende scholen zitten nu al boven hun limiet en vragen financiële steun voor het leefbaarder maken van de huidige situatie, een aanzienlijke meerkost met als resultaat dat er eigenlijk geen nieuwe leerlingen in de school terecht kunnen. Sommige scholen pleiten tegelijk voor investeringen in verbouwingen en voor het terugdringen van het leerlingenaantal om op een adequate manier met de heterogene klaspopulatie te kunnen omgaan. Investeringen in individuele scholen die op het eerste zicht tot een capaciteitsuitbreiding moeten leiden kunnen door de huidige overbezetting, of door het feit dat het de school zelf is die de maximumcapaciteit bepaalt, resulteren in een nuloperatie of zelfs in een daling van de capaciteit. Ook de scholen zelf zijn dikwijls geen vragende partij om hun capaciteit te verhogen. Ze zijn verantwoordelijk voor het onderwijsniveau van de toegelaten leerlingen, wat contrasteert met de politieke verantwoordelijkheid alle kinderen een onderwijsplaats te garanderen. Het is dan ook aangewezen om, indien men specifieke fondsen uittrekt om de capaciteit van een school te verhogen, deze fondsen gekoppeld worden aan een concrete resultaatsverbintenis. De definitie van wat een ‘volle klas’ is varieert nogal van school tot school. Op dit vlak zijn de onderwijsactoren en het beleid op langere termijn partners die een win-win situatie kunnen nastreven met een gerenoveerde school in ruil voor een verhoogde capaciteit, maar op kortere termijn zijn de belangen vaak
72
tegenstrijdig. Een doortastend beleid dat effectief tot een capaciteitsuitbreiding leidt en niet uitsluitend tot een verbetering van de huidige situatie zonder uitbreiding is prioritair. Tegelijk is het duidelijk dat niet alleen het aantal leerlingen zal toenemen maar dat ook de diversiteit van de leerlingenpopulatie niet zal afnemen. Het zijn in de gemeenten met de meest kansarme leerlingen dat het capaciteitsprobleem zich het duidelijkst stelt zodat uitbreiding ook een uitbreiding impliceert van kinderen die speciale aandacht nodig hebben. Uit de bevraging van de directies, en ook andere cijfers die de evolutie van de leerlingenkenmerken weergeven, blijkt een uitbreiding vaak synoniem met een verhoogde diversiteit, een evolutie die zich ook zonder capaciteitsuitbreiding doorzet. In het bepalen van de maximumcapaciteit van een school speelt deze culturele en linguïstische diversiteit van de leerlingenpopulatie zeker een rol. Verschillende directies stippen aan dat een verhoogde diversiteit betekent dat men om eenzelfde onderwijsniveau te halen minder kinderen in de klas zou moeten hebben. Ook dit dient men in het achterhoofd te houden. Al bij al dwingen het capaciteitsprobleem en de toekomstverwachtingen tot snel ingrijpen. Waar de pijnpunten op dat vlak zich het felst zullen manifesteren komt uit het eerste deel van deze conclusies duidelijk tot uiting. De vraag is echter niet alleen van financiële aard maar het is ook noodzakelijk hier permanent de vinger op de pols te houden. De weigeringsattesten kunnen hiertoe een eerste belangrijk instrument zijn maar momenteel zijn ze dit niet. Als registratie van de ondercapaciteit is het geen goed middel want het toont waarschijnlijk maar het topje van de ijsberg. Ook is het op basis van de data die ter beschikking werden gesteld niet uit te maken hoeveel dubbele registraties er zijn. Wel correspondeert een hoog aantal weigeringen met het feit dat de gemeente wel degelijk onder druk staat. Ook via andere indicatoren komen deze als prioritair uit de bus. Dit neemt niet weg dat naar een alternatieve registratiemethode kan gezocht worden om het probleem duidelijker in kaart te brengen, los van de administratieve consequenties van de huidige methode. Een tweede manier om de situatie op de voet te kunnen volgen is via de semestriële tellingen van de VGC. Mogelijk kan ook hier met een paar bijkomende vragen het capaciteitsprobleem mee permanent in de gaten gehouden worden en kan op die manier ook het effect van de maatregelen in het kader van de capaciteitsuitbreiding op de voet gevolgd worden en indien nodig worden bijgestuurd.
73
Appendix 1. Vragenlijst capaciteitsonderzoek kleuterschool Beste, Op de Rondetafelconferentie over de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van vorig jaar werd vanuit het onderwijsveld de aanbeveling geformuleerd om het reële capaciteitsprobleem van het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in kaart te brengen. Deze opdracht werd door de VGC toevertrouwd aan BRIO, het Brussels Informatie-
Documentatie- en
Onderzoekscentrum,
uit
een
consortium
van
onderzoeksgroepen
de
Vlaamse
universitaire associaties in Brussel. Het is in het kader van deze opdracht dat wij u, net als alle andere instellingen van het Nederlandstalig basisonderwijs, vragen deze vragenlijst in te vullen. Het is de bedoeling dat elke vestigingsplaats (m.a.w. elk ‘adres’) deze vragenlijst invult. Uw antwoorden worden uitsluitend door de onderzoeker gelezen en geïnterpreteerd en zullen voor niemand anders ter inzage zijn, noch voor de inrichtende machten/ schoolbesturen en uw collega’s noch voor de VGC en de financierende overheid. De rapportage aan de opdrachtgever gebeurt uitsluitend op geaggregeerd niveau en nergens zullen profielen of gegevens van individuele scholen in het onderzoeksrapport worden opgenomen. Is het mogelijk deze vragenlijst voor 7 november 2008 terug te mailen naar
[email protected] of per post toe te sturen naar onderstaand adres? Heeft u vragen bij het invullen van deze vragenlijst of bij het onderzoek in het algemeen, dan kunt u ook steeds terecht bij Rudi Janssens via bovenstaand emailadres of telefonisch op het nummer 026292582. Alvast heel hartelijk bedankt voor uw medewerking.
Prof. Dr. Rudi Janssens VUB – BRIO Lokaal 5C427 Pleinlaan 2 1050 BRUSSEL
74
SCHOOL 1. Naam van de vestigingsplaats: (Gelieve voor elke vestigingsplaats een aparte vragenlijst in te vullen) 2. Adres:
HUIDIGE CAPACITEIT 3. Hoeveel kleuters zijn er momenteel per geboortejaar ingeschreven in uw school (inclusief diegenen die reeds zijn ingeschreven maar later op het jaar instappen) en wat is de maximale bezetting per geboortejaar? Geboortejaar
Aantal inschrijvingen
Maximale bezetting
2006 2005 2004 2003 4. Op basis van uw ervaringen uit het verleden, hoeveel kleuters denkt u dat uw school op het einde van het schooljaar zal tellen? . 5. Wat is de maximale capaciteit (van deze vestigingsplaats) van uw kleuterschool? 6. Bij een kleuterschool denken de meeste mensen spontaan aan drie kleuterklasjes en eventueel een instapklasje. Is uw school ook op dezelfde manier georganiseerd of niet? Ja Neen Indien niet, hoe is uw school georganiseerd?
75
7. Werd u dit jaar geconfronteerd met het feit dat u niet kon ingaan op de vraag van sommige ouders om hun zoon of dochter in uw school in te schrijven? Neen Ja Indien ja, om hoeveel kleuters ging het dan per geboortejaar?
Geboortejaar
Aantal kleuters
2006 2005 2004 2003 8. Heeft uw school de laatste 5 schooljaren te kampen gehad met capaciteitsproblemen? (leg uit)
9. Hebben er zich in uw school de laatste 5 schooljaren belangrijke wijzigingen voorgedaan inzake het leerlingenaantal? (leg uit)
MOGELIJKE UITBREIDING 10. Heeft u al overwogen de capaciteit van uw school uit te breiden? Ja Neen Integendeel, wij denken eerder aan het inkrimpen van de capaciteit
76
11. Beschikt u op de huidige lokatie over uitbreidingsmogelijkheden? Neen Ja, er zijn nu nog lokalen beschikbaar die niet worden gebruikt Ja, door eventuele verbouwingen binnen de huidige bebouwde oppervlakte Ja, door aanspreken van onbebouwd deel van de huidige lokatie Ja, door het aanspreken van aanpalende bouwgronden Ja, maar enkel door aankopen van andere bouwgronden in de buurt 12. Wat zijn voor u de grootste hinderpalen op het materiële en financiële vlak om tot een eventuele uitbreiding over te gaan? (duid aan of deze aspecten bij een eventuele uitbreiding voor uw huidige locatie een heel belangrijk element vormen in de beslissing om al dan niet uit te breiden, dan wel belangrijk, niet belangrijk of helemaal niet belangrijk zijn)
Hinderpalen Verkrijgen van een bouwvergunning Strenge veiligheidsvoorschriften Tijdsbestek waarin alles gerealiseerd wordt Onduidelijkheid over financiële mogelijkheden Bijkomende kosten voor de inrichting van klassen na verbouwingen Verouderde infrastructuur die voor uitbreiding in aanmerking komt Complexiteit van wetgeving bij uitbreiding
Heel belangrijk
Belang rijk
Niet belangrijk
Helemaal niet belangrijk
77
13. Deelt uw school de campus met een andere school of instelling? Neen Ja, met een Nederlandstalige kleuterschool die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een niet verwante Nederlandstalige kleuterschool Ja, met een Nederlandstalige lagere school die tot dezelfde basisschool behoort Ja, met een Nederlandstalige lagere school die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een niet verwante Nederlandstalige lagere school Ja, met een Nederlandstalige secundaire school die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een niet verwante Nederlandstalige secundaire school Ja, met een Nederlandstalige instelling die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een Nederlandstalige instelling voor voorschoolse opvang Ja, met een Nederlandstalige instelling voor DKO Ja, met een Nederlandstalig CVO Ja, met een Nederlandstalig CLB Ja, met een andere dan hierboven vermelde Nederlandstalige instelling Ja, met een Franstalige school Ja, met een Franstalige instelling Indien ja, a) deelt u ook bepaalde ruimtes met deze school/instelling? ja neen indien ja, leg uit welke b) gebruikt deze school/instelling lokalen die vroeger door uw school werden gebruikt?
ja neen
c) beschikt deze school /instelling nog over lokalen die door uw school zouden kunnen gebruikt worden?
ja neen
indien ja, licht toe
78
14. Zijn er naast bovenstaande elementen nog andere elementen op het materiële vlak die in uw situatie een rol spelen en een eventuele capaciteitsuitbreiding in de weg staan? (leg uit)
15. Wat zijn voor u de grootste hinderpalen op het pedagogische of sociale vlak om tot een eventuele uitbreiding over te gaan? (duid aan of deze aspecten bij een eventuele uitbreiding voor uw huidige locatie een heel belangrijk element vormen in de beslissing om al dan niet uit te breiden, dan wel belangrijk, niet belangrijk of helemaal niet belangrijk zijn)
Hinderpalen
Heel belangrijk
Belang rijk
Niet belangrijk
Helemaal niet belangrijk
Verwachte toename van de culturele diversiteit van de kleuters Onzekere toekomst betreffende het aantal kleuters Daling van het aantal kleuters met het Nederlands als thuistaal Moeilijk geschikt onderwijzend personeel te vinden Verwachte toename van het aantal kleuters die extra zorg vragen 16. Zijn er naast bovenstaande elementen nog andere elementen op het pedagogische of sociale vlak die in uw situatie een rol spelen en een eventuele capaciteitsuitbreiding in de weg staan? (leg uit)
79
17. Rekening houdend met alle bovenstaande struikelblokken, zou u, indien financieel mogelijk, effectief tot een uitbreiding van de capaciteit van uw school willen overgaan? Ja Neen IMPACT OMGEVINGSFACTOREN 18. De omgeving waarin de school ligt kan een aantal belangrijke troeven of beperkingen met zich meebrengen. In hoeverre hebben volgende factoren in de loop van de laatste 5 jaren al dan niet een belangrijke impact gehad op de evolutie of de aard van de kleuterpopulatie van uw school?
Omgevingsfactoren
Positieve invloed
Geen invloed
Negatieve invloed
Niet van toepassing
Bereikbaarheid met het openbaar vervoer Sluiten van een andere kleuterschool in de buurt Verkeersdrukte aan de schoolpoort Veiligheid van de schoolomgeving Degelijke voetpaden Netheid van de schoolomgeving Aanwezigheid van Franstalige kleuterschool in de buurt
19. Zijn er naast bovenstaande nog andere omgevingsfactoren die een positieve impact hadden op het aantal kleuters in uw school? (leg uit)
80
20. Zijn er naast bovenstaande nog andere omgevingsfactoren die een negatieve impact hadden op het aantal kleuters in uw school? (leg uit)
21. Wordt er in de buurt van de school voorschoolse opvang georganiseerd? Neen Ja, in de school zelf Ja, er is een Nederlandstalig initiatief in de buurt Ja, er is een Franstalig initiatief in de buurt Ja, opvang door particulieren 22. Zijn er in de buurt voldoende Nederlandstalige plaatsen in de voorschoolse opvang? Ja Neen 23. Zijn er in de buurt voldoende plaatsen in de kleuterscholen om de kinderen, wanneer ze de schoolleeftijd hebben bereikt, op te vangen Ja Neen
81
EVOLUTIE KLEUTERPOPULATIE 24. Hebben er zich in de loop van de laatste 5 schooljaren in uw school belangrijke wijzigingen voorgedaan qua kenmerken van de kleuterpopulatie? (leg uit)
25. Hoe zie je de kleuterpopulatie van uw school in de toekomst evolueren? (aanduiden of evolutie al dan niet waarschijnlijk is, dan wel of u eerder een daling verwacht)
Waarschijn lijk
Weinig waarschijn lijk
Eerder een daling
Geen idee
Stijging van het aantal kleuters in het algemeen Stijging aantal kleuters uit Nederlandstalige gezinnen Stijging aantal kleuters uit de Franstalige gezinnen Stijging aantal kleuters uit taalgemengde gezinnen Stijging aantal kleuters uit anderstalige gezinnen Stijging aantal kleuters uit de onmiddelijke buurt van de school 26. Gezien de huidige capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, welke maatregel(en) zou de overheid volgens u op dat vlak in eerste instantie moeten treffen? (leg uit)
82
Appendix 2. Vragenlijst capaciteitsonderzoek lagere school Beste, Op de Rondetafelconferentie over het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van vorig jaar werd vanuit het onderwijsveld de aanbeveling geformuleerd om het reële capaciteitsprobleem van het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in kaart te brengen. Deze opdracht werd door de VGC toevertrouwd aan BRIO, het Brussels Informatie- Documentatie- en Onderzoekscentrum, een consortium van onderzoeksgroepen uit de Vlaamse universitaire associaties in Brussel. Het is in het kader van deze opdracht dat wij u, net als alle andere instellingen van het Nederlandstalig basisonderwijs, vragen deze vragenlijst in te vullen. Het is de bedoeling dat elke vestigingsplaats (m.a.w. elk ‘adres’) deze vragenlijst invult. Uw antwoorden worden uitsluitend door de onderzoeker gelezen en geïnterpreteerd en zullen
voor
niemand
anders
ter
inzage
zijn,
noch
voor
de
inrichtende
machten/schoolbesturen en uw collega’s noch voor de VGC en de financierende overheid. De rapportage aan de opdrachtgever gebeurt uitsluitend op geaggregeerd niveau en nergens zullen profielen of gegevens van individuele scholen in het onderzoeksrapport worden opgenomen. Is
het
mogelijk
deze
vragenlijst
voor
7
november
terug
te
mailen
naar
[email protected] of per post toe te sturen naar onderstaand adres? Heeft u vragen bij het invullen van deze vragenlijst of bij het onderzoek in het algemeen, dan kunt u ook steeds terecht bij Rudi Janssens via bovenstaand emailadres of telefonisch op het nummer 026292582. Alvast heel hartelijk bedankt voor uw medewerking.
Prof. Dr. Rudi Janssens VUB – BRIO Lokaal 5C427 Pleinlaan 2 1050 BRUSSEL
83
LAGERE SCHOOL 1. Naam van de vestigingsplaats: (Gelieve voor elke vestigingsplaats een aparte vragenlijst in te vullen) 2. Adres:
HUIDIGE CAPACITEIT 3. Hoeveel leerlingen zijn er momenteel per leerjaar ingeschreven in uw school en wat is de maximale bezetting per klas? Leerjaar
Aantal leerlingen
Maximale bezetting
1° lj 2° lj 3° lj 4° lj 5° lj 6° lj 4. Op basis van uw ervaringen uit het verleden, hoeveel leerlingen denkt u dat uw school op het einde van het schooljaar zal tellen? . 5. Wat is de maximale capaciteit (van deze vestigingsplaats) van uw lagere school?
84
6. Werd u voor dit schooljaar geconfronteerd met het feit dat u niet kon ingaan op de vraag van sommige ouders om hun zoon of dochter in uw school in te schrijven? Neen Ja Indien ja, om hoeveel leerlingen ging het dan per leerjaar?
Leerjaar
Aantal leerlingen
1° lj 2° lj 3° lj 4° lj 5° lj 6° lj 7. Heeft uw school de laatste 5 schooljaren te kampen gehad met capaciteitsproblemen? (leg uit)
8. Hebben er zich in uw school de laatste 5 schooljaren belangrijke wijzigingen voorgedaan inzake het leerlingenaantal? (leg uit)
MOGELIJKE UITBREIDING 9. Heeft u al overwogen de capaciteit van uw school uit te breiden? Ja Neen Integendeel, wij denken eerder aan het inkrimpen van de capaciteit
85
10. Beschikt u op de huidige lokatie over uitbreidingsmogelijkheden? Neen Ja, er zijn nu nog lokalen beschikbaar die niet worden gebruikt Ja, door eventuele verbouwingen binnen de huidige bebouwde oppervlakte Ja, door aanspreken van onbebouwd deel van de huidige lokatie Ja, door het aanspreken van aanpalende bouwgronden Ja, maar enkel door aankopen van andere bouwgronden in de buurt 11. Wat zijn voor u de grootste hinderpalen op het materiële en financiële vlak om tot een eventuele uitbreiding over te gaan? (duid aan of deze aspecten bij een eventuele uitbreiding voor uw huidige locatie een heel belangrijk element vormen in de beslissing om al dan niet uit te breiden, dan wel belangrijk, niet belangrijk of helemaal niet belangrijk zijn)
Hinderpalen Verkrijgen van een bouwvergunning Strenge veiligheidsvoorschriften Tijdsbestek waarin alles gerealiseerd wordt Onduidelijkheid over financiële mogelijkheden Bijkomende kosten voor de inrichting van klassen na verbouwingen Verouderde infrastructuur die voor uitbreiding in aanmerking komt Complexiteit van wetgeving bij uitbreiding
Heel belangrijk
Belang rijk
Niet belangrijk
Helemaal niet belangrijk
86
12. Deelt uw school de campus met een andere school of instelling? Neen Ja, met een Nederlandstalige kleuterschool die tot dezelfde basisschool behoort Ja, met een Nederlandstalige kleuterschool die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een niet verwante Nederlandstalige kleuterschool Ja, met een Nederlandstalige lagere school die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een niet verwante Nederlandstalige lagere school Ja, met een Nederlandstalige secundaire school die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een niet verwante Nederlandstalige secundaire school Ja, met een Nederlandstalige instelling die tot hetzelfde bestuur behoort Ja, met een Nederlandstalige instelling voor voorschoolse opvang Ja, met een Nederlandstalige instelling voor DKO Ja, met een Nederlandstalig CVO Ja, met een Nederlandstalig CLB Ja, met een andere dan hierboven vermelde Nederlandstalige instelling Ja, met een Franstalige school Ja, met een Franstalige instelling Indien ja, a) deelt u ook bepaalde ruimtes met deze school/instelling? ja neen indien ja, leg uit welke b) gebruikt deze school/instelling lokalen die vroeger door uw school werden gebruikt?
ja neen
c) beschikt deze school /instelling nog over lokalen die door uw school zouden kunnen gebruikt worden?
ja neen
indien ja, licht toe
87
13. Zijn er naast bovenstaande elementen nog andere elementen op het materiële vlak die in uw situatie een rol spelen en een eventuele capaciteitsuitbreiding in de weg staan? (leg uit)
14. Wat zijn voor u de grootste hinderpalen op het pedagogische of sociale vlak om tot een eventuele uitbreiding over te gaan? (duid aan of deze aspecten bij een eventuele uitbreiding voor uw huidige locatie een heel belangrijk element vormen in de beslissing om al dan niet uit te breiden, dan wel belangrijk, niet belangrijk of helemaal niet belangrijk zijn)
Hinderpalen
Heel belangrijk
Belang rijk
Niet belangrijk
Helemaal niet belangrijk
Verwachte toename van de culturele diversiteit van de leerlingen Onzekere toekomst betreffende het aantal leerlingen Daling van het aantal leerlingen met het Nederlands als thuistaal Moeilijk geschikt onderwijzend personeel te vinden Verwachte toename van het aantal leerlingen die extra zorg vragen 15. Zijn er naast bovenstaande elementen nog andere elementen op het pedagogische of sociale vlak die in uw situatie een rol spelen en een eventuele capaciteitsuitbreiding in de weg staan? (leg uit)
88
16. Rekening houdend met alle bovenstaande struikelblokken, zou u, indien financieel mogelijk, effectief tot een uitbreiding van de capaciteit van uw school willen overgaan? Ja Neen IMPACT OMGEVINGSFACTOREN 17. De omgeving waarin de school ligt kan een aantal belangrijke troeven of beperkingen met zich meebrengen. In hoeverre hebben volgende factoren in de loop van de laatste 5 schooljaren al dan niet een belangrijke impact gehad op de evolutie of de aard van de leerlingenpopulatie van uw school?
Omgevingsfactoren
Positieve invloed
Geen invloed
Negatieve invloed
Niet van toepassing
Bereikbaarheid met het openbaar vervoer Sluiten van een andere lagere school in de buurt Verkeersdrukte aan de schoolpoort Veiligheid van de schoolomgeving Degelijke voetpaden Netheid van de schoolomgeving Aanwezigheid van Franstalige lagere school in de buurt
18. Zijn er naast bovenstaande nog andere omgevingsfactoren die een positieve impact hadden op het aantal leerlingen in uw school? (leg uit)
89
19. Zijn er naast bovenstaande nog andere omgevingsfactoren die een negatieve impact hadden op het aantal leerlingen in uw school? (leg uit)
20. Wordt er in de buurt van de school ook kleuteronderwijs georganiseerd? Neen Ja, in hetzelfde schoolcomplex Ja, er is een Nederlandstalige kleuterschool in de buurt Ja, er is een Franstalige kleuterschool in de buurt 21. Zijn er in de buurt voldoende plaatsen om de kinderen, wanneer ze naar het eerste leerjaar moeten, op te vangen Ja Neen
EVOLUTIE LEERLINGENPOPULATIE 22. Hebben er zich in de loop van de laatste 5 jaren in uw school belangrijke wijzigingen voorgedaan qua kenmerken van de leerlingenpopulatie? (leg uit)
90
23. Hoe ziet u de leerlingenpopulatie van uw school in de toekomst evolueren? (aanduiden of een stijging al dan niet waarschijnlijk is, dan wel of u een daling verwacht)
Waarschijn lijk
Weinig waarschijn lijk
Eerder een daling
Geen idee
Stijging van het aantal leerlingen in het algemeen Stijging aantal leerlingen uit Nederlandstalige gezinnen Stijging aantal leerlingen uit Franstalige gezinnen Stijging aantal leerlingen uit taalgemengde gezinnen Stijging aantal leerlingen uit anderstalige gezinnen Stijging aantal leerlingen uit de onmiddellijke buurt van de school 24. Gezien de huidige capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, welke maatregel(en) zou de overheid volgens u op dat vlak in eerste instantie moeten treffen? (leg uit)
91
Appendix 3. Steekkaarten per gemeente A3.1. Steekkaart Brussel
Kleuters 1000 Brussel 350 300
Aantal
250 K1
200
K2 150
K3
100 50
s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Schooljaren
Aandeel uit Brussel 800 700 600
Aantal
500 inbxl
400
uitbxl
300 200 100 s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Schooljaar
Figuur A3.1. Evolutie kleuters Brussel en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
92
leerlingen 1000 Brussel 250
200
1°lj 150 Aantal
2°lj 3°lj 4°lj 5°lj
100
6°lj
50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 1000 900 800 700
Aantal
600 inbxl
500
uitbxl
400 300 200 100
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.2. Evolutie leerlingen Brussel en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
93
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
391 (60.2)
412 (60.1)
398 (59.8)
386 (57.2)
373 (55.7)
LO
375 (44.1)
409 (46.1)
467 (50.2)
491 (50.5)
472 (48.4)
KO
214 (33.0)
220 (32.1)
206 (30.9)
230 (34.1)
240 (35.8)
LO
350 (41.1)
342 (38.5)
323 (34.7)
338 (34.7)
342 (35.0)
KO
23 (3.5)
29 (4.2)
35 (5.3)
40 (5.9)
37 (5.5)
LO
56 (6.6)
65 (7.3)
71 (7.6)
68 (7.0)
78 (8.0)
KO
21 (3.2)
25 (3.6)
27 (4.1)
19 (2.8)
20 (3.0)
LO
70 (8.2)
72 (8.1)
69 (7.4)
76 (7.8)
84 (8.6)
KO
649
686
666
675
670
LO
851
888
930
973
976
Tabel A3.1. Recruteringsgebied Brussel
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
391 (62.6)
412 (63.4)
398 (57.7)
386 (56.8)
373 (56.8)
LO
375 (59.1)
409 (60.3)
467 (63.7)
491 (61.6)
472 (59.4)
GrensBHG KO
143 (22.9)
154 (23.7)
190 (27.5)
176 (25.9)
186 (28.3)
LO
163 (25.7)
157 (23.2)
164 (22.4)
188 (23.6)
208 (26.2)
KO
63 (10.1)
68 (10.5)
69 (10.0)
74 (10.9)
64 (9.7)
LO
61 (9.5)
78 (11.5)
79 (10.8)
82 (10.3)
74 (9.3)
KO
28 (4.5)
16 (2.5)
33 (4.8)
44 (6.5)
34 (5.2)
LO
36 (5.7)
34 (5.0)
23 (3.1)
36 (4.5)
40 (5.0)
KO
625
650
690
680
657
LO
635
678
733
797
794
Rest BHG Rest VL Totaal
Tabel A3.2. Spreiding leerlingen Brussel
94
2003
2004
3°kl
93 (60.0)
98 (56.6)
118 (62.8)
111 (59.0)
97 (54.2)
1°lj
77 (48.4)
96 (53.3)
120 (58.3)
106 (53.8)
88 (48.9)
GrensBHG 3°kl
56 (36.1)
60 (34.7)
56 (29.8)
59 (31.4)
67 (37.4)
1°lj
69 (43.4)
60 (33.3)
28.2 (18.0)
68 (34.5)
69 (38.3)
3°kl
2 (1.3)
7 (4.0)
8 (4.3)
8 (4.3)
11 (6.1)
1°lj
7 (4.4)
12 (6.7)
18 (8.7)
12 (6.1)
9 (5.0)
3°kl
4 (2.6)
8 (4.6)
6 (3.2)
10 (5.3)
4 (2.2)
1°lj
6 (3.8)
12 (6.7)
10 (4.9)
11 (5.6)
14 (7.8)
3°kl
155
173
188
188
179
1°lj
159
180
206
197
180
3°kl
46
56
70
60
104
1°lj
47
57
65
71
82
Gemeente
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
2005
2006
2007
Tabel A3.3. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Brussel
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
61
190
194
226
165
145
1° leerjaar
0
6
31
21
9
5
44
2° leerjaar
0
6
8
8
7
6
9
3° leerjaar
0
6
1
9
4
3
4
4° leerjaar
0
0
1
7
1
6
2
5° leerjaar
0
1
5
3
3
4
7
6° leerjaar
0
0
0
3
1
2
8
onbekend
0
08
72
16
0
0
Totaal
0
236
252
267
191
219
80
Tabel A3.4. Officiële weigeringen en rapportage Brussel
95
Taalachtergrond lln 1000 Brussel 450 400
aantal
350 300
ned
250
taalgem
200
frans
150
anderst
100 50
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
schooljaar
Thuistaal LO-lln 1000 Brussel 600
500
400 Aantal
Ned Taalgem
300
Frans And
200
100
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.3. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Brussel
96
A3.2. Steekkaart van Laken
Kleuters 1020 Laken 400 350
Aantal
300 250
K1
200
K2
150
K3
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 800 700 600 Aantal
500 inbhg
400
uitbhg
300 200 100
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.4. Evolutie kleuters Laken en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
97
Leerlingen 1020 Laken 300
250
200
1°lj
Aantal
2°lj 3°lj
150
4°lj 5°lj 6°lj
100
50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 1000 900 800 700
Aantal
600 inbxl
500
uitbxl
400 300 200 100
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.5. Evolutie leerlingen Laken en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
98
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
520 (64.1)
507 (70.5)
539 (71.2)
525 (70.8)
521 (69.9)
LO
565 (52.2)
575 (53.8)
588 (55.7)
583 (55.5)
583 (55.9)
KO
150 (18.5)
121 (16.8)
138 (18.2)
139 (18.7)
147 (19.7)
LO
219 (20.2)
210 (19.6)
202 (19.1)
218 (20.8)
231 (22.1)
KO
23 (2.8)
20 (2.8)
18 (2.4)
13 (1.8)
24 (3.2)
LO
41 (3.8)
41 (3.8)
30 (2.8)
20 (1.9)
22 (2.1)
KO
118 (14.5)
71 (9.9)
62 (8.2)
65 (8.8)
53 (7.1)
LO
258 (23.8)
243 (22.7)
235 (22.3)
229 (21.8)
207 (19.8)
KO
811
719
757
742
745
LO
1083
1069
1055
1050
1043
Tabel A3.5. Recruteringsgebied Laken
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
520 (72.6)
507 (66.7)
539 (65.3)
525 (63.6)
521 (61.7)
LO
565 (69.2)
575 (67.9)
588 (66.7)
583 (64.6)
583 (62.7)
GrensBHG KO
128 (17.9)
168 (22.1)
196 (23.7)
200 (24.2)
215 (25.4)
LO
172 (21.1)
182 (21.5)
192 (21.8)
201 (22.3)
201 (21.6)
KO
32 (4.5)
38 (5.0)
37 (4.5)
37 (4.5)
31 (3.7)
LO
42 (5.1)
46 (5.4)
45 (5.1)
46 (5.1)
50 (5.4)
KO
36 (5.0)
47 (6.2)
54 (6.5)
63 (7.6)
78 (9.2)
LO
37 (4.5)
44 (5.2)
57 (6.5)
72 (8.0)
96 (10.3)
KO
716
760
826
825
845
LO
816
847
882
902
930
Rest BHG Rest VL Totaal
Tabel A3.6. Spreiding leerlingen laken
99
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
3°kl
156 (62.2)
145 (66.5)
116 (65.2)
130 (68.4)
147 (66.2)
1°lj
136 (56.9)
121 (59.6)
118 (58.7)
133 (60.7)
133 (57.1)
GrensBHG 3°kl
43 (17.1)
38 (17.4)
37 (20.8)
38 (20.0)
44 (19.8)
1°lj
48 (20.1)
36 (17.7)
39 (19.4)
50 (22.8)
62 (26.6)
3°kl
17 (6.8)
11 (5.0)
3 (1.7)
6 (3.2)
4 (1.8)
1°lj
13 (5.4)
7 (3.4)
5 (2.5)
3 (1.4)
4 (1.7)
3°kl
35 (13.9)
24 (11.0)
22 (12.4)
16 (8.4)
26 (11.7)
1°lj
42 (17.6)
39 (19.2)
39 (19.4)
33 (15.1)
34 (14.5)
3°kl
251
218
178
190
222
1°lj
239
203
201
219
233
3°kl
52
63
62
84
82
1°lj
57
62
53
67
60
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
Tabel A3.7. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Laken Klas
2003/4
2004/5
2005/6
2006/7
2007/8
2008/9
Rapp
Kleuter
0
0
18
50
69
78
211
1° leerjaar
0
0
2
13
7
6
13
2° leerjaar
0
0
5
4
4
5
14
3° leerjaar
0
0
3
3
4
1
3
4° leerjaar
0
0
1
5
0
2
3
5° leerjaar
0
0
0
2
4
0
0
6° leerjaar
0
0
1
1
1
0
2
onbekend
0
3
0
0
0
0
0
À0
3
30
78
89
92
246
Totaal
Tabel A3.8. Officiële weigeringen en rapportage Laken
100
Taalachtergrond lln 1020 Laken 600 500
Aantal
400
Ned Taalgem
300
Frans And
200 100
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Thuistaal LO-lln 1020 Laken 700
600
Aantal
500 Ned
400
Taalgem Frans 300
And
200
100
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.6. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Laken
101
A3.3. Steekkaart van Schaarbeek
Kleuters 1030 Schaarbeek 450 400 350
Aantal
300 K1
250
K2
200
K3
150 100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 900 800 700
Aantal
600 500
inbxl
400
uitbxl
300 200 100
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.7. Evolutie kleuters Schaarbeek en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
102
Leerlingen 1030 Schaarbeek 250
200
1°lj 150 Aantal
2°lj 3°lj 4°lj 5°lj
100
6°lj
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 900 800 700
Aantal
600 500
inbxl uitbxl
400 300 200 100 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.8. Evolutie leerlingen Schaarbeek en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
103
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
669 (83.3)
680 (85.0)
684 (83.6)
670 (83.0)
674 (84.8)
LO
674 (83.3)
677 (82.1)
700 (81.7)
710 (81.6)
707 (82.7)
KO
99 (12.3)
100 (12.5)
106 (13.0)
107 (13.3)
98 (12.3)
LO
99 (12.2)
112 (13.6)
111 (13.0)
109 (12.5)
95 (11.1)
KO
12 (1.5)
12 (1.5)
10 (1.2)
14 (1.7)
8 (1.0)
LO
6 (0.7)
4 (0.5)
9 (1.1)
12 (1.4)
12 (1.4)
KO
23 (2.9)
8 (1.0)
18 (2.2)
16 (2.0)
15 (1.9)
LO
30 (3.7)
32 (3.9)
37 (4.3)
39 (4.5)
41 (4.8)
KO
803
800
818
807
795
LO
809
825
857
870
855
Tabel A3.9. Recruteringsgebied Schaarbeek
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
669 (54.0)
680 (53.3)
684 (51.6)
670 (49.1)
674 (47.7)
LO
674 (48.9)
677 (47.4)
700 (47.3)
710 (47.4)
707 (45.8)
GrensBHG KO
469 (37.9)
502 (39.4)
517 (39.0)
541 (39.6)
549 (38.9)
LO
580 (42.1)
614 (43.0)
618 (41.8)
617 (41.2)
653 (42.3)
KO
55 (4.4)
50 (3.9)
81 (6.1)
100 (7.3).
116 (8.2)
LO
74 (5.4)
66 (4.6)
98 (6.6)
99 (6.6)
106 (6.9)
KO
46 (3.7)
43 (3.4)
43 (3.2)
54 (4.0)
74 (5.2)
LO
49 (3.6)
72 (5.0)
63 (4.3)
71 (4.7)
79 (5.1)
KO
1239
1275
1325
1365
1413
LO
1377
1429
1479
1497
1545
Rest BHG Rest VL Totaal
Tabel A3.10. Spreiding leerlingen Schaarbeek
104
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
3°kl
191 (86.4)
178 (83.2)
176 (82.2)
183 (85.1)
175 (82.5)
1°lj
162 (84.4)
155 (81.2)
150 (81.5)
158 (83.6)
163 (84.0)
GrensBHG 3°kl
24 (10.9)
25 (11.7)
33 (15.4)
24 (11.2)
27 (12.7)
1°lj
22 (11.5)
26 (13.6)
25 (13.6)
23 (12.2)
23 (11.9)
3°kl
1 (0.5)
3 (1.4)
3 (1.4)
2 (0.9)
6 (2.8)
1°lj
2 (1.0)
1 (0.5)
3 (1.6)
3 (1.6)
4 (2.1)
3°kl
5 (2.3)
10 (4.7)
2 (0.9)
6 (2.8)
4 (1.9)
1°lj
6 (3.1)
9 (4.7)
6 (3.3)
5 (2.6)
4 (2.1)
3°kl
221
214
214
215
212
1°lj
192
191
184
189
194
3°kl
142
158
167
176
182
1°lj
154
164
177
167
183
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
Tabel A3.11. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Schaarbeek
Klas
2003/4
Kleuter
2004/5
2005/6
2006/7
2007/8
2008/9
Rapp
45
131
212
281
195
251
407
1° leerjaar
4
4
11
13
12
5
17
2° leerjaar
1
2
4
14
7
0
7
3° leerjaar
0
2
5
9
0
2
0
4° leerjaar
0
0
1
2
1
4
5
5° leerjaar
0
0
3
0
0
0
3
6° leerjaar
0
0
0
2
1
1
0
onbekend
20
13
6
10
0
0
0
Totaal
70
152
242
331
216
263
439
Tabel A3.12. Officiële weigeringen en rapportage Schaarbeek
105
Thuistaal lln 1030 Schaarbeek 600 500
Aantal
400
Ned Taalgem
300
Frans And
200 100
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1030 Schaarbeek 700
600
500
Ned
Aantal
400
Taalgem Frans 300
And
200
100
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.9. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Schaarbeek
106
A3.4. Steekkaart van de Etterbeek
Kleuters 1040 Etterbeek 250
200
Aantal
150
K1 K2 K3
100
50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 500 450 400
Aantal
350 300 inbxl
250
uitbxl
200 150 100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.10. Evolutie kleuters Etterbeek en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
107
Leerlingen 1040 Etterbeek 160
140
120 1°lj
100 Aantal
2°lj 3°lj
80
4°lj 5°lj
60
6°lj
40
20
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 600
500
Aantal
400
inbxl
300
uitbxl
200
100
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.11. Evolutie leerlingen Etterbeek en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
108
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
180 (47.6)
180 (40.5)
173 (39.2)
181 (41.3)
180 (38.6)
LO
203 (29.8)
191 (28.3)
199 (29.1)
195 (28.8)
204 (30.4)
KO
135 (35.7)
175 (39.4)
171 (38.8)
170 (38.8)
185 (39.7)
LO
221 (32.5)
242 (35.9)
255 (37.3)
254 (37.5)
264 (39.3)
KO
42 (11.1)
57 (12.8)
58 (13.2)
51 (11.6)
66 (14.2)
LO
100 (14.7)
94 (13.9)
96 (14.1)
99 (14.6)
86 (12.8)
KO
21 (5.6)
32 (7.2)
39 (8.8)
36 (8.2)
35 (7.5)
LO
157 (23.1)
147 (21.8)
133 (19.5)
129 (19.1)
117 (17.4)
KO
378
444
441
438
466
LO
681
674
683
677
671
Tabel A3.13. Recruteringsgebied Etterbeek
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
180 (68.2)
180 (67.9)
173 (68.9)
181 (69.1)
180 (70.3)
LO
203 (66.8)
191 (64.1)
199 (66.3)
195 (66.1)
204 (66.2)
GrensBHG KO
63 (23.9)
64 (24.2)
61 (24.3)
62 (23.7)
56 (21.9)
LO
87 (28.6)
92 (30.9)
88 (29.3)
80 (27.1)
85 (27.6)
KO
16 (6.1)
14 (5.3)
8 (3.2)
11 (4.2)
12 (4.7)
LO
9 (3.0)
11 (3.7)
7 (2.3)
10 (3.4)
10 (3.2)
KO
5 (1.9)
7 (2.6)
9 (3.6)
8 (3.1)
8 (3.1)
LO
5 (1.6)
4 (1.3)
6 (2.0)
10 (3.4)
9 (2.9)
KO
264
265
251
262
256
LO
304
298
300
295
308
Rest BHG Rest VL Totaal
Tabel A3.14. Spreiding leerlingen Etterbeek
109
2003
2004
2005
3°kl
56 (48.7)
47 (47.0)
42 (34.4)
52 (34.9)
45 (37.5)
1°lj
40 (30.3)
39 (38.6)
38 (31.4)
48 (32.7)
41 (34.2)
GrensBHG 3°kl
30 (26.1)
34 (34.0)
49 (40.2)
55 (36.9)
53 (44.2)
1°lj
41 (31.1)
36 (35.6)
49 (40.5)
57 (38.8)
52 (43.3)
3°kl
18 (15.7)
9 (9.0)
16 (13.1)
23 (15.4)
9 (7.5)
1°lj
25 (18.9)
8 (7.9)
16 (13.2)
20 (13.6)
9 (7.5)
3°kl
11 (9.6)
10 (10.0)
15 (12.3)
19 (12.8)
13 (10.8)
1°lj
26 (19.7)
18 (17.8)
18 (14.9)
22 (15.0)
18 (15.0)
3°kl
115
100
122
149
120
1°lj
132
101
121
147
120
3°kl
22
25
25
20
23
1°lj
21
23
17
17
21
Gemeente
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.15. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Etterbeek
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
1
9
4
8
0
81
1° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
2° leerjaar
0
0
0
0
0
0
2
3° leerjaar
0
0
0
0
2
0
0
4° leerjaar
0
0
0
1
0
0
5
5° leerjaar
0
0
0
0
1
0
1
6° leerjaar
0
0
0
0
1
0
1
onbekend
0
0
14
0
0
0
0
Totaal
0
1
23
5
12
0
90
Tabel A3.16. Officiële weigeringen en rapportage Etterbeek
110
Thuistaal lln 1040 Etterbeek 180 160
Aantal
140 120
Ned
100
Taalgem
80
Frans
60
And
40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1040 Etterbeek 300 250
Aantal
200
Ned Taalgem
150
Frans And
100 50
s
19 9 s 3 19 9 s 4 19 9 s 5 19 9 s 6 19 9 s 7 19 9 s 8 19 9 s 9 20 0 s 0 20 0 s 1 20 0 s 2 20 0 s 3 20 0 s 4 20 0 s 5 20 0 s 6 20 07
0
Schooljaar
Figuur A3.12. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Etterbeek
111
A3.5. Steekkaart van Elsene
Kleuters 1050 Elsene 160 140 120 100
K1
80
K2 K3
60 40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Aandeel BHG 300 250
Aantal
200 inbxl
150
uitbxl
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.13. Evolutie kleuters Elsene en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
112
Leerlingen 1050 Elsene 60
50
40
1°lj
Aantal
2°lj 3°lj
30
4°lj 5°lj 6°lj
20
10
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 250
200
Aantal
150 inbxl uitbxl 100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.14. Evolutie leerlingen Elsene en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
113
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
175 (67.0)
161 (65.4)
169 (63.1)
171 (62.4)
161 (60.8)
LO
134 (64.1)
131 (63.9)
138 (64.5)
140 (65.7)
143 (65.0)
KO
58 (22.2)
51 (20.7)
64 (23.9)
59 (21.5)
59 (22.3)
LO
33 (15.8)
39 (19.0)
46 (21.5)
44 (20.7)
47 (21.4)
KO
11 (4.2)
11 (4.5)
14 (5.2)
24 (8.8)
25 (9.4)
LO
15 (7.2)
15 (7.3)
12 (5.6)
10 (4.7)
9 (4.1)
KO
17 (6.5)
23 (9.3)
21 (7.8)
20 (7.3)
20 (7.5)
LO
27 (12.9)
20 (9.8)
18 (8.4)
19 (8.9)
21 (9.5)
KO
261
245
258
274
265
LO
209
205
214
213
220
Tabel A3.17. Recruteringsgebied Elsene
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
175 (57.2)
161 (51.8)
159 (54.5)
171 (53.9)
161 (50.8)
LO
134 (45.0)
131 (42.1)
138 (42.1)
140 (40.9)
143 (40.7)
GrensBHG KO
110 (35.9)
133 (42.8)
127 (41.0)
125 (39.7)
139 (43.8)
LO
137 (46.0)
141 (45.3)
162 (49.4)
167 (48.8)
173 (49.3)
KO
11 (3.6)
7 (2.3)
6 (1.9)
12 (3.8)
11 (3.5)
LO
17 (5.7)
19 (6.1)
12 (3.7)
13 (3.8)
15 (4.3)
KO
10 (3.3)
10 (3.2)
8 (2.6)
8 (2.5)
6 (1.9)
LO
10 (3.4)
20 (6.4)
16 (4.9)
22 (6.4)
20 (5.7)
KO
305
311
310
317
317
LO
298
311
328
342
351
Rest BHG Rest VL Totaal
Tabel A3.18. Spreiding leerlingen Elsene
114
2003
2004
2005
3°kl
42 (66.7)
39 (67;2)
42 (60.9)
38 (61.3)
44 (54.3)
1°lj
33 (73.3)
28 (70.0)
32 (69.6)
31 (66.0)
31 (62.0)
GrensBHG 3°kl
12 (19.0)
14 (24.1)
19 (27.5)
15 (24.2)
14 (17.3)
1°lj
6 (13.3)
7 (17.5)
11 (23.9)
10 (21.3)
10 (20.0)
3°kl
6 (9.5)
2 (3.4)
5 (7.2)
2 (3.2)
4 (4.9)
1°lj
3 (6.7)
3 (7.5)
1 (2.2)
1 (2.1)
2 (4.0)
3°kl
3 (4.8)
3 (5.2)
3 (4.3)
7 (11.3)
4 (4.9)
1°lj
3 (6.7)
2 (5.0)
2 (4.3)
5 (10.6)
7 (14.0)
3°kl
63
58
69
62
81
1°lj
45
40
46
47
50
3°kl
30
27
46
44
42
1°lj
30
27
46
43
38
Gemeente
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.19. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Elsene
Klas
2003/4
2004/5
2005/6
2006/7
2007/8
2008/9
Rapp
Kleuter
0
0
0
5
12
7
88
1° leerjaar
0
0
0
2
1
1
6
2° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
3° leerjaar
0
0
0
0
1
0
2
4° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
5° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
7
14
8
96
Tabel A3.20. Officiële weigeringen en rapportage Elsene
115
Thuistaal lln 1050 Elsene 200 180 160
Aantal
140
Ned
120
Taalgem
100
Frans
80
And
60 40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1050 Elsene 140
120
100
Ned
Aantal
80
Taalgem Frans 60
And
40
20
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.15. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Elsene
116
A3.6. Steekkaart van Sint-Gillis
Kleuters 1060 St-Gillis 140 120
Aantal
100 K1
80
K2 60
K3
40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 300 250
Aantal
200 inbxl
150
uitbxl
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.16. Evolutie kleuters St-Gillis en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
117
Leerlingen 1060 St-Gillis 60
50
40
1°lj
Aantal
2°lj 3°lj
30
4°lj 5°lj 6°lj
20
10
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 250
200
Aantal
150 inbxl uitbxl 100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.17. Evolutie leerlingen St-Gillis en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
118
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
175 (79.9)
168 (76.7)
162 (68.9)
161 (67.1)
164 (65.9)
LO
119 (72.6)
119 (73.5)
138 (78.4)
145 (72.1)
145 (70.4)
KO
31 (14.2)
37 (16.9)
59 (25.1)
61 (25.4)
68 (27.3)
LO
31 (18.9)
32 (19.8)
25 (14.2)
40 (19.9)
50 (24.3)
KO
11 (5.0)
11 (5.0)
11 (4.7)
16 (6.7)
14 (5.6)
LO
8 (4.9)
7 (4.3)
9 (5.1)
11 (5.5)
7 (3.4)
KO
2 (0.9)
3 (1.4)
3 (1.3)
2 (0.8)
3 (1.2)
LO
6 (3.7)
4 (2.5)
4 (2.3)
5 (2.5)
4 (1.9)
KO
219
219
235
240
249
LO
164
162
176
201
206
Tabel A3.21. Recruteringsgebied St-Gillis
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
175 (58.1)
168 (53.2)
162 (52.3)
161 (53.0)
164 (54.5)
LO
119 (37.8)
119 (39.1)
138 (44.5)
145 (42.6)
145 (44.3)
GrensBHG KO
80 (26.6)
94 (29.7)
104 (33.5)
100 (32.9)
86 (28.6)
LO
106 (33.7)
109 (35.9)
108 (34.8)
121 (35.6)
112 (34.3)
KO
40 (13.3)
47 (14.9)
40 (12.9)
36 (11.8)
44 (14.6)
LO
72 (22.9)
57 (18.8)
52 (16.8)
62 (18.2)
61 (18.6)
KO
6 (2.0)
7 (2.2)
4 (1.3)
7 (2.3)
7 (2.3)
LO
18 (5.7)
19 (6.3)
12 (3.9)
12 (3.5)
9 (2.8)
KO
301
316
310
304
301
LO
315
304
310
340
327
Rest BHG Rest VL Totaal
Tabel A3.22. Spreiding leerlingen St-Gillis
119
2003
2004
2005
3°kl
41 (77.4)
41 (74.5)
43 (84.3)
45 (76.3)
37 (62.7)
1°lj
36 (70.6)
33 (70.2)
39 (88.6)
38 (69.1)
35 (66.0)
GrensBHG 3°kl
9 (17.0)
10 (18.2)
3 (5.9)
10 (16.9)
18 (30.5)
1°lj
10 (19.5)
10 (21.3)
3 (6.8)
14 (25.5)
16 (30.2)
3°kl
2 (3.8)
3 (5.5)
5 (0.9)
3 (5.1)
4 (6.8)
1°lj
3 (5.9)
3 (6.4)
2 (4.5)
1 (1.8)
2 (3.8)
3°kl
1 (1.9)
1 (1.8)
0
1 (1.7)
0
1°lj
2 (3.9)
1 (2.1)
0
2 (3.6)
0
3°kl
53
55
51
59
59
1°lj
51
47
44
55
53
3°kl
30
33
41
42
40
1°lj
31
24
35
45
35
Gemeente
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.23. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) St-Gillis
Door de Nederlandstalige basisscholen in de gemeente St-Gillis zijn nog geen weigeringsattesten uitgeschreven
120
Thuistaal lln 1060 St-Gillis 200 180 160
Aantal
140 Ned
120
Taalgem
100
Frans
80
And
60 40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1060 St-Gillis 140
120
Aandeel
100
Ned
80
Taalgem Frans 60
And
40
20
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.18. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) StGillis
121
A3.7. Steekkaart van Anderlecht
Kleuters 1070 Anderlecht 800 700 600
Aantal
500 K1 400
K2 K3
300 200 100
s2 00 6 s2 00 7
s2 00 4 s2 00 5
s2 00 2 s2 00 3
s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1
s1 99 7 s1 99 8
s1 99 5 s1 99 6
s1 99 3 s1 99 4
0
Schooljaar
Aandeel BHG 1600 1400 1200 Aantal
1000 inbxl
800
uitbxl
600 400 200
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.19. Evolutie kleuters Anderlecht en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
122
Leerlingen 1070 Anderlecht 450 400 350 300
1°lj
Aantal
2°lj 250
3°lj 4°lj
200
5°lj 6°lj
150 100 50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 1800 1600 1400
Aantal
1200 1000
inbxl uitbxl
800 600 400 200
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.20. Evolutie leerlingen Anderlecht en verhouding leerlingen van binnen en buiten het BHG
123
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
984 (72.9)
1039 (71.6)
1064 (71.2)
1079 (70.0)
1100 (70.3)
LO
991 (60.6)
1039 (62.3)
1155 (64.0)
1215 (64.0)
1254 (63.7)
KO
97 (7.2)
125 (8.6)
125 (8.4)
143 (9.3)
160 (10.2)
LO
112 (6.9)
127 (7.6)
130 (7.2)
165 (8.7)
198 (10.1)
KO
35 (2.6)
41 (2.8)
67 (4.5)
71 (4.6)
79 (5.0)
LO
45 (2.8)
42 (2.5)
75 (4.2)
77 (4.1)
91 (4.6)
KO
121 (9.0)
127 (8.7)
122 (8.2)
122 (7.9)
113 (7.2)
LO
283 (17.3)
263 (15.8)
252 (14.0)
235 (12.4)
224 (11.4)
KO
112 (8.3)
120 (8.3)
117 (7.8)
126 (8.2)
113 (7.2)
LO
203 (12.4)
198 (11.9)
194 (10.7)
206 (10.9)
201 (10.2)
KO
1349
1452
1495
1541
1565
LO
1634
1669
1806
1898
1968
Tabel A3.24. Recruteringsgebied Anderlecht 2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
984 (81.7)
1039 (81.5)
1064 (0.2)
1079 (80.3)
1100 (79.3)
LO
991 (60.6)
1039 (76.1)
1155 (78.9)
1215 (78.7)
1254 (78.4)
GrensBHG KO
105 (8.7)
107 (8.4)
122 (9.2)
127 (9.5)
124 (8.9)
LO
112 (6.9)
147 (10.8)
145 (9.9)
159 (10.3)
166 (10.4)
KO
39 (3.2)
39 (3.1)
42 (3.2)
38 (2.8)
39 (2.8)
LO
45 (2.8)
67 (4.9)
47 (3.2)
43 (2.8)
50 (3.1)
KO
53 (4.4)
66 (5.2)
77 (5.8)
75 (5.6)
99 (7.1)
LO
283 (17.3)
91 (6.7)
88 (6.0)
98 (6.4)
101 (6.3)
KO
23 (1.9)
22 (1.7)
21 (1.6)
24 (1.8)
25 (1.9)
LO
203 (12.4)
22 (1.6)
29 (2.0)
28 (1.8)
29 (1.8)
KO
1204
1273
1325
1343
1388
LO
1634
1355
1464
1543
1600
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.25. Spreiding leerlingen Anderlecht
124
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
3°kl
258 (67.7)
236 (69.0)
287 (68.0)
280 (70.9)
295 (68.3)
1°lj
214 (63.9)
215 (67.2)
271 (66.6)
275 (69.4)
286 (68.4)
GrensBHG 3°kl
29 (7.6)
23 (6.7)
40 (9.5)
30 (7.6)
36 (8.3)
1°lj
26 (7.8)
29 (9.1)
40 (9.8)
35 (8.8)
41 (9.8)
3°kl
13 (3.4)
10 (2.9)
13 (3.1)
22 (5.6)
22 (5.1)
1°lj
10 (3.0)
6 (1.9)
21 (5.2)
17 (4.3)
21 (5.0)
KO
47 (12.3)
42 (12.3)
43 (10.2)
34 (8.6)
38 (8.8)
LO
42 (12.5)
40 (12.5)
42 (10.3)
34 (8.6)
39 (9.3)
3°kl
34 (8.9)
31 (9.1)
39 (9.2)
28 (7.1)
41 (9.5)
1°lj
43 (12.8)
30 (9.4)
33 (8.1)
35 (8.8)
31 (7.4)
3°kl
381
342
422
395
432
1°lj
335
320
407
395
418
3°kl
79
49
64
74
68
1°lj
75
60
54
78
77
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
Tabel A3.26. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Anderlecht Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9
Rapp
Kleuter
0
0
19
132
141
136
374
1° leerjaar
0
0
3
7
10
8
16
2° leerjaar
0
0
0
7
1
8
14
3° leerjaar
0
0
0
1
0
0
3
4° leerjaar
0
0
0
3
1
0
1
5° leerjaar
0
0
0
0
1
0
1
6° leerjaar
0
0
0
1
1
0
1
onbekend
0
18
2
3
1
0
Totaal
0
24
154
156
153
410
18
Tabel A3.27. Officiële weigeringen en rapportage Anderlecht
125
Taalachtergrond lln 1070 Anderlecht 800 700 600 Ned
Aantal
500
Taalgem
400
Frans
300
And
200 100
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1070 Anderlecht 800 700 600
Aantal
500
Ned Taalgem
400
Frans And
300 200 100
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.21. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Anderlecht
126
A3.8. Steekkaart van Sint-Jans-Molenbeek
Kleuters 1080 S-J-Molenbeek 600 500
Aantal
400 K1 300
K2 K3
200 100
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 1200 1000
Aantal
800 inbxl
600
uitbxl
400 200
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.22. Evolutie kleuters Molenbeek en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
127
Leerlingen 1080 S-J-Molenbeek 350
300
250 1°lj 2°lj
Aantal
200
3°lj 4°lj 150
5°lj 6°lj
100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 1200
1000
Aantal
800
inbxl
600
uitbxl
400
200
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.23. Evolutie leerlingen Molenbeek en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
128
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
754 (74.2)
761 (75.3)
781 (73.6)
781 (71.7)
780 (72.3)
LO
761 (69.7)
788 (70.2)
814 (70.5)
787 (69.5)
792 (69.0)
KO
167 (16.4)
165 (16.3)
194 (18.3)
202 (18.5)
195 (18.1)
LO
195 (17.9)
203 (18.1)
219 (19.0)
225 (19.9)
233 (20.3)
KO
12 (1.2)
12 (1.2)
22 (2.1)
36 (3.3)
30 (2.8)
LO
12 (1.1)
8 (0.7)
14 (1.2)
19 (1.7)
23 (2.0)
KO
54 (5.3)
49 (4.8)
41 (3.9)
37 (3.4)
33 (3.1)
LO
60 (5.5)
61 (5.4)
52 (4.5)
53 (4.7)
49 (4.3)
KO
29 (2.9)
24 (2.4)
23 (2.2)
34 (3.1)
41 (3.8)
LO
63 (5.8)
63 (5.6)
56 (4.8)
49 (4.3)
50 (4.4)
KO
1016
1011
1061
1090
1079
LO
1092
1123
1155
1133
1147
Tabel A3.28. Recruteringsgebied Molenbeek
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
754 (61.7)
761 (60.6)
781 (60.2)
781 (57.9)
780 (56.3)
LO
761 (56.5)
788 (57.4)
814 (57.5)
787 (53.8)
792 (52.7)
GrensBHG KO
370 (30.3)
389 (31.0)
398 (30.7)
438 (32.5)
451 (32.6)
LO
463 (34.4)
475 (34.7)
475 (33.6)
521 (35.5)
545 (36.4)
KO
65 (5.3)
65 (5.2)
64 (4.9)
72 (5.3)
78 (5.6)
LO
65 (4.8)
51 (3.7)
67 (4.7)
85 (5.8)
85 (5.7)
KO
17 (1.4)
23 (1.8)
25 (1.9)
36 (2.7)
45 (3.2)
LO
24 (1.8)
28 (2.0)
33 (2.3)
33 (2.3)
41 (2.7)
KO
15 (1.3)
18 (1.4)
30 (2.3)
21 (1.6)
31 (2.2)
LO
34 (2.5)
29 (2.1)
26 (1.8)
36 (2.5)
38 (2.5)
KO
1222
1256
1298
1348
1385
LO
1347
1372
1415
1462
1502
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.29. Spreiding leerlingen Molenbeek
129
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
3°kl
178 (70.4)
214 (76.7)
239 (76.8)
185 (70.3)
215 (72.6)
1°lj
154 (67.0)
184 (74.8)
209 (71.6)
180 (72.0)
202 (71.9)
GrensBHG 3°kl
44 (17.4)
41 (14.7)
44 (14.1)
52 (19.8)
48 (16.3)
1°lj
45 (19.6)
40 (16.3)
51 (17.5)
45 (18.0)
47 (16.7)
3°kl
3 (1.2)
2 (0.7)
1 (0.3)
7 (2.7)
9 3.1)
1°lj
3 (1.3)
1 (0.4)
5 (1.7)
7 (2.8)
7 (2.5)
KO
10 (4.0)
12 (4.3)
14 4.5)
13 (4.9)
13 4.4)
LO
10 (4.3)
9 (3.7)
13 (4.5)
9 (3.6)
11 (3.9)
3°kl
18 (7.1)
10 (3.6)
13 (9.4)
6 (2.3)
9 (3.1)
1°lj
18 (7.8)
12 (4.9)
14 (4.8)
9 (3.6)
14 (5.0)
3°kl
253
279
311
263
295
1°lj
230
245
292
250
281
3°kl
134
123
138
133
152
1°lj
120
106
134
132
155
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
Tabel A3.30. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Molenbeek
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
3
19
50
40
98
505
1° leerjaar
0
0
4
3
0
0
22
2° leerjaar
0
0
0
1
1
1
11
3° leerjaar
0
0
2
0
2
1
7
4° leerjaar
0
0
0
0
0
0
2
5° leerjaar
0
0
0
0
0
0
1
6° leerjaar
0
0
0
0
0
1
1
onbekend
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
0
3
25
54
43
101
549
Tabel A3.31. Officiële weigeringen en rapportage Molenbeek
130
Thuistaal lln 1080 S-J-Molenbeek 800 700 600 Ned
Aantal
500
Taalgem
400
Frans
300
And
200 100
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1080 S-J-M 800
700
600
500 Aantal
Ned Taalgem
400
Frans And
300
200
100
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.24. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Molenbeek
131
A3.9. Steekkaart van Koekelberg
Kleuters 1081 Koekelberg 180 160 140
Aantal
120 K1
100
K2
80
K3
60 40 20
s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 350 300
Aantal
250 200
inbxl
150
uitbxl
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.25. Ecvolutie kleuters Koekelberg en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
132
Leerlingen 1081 Koekelberg 100 90 80 70 1°lj Aantal
60
2°lj 3°lj
50
4°lj 5°lj
40
6°lj 30 20 10 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 450 400 350
Aantal
300 250
inbxl uitbxl
200 150 100 50 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.26. Ecvolutie leerlingen Koekelberg en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
133
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
98 (29.6)
117 (33.8)
118 (34.5)
131 (38.6)
123 (36.6)
LO
118 (25.7)
122 (27.9)
114 (25.3)
107 (24.1)
104 (24.2)
KO
181 (54.7)
184 (53.2)
172 (50.3)
168 (49.6)
165 (49.1)
LO
243 (55.0)
230 (52.5)
246 (54.7)
254 (57.2)
243 (56.6)
KO
18 (5.4)
19 (5.5)
23 (6.7)
18 (5.3)
23 (6.8)
LO
25 (5.7)
31 (7.1)
29 (6.4)
25 (5.6)
25 (5.8)
KO
34 (10.3)
26 (7.5)
29 (8.5)
22 (6.5)
25 (7.4)
LO
56 (12.7)
55 (12.5)
61 (13.6)
58 (13.1)
57 (13.3)
KO
331
346
342
339
336
LO
442
438
450
444
429
Tabel A3.32. Recruteringsgebied Koekelberg
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
98 (39.4)
117 (42.5)
118 (40.5)
131 (43.7)
123 (43.0)
LO
118 (44.0)
122 (43.0)
114 (39.7)
107 (35.7)
104 (33.5)
GrensBHG KO
124 (49.8)
117 (42.5)
137 (47.1)
130 (43.3)
124 (43.4)
LO
110 (41.0)
118 (41.5)
128 (44.6)
153 (51.0)
158 (51.0)
KO
19 (7.6)
30 (10.9)
26 (8.9)
23 (7.7)
22 (7.7)
LO
31 (11.6)
36 (12.7)
38 (13.2)
30 (10.0)
33 (10.6)
KO
8 (3.2)
11 (4.0)
10 (3.4)
16 (5.3)
17 (5.9)
LO
9 (3.4)
8 (12.7)
7 (2.4)
10 (3.3)
15 (4.8)
KO
249
275
291
300
286
LO
268
284
287
300
310
Rest BHG Rest VL Totaal
Tabel A3.33. Spreiding leerlingen Koekelberg
134
2003
2004
2005
3°kl
33 (35.9)
26 (28.0)
27 (27.3)
27 (30.0)
32 (37.2)
1°lj
30 (33.0)
26 (30.6)
22 (25.9)
23 (26.4)
30 (36.1)
GrensBHG 3°kl
47 (51.1)
47 (50.5)
56 (56.6)
48 (53.3)
44 (51.2)
1°lj
47 (51.6)
40 (47.1)
52 (61.2)
47 (54.0)
46 (55.4)
3°kl
3 (3.3)
5 (5.4)
9 (9.1)
5 5.6)
3 (3.5)
1°lj
4 (4.4)
5 (5.9)
6 (7.1)
( (5.7)
3 (3.6)
3°kl
9 (9.8)
14 (15.1)
7 (7.1)
10 (11.1)
7 (8.1)
1°lj
10 (11.0)
14 (16.5)
5 (5.9)
12 (13.8)
4 (4.8)
3°kl
92
93
99
90
86
1°lj
91
85
85
87
83
3°kl
35
37
41
48
43
1°lj
35
36
41
48
42
Gemeente
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.34. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Koekelberg
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
4
18
30
66
56
67
104
1° leerjaar
0
0
9
8
6
7
14
2° leerjaar
0
0
4
3
4
0
0
3° leerjaar
0
0
4
1
0
2
6
4° leerjaar
0
0
1
9
0
0
0
5° leerjaar
0
0
2
3
1
3
0
6° leerjaar
0
0
2
6
0
1
0
onbekend
0
0
11
1
0
0
0
Totaal
4
18
63
97
67
80
124
Tabel A3.35. Officiële weigeringen en rapportage Koekelberg
135
Thuistaal lln 1081 Koekelberg 300 250
Aantal
200
Ned Taalgem
150
Frans And
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1081 Koekelberg 300
250
200
Aantal
Ned Taalgem
150
Frans And
100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.27. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Koekelberg
136
A3.10. Steekkaart van Sint-Agatha-Berchem
Kleuters 1082 St-Ag.-Berchem 250
Aantal
200 150
K1 K2 K3
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 450 400 350
Aantal
300 250
inbxl
200
uitbxl
150 100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.28. Evolutie kleuters S-A-B en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
137
Leerlingen 1082 St-A-Berchem 120
100
80
1°lj
Aantal
2°lj 3°lj
60
4°lj 5°lj 6°lj
40
20
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 450 400 350
Aantal
300 250
inbxl uitbxl
200 150 100 50 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.29. Evolutie leerlingen S-A-B en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
138
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
179 (44.4)
204 (46.3)
209 (47.6)
226 (46.9)
213 (45.8)
LO
236 (48.9)
221 (46.0)
236 (48.2)
243 (47.1)
255 (49.0)
KO
106 (26.3)
127 (28.8)
125 (28.7)
147 (30.5)
143 (30.8)
LO
89 (18.4)
104 (21.7)
107 (21.8)
118 (22.9)
124 (23.8)
KO
32 (7.9)
38 (8.6)
26 (5.9)
18 (3.7)
22 (4.7)
LO
30 (6.2)
31 (6.5)
30 (6.1)
34 (6.6)
29 (5.6)
KO
59 (14.6)
42 (9.5)
51 (11.6)
54 (11.2)
58 (12.5)
LO
84 (17.4)
86 (17.9)
83 (16.9)
77 (14.9)
73 (14.0)
KO
27 (6.7)
30 (6.8)
27 (6.2)
37 (7.7)
29 (6.2)
LO
44 (9.1)
38 (7.9)
34 (6.9)
44 (8.5)
39 (7.5)
KO
403
441
439
482
465
LO
483
480
490
516
520
Tabel A3.36. Recruteringsgebied S-A-B
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
179 (68.1)
204 (66.9)
209 (67.0)
226 (70.0)
213 (68.5)
LO
236 (62.1)
221 (61.6)
236 (61.9)
243 (62.3)
255 (63.9)
GrensBHG KO
48 (18.3)
58 (19.0)
62 (19.9)
58 (18.0)
57 (18.3)
LO
88 (23.2)
78 (21.7)
77 (20.2)
78 (20.0)
69 (17.3)
KO
20 (7.6)
21 (6.9)
23 (7.4)
21 (65)
20 (6.4)
LO
31 (8.2)
33 (9.2)
31 (8.1)
31 (7.9)
30 (7.5)
KO
14 (5.3)
18 (5.9)
16 (5.1)
14 (4.3)
19 (6.1)
LO
18 (4.7)
17 (4.7)
25 (6.6)
28 (7.2)
33 (8.3)
KO
2 (0.8)
4 (1.3)
2 (0.6)
4 (1.2)
2 (0.6)
LO
7 (1.8)
10 (2.8)
12 (3.1)
10 (2.6)
12 (3.0)
KO
263
305
312
323
311
LO
380
359
381
390
399
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.37. Spreiding leerlingen S-A-B
139
2003
2004
2005
3°kl
50 (40.0)
39 (37.1)
57 (47.1)
48 (41.7)
66 (49.3)
1°lj
47 (44.8)
37 (42.0)
47 (47.0)
48 (45.7)
54 (51.4)
GrensBHG 3°kl
29 (23.2)
31 (29.5)
32 (26.4)
31 (27.0)
39 (29.1)
1°lj
23 (21.9)
23 (26.1)
25 (25.0)
28 (26.7)
33 (31.4)
3°kl
12 (9.6)
5 (4.8)
14 (11.6)
11 (9.6)
4 (3.0)
1°lj
10 (9.5)
6 (6.8)
9 (9.0)
8 (7.6)
3 (2.9)
KO
21 (16.!)
26 (24.8)
11 (9.1)
17 (14.8)
11 (8.2)
LO
16 (15.2)
20 (22.7)
14 (14.0)
14 (13.3)
9 (8.6)
3°kl
13 (10.4)
4 (3.8)
7 (5.8)
8 (7.0)
14 (10.4)
1°lj
9 (8.5)
2 (2.3)
5 (5.0)
7 (6.7)
6 (5.7)
3°kl
125
105
121
115
134
1°lj
105
88
100
105
105
3°kl
22
23
24
30
27
1°lj
22
18
21
24
28
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.38. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) S-A-B Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
1
0
0
2
14
27
1° leerjaar
0
0
0
0
6
6
11
2° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
3° leerjaar
0
0
0
0
0
0
2
4° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
5° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
0
0
0
1
0
1
0
Totaal
0
1
0
1
8
21
40
Tabel A3.39. Officiële weigeringen en rapportage S-A-B
140
Thuistaal lln 1082 S-A-B 250
200 Ned
150
Taalgem Frans 100
And
50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Taalachtergrond LO-lln 1082 S-A-B 250
200
150 Aantal
Ned Taalgem Frans And
100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.30. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) S-AB
141
A3.11. Steekkaart van Ganshoren Kleuters 1083 Ganshoren 250
200
150
K1 K2 K3
100
50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Aandeel BHG 400 350 300 Aantal
250 inbxl
200
uitbxl
150 100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.31. Evolutie kleuters Ganshoren en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
142
Leerlingen 1083 Ganshoren 140
120
100 1°lj 2°lj
Aantal
80
3°lj 4°lj 60
5°lj 6°lj
40
20
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 500 450 400 350
Aantal
300 Series1
250
Series2
200 150 100 50 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.32. Evolutie leerlingen S-A-B en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
143
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
172 (45.4)
182 (47.0)
178 (45.2)
188 (45.5)
184 (44.9)
LO
185 (35.4)
191 (37.7)
181 (37.9)
193 (38.4)
204 (38.7)
KO
75 (19.8)
81 (20.9)
96 (24.4)
95 (23.0)
95 (23.2)
LO
128 (24.5)
120 (23.7)
109 (22.8)
118 (23.5)
128 (24.3)
KO
68 (17.9)
66 (17.1)
61 (15.5)
68 (16.5)
69 (16.8)
LO
104 (19.9)
90 (17.8)
85 (17.8)
86 (17.1)
101 (19.2)
KO
25 (6.6)
24 (6.2)
28 (7.1)
27 (6.5)
26 (6.3)
LO
51 (9.8)
48 (9.5)
41 (8.6)
43 (8.6)
36 (6.8)
KO
39 (10.3)
34 (8.8)
31 (7.9)
35 (8.5)
36 (8.8)
LO
54 (10.3)
57 (11.3)
62 (13.0)
62 (12.4)
58 (11.0)
KO
379
387
394
413
410
LO
522
506
478
502
527
Tabel A3.40. Recruteringsgebied Ganshoren
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
172 (66.2)
182 (68.2)
178 (67.2)
188 (67.9)
184 (69.2)
LO
185 (65.4)
191 (64.1)
181 (60.5)
193 (66.2)
204 (64.4)
GrensBHG KO
63 (24.2)
65 (24.3)
61 (23.0)
63 (22.7)
62 (23.3)
LO
70 (24.7)
79 (26.5)
79 (26.4)
80 (27.0)
75 (23.7)
KO
16 (6.2)
9 (3.4)
13 (4.9)
14 (5.1)
9 (3.4)
LO
12 (4.2)
12 (4.0)
19 (6.4)
9 (3.0)
13 (4.1)
KO
1 (0.4)
1 (0.4)
4 (1.5)
4 (1.4)
3 (1.1)
LO
0
1 (0.3)
3 (1.0)
KO
8 (3.1)
10 (3.7)
9 (3.4)
8 (2.9)
8 (3.0)
LO
16 (5.7)
15 (5.0)
17 (5.7)
14 (4.7)
21 (6.6)
KO
260
267
265
277
266
LO
283
298
299
296
317
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.41. Spreiding leerlingen Ganshoren
4 (1.3)
144
2003
2004
2005
3°kl
43 (43.9)
41 (40.2)
45 (48.4)
46 (43.4)
53 (45.7)
1°lj
39 (37.9)
42 (45.2)
40 (40.4)
46 (39.0)
49 (41.5)
GrensBHG 3°kl
20 (20.4)
24 (23.5)
21 (22.6)
25 (23.6)
23 (19.8)
1°lj
26 (25.2)
19 (20.4)
24 (24.2)
31 (26.3)
28 (23.7)
3°kl
19 (19.4)
21 (20.6)
14 (15.1)
18 (17.0)
26 (22.4)
1°lj
19 (18.4)
14 (15.1)
22 (22.2)
22 (18.6)
26 (22.0)
KO
7 (7.1)
8 (7.8)
3 (3.2)
10 (9.4)
6 (5.2)
LO
11 (10.7)
9 (9.7)
5 (5.1)
7 (5.9)
3 (2.5)
3°kl
9 (9.2)
8 (7.8)
10 (10.8)
7 (6.6)
8 (6.9)
1°lj
8 (7.8)
9 (9.7)
8 (8.1)
12 (10.2)
12 (10.2)
3°kl
98
102
93
106
116
1°lj
103
93
99
118
118
3°kl
14
25
22
25
30
1°lj
13
20
25
19
28
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.42. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Ganshoren
Door de Nederlandstalige basisscholen in de gemeente Ganshoren zijn nog geen weigeringsattesten uitgeschreven
145
Thuistaal lln 1083 Ganshoren 180 160
Aantal
140 120
Ned
100
Taalgem
80
Frans
60
And
40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1083 Ganshoren 250
200
150 Aantal
Ned Taalgem Frans And
100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.33. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Ganshoren
146
A3.12. Steekkaart van Jette
Kleuters 1090 Jette 350 300
Aantal
250 K1
200
K2 150
K3
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 700 600
Aantal
500 400
inbxl
300
uitbxl
200 100
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.34. Evolutie kleuters Jette en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
147
Leerlingen 1090 Jette 180 160 140
Aantal
120
1°lj 2°lj
100
3°lj 4°lj
80
5°lj 6°lj
60 40 20 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 800
700
600
Aantal
500 inbxl
400
uitbxl
300
200
100
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.35. Evolutie leerlingen Jette en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
148
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
325 (51.1)
367 (53.1)
376 (54.0)
360 (53.4)
381 (53.6)
LO
352 (43.1)
378 (44.0)
408 (46.4)
413 (47.0)
398 (45.4)
KO
198 (31.1)
206 (29.8)
211 (30.3)
211 (31.3)
220 (30.9)
LO
255 (31.2)
283 (32.9)
285 (32.4)
291 (33.1)
299 (34.1)
KO
38 (6.0)
41 (5.9)
34 (4.9)
31 (4.6)
34 (4.8)
LO
51 (6.2)
43 (5.0)
43 (4.9)
44 (5.0)
52 (5.9)
KO
18 (2.8)
22 (3.2)
18 (2.6)
21 (3.1)
25 (3.5)
LO
47 (5.8)
44 (5.1)
37 (4.2)
41 (4.7)
33 (3.8)
KO
57 (9.0)
55 (8.0)
57 (8.2)
51 (7.6)
51 (7.2)
LO
112 (13.7)
111 (12.9)
106 (12.1)
90 (10.2)
94 (10.7)
KO
636
691
696
674
711
LO
817
859
879
879
876
Tabel A3.43. Recruteringsgebied Jette
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
325 (74.0)
367 (73.7)
376 (73.4)
360 (69.8)
381 (68.9)
LO
352 (66.4)
378 (67.9)
408 (69.9)
413 (67.7)
398 (64.2)
GrensBHG KO
70 (15.9)
76 (15.3)
80 (15.6)
94 (18.2)
107 (19.3)
LO
116 (21.9)
114 (20.5)
109 (18.7)
112 (18.4)
133 (21.5)
KO
22 (5.0)
26 (5.2)
22 (4.3)
36 (7.0)
30 (5.4)
LO
29 (5.5)
25 (4.5)
29 (5.0)
40 (6.6)
36 (5.8)
KO
8 (1.8)
11 (2.2)
16 (3.1)
15 (2.9)
20 (3.6)
LO
14 (2.6)
15 (2.7)
18 (3.1)
20 (3.3)
29 (4.7)
KO
14 (3.2)
18 (3.6)
18 (3.5)
11 (2.1)
15 (2.7)
LO
19 (3.6)
25 (4.5)
20 (3.4)
25 (4.1)
24 (3.9)
KO
439
498
512
516
553
LO
530
557
584
610
620
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.44. Spreiding leerlingen Jette
149
2003
2004
2005
3°kl
79 (43.4)
89 (50.9)
93 (50.3)
104 (51.5)
89 (49.4)
1°lj
69 (42.6)
78 (48.8)
76 (47.8)
91 (53.2)
76 (46.3)
GrensBHG 3°kl
61 (33.5)
56 (32.0)
56 (30.3)
63 (31.2)
61 (33.9)
1°lj
58 (35.8)
56 (35.0)
55 (34.6)
55 (32.2)
59 (36.0)
3°kl
10 (5.5)
12 (7.4)
9 (4.9)
10 (5.0)
10 (5.6)
1°lj
8 (4.9)
6 (3.8)
4 (2.5)
7 (4.1)
12 (7.3)
KO
6 (3.3)
4 (2.3)
10 (5.4)
6 (3.0)
5 (2.8)
LO
5 (3.1)
5 (3.1)
5 (3.1)
6 (3.5)
2 (1.2)
3°kl
26 (14.3)
14 (8.0)
17 (9.2)
19 (9.4)
15 (8.3)
1°lj
22 (13.6)
15 (9.4)
19 (11.9)
12 (7.0)
15 (9.1)
3°kl
182
175
185
202
180
1°lj
162
160
159
171
164
3°kl
40
29
36
42
45
1°lj
42
27
40
47
53
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.45. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Jette Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
2
22
14
51
77
174
1° leerjaar
0
0
8
10
3
5
37
2° leerjaar
0
0
3
1
1
0
7
3° leerjaar
0
0
0
0
0
0
4
4° leerjaar
0
0
0
2
0
0
8
5° leerjaar
0
0
0
3
1
0
5
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
4
onbekend
1
0
1
0
4
0
0
Totaal
1
2
34
30
60
82
239
Tabel A3.46. Officiële weigeringen en rapportage Jette
150
Thuistaal lln1090 Jette 300 250
Aantal
200
Ned Taalgem
150
Frans And
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1090 Jette 400
350
300
250 Aantal
Ned Taalgem
200
Frans And
150
100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.36. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Jette
151
A3.13. Steekkaart van Neder-Over-Heembeek
Kleuters 1120 NOH 200 180 160
Aantal
140 120
K1
100
K2
80
K3
60 40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 300 250
Aantal
200 inbhg
150
uitbhg
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.37. Ecvolutie kleuters N-O-H en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
152
Leerlingen 1120 N-O-H 80 70 60 1°lj
Aantal
50
2°lj 3°lj
40
4°lj 5°lj
30
6°lj
20 10
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 250
200
Aantal
150 inbxl uitbxl 100
50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.38. Evolutie leerlingen N-O-H en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
153
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
116 (50.4)
149 (44.2)
159 (44.5)
151 (39.9)
149 (38.5)
LO
159 (55.2)
155 (54.8)
144 (49.5)
144 (47.4)
171 (51.2)
KO
35 (15.2)
75 (22.3)
91 (25.5)
106 (28.0)
108 (27.9)
LO
34 (11.8)
35 (12.4)
41 (14.1)
47 (15.5)
49 (14.7)
KO
19 (8.3)
17 (5.0)
18 (5.0)
26 (6.9)
26 (6.7)
LO
15 (5.2)
21 (7.4)
23 (7.9)
21 (6.9)
21 (6.3)
KO
48 (20.9)
83 (24.6)
67 (18.8)
69 (18.3)
80 (20.7)
LO
56 (19.4)
55 (19.4)
65 (22.3)
70 (23.0)
73 (21.9)
KO
12 (5.2)
13 (3.9)
22 (6.2)
26 (6.9)
24 (6.2)
LO
24 (8.3)
17 (6.0)
18 (6.2)
22 (7.2)
20 (6.0)
KO
230
337
357
378
387
LO
288
283
291
304
334
Tabel A3.47. Recruteringsgebied N-O-H
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
116 (70.3)
149 (84.7)
159 (84.6)
151 (84.4)
149 (83.2)
LO
159 (72.9)
155 (75.6)
144 (72.4)
144 (69.6)
171 (72.5)
GrensBHG KO
41 (24.8)
15 (8.5)
18 (9.6)
12 (6.7)
13 (7.3)
LO
47 (21.6)
40 (19.5)
38 (19.1)
35 (16.9)
33 (14.0)
KO
2 (1.2)
4 (2.3)
2 (1.1)
10 (5.6)
7 (3.9)
LO
9 (4.1)
5 (2.4)
10 (5.0)
16 (7.7)
22 (9.3)
KO
4 (2.4)
3 (1.7)
5 (2.7)
2 (1.1)
3 (1.7)
LO
0
2 (1.0)
4 (2.0)
2 (1.0)
1 (0.4)
KO
2 (1.2)
5 (2.8)
4 (2.1)
4 (2.2)
7 (3.9)
LO
3 (1.4)
3 (1.5)
3 (1.5)
10 (4.8)
9 (3.8)
KO
165
176
188
179
179
LO
218
205
199
207
236
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.48. Spreiding leerlingen N-O-H
154
2003
2004
2005
3°kl
26 (55.3)
29 (51.8)
40 (43.0)
42 (44.7)
45 (42.5)
1°lj
24 (48.0)
29 (49.2)
28 (45.9)
35 (53.0)
34 (47.9)
GrensBHG 3°kl
6 (12.8)
7 (12.5)
15 (16.1)
27 (28.7)
23 (21.7)
1°lj
9 (18.0)
12 (20.3)
7 (11.5)
10 (15.2)
11 (15.9)
3°kl
1 (2.1)
8 (14.3
4 (4.3)
3 (3.2)
9 (8.5)
1°lj
4 (8.0)
8 (13.6)
5 (8.2)
3 (4.5)
8 (11.3)
KO
10 (21.3)
9 (16.1)
29 (31.2)
19 (20.2)
24 (22.6)
LO
9 (18.0)
8 (13.6)
19 (31.1)
13 (19.7)
17 (23.9)
3°kl
4 (8.5)
3 (5.4)
5 (5.4)
3 (3.2)
5 (4.7)
1°lj
4 (8.0)
2 (3.4)
2 (3.3)
5 (7.6)
1 (1.4)
3°kl
47
56
93
94
106
1°lj
50
59
61
66
71
3°kl
8
13
9
10
12
1°lj
12
10
16
15
17
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.49. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) N-O-H
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
0
0
9
19
22
49
1° leerjaar
0
0
0
1
0
3
0
2° leerjaar
0
0
0
0
1
0
1
3° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
4° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
5° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
10
20
25
50
Tabel A3.50. Officiële weigeringen en rapportage N-O-H
155
Taalachtergrond lln 1120 NOH 160 140 120 Ned
100
Taalgem
80
Frans
60
And
40 20
7 00
s2
00
6
5
s2
s2
00
4
3
00 s2
s2
00
2
1
00
00
s2
s2
s2
00
0
9
8
99 s1
99
7 s1
99 s1
99
6
5 s1
99
99
s1
s1
s1
99
3
4
0
Thuistaal LO-lln 1120 N-O-H 140
120
Aantal
100 Ned
80
Taalgem Frans 60
And
40
20
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.39. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) N-OH
156
A3.14. Steekkaart van Haren
Kleuters 1130 Haren Aantal 80 70 60 50
K1
40
K2
30
K3
20 Schooljaar
10
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Aandeel BHG 140 120 100
Aantal
80
inbhg
60
uitbhg
40 20 Schooljaar
s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Figuur A3.40. Evolutie kleuters Haren en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
157
Leerlingen 1130 Haren 45 40 35 30
1°lj
Aantal
2°lj 25
3°lj 4°lj
20
5°lj 6°lj
15 10 5
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 140
120
Aantal
100
80 inbxl uitbxl 60
40
20
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.41. Evolutie leerlingen Haren en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
158
Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2003
2004
2005
2006
2007
KO
50 (51.5)
51 (50.0)
60 (51.7)
59 (46.5)
72 (48.3)
LO
62 (43.1)
63 (44.7)
73 (51.4)
76 (50.7)
80 (54.4)
KO
21 (21.6)
24 (23.5)
36 (31.0)
47 (37.0)
47 (31.5)
LO
34 (23.6)
35 (24.8)
31 (21.8)
32 (21.3)
34 (23.1)
KO
3 (3.1)
4 (3.9)
4 (3.4)
9 (7.1)
12 (8.1)
LO
2 (1.4)
1 (0.7)
4 (2.8)
5 (3.3)
7 (4.8)
KO
16 (16.5)
15 (14.7)
10 (8.6)
7 (5.5)
9 (6.0)
LO
30 (20.8)
27 (19.1)
21 (14.8)
24 (16.0)
17 (11.6)
KO
7 (7.2)
8 (7.8)
6 (5.2)
5 (3.9)
9 (6.0)
LO
16 (11.1)
15 (10.6)
13 (9.2)
13 (8.7)
9 (6.1)
KO
97
102
116
127
149
LO
144
141
142
150
147
Tabel A3.51. Recruteringsgebied Haren
2003
2004
2005
KO
50 (70.4)
51 (63.8)
60 (65.2)
59 (70.2)
72 (76.6)
LO
62 (56.9)
63 (57.3)
73 (62.9)
76 (64.4)
80 (65.6)
GrensBHG KO
10 (14.1)
10 (12.5)
11 (12.0)
7 (8.3)
5 (5.3)
LO
16 (14.7)
20 (18.2)
18 (15.5)
18 (15.3)
16 (13.1)
KO
3 (4.2)
6 (7.5)
8 (8.7)
7 (8.3)
3 (3.2)
LO
7 (6.4)
9 (8.2)
7 (6.0)
3 (2.5)
8 (6.6)
KO
7 (9.9)
12 (15.0)
13 (14.1)
11 (13.1)
14 (14.9)
LO
20 (18.3)
18 (16.4)
18 (15.9)
21 (17.8)
17 (13.9)
KO
1 (1.4)
1 (1.3)
0
0
0
LO
4 (3.7)
0
0
0
1 (0.8)
KO
71
80
92
84
94
LO
109
110
116
118
122
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2006
Tabel A3.52. Spreiding leerlingen Haren
2007
159
2003
2004
2005
3°kl
11 (40.7)
15 (46.9)
13 (56.5)
15 (39.5)
23 (63.9)
1°lj
10 (38.5)
13 (44.8)
13 (52.0)
16 (40.0)
18 (60.0)
GrensBHG 3°kl
6 (22.2)
8 (25.0)
3 (13.0)
14 (36.8)
8 (22.2)
1°lj
9 (34.6)
8 (27.6)
6 (24.0)
15 (37.5)
9 (30.0)
3°kl
1 (3.7)
0
0
1 (2.6)
1 (2.8)
1°lj
0
0
1 (4.0)
0
1 (3.3)
KO
8 (29.6)
6 (18.8)
4 (17.4)
5 (13.2)
3 (8.3)
LO
6 (23.1)
5 (17.2)
3 (12.0)
6 (15.0)
2 (6.7)
3°kl
1 (3.7)
3 (9.4)
3 (13.0)
3 (7.9)
1 (2.8)
1°lj
1 (3.6)
3 (10.3)
2 (8.0)
3 (7.5)
0
3°kl
27
32
23
38
36
1°lj
26
29
25
40
30
3°kl
11
6
7
10
9
1°lj
10
9
6
7
7
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.53. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Haren
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
0
0
1
9
2
2
1° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
2° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
3° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
4° leerjaar
0
0
0
0
0
1
0
5° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
1
9
3
2
Tabel A3.54. Officiële weigeringen en rapportage Haren
160
Taalachtergrond lln 1130 Haren 70 60 50 Aantal
Ned 40
Taalgem
30
Frans And
20 10
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Thuistaal LO-lln 1130 Haren 90 80 70 60 Aantal
Ned 50
Taalgem Frans
40
And 30 20 10
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.42. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Haren
161
A3.15. Steekkaart van Evere
Kleuters 1140 Evere 250
Aantal
200 150
K1 K2 K3
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 500 450 400
Aantal
350 300 inbxl
250
uitbxl
200 150 100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.43. Evolutie kleuters Evere en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
162
Leerlingen 1140 Evere 140
120
100 1°lj 2°lj
Aantal
80
3°lj 4°lj 60
5°lj 6°lj
40
20
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
aandeel BHG 600
500
Aantal
400
inbxl
300
uitbxl
200
100
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.44. Evolutie leerlingen Evere en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
163
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
214 (48.3)
220 (48.2)
218 (48.8)
225 (52.0)
240 (51.8)
LO
267 (45.4)
262 (44.6)
283 (47.1)
267 (45.9)
265 (47.0)
KO
165 (37.2)
176 (38.6)
172 (38.5)
142 (32.8)
160 (34.5)
LO
221 (37.6)
228 (38.8)
223 (37.1)
220 (37.8)
202 (35.8)
KO
28 (6.3)
28 (6.1)
28 (6.3)
36 (8.3)
40 (8.5)
LO
38 (6.5)
36 (6.1)
35 (5.8)
36 (6.2)
37 (6.6)
KO
2 (0.5)
3 (0.7)
4 (0.9)
4 (0.9)
0
LO
4 (0.7)
5 (0.9)
3 (0.5)
1 (0.2)
4 (0.7)
KO
34 (7.7)
29 (6.4)
25 (5.6)
26 (6.0)
23 (5.0)
LO
58 (9.9)
57 (9.7)
57 (9.5)
58 (10.0)
56 (9.9)
KO
443
456
447
433
463
LO
588
588
601
582
564
Tabel A3.55. Recruteringsgebied Evere
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
214 (69.7)
220 (68.8)
218 (68.8)
225 (68.6)
240 (69.8)
LO
267 (69.4)
262 (68.6)
283 (68.7)
267 (65.0)
265 (61.6)
GrensBHG KO
48 (15.6)
47 (14.7)
45 (14.2)
55 (16.8)
51 (14.8)
LO
63 (16.4)
59 (15.4)
63 (15.3)
66 (16.1)
70 (16.3)
KO
18 (5.9)
23 (7.2)
23 (7.3)
20 (6.1)
24 (7.0)
LO
32 (8.3)
34 (8.9)
36 (8.7)
38 (9.2)
51 (11.9)
KO
3 (1.0)
3 (0.9)
5 (1.6)
3 (0.9)
6 (1.7)
LO
4 (1.0)
9 (2.4)
9 (2.2)
12 (2.9)
13 (3.0)
KO
24 (7.8)
27 (8.4)
28 (8.2)
25 (7.6)
23 (6.7)
LO
19 (4.9)
18 (4.7)
21 (5.1)
28 (6.8)
31 (7.2)
KO
307
320
317
328
344
LO
385
382
412
411
430
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.56. Spreiding leerlingen Evere
164
2003
2004
2005
3°kl
63 (47.4)
73 (50.3)
72 (52.2)
60 (47.6)
59 (49.6)
1°lj
51 (43.6)
53 (40.8)
61 (46.9)
57 (47.9)
57 (49.1)
GrensBHG 3°kl
49 (36.8)
46 (31.7)
50 (36.2)
49 (38.9)
38 (31.9)
1°lj
50 (42.7)
52 (40.0)
53 (40.0)
44 (37.0)
36 (31.0)
3°kl
9 (6.8)
13 (9.0)
4 (2.9)
6 (4.8)
8 (6.7)
1°lj
8 (6.8)
12 (9.2)
4 (3.1)
8 (6.7)
10 (8.6)
KO
0
1 (0.7)
0
1 (0.8)
3 (2.5)
LO
0
1 (0.8)
0
0
2 (1.7)
3°kl
12 (9.0)
12 (8.3)
12 (8.7)
10 (7.9)
11 (9.2)
1°lj
8 (6.8)
12 (9.2)
12 (9.2)
10 (8.4)
11 (9.5)
3°kl
133
145
138
126
119
1°lj
117
130
130
119
116
3°kl
21
18
26
36
34
1°lj
28
24
35
36
40
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.57. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Evere Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
8
52
56
109
105
127
152
1° leerjaar
0
6
7
2
13
5
6
2° leerjaar
0
0
8
6
7
3
7
3° leerjaar
0
4
0
2
1
5
5
4° leerjaar
0
1
1
0
3
0
2
5° leerjaar
3
0
1
2
0
2
1
6° leerjaar
0
0
0
0
0
1
0
onbekend
0
8
5
0
1
1
0
11
71
78
121
130
144
173
Totaal
Tabel A3.58. Officiële weigeringen en rapportage Evere
165
Thuistaal lln 1140 Evere 250
Aantal
200 Ned
150
Taalgem Frans
100
And
50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1140 Evere 250
200
150 aantal
Ned Taalgem Frans And
100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.45. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Evere
166
A3.16. Steekkaart van de gemeente
Kleuters 1150 St-Pieters-Woluwe 250
Aantal
200 150
K1 K2 K3
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 350 300
Aantal
250 200
inbxl
150
uitbxl
100 50
s1 99 s1 3 99 s1 4 99 s1 5 99 s1 6 99 s1 7 99 s1 8 99 s2 9 00 s2 0 00 s2 1 00 s2 2 00 s2 3 00 s2 4 00 s2 5 00 s2 6 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.46. Evolutie kleuters S-P-W en verhouding kleuters van binnen en buiten het BHG
167
Leerlingen St-P-Woluwe 160 140 120 1°lj
Aantal
100
2°lj 3°lj
80
4°lj 5°lj
60
6°lj
40 20
s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4
s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1
s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5
0
Schooljaar
Aandeel BHG 450 400 350
Aantal
300 250
inbxl uitbxl
200 150 100 50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A3.47. Evolutie leerlingen S-P-W en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
168
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
180 (40.1)
188 (41.0)
199 (42.9)
182 (40.1)
162 (37.4)
LO
200 (27.9)
219 (29.7)
224 (30.4)
212 (28.4)
231 (29.7)
KO
44 (9.8)
34 (7.4)
31 (6.7)
44 (9.7)
45 (10.4)
LO
112 (15.6)
102 (13.8)
90 (12.2)
93 (12.5)
95 (12.2)
KO
24 (5.3)
28 (6.1)
40 (8.6)
48 (10.6)
48 (11.1)
LO
65 (9.1)
63 (8.5)
73 (9.9)
85 (11.4)
96 (12.3)
KO
79 (17.6)
89 (19.4)
86 (18.5)
75 (16.5)
73 (16.9)
LO
121 (16.9)
119 (16.1)
113 (15.3)
129 (17.3)
124 (15.9)
KO
122 (27.2)
120 (26.1)
108 (23.3)
105 (23.1)
105 (24.2)
LO
219 (30.5)
234 (31.8)
238 (32.2)
227 (30.4)
232 (29.8)
KO
449
459
464
454
433
LO
717
737
738
746
778
Tabel A3.59. Recruteringsgebied S-P-W
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
180 (66.4)
188 (66.9)
199 (66.6)
182 (63.4)
162 (59.3)
LO
200 (67.1)
219 (68.9)
224 (67.3)
212 (64.4)
231 (64.0)
GrensBHG KO
71 (26.2)
77 (27.4)
84 (28.1)
91 (31.7)
94 (34.4)
LO
74 (24.8)
78 (24.5)
80 (24.0)
96 (29.2)
101 (28.0)
KO
4 (1.5)
3 (1.1)
5 (1.7)
6 (2.1)
9 (3.3)
LO
15 (5.0)
12 (3.8)
9 (2.7)
8 (2.4)
11 (3.0)
KO
2 (0.7)
4 (1.4)
2 (0.7)
1 (0.3)
0
LO
1 (0.3)
1 (0.3)
3 (0.9)
2 (0.6)
3 (0.8)
KO
14 (5.2)
9 (3.2)
9 (3.0)
7 (2.4)
8 (2.9)
LO
8 (2.7)
8 (2.5)
17 (5.1)
11 (3.3)
15 (4.2)
KO
271
281
299
287
273
LO
298
318
333
329
361
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.60. Spreiding leerlingen S-P-W
169
2003
2004
2005
3°kl
44 (37.5)
41 (36.3)
41 (34.2)
56 (42.7)
52 (37.7)
1°lj
35 (30.4)
45 (34.9)
43 (35.0)
43 (34.1)
43 (33.6)
GrensBHG 3°kl
14 (12.0)
14 (12.4)
14 (11.7)
6 (4.6)
10 (7.2)
1°lj
21 (18.3)
12 (9.3)
17 (13.8)
10 (7.9)
14 (10.9)
3°kl
2 (1.7)
3 (2.7)
8 (6.7)
8 (6.1)
12 (8.7)
1°lj
5 (4.3)
12 (9.3)
12 (9.8)
11 (8.7)
14 (10.9)
KO
18 (15.4)
20 (17.7)
17 (14.2)
32 (24.4)
23 (16.7)
LO
15 (13.0)
24 (18.6)
14 (11.4)
30 (23.8)
21 (16.4)
3°kl
39 (33.3)
35 (31.0)
40 (33.3)
29 (22.1)
41 (29.7)
1°lj
39 (33.9)
36 (27.9)
37 (30.1)
32 (25.4)
36 (28.1)
3°kl
117
113
120
131
138
1°lj
115
129
123
125
128
3°kl
24
23
26
28
31
1°lj
21
17
24
30
26
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.61. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) S-P-W Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
0
0
0
9
0
3
1° leerjaar
0
6
8
9
2
0
5
2° leerjaar
0
0
2
0
2
0
0
3° leerjaar
1
3
0
1
5
0
3
4° leerjaar
0
2
0
0
0
0
3
5° leerjaar
1
1
2
0
3
0
0
6° leerjaar
0
0
4
1
0
0
0
onbekend
0
3
0
0
0
00
0
Totaal
2
15
16
11
21
0
14
Tabel A3.62. Officiële weigeringen en rapportage S-P-W
170
Thuistaal 1150 St-Pieters-Woluwe 350 300 250 Aantal
Ned 200
Taalgem
150
Frans And
100 50
s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1150 S-P-Woluwe 500 450 400 350
Aantal
300
Ned Taalgem
250
Frans And
200 150 100 50
s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6
0
Schooljaar
Figuur A3.48. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) S-PW
171
A3.17. Steekkaart van Oudergem
Kleuters 1160 Oudergem 160 140
Aantal
120 100
K1
80
K2
60
K3
40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 300 250
Aantal
200 inbxl
150
uitbxl
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Figuur A3.49. Evolutie kleuters Oudergem en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
172
Leerlingen 1160 Oudergem 120
100
80
1°lj
Aantal
2°lj 3°lj
60
4°lj 5°lj 6°lj
40
20
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 350
300
250
Aantal
200 inbxl uitbxl 150
100
50
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A3.50. Evolutie leerlingen Oudergem en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
173
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
126 (50.0)
138 (51.1)
154 (55.4)
149 (54.0)
153 (52.2)
LO
124 (44.9)
113 (43.1)
114 (44.4)
122 (44.2)
134 (46.5)
KO
50 (19.8)
51 (18.9)
42 (15.1)
42 (15.2)
56 (19.1)
LO
59 (21.3)
59 (22.5)
56 (21.8)
49 (17.8)
61 (21.2)
KO
21 (8.3)
23 (8.5)
23 (8.3)
21 (7.6)
27 (9.2)
LO
14 (5.1)
19 (7.3)
17 (6.6)
20 (10.5)
16 (5.6)
KO
18 (7.1)
16 (5.9)
14 (5.0)
17 (6.2)
17 (5.8)
LO
35 (12.6)
30 (11.5)
30 (11.7)
29 (10.5)
25 (8.7)
KO
37 (14.7)
42 (15.5)
45 (16.2)
47 (17.0)
40 (13.7)
LO
45 (16.2)
41 (15.6)
40 (15.6)
56 (20.3)
52 (18.1)
KO
252
270
278
276
293
LO
277
262
257
276
288
Tabel A3.63. Recruteringsgebied Oudergem
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
126 (66.0)
138 (67.0)
154 (73.0)
149 (74.5)
153 (76.9)
LO
124 (54.4)
113 (51.6)
114 (53.3)
122 (59.8)
134 (58.3)
GrensBHG KO
51 (26.7)
47 (22.8)
37 (17.5)
37 (18.5)
36 (18.1)
LO
83 (36.4)
86 (39.3)
81 (37.9)
70 (34.3)
73 (31.7)
KO
11 (5.8)
13 (6.3)
12 (5.7)
10 (5.0)
8 (4.0)
LO
10 (4.4)
8 (3.7)
11 (5.1)
8 (3.9)
14 (6.1)
KO
2 (1.0)
2 (1.0)
3 (1.4)
2 (1.0)
0
LO
1 (0.4)
1 (0.5)
3 (1.4)
1 (0.5)
2 (0.9)
KO
1 (0.5)
6 (2.9)
5 (2.4)
2 (1.0)
2 (1.0)
LO
10 (4.4)
11 (5.0)
5 (2.3)
3 (1.5)
7 (3.0)
KO
191
206
211
200
199
LO
228
219
214
204
230
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.64. Spreiding leerlingen Oudergem
174
2003
2004
2005
3°kl
40 (57.1)
35 (59.3)
32 (47.1)
36 (52.2)
43 (55.1)
1°lj
25 (44.6)
22 (53.7)
20 (41.7)
23 (47.9)
30 (50.0)
GrensBHG 3°kl
11 (15.7)
13 (22.0)
17 (25.0)
11 (15.9)
17 (21.8)
1°lj
15 (26.8)
11 (26.8)
10 (20.8)
6 (12.5)
15 (25.0)
3°kl
4 (5.7)
1 (1.7)
4 (5.9)
5 (7.2)
5 (6.4)
1°lj
2 (3.6)
1 (2.4)
2 (4.2)
4 (8.3)
3 (5.0)
KO
8 (11.4)
3 (5.1)
8 (11.0)
5 (7.2)
3 (3.8)
LO
7 (12.5)
2 (4.9)
8 (16.7)
6 (12.5)
3 (0.5)
3°kl
7 (10.0)
7 (11.9)
7 (10.3)
12 (17.4)
10 (12.8)
1°lj
7 (12.5)
5 (12.2)
8 (16.7)
9 (18.8)
9 (15.0)
3°kl
70
59
68
69
78
1°lj
56
41
48
48
60
3°kl
10
16
22
17
20
1°lj
12
16
20
13
19
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.65. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Oudergem
Door de Nederlandstalige basisscholen in de gemeente Oudergem zijn nog geen weigeringsattesten uitgeschreven
175
Thuistaal lln 1160 Oudergem 180 160
Aantal
140 120
Ned
100
Taalgem
80
Frans
60
And
40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1160 Oudergem 180 160 140
Aantal
120 Ned
100
Taalgem Frans
80
And
60 40 20 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A.51. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Oudergem
176
A3.18. Steekkaart van Watermaal-Bosvoorde
Kleuters 1170 Wat.-Bosvoorde 140 120
Aantal
100 K1
80
K2 60
K3
40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 250
Aantal
200 150
inbxl uitbxl
100 50
s1 99 s1 3 99 s1 4 99 s1 5 99 s1 6 99 s1 7 99 s1 8 99 s2 9 00 s2 0 00 s2 1 00 s2 2 00 s2 3 00 s2 4 00 s2 5 00 s2 6 00 7
0
Schooljaar
Figuur A.52. Evolutie kleuters W-B en verhouding kleuters van binnen en buiten het BHG
177
Leerlingen 1170 Wat.-Bosvoorde 80 70 60 1°lj
Aantal
50
2°lj 3°lj
40
4°lj 5°lj
30
6°lj
20 10
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 300
250
Aantal
200 inbxl
150
uitbxl
100
50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A.53. Evolutie leerlingen W-B en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
178
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
105 (43.0)
106 (46.7)
118 (49.8)
115 (48.5)
113 (47.1)
LO
98 (30.9)
100 (33.9)
93 (32.0)
104 (36.4)
112 (38.6)
KO
62 (25.4)
64 (28.2)
63 (26.6)
65 (27.4)
63 (26.3)
LO
107 (33.8)
97 (32.9)
96 (33.0)
87 (30.4)
86 (29.7)
KO
20 (8.2)
13 (5.7)
14 (5.9)
16 (6.8)
23 (9.6)
LO
31 (9.8)
26 (8.8)
22 (7.6)
20 (7.0)
19 (6.6)
KO
24 (9.8)
11 (4.8)
10 (4.2)
8 (3.4)
8 (3.3)
LO
24 (7.6)
31 (10.5)
33 (11.3)
27 (9.4)
21 (7.2)
KO
33 (13.5)
33 (14.5)
32 (13.5)
33 (13.9)
33 (13.8)
LO
57 (18.0)
41 (13.9)
47 (16.2)
48 (16.8)
52 (17.9)
KO
244
227
237
237
240
LO
317
295
291
286
290
Tabel A3.66. Recruteringsgebied W-B
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
105 (80.8)
106 (82.2)
118 (84.3)
115 (80.4)
113 (80.7)
LO
98 (69.5)
100 (73.0)
93 (75.0)
104 (77.6)
112 (77.8)
GrensBHG KO
18 (13.8)
13 (10.1)
11 (7.9)
13 (9.1)
14 (10.0)
LO
19 (13.5)
16 (11.7)
13 (10.5)
14 (10.4)
16 (11.1)
KO
7 (5.4)
8 (6.2)
9 (6.4)
13 (9.1)
11 (7.9)
LO
22 (15.6)
19 (13.9)
15 (12.1)
14 (10.4)
13 (9.0)
KO
0
0
1 (0.7)
0
1 (0.7)
LO
0
0
0
0
0
KO
0
2 (1.6)
1 (0.7)
2 (1.4)
1 (0.7)
LO
2 (1.4)
02 (1.5)
3 (2.4)
2 (1.5)
3 (2.1)
KO
130
129
140
143
140
LO
141
137
124
134
144
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.67. Spreiding leerlingen W-B
179
2003
2004
2005
3°kl
18 (30.0)
24 (38.7)
19 (33.3)
38 (55.9)
32 (50.0)
1°lj
19 (39.6)
22 (37.9)
18 (30.5)
34 (55.7)
26 (43.2)
GrensBHG 3°kl
17 (28.3)
15 (24.2)
16 (28.1)
19 (27.9)
18 (28.1)
1°lj
10 (20.6)
16 (27.6)
19 (32.2)
16 (26.2)
16 (26.7)
3°kl
8 (13.3)
4 (6.5)
7 (12.3)
3 (4.4)
3 (4.7)
1°lj
5 (10.4)
3 (5.2)
7 (11.9)
3 (4.9)
4 (6.7)
KO
1 (1.7)
12 (19.4)
6 (10.5)
3 (4.4)
2 (3.1)
LO
4 (8.3)
10 (17.2)
7 (11.9)
3 (4.9)
4 (6.7)
3°kl
16 (26.7)
7 (11.3)
9 (15.8)
5 (7.4)
9 (14.1)
1°lj
10 (20.8)
7 (12.1)
8 (13.6)
5 (8.2)
10 (15.7)
3°kl
60
62
57
68
64
1°lj
48
58
59
61
60
3°kl
10
6
7
6
5
1°lj
9
4
3
3
4
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.68. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) W-B
Door de Nederlandstalige basisscholen in de gemeente Watermaal-Bosvoorde zijn nog geen weigeringsattesten uitgeschreven
180
Thuistaal lln 1170 Wat-Bosvoorde 160 140 120 Ned
Aantal
100
Taalgem
80
Frans
60
And
40 20 s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1170 W-Bosvoorde 200 180 160 140
Aantal
120
Ned Taalgem
100
Frans And
80 60 40 20
s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6
0
Schooljaar
Figuur A.54. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) W-B
181
A3.19. Steekkaart van Ukkel
Kleuters 1180 Ukkel 250
Aantal
200 150
K1 K2 K3
100 50
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 450 400 350
Aantal
300 250
inbxl
200
uitbxl
150 100 50
s1 99 s1 3 99 s1 4 99 s1 5 99 s1 6 99 s1 7 99 s1 8 99 s2 9 00 s2 0 00 s2 1 00 s2 2 00 s2 3 00 s2 4 00 s2 5 00 s2 6 00 7
0
Schooljaar
Figuur A.55. Ecvolutie kleuters Ukkel en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
182
Leerlingen 1180 Ukkel 120
100
80
1°lj
Aantal
2°lj 3°lj
60
4°lj 5°lj 6°lj
40
20
s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4
s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1
s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5
0
Schooljaar
Aandeel BHG 450 400 350
Aantal
300 250
inbxl uitbxl
200 150 100 50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A.56. Evolutie leerlingen Ukkel en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
183
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
219 (49.9)
225 (47.8)
225 (48.8)
233 (48.6)
224 (47.2)
LO
238 (45.9)
250 (47.8)
244 (44.9)
250 (46.3)
249 (45.8)
KO
94 (21.4)
112 (23.7)
106 (23.0)
113 (23.6)
112 (23.6)
LO
86 (16.6)
94 (18.0)
112 (20.6)
104 (19.3)
111 (20.4)
KO
35 (8.0)
39 (8.2)
38 (8.2)
39 (8.1)
33 (6.9)
LO
38 (7.3)
40 (7.6)
37 (6.8)
43 (8.0)
46 (8.5)
KO
28 (6.4)
30 (6.3)
33 (7.2)
38 (7.9)
38 (8.0)
LO
60 (11.6)
55 (10.5)
50 (9.2)
49 (9.1)
47 (8.6)
KO
63 (14.4)
66 (14.0)
59 (12.8)
56 (11.7)
68 (14.3)
LO
96 (18.5)
84 (16.1)
101 (18.6)
94 (17.4)
91 (16.7)
KO
439
473
461
479
475
LO
518
523
544
540
544
Tabel A3.69. Recruteringsgebied Ukkel
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
219 (72.5)
225 (70.0)
225 (69.0)
233 (70.0)
224 (69.3)
LO
238 (67.6)
250 (67.6)
244 (65.9)
250 (65.1)
249 (64.7)
GrensBHG KO
29 (9.3)
33 (10.2)
32 (9.8)
31 (9.3)
32 (9.9)
LO
44 (12.5)
44 (11.9)
49 (13.2)
50 (13.0)
53 (13.8)
KO
17 (5.6)
19 (5.9)
20 (6.1)
18 (5.4)
19 (5.9)
LO
20 (5.7)
21 (5.7)
25 (6.8)
28 (7.3)
22 (5.7)
KO
30 (9.9)
30 (9.3)
35 (10.7)
32 (9.6)
31 (9.5)
LO
37 (10.5)
42 (11.4)
38 (10.3)
42..(10.9)
42 (10.9)
KO
8 (2.6)
15 (4.6)
14 (4.3)
19 (5.7)
17 (5.3)
LO
13 (3.7)
13 (3.5)
14 (3.8)
14 (3.6)
19 (4.9)
KO
302
323
326
333
323
LO
352
370
370
384
385
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.70. Spreiding leerlingen Ukkel
184
2003
2004
2005
3°kl
42 (38.9)
65 (57.5)
49 (40.8)
54 (46.2)
60 (49.2)
1°lj
44 (44.4)
49 (40.8)
38 (38.0)
50 (48.5)
52 (46.8)
GrensBHG 3°kl
26 (24.1)
23 (20.4)
31 (25.8)
22 (18.8)
29 (23.8)
1°lj
24 (24.2)
31 (25.8)
25 (25.0)
17 (16.5)
27 (24.3)
3°kl
13 (12.0)
5 (4.4)
8 (6.7)
14 (12.0)
14 (11.5)
1°lj
7 (7.1)
8 (6.7)
5 (5.0)
12 (11.7)
13 (11.7)
KO
7 (6.5)
10 (8.8)
8 (6.7)
9 (7.7)
9 (7.4)
LO
7 (7.1)
8 (6.7)
8 (8.0)
10 (9.7)
8 (7.2)
3°kl
20 (18.5)
10 (8.8)
24 (20.0)
18 (15.4)
10 (8.2)
1°lj
17 (17.2)
24 (20.0)
24 (24.0)
14 (13.6)
11 (9.9)
3°kl
108
113
120
117
122
1°lj
99
120
100
103
111
3°kl
15
19
21
26
28
1°lj
15
26
25
24
25
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.71. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Ukkel
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
22
31
17
18
0
6
1° leerjaar
0
5
5
2
3
0
7
2° leerjaar
0
2
0
3
0
0
0
3° leerjaar
0
1
2
0
1
0
0
4° leerjaar
0
0
3
2
1
0
0
5° leerjaar
00
0
0
1
0
0
0
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
0
1
2
0
0
0
0
Totaal
0
31
43
25
23
0
13
Tabel A3.72. Officiële weigeringen en rapportage Ukkel
185
Thuistaal lln 1180 Ukkel 300 250
Aantal
200
Ned Taalgem
150
Frans And
100 50
s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1180 Ukkel 350
300
Aantal
250 Ned
200
Taalgem Frans 150
And
100
50
s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6
0
Schooljaar
Figuur A.57. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Ukkel
186
A3.20. Steekkaart van Vorst
Kleuters 1190 Vorst 160 140
Aantal
120 100
K1
80
K2
60
K3
40 20
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6 s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3 s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
0
Schooljaar
Aandeel BHG 350 300
Aantal
250 200
inbxl
150
uitbxl
100 50
s1 99 s1 3 99 s1 4 99 s1 5 99 s1 6 99 s1 7 99 s1 8 99 s2 9 00 s2 0 00 s2 1 00 s2 2 00 s2 3 00 s2 4 00 s2 5 00 s2 6 00 7
0
Schooljaar
Figuur A.58. Evolutie kleuters Vorst en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
187
Leerlingen 1190 Vorst 80 70 60 1°lj
Aantal
50
2°lj 3°lj
40
4°lj 5°lj
30
6°lj
20 10
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 300
250
Aantal
200 inbxl
150
uitbxl
100
50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A.59. Evolutie leerlingen Vorst en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
188
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
203 (70.7)
195 (69.1)
187 (64.9)
200 (67.3)
209 (70.1)
LO
177 (67.0)
180 (67.9)
187 (70.0)
191 (65.9)
207 (71.1)
KO
64 (22.3)
65 (23.0)
80 (27.8)
70 (23.6)
62 (20.6)
LO
58 (22.0)
62 (23.4)
54 (20.2)
67 (23.1)
51 (17.5)
KO
7 (2.4)
9 (3.2)
8 (2.8)
6 (2.0)
12 (4.0)
LO
3 (1.1)
4 (1.5)
7 (2.6)
9 (3.1)
10 (3.4)
KO
0
0
0
0
0
LO
3 (1.1)
0
0
0
0
KO
13 (4.5)
13 (4.6)
13 (4.5)
21 (7.1)
15 (5.0)
LO
23 (8.7)
19 (7.2)
19 (7.1)
23 (7.9)
23 (7.9)
KO
287
282
288
297
298
LO
264
265
267
290
291
Tabel A3.73. Recruteringsgebied Vorst
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
203 (63.0)
195 (56.9)
187 (54.4)
200 (53.8)
209 (52.5)
LO
177 (52.7)
180 (50.1)
187 (46.6)
191 (49.9)
207 (51.0)
GrensBHG KO
93 (28.9)
117 (34.1)
123 (35.8)
136 (36.6)
144 (36.2)
LO
114 (33.9)
128 (35.7)
133 (33.2)
122 (31.9)
138 (34.0)
KO
16 (5.0)
22 (6.4)
21 (6.1)
22 (5.9)
29 (7.3)
LO
30 (8.9)
33 (9.2)
31 (7.7)
30 (7.8)
29 (7.1)
KO
4 (1.2)
2 (0.6)
2 (0.6)
2 (0.5)
2 (0.5)
LO
4 (1.2)
4 (1.1)
9 (2.2)
6 (1.6)
7 (1.7)
KO
6 (1.9)
7 (2.0)
11 (3.2)
12 (3.2)
14 (3.5)
LO
11 (3.3)
14 (3.9)
41 (10.2)
34 (8.9)
25 (6.2)
KO
322
343
344
372
398
LO
336
359
401
383
406
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.74. Spreiding leerlingen Vorst
189
2003
2004
2005
3°kl
45 (70.3)
44 (68.8)
60 (72.3)
49 (52.6)
55 (67.9)
1°lj
43 (75.4)
33 (62.3)
46 (75.4)
45 (65.2)
55 (76.4)
GrensBHG 3°kl
10 (15.6)
16 (25.0)
16 (19.3)
19 (25.0)
17 (21.0)
1°lj
7 (12.3)
14 (26.4)
10 (16.4)
15 (21.7)
10 (13.9)
3°kl
1 (1.6)
2 (3.1)
4 (4.8)
5 (6.6)
3 (3.7)
1°lj
1 (1.8)
2 (3.8)
2 (3.3)
4 (5.8)
2 (2.8)
KO
1 (1.6)
0
0
0
0
LO
1 (1.8)
0
0
0
0
3°kl
7 (10.9)
2 (3.1)
3 (3.6)
3 (3.9)
6 (7.4)
1°lj
5 (8.8)
4 (7.5)
3 (4.9)
5 (7.2)
5 (6.9)
3°kl
64
64
83
76
81
1°lj
57
53
61
69
72
3°kl
40
28
36
29
46
1°lj
40
39
42
29
42
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.75. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) Vorst
Klas Kleuter
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp 21
17
29
17
4
9
27
1° leerjaar
0
4
1
2
6
0
0
2° leerjaar
0
0
0
4
0
0
0
3° leerjaar
0
0
0
1
0
0
2
4° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
5° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
1
0
0
0
0
0
0
22
21
30
24
10
9
29
Totaal
Tabel A3.76. Officiële weigeringen en rapportage Vorst
190
Thuistaal lln 1190 Vorst 160 140 120 Ned
Aantal
100
Taalgem
80
Frans
60
And
40 20 s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Schooljaar
Taalachtergrond LO-lln 1190 Vorst 180 160 140 120 Aantal
Ned 100
Taalgem Frans
80
And 60 40 20
s2 00 4 s2 00 5 s2 00 6 s2 00 7
s1 99 7 s1 99 8 s1 99 9 s2 00 0 s2 00 1 s2 00 2 s2 00 3
s1 99 3 s1 99 4 s1 99 5 s1 99 6
0
Schooljaar
Figuur A.60. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) Vorst
191
A3.21. Steekkaart van Sint-Lambrechts-Woluwe
Kleuters 1200 St-Lam-Woluwe 250
Aantal
200 150
K1 K2 K3
100 50
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHV 500 450 400
Aantal
350 300
inbxl
250
uitbxl
200 150 100 50
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A.61. Evolutie kleuters S-L-W en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
192
Leerlingen 1200 St-Lam.-Woluwe 140
120
100
Aandeel
1°lj 2°lj
80
3°lj 4°lj 60
5°lj 6°lj
40
20
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 500 450 400 350
Aantal
300 inbxl
250
uitbxl
200 150 100 50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A.62. Evolutie leerlingen S-L-W en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
193
2003 Gemeente GrensBHG Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
2004
2005
2006
2007
KO
174 (35.4)
192 (36.4)
196 (38.1)
192 (36.4)
207 (40.8)
LO
181 (37.8)
189 (38.0)
199 (37.5)
205 (34.9)
218 (34.1)
KO
137 (27.8)
156 (29.5)
161 (31.3)
188 (35.7)
174 (34.3)
LO
119 (24.8)
123 (24.7)
134 (25.3)
166 (28.3)
198 (30.9)
KO
51 (10.4)
55 (10.4)
43 (8.3)
45 (8.5)
27 (5.3)
LO
41 (8.6)
48 (9.7)
47 (8.9)
45 (7.7)
51 (8.0)
KO
38 (7.7)
40 (7.6)
33 (6.4)
28 (5.3)
29 (5.7)
LO
59 (12.3)
52 (10.5)
54 (10.2)
55 (9.4)
61 (9.5)
KO
92 (18.7)
85 (16.1)
82 (15.9)
74 (14.0)
70 (13.8)
LO
79 (16.5)
85 (17.1)
96 (18.1)
116 (19.8)
112 (17.5)
KO
492
528
515
527
507
LO
479
497
530
587
640
Tabel A3.77. Recruteringsgebied S-L-W
2003 Gemeente
2004
2005
2006
2007
KO
174 (79.1)
192 (80.7)
196 (82.0)
192 (74.4)
207 (75.8)
LO
181 (64.0)
189 (67.3)
199 (68.6)
205 (67.9)
218 (69.2)
GrensBHG KO
32 (14.5)
30 (12.6)
28 (11.7)
51 (19.8)
51 (18.7)
LO
76 (26.9)
72 (25.6)
68 (23.4)
74 (24.5)
71 (22.5)
KO
8 (3.6)
5 (2.1)
4 (1.7)
5 (1.9)
6 (2.2)
LO
8 (2.8)
9 (3.2)
7 (2.4)
9 (3.0)
12 (3.8)
KO
3 (1.4)
5 (2.1)
4 (1.7)
6 (2.3)
4 (1.5)
LO
8 (2.8)
5 (1.8)
4 (1.4)
6 (2.0)
8 (2.5)
KO
3 (1.4)
6 (2.5)
7 (2.9)
4 (1.6)
5 (1.8)
LO
10 (3.5)
6 (2.1)
12 (4.1)
8 (2.6)
6 (1.9)
KO
220
238
239
258
273
LO
283
281
290
302
315
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal
Tabel A3.78. Spreiding leerlingen S-L-W
194
2003
2004
2005
3°kl
53 (43.1)
48 (41.0)
48 (33.6)
52 (36.4)
44 (29.1)
1°lj
40 (38.8)
43 (40.6)
41 (31.5)
40 (31.7)
39 (30.0)
GrensBHG 3°kl
26 (21.1)
23 (19.7)
41 (28.7)
40 (28.0)
60 (39.7)
1°lj
25 (25.5)
22 (20.8)
35 (26.9)
42 (33.3)
49 (37.7)
3°kl
10 (8.1)
9 (7.7)
17 (11.9)
9 (6.3)
19 (12.6)
1°lj
9 (8.7)
9 (8.5)
15 (11.5)
7 (5.6)
13 (10.0)
KO
18 (14.6)
12 (10.3)
13 (9.1)
12 (8.4)
6 (4.0)
LO
12 (11.7)
10 (9.4)
11 (8.5)
13 (10.3)
11 (8.5)
3°kl
16 (13.0)
25 (19.7)
24 (16.8)
30 (21.0)
22 (14.6)
1°lj
16 (15.5)
22 (20.8)
28 (21.5)
24 (19.0)
18 (13.8)
3°kl
123
117
143
143
151
1°lj
103
106
130
126
130
3°kl
11
10
15
9
17
1°lj
17
9
17
14
19
Gemeente
Rest BHG GrensVL Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.79. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) S-L-W
Klas
2003/4
2004/5
2005/6
2006/7
2007/8
2008/9
Rapp
Kleuter
4
39
45
33
18
4
26
1° leerjaar
0
10
18
12
2
0
24
2° leerjaar
0
0
0
0
0
0
2
3° leerjaar
0
0
0
0
0
0
1
4° leerjaar
0
0
0
0
0
0
3
5° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
6° leerjaar
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
13
2
1
0
2
0
0
Totaal
17
51
64
45
22
4
56
Tabel A3.80. Officiële weigeringen en rapportage S-L-W
195
Taalachtergrond LO-lln 1200 St-Lam.-Woluwe 350
300
Aantal
250 Ned
200
Taalgem Frans 150
And
100
50
s2 00 7
s2 00 6
s2 00 5
s2 00 4
s2 00 3
s2 00 2
s2 00 1
s2 00 0
s1 99 9
s1 99 8
s1 99 7
s1 99 6
s1 99 5
s1 99 4
s1 99 3
0
Schooljaar
Thuistaal 1150 St-Pieters-Woluwe 350 300 250 Aantal
Ned 200
Taalgem
150
Frans And
100 50
s2007
s2006
s2005
s2004
s2003
s2002
s2001
s2000
s1999
s1998
s1997
s1996
s1995
s1994
s1993
0
Schooljaar
Figuur A.63. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) S-L-W
196
A3.22. Steekkaart van Sint-Joost-ten-Node
Kleuters 1210 S-J-T-N 100 90 80
Aantal
70 60
K1
50
K2
40
K3
30 20 10
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Aandeel BHG 200 180 160
Aantal
140 120 inbxl
100
uitbxl
80 60 40 20
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
Figuur A.64. Evolutie kleuters St-Joost en verhouding kleuters van binnen en buiten BHG
197
Leerlingen 1210 S-J-T-N 60
50
40
1°lj
Aantal
2°lj 3°lj
30
4°lj 5°lj 6°lj
20
10
0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Aandeel BHG 200 180 160 140
Aantal
120 inbxl
100
uitbxl
80 60 40 20 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A.65. Evolutie leerlingen St-Joost en verhouding leerlingen van binnen en buiten BHG
198
Gemeente GrensBHG Rest BHG Rest VL Totaal
2003
2004
2005
2006
2007
KO
93 (55.7)
99 (58.6)
97 (55.7)
89 (51.1)
81 (54.7)
LO
86 (58.5)
82 (53.2)
85 (53.8)
93 (52.0)
89 (51.7)
KO
69 (41.3)
64 (37.9)
73 (42.0)
81 (46.6)
64 (43.2)
LO
61 (41.5)
66 (42.9)
69 (43.7)
80 (44.7)
77 (44.8)
KO
4 (2.4)
6 (3.6)
3 (1.7)
3 (1.7)
2 (1.4)
LO
0
6 (3.9)
1 (0.6)
3 (1.7)
4 (2.3)
KO
1 (0.6)
0
1 (0.6)
1 (0.6)
1 (0.7)
LO
0
0
3 (1.9)
3 (1.7)
2 (1.2)
KO
167
159
174
174
148
LO
147
154
158
179
172
Tabel A3.81. Recruteringsgebied St-Joost
2003
2004
2005
KO
93 (38.4)
99 (37.6)
97 (39.3)
89 (37.4)
81 (32.4)
LO
86 (33.7)
82 (30.6)
85 (32.2)
93 (32.9)
89 (33.8)
GrensBHG KO
92 (38.0)
99 (37.6)
78 (31.6)
84 (35.3)
78 (31.2)
LO
101 (39.6)
120 (44.8)
102 (38.6)
106 (37.5)
88 (33.5)
KO
48 (19.8)
60 (22.8)
64 (25.9)
62 (26.1)
81 (32.4)
LO
57 (22.4)
59 (22.0)
67 (25.4)
79 (27.9)
77 (29.3)
KO
9 (3.7)
5 (1.9)
8 (3.2)
3 (1.3)
10 (4.0)
LO
11 (4.3)
7 (2.6)
10 (3.8)
5 (1.8)
9 (3.4)
KO
242
263
247
238
250
LO
255
268
264
283
263
Gemeente
Rest BHG Rest VL Totaal
2006
Tabel A3.82. Spreiding leerlingen St-Joost
2007
199
2003
2004
2005
3°kl
25 (54.3)
17 (51.5)
19 (55.9)
35 (59.3)
23 (56.1)
1°lj
17 (47.2)
20 (48.8)
23 (57.5)
23 (39.0)
27 (51.9)
GrensBHG 3°kl
21 (45.7)
16 (48.5)
14 (41.2)
24 (40.7)
17 (41.5)
1°lj
19 (52.8)
21 (51.2)
17 (42.5)
17 (28.0)
24 (46.2)
3°kl
0
0
1 (2.9)
0
1
1°lj
0
0
0
1
0
3°kl
0
0
0
0
0
1°lj
0
0
0
0
1 (1.9)
3°kl
48
33
34
59
41
1°lj
36
41
40
41
52
3°kl
41
44
48
48
48
1°lj
40
39
42
44
44
Gemeente
Rest BHG Rest VL Totaal Niet
2006
2007
Tabel A3.83. Overgang 3°kl – 1°lj (basis 1°l, 3°kl schooljaar ervoor) St-Joost
Klas
2003/4 2004/5 2005/6 2006/7 2007/8 2008/9 Rapp
Kleuter
0
0
0
69
63
71
82
1° leerjaar
0
0
0
5
6
2
1
2° leerjaar
0
0
0
2
0
1
1
3° leerjaar
0
0
0
3
0
1
4
4° leerjaar
0
0
0
0
0
1
1
5° leerjaar
0
0
0
1
0
1
2
6° leerjaar
0
0
0
0
2
0
0
onbekend
0
0
0
1
0
0
0
Totaal
0
0
0
81
71
77
91
Tabel A3.84. Officiële weigeringen en rapportage Sint-Joost
200
Thuistaal lln 1210 S-J-T-N 180 160
Aantal
140 120
Ned
100
Taalgem
80
Frans
60
And
40 20
s2 00 7
s2 00 5
s2 00 3
s2 00 1
s1 99 9
s1 99 7
s1 99 5
s1 99 3
0
Schooljaar
taalachtergrond LO-lln 1210 S-J-T-N 180 160 140
Aantal
120 Ned
100
Taalgem Frans
80
And
60 40 20 0 s1993 s1994 s1995 s1996 s1997 s1998 s1999 s2000 s2001 s2002 s2003 s2004 s2005 s2006 s2007 Schooljaar
Figuur A.66. Evolutie thuistaal kleuteronderwijs (boven) en lager onderwijs (onder) StJoost
201
Appendix 4. Sociale achtergrond leerlingen op niveau gemeente Sociale achtergrond N
Brussel
Laken
Schaarbeek
Etterbeek
Elsene
St-Gillis
Minimum
Maximum
Mean
Std. Deviation
Indiclln2002
8
,22
,99
,6420
,34459
GOKlln2002
8
,20
,85
,5343
,25798
Indiclln2005
8
,52
1,00
,8183
,18608
GOKlln2005
8
,22
,79
,5392
,22444
Indiclln2002
8
,41
1,00
,6992
,20685
GOKlln2002
8
,18
,84
,4386
,23695
Indiclln2005
8
,49
,97
,7738
,16171
GOKlln2005
8
,19
,74
,4300
,18207
Indiclln2002
7
,64
1,00
,8803
,13558
GOKlln2002
7
,22
,92
,6213
,27110
Indiclln2005
7
,69
1,00
,8917
,12395
GOKlln2005
7
,23
,88
,6066
,26607
Indiclln2002
5
,00
1,00
,6440
,39337
GOKlln2002
5
,00
,99
,4388
,37648
Indiclln2005
5
,00
1,00
,6788
,40713
GOKlln2005
5
,00
,98
,4512
,37671
Indiclln2002
2
,76
,85
,8062
,06566
GOKlln2002
2
,15
,36
,2533
,15284
Indiclln2005
2
,66
,82
,7402
,11213
GOKlln2005
2
,14
,38
,2614
,16644
Indiclln2002
2
,94
1,00
,9713
,04064
GOKlln2002
2
,51
,83
,6683
,22440
Indiclln2005
2
,91
,99
,9496
,06210
GOKlln2005
2
,52
,75
,6384
,16472
202
A’lecht
Molenbeek
Koekelberg
S-A-B
Ganshoren
Jette
N-O-H
Indiclln2002
18
,19
1,00
,6973
,20380
GOKlln2002
18
,07
,88
,4195
,21042
Indiclln2005
18
,42
1,00
,7906
,18547
GOKlln2005
18
,12
,87
,4516
,20496
Indiclln2002
12
,25
1,00
,8142
,24976
GOKlln2002
12
,16
,87
,5660
,23893
Indiclln2005
12
,77
1,00
,9295
,06623
GOKlln2005
12
,23
,84
,6071
,18932
Indiclln2002
3
,50
,99
,8216
,27985
GOKlln2002
3
,26
,81
,6216
,31211
Indiclln2005
3
,70
,99
,8957
,16607
GOKlln2005
3
,36
,85
,6650
,26487
Indiclln2002
5
,36
,93
,6121
,21909
GOKlln2002
5
,11
,42
,2566
,13152
Indiclln2005
5
,51
,93
,6649
,17322
GOKlln2005
5
,17
,48
,3107
,13015
Indiclln2002
4
,11
,76
,4978
,27449
GOKlln2002
4
,11
,39
,2001
,12753
Indiclln2005
4
,61
,86
,7488
,10402
GOKlln2005
4
,25
,51
,3311
,12055
Indiclln2002
6
,00
,90
,6325
,33404
GOKlln2002
6
,00
,46
,2854
,17746
Indiclln2005
6
,33
,89
,6661
,23934
GOKlln2005
6
,13
,59
,3733
,18772
Indiclln2002
3
,35
,81
,6275
,24176
GOKlln2002
3
,14
,44
,3147
,15345
Indiclln2005
3
,57
,95
,7763
,19243
GOKlln2005
3
,18
,69
,4434
,25480
203
Haren
Evere
S-P-W
Oudergem
W-B
Ukkel
Vorst
Indiclln2002
2
,35
,74
,5421
,27751
GOKlln2002
2
,24
,32
,2792
,05456
Indiclln2005
2
,50
,79
,6457
,20044
GOKlln2005
2
,22
,31
,2638
,06125
Indiclln2002
5
,39
,80
,6705
,16531
GOKlln2002
5
,16
,39
,3007
,08376
Indiclln2005
5
,41
,94
,7736
,20945
GOKlln2005
5
,19
,46
,3419
,10293
Indiclln2002
6
,00
,74
,4040
,32228
GOKlln2002
6
,00
,25
,0888
,09481
Indiclln2005
6
,69
,90
,7691
,07437
GOKlln2005
6
,00
,31
,1146
,11881
Indiclln2002
3
,00
,65
,4283
,37106
GOKlln2002
3
,00
,15
,0660
,07574
Indiclln2005
3
,52
,88
,7154
,18228
GOKlln2005
3
,00
,17
,0928
,08746
Indiclln2002
3
,00
,63
,2106
,36477
GOKlln2002
3
,00
,14
,0474
,08213
Indiclln2005
3
,57
,82
,7111
,12691
GOKlln2005
3
,05
,08
,0591
,02196
Indiclln2002
6
,00
,90
,4275
,38669
GOKlln2002
6
,00
,31
,1874
,14708
Indiclln2005
6
,63
,92
,7591
,10974
GOKlln2005
6
,05
,36
,1950
,13589
Indiclln2002
3
,65
,94
,7767
,14990
GOKlln2002
3
,23
,57
,3636
,18047
Indiclln2005
3
,71
,91
,7925
,10390
GOKlln2005
3
,26
,68
,4069
,23472
204
S-L-W
Indiclln2002
5
,00
,79
,5323
,30877
GOKlln2002
5
,00
,14
,0950
,05882
Indiclln2005
5
,70
,89
,8076
,07490
GOKlln2005
5
,09
,19
,1357
,04177
Valid N
5
(listwise)
StJoost
Indiclln2002
1
,98
,98
,9848
.
GOKlln2002
1
,91
,91
,9055
.
Indiclln2005
1
,98
,98
,9814
.
GOKlln2005
1
,91
,91
,9071
.
.
Tabel A1. Sociale achtergrond leerlingen op niveau van gemeente