Verslag symposium ‘Nait Soezen, moar doun’, 15 mei 2014 Drs. Nienke Riemersma, Wetenschapswinkel Geneeskunde & Volksgezondheid, Toegepast Gezondheidsonderzoek, UMCG.
Op donderdag 15 mei 2014 was in Groningen het symposium ‘Nait Soezen, moar doun’. Het symposium ging over een project rond de inzet van generalistisch werkende Nait Soezen (NS)-wijkverpleegkundigen in een aantal achterstandswijken in de gemeenten Groningen en Hoogezand-Sappemeer. De inzet van deze wijkverpleegkundigen beoogt een verbindende schakel te vormen tussen cliënten, de informele zorg, hulpverleners en zorginstanties in wijken en plattelandsgebieden waar sprake is van sociaaleconomische- en gezondheidsachterstanden. Ongeveer negentig belangstellenden hebben zich voor deze avond opgegeven. Verschillende organisaties waren daarbij vertegenwoordigd, zoals thuiszorgorganisaties, zorginstellingen, welzijnsorganisaties, gemeenten, zorgverzekeraars en ZonMw. Daarnaast waren er NSwijkverpleegkundigen, huisartsen, zelfstandigen en de leden van de stuurgroep van Nait Soezen aanwezig. Feestelijke opening door dr. Ger van der Werf, oud huisarts, voorzitter stuurgroep Nait Soezen Na de ontvangst met koffie en thee opent de heer dr. Ger van der Werf, als voorzitter van de stuurgroep van het Nait Soezen project, het symposium met een korte toespraak. Hierin geeft hij een globale historische schets van het project Nait Soezen en licht hij toe hoe het project werd en wordt gefinancierd. Dit symposium dient mede om verantwoording af te leggen over Nait Soezen als experiment. Dat Nait Soezen goed loopt is naar de mening van de voorzitter al bewezen met het winnen van een prestigieuze prijs van ZonMw, waarmee het project tot een Parelproject werd uitgeroepen. Nait Soezen: ‘een dag uit het leven van de Nait Soezen verpleegkundige’ door Arga Luining, wijkverpleegkundige Mevrouw Arga Luining is NS-wijkverpleegkundige en neemt de toehoorder mee, aan de hand van drie cases, in een willekeurige werkdag van de NS-wijkverpleegkundige. Vaak wordt de NSwijkverpleegkundige op basis van een ‘niet pluis gevoel’ van de aanmelder ingezet bij een cliënt of meldt de cliënt zichzelf aan. De NS-wijkverpleegkundige gaat dan op huisbezoek en inventariseert welke zorg nodig is. Waar nodig wordt doorverwezen. Als aan de hulpvraag tegemoet is gekomen trekt de NSwijkverpleegkundige zich terug. Er vindt dan een terugkoppeling aan de aanmelder plaatst, zodat deze weet wat er met de cliënt aan de hand is, welke zorg is ingezet en, als de zorg wordt gecontinueerd, met wie de aanmelder bij vragen contact kan opnemen. In alle drie de besproken cases komt naar voren hoe belangrijk het is dat de NS-wijkverpleegkundige een generalistische blik heeft en vooral ook verder kijkt dan de hulpvraag alleen. Zo wordt een casus beschreven waarin een cliënt is aangemeld door haar dochter, nadat de cliënt na een ongeluk geen zorg ontvangt. De dochter is er van overtuigd dat er wel zorg nodig is, terwijl er geen thuiszorg is ingezet. De NS-wijkverpleegkundige constateert dat de zelfzorg 1
van de cliënt voldoende is. Cliënt heeft een wond waarvoor zij een afspraak in het ziekenhuis heeft. De NS-wijkverpleegkundige bekijkt de wond en concludeert dat deze licht van aard is en wondverzorging ook thuis door de dochter kan plaatsvinden. Hierdoor behoeft het ziekenhuis niet te worden bezocht. De NS-wijkverpleegkundige komt wel langs om vinger aan de pols te houden en constateert tijdens die bezoeken dat de thuiswonende zoon psychische problemen heeft en hier niet de nodige hulp voor ontvangt. Hier kan de NS-wijkverpleegkundige meteen op inspringen, waarmee wordt geïllustreerd dat zij vaak breder kijkt en handelt dan op basis van alleen de hulpvraag van de aangemelde cliënt. Na een beeld te hebben gekregen van een werkdag van de NS-wijkverpleegkundige wordt er ingegaan op de uitkomsten van enkele onderzoeksprojecten die in het kader van Nait Soezen zijn uitgevoerd. De eerste twee gepresenteerde onderzoeken gaan daarbij in op de situatie van het begin van het project tot eind 2012 (financiering door ZonMw). Het derde onderzoek gaat over de situatie na 2012 (financiering door zorgverzekeraar Menzis, de gemeenten Groningen en Hoogezand-Sappemeer en het Huisartsen AchterstandsOndersteuningsFonds) en betreft een procesevaluatie. Onderzoekspresentatie door: drs. Yvonne te Hoeve, onderzoeker/promovendus Wenckebach Instituut UMCG/School of Nursing & Health UMCG: ’Tevredenheidsonderzoek bij wijkverpleegkundigen en huisartsen; verschillen en overlap in werkterrein’ (zie bijlage voor sheets presentatie) Mevrouw drs. Yvonne ten Hoeve heeft in een exploratief onderzoek gekeken naar de tevredenheid van wijkverpleegkundigen (N= 17 in 2011 en N=14 in 2012) en huisartsen (N= 29 in 2011 en N=33 in 2012) in Groningen en Hoogezand-Sappemeer en naar de verschillen en de overlap tussen de werkterreinen van deze twee professionals. In het voorjaar 2011 en in het najaar 2012 zijn metingen gedaan met vragenlijsten. Allereerst belicht Yvonne de uiteenlopende categorieën cliënten waaraan de wijkverpleegkundigen volgens henzelf en volgens de huisartsen zorg verlenen. Hierin is een verschil te zien. De wijkverpleegkundigen geven aan dat zij vooral te maken hebben met de categorie cliënten met sociale en maatschappelijke problematiek, zoals eenzame cliënten, zorgmijders en cliënten die de juiste instanties niet weten te vinden. De huisartsen geven een meer gevarieerde problematiek aan bij de cliënten die volgens hen door de wijkverpleegkundigen worden gezien. Eenzaamheidproblematiek en cliënten die de juiste instanties niet weten te vinden worden door de huisarts minder vaak genoemd. Wat betreft werkzaamheden wordt er tussen wijkverpleegkundigen en huisartsen ook een verschil gezien. Wijkverpleegkundigen geven aan dat zich vooral bezighouden met het organiseren en coördineren van de zorg rondom de cliënt en het verlenen van de nodige (geïndiceerde en nietgeïndiceerde) zorg. Huisartsen zien het signaleren en inventariseren van de zorgvraag als een van de belangrijkste bezigheden van de wijkverpleegkundigen. Beide professionals hebben dezelfde doelen voor ogen, namelijk het ondersteunen van cliënten bij het oplossen van problemen of het stabiliseren van situaties om erger te voorkomen. Ook is in het onderzoek gekeken naar de samenwerking tussen de huisarts en de wijkverpleegkundige. In het begin bleek het voor de huisarts niet duidelijk wat de NS-wijkverpleegkundige deed en verliep de samenwerking stroef. In de loop van de tijd is deze echter sterk verbeterd en de wijkverpleegkundige en de huisarts vormen nu samen meer een ‘tandem’. Zo kan de wijkverpleegkundige taken van de huisarts overnemen waar deze laatste geen tijd voor heeft. Ook is er nu één loket voor de gezamenlijke zorg aan de cliënt. De huisarts zelf ziet dan ook een duidelijk meerwaarde in de samenwerking en oordeelt 2
positief over Nait Soezen. Snelle inzetbaarheid van zorg, prettige samenwerking, taakverlichting en verbetering van de kwaliteit van de zorg staan centraal in het oordeel van de huisartsen. Ook de ervaringen van de wijkverpleegkundigen zelf zijn positief. Zij kunnen op een generalistische wijze hun vak uitoefenen, functioneren autonoom en hebben voldoende tijd voor de cliënt. De zorg rondom de cliënt kan op alle vlakken efficiënt worden geregeld. Nait Soezen is een project met een duidelijke meerwaarde voor zowel de huisarts, de wijkverpleegkundige als de cliënt en dient zeker gecontinueerd te worden, zo luidt de overkoepelende conclusie. Onderzoekspresentatie door: dr. Jolanda Tuinstra, coördinator Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid UMCG: ‘Wat is er terecht gekomen van de uitgangspunten?’ Toegelicht op basis van registratiecijfers tot eind 2012 (zie bijlage voor sheets presentatie) Mevrouw dr. Jolanda Tuinstra schetst aan de hand van cijfers van het registratiebestand van Nait Soezen enkele beelden. De gegevens uit het registratiebestand zijn van de jaren 2010 tot en met 2012. In totaal zijn 943 cliënten in kaart gebracht. De cliënten zijn woonachtig in Groningen of Hoogezand-Sappemeer. 64% van deze cliënten is vrouw en de overige 36% man. De gemiddelde leeftijd is 68 jaar (range 0-100). Uit de gegevens komen enkele beelden naar voren. De zorgvraag is voor het grootste gedeelte van psychosociale (56%) aard. Zorgvragen op het terrein van gezondheid (28%) nemen de tweede plaats in en de overige 16% van de zorgvragen vallen in de categorie ‘anders’, zoals bijvoorbeeld preventie. Als de zorgvraag op het terrein van gezondheid ligt wordt vaker de interventie ‘inventarisatie van zorg’ ingezet. Cliënten met een zorgvraag op dit terrein worden vaker door de huisarts bij Nait Soezen aangemeld dan andere cliënten. Bij psychosociale zorgvragen blijkt afstemming van zorg een belangrijk aandachtspunt en blijkt de cliënt vaak door iemand anders dan de huisarts te zijn aangemeld, bijvoorbeeld een andere zorgverlener, een mantelzorger of de cliënt zelf. Het project Nait Soezen loopt zowel in Groningen als in Hoogezand-Sappemeer. Omdat deze plaatsen qua demografische aspecten en problematiek verschillen, is ook ingezoomd op beelden van de verschillende ‘wijken’. Daarbij zijn drie ‘wijken’ gevormd: als eerste de wijk ‘stad Groningen’ (Centrum, Korreweg, Oosterpark, Paddepoel en Selwerd), als tweede de wijk Vinkhuizen (omdat de NSwijkverpleegkundige hier, anders dan in de andere wijken, werkzaam is in een gezondheidscentrum) en als derde de wijk Hoogezand. Een duidelijk verschil tussen de drie ‘wijken’ is de gemiddelde leeftijd van de cliënten. In Hoogezand zijn de cliënten gemiddeld jonger (55 jaar) ten opzichte van ‘stad Groningen’ (69 jaar) en Vinkhuizen (72 jaar). Verder is een beeld uit de registratiecijfers dat in de ‘stad Groningen’ de zorgvraag vaker psychosociaal van aard is, in de wijk Vinkhuizen vaker op het gebied van gezondheid ligt en in de wijk Hoogezand vaker onder de categorie ‘anders’ valt. Deze verschillen kunnen voor een deel verklaard worden door de verschillen in gemiddelde leeftijd van cliënten in de wijken. Net als de uiteenlopende zorgvraag verschillen ook de ingezette interventies in de drie ‘wijken’. In de ‘stad Groningen’ liggen deze vaker op het terrein van afstemming van zorg en in Vinkhuizen en Hoogezand meer op dat van inventarisatie van de zorgvraag. Een ander gevolg van het bestaan van een gezondheidscentrum in Vinkhuizen is dat daar de cliënten vaker worden aangemeld door de huisarts. Dit hangt nauw samen met de organisatievorm van Vinkhuizen: de huisarts en NS-wijkverpleegkundige binnen een gezondheidscentrum.
3
Onderzoekspresentatie door: dr. Roel Bakker, senior onderzoeker Toegepast Gezondheidsonderzoek UMCG: ‘Hoe kijken betrokkenen en omstanders naar het heden van Nait Soezen en naar de toekomst?’ (zie bijlage voor sheets presentatie) Voor de pauze wordt als laatste het woord gegeven aan de heer dr. Roel Bakker. Deze presentatie gaat over een procesevaluatie van Nait Soezen. Aan de hand van interviews met direct bij Nait Soezen betrokkenen (N=11) en niet direct betrokkenen (N=6) is het werkproces op uitvoerend niveau en op het niveau van de stuurgroep geëvalueerd. Als eerste wordt ingegaan op de samenwerking tussen de NSwijkverpleegkundige en de huisarts. De NS-wijkverpleegkundigen gaven aan in het begin van het project fors in deze samenwerking te hebben geïnvesteerd. Niet bij alle huisartspraktijken leidde dit tot het gewenste effect. Vooral bij grote groepspraktijken bleek het moeilijk om samenwerking met de huisarts van de grond te krijgen. Waar de samenwerking wel tot stand is gekomen, heeft dit positieve gevolgen gehad. Zo is beter te achterhalen wat de daadwerkelijke zorgvraag van de cliënt is. Zorgmijders en cliënten met moeilijk te duiden klachten komen meer in zicht. In de veelheid van wijkverpleegkundigen die werkzaam zijn bij verschillende organisaties vormt de NS-wijkverpleegkundige voor de huisarts een belangrijk aanspreekpunt. Ook toegenomen mogelijkheden voor preventie op het niveau van de individuele cliënt worden als positieve effecten benoemd. En er is sprake van een afname van kortdurende opnames uit sociale indicatie. Naast deze effecten op cliëntniveau worden door de geïnterviewden ook andere effecten genoemd tijdens de procesevaluatie, zoals meer arbeidsvreugde bij de wijkverpleegkundigen, demedicalisering en daardoor een kostenbesparing, efficiëntere inzet van zorgverleners en meer aandacht voor de factor gezondheid binnen de sociale teams. De financieringsstructuur is vanaf 1 januari 2013 veranderd binnen het Nait Soezen project. Werd Nait Soezen tot die datum gefinancierd door ZonMw; daarna verliep de financiering via Zorgverzekeraar Menzis, de betrokken gemeenten en het AchterstandsOndersteuningsFonds van de huisartsen. Door deze verandering is binnen de stuurgroep min of meer een patstelling ontstaan. Waar de gemeenten hun focus hebben op de verbinding tussen welzijn en zorg, door positionering van de NSwijkverpleegkundige in het sociale team, zet de zorgverzekeraar vooral in op doelmatigheid en het helder krijgen van financieringsstromen, terwijl de huisartsen tenslotte de aansturing van het primaire proces vooral centraal stellen. Uit deze verschillen in focus komen enkele dillema’s voort, zoals het feit dat de zorgverzekeraar een andere, meer populatiegerichte invulling geeft aan het begrip preventie dan de gemeenten. Als laatste komt in de presentatie de toekomst van Nait Soezen kort aan bod. In de brief staatssecretaris van Rijn, Directoraat Generaal Langdurige Zorg van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dd. 4 maart 2014, worden duidelijke richtlijnen voor de toekomst gegeven. Zo blijkt een meer generalistische werkwijze van de wijkverpleegkundige te worden geborgd, als na 1 januari 2015 de wijkverpleging wordt overgeheveld naar de zorgverzekeringswet. Ook zal de wijkverpleegkundige een structurele positie binnen de sociale teams krijgen. Roel Bakker besluit zijn presentatie met het schetsen van een paradox: het succes van Nait Soezen komt voort uit het feit dat de NS-wijkverpleegkundigen onafhankelijk van de financieringssystematiek (de indicatiestelling) kunnen werken. Binnen de stuurgroep lijkt echter de financieringssystematiek de meest bepalende factor die het besluitvormingsproces bepaalt. Deze paradox dient zo snel mogelijk opgeheven te worden.
4
Inleiding op de discussiegroepen Na de pauze wordt ‘Zorgenloos’ van Van Kooten en De Bie (1997) getoond: Meneer Barendse wil na het overlijden van zijn vrouw eindelijk doen waar hij zin in heeft. Sinds kort komt echter mevrouw De Wilde van de Thuiszorg wekelijks langs om op zijn zelfzorg toe te zien en lijkt aan deze zorgenloosheid een einde te komen…… Vervolgens richt het programma zich op negen stellingen. Allereerst werd een stelling naar keuze kort ingeleid door mevrouw Marloes Schwinghammer van Zorgbelang Groningen en vervolgens door mevrouw Etty ter Steeg van zorgverzekeraar Menzis. Daarna werd in subgroepen gediscussieerd over één van de negen stellingen. Mevrouw Marloes Schwinghammer van Zorgbelang Groningen geeft een toelichting op de stelling: In de wirwar van veranderingen die in deze en de komende tijd op de zorg afkomen is te verwachten dat mensen tussen wal en schip zullen geraken: om dat tijdig te signaleren is een generalistische kijk noodzakelijk. Zij licht toe dat er naar verwachting steeds meer kwetsbare groepen (bijvoorbeeld ouderen, chronisch zieken en cliënten met GGZ-problematiek) in de wijk komen, terwijl cliënten langer thuis blijven wonen. Als er wel zorg nodig is en dit niet formeel is geregeld, komt daardoor de mantelzorg meer onder druk te staan. Daarnaast vinden er ook veranderingen plaats in de zorg. Zo kunnen er straks minder cliënten naar de dagopvang en verschuiven er zorgtaken van het ziekenhuis naar de huisarts. Dit alles brengt angst en onzekerheid bij de cliënt teweeg. “Kan ik nog wel zorg krijgen?” is daarbij een door de cliënt vaak gestelde vraag. De vraag is wel of je, om deze zorg te kunnen coördineren, een generalistische kijk nodig hebt. Met deze toelichting draagt Marloes de stelling over aan de groep die hem in het laatste deel van het symposium zal behandelen. De tweede spreker, mevrouw Etty ter Steeg (Menzis), geeft een toelichting bij de stelling: De wijkverpleegkundigen van Nait Soezen hebben laten zien dat over grenzen heen durven kijken en doen loont; laten de bestuurders daar een voorbeeld aan nemen! Bij het durven kijken en ook daadwerkelijk doen is het belangrijk dat het ook mag, zo geeft zij aan. Bestuurders willen wel over grenzen heen kijken, maar worden vaak tegengehouden. Als gekeken wordt naar Nait Soezen is het belangrijk gebleken dat de wijkverpleegkundige over de grenzen heen kijkt en ook mag kijken. Willen bestuurders ook over grenzen heen kijken dan dient men te denken in oplossingen en niet in problemen. Als er in oplossingen wordt gedacht dan wordt er automatisch over elkaars grenzen heen gekeken en kan het probleem samen worden opgelost. Het denken in oplossingen ligt op die manier aan de basis van een goede samenwerking tussen hen die besluiten moeten nemen. Discussie in groepen over de vraag: welke consequenties moeten we trekken uit onze bevindingen en ervaringen; de generalistisch aanpak, financiële en bestuurlijke randvoorwaarden, de huisartszorg, de gemeentelijke sociale teams Na deze inleidingen op twee stellingen gaan de deelnemers in de zaal in groepen uiteen om meerdere stellingen te bespreken. Iedere groep heeft een eigen stelling meegekregen en voert hierover een discussie. Is men het eens met de stelling of levert de stelling geen nieuwe gezichtspunten meer op dan
5
kan naar een andere stelling worden overgegaan. De bevindingen worden vervolgens plenair teruggekoppeld via de gespreksleider van iedere groep, met daarbij de volgende vier opties: 1. We waren het unaniem eens met de stelling 2. We konden niet tot consensus over deze stelling komen: we waren verdeeld: aantal deelnemers voor en tegen aangeven 3. We waren het unaniem oneens met deze stelling: de juiste stelling luidt: (formuleer in één zin een tegenstelling) 4. De stelling leidde tot een volstrekt verwarrende discussie zonder kop of staart: de stelling zo geformuleerd deugt niet, want het bleek niet mogelijk om het eens of oneens te zijn met deze stelling Samenvatting en conclusies vanuit de discussiegroepen Hieronder per stelling de plenaire terugkoppeling en een korte samenvatting van de discussie. Stelling A: De wijkverpleegkundige is als generalistisch werkende verpleegkundige onmisbaar in de rol van intermediair tussen de medische zorg en het sociale domein, want bij veel problemen die in de medische zorg terecht komen spelen zowel gezondheid als welzijn een rol. Terugkoppeling: We waren het unaniem eens met de stelling Samenvatting: Er vindt wel een discussie plaatst over de vraag of de rol van wijkverpleegkundige ook door een niet-verpleegkundige (bijvoorbeeld een indicatieadviseur) kan worden vervuld en of een niet-verpleegkundige medische zorg kan verstrekken. De conclusie is niet alleen dat binnen het sociaal team de wijkverpleegkundige onmisbaar is, maar vooral ook dat een goede samenwerking binnen dit team belangrijk is. Het team moet elkaar wel genoeg ontmoeten, de lijntjes moeten kort blijven en iedereen moet zich bewust zijn van wat hij doet. In principe maakt het dan niet uit wie er als eerst achter de voordeur komt, maar iedereen moet wel zijn professionaliteit behouden om de juiste personen op het juiste moment in te schakelen. Op die manier kan de zorg goed worden georganiseerd. Stelling B: In de wirwar van veranderingen die in deze en de komende tijd op de zorg afkomen is te verwachten dat mensen tussen wal en schip zullen geraken: om dat tijdig te signaleren is een generalistische kijk noodzakelijk. Terugkoppeling: We konden niet tot consensus over deze stelling komen: we waren verdeeld: vijf deelnemers zijn voor, één deelnemer is tegen en één deelnemer twijfelt. Samenvatting: Er wordt gediscussieerd en geconcludeerd dat een schakelfunctie (in feite zijn generalistische blik en schakelfunctie hetzelfde) inderdaad heel erg belangrijk is. De persoon die zo’n functie heeft dient het netwerk goed te kennen. In feite betreft dit iedere persoon in het sociale team. Aangegeven wordt dat het belangrijker is dat een zorgverlener tijdig via het netwerk naar andere disciplines doorverwijst dan dat hij alles weet. Naast een generalistische blik is een holistische blik minstens even belangrijk, zo wordt aangegeven. Als opmerking wordt geplaatst dat het wel van belang is dat verpleegkundigen hun eigen vak blijven uitoefenen. Zij zijn er primair voor zorg en voor netwerken en hoeven bijvoorbeeld niet alles van ziekten te weten. Geconstateerd wordt tevens dat het aantal verpleegkundigen in de eerste lijn afneemt.
6
Stelling C: Binnen een sociaal team is de wijkverpleegkundige zeker niet de enige die een generalistisch oordeel kan geven over de noodzaak om zorg in te zetten of juist te beëindigen. Terugkoppeling: We waren het unaniem eens met de stelling Samenvatting: De stelling wordt eerst breder getrokken. Aangegeven wordt dat het niet alleen om het inzetten of beëindigen van zorg gaat, maar ook om het bieden van ondersteuning. Daarnaast is het belangrijk dat een sociaal team interdisciplinair moet zijn. Wel wordt hierbij benadrukt dat het noodzakelijk is één aanspreekpunt te hebben voor de cliënt. Wanneer te veel mensen plaats nemen in een sociaal team kan het zijn doel voorbij streven, zo wordt aangegeven. Dan groeit namelijk het risico dat het belang van de cliënt uit het oog wordt verloren. In de samenwerking binnen het sociaal team is het belangrijk dat alle daarin participerende zorgverleners goed weten waar hun werkterrein ophoudt. Anderzijds moeten zij van elkaar kunnen verdragen dat men soms tijdelijk op elkaars terrein werkt. Zo lang men zich daarvan bewust is, hoeft dat geen probleem te zijn. Stelling D: Nu de verpleging onder de wet zorgverzekering zal gaan vallen beslist de zorgverzekeraar waar en hoeveel generalistisch werkende wijkverpleegkundigen ingezet moeten worden. Terugkoppeling: We waren het unaniem oneens met deze stelling (de groep heeft geen tegenstelling geformuleerd) Samenvatting: De deelnemers geven bij de stelling aan dat het veeleer dient te gaan over een goede samenwerking tussen de zorgverzekering en de generalistische werkende wijkverpleegkundigen. De zorgverzekering mag nooit de enige zijn die dit bepaalt. Het is wel zo dat de zorgverzekering de beheerder van het geld is en er dus op moet letten dat er niet te veel geld wordt uitgegeven. Bij nadere bestudering van de stelling klopt wel dat de zorgverzekeraar mag bepalen hoeveel generalistisch werkende wijkverpleegkundigen ingezet moeten worden, maar het 'waar' dat kan alleen worden besloten vanuit een goede samenwerking. Daarnaast is ook een efficiënte samenwerking tussen zorgverzekeraar en gemeente van belang. Ook hier moet sprake van een samenspel zijn. Zo heeft de ene wijk meer aandacht nodig dan de andere. Een laagdrempelig platform in de wijk kan ervoor zorgen dat partijen daarbij een verbinding zoeken met het sociaal wijkteam. Stelling E: Beslissing over het inzetten en beëindigen van medische en maatschappelijke zorg moeten door een hoogopgeleide generalistisch werkende professional genomen worden die dicht bij de patiënt, de cliënt staat. Terugkoppeling: We waren het unaniem oneens met deze stelling: de juiste stelling luidt: Beslissingen over het inzetten en beëindigen van medische zorg en maatschappelijke ondersteuning moeten in samenspraak met de cliënt en/of mantelzorger (direct betrokkenen) worden genomen door een generalistische professional met bepaalde (nader te definiëren) competenties. Samenvatting: Het gaat bij de stelling namelijk niet om alleen de opleiding van de professional, maar vooral om de competenties. Een lager opgeleide professional kan deze competenties wel in de praktijk hebben opgedaan. Naast de juiste competenties is ook een generalistische kijk essentieel. Opgemerkt wordt dat goed kunnen samenwerken en contactuele vaardigheden vooral belangrijke competenties zijn. Hier is een hoogopgeleide professional meestal wel meer in getraind. Het nemen van beslissingen over het inzetten en beëindigen van medische en maatschappelijke zorg (eerste deel van de stelling) is
7
volgens de deelnemers wel een taak van de professional maar altijd in samenspraak met de cliënt en/of mantelzorger. Stelling F: Stabilisering van de situatie en het voorkomen van erger is het belangrijkste effect dat de generalistisch werkende wijkverpleegkundige moet nastreven. Terugkoppeling: We waren het unaniem eens met de stelling Samenvatting: Er worden wel kanttekening geplaatst bij de stelling. Het stabiliseren en voorkomen van erger is een startpunt, maar na het stabiliseren moet er ook, indien mogelijk, sprake zijn van verbetering. Voor verbetering is samenwerking nodig, dit kan de wijkverpleegkundige namelijk niet alleen bewerkstelligen. Ten aanzien van alle zorg die de cliënt ontvangt is het belangrijk dat deze zelf de regie heeft. De cliënt heeft een belangrijke rol is het eigen zorgproces. Stelling G: Efficiënt samenwerken in de zorg kan alleen maar als er niet meer dan vijf zorgverleners bij de zorg van een patiënt of een gezin betrokken zijn Terugkoppeling: We waren het unaniem oneens met deze stelling: de juiste stelling luidt: Efficiënt samenwerken in de zorg kan alleen als er één aanspreekpunt of vertrouwenspersoon bij de zorg van een patiënt of een gezin betrokken is alsmede een aantal onzichtbare schakels. Samenvatting: In de praktijk kan het nodig zijn dat er meer dan vijf zorgverleners bij een patiënt of gezin betrokken zijn. Het gaat niet om het aantal, maar om de juiste afstemming, zo wordt aangegeven. In dat kader is het veel belangrijker dat er één aanspreekpunt is, één zorgverlener die de regie heeft. Deze persoon regelt de coördinatie en zorgt voor terugkoppeling. Het aanspreekpunt kan een generalist zijn die een vertrouwensrelatie opbouwt met de cliënt en/of het gezin. Doordat er van veel wisseling van zorgverleners sprake is, is het aan te bevelen dat minimaal drie jaar dezelfde vertrouwenspersoon aan een cliënt en/of gezin wordt toegewezen. Naast het aanspreekpunt staat een multidisciplinair team met de benodigde specialisten (de onzichtbare schakels). Bij het inzetten van verschillende zorgverleners is samenwerken een belangrijk aandachtspunt. Stelling H: De wijkverpleegkundigen van NS hebben laten zien dat over grenzen heen durven kijken en doen loont; laten de bestuurders daar een voorbeeld aan nemen! Terugkoppeling: We waren het unaniem eens met de stelling Samenvatting: In de discussie komt naar voren dat veel wijkverpleegkundigen niet alle ins en outs van de wetmatige regels kennen en dat het daardoor soms ook makkelijker is om over grenzen heen te durven gaan. Bestuurders kennen deze regels wel of zijn zich daar van bewust, wat maakt dat het lastiger is om regels en wetten te overschrijden. Kaders zijn bovendien wel belangrijk voor de wijkverpleegkundigen, de rekbaarheid van deze kaders mogen ze echter zelf opzoeken. En daarvoor is wel durf nodig. Belangrijker is dat er in alle gevallen wordt gedaan wat heb beste is voor de cliënt, zo wordt aangegeven. En om voldoende kwaliteit te kunnen leveren is een generalistische aanpak nodig. De bestuurders moeten hiervoor ruimte bieden. Voor zowel de wijkverpleegkundigen van Nait Soezen als de bestuurders geldt dat regels nooit 100% steekhoudend zijn. Beiden moeten niet alleen binnen hun eigen kaders denken maar er ook overheen kijken, want dat komt de kwaliteit ten goede.
8
Stelling Y: Het type werk dat de NS-zusters doen vraagt om hoog opgeleide verpleegkundigen met een specifieke opleiding. Terugkoppeling: We waren het unaniem oneens met deze stelling: de juiste stelling luidt: Het type werk dat NS-zusters doen vraagt om hoog opgeleide verpleegkundigen met generalistische competenties. Samenvatting: Het gaat niet specifiek om de opleiding van de NS-wijkverpleegkundige, maar veel meer om specifieke vaardigheden. Daarom is een HBO-opleiding niet per definitie noodzakelijk. Een NSwijkverpleegkundige heeft wel bepaalde basiscompetenties nodig. Ook affiniteit met het beroep is onontbeerlijk. Belangrijk is dat de NS-wijkverpleegkundige breed kan kijken. Een nadeel van een specifieke (specialistische) opleiding kan zijn dat de verpleegkundige door een koker kan gaan kijken, waardoor een groot deel van de zorgvraag wordt gemist. Een specifieke opleiding kan ook geïnterpreteerd worden als een opleiding die gericht is op competenties. Als het hierbij gaat om hoogopgeleide verpleegkundigen is het echter wel zo dat deze meer competenties hebben en beter in staat zijn overstijgend te werken dan middelbaar opgeleiden. Het verschil tussen MBOverpleegkundigen en HBO-verpleegkundigen is toch erg groot, zo geven de groepsleden aan; middelbaar opgeleide verpleegkundigen blijven vaker op handelingsniveau hangen. Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen. Er is, als er tijd over was, binnen de verschillende groepen ook gediscussieerd over andere stellingen dan de per groep toegewezen ‘hoofd’-stelling. Hieronder een weergave van het aantal keren dat de desbetreffende stelling is besproken. k e r e n b e s p r o k e n
Stelling C is de meeste keren besproken en wordt gekozen tot ‘de winnaar’. In de discussie zijn geen andere opmerkingen geplaatst dan bij de terugkoppeling van de ‘hoofd’stellingen beschreven. Afsluiting Na een korte terugkoppeling van de discussies in subgroepjes over de stellingen loopt de voorzitter van de stuurgroep Nait Soezen, Ger van de Werf, de zaal in en geeft verschillende deelnemers het woord. Als eerste betreft dat mevrouw Voordouw, werkzaam bij ZonMw. Binnen ZonMw is recent gekeken hoe 9
de gelden binnen de ‘zichtbare schakel’-projecten zijn ingezet. Het blijkt dat het Groningse Nait Soezen project de gekregen middelen heeft benut om Nait Soezen te continueren. Aangegeven wordt dat de gemeente en de zorgverzekering vanaf de start van het project hebben samengewerkt en het essentieel is dat deze samenwerking een structureel karakter krijgt. Zo kan de continuïteit binnen het Nait Soezenproject ook na 1 januari 2015, wanneer de nieuwe financieringsstructuur van kracht wordt, worden gegarandeerd. Daarna is het woord aan mevrouw Flikkema van de gemeente Groningen, tezamen met mevrouw Ter Steeg van de zorgverzekering Menzis. Zij geven aan dat er al enige tijd een nauwe samenwerking tussen beide organisaties bestaat en dat het van belang is dat ook wordt gekeken hoe deze samenwerking op landelijk niveau verloopt. Het continueren van Nait Soezen kan in hun optiek alleen indien er extra middelen beschikbaar worden gesteld. Als laatste krijgt de heer Berg, huisarts in Wedde, het woord. Hij geeft aan dat Nait Soezen voldoet aan de verwachtingen van de cliënten, wijkverpleegkundigen en huisartsen. Het is daarom van groot belang dat Nait Soezen niet ten onder gaat aan nieuwe regelgeving, de veranderde financieringsstructuur en de marktwerking. Er is veel aanbod van verschillende thuiszorgorganisatie. Door middel van aanbesteding moet de gemeente gaan kijken wie welke zorg gaat leveren. De heer Berg licht in dat kader het project ‘Wedde dat 't Lukt’, een variant van Nait Soezen, toe. Hier is de dorpsgemeenschap drager gemaakt van het project en kan elke dorpsbewoner op zijn eigen manier een bijdrage leveren. Tot slot sluit Ger van der Werf het congres af.
10
Bijlagen 1. Onderzoekspresentatie door: drs. Yvonne te Hoeve, onderzoeker/promovendus Wenckebach Instituut UMCG/School of Nursing & Health UMCG: ’Tevredenheidsonderzoek bij wijkverpleegkundigen en huisartsen; verschillen en overlap in werkterrein’ 2. Onderzoekspresentatie door: dr. Jolanda Tuinstra, coördinator Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid UMCG: ‘Wat is er terecht gekomen van de uitgangspunten?’ Toegelicht op basis van registratiecijfers tot eind 2012 3. Onderzoekspresentatie door: dr. Roel Bakker, senior onderzoeker Toegepast Gezondheidsonderzoek UMCG: ‘Hoe kijken betrokkenen en omstanders naar het heden van Nait Soezen en naar de toekomst?’
11
15-5-2014
Yvonne ten Hoeve Wenckebach Instituut UMCG/School of Nursing & Health (
[email protected])
Wie: patiënt/cliënt categorieën Wat: werkzaamheden Ervaringen van huisartsen Samenwerking en afstemming Werkbeleving van wijkverpleegkundigen zelf Conclusies en aanbevelingen
AOF
AOF
2
Wijkverpleegkundigen
2011
2012
59%
53%
21%
33%
n = 14
41%
53%
55%
45%
n = 29
n = 33
Eenzame mensen
59%
64%
3%
9%
Praktijkondersteuners
n = 10
n = 10
Mensen met een complexe hulpvraag
6%
67%
21%
27%
Mensen met een onduidelijke hulpvraag
Doktersassistentes
n = 34
n = 41
24%
73%
21%
3%
Zorgmijders
53%
87%
24%
18%
Totaal
n = 90
n = 98
Mensen die de juiste instanties niet weten te vinden
71%
86%
3%
0%
Najaar 2012
Wijkverpleegkundigen
n = 17
Huisartsen
AOF
2012
Huisartsen
Mensen met sociale en maatschappelijke problematiek Ouderen met gevarieerde problematiek
Voorjaar 2011
2011
AOF
3
Wijkverpleegkundigen 2011 Begeleiden en ondersteunen cliënten
53%
2012 57%
4
Huisartsen 2011 21%
2012 61%
Casemanagement
88%
86%
45%
3%
Doorverwijzen naar reguliere zorg &
59%
93%
38%
21%
ondersteuning Niet geïndiceerde zorg verlenen
53%
100%
7%
9%
Signaleren/inventariseren zorgvraag
59%
57%
72%
52%
Netwerken
59%
93%
2011
2012
Levert de inzet van Nait Soezen voordelen voor u op?
86%
91%
Neemt de wijkverpleegkundige NS taken van u over?
52%
60%
Is de patiënttevredenheid volgens u verbeterd?
69%
70%
Is uw beeld van de verpleging positiever geworden?
59%
59%
Positief oordeel over Nait Soezen
97%
97%
9%
AOF
AOF
5
6
1
15-5-2014
“De NS wijkverpleegkundigen zijn een duidelijk aanspreekpunt en ze denken mee over te nemen stappen”
De samenwerking met de wijkverpleging is door Nait Soezen intensiever en prettiger geworden”
“We weten elkaar sneller te vinden, ook vanwege de persoonlijke contacten die zijn gegroeid”
“Er is één loket. Het gaat om de kwaliteit van onze gezamenlijke zorg”
“Huisartsen zien eerst meer werk op zich afkomen: weer een extra schakel in de zorg. Maar als ze zien wat we doen onderkennen ze het belang voor de cliënt en het maatschappelijk belang”
“Vanuit de andere organisaties is afstemming en terugkoppeling niet altijd vanzelfsprekend, waardoor het initiatief meestal bij de wijkverpleegkundige ligt”
“We hebben allemaal hetzelfde doel: mensen ondersteunen bij het oplossen van hun problemen of situaties stabiliseren om erger te voorkomen”
AOF
AOF 7
“Je mag werk doen waarvoor je bent opgeleid (generalist)”
“Mooie functie met breed georiënteerde inhoud (wonen, werken, welzijn, gezondheid, ziekte). Werk dat past bij een HBO verpleegkundige!”
“We kunnen op deze manier laten zien wat de huisarts en de wijkverpleegkundigen samen kunnen bereiken in de wijk”
“Dit is een voorzet voor een nieuwe kijk op de wijkverpleegkundige in de nabije toekomst”
8
“Mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen kan ik ondersteuning bieden om ze vervolgens in hun eigen kracht te laten komen”
“Dit project zoekt in samenwerking met de cliënt, de huisarts en andere instanties naar de beste oplossing voor problemen zodat mensen daadwerkelijk geholpen worden”
“Het inschatten van de hulpvraag en het geven van zorg èn andere instanties er bij betrekken is een wijkverpleegkundige taak. De huisarts heeft hier meestal geen tijd voor”
AOF
AOF 9
2011
2012
83%
91%
Blijf je in deze functie werken als NS wordt verlengd?
100%
86%
Positieve invloed van Nait Soezen op het zelfbeeld
59%
79%
Positieve invloed van Nait Soezen op de werkhouding
53%
79%
Positieve invloed van Nait Soezen op werkplezier
77%
79%
Positieve invloed van Nait Soezen op het zelfvertrouwen
64%
79%
Moet Nait Soezen doorgaan na 2012 (huisartsen)
10
Ervaringen van huisartsen en de wijkverpleegkundigen zelf zijn positief
Huisartsen: snelle inzetbaarheid, prettige samenwerking, taakverlichting, kwaliteit van de zorg
Wijkverpleegkundigen: het echte vak (generalist), autonomie, tijd voor de patiënt/cliënt
AOF
AOF 11
12
2
15-5-2014
Duidelijk maken dat je als wijkverpleegkundige werkt in het kader “Nait Soezen is nodig in een maatschappij waar steeds meer gelet
van Nait Soezen
Structuur aanbrengen in overlegvormen met andere instanties
Structureren van de hulpverlening (overheid)
(Nog) beter profileren in de media
wordt op cijfers dan op mensen. Tevens blijkt dat Nait Soezen juist veel problemen voortijdig signaleert en oplost, wat juist geld bespaart. Nait Soezen is betrokken en bekend bij verschillende disciplines en de huisartsen zijn erg enthousiast over onze inzet!”
AOF
AOF
13
14
AOF 15
3
15-5-2014
Beelden uit cijfers?!
BEELDEN UIT CIJFERS Gegevens uit het registratiesysteem Nait Soezen
dr. Jolanda Tuinstra drs. Nienke Riemersma 15 mei 2014 Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid UMCG Toegepast GezondheidsOnderzoek Gezondheidswetenschappen UMCG
2
Hoe ziet het registratiebestand eruit?
Welke beelden uit cijfers? • Inzoomen op de uitgangspunten – Zorgvraag – Interventie en activiteit – Aanmelder
• Inzoomen op de ‘wijken’
3
Zorgvraag (n=909)
4
Zorgvraag per aanmelder (n=888)
5
6
1
15-5-2014
Interventie en activiteit (n=800)
Hoe zien de ‘wijken’ eruit?
7
Zorgvraag verdeeld over de ‘wijken’ (n=909)
8
Aanmelder verdeeld over de ‘wijken’ (n=915)
9
10
Interventie en activiteit verdeeld over de ‘wijken’ (n=800)
11
2
15-5-2014
Procesevaluatie Nait Soezen
Methode procesevaluatie
Roel Bakker en Jolanda Tuinstra
Interviews met: Direct bij Nait Soezen betrokkenen (n = 11): • • • •
huisartsen en wijkverpleegkundigen Nait Soezen bij project betrokken vertegenwoordiger gemeente bij project betrokken vertegenwoordigers zorgverzekeraar Menzis projectleider ELANN en projectleider TSN Thuiszorg
Niet direct bij Nait Soezen betrokkenen (n = 6): • • • • •
Vraagstellingen procesevaluatie
twee huisartsen centrum stad Groningen wijkverpleegkundige Buurtzorg Groningen projectleider sociale teams gemeente Groningen teamleider sociale teams Indische buurt / de Hoogte senior beleidsmedewerker WMO gemeente Groningen
Samenwerking NS-wijkvpk – ha
Gericht op: Effect samenwerking: • de samenwerking tussen NS-wijkverpleegkundige en huisarts • de effecten van Nait Soezen • het werkproces binnen de stuurgroep van Nait Soezen • de toekomst van de Nait Soezen wijkverpleegkundige
•beter achterhalen daadwerkelijke hulpvraag cliënt •meer zicht op zorgmijders en personen met moeilijk te duiden klachten •één verpleegkundig aanspreekpunt huisarts •meer mogelijkheden voor individuele preventie •beperking kortdurende opnames uit sociale indicatie
Effecten Nait Soezen
Werkproces stuurgroep vanaf 2013 Belangen lopen uiteen
• grotere arbeidsvreugde wijkverpleegkundigen
Gemeenten:
• demedicalisering en kostenbesparing (door toegenomen mogelijkheden om daadwerkelijke hulpvraag te achterhalen)
focus op verbinding welzijn en zorg door positie wijkvpk in sociale teams
Zorgverzekeraar:
focus op doelmatigheid, stroomlijnen zorgprocessen, inzichtelijk maken van financieringsstromen, vaststellen effecten NS
Huisartsen:
aansturing wijkvpk door huisarts, focus op primaire zorgproces
• efficiëntere inzet van hulpverleners (door organiseren MDO) • meer aandacht voor gezondheid, directere lijnen met huisarts en toegenomen samenhang zorg en welzijn in sociale team
twee dilemma’s
1
15-5-2014
Dilemma 1
Dilemma 2 Citaat:
Citaat:
“Zorgverzekeraars en gemeenten vertegenwoordigen verschillende stelsels. Een zorgverzekeraar verzekert individuele mensen en de gemeente kijkt naar het collectief. De zorgverzekeraar geeft aan moeilijk in preventie te kunnen investeren onder de conditie van gelijkblijvende premie. Maar de winst van NS ligt echter vooral op individueel preventief terrein en niet op populatiegerichte preventie.”
De toekomst
“Om de effecten van NS goed in kaart te brengen is gedegen wetenschappelijk onderzoek nodig. Dit onderzoek is echter vanwege multifactorieel karakter zeer complex, tijdrovend en kostbaar. Niemand heeft zich opgeworpen als financier van dergelijk onderzoek. En de resultaten ervan zouden pas over enkele jaren ter beschikking komen. Kunnen we daarop wachten?”
Aanbeveling: opheffen paradox
Brief staatssecretaris van Rijn, Directoraat Generaal Langdurige Zorg van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dd 4 maart 2014: •coördineren en regisseren van de zorgvraag van de cliënt ‘zullen onder de prestatie wijkverpleging van de Zorgverzekeringswet 2015 gaan vallen’ •de wijkverpleegkundige zal vanaf 2015 bepalen wat de cliënt, gezien zijn situatie nodig heeft. Instrumentarium hiervoor komt ter beschikking. •de plaats waar de verbinding tussen het sociale en medische domein tot stand komt is het sociale team. Wijkverpleegkundige in sociale team wordt geborgd. •zorgverzekeraars en gemeenten moeten onderling tot goede afspraken komen om bovenstaande te realiseren
Succes Nait Soezen: Wijkverpleegkundige functioneert onafhankelijker van de financieringssystematiek die aan de wijkverpleegkundige zorg ten grondslag ligt.
Echter: Op stuurgroepniveau lijkt de financieringssystematiek die aan het project Nait Soezen ten grondslag ligt vooralsnog de meest bepalende factor!
2