Jeugdliteratuur en gender 1
Jeugdliteratuur en gender of hoe kinderen naar prentenboeken kijken1 Sylvie Cromer2
Attention Album! was de titel van een onderzoek rond jeugdliteratuur dat, op initiatief van Adela Turin3 en mezelf, tussen 1996 en 1999 werd uitgevoerd in drie Europese landen. Het onderzoek ging uit van de Europese organisatie Du Côté des Filles en liep gelijktijdig in Frankrijk, Italië en Spanje. De eerste onderzoeksresultaten werden op ruime schaal in de drie landen verspreid via twee brochures (Cromer, Turin, 1997, 1998). Het onderzoek in Frankrijk werd naderhand nog verder uitgewerkt door een team van sociologen en demografen (Brugeilles, I. Cromer et S. Cromer, 2002; Brugeilles, Cromer, 2006). Verder in dit artikel zal vooral op dit Franse onderzoek worden ingezoomd.
Probleemstelling
Sylvie Cromer2 Sociologue, Maître de conférences Université de Lille 2, SFP
[email protected]
Attention Album! bestond uit twee onderzoeksluiken met als doel: - zicht te krijgen op de voorstellingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid in prentenboeken, en dit via een kwantitatieve analyse van de boekenproductie van 1994 ; - na te gaan hoe de representatie van sekserollen door kinderen wordt ervaren, en dit via een enquête tussen 1996 en 1998. Het onderzoek vertrok van de volgende hypothese: kinder- en jeugdliteratuur brengt kinderen in aanraking met bepaalde sociale constructies van mannelijkheid en vrouwelijkheid, die zij vervolgens ook gaan reproduceren. De hypothese op zich is niet nieuw. Ondanks de concurrentie van andere media blijft literatuur die zich tot kinderen richt – of het nu om kinderboeken, schoolboeken of kindertijdschriften gaat – tot op vandaag een van de belangrijkste socialisatiemiddelen. In het hieronder beschreven onderzoek wilden we vooral nagaan hoe de constructie van identiteiten en van sekserollen zich aftekent in kinderboeken, en in welke mate het principe van de gelijkheid tussen de seksen - een principe dat zich in de loop van de vorige eeuw stevig heeft verankerd in de samenleving (Ferrand, 2004) - ook in kinderboeken terug te vinden is. Ondanks het belang dat ouders en onderwijzers toekennen aan kinderliteratuur - zowel voor de persoonlijke ontwikkeling als voor de schoolprestaties van kinderen - en ondanks het feit dat de kinder- en jeugdjaren de levensperioden zijn waarin het meest gelezen wordt (Robine, 2000), werd er tot dusver weinig onderzoek verricht naar de lectuur van jonge kinderen onder de 10 jaar… Het fenomeen van seksestereotypering als bron en bestendiger van ongelijkheid tussen de seksen werd voor het eerst op de maatschappelijke agenda geplaatst in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In die context werd het onderwijs erop aangesproken de schoolboeken te actualiseren om aan het gelijkheidsprincipe te beantwoorden. Zaak was nu om, aan het einde van de twintigste eeuw, met ons onderzoek ook de verschillen in socialisatie van jonge kinderen in gezinnen of in collectieve opvangvoorzieningen te kunnen vaststellen, een aspect dat wat buiten het aandachtsveld van het sociologisch onderzoek was geraakt (Cromer, 2005).
10
Sylvie Cromer
RoSa Collectie: DII 3a/198
van de baby (inrichting van de kinderkamer, keuze van de kleertjes,…) en komen verder onder meer tot uiting bij het geven van borstvoeding, bij de zindelijkheidstraining, en in de reacties van volwassenen op het eerste seksegedifferentieerde (speel)gedrag van het kind. Belotti toont hiermee overtuigend aan dat mensen er zich van bewust zijn dat de verschillen tussen de seksen geen natuurlijke verschillen zijn, maar dat seksuele identiteit via vooraf vastgestelde gedragssystemen en -modellen wordt verworven via de cultuur van de sociale groep waartoe men behoort.
Een vernieuwd spoor Al in 1949 had Simone de Beauvoir in haar baanbrekende werk ‘Le deuxième sexe’ de aandacht gevestigd op de conditionering van sekserollen van kinderen via onder meer literatuur. Het eerste hoofdstuk (‘Enfance’) van het vierde deel (‘Formation’) opent met de legendarische zin: ‘On ne naît pas femme: on le devient’. Ter illustratie beschrijft de Beauvoir uiteenlopende situaties die het kind modelleren binnen het kader van het gezin, de omgeving bij uitstek waarin een model van dominantie wordt aangeleerd en doorgegeven: ‘La hiérarchie des sexes se découvre d’abord à elle dans l’expérience familiale […] Tout contribue à confirmer aux yeux de la fillette cette hiérarchie. Sa culture historique, littéraire, les chansons, les légendes dont on la berce sont une exaltation de l’homme’. Op basis van persoonlijke praktijkobservaties herformuleert Elena Gianini Belotti in 1973 in het boek ‘Dalla parte delle bambine’ de stellingen van de Beauvoir. Ze beschrijft een systeem van sociaal en cultureel geconditioneerde verwachtingspatronen die verschillen volgens de sekse. Die seksegedifferentieerde verwachtingen manifesteren zich al vóór de geboorte
In de periode tussen 1965 en 1985 werden in Frankrijk en elders meerdere diepgaande studies verricht die focusten op het definiëren en herkennen van seksisme. Tegelijk nam ook het aantal acties, sensibiliseringscampagnes, vormingssessies, en aanbevelingen om seksisme tegen te gaan toe. Daarna werd het wat stiller rond de analyse van seksestereotyperingen… Het leek ons belangrijk om het prentenboek voor kinderen onder de 10 jaar - een literair genre in volle ontwikkeling, met zowel raakpunten met de vrije tijd als met het leren - vanuit de bredere benadering van representatie van gender te herbekijken, omdat het zich bij uitstek leent tot het onderzoeken van de gangbare voorstellingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid (Brugeilles, Cromer, 2005).
gelden in de maatschappij eigen te maken. Het prentenboek is kort van stof, het beeld primeert op de schematische tekst en het personage is duidelijk afgetekend. Zeer divers in vorm en inhoud mikt het prentenboek op een breed publiek: baby’s, kinderen, zelfs jonge adolescenten. Via het prentenboek kan het kind zich een identiteit en meer bepaald een seksuele identiteit vormen. Het vervult een rol in het beeld dat het kind zich vormt van de sociale realiteit, via de gezinsrelaties. Het thema van het gezin neemt in het prentenboek trouwens een prominente plaats in. Wie herinnert zich niet de kinder- en jeugdboeken van weleer met daarin de ‘klassieke’ familietaferelen, mooi samengevat in de titel van het boek van Annie Decroux-Masson (1979) Papa lit, maman coud. Voor volwassenen blijft het prentenboek garant staan als middel om kinderen te laten kennis maken met de dominante cultuur.
Studie van 537 prentenboeken voor de leeftijdscategorie 0-9 jaar Voor het eerst werd in Frankrijk een exhaustieve studie uitgevoerd naar de volledige jaarproductie van prentenboeken uitgegeven in 1994 en bestemd voor kinderen van 0 tot 9 jaar. In totaal werden 537 prentenboeken geanalyseerd. Kwantitatieve methode
Een socialisatiemedium in volle ontwikkeling: het prentenboek Het prentenboek kwam op de markt in Frankrijk in het begin van de negentiende eeuw (Le Men, 1994), en heeft sindsdien aan economisch en pedagogisch belang gewonnen. Vandaag is het niet meer weg te denken uit het gezin, de crèche, de bibliotheek of het onderwijs, en is het een essentiële rol gaan spelen in de opvoeding. Het prentenboek is hét socialisatiemiddel bij uitstek omdat het zich in de vrije tijd situeert en tegelijk ook als medium fungeert om de wereld te leren kennen, om mentale en gedragspatronen aan te leren en om zich de regels en de waarden die
Het kinderboek wordt doorgaans benaderd als een kwalitatief object. Het hieronder beschreven onderzoek is origineel omwille van de kwantitatieve benadering4 die, toeval en subjectiviteit uitsluitend, op een bijna fotografische manier de overdracht van een gendersysteem op kinderen blootlegt, dit wil zeggen het geheel aan voorstellingen die verbonden zijn met de sociale categorieën van mannelijkheid en vrouwelijkheid en hun onderlinge relaties. Die voorstellingen laten zich het best waarnemen via de personages die in het prentenboek voorkomen. In het personage vloeien alle klassieke demografische kenmerken van een in-
11
Jeugdliteratuur en gender 1
Enkele resultaten: van een numeriek mannelijk overwicht naar een hiërarchische verhouding tussen de seksen5
RoSa Collectie: DIIIa/6
De eerste hypothese in verband met de voorstellingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid in prentenboeken werd geverifieerd. Personages waarvan de sekse niet gedefinieerd is, waren uiterst zeldzaam in ons corpus. Voor de volwassen personages is dit slechts in 6 van de 537 prentenboeken het geval, voor de kinderpersonages in 5,2 % van de betreffende prentenboeken. De tweede hypothese, die van het mannelijk numeriek overwicht, werd eveneens bevestigd, De asymmetrische numerieke verhouding tussen de seksen komt al tot uiting in de titel en de illustratie op de boekenkaft, en zet zich ook verder in de afbeeldingen en in de teksten in het boek. In meer dan 9 op de 10 prentenboeken komt minstens één mannelijk personage voor, terwijl in minder dan drie vierden van de prentenboeken een of meerdere vrouwelijke personages voorkomen. Dit ongelijke evenwicht is het meest uitgesproken als de personages kinderen zijn. In bijna 6 op de 10 prentenboeken treft men een kind van het mannelijk geslacht aan, terwijl een kind van het vrouwelijk geslacht in minder dan een op twee prentenboeken voorkomt. Kinderen hebben dus veel meer kans een boek te lezen met een mannelijk personage dan met een vrouwelijk personage.
dividu, zoals sekse en leeftijd, samen. Het personage van het boek is ook ‘drager’ van psychische en morele eigenschappen (of gebreken), van attributen (persoonlijke, huiselijke en professionele objecten, kledij, fysieke kenmerken,…), van een status (professioneel, familiaal,…), en het voert handelingen uit. Het personage beweegt zich voort in een bepaalde omgeving, een geografische ruimte, een tijd, en het maakt deel uit van een netwerk van interacties en van relaties met andere personages. Al die elementen vormen samen de sociale sekse van het personage en kennen het een plaats toe in een fictieve samenleving. De personages in prentenboeken kunnen zeer diverse gedaantes aannemen: het kan gaan om fictieve, reële of mythische menselijk wezens, echte dieren of antropomorfe dieren, sprekende objecten etc. Er zijn personages die op de voorgrond, treden, ze zijn de helden of heldinnen van het verhaal, andere die een secundaire rol vervullen aan de zijde van de hoofdpersonages, en nog andere die enkel als achtergrondfiguur dienen om de andere personages te ondersteunen. Een exhaustief onderzoek van alle kenmerken die relevant zijn voor de sociale sekse van de personages moet het mogelijk maken om de sociale constructie van de sekseverschillen, van mannelijkheid en van vrouwelijkheid, bloot te leggen. Een kwantitatieve onderzoeksmethode leek hiervoor de meest aangewezen werkwijze. Ze maakt het mogelijk de prentenboeken statistisch te analyseren, en via het gebruik van een observatieschema de seksegerelateerde voorstellingen in de prentenboeken te meten en te vergelijken.
12
Tabel 1. Verhouding aantal prentenboeken op basis van de sekse en de leeftijdscategorie van het personage dat er in voorkomt (in %) Personages
Prentenboeken in %
Volwassene van het mannelijk geslacht
62,8*
Kind van het mannelijk geslacht
56,8
Volwassene van het vrouwelijk geslacht
56,6
Kind van het vrouwelijk geslacht
42,5
Totaal mannelijke personages
90,1
Totaal vrouwelijke personages
72,8
Lees:* in 62,8% van de prentenboeken komt een volwassen personage van het mannelijk geslacht voor.
Het ongelijke evenwicht tussen de leeftijdsgroepen en de seksen kan enigszins genuanceerd worden wanneer we ook rekening houden met het soort personage. In de onderzochte albums van 1994 komen drie soorten personages voor: menselijke figuren zijn het talrijkst aanwezig, namelijk in 50,5% van de prentenboeken, gevolgd door antropomorfe dieren die in 42,3% van de boeken een rol spelen en in 18,2% van de boeken komen ook echte dieren voor. De menselijke wereld komt complexer en realistischer naar
Sylvie Cromer
voren, de verhoudingen tussen de seksen en de leeftijdsgroepen zijn er het meest in evenwicht (zie tabel 2). Bij de uitbeelding van (echte) dieren daarentegen komt het mannelijke en het volwassen personage frequenter voor. Het verschil in de mate van voorstelling van de seksen wordt groter wanneer de personages kinderen zijn. In 66,1% van de prentenboeken waarin menselijke figuren een rol spelen komt een kleine jongen voor, in 59,8% van deze boeken een klein meisje. Dit verschil evolueert naar respectievelijk 57,3% en 37,9% wanneer de personages antropomorfe dieren zijn, en naar 39,8% en 31,6% bij echte dieren als personages. Kinderen van het vrouwelijk geslacht vormen als het ware de vergeten groep in de prentenboeken waarin antropomorfe of echte dieren een rol spelen. Maar om welk soort personage het ook gaat, er is altijd sprake van een opvallend mannelijk overwicht. Tabel 2. Verhouding aantal prentenboeken op basis van de sekse, de leeftijdscategorie en het soort personage dat er in voorkomt (in %) Personages
Prentenboeken met mensen als personages
Prentenboeken met antropomorfe dieren als personages
Prentenboeken met echte dieren als personages
Volwassen mannen
64,2 *
66,5 **
70,4
Volwassen vrouwen
61,6
55,5
59,2
Jongens
66,1
57,3
39,8
Meisjes
59,8
37,9
31,6
Totaal mannelijk
91,9
94,3
95,9
Totaal vrouwelijk
84,5
74,4
69,4
Lees: *in 64,2% van de prentenboeken waarin mensen voorkomen zijn de personages volwassenen van het mannelijk geslacht/**in 66,5% van de prentenboeken waarin antropomorfe dieren voorkomen zijn de personages volwassenen van het mannelijk geslacht.
Wanneer we nu kijken naar de rol van de personages in het verhaal, meer bepaald naar wie de rol van held opneemt (tabel 3), dan stellen we vast dat het numeriek mannelijk overwicht evolueert naar een hiërarchische verhouding tussen de seksen: de held of het hoofdpersonage is in veel meer gevallen van het mannelijk geslacht, het vrouwelijk personage treedt maar zelden op de voorgrond. En aangezien meer kinderen dan volwassenen als held van het verhaal worden gekozen, is het dus veel meer een jongen (in 20,5% van de boeken) dan een meisje (in 14,1% van de boeken) die in het verhaal het voortouw neemt. Bij volwassen personages is een vrouw slechts in 1,7% van de prentenboeken de heldin. Dit betekent dat kinderen in deze boeken uiterst zeldzaam
geconfronteerd worden met een vrouw die in het verhaal op de voorgrond treedt. Is het hoofdpersonage een volwassene, dan gaat het bijna altijd om een man. Tabel 3. Indeling prentenboeken op basis van de leeftijdscategorie en de sekse van het hoofdpersonage (in %) Het hoofdpersonage is:
Prentenboeken (%)
Een kind - mannelijk - vrouwelijk
34,6 20,5* 14,1
Een volwassene - mannelijk - vrouwelijk
10,8 9,1 1,7
Meerdere kinderen - mannelijk - vrouwelijk - gemengde groep
16,9 4,6 2,4 9,9
Minstens 1 kind en 1 volwassene - mannelijk - vrouwelijk - gemengde groep
10,6 3,9 1,1 5,6
Meerdere volwassenen - mannelijk - vrouwelijk - gemengde groep
8,6 5,0 1,5 2,1
Andere personages dan mensen of antropomorfe dieren: echte dieren, speelgoed, objecten, robotten...
18,5
Totaal
100
Lees: *in 20,5 % van de prentenboeken is het hoofdpersonage een kind van het mannelijk geslacht Ook hier dient de ongelijke verdeling van de rollen op basis van sekse en leeftijdscategorie te worden genuanceerd wanneer we ook naar het soort personage kijken: gaat het om menselijke personages dan komen in het boek meer kinderen en meisjes voor.
Het gezin, smeltkroes van sociale sekseverhoudingen Het gezin neemt een belangrijke plaats in de prentenboeken in, het komt in 39,7% van de 537 onderzochte albums voor. In totaal komen in 213 prentenboeken 234 gezinnen voor, die vooral worden uitgebeeld door menselijke personages: 139 gezinnen bestaan uit mensen en 86 gezinnen bestaan uit antropomorfe dieren. In dit stadium van het onderzoek leek het ons interessant om de voornaamste kenmerken van die twee groepen (mensen en antropomorfe dieren) onder de loep te nemen. Jongens nemen het voortouw In de 537 geanalyseerde prentenboeken komen in totaal 688 kinderen (mensen of antropomorfe dieren) voor, waarvan 407 (of 60%) van het mannelijk geslacht en 281 (of 40%) van het vrouwelijk geslacht. Die verhouding loopt op naar
13
Jeugdliteratuur en gender 1
respectievelijk 70% en 30% wanneer de personages antropomorfe dieren zijn. In de albums waarin het belangrijkste personage een kind is, gaat het in 60% van de gevallen om een jongen en in 40% om een meisje. Dat meisjes minder op de voorgrond treden in kinderboeken zou een historisch residu kunnen zijn van het feit dat het personage van het meisje vrij laat, met name pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, ten tonele verscheen in de literatuur en
ruimtelijke segregatie tussen de beide seksen. Bij nader toezien zijn er een aantal niet te verwaarlozen verschillen in locaties aan te wijzen. Ook al treffen we de vaders zeker ook in de keuken aan, toch wordt dit terrein iets meer door de moeders ingenomen (+2 punten). De vaders bevinden zich iets meer in de woonplaats (+2 punten) en zitten meer aan tafel (+4 punten). In de publieke ruimten wordt het verschil meer uitgesproken. Met name op straat (+4) en in de natuur
Uit de kwantitatieve analyse van de prentenboeken blijkt dat de schort bij uitstek het fetisjattribuut van de moeder is. in de kunsten. Bekijken we echter de persoonlijkheid van de afgebeelde kinderen, hun daden, hun karakteristieke objecten, de plaatsen waar ze vertoeven… dan lijken jongens en meisjes dicht bij elkaar aan te leunen. De kwantitatieve analyse brengt echter wel degelijk verschillen tussen de seksen aan het licht, meer bepaald in de relaties die de kinderen in het verhaal aangaan en in de plaatsen waar ze komen. We zien kinderen in prentenboeken vooral relaties aangaan met andere kinderen (73%). Meisjes worden echter meer afgebeeld in relaties met familieleden, jongens meer in vriendschapsrelaties. De familiale of private sfeer is het terrein van de meisjes, de publieke sfeer die van de jongens. Wat de locaties in het verhaal betreft bevinden meisjes zich frequenter binnenshuis of in familiale kring, in een niet omschreven gedeelte van het huis (+9 punten), in de woonplaats (+4 punten), in de tuin (+4 punten), of in de keuken (+2 punten). Jongens treffen we daarentegen vaker buitenshuis aan: op openbare plaatsen (+5 punten), op school (+4 punten) of in de natuur (+2 punten). Ook hier worden meisjes dus, net als in hun relaties, meer met de private sfeer en jongens meer met de publieke sfeer gelieerd. Sekserollen worden bevestigd via de personages van de ouders In totaal werden 358 ouders geanalyseerd in de prentenboeken (vooral afgebeeld als mensen en in mindere mate antropomorfe dieren). Twee zaken vielen hierbij op. Ondanks het feit dat volwassen vrouwelijke personages in de minderheid zijn, komen er veel meer moeders dan vaders voor (202 tegenover 156), zij het niet in een hoofdrol. In meer dan 82% van de gevallen zijn de moeders slechts secundaire personages, en in 2% van de gevallen zelfs niet meer dan achtergrondfiguren. Op volwassen leeftijd lijken de sekserollen zich te verscherpen. Dit blijkt uit een analyse van de attributen waarmee vrouwen resp. mannen gelieerd worden, net als uit de activiteiten en beroepen waarmee ze geassocieerd worden. Zo komen er in de boeken 35 vaders voor die een beroep uitoefenen tegenover slechts 15 moeders bij wie dit ook het geval is. Op het eerste gezicht lijkt er geen sprake te zijn van een
14
(+8) komen meer vaders voor dan moeders. Het kwantitatieve onderzoek toont aan dat de constructie van sekseverschillen zich niet op basis van direct meetbare stereotypes voltrekt, maar op een meer subtiele manier gebeurt. Het effect is toe te schrijven aan een combinatie van verschillende variabelen zoals de sekse, de leeftijd, de rol en het soort personage én aan de functies en activiteiten die aan moeders resp. vaders gekoppeld worden en die gesymboliseerd worden door attributen en plaatsen. Tot slot gaat er ook een invloed uit van de samenstelling van het creatieve team (auteur/illustrator) dat aan de basis ligt van het boek: gaat het om een gemengde groep van mannen en vrouwen, dan neemt het aantal vrouwelijke personages toe en vergroot ook de kans dat het hoofdpersonage een meisje zal zijn (Brugeilles, Cromer, 2006).
Een enquête bij kinderen in Frankrijk6 Tijdens het 24ste congres van de International Board on Books for Young people (IBBY) in Sevilla (1994), vestigde Adela Turin de aandacht op een aantal standvastig terugkerende grafische componenten in prentenboeken, die samen een lexicon van symbolen vormen in de communicatie met kinderen die nog niet kunnen lezen: de schort, de zetel, de bril, de krant, de boekentas, het venster etc. Het zijn uiterlijke herkenningstekens voor de sekse van de personages in prentenboeken, en tegelijk zijn het symbolen van seksuele identiteiten en van sekserollen. Het beeld vormt in veel gevallen geen illustratie van de tekst, maar is eerder een embleem. Enkele voorbeelden: de schort roept het beeld op van de moeder en de onbetaalde huishoudelijke arbeid; de zetel staat symbool voor de vader en zijn recht op welverdiende rust na betaalde arbeid buitenshuis; de bril is, afhankelijk van de leeftijd van het personage, ofwel een teken van intelligentie en deskundigheid ofwel van ouderdom; de boekentas wordt geassocieerd met intellectuele arbeid; de krant staat voor informatie en maatschappelijke participatie en vat alles samen wat zich buiten het huis afspeelt: de politiek, de cultuur, de sport. Uit de kwantitatieve analyse van de prentenboeken blijkt
Sylvie Cromer
dat de schort bij uitstek het fetisjattribuut van de moeder is (20,8% van de afgebeelde moeders draagt een schort tegenover 3,2% van de vaders), terwijl het dragen van een bril duidelijk meer weggelegd is voor de vaders (12,2% van de vaders tegenover 4% van de moeders). Ook al blijkt de zetel in de onderzochte boeken geen significant element te vormen, toch wordt op andere manieren duidelijk dat rusten in de zetel meer is weggelegd voor de vaders dan voor de moeders: ze lezen meer de krant (9,0% van de vaders tegenover 1,5% van de moeders), en ze luisteren meer naar de radio en kijken meer televisie (6,4% van de vaders tegenover 2,0% van de moeders). Om te kunnen verifiëren hoe kinderen het gendersysteem in prentenboeken ervaren, leek het ons interessant om na te gaan hoe enkele attributen die in deze boeken voorkomen op hen overkomen. Methode: directieve gesprekken rond symbolische afbeeldingen
Bij elke afbeelding werden aan de kinderen dezelfde vragen gesteld: wat zie je op de tekening? Wie zie je daar? Waaraan kan je dat zien? Wat zou er aan de tekening moeten veranderen om er een vrouwelijk / mannelijk personage van te maken (afhankelijk van wat het kind eerst interpreteerde)? Waarmee zijn de andere leden van het gezin ondertussen bezig? De gesprekken met de kinderen werden als volgt ingeleid: “Wij maken kinderboeken en wij willen jou graag een aantal afbeeldingen tonen, jij weet immers veel af van boeken en je staat ook dichter bij kleinere kinderen. Wat zouden jongere kinderen volgens jou in die afbeeldingen zien?” Het interview, dat plaats vond in een schoolbibliotheek of een openbare bibliotheek, werd dus aan het kind gepresenteerd als een verzoek om een advies. Deze manier van werken liet ons toe het vertrouwen van de kinderen te winnen en de stress van de test voor hen tot een minimum te beperken, en verhinderde bovendien dat ze ontmoedigd werden door de confrontatie met afbeeldingen die ze eventueel voor hun eigen leeftijd te simplistisch zouden vinden. Met behulp van dit protocol konden we de kinderen een afbeelding laten interpreteren op basis van boeken en niet op basis van hun eigen ervaringen. Onze interesse ging immers in de eerste plaats uit naar de culturele overdracht, in de mate van het mogelijke geïsoleerd van de overdracht via het gezin. Om die reden werden kinderen uit de middenklasse gekozen, tussen de 7 en de 10 jaar oud die vertrouwd zijn met boeken
Filles et Garçons la parité/ Carina Louart
Voor het onderzoek bij kinderen gebruikten we drie afbeeldingen van beren - dieren die makkelijk te ‘vermenselijken’ zijn en waarmee kinderen vertrouwd zijn - die gelieerd werden aan de symbolen van de schort, de zetel, en de krant. Vermits het beroepsleven moeilijker te associëren valt met de dierenwereld werden ook twee afbeeldingen van menselijke figuren gebruikt om het attribuut van de boekentas te kunnen testen. De figuur van de beer biedt voor het onderzoek verschillende voordelen. Enerzijds kan de beer grafisch naakt voorgesteld worden zonder dat we het onderscheid zien tussen een mannelijke en een vrouwelijke beer. Anderzijds is het een figuur waarvan ofwel de zachtheid ofwel de agressiviteit makkelijk kan geaccentueerd worden, door variaties in de lichaamsbouw en het gewicht aan te brengen, of door de tanden en de klauwen van het dier zichtbaar te maken of juist weg te gommen. Om een mogelijke vermenging met andere informatie en bijgevolg een verwarring van interpretaties tegen te gaan, werden de afbeeldingen schematisch voorgesteld door de personages uit hun context te
halen en door gebruik te maken van een zwart/wit tekening. Vervolgens werden de afbeeldingen van de beren wat ‘dubbelzinniger’ gemaakt, in aansluiting op onze hypothese over de kracht van het symbool. Zo werd bij de afbeelding van een beer met een schort - een attribuut dat het personage ‘vervrouwelijkt’ - juist de agressiviteit van de beer benadrukt: de tanden en de klauwen zijn duidelijk zichtbaar, de poot is agressief naar voren uitgestrekt. Bij een andere beer die ‘vermannelijkt’ werd door hem in te zetel te laten plaatsnemen werden daarentegen zachtere accenten aangebracht: de tanden en de klauwen zijn onzichtbaar en het dier wordt veel kleiner afgebeeld dan de zetel.
15
Jeugdliteratuur en gender 1
en met lectuur. Op die leeftijd lezen kinderen nog prentenboeken of hebben er nog herinneringen aan. De interviews namen elk ongeveer een half uur in beslag. Er werden in totaal 150 kinderen geïnterviewd, evenveel meisjes als jongens, gelijk verdeeld over Frankrijk, Italië en Spanje. Hieronder analyseren we de antwoorden van de kinderen in Frankrijk op de twee eerste getoonde afbeeldingen: de rechtop staande beer met de schort en de beer in de zetel. Hoe interpreteren jongens schort en de beer in de zetel?
en
meisjes
de beer met de
Eerst twee algemene vaststellingen. Net zoals prentenboeken maar weinig personages bevatten waarvan de sekse niet is gedefinieerd, zo zijn er ook weinig kinderen die geen sekse toekennen aan de personages. De enkele weigeringen om dit te doen houden verband met de betrokkenheid van het getoonde symbool bij de eigen sekse. Zo kennen alle jongens spontaan een sekse toe aan het personage met de schort. Op dezelfde manier definiëren alle meisjes het geslacht van het personage in de zetel. Er zijn daarentegen 3 meisjes die geen sekse willen toekennen aan de beer met de schort, en ook een drietal jongens weigert de sekse te definiëren van het personage dat in de zetel zit. Een tweede belangrijke vaststelling: voor de beer met schort worden beide interpretaties, een mannelijk of een vrouwelijk personage, zowel door jongens als door meisjes mogelijk geacht, terwijl daarentegen geen enkel kind de beer die in de zetel zit als een vrouwelijk personage ziet. De beer met de schort: bijna altijd vrouwelijk
ill. Nella Bosnia
Een minderheid van de kinderen - 7 jongens en 8 meisjes – ziet in dit personage een man omwille van zijn fysiek (vooral een vader, maar ook een grootvader of een zoon). Het zijn vooral de jongens die wijzen op het wilde (de tanden) of het bedreigende karakter (de uitgestoken poot, de klauwen) van het personage: Ik zie een beer met de tanden bloot met een schort aan, het lijkt er op dat hij naar iemand gromt. Het zal wel een man zijn want door zijn ogen, zijn mond, zijn manier van doen ziet hij er wat wilder uit. Om er een vrouwelijk personage in te kunnen zien doen de kinderen de suggestie dat het uiterlijk zou moeten veranderen: De tanden zouden niet zichtbaar mogen zijn… en de klauwen moeten kleiner gemaakt worden. Bij de interpretatie van de beer met de schort als een mannelijk personage, wordt de schort gezien als een element om het personage te kunnen situeren in een verhaal, en om daaraan een bepaalde handeling te verbinden. Het kan gaan om een huishoudelijke activiteit: Dat is de vader die aan het praten is nadat hij waarschijnlijk heeft gekookt. Daarna zal hij aan zijn kinderen zeggen dat ze naar bed moeten. De mannelijke beer kan gewoon ook aan het eten zijn – de schort is dan een slab – of aan het praten zijn. In deze drie types van interpretatie is de schort dus een situationeel ge-
16
bonden of functioneel grafisch teken dat informatie verstrekt over een specifieke activiteit van het mannelijk personage. De meerderheid van de kinderen - 18 jongens en 14 meisjes - ziet in de beer met de schort echter een vrouwelijk personage. Een aantal onder hen verbindt de schort met het werk in de keuken, en maakt er dus schijnbaar een functioneel object van zoals in het geval van de mannelijke interpretatie. Maar een grondiger analyse van het discours van sommige kinderen maakt duidelijk dat de activiteit niet gezien wordt als een specifieke activiteit binnen een specifiek verhaal, maar als een handeling die deel uitmaakt van de taken die gewoonlijk worden toegeschreven aan de vrouw. Taalkundig wordt dit bevestigd door het gebruik van het bijvoeglijk bezittelijk voornaamwoord (haar schort, haar keuken), door generaliserend en categoriserend gebruik van de meervoudsvorm (de moeders, de mannen) en door het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd (Want moeders zijn dikwijls aan het koken. Of: Er zijn niet veel mannen die koken). Uit een antwoord zoals “Een beer met een schort aan. Ze is bezig in de keuken of ze roept iemand. Ik denk dat het een vrouwelijk personage is. Want moeders zijn dikwijls bezig in de keuken. Het komt door de schort” blijkt dat de schort geen situationeel teken is, maar een symbool van het vrouwelijke, een aanduiding van het vrouwelijk sociaal statuut. Als vrouwelijk symbool verhindert de schort bovendien dat het beeld van de vader wordt opgeroepen: Het is de mama, dat zie je aan de schort. Nee, het kan de papa niet zijn. Om van de beer een mannelijk personage te kunnen maken, stellen zowel jongens als meisjes trouwens hetzelfde voor: de schort afdoen. Het attribuut van de schort heeft dus niet dezelfde betekenis wanneer het gekoppeld wordt aan het mannelijk of aan het vrouwelijk personage. Gelieerd aan een mannelijk personage vertelt de schort ons iets over diverse specifieke situaties. Maar bij een vrouwelijk personage verandert dit grafisch teken in een symbool: de schort staat dan niet voor een bepaalde huishoudelijke activiteit van een specifieke vrouw, maar ze representeert de huishoudelijke arbeid die toegekend wordt aan de vrouwelijke sekse, en bij uitbreiding definieert ze zelfs de vrouwelijke sociale sekse als dusdanig. De beer in de zetel: exclusief mannelijk De grote meerderheid van de kinderen – 22 jongens en zonder uitzondering alle meisjes – ziet in de beer die in de zetel zit een mannelijk personage, meer specifiek een vader, of zelfs “de” vader. Enkele jongens zien er een jonge beer in. Zowel jongens als meisjes vinden dat de afbeelding een behaaglijke atmosfeer uitstraalt (het vuur geeft warmte, de beer heeft het comfortabel, er heerst een evidente rust). Het recht op rust, hier dus exclusief voorbehouden aan het mannelijk geslacht, wordt door beide seksen verantwoord door de vermoeidheid na gedane arbeid: Ik zie een beer,
Sylvie Cromer
een haardvuur, een tapijt, een huis. Hij zet zich neer bij het vuur, hij is moe, hij rust uit. Hij heeft het vuur aangemaakt en de zetel klaar gezet. Omdat hij gaan werken is. Dit speelt zich af in zijn huis. Het is 8 uur ’s avonds. Het is de vader want het lijkt geen vrouw, het is ook geen kind want dan zou hij kleiner zijn.
ill. Nella Bosnia
De invulling van het personage als mannelijk wordt verantwoord door de corpulente omvang van de beer, of door het feit dat vrouwen dat uiterlijk niet kunnen hebben. Maar net zoals bij de afbeelding van de schort, maken de antwoorden duidelijk dat de zetel hier in feite het doorslaggevende element is om een sekse aan het personage toe te kennen. Hij is het natuurlijk voor-
De zetel is het natuurlijk voorrecht van de vader en staat symbool voor de patriarchale macht en zijn privileges […] het is ondenkbaar dat vrouwen, en a fortiori moeders, in een zetel zitten.
recht van de vader en staat symbool voor de patriarchale macht en zijn privileges: Het is de vader. Hij doet me denken aan een vader want een …vader zet zich zo neer terwijl de moeder in de keuken bezig is…en hij rust zich uit. Of nog: Het komt door de beer en de zetel dat ik denk dat het de vader is. De zetel behoort aan papa toe. In de antwoorden vinden we dezelfde taalkundige procedures terug zoals bij de schort: het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord (“zijn” zetel) en de veralgemening. Bovendien oordelen de jongens – niet de meisjes gezien hun socialisatie verschillend is – dat rust niet anders dan logisch kan volgen op een uitgebreide maaltijd waar de ‘mannetjes’ recht op hebben… Van de beer in de zetel een vrouwelijk personage maken lijkt volkomen uitgesloten, wat onze hypothese bevestigt: het is ondenkbaar dat vrouwen, en a fortiori moeders, in een zetel zitten. Daar komt nog bij dat meisjes het gebod om zich ‘deftig te gedragen’ hebben geïnternaliseerd in de dubbele betekenis van het woord, namelijk als ‘men zal niet onderuit zakken’ en ‘men zal niet rusten’. De meisjes zeggen over moeders “zij zetten zich zo niet, zij rusten niet” en sommigen benadrukken dat een vrouwelijk personage er niet zo “onderuitgezakt” zou bij zitten maar dat zij “een betere houding zou aannemen”. Om in het personage een vrouw te kunnen zien, zijn jongens en meisjes van oordeel dat ze “elders” in de tekening moet voorkomen, meer bepaald in
de keuken, of dat ze moet bezig zijn met een huishoudelijke taak: poetsen, strijken, naaien, afwassen, of zorgen voor de kinderen. Om het personage te vervrouwelijken voegen meisjes er ook nog expliciet het attribuut van de schort aan toe of plaatsen er een baby bij, wat de notie van vrije keuze van interpretatie van de aanvankelijk getoonde afbeelding tegenspreekt.
Algemeen besluit Kinderliteratuur is niet zo onschuldig als ze lijkt. Naast een oververtegenwoordiging van mannelijke personages is er ook sprake van een hiërarchische verhouding tussen de seksen. De held, of het nu een volwassene of een kind is, is meestal van het mannelijk geslacht, en zijn rol op de voorgrond en de verwijzing naar zijn beroep verschaffen hem een verzekerde positie op de sociale ladder. Terwijl de vaderrol slechts een van de vele facetten van de mannelijke identiteit is, blijkt de moeder het dominante volwassen vrouwelijk model te zijn in kinderboeken. Maar ondanks het feit dat er in kinderliteratuur veel meer moeders dan vaders voorkomen en moeders ook veel meer in interactie zijn met kinderen, treden ze zelden op de voorgrond en blijven ze verstoken van een beroep. De figuur van het kleine meisje is als personage zo goed als afwezig, behalve in de prentenboeken waar eerder mensen dan dieren op de voorgrond
17
Jeugdliteratuur en gender 1
geplaatst worden. Daarin nemen de meisjes, afwisselend met de jongens, ook de rol van de heldin op zich en daarin is ook het evenwicht tussen de generaties en tussen de seksen iets meer gerespecteerd. De enquête bij kinderen leert ons bovendien dat meisjes en jongens in Frankrijk (maar ook in Italië en Spanje) de sociale boodschap over voorgeschreven sociale rolpatronen, zoals die uit boeken naar voren komen, ook werkelijk aannemen. Temeer daar het geslacht voor kinderen “aanvankelijk niet meer is dan een overtuiging die voorafgaat aan de ontdekking van de anatomische verschillen tussen de seksen” (Molinier, 2003). Grafische tekens worden geïnterpreteerd als datgene waar ze impliciet voor staan: als symbolen van sekserollen, die de verhalen over de sociale verhoudingen tussen de seksen dragen. Dat is ook het geval voor het traditionele duo schort/zetel. Achter elke vader die in de fauteuil zit, is wel een moeder te vinden die in de keuken staat. Dat er van die symbolen, en dan vooral van het attribuut van de zetel, een dergelijke dwingende kracht blijft uitgaan, komt doordat de constructie van ongelijkheid nog bekrachtigd wordt door andere boodschappen die zowel via kinderliteratuur als via andere socialisatiemedia worden doorgegeven. De uitdaging ligt er nu in een identiteit te kunnen ontwikkelen zonder vast te houden aan de ongelijke waardering van de seksen, vandaag immers de voedingsbodem voor ongelijkheid en geweld tussen de seksen. -----------------------------------------------------------------------------------
Bibliografische referenties Beauvoir S. (de) (1949), Le deuxième sexe, Paris, Gallimard. Belotti E. G. (1974), Du côté des petites filles. L’influence des conditionnements sociaux sur la formation du rôle féminin dans la petite enfance, Paris, Editions Des femmes (1ère ed. 1973). Brugeilles C., Cromer I. et Cromer S. (2002) « Les représentations du masculin et du féminin dans les albums illustrés ou Comment la littérature enfantine contribue à élaborer le genre », Population, vol. 57 n° 2 p. 261-292, Paris, Ined. (English version available on www.cairn.info/revue-population-english-2002-2page-237.htm) Brugeilles C., Cromer S. (2005), Analyser les représentations du masculin et du féminin dans les manuels scolaires, Paris, Ceped, collection « Les clefs pour… ». Brugeilles C., Cromer S. (2007), « Albums illustrés créés par des femmes, albums illustrés créés par des hommes: quelles différences? Le cas de la production française de 1994 ». In Danièle Bajomée (e.a.) (dir.), Femmes et Livre, Paris, L’Harmattan, collection des Idées et des Femmes. Cromer S., (2005) « Vies privées des filles et des garçons, des socialisations toujours différentielles ? » in Margaret Maruani (dir.), Femmes, Genre et Société, L’Etat des Savoirs, Paris, La Découverte
18
Cromer S., (2008) « Les suppléments Parents des magazines jeunesse: un outil de ‘domestication’ des mères? », Recherches et Prévisions, n°93, p.29-40, Paris, CAF. (accessible sur www.caf. fr, voir Politiques sociales et familiales) Cromer S., Turin A., (1997), Quels modèles pour les filles? une recherche sur les albums illustrés, l’Association Du Côté des Filles Cromer S., Turin A., (1998), Que voient les enfants dans les livres d’images?, l’Association Du Côté des Filles Decroux-Masson A. (1979), Papa lit, maman coud, les manuels scolaires en bleu et rose, Paris, Denoël-Gonthier Ferrand M. (2004), Féminin Masculin, Paris, La découverte, Repères Le Men S. (1994), « Le romantisme et l’invention de l’album pour les enfants », Le livre d’enfance et de jeunesse en France. Bordeaux, Société des bibliophiles de Guyenne Molinier P. (2003), L’énigme de la femme active. Egoïsme, sexe et compassion, Paris, Payot Robine N. (2000), Lire des livres en France des années 1930 à 2000, Paris, Le cercle de la Librairie.
(Footnotes) Het artikel is een verkorte versie van: Cromer, Sylvie. ‘Littérature de jeunesse et construction du genre : le point de vue des enfants’, Les Cahiers de l’ARS, (2007) n° 4, p.37-61. Vertaling/bewerking door Caroline Claeys. 2 Onderzoeksterrein: representaties van sekserollen in diverse socialisatiemedia (prentenboeken, jeugdliteratuur, schoolboeken). Meest recente onderzoek op het terrein van kinderbladen en toneelvoorstellingen voor jongeren (zie Cromer, 2008). 3 Adela Turin richtte in 1972 in Milaan de uitgeverij Dalla parte delle bambine op. Zij schreef een dertigtal kinderboeken die in 9 talen werden vertaald. In de jaren ’80 bracht Feministische Uitgeverij Sara een aantal van haar boeken uit op de Nederlandstalige markt. 4 Deze methode werd ook gebruikt voor een analyse van wiskundehandboeken in het basisonderwijs in Franstalig Afrika en gedetailleerd besproken in een methodologisch werk (Brugeilles, Cromer, 2005). 5 Ik vat hier enkele van de resultaten samen die in detail besproken worden in 2 artikels: Brugeilles C., Cromer I. & Cromer S., 2002 en Brugeilles,Cromer, 2007. 6 Het gaat hier slechts om een partiële weergave van het onderzoek, namelijk de analyse van 2 van de 5 afbeeldingen die werden voorgelegd aan kinderen in het kader van het Franse onderzoek. Het onderzoek bij de ouders wordt hier niet behandeld. 1