K w a r t a a l u i t g a v e
v a n
h e t
O n d e r z o e k s i n s t i t u u t
O T B
Woningkwaliteit 2020: Kennisontwikkeling voor duurzame energietransitie in woningvoorraad
Onderzoekers en woningcorporaties slaan handen ineen Tussen 2009 en 2014 zullen de TU Delft, de corporatiesector en mogelijk andere betrokkenen bij de woningproductie, gezamenlijk werken aan het beperken van energieverbruik van woningen. Zij sluiten daarmee aan bij de wensen van het kabinet, dat duurzame energie hoog op haar prioriteitenlijst heeft staan.
Per 1 januari 2009 zijn Onderzoeksinstituut OTB en de faculteit Bouwkunde van de TU Delft gestart met het onderzoeksprogramma Woningkwaliteit 2020. Hierin staat de energiebesparing in de woningvoorraad centraal. Initiatiefnemers zijn prof. Henk Visscher en prof. Anke van Hal. Het is een van de vervolgprogramma’s van het succesvolle Corpovenista. Doel van het programma, dat een looptijd heeft van vier jaar, is de ontwikkeling van wetenschappelijk onderbouwde en praktisch bruikbare kennis voor grootschalige beperkingen van het energieverbruik van de woningvoorraad. Veel corporaties hebben inmiddels hun ambities en beleid voor duurzaamheid en energiebesparing geformuleerd. Nu is er behoefte aan inzicht in hoe dit beleid in de praktijk kan worden gebracht. Belangrijk onderdeel van WK2020 is daarom een praktijkprogramma waar-
in wordt samengewerkt tussen de TU Delft, een grote groep woningcorporaties en de koepelorganisatie Aedes. Naast onderzoek is kennisoverdracht van groot belang, aldus Visscher. Daarom zullen er ook symposia en discussiebijeenkomsten worden georganiseerd. Minder CO2 en meer duurzame energie Het kabinet heeft energiebesparing en inzet van duurzame energie hoog op de prioriteitenlijst staan. Dit ambitieuze streven is niet alleen ingegeven door de klimaatverandering, maar ook door de eindigheid van de fossiele brandstoffen, de afhankelijkheid van andere landen en de stijgende prijzen van energie. Het doel is om in 2020 een afname van 30% CO2 te hebben gerealiseerd en een vergroting van het aandeel duurzame energie tot 20%. Visscher: “Er ontbreekt nog veel fundamentele en praktische kennis over hoe deze doelen in de praktijk gerealiseerd kunnen worden. Hierbij zijn een verbetering van de integrale milieuprestaties van de woningen, een gezond binnenmilieu en een goed wooncomfort essentiële randvoorwaarden. Daarnaast is het noodzakelijk om de woningvoorraad nu grootscheeps aan te pakken en ervoor te zorgen dat de bouwsector en woningeigenaren werkelijk in beweging komen.” Vervolg op pagina 2
Het is noodzakelijk om de woningvoorraad nu grootscheeps aan te pakken.
Inhoud Onderzoekers en woningcorporaties slaan handen ineen 1 OTB scoort goed tot zeer goed bij visitatie 3 Wonen tussen 2002 en 2006 duurder geworden 4 Concurrentie intermodaal goederenvervoer vergroten 5 Woningkenmerken functioneel voor doelen en waarden woonconsument 6 OTB-cursussen en -studiedagen 7 Van de pers 8
2 0 0 9
OTB
& omgeving
maart 2009
Vervolg: Onderzoekers en woningcorporaties slaan handen ineen WK2020 verbindt het thema energiebesparing met andere thema’s van woningkwaliteit en voorwaarden: een gezond binnenklimaat, integrale ecologische duurzaamheid, klimaatadaptatie, afstemming op bewonersgedrag, kwaliteitsborging en innovaties in het bouwproces en beleid en regelgeving. Het programma moet concrete eindresultaten opleveren, zoals concepten voor duurzame, klimaatneutrale nieuwbouwwoningen, strategieën voor de aanpak van de bestaande woningvoorraad en modellen voor samenwerking in de bouwketen bij renovatie en beheer.
Gedrag bewoners van grote invloed In het onderzoeksprogramma worden zowel huur- als koopwoningen meegenomen en zowel nieuwbouwwoningen als bestaande woningen. Visscher: “Nieuw te bouwen woningen bieden weliswaar de beste mogelijkheden voor energiebesparing, maar met een jaarlijkse nieuwbouwproductie van één procent van de bestaande voorraad zullen we de energiewinst vooral in de bestaande woningvoorraad moeten realiseren. In het onderzoek schenken we onder meer aandacht aan de effecten van nieuwe technologieën. We willen weten wat deze bijdragen aan
Bloemen en diploma voor Nado-cursisten
Speciale aandacht voor effecten van nieuwe technologieën de vermindering van energieverbruik en milieubelasting, de verbetering van binnenmilieu en de verhoging van wooncomfort. Ook besteden we veel aandacht aan de bewoners, omdat hun gedrag van grote invloed is op het werkelijke energieverbruik.” Participatie en medefinanciering Met de woningcorporaties Vivare, Vidomes, Ymere, Portaal, Rochdale, PWS Rotterdam, Woonbron, de Alliantie, Haag Wonen, Oost Flevoland Woondiensten, Woongroep Twente, Staedion en Aedes (de koepelorganisatie van woningcorporaties) is deelname overeengekomen gedurende een periode van vier jaar. Een aantal andere corporaties hebben deelname nog in beraad. Er wordt nog overgelegd met verschillende andere partijen over participatie en medefinanciering van het programma, zoals met brancheorganisaties uit de bouwsector, energiebedrijven en de overheid.
Informatie
Eind 2008 behaalden opnieuw vier OTB’ers hun Nado-certificaat: Jeroen van der Heijden, Gwen van Eijk, Milly Tambach en Wenda van der Laan Bouwma-Doff (v.l.n.r.). De tweejarige opleiding voor junior onderzoekers en promovendi wordt verzorgd door het Onderzoeksinstituut OTB en omvat een cursusdag en vier onderzoeksdagen per week. Circa 70 cursisten hebben de opleiding, die sinds 1986 bestaat, doorlopen.
Meer informatie is te vinden op de website www. woningkwaliteit2020.tudelft.nl. Voor informatie over het onderzoek kunt u ook contact opnemen met de projectleiders prof. Henk Visscher, Onderzoeksinstituut OTB, tel. (015) 2787634 / 0648875643, e-mail:
[email protected] en prof. Anke van Hal, faculteit Bouwkunde, tel. (015) 278 9758, e-mail:
[email protected]. In het kader van het onderzoeksprogramma vindt op 8 oktober 2009 de OTB-studiedag Energietransitie bij renovatie van woningen plaats.
Uitreiking getuigschriften Arcadis Mastercourse Urban Development
2
In december 2008 vond de uitreiking plaats van de getuigschriften van de Arcadis Mastercourse Urban Development (AMCUD). Deze opleiding is opgezet door het Onderzoeksinstituut OTB voor advies- en ingenieursbureau Arcadis, in de vorm van een in-company cursus. In zes blokken, verspreid over een periode van anderhalf jaar, hebben de medewerkers zich verder kunnen verdiepen in het thema gebiedsontwikkeling. Aan bod kwamen programmering en planning, grondbeleidsinstrumentarium, planeconomie, civieltechnische aspecten van gebiedsontwikkeling en organisatie en bevoegdheden. Tevens schreven de deelnemers elk een scriptie. De totale studiebelasting bedroeg gemiddeld 720 uur. Voor het OTB is het verzorgen van postacademisch onderwijs een belangrijk onderdeel van de onderwijsportefeuille.
OTB
& omgeving
maart 2009
OTB scoort goed tot zeer goed bij visitatie Wetenschappelijke organisaties voor stedelijk en regionaal onderzoek zijn onlangs gevisiteerd. Ook het Onderzoeksinstituut OTB behoorde daartoe. Dat kreeg een goede tot zeer goede beoordeling maar tevens het advies enkele ervaren hoogleraren aan te stellen. Zij kunnen richting geven aan het onderzoek en nieuwe onderzoeksgelden binnenhalen.
Het Onderzoeksinstituut OTB scoort goed tot zeer goed met wetenschappelijke onderzoeken en publicaties. Internationaal is het op sommige onderdelen invloedrijk. Dat constateerde onlangs de internationale review commissie die in opdracht van de universiteiten die deelnemen in Onderzoekschool NETHUR zes onderzoeksinstituten en faculteiten op het terrein van stedelijk en regionaal onderzoek tegen het licht heeft gehouden (Technische Universiteit Delft, Universiteit van Amsterdam, Radboud Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Utrecht). De programma’s van het OTB zijn beoordeeld over de periode 2003-2006. Koerswijziging De commissie constateerde dat het OTB veel van haar doelstellingen heeft gehaald sinds de vorige review en veel aanbevelingen ter harte heeft genomen. Het OTB-onderzoek heeft een ontwikkeling doorgemaakt van nadruk op kortetermijnopdrachten naar nadruk op verdieping van de wetenschappelijke vraagstelling voortkomend uit maatschappelijke problematiek. Wel handhaafde het instituut een nauwe relatie tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek. Dit toegepast onderzoek is door de commissie buiten beschouwing gelaten. De beleidswijziging wordt gestaafd met acht promoties in 2008, meer promovendi op de loonlijst dan een aantal jaren geleden, meer publicaties in internationaal weten schappelijke tijdschriften en een flinke toename van het aantal hoogleraren. Ook heeft een internationalisering plaatsgevonden, onder meer in de vorm van een groeiend aantal buitenlandse promovendi, postdocs en gastonderzoekers. Concurrerend en invloedrijk De OTB-programma’s scoren goed tot zeer goed op de vier criteria die de commissie hanteerde: kwaliteit van het onderzoek, aantallen publicaties, relevantie van het onderzoek en levensvatbaarheid en uitvoerbaarheid van het onderzoek. Een deel van het onderzoek is concurrerend in Nederland en levert internationaal gezien een waardevolle bijdrage aan academische discussies. Een ander deel behoort nationaal tot topresearch en is internationaal zelfs concurrerend. De commissie waardeerde de vele contacten met andere disciplines binnen en buiten de TU Delft en met
buitenlandse organisaties. Er wordt dan ook gewerkt binnen een uitgebreid nationaal en internationaal academisch netwerk. Samenwerking opvoeren Het onderzoek betreft relevante onderwerpen; veel onderzoeken zijn gericht op actuele ontwikkelingen in de samenleving en sluiten aan op maatschappelijke vraagstukken. Er is dan ook veel vraag naar het onderzoek dat door het OTB wordt uitgevoerd, wat ook blijkt uit het aantal wetenschappelijke publicaties – onder andere in internationaal befaamde wetenschappelijke tijdschriften – en optredens in de media. De veelal jonge en veelbelovende onderzoekers laten vaak van zich horen. Over het geheel genomen is het OTB internationaal goed zichtbaar. De commissie is van mening dat de medewerkers nog meer van elkaars werk en kennis kun-
Nieuwe leerstoelen Ondanks de positieve beoordeling ziet de commissie voor afzonderlijke onderzoeksgroepen ook aanleiding voor verbetering. De in gang gezette aanstelling van hoogleraren ziet de commissie als positief voor de ontwikkeling van de onderzoeksprogramma’s en zij adviseert enkele onderzoeksgroepen een hoogleraar aan te trekken, vooral om stimulans en richting aan hun onderzoek te geven en onderzoeksgelden binnen te halen. Willem Korthals Altes, directeur van het OTB, over het visitatierapport: “Deze visitatie geeft aan dat ons onderzoek goed naar voren komt tussen dat van andere onderzoeksinstituten op het gebied van stedelijk en regionaal onderzoek. Dit laat zien dat we, hoewel we als instituut aan een technische universiteit meer gericht zijn op oplossingen voor maatschappelijke vragen, toch
Onderzoeksinstituut OTB internationaal goed zichtbaar nen profiteren door de samenwerking tussen de onderzoeksprogramma’s op te voeren. Ook het meer gebruik maken van het trainingaanbod bij NETHUR en van de mogelijkheden tot samenwerking en uitwisseling van kennis met deze organisatie, zal de kwaliteit van het OTB ten goede komen.
de wetenschappelijke toets der kritiek kunnen doorstaan. Dit sterkt ons in onze strategie om wetenschappelijke verdieping te combineren met onderzoek gericht op het vinden van antwoorden op reële vraagstukken op het terrein van onder meer woningbouw, stedelijke vernieuwing, ruimtelijke ontwikkeling, transport en geoinformatie.”
Neerslag van OTB-onderzoek ter inzage in de visitatieruimte.
3
OTB
& omgeving
maart 2009
Stijging bijkomende woonuitgaven vooral veroorzaakt door hogere prijzen van gas en elektriciteit
Voor zowel huurders als kopers is het wonen duurder geworden.
Wonen tussen 2002 en 2006 duurder geworden Het besteedbaar inkomen van huishoudens is tussen 2002 en 2006 min of meer gestagneerd. Verschillende uitgavenposten voor wonen namen echter toe en het aantal goedkope woningen daalde. Dat alles maakte wonen duurder. Tussen 2002 en 2006, het meest recente jaar waarover informatie bekend is, is wonen duurder geworden, zowel in absolute als in relatieve zin. Een belangrijke verklaring daarvoor is de daling van het gemiddeld besteedbaar inkomen van huurders en de stagnatie van het inkomen van eigenaar-bewoners. Dat kwam doordat enerzijds het inkomen nationaal gezien tussen 2002 en 2004 daalde; anderzijds is de samenstelling van beide groepen veranderd. Tevens zijn woonuitgaven die huishoudens moeten doen ‘om te kunnen wonen’ (de netto vaste woonuitgaven, samen met heffingen, zoals onroerende zaakbelasting en rioolrechten en uitgaven voor gas, water en elektriciteit) toegenomen, in het bijzonder de energielasten.
4
Doelgroepen gegroeid De doelgroepen van beleid, zowel in de huursector als in de koopsector, zijn de afgelopen jaren gegroeid. De doelgroep binnen de koopsector groeide met 100.000 aan tot 467.000 huishoudens, ofwel 12% van alle eigenaar-bewoners, en bestaat uit veel starters en ouderen. In de huursector groeide de doelgroep met 140.000 huishoudens naar 1.3 miljoen huishoudens in 2006. Daarmee besloeg de doelgroep 44% van alle huurders. Hun gemiddeld besteedbaar inkomen bedroeg € 13.300; dat van eigenaar-bewoners bedroeg € 17.600 per jaar.
Als gevolg van sloop en verkoop van huurwoningen en een geringere nieuwbouwproductie daalde de omvang van de voorraad goedkope huurwoningen met 33.000. Het aantal duurdere huurwoningen nam toe. Een deel van de goedkope huurwoningen wordt bewoond door huishoudens die tot de niet-aandachtsgroep gerekend worden, wat de beschikbaarheid voor de doelgroep belemmert. Groter deel inkomen naar wonen en energie De basishuur is tussen 2002 en 2006 met 13% gestegen naar gemiddeld € 411 per maand. Dankzij huurtoeslag was dit terug te brengen tot € 365 netto vaste woonuitgaven. De gemiddelde bijkomende woonuitgaven, ongeveer een derde deel van de totale woonuitgaven, zijn in dezelfde periode met 37% het meest gestegen van alle uitgavenposten. Gemiddeld betaalde een huurder € 177 per maand aan bijkomende uitgaven. Dat is een vijfde meer dan vier jaar daarvoor. Per saldo namen de totale woonuitgaven van huurders tussen 2002 en 2006 toe met 19% tot gemiddeld € 542 per maand, tegen 16% tussen 1998 en 2002. In de koopsector liggen de woonuitgaven gemiddeld hoger dan in de huursector, maar is het besteedbaar inkomen groter, waardoor het aandeel van het inkomen dat opgaat aan wonen la-
ger uitkomt dan in de huursector. De gemiddelde bijkomende woonuitgaven zijn met 32% sterk gestegen en bedroegen € 239 per maand. De totale woonuitgaven kwamen daarmee op gemiddeld € 669 per maand, een groei van 16% sinds 2002. Tussen 1998 en 2002 was die groei nog 24%. De stijging van de bijkomende woonuitgaven is ook in de koopsector vooral veroorzaakt door de hogere prijzen van gas en elektriciteit. Huurders besteedden in 2006 gemiddeld 36% (netto woonquote) van hun besteedbaar inkomen aan woon- en bijkomende uitgaven. Eigenaar-bewoners waren gemiddeld 25% van hun inkomen kwijt aan de financiering van de eigen woning en bijkomende woonuitgaven. Hoge quoten De verhouding tussen zowel de netto vaste woonuitgaven en het besteedbaar huishoudensinkomen (de netto huur- en koopquote) als het aandeel van de totale woonuitgaven in het besteedbaar huishoudensinkomen (netto woonquote) verschilt per groep van beleid: naarmate het inkomen gemiddeld lager is, zijn de quoten gemiddeld hoger. Alleenstaanden, recent verhuisden en huurders in de particuliere sector kwamen boven de gemiddelde huurquote uit. Binnen de koopsector kwamen recente kopers boven de gemiddelde koopquote uit. Dit gold vooral voor starters; kopers die een koopwoning achterlaten, konden namelijk deels terugvallen op de verkoopwinst van die woning.
Literatuur Haffner, Marietta, Harry Boumeester, Kees Dol, Roland Goetgeluk, Peter Neuteboom, Cor Lamain & Gust Mariën, 2008, Woonuitgaven 2002-2006 in beeld, geschreven in opdracht van het ministerie van VROM. Het rapport is als pdf beschikbaar op www.otb.tudelft.nl.
OTB
& omgeving
maart 2009
‘Bundelingsvliegermodel’ maakt keuzes helder
Concurrentie intermodaal goederenvervoer vergroten Intermodaal goederenvervoer per spoor laat kansen liggen. Een van de belangrijkste is het aanbieden van vervoer voor kleine stromen tegen acceptabele kosten en met een goede kwaliteit. Dit zou het vervoersaandeel van intermodaal railvervoer substantieel moeten verhogen.
“Het is van commercieel én maatschappelijk belang dat intermodaal goederenvervoer per spoor toeneemt. Commercieel omdat het groeiperspectief van deze wijze van vervoer groot is en maatschappelijk vanwege de grotere schade aan het milieu door wegtransport. Voor een groter vervoersaandeel moet deze vorm van vervoer concurrerend worden. De innovatie van spoornetwerken waarop goederenvervoer gebundeld wordt, kan hiertoe bijdragen.” Dit stelt Ekki Kreutzberger van het Onderzoeksinstituut OTB, onderzoeker op het gebied van vervoer en infrastructuur. In december 2008 promoveerde hij op dit onderwerp aan de TU Delft. Weerstanden overwinnen De innovatie van transportbundeling heeft als doel transportkosten te verlagen en de transportkwaliteit te verhogen. Dat betekent dat betere compromissen gevonden moeten worden tussen enerzijds het maximaliseren van de transportfrequentie, de lading en de netwerkverbindingen en anderzijds het beperken van de weerstand van transportdiensten. “Netwerken zonder goederenuitwisseling op tussenliggende knooppunten – directe bundelingsnetwerken – hebben de kleinste weerstand, maar er is te weinig aanbod van vracht om directe treinen op de gewenste frequentie en met een volle treinlading te laten rijden. Hier kan complexe bundeling, goederen met verschillende begin- en eindterminals die gedurende een deel van de route in gemeenschappelijke treinen vervoerd worden, een oplossing vormen. Voorbeelden van complexe bundelingstypes zijn ‘ster’netwerken en ‘lijn’-netwerken. Maar ook die hebben nadelen: containers worden uitgewisseld op tussenliggende knooppunten en de treinroutes zijn langer.” Deze weerstanden waren nu juist, aldus Kreutzbergers analyse van de bundelingsinnovatie in zeven Europese landen, een van de aanleidingen om bestaande spoornetwerken te vereenvoudigen en meer direct te bundelen.
“Investering in complexe bundelingsnetwerken met terminals op tussenliggende knooppunten biedt spoorsector voordeel” Innovaties niet uitgevoerd Technische vernieuwing kan de weerstanden van complexe bundeling verminderen. In de innovatiegolf van de jaren negentig wekten nieuwe technische trein-, terminal- en containerconcepten de indruk dat de nadelen van complexe bundeling tot een minimum te reduceren zouden zijn. De meeste technische innovaties zijn echter tot op heden niet ingevoerd. Gebrek aan besef van de wensen van de transporteurs en verladers, geen zicht op de innovaties die in de praktijk al gaande waren, onrealistische standaardisatievoorstellen en technologisch optimisme waren de oorzaken die Kreutzberger in zijn onderzoek tegenkwam. Om dan maar voor directe bundeling te kiezen is volgens Kreutzberger niet de oplossing. Meer netwerken en terminal wenselijk Kreutzberger introduceert in zijn proefschrift het zogenaamde ‘bundelingsvliegermodel’ dat de kwantitatieve relatie tussen de bundelingsvariabelen structureert, te weten het aantal netwerkroutes, transportvolume, transportfrequentie en voertuiglading. De keuze van bundelingsconcept beïnvloedt het aantal netwerkroutes. Bij verandering van bundelingsconcept verandert naast het aantal routes minimaal één van de overige bundelingsvariabelen. De gevolgen voor de transporttijd en kosten illustreert Kreutzberger aan de hand van grootschalige netwerkvergelijkingen. De studie bevestigt dat het toevoegen van netwerken met terminaloverslag op tussenliggende knooppunten de concurrentiekracht van in-
termodaal spoorvervoer doet toenemen. Kreutzberger adviseert het bedrijfsleven dan ook om in dergelijke netwerken te investeren. Hij beveelt de overheid aan om complexe bundeling te ondersteunen bij de toedeling van trajecten. Daarnaast zou de vervoerssector baat hebben bij de afstemming van planning en voorbereiding tussen concurrerende internationale bundelingsnetwerken. Dit is gunstig voor het rendement van infrastructuurinvesteringen. Praktijk Kreutzberger heeft zijn inzichten reeds in advisering in de praktijk kunnen brengen. “In 2008 heeft het Onderzoeksinstituut OTB de bundelingsconcepten en railscenario’s voor de gehele haven van Rotterdam in 2020 ontworpen, in opdracht van het Havenbedrijf en de Academic Centre Transport PORT. De capaciteitsreserves van havensporen nemen daar af waardoor het wenselijk is dat treinen in de haven vooral met grote ladingen gaan rijden. De resultaten hebben we ook aan de Rotterdamse spoormarkt gepresenteerd.”
Literatuur Kreutzberger, Ekki, 2008, The innovation of intermodal rail freight bundling networks in Europe. Concepts, developments, performances. TRAIL Thesis Series T2008/16. Delft (The Netherlands TRAIL Research School). ISBN 978-905584-110-3. Prijs € 45. Zie www.rstrail.nl.
5
OTB
& omgeving
maart 2009
Nieuw conceptueel en methodologisch kader ontwikkeld
Woningkenmerken functioneel voor doelen en waarden woonconsument In Nederland zijn de afgelopen vijftig jaar de relaties tussen woonvoorkeuren en factoren op macroniveau en microniveau vaak onderzocht. Huizenmarkt, economische situatie, leeftijd, inkomen en samenstelling van het huishouden stonden centraal, maar er werd relatief weinig aandacht besteed aan cognitieve factoren op microniveau zoals doelen, functies en waarden. Daarvoor is nu een conceptueel en methodologisch kader ontwikkeld.
6
Henny Coolen: “De betekenis van voorkeuren voor
Woningkenmerken worden beschouwd als functioneel voor het bereiken van doelen en waarden die mensen nastreven bij het zoeken naar een nieuwe woning. De betekenissen die mensen toekennen aan hun woonvoorkeuren, dragen bij aan de functionele verklaring van die voorkeuren. Tot deze conclusie komt Henny Coolen in zijn promotieonderzoek waarin hij de woonwensen van de consument centraal stelt. Coolen is senior onderzoeker methodologie en informatica bij het Onderzoeksinstituut OTB. Zijn specialismen zijn Methoden en Technieken van Onderzoek en Statistiek en Woonpreferenties en Woningkeuze. Hij promoveerde in december 2008 aan de TU Delft.
zenprijzen en op de manier waarop woonkosten bepalend zijn voor de keuze tussen een huur- of een koopwoning. Sociologen en geografen daarentegen hebben zich met name beziggehouden met het bestuderen van woningkeuzes van individuele huishoudens en de woonruimteverdeling onder de bevolking. Hoewel de concepten voorkeur en keuze alom worden gebruikt bij onderzoek over wonen, worden deze termen niet altijd even duidelijk van elkaar onderscheiden.”
Voorkeur, intentie en keuze op conceptueel niveau Coolen: “De onderwerpen woningkeuze en woonvoorkeuren krijgen traditioneel veel aandacht uit diverse disciplines. Sommige onderzoekers specialiseren zich in woonvoorkeuren, waarbij de woning in de regel wordt gezien als een verzameling van kenmerken. Anderen kijken naar het proces van woningkeuze en weer anderen richten zich op de uitkomsten van dat proces. Economen hebben zich voornamelijk gericht op hui-
Achterliggende motieven van woonconsumenten “In tegenstelling tot de min of meer gangbare praktijk heb ik in dit onderzoek voorkeur, intentie en keuze op conceptueel niveau onderscheiden. Niet alleen stelde ik mezelf de vraag wat woonconsumenten wensen, maar ook waarom ze dat wensen. Wat is de rol van achterliggende motieven van woonvoorkeuren? ‘Verhuisredenen’ is de meest onderzochte cognitieve factor, maar belicht slechts één aspect van de motieven
woningkenmerken kan nu beter worden bestudeerd” die mensen kunnen hebben. Er is weinig bekend over de relaties tussen cognitieve factoren zoals waarden, doelen en functies aan de ene kant en woonvoorkeuren aan de andere kant. Met dit onderzoek ligt er nu een conceptueel en methodologisch kader waarmee de betekenis van voorkeuren voor woningkenmerken kan worden bestudeerd.” Het door Coolen ontwikkelde kader dient tevens als fundament voor een ander onderzoek. In 2009 promoveert zijn collega Janine Meesters op de verdere empirische uitwerking van dit nieuwe conceptuele en methodologische kader.
Informatie Coolen, Henny, 2008, The meaning of dwelling features; conceptual and methodological issues, (zie de rubriek Van de pers op pag. 8).
OTB
OTB-Cursussen 2009
In talloze wijken werken veel partijen samen aan een integrale aanpak om bewoners meer kans op 4-daagse cursus Recente ontwikkelingen in (sociale) stijging in hun wijk te bieden, om de wijk te het wonen vernieuwen, te differentiëren en een kwaliteitsimpuls Data: 15/16 april en 26/27 mei 2009 (reeds volgete geven. Hoe geef je die aanpak vorm? Hoe zorg je boekt) + najaar 2009 voor een balans tussen behoud en vernieuwing? Hoe Doelgroep: iedereen die beroepsmatig bij het wonen stel je een investeringsvisie en een actieplan op? betrokken is en snel inzicht wil krijgen in recente Naast de inhoud is het proces minstens zo belangrijk ontwikkelingen en nieuwe beleidsinstrumenten om een breed gedragen aanpak te ontwikkelen. Een goede wijk ontstaat alleen door effectieve samenStagnerende of zelfs dalende koopprijzen, inzakkende werking in vitale coalities, maar hoe breng je die tot woningverkopen, hoge woonuitgaven en problemen stand? Hoe kan aan de verbinding tussen een fysieke, tussen de overheid en de woningcorporaties. De pers- een economische en een sociale wijkvisie inhoud woraandacht voor deze problemen op de woningmarkt is den gegeven? De cursus biedt een breed overzicht en groot. Op lokaal niveau dringt het steeds meer door verbindt praktijkbenadering, theoretische achtergrond dat er mogelijkheden zijn om de gerezen problemen en eigen inbreng met elkaar. het hoofd te bieden. Een scala aan beleidsinterventies en instrumenten dient zich hiervoor aan. Deze ontwik- 4-daagse cursus Technisch beheer van kelingen worden in de cursus met elkaar in verband woningen gebracht. Tevens worden nieuwe beleidsinstrumenten Data: 14/15 oktober en 25/26 november 2009 aangereikt en komen de effecten van het nieuwe Locatie: Kaap Doorn, Doorn beleid aan de orde. Doelgroep: woningcorporaties 4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties Data: 16/17 september en 11/12 november 2009 Locatie: Kaap Doorn, Doorn Doelgroep: woningcorporaties
Professioneel technisch beheer van woningen komt neer op het sturen op prestaties en kosten van het vastgoed en de daarmee samenhangende onderhoudsprocessen. Het doel van de cursus is om kennis op te doen over alle aspecten van het technisch beheer en handvatten te bieden om het technisch Strategisch voorraadbeleid is een van de belangrijkste beheer beter vorm te geven. Daarbij is gekozen voor beleidsthema’s bij corporaties. Het doel van deze een beleidsmatige insteek en dus niet direct gericht cursus is om te leren zelf een voorraadbeleidsplan op de uitvoeringspraktijk. te maken. Thema’s die hierbij aan de orde komen, zijn onder andere: corporatievisie en -strategie, 4-daagse cursus Actuele thema’s in de vervaardiging van wijkvisies, financiën en waarwoonruimteverdeling demanagement, werken met beleidslabels om het Data: 23 en 24 november 2009 proces te structureren en te versnellen, afweging van Locatie: Kaap Doorn, Doorn mogelijke strategieën op complexniveau, uitwerking Doelgroep: degenen die enige kennis/ervaring hebben van voorraadbeleid naar operationele beheerplannen, met woonruimteverdeling betrokkenheid van bewoners en consequenties van het voorraadbeleid voor het onderhoud. Als reactie op de onvrede bij woningzoekenden, woningcorporaties en politici over de praktijk van de 4-daagse cursus De wijkaanpak: sociaal, fysiek woonruimteverdeling zijn bij gemeenten en woningen economisch corporaties in Nederland de afgelopen jaren nieuwe Data: 14/15 oktober en 18/19 november 2009 ontwikkelingen gaande. Steeds vaker staan de aanLocatie: Golden Tulip Doorwerth bodmodellen ter discussie. Bovendien is er dringende Doelgroep: gemeenteambtenaren, corporatiemedebehoefte om hun klanten beter te bedienen. Kritiek werkers, projectleiders, opbouwwerkers, ontwikkeop de bestaande situatie en veranderende inzichten laars, makelaars, ontwerpers, adviseurs en leden van leiden tot verschillende oplossingen die worden gebewonersorganisaties kozen om aan al deze problemen een eind te maken.
& omgeving
maart 2009
Kwesties die hierbij aan de orde komen zijn: moeten we meer sturen of bepaalde regels juist loslaten? Kan woonruimteverdeling bijdragen aan het oplossen van leefbaarheidproblemen in wijken? In deze cursus komen vernieuwende modellen en werkwijzen aan de orde. Daarbij is veel aandacht voor de beleidsdoelstellingen en -uitgangspunten die ten grondslag liggen aan een bepaalde modelkeuze.
OTB-Studiedagen 2009 Studiedag en excursie Energietransitie bij renovatie van woningen: een succesvolle aanpak Datum: 8 en 9 oktober 2009 Locatie studiedag: Brabanthallen in Den Bosch Doelgroep: iedereen die professioneel betrokken is bij de bouw en renovatie, woningbeheer, toekennen van energielabels of het begeleiden van energiebesparingsprojecten De studiedag en excursie worden georganiseerd tijdens en aansluitend aan de vakbeurs Energie 2009. Op de studiedag op 8 oktober wordt het thema energietransitie van de woningvoorraad vanwege de hoge actualiteit vervolgd. De nadruk zal liggen op succesvolle manieren van aanpak en resultaten. Er zal aandacht zijn voor concrete plannen en producten, inclusief de effecten van het Woningwaarderingstelsel en van de Woonlastenbenadering en voor de vragen in hoeverre de mogelijkheden om energieambities te realiseren verbeterd zijn en wat er nu staat te gebeuren. Tijdens het avondprogramma wordt gediscussieerd over duurzaam en gezond renoveren. Op 9 oktober zal (onder voorbehoud) een excursie inclusief lezingenprogramma naar concrete voorbeelden van passiefhuisrenovatie en -nieuwbouw plaatsvinden.
Informatie en aanmelding Ongeveer 2 maanden voor aanvang van een cursus of studiedag is uitvoerige informatie over het programma beschikbaar. Voor een specifieke programmafolder kunt u mailen naar Angélique Dersjant: a.d.dersjant@ tudelft.nl, of gebruik maken van de invulstrook. Ook kunt u kijken op onze website www.otb.tudelft.nl/ agenda.
Ik wil graag meer informatie over: □ 4-daagse cursus Recente ontwikkelingen in het wonen, 15/16 april en 26/27 mei 2009 + najaar 2009 □ 4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties, 16/17 september en 11/12 november 2009 □ OTB-studiedag en excursie Energietransitie bij renovatie van woningen, 8 en 9 oktober 2009 □ 4-daagse cursus De wijkaanpak: sociaal, fysiek en economisch, 14/15 oktober en 18/19 november 2009 □ 4-daagse cursus Technisch beheer van woningen, 14/15 oktober en 25/26 november 2009 □ 2-daagse cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling, 23/24 november 2009 Naam :. ............................................ ........................................................................... Instelling/organisatie :. ............................................ ........................................................................... Afdeling/dienst :. ............................................ ........................................................................... Adres :. ............................................ ........................................................................... Postcode/Plaats :. ............................................ ........................................................................... E-mail :. ............................................ ...........................................................................
U kunt dit strookje faxen of in een ongefrankeerde enveloppe sturen aan: Onderzoeksinstituut OTB Afdeling Voorlichting en Publiciteit t.a.v. Angélique Dersjant Antwoordnummer 10178 2600 VB Delft fax (015) 278 44 22
7
OTB
& omgeving
maart 2009
V an de pers Coolen, Henny, The meaning of dwelling features. Conceptual and methodological issues, 2008, serie Sustainable Urban Areas 22, 164 pag., ISBN 987-1-58603-955-4, Amsterdam (IOS Press). Prijs € 55. Te bestellen via www.dupress.nl. Promotie-onderzoek naar de betekenis van woningkenmerken met als resultaat een conceptueel en methodologisch kader waarmee de betekenis van woningkenmerken kan worden bestudeerd. Itard, Laure & Frits Meijer, Towards a sustainable Northern European housing stock. Figures, facts and future, 2008, serie Sustainable Urban Areas 22, 212 pag., ISBN 987-1-58603-977-6, Amsterdam (IOS Press).
Prijs € 60. Te bestellen via www.dupress.nl. Omvangrijke inventarisatie van de huidige woningvoorraad in Noord-Europa, de kenmerken van deze voorraad alsmede de plannen die overheden met deze voorraad hebben. De onderzoekers komen met voorstellen om de woningvoorraad een duurzamer karakter te geven. Janssen-Jansen, Leonie, Marjolein Spaans & Menno van der Veen (eds.), New instruments in spatial planning. An international perspective on nonfinancial compensation, 2008, serie Sustainable Urban Areas 23, 258 pag., ISBN 987-1-58603-978-3, Amsterdam (IOS Press). Prijs € 65. Te bestellen via www.dupress.nl. Systematische vergelijking
van vormen van compensatie in zes landen, waaronder Nederland en de Verenigde Staten. In tegenstelling tot dit laatste land zijn vormen van compensatie elders in de wereld vaak niet-financieel van aard.
meer transparantie binnen en controle over woningcorporaties bieden.
Heijden, Jeroen van der, Building regulatory enforcement regimes. Comparative analysis of private sector involvement in the enforceKoopman, Marnix, Henkment of public building Jan van Mossel & Ad regulations, 2009, 266 Straub (eds.), Perforpag., ISBN 987-1-58603mance measurement in 985-1, Amsterdam (IOS the Dutch social houPress). Prijs € 60. Te besing sector, 2008, serie stellen via www.dupress. Sustainable Urban Areas nl. 19, 140 pag., ISBN 987-1- Proefschrift over het be58603-962-2, Amsterdam trekken van private par(IOS Press). Prijs € 45. tijen in de handhaving van Te bestellen via www.dupublieke bouwregelgeving press.nl. in Nederland, Australië Identificatie van maaten Canada. Een model schappelijk en praktisch met publieke en private nut van betere instrumen- partijen lijkt het meest ten voor prestatiemeting adequaat, hoewel beide van woningcorporaties. sectoren hun zwaktes hebDeze kunnen bijvoorbeeld ben.
Opnieuw twee OTB’ers benoemd tot hoogleraar Milan Janic is eind 2008 benoemd tot onderzoekshoogleraar Verkeers- en transportwetenschappen aan de Universiteit van Belgrado (Faculteit Verkeers- en transporttechnieken) in Servië. Janic is expert op het gebied van analyse en modellering van operations en planning van transportsystemen voor zowel personen- als goederenvervoer. Hij schreef onder meer twee boeken over de luchtvaartindustrie. Op het Onderzoeksinstituut OTB, waar hij sinds 2001 werkt, is hij programmaleider Mobility Studies. Eerder was hij onder meer verbonden aan het Institute of Traffic & Transport in Ljubljana, de Loughborough University en de Manchester Metropolitan University. Janic hoopt samenwerking tot stand te brengen tussen Delft en Belgrado en te participeren in nationale en internationale projecten.
Hendrik Ploeger is benoemd tot bijzonder hoogleraar Privaatrechtelijke aspecten van het onroerend goed, inclusief de hypothecaire en kadastrale boekhouding, aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De leerstoel wordt gefinancierd door de Stichting tot Bevordering der Notariële Wetenschap. Ploeger kan zich volledig richten op onderzoek en onderwijs. Hij zal onder meer het verplicht vak Grondgebruikrecht doceren in de notariële opleiding. Ploeger is sinds 2001 verbonden aan het Onderzoeksinstituut OTB. Hij verricht hier onderzoek en verzorgt onderwijs op het gebied van de juridische aspecten van grondgebruik en grondboekhouding (kadaster en openbare registers). Hij publiceert in wetenschappelijke tijdschriften en van zijn hand verschenen diverse boeken.
Colofon OTB & Omgeving is een kwartaaluitgave van het Onderzoeksinstituut OTB Onderzoeksinstituut OTB Jaffalaan 9 2628 BX Delft Tel. (015) 2783005 e-mail:
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl Redactie Peter Boelhouwer, Dirk Dubbeling, Helen Jager, Christel Swarttouw-Hofmeijer en Eveline Vogels Vormgeving Ontwerpburo Cyril Strijdonk, Gaanderen Druk Nivo, Delfgauw
Onderzoeksinstituut OTB Het Onderzoeksinstituut OTB is on derdeel van de TU Delft en bestaat sinds 1985. Het is gespecialiseerd in onafhankelijk onderzoek op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde omgeving. Er werken ongeveer 150 mensen, waaronder planologen, sociaal-geografen, bouwkundigen, economen, geodeten, bestuurskundigen en woonecologen. De directie bestaat uit Peter Boelhouwer (wetenschappelijk directeur) en Willem Korthals Altes (directeur). De onderzoekers zijn verdeeld over zeven secties: l Duurzaam
Woningvoorraadbeleid en Kwaliteitszorg (coördinator Henk Visscher) l Geo-informatie en Grondbeleid (coördinator Willem Korthals Altes) l GIS-technologie (coördinator Peter van Oosterom) l Stedelijke en Regionale Ontwikkeling (coördinator Kees Maat) l Stedelijke Vernieuwing en Wonen (coördinator Marco van der Land) l Vervoer en Infrastructuur (coördinator Bart Wiegmans) l Volkshuisvesting en Woningmarkt (coördinator Harry van der Heijden). Daarnaast is er een ondersteunende sectie Methodologie en Informatica (coördinator Henny Coolen).