CONVENANT tussen de
Woningcorporaties en Burgemeester en wethouders van Hilversum
Asbestverwijdering bij woningmutatie en klachtenonderhoud ‘Paraplu’omgevingsvergunning
Inhoud:
Pagina: 1
Convenant - tekst
12
Toelichting
14
Bijlage
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
CONVENANT VOOR VERLENING VAN EEN ‘PARAPLU’OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET SLOPEN VAN ASBEST BIJ WONINGMUTATIE EN KLACHTENONDERHOUD Ondergetekenden: · Burgemeester en wethouders van Hilversum, handelend als bestuursorgaan; ·
Gewest Gooi en Vechtstreek;
·
Stichting de Alliantie, gevestigd te Huizen (KvK nr. 39048769);
·
Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken, gevestigd te Hilversum (KvK nr. 32032703);
·
Stichting Dudok Wonen, gevestigd te Hilversum (KvK nr. 32023773);
Verder te noemen: partijen; Overwegende dat: ◦ partijen willen bevorderen dat woningen zoveel mogelijk asbestvrij worden; ◦ bij de woningcorporaties behoefte bestaat om, met verkrijging van een omgevingsvergunning voor het slopen en verwijderen van asbest (bevattend materiaal), snel te kunnen reageren wanneer in verband met een woningmutatie of met klachtenonderhoud (aan een woning in bewoonde staat) in het woningbestand zich de mogelijkheid of noodzaak aandient om asbestmaterialen (deel van het bouwwerk, of door een huurder zelf aangebracht) – overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke voorschriften – te laten verwijderen; ◦ het in genoemde gevallen voor kan komen dat de procedure voor verkrijging van een vergunning voor het slopen/verwijderen van asbest langer duurt dan wenselijk is om snel op de ontstane situatie te kunnen inspelen; ◦ het daarom wenselijk is dat een vorm van een verzamelbeschikking (in dit kader genoemd ‘paraplu’vergunning) voor een bepaalde duur wordt verleend voor de hiervoor bedoelde asbestverwijdering; ◦ partijen het daarom wenselijk achten afspraken te maken over de mogelijkheid en wijze van vergunningverlening in de vorm van de hiervoor bedoelde ‘paraplu’vergunning, over het hiermee beoogde doel, en over voorwaarden die vóór vergunningverlening moeten zijn vervuld, zoals: · de vaststelling van enige aanvullende vergunningvoorschriften in de bouwverordening en van · nadere beleidsregels (betreffende de Regeling omgevingsrecht), alsmede afspraken gericht op de uitvoering, onder meer: voorwaarden waaraan door vergunningaanvrager moet worden voldaan om vergunning te kunnen verkrijgen (teneinde te voldoen aan wettelijke voorschriften voor het beschikbaar stellen van asbestinventarisatiegegevens/-rapporten), en de wijze waarop toepassing zal worden gegeven aan een verleende vergunning. Komen het volgende overeen: I. Definities Artikel 1 In dit convenant wordt verstaan onder: 1. ‘Paraplu’vergunning: een omgevingsvergunning, in de vorm van een verzamelbeschikking, verleend voor een bepaalde duur, voor het uitsluitend slopen/verwijderen van asbest (bevattende materialen) bij woningmutatie en klachtenonderhoud uit bij de woningcorporaties in eigendom en/of beheer zijnde woningcomplexen gebouwd vóór 1 januari 1994, en waarbij sprake is van meerdere bouwwerken, die zijn vermeld op een bij de vergunning gevoegde gespecificeerde lijst (de aanduiding van de locaties geschiedt hierin overeenkomstig artikel 1.3 van de Regeling omgevingsrecht). 2. Bouwverordening: Bouwverordening Hilversum 2009, zoals laatstelijk gewijzigd. Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-1-
3. Woningcomplex: bouwkundig vergelijkbare woningen(typen) (en bijbehorende bouwwerken; zie: artikel 1 in bijlage II van Besluit omgevingsrecht), voor wat betreft te verwachten aanwezigheid van asbest, in een groep nagenoeg identieke woningen in een specifiek gebied met ongeveer dezelfde bouwjaren en bouwstroom (richtinggevend kan zijn woningen die deel uitmaken van één oorspronkelijke bouwvergunning); Let op: het ‘woningcomplex’ zoals hier bedoeld kan vanwege de definitie zeer goed een andere samenstelling hebben dan de eenheden woningen die bij de woningcorporaties ‘gebruikelijk’ als woningcomplex worden aangeduid en/of zo zijn geadministreerd. 4. Klachtenonderhoud: het niet-geplande onderhoud naar aanleiding van klachten van bewoners of derden waarbij de gemelde storing een inbreuk op het woongenot betekent respectievelijk hinder of gevaar oplevert. Voorbeelden hiervan zijn een verstopte asbesthoudende riolering, een lekkage bij asbesthoudende golfplaten/dakbedekking. 5. Mutatieonderhoud: alle onderhoudswerken die worden uitgevoerd naar aanleiding van een mutatie en die tot doel hebben de woning op te leveren voor de volgende bewoner. 6. a. Incident: het verspreiden van asbest of asbesthoudende materialen (in de omgeving) als gevolg van brand, stormschade of vandalisme en dergelijke (zoals bedoeld in het Asbestverwijderingsbesluit 2005); b. Overige niet voorziene besmetting:. Onder meer illegale sloop waarbij asbest of asbesthoudende materialen zijn verspreid. Denk hierbij aan het op onverantwoorde wijze verwijderen van asbest (zelfs al is er een vergunning) waardoor het asbest of de asbesthoudende materialen zich op een vergelijkbare wijze als bijvoorbeeld door vandalisme heeft/ hebben verspreid. 7. Woningcorporatie(s): de genoemde stichtingen, partijen in dit convenant (en zijnde ‘toegelaten instellingen’, zoals bedoeld in de Woningwet). 8. Bevoegd gezag: het bestuursorgaan zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Toelichting: uitgangspunten bij de punten 4. en 5. zijn de spoedeisendheid en de onvoorzienbaarheid van een voorgenomen asbestsanering. Ook betreft het uitsluitend in verband met genoemd onderhoud aangetroffen asbest (niet: een veroorzaakte besmetting, of dit nu komt door bijvoorbeeld verwijdering van een asbesthoudende toepassing door een bewoner of een onbedoeld gevolg is van het vorengenoemde ‘onderhoud’). Met nadruk zij vermeld, dat de ‘paraplu’vergunning niet bestemd is voor regulier onderhoud, renovatie- of andere projectmatige werkzaamheden, noch voor een incident, zoals bedoeld in het Asbestverwijderingsbesluit 2005. II. Doelen Artikel 2 De doelstelling van het convenant is om afspraken te maken over de wijze waarop een omgevingsvergunning voor het slopen kan worden verkregen, geldig voor een bepaalde (langere) duur, betrekking hebbend op meer dan één bouwwerk en op meerdere adressen (ook wel genoemd ‘paraplu’vergunning), voor het uitsluitend verwijderen van asbest, om daarvan op snelle en zorgvuldige wijze gebruik te kunnen maken wanneer daarvoor de mogelijkheid of noodzaak ontstaat tijdens een periode van woningmutatie, of wanneer daartoe de noodzaak ontstaat bij woningen in bewoonde staat in het kader van klachtenonderhoud. Artikel 3 De wettelijke vereisten omtrent asbestinventarisatie en asbestverwijdering worden nageleefd. Artikel 4 Het convenant dient ertoe om een verantwoord kader te geven voor het kunnen verlenen van een ‘paraplu’vergunning, zijnde een vorm van verzamelbeschikking, waarbij op grond van wettelijke (indienings-)eisen deze vergunning kan worden verleend, maar zo dat inzake een deel van de beschikking wettelijk vereiste gegevens deels op een gefaseerde wijze kunnen worden verstrekt aan het bevoegd gezag, en zonder welke – goede – verstrekking niet van de vergunning gebruik mag worden gemaakt. Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-2-
Artikel 5 Het convenant bevat afspraken die moeten bevorderen dat de woningen van de woningcorporatie zoveel mogelijk asbestvrij worden en dat het risico van asbestbesmetting en gevaar voor de gezondheid zoveel mogelijk wordt geminimaliseerd. De afspraken betreffen zowel regelgeving en vergunningverlening als asbestbeleid en -organisatie van de woningcorporatie. III. Verplichtingen Artikel 6 Partijen verbinden zich ertoe om het verlenen van een ‘paraplu’vergunning voor de verwijdering van asbest voor een termijn van (telkens) maximaal drie jaar mogelijk te willen maken voor woningmutatie en klachtenonderhoud, op de wijze zoals in dit convenant wordt beschreven, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de onderdelen IV en V van dit convenant. Toetsing van een aanvraag om de ‘paraplu’vergunning geschiedt overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Artikel 7 Over de inrichting en werking van een digitale woningcartotheek worden nadere afspraken gemaakt voordat tot verlenen van een ‘paraplu’vergunning wordt overgegaan. Artikel 8 1. Tot verlenen van een ‘paraplu’vergunning wordt voorts niet overgegaan voordat de in artikel 14 beoogde wijzigingen van de bouwverordening en het vaststellen van beleidsregels zoals bedoeld in artikel 15 zijn gerealiseerd. 2. Voordat tot verlening van een ‘paraplu’vergunning wordt overgegaan wordt vanwege het bevoegd gezag beoordeeld – aan de hand van de uitwerking zoals opgenomen in onderdeel IV van dit convenant – of de inrichting en werking van de digitale woningcartotheek, zoals dan moet zijn ingericht voor dit doel en beoordeeld, kan worden geaccepteerd. 3. De vergunninghouder deelt aan burgemeester en wethouders van Hilversum mee wie de contactperso(o)n(en) is/zijn die verantwoordelijk is/zijn voor de nakoming van de in dit convenant gemaakte afspraken. Artikel 9 Leges worden door vergunningverlener in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van: een aanvraag om een ‘paraplu’vergunning; een aanvraag om verlenging van de ‘paraplu’vergunning; elk verzoek tot verstrekking van een verklaring per woningcomplex om gebruik te mogen maken van een (onder deze voorwaarde verleende) ‘paraplu’vergunning. Artikel 10 Overeengekomen wordt dat het functioneren van de ‘paraplu’vergunning in ieder geval na twee jaar na inwerkingtreding van het convenant door partijen wordt geëvalueerd, of zoveel eerder mits in onderlinge overeenstemming. Artikel 11 1. Indien tijdens de werkingsduur van de ‘paraplu’vergunning vereiste ‘asbestinformatie’ niet tijdig wordt verstrekt of niet aan wettelijke kwaliteitseisen wordt voldaan (zie in het bijzonder artikel 12, punt 7.g en 7.h en punt 8.b en 8.c), asbestgegevens onvoldoende worden onderhouden (zie artikel 12, punt 6), of een zodanige werkwijze wordt gehanteerd die strijdig is met inhoud of strekking van dit convenant kan worden besloten na drie jaar een vergunning niet te verlengen, dan wel niet opnieuw te verlenen, dan wel het convenant te ontbinden; 2. Indien de vergunninghouder de in de vergunning opgenomen voorwaarden niet of onvoldoende nakomt (overtreedt) heeft het bevoegd gezag het recht om de vergunning in te trekken.
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-3-
IV. Uitwerking doelen en verplichtingen (inzake werkwijze en voorwaarden) betreffende het verlenen van een ‘paraplu’vergunning. Artikel 12 1. Vergunning voor welk doel? De ‘parapluvergunning asbestverwijdering’ is uitsluitend bestemd voor het slopen van asbesthoudend materiaal bij mutatie- en klachtenonderhoud, door de woningcorporaties. Uitgangspunten hierbij zijn de spoedeisendheid en de (deels) onvoorzienbaarheid van een voorgenomen asbestsanering (niet ‘planbaar’ of er is sprake van ‘ZAV’s: zie punt 7.g.). Ook betreft het uitsluitend in verband met genoemd onderhoud aangetroffen asbest (niet: een als gevolg van dat onderhoud veroorzaakte besmetting. Met nadruk zij vermeld, dat de ‘paraplu’vergunning niet bestemd is voor incidenten of overige niet voorziene besmettingen (zie ook de toelichting bij de definities), noch voor regulier onderhoud, renovatie- of andere projectmatige werkzaamheden. Daarvoor dient de reguliere procedure te worden gevolgd voor de aanvraag van een ‘omgevingsvergunning voor het slopen van asbest’. 2. Intrekken; consequentie overtreden vergunningvoorwaarden. Indien de betrokken vergunninghouder de in de vergunning opgenomen voorwaarden niet of onvoldoende nakomt (overtreedt) heeft het bevoegd gezag het recht om de vergunning in te trekken (zie ook artikel 11). Een dergelijke voorwaarde richt zich bijvoorbeeld op de veiligheid (tijdens het slopen). Dit betekent onder meer dat de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een deskundig (= gecertificeerd) verwijderingsbedrijf. 3. Welke bouwwerken De ‘paraplu’vergunning voor asbestverwijdering wordt beperkt tot woningen/bouwwerken die vóór 1994 zijn gebouwd. 4. Hoeveel ‘paraplu’vergunningen; werkingsduur; woningcomplex a. Aan de woningcorporatie wordt maximaal één ‘paraplu’vergunning verstrekt voor een bepaalde termijn (nooit langer dan de geldigheid van een asbestinventarisatierapport, nu drie jaar), voor al de woningen/bouwwerken gebouwd vóór 1994 in eigendom of beheer bij de woningcorporatie, en die bij de aanvraag in een lijst zijn opgenomen, verdeeld in woningcomplexen (bouwkundig vergelijkbare woningtypen, voor wat betreft te verwachten aanwezigheid van asbest; zie ook de definitie van een ‘woningcomplex’ in artikel 1, punt 3). Alleen in geval tijdens de looptijd van de vergunning andere woningen/bouwwerken in eigendom of beheer worden verkregen die ook onder de doelstelling vallen kan daarvoor een extra ‘paraplu’vergunning worden verstrekt (waarvan de werkingsduur de einddatum van de ‘hoofdvergunning’ niet overschrijdt). b. De ‘paraplu’vergunning kan worden verlengd met een termijn niet langer dan de maximale termijn van vergunningverlening. Dit zal op het moment van de aanvraag verlenging worden getoetst aan de ervaringen van functioneren van het `paraplusysteem´ (onder andere verwijdering, beheer en actueel houden ´woningcartotheek´). Aan de gestelde voorwaarden in de punten 5 en 7.b dient opnieuw te worden voldaan. c. Voor het besluiten op verzoeken om vergunning, verlenging van de vergunning, of het afgeven van een verklaring dat van de vergunning kan worden gebruik gemaakt gelden de wettelijke behandelingstermijnen zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) danwel in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 5. Gebruikmaking van de vergunning en beschikbaarheid asbestgegevens Van de vergunning kan eerst worden gebruik gemaakt indien van een woningcomplex vallende onder de vergunning voldoende gegevens bekend zijn over de aanwezigheid van asbest (welk en waar), die in een digitale database worden beheerd en voor het bevoegd gezag toegankelijk zijn. Om de vergunning te kunnen verlenen moet bij de aanvraag inzake minimaal één woningcomplex sprake zijn van voldoende gegevens. Om voor andere woningcomplexen ook van een verleende vergunning gebruik te mogen maken moet van het bevoegd gezag voor elk woningcomplex afzonderlijk een verklaring worden verkregen dat ook daarvoor voldoende gegevens (informatie zoals bedoeld onder punt 7.b) beschikbaar zijn gesteld.
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-4-
6. Beheer van asbestgegevens Om te verzekeren dat gedurende de looptijd van de vergunning sprake is en blijft, van voldoende asbestgegevens om van de vergunning gebruik te kunnen maken worden deze opgeslagen in een digitale database (woningcartotheek), die voor het bevoegd gezag mede toegankelijk wordt gesteld, en die voortdurend actueel wordt gehouden met betrouwbare asbestinformatie (nieuwe inventarisatierapporten, echter ook eindbeoordelingen, alsmede constateringen van deskundige personen van de woningcorporatie). In een woningcartotheek dienen zowel de gegevens als ook de herkomst te worden vastgelegd (herleidbaar). N.B.: Als deskundig persoon die is opgeleid tot het nemen van een monster wordt bedoeld een medewerker die een opleiding tot deskundig toezichthouder asbest, of een andere erkende opleiding inzake herkenning en monstername heeft gevolgd. De database moet ook geschikt zijn voor asbestbeheer in het kader van het woningbeheer door de woningcorporatie. In de woningcartotheek worden onder andere per woningcomplex en per woning alle gegevens betreffende de woning en het woningcomplex vastgelegd. Hierbij valt te denken aan: bestek, tekeningen, V&G-dossier (Veiligheid & Gezondheid), dan wel sloop- en veiligheidsplan (inzake de concrete sloop). Omtrent de inhoud en werking van de woningcartotheek worden voorts tussen partijen, voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan, nadere afspraken gemaakt. 7. Minimaal voldoende gegevens a. Ten behoeve van de aanvraag van een ‘paraplu’vergunning dient bij de aanvraag als bijlage een lijst van alle woningcomplexen en bijbehorende adressen te zijn gevoegd, die elk bestaan uit met elkaar – voor wat betreft de mogelijke aanwezigheid van asbest – samenhangende bouwwerken (zie ook de definitie van een ‘woningcomplex’ in artikel 1, punt 3). b. i.
Ten behoeve van de aanvraag van een ‘paraplu’vergunning en het gebruik mogen maken daarvan dient in elk geval van één woningcomplex (waarvoor men het recht wil hebben van de vergunning gebruik te maken) een representatieve steekproef te zijn gedaan (zie ook bij c. en bij punt 5). ii. Zie voor de vereiste gegevens voor het verlengen van een reeds verleende vergunning onder meer het gestelde onder f: i en ii.
c. Een representatieve steekproef houdt in dat van een woningcomplex in elk geval ten tijde van een aanvraag geldige (niet ouder dan drie jaar) asbestinventarisatierapporten (SC 540) van minimaal twee woningen – per maximaal 50 woningen – beschikbaar zijn gesteld aan het bevoegd gezag (en opgenomen in de woningcartotheek). Tevens dienen alle gemeenschappelijke/technische ruimten (voor zover van toepassing) en de bouwkundige schil te zijn onderzocht als onderdeel van bedoeld asbestinventarisatierapport. d. Dit rapport (als bedoeld onder c.) dient te zijn opgesteld door een deskundig bedrijf. Dit is een bedrijf dat beschikt over een SCA certificaat ‘asbestonderzoek’ conform de SC540. e. Iedere asbestbron die tijdens een visuele inspectie met behulp van handgereedschap kan worden gedetecteerd, dient in het rapport (als bedoeld onder c.) te zijn beschreven conform de eisen van de SC540. Het is mogelijk dat door het deskundig onderzoeksbureau wordt vermoed (of niet kan worden uitgesloten) dat zich asbestbronnen kunnen bevinden in ruimten of toepassingen die niet zonder destructief onderzoek kunnen worden onderzocht (de zogenaamde verborgen asbestbronnen). In zodanig geval dient door het onderzoeksbureau hiervan in het rapport melding te worden gedaan, waarbij in deze ruimten een type-B onderzoek wordt uitgevoerd, wanneer er sprake van is dat er tijdens de bouwkundige sloop aan de betreffende ruimte, of aan toepassingen in deze ruimte, werkzaamheden gaan plaatsvinden. De resultaten van dit type-B onderzoek worden terstond ter kennis gebracht van het bevoegd gezag. f.
i.
Als voor een woningcomplex, waarvoor – vanwege de beschikbaarstelling van voldoende gegevens (asbestinventarisatierapport) – door vergunningverlener is verklaard dat van de vergunning gebruik mag worden gemaakt, de geldigheidsduur van een asbestinventarisatierapport afloopt hoeft niet tijdens de looptijd van de ‘paraplu’vergunning opnieuw een dergelijke verklaring te worden aangevraagd of een daarbij behorend actueel asbestinventarisatierapport te worden ingediend (in het kader van de eis van een representatieve steekproef), omdat de eerst ingediende gegevens samen met de digitale woningcartotheek – gevuld met opvolgende gegevens
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-5-
(onder meer de geschiedenis/rapporten van asbestinventarisatie en –verwijdering, danwel gegevens over incidenten) – voldoende actuele informatie bieden. ii. Aangaande een verzoek tot verlengen van de ‘paraplu’vergunning (zie punt 4.b) en het voor woningcomplexen opnieuw verklaren dat van de ‘paraplu’vergunning gebruik mag worden gemaakt (zie punt 5) is het uitgangspunt dat de hiervoor genoemde gegevens (representatieve steekproef en de opvolgende gegevens en onderzoeken als onderdeel van de gegevens van een digitale woningcartotheek) gelijk worden gesteld met het opnieuw doen van een representatieve steekproef (zie bij c.) zoals is vereist bij een eerste aanvraag om ‘paraplu’vergunning. De hiervoor bedoelde gegevens moeten aantoonbaar – kwalitatief – voldoende informatie bieden om aan een representatieve steekproef te kunnen worden gelijk gesteld. iii. Indien er een redelijk vermoeden is dat de hiervoor meergenoemde gegevens niet aan de in de vorige zin genoemde eis voldoen, dan wel op asbestinventarisatie betrekking hebbende regelgeving is gewijzigd, kan het bevoegd gezag in afwijking van het vorenstaande eisen dat inzake een of meer woningcomplexen opnieuw een representatief onderzoek plaatsvindt. iv. De hiervoor beschreven eis tot beschikbaarstelling van voldoende gegevens heeft geen relatie met en laat onverlet de eis dat vóór de daadwerkelijke asbestverwijdering van een locatie een volledig asbestinventarisatierapport beschikbaar is waarvan de geldigheidsduur niet is verlopen (zie bij g.). g. Vanwege het systeem van gegevens verkregen uit een ‘representatieve steekproef’ zal kort voor de daadwerkelijke verwijdering van de asbestbron(nen) in een specifieke woning/bouwwerk, alsnog een inventarisatierapport (‘type-A’/direct waarneembaar: zie SC 540, § 3.4) moeten worden opgesteld door een SC540 gecertificeerd bedrijf (met de bedoeling dat voor de betreffende locatie een geldig inventarisatierapport beschikbaar is). Dit inventarisatierapport kan worden beschouwd als een aanvulling op de in verband met de vergunningverlening reeds uitgevoerde (maar steekproefsgewijze) asbestinventarisatie van het woningcomplex. Ook in dit geval kan alsnog de noodzaak blijken van een destructief onderzoek (ook wel genoemd ‘type B’-onderzoek) en/of een besmettingsonderzoek. Toelichting: het vorenstaande is noodzakelijk omdat tot dat moment alleen een steekproef is genomen van het betreffende woningcomplex. Bovendien kan sprake zijn van de aanwezigheid van asbesthoudende huurdersvoorzieningen (Zelf Aangebrachte Voorzieningen, ook wel ‘ZAV’s’), waarvoor een steekproef in verband met de aard daarvan nooit een representatief onderzoeksresultaat kan geven. h. De resultaten van dit aanvullende onderzoek (zie g.) dienen binnen minimaal een week voorafgaand aan de daadwerkelijke asbestsanering, aan het bevoegd gezag te worden verstrekt. Dit ‘type A’-rapport kan worden gekoppeld aan het meldingsformulier - zie de punten 8.b en 8.c -, mits voor de melding de gebruikelijke ‘voormeldingsperiode’ wordt gebruikt van tenminste één week vóór de sloopwerkzaamheden, in plaats van de onder punt 8.b mogelijk gemaakte twee-dagentermijn. 8. Asbestverwijdering a. De asbestverwijderingswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf conform de SC530. b. Tenminste twee werkdagen voorafgaande aan de aanvang van het slopen (asbestverwijderingswerkzaamheden) verstrekt de houder van de ‘paraplu’vergunning schriftelijk de data en tijdstippen waarop het slopen zal plaatsvinden aan het bevoegd gezag (m.a.w. dan kan erover worden beschikt). Toelichting: de hiervoor genoemde termijn is in afwijking van de gebruikelijke ‘voormeldingsperiode’ van tenminste één week, omdat de gemeente Hilversum gebruik maakt van het meldingensysteem van de Arbeidsinspectie. Let op: de minimumtermijn voor het verstrekken van het asbestinventarisatierapport blijft wel tenminste één week voor de sloopwerkzaamheden (zie bij c. en punt 7.h.). Het adres voor toezending van de gegevens: Gemeente Hilversum, afdeling Vergunningen en Handhaven Postbus 9900 1201 GM Hilversum of via e-mail aan:
[email protected]. Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-6-
c. Het voor de feitelijke asbestverwijdering noodzakelijke asbestinventarisatierapport (zie punt 7.g.) wordt minimaal een week voorafgaande aan de werkzaamheden aan het bevoegd gezag verstrekt. Dit geldt ook voor het rapport dat beschikbaar komt indien in het kader van de asbestverwijdering een ‘nader risico-onderzoek’ wordt gedaan op basis ‘Type B’, en van de NEN 2991 (zie voor toelichting: artikel 13, punt 6). d. Een kopie van de ‘paraplu’vergunning, met inbegrip van de op de werklocatie betrekking hebbende ‘verklaring’ (zie bij punt 5), alsmede een kopie van de op de werklocatie betrekking hebbende (‘aanvullende’) asbestinventarisatie (zoals bedoeld onder punt 7.g), dient op de werklocatie aanwezig te zijn. e. Uiterlijk twee weken na voltooiing van de asbestverwijderingswerkzaamheden dient/dienen (een) afschrift van de resultaten van de eindcontrole, het vrijgaverapport, eveneens aan het bevoegd gezag te worden verstrekt (adres/e-mail: zie hiervoor onder b.). Deze eindcontrole dient te zijn uitgevoerd door een onafhankelijk hiertoe geaccrediteerd laboratorium conform de NEN2990. Deze verplichting geldt niet voor uitgevoerde asbestverwijderingswerkzaamheden in de buitenlucht (zogenaamde buitensaneringen) of risicoklasse I saneringen. Als andere werkzaamheden, na asbestverwijdering, in een bouwwerk worden voorgezet dienen te allen tijde de resultaten van de eindbeoordeling, het vrijgaverapport of certificaat, op het werk aanwezig te zijn en voor het bevoegd gezag en de onder hun gezag werkzame toezichthouders ter inzage. f.
In de vergunningsvoorwaarden worden verder de gebruikelijke voorwaarden opgenomen voor een omgevingsvergunning voor het slopen, zoals aangegeven in de bouwverordening (zie ook bij artikel 16).
V. Uitwerking verplichtingen, inzake afspraken over asbestbeleid en -organisatie van de woningcorporatie. Artikel 13 1. Inleiding Het bestuur van de woningcorporatie is verantwoordelijk voor hoe onder haar verantwoordelijkheid (door de eigen organisatie dan wel een in haar opdracht werkzame instelling, dienst of bedrijf) wordt omgegaan met de – mogelijke – aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in haar woningbestand. Aan deze zorgplicht jegens medewerkers, gebruikers, huurders en derden (aannemers, schoonmakers, enz.) dient inhoud te worden gegeven aan beleid op het gebied van asbest hoe hier mee om te gaan. 2. ALARA Om die reden wordt overeen gekomen dat de woningcorporatie beleid opstelt en in de organisatie implementeert dat ten doel heeft alles in het werk te stellen om asbestemissie en mogelijke blootstelling aan asbestvezels zoveel mogelijk te voorkomen, ongeacht de vraag of eventueel aanwezig asbesthoudend materiaal een risico vormt (ook wel genoemd ALARA-principe (acroniem van "As Low As Reasonably Achievable": zo laag als redelijkerwijs bereikbaar is). 3. Doen van onderzoek en gebruik informatie Het bestuur van de woningcorporatie doet daarom al het mogelijke om te zorgen dat bekend is welke asbestbronnen zich bevinden in de betreffende bouwwerken en wat de risico’s hiervan kunnen zijn onder normale gebruiksomstandigheden. Deze informatie wordt actief gebruikt om invulling te geven aan haar verantwoordelijkheid (onder andere jegens hulpverleners en omwonenden) bij de bestrijding en afwikkeling van incidenten waarbij asbest is vrijgekomen. In werkprocessen vormt de mogelijke aanwezigheid van asbest een integraal onderdeel. In de praktijk betekent dit dat bij het (laten) uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal (behalve in bouwwerken die vanaf 1994 zijn gebouwd). Maatregelen worden genomen die tot gevolg hebben dat de aanwezige asbestbronnen in de woningen niet kunnen leiden tot een emissie-, en daarmee blootstellingrisico. Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-7-
Deze maatregelen zorgen ervoor – voor zover redelijkerwijs mogelijk – dat het mechanisch be- en verwerken van asbesthoudende bronnen wordt voorkomen (actief verbieden). Zijn bouwkundige of installatietechnische werkzaamheden in een woning noodzakelijk – en kan de voortgang daarvan worden beïnvloed door aanwezige asbestbronnen – dan worden eerst alle asbesthoudende materialen verwijderd of beschermd zodat vezelemissie wordt voorkomen, voordat die werkzaamheden worden uitgevoerd. De woningcorporatie werkt uitsluitend met SC 530 gecertificeerde bedrijven. In situaties waarbij er na sanering asbesthoudende materialen in een gebouw of constructie aanwezig blijven handelt de woningcorporatie naar de aanbevelingen voor een asbestbeheersplan volgens de NEN 2991, bijlage D2. Toelichting: dit houdt in het kort in dat de woningcorporatie (beheers-)maatregelen beschrijft (onder meer voor gebruikers, zoals huurders, bezoekers, technische onderhoudsmensen) die tot aan het moment van sloop behoren te garanderen dat het gebouw veilig te gebruiken is. De inhoud hiervan hangt sterk af van de complexiteit van de situatie.
4. Implementatie binnen de organisatie van asbestbeleid houdt in elk geval in: Opleiding medewerkers, handelwijze bewustzijn/omgaan met asbest (zie ook bij artikel 12, punt 6). 5. Asbestbeleid houdt onder andere ook in: communicatie met, het adviseren van, indien nodig geven van richtlijnen/voorschriften aan, bewoners (bestaand en nieuw) over onder meer: - aanwezigheid van asbest - hoe omgaan met asbest - wat absoluut niet te doen i.v.m. asbest - in het kader van mutatie wordt in elk geval tijdens de 1e schouw aan de bewoner medegedeeld wat niet moet worden verwijderd (of veranderd), zoals vloerbedekking, gevelkachels.
gegevensbeheer (is van nut voor voorkomen en afwikkeling van incidenten).
6. Asbestrisicobeheer Als in een asbestinventarisatierapport aanbevelingen worden gedaan voor een nader risico-onderzoek op basis van de NEN 2991 stelt de woningcorporatie dit risico-onderzoek aan de gemeente ter beschikking voordat verdere stappen worden ondernomen. Informatie: aanleiding voor een dergelijke aanbeveling is de veronderstelde aanwezigheid van risicovolle asbestbronnen of risicovolle asbestbesmetting in (een deel van) het onderzochte gebouw. Indien hiertoe aanleiding is op basis van de aanbevelingen van het risico-onderzoek worden, na overleg met het bevoegd gezag (onder hun gezag werkzame toezichthouders / het ‘bouwtoezicht’), nadere maatregelen genomen om verdere besmetting en blootstelling te voorkomen. 7. Asbestverwijdering zal in elk geval inhouden: Directe omwonenden worden minimaal 5 werkdagen van tevoren over de verwijdering geïnformeerd. Ook alle asbest behorende tot risicoklasse 1 worden verwijderd door een gecertificeerd asbestverwijderaar (SC 530). Bij werkzaamheden in risicoklasse 3 wordt een verzwaarde eindbeoordeling conform arbeidsomstandighedenbesluit artikel 4.54 uitgevoerd. De eindbeoordeling wordt dan niet alleen uitgevoerd in de ruimte waar de asbesttoepassing is verwijderd, maar ook in de naastgelegen ruimten. Opslaan en afvoer van asbesthoudend sloopafval vindt plaats conform regels krachtens de Wet milieubeheer en zonder dat leefbaarheid en volksgezondheid in gevaar komen (ter zake gelden van rechtswege geldende wettelijke eisen, alsmede zijn voorwaarden gesteld in de vergunning). Blijkens een procesbeschrijving die in het kader van asbestinventarisatie en –verwijdering wordt gehanteerd, wordt alles in het werk gesteld om belangenverstrengeling tussen inventarisatie-, verwijderingsbedrijven en laboratoria te voorkomen. Deze eis betekent dat inventarisatiebureaus, asbestverwijderaars en laboratoria altijd onafhankelijk en juridisch gescheiden zijn van andere, binnen één project optredende partijen.
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-8-
Veel van de hier (artikel 13) genoemde onderwerpen worden op een of andere wijze al in wetgeving is voorgeschreven. Deze wetgeving is dan van toepassing (leidend). Vermelding op deze plaats heeft tot doel te bevorderen dat de woningcorporatie de nodige werkwijzen in de interne organisatie toepast. VI. Onderwerpen waarop de bouwverordening dient te worden aangepast en beleidsregels dienen te worden vastgesteld. Artikel 14 Bouwverordening 1. Verlenen van een ‘paraplu’(omgevings)vergunning voor een bepaalde termijn. 2. Op aanvraag mogelijk maken dat de vergunning wordt verlengd. Bepalen dat het bevoegd gezag hieromtrent beleidsregels kan vaststellen. 3. Van de verleende ‘paraplu’vergunning mag, voor elk woningcomplex apart, eerst gebruik worden gemaakt indien vergunninghouder van het bevoegd gezag een verklaring heeft ontvangen dat de verstrekte informatie, een separaat woningcomplex betreffend, voldoet aan de wettelijke indieningseisen voor aanvraag van een omgevingsvergunning voor het slopen/verwijderen van asbest (N.B.: voor woningen/woningcomplexen die aan deze voorwaarde niet voldoen is nog steeds een separate omgevingsvergunning nodig). 4. Voor de feitelijke asbestverwijdering op een concrete locatie dient een asbestinventarisatierapport dat voldoet aan de eisen van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (zie ook hiervoor, artikel 12, punt 7.g) minimaal een week voorafgaande aan de werkzaamheden aan het bevoegd gezag te worden verstrekt. 5. Creëren van de mogelijkheid dat de houder van de ‘paraplu’vergunning de ‘schriftelijke’ melding aan het bevoegd gezag van de data en tijdstippen waarop het slopen zal plaatsvinden, in plaats van tenminste een week, tenminste twee werkdagen voorafgaande aan de aanvang van de sloop (asbestverwijderingswerkzaamheden) verstrekt, indien het bevoegd gezag gebruik maakt van het ‘meldingensysteem’ van de Arbeidsinspectie (N.B.: Dit heeft geen betrekking op het verstrekken van asbestinventarisatierapporten; zie ook bij artikel 12, punt 7.h en de punten 8.b en 8.c). 6. Intrekken van de ‘paraplu’vergunning (verleend voor een bepaalde termijn) is mogelijk indien vergunninghouder niet heeft voldaan aan voorwaarden die aan de vergunning verbonden zijn (zie verder de bijlage met voorstel en toelichting voor aanpassing van het artikel in de bouwverordening). 7. Intrekken van de ‘paraplu’vergunning is mogelijk op verzoek van de vergunninghouder. 8. Van het voorschrift dat bepaalt dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien mede een (omgevings-)vergunning krachtens andere wetgeving is vereist (in het bijzonder de Monumentenwet 1988, een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening) en deze niet is verleend dient de ‘paraplu’vergunning te worden uitgezonderd; voorts dient een nieuwe bepaling te worden opgenomen waarin wordt bepaald dat in een concreet geval waarin een dergelijke vergunning krachtens andere wetgeving is vereist, niet eerder van de ‘paraplu’vergunning gebruik mag worden gemaakt, dan het tijdstip waarop die (andere) vergunning in werking treedt. Artikel 15 Beleidsregels 1. In beleidsregels (aangaande de toepassing van artikel 7.2, aanhef, sub f van de Regeling omgevingsrecht; ook aangeduid als ‘Mor’) wordt vastgelegd dat voor verlening van een ‘paraplu’vergunning aan de wettelijke indieningseisen wordt voldaan als tenminste van één woningcomplex gegevens de wettelijk vereiste gegevens zijn ingediend (zie ook bij artikel 12, punt 5 en punt 7.b). 2. In beleidsregels (zoals bedoeld in punt 1) wordt voorts vastgelegd op welke wijze in het kader van de ‘paraplu’vergunning sprake kan zijn van gegevens die voldoen aan de wettelijke indieningsvereisten als dit geschiedt in de vorm van asbestinventarisatierapporten van een nader te bepalen deel van een woningcomplex (zie ook bij artikel 12, punt 7.c.), die in dat stadium dienen als representatieve steekproef.
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.
-9-
VII.
Voorwaarden worden opgenomen in de ‘paraplu’vergunning over:
Artikel 16 Afgezien van de noodzakelijke ‘verklaring’ dat inzake een woningcomplex van de vergunning gebruik mag worden gemaakt (zie artikel 12, punt 5), worden in de ‘paraplu’vergunning de gebruikelijke voorwaarden opgenomen, zoals vermeld in de bouwverordening: 1. Van de verleende ‘paraplu’vergunning mag, voor elk woningcomplex apart, eerst gebruik worden gemaakt indien vergunninghouder van het bevoegd gezag daartoe een verklaring heeft ontvangen. 2. Voorts kunnen voorwaarden opgenomen worden inzake a. de veiligheid tijdens het slopen (zoals tijdig indienen veiligheidsplan/werkplan); b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken; c. het scheiden en het op de sloopplaats gescheiden houden van het sloopafval, ten minste inhoudende een scheiding in een fractie asbest, een fractie gevaarlijk afval en een fractie overig afval; d. het voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden verstrekken van naam en adres van degene, die met het slopen zal worden belast, voor zover deze gegevens niet reeds zijn overgelegd. Het hiervoor onder de letter c gestelde over het sloopafval, kan eisen bevatten omtrent het selectief slopen, de fracties waarin wordt gescheiden, de tijdelijke opslag op het sloopterrein en het in fracties gescheiden verpakken van het sloopafval op het sloopterrein. 3. Nadere voorschriften worden opgenomen over het afzonderlijk gereed maken van het asbest voor de afvoer van het sloopterrein en over de termijn waarbinnen dit moet plaatsvinden. VIII.
Overige bepalingen
Artikel 17 Hetgeen in dit convenant wordt overeengekomen is van toepassing, onverminderd de werking van hierop betrekking hebbende wettelijke voorschriften (voorbeeld: als toepassing van een verleende ‘paraplu’vergunning mede inhoudt het verstoren van een beschermd monument zal separaat daarvoor een vergunning moeten worden verkregen; zie ook bij artikel 14, punt 8). Artikel 18 Dit convenant wordt gesloten tot wederopzegging. Artikel 19 Partijen kunnen dit convenant opzeggen met ingang van een minimum opzegtermijn die gelijk staat aan de rest van de werkingsduur van de verleende ‘paraplu’vergunning(en), met dien verstande dat deze termijn niet korter mag zijn dan 6 maanden, behalve indien in onderlinge overeenstemming. Artikel 20 1. Indien onvoorziene omstandigheden opkomen die van dien aard zijn dat dit convenant behoort te worden gewijzigd treden partijen hierover in overleg, binnen acht weken nadat een van de partijen de wens daartoe te kennen heeft gegeven. 2. Indien niet binnen twaalf weken na het overleg tot overeenstemming wordt gekomen kan elke partij het convenant opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn die gelijk staat aan de rest van de werkingsduur van de verleende ‘paraplu’vergunning(en), met dien verstande dat deze termijn niet korter mag zijn dan 6 maanden, behalve indien in onderlinge overeenstemming. Artikel 21 Indien wetgeving in werking treedt waardoor de rechtsgrond aan dit convenant ontvalt vervalt dit convenant van rechtswege met ingang van de datum waarop de bedoelde wetgeving in werking treedt. Artikel 22 De werking van het convenant en de verlening van een ‘paraplu’vergunning is mede afhankelijk van de aangegeven noodzakelijke wijzigingen in de bouwverordening Hilversum 2009 en de totstandkoming van beleidsregels; indien deze niet tot stand komen en in werking treden binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit convenant kan elk der partijen het convenant met onmiddellijke ingang opzeggen.
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010. - 10 -
Artikel 23 1. Dit convenant is niet (in rechte) afdwingbaar. 2. Partijen spannen zich in om geschillen in verband met dit convenant of afspraken of vergunningen die daarmee samenhangen in onderling overleg op te lossen. Artikel 24 Onverminderd artikel 9 (leges) draagt elk der partijen de eigen kosten die de uitvoering van dit convenant met zich meebrengt. Artikel 25 Het convenant treedt voor het eerst in werking met ingang van 1 januari 2011.
Aldus overeengekomen en in viervoud getekend. Hilversum,13 december 2010.
Burgemeester en wethouders van Hilversum, namens dezen: de heer F. van Osch, wethouder.
Stichting de Alliantie, vertegenwoordigd door:
Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken, vertegenwoordigd door:
Stichting Dudok Wonen, vertegenwoordigd door:
Gewest Gooi en Vechtstreek,
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010. - 11 -
TOELICHTING OP HET CONVENANT VOOR VERLENING VAN EEN ‘PARAPLU’OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET SLOPEN VAN ASBEST
Mogelijkheden en eisen voor een ‘paraplu’vergunning 1. Samenvatting/aanleiding Woningcorporaties willen bereiken dat woningen asbestvrij worden. Woningmutatie is een geschikt moment voor asbestverwijdering. Ook in bewoonde staat kan het bij klachtenonderhoud noodzakelijk zijn dat (eerst) asbest wordt verwijderd. Voor deze gevallen bestaat de wens dat snel gehandeld kan worden. Een reguliere vergunningprocedure voor verwijdering van asbest duurt verhoudingsgewijs lang (omgevingsvergunning: hoofdregel is bovendien dat de vergunning eerst in werking treedt zes weken na bekendmaking; N.B: uitzondering is mogelijk bij een spoedeisend belang). Daarom bestaat de wens om voor de gehele woningvoorraad waarvan kan worden verwacht dat zich daarin asbest bevindt (na 1 januari 1994 mocht geen asbest meer in woningen worden verwerkt) een ‘paraplu’vergunning te kunnen krijgen voor verwijdering van asbest. Voor regulier onderhoud, renovatie- of andere projectmatige werkzaamheden bestaat diezelfde behoefte niet, omdat deze werkzaamheden lang van tevoren kunnen worden ingepland. De bouwverordening, waarin vergunningverlening is geregeld, voorziet in de gewenste mogelijkheid maar gedeeltelijk. Om aan de beschreven wens mee te kunnen werken zijn daarom nadere afspraken noodzakelijk over randvoorwaarden en werkwijze. In de bouwverordening worden betere instrumenten opgenomen voor regulering van deze wens. 2. Wetgeving: doel en werkwijze Over asbest en verwijdering daarvan worden regels gegeven in meerdere soorten wetgeving, gericht op verschillende aspecten en doelen (onderwerpen zoals veiligheid, verwijdering, afvoer en opslag/storten). Het bevoegd gezag kan hierbij verschillen, zoals: burgemeester en wethouders (gemeente), arbeidsinspectie, certificerende instellingen, vrom-inspectie en provincie. Een opsomming van enige regelingen in willekeurige volgorde: Asbestverwijderingsbesluit 2005; Woningwet (onder meer artikelen 1a, 1b, 2); bouwverordening (basis: artikel 8 Woningwet) Productenbesluit asbest; Arbeidsomstandighedenwet/-besluit; Bouwbesluit 2003; Regeling Bouwbesluit 2003; Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen; Besluit inzamelen afvalstoffen; Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van Afvalstoffen; Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Regeling omgevingsrecht (Mor). Zoals gezegd heeft elke regeling een specifiek doel. Zo regelt het Asbestverwijderingsbesluit 2005 met name eisen omtrent verwijderen en inventariseren, ‘wie mag wat’ en ‘hoe moet worden gehandeld’. De bouwverordening regelt vooral het vergunningvereiste. 3. Bouwverordening De bouwverordening bepaalt wanneer voor verwijdering van asbest een (‘omgevings’-)vergunning is vereist, en wat nodig is om deze te verkrijgen. Ook te stellen voorwaarden worden in de bouwverordening bepaald. Het gaat hierbij overigens om een vergunning voor de sloop of verwijdering van ‘in of aan bouwwerken (en hier deel van zijnde objecten)’ bevestigd asbest. De bouwverordening heeft bijzondere aandacht voor veiligheid, onder andere tot uiting komend in te stellen voorwaarden en aan te leveren informatie, zoals waar, welke asbesttoepassing, tijdstip van verwijdering, en mogelijkheden van controle. Bij aanvragen van een ‘paraplu’vergunning (zie hiervoor) is niet waarschijnlijk dat, voor de hele woningvoorraad waarvoor een vergunning wordt gewenst, direct al voldoende gegevens bekend zijn. De indieningsvereisten voor het aanvragen van een (nu) omgevingsvergunning voor het slopen van asbest zijn sinds de inwerkingtreding van de Wabo op 1 oktober 2010 overigens opgenomen in Regeling omgevingsrecht (Mor) en maken sindsdien geen deel meer uit van de bouwverordening.
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010. - 12 -
4. ‘Paraplu’vergunning Het is het bij een vergunningaanvraag die meerdere woningcomplexen omvat niet waarschijnlijk dat gelijk alle gegevens kunnen worden overgelegd die beantwoorden of in al de woningen van vóór 1 januari 1994 ‘asbest aanwezig is, en zo ja, waar dit zich bevindt’ (behalve een vermoeden). En voor wat betreft de indieningseis dat sprake moet zijn van een asbestinventarisatierapport, zal het in de meeste gevallen nog niet mogelijk zijn al over een rapport te beschikken van elke individuele woning, waar een vermoeden van asbest bestaat. Een asbestinventarisatie zal daarom representatief moeten worden gedaan (enkele woningen waar onderzoek plaatsvindt en die moeten kunnen gelden als representatieve steekproef voor meerdere op elkaar gelijkende (v.w.b. asbest) woningen. Een ‘paraplu’- of ook ‘verzamel’-beschikking kan daarom alleen worden verleend voor met elkaar samenhangende bouwwerken (voor wat betreft de verwachting van aanwezigheid van asbest). Het is echter niet gewenst om vanwege bestaande regelgeving gedwongen te zijn aan één woningcorporatie meerdere ‘paraplu’vergunningen te moeten verlenen voor verschillende woningcomplexen. Uit een oogpunt van handhaving is het wenselijker dat per woningcorporatie één ‘paraplu’vergunning wordt verleend. Om daarbij toch recht te doen aan de doeleinden van de bouwverordening en de mogelijkheden volgens het Omgevingsrecht, en een beheersbare en controleerbare situatie te bereiken, is het gewenst een aantal zaken nader te regelen en met de woningcorporaties overeen te komen. In het bijzonder omtrent aan te leveren/beschikbare informatie, omtrent procedures van aanvraag en inrichting van de vergunning, alsmede organisatie en werkwijze van de woningcorporaties die een relatie hebben met asbest in woningen. 5. Samengevat: afspraken en doeleinden Vergunningverlener en vergunninghouder dienen gemeenschappelijk een systematiek op het oog te hebben dat zowel efficiënt als beheersbaar is, en dat met achterliggende belangen/doeleinden kan worden samengevat in onderstaand schema. prioriteit: verwijdering asbest dat qua aard of locatie (groot) gezondheidsrisico vormt Gezondheid / (streven is asbestvrij) Schadelijkheid Beheersbaarheid proces: woninginformatie (asbest), inventarisatie, verwijdering, storten; ligt vast, is transparant, uitvoerbaar, controleerbaar (wie, wat, hoe); (daarmee ook ketenbeheersing/-handhaving mogelijk) informatie over woning/woonomgeving: op soort asbest, toepassing, bouwkundig aangebracht, zelf aangebracht (woningcartotheek, groeiend a.d.h.v. aanwezige informatie, steekproeven, inventarisaties, eindbeoordelingen) handhaafbaar: controleerbaar, vergunning voor bepaalde termijn, intrekking vergunning mogelijk bij niet voldoen aan regelgeving/afspraken, evaluatie kwaliteit van: woning/woonomgeving/milieu, woningcartotheek (informatie en Kwaliteit systeem), organisatie (beleid, kennis medewerkers), verwijderingsproces (inventarisatie, verwijdering, resultaat, afvoer/storten), communicatie (met bewoners/omwonenden) voldoen aan wettelijke voorschriften (letter en doel) Legaliteit De doelstelling is dat na de verlening van de vergunning veiligheid, zorgvuldigheid en snelheid zijn gewaarborgd. Dat er een toenemend inzicht ontstaat in en informatie beschikbaar komt over de (afnemende) aanwezigheid van asbest. En dat binnen de woningcorporaties kennis over asbest, besef van mogelijke aanwezigheid daarvan en handelwijzen hoe daarmee om te gaan zijn geborgd in werkprocessen en de organisatie. De ‘paraplu’vergunning en voorwaarden, protocol en overeenkomst, en aanpassing voorschriften (bouwverordening) zullen daarom idealiter voldoen aan de hierboven geformuleerde doeleinden.
______________________________ Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010. - 13 -
Bijlage bij het Convenant voor verlening van een ‘paraplu’omgevingsvergunning voor het slopen van asbest. Voorstellen voor aanpassing van de bouwverordening en het vaststellen van beleidsregels Bouwverordening Vergunningverlening Voorstel toe te voegen / aan te passen: Artikel 8.1.1, na 2e lid nieuw lid: a. Een vergunning voor meerdere bouwwerken en/of objecten en waarbij artikel 8.1.2, lid 4 sub a van toepassing is, kan worden verleend voor een bepaalde termijn, op aanvraag kan de termijn van de vergunning worden verlengd; Het bevoegd gezag kan omtrent de duur van de termijn, alsmede de afweging inzake de aanvraag om verlenging beleidsregels vaststellen. b. Bij verlening van een vergunning voor een bepaalde duur en meerdere bouwwerken en/of objecten betreffend, bestaat de mogelijkheid de voorwaarde op te nemen dat inzake een nader aan te geven onderdeel van de bouwwerken en/of objecten die deel uitmaken van de vergunning het recht om van de vergunning gebruik te maken eerst ontstaat indien het bevoegd gezag verklaart dat daarvoor alsnog voldoende gegevens zijn ingediend die voldoen aan de wettelijke indieningseisen. N.B. voordeel bij bovenstaande algemene omschrijvingen: Door bovenstaande omschrijvingen is het volgens mij niet nodig in de bouwverordening begripsbepalingen toe te voegen. Indien nodig voor een ‘paraplu’vergunning specifiek voor woningcorporaties, zoals met betrekking tot begrippen als woningcomplex, woningcartotheek, mutatie, klachtenonderhoud, kan dit worden uitgewerkt in de vergunning, in beleidsregels, of in een met woningcorporaties te sluiten overeenkomst. In artikel 8.1.1 dient voorts een nieuw lid te worden toegevoegd waarin wordt bepaald dat in geval van een ‘paraplu’vergunning (zie hierboven: vergunning voor meerdere bouwwerken etc..) vóór de feitelijke asbestverwijdering op een concrete locatie een asbestinventarisatierapport, dat voldoet aan de eisen van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (zie ook in de tekst van het convenant, artikel 12, punt 7.g.), minimaal een week voorafgaande aan de werkzaamheden aan het bevoegd gezag moet worden verstrekt Weigering Artikel 8.1.6 van de bouwverordening bepaalt dat de vergunning moet worden geweigerd indien mede een vergunning krachtens andere wetgeving is vereist (in het bijzonder de Monumentenwet 1988, een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening) en deze niet is verleend. Hiervan dient de ‘paraplu’vergunning te worden uitgezonderd, omdat anders mogelijk geheel niet tot vergunningverlening kan worden overgegaan. In de plaats daarvan dient een nieuwe bepaling te worden opgenomen waarin wordt bepaald dat in een concreet geval waarin een vergunning krachtens andere wetgeving is vereist, niet eerder van de ‘paraplu’vergunning gebruik mag worden gemaakt, dan op het tijdstip waarop die vergunning in werking treedt. Intrekking De mogelijkheid moet bestaan bij misbruik of niet voldoen aan voorschriften een ‘paraplu’vergunning (in het bijzonder relevant bij verwijdering van asbest) in te trekken. Daartoe moet een lid worden toegevoegd aan het desbetreffende artikel, aangezien de bestaande mogelijkheden tot intrekking hierin limitatief staan aangegeven. Voorstel; toevoeging 8.1.7, nieuw sublid 1d: Indien blijkt dat houder van een vergunning verleend voor een bepaalde duur en meerdere bouwwerken en/of objecten betreffend (alternatief: vergunning verleend met toepassing van artikel 8.1.2., lid (4), niet heeft voldaan aan voorwaarden die aan de vergunning verbonden zijn. Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010. - 14 -
Verkorte melding sloopdata en tijdstippen bij uitzondering mogelijk Artikel 8.3.3 zo aanpassen dat de mogelijkheid ontstaat dat de houder van de ‘paraplu’vergunning de ‘schriftelijke’ melding aan het bevoegd gezag van de data en tijdstippen waarop het slopen zal plaatsvinden, in plaats van tenminste een week, tenminste twee werkdagen voorafgaande aan de aanvang van de sloop (asbestverwijderingswerkzaamheden) verstrekt, indien het bevoegd gezag gebruik maakt van het ‘meldingensysteem’ van de Arbeidsinspectie (N.B.: Dit heeft geen betrekking op het verstrekken van asbestinventarisatierapporten; zie ook bij artikel 12, punt 7.h en de punten 8.b en 8.c).
Beleidsregels Voorstel uit te werken: Aanvraag vergunning: voldoende gegevens bij aanvraag ‘paraplu’vergunning: Behalve in een overeenkomst zullen voor wat betreft de indieningseisen voor het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning (in dit geval de ‘paraplu’vergunning) zoals opgenomen in artikel 7.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) beleidsregels moeten worden opgesteld. Behalve wanneer gegevens voldoen om in aanmerking genomen te kunnen worden als representatief asbestonderzoek valt te denken aan het formuleren van minimumeisen voor gegevens die worden opgenomen in een woninginformatiesysteem (woningcartotheek), zoals waar in een woning eventueel welk soort asbest kan worden gevonden).
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010. - 15 -
Colofon
Verantwoording tekst convenant: Tot stand gekomen met gebruikmaking van: Richtlijn ‘‘paraplu’vergunning Asbestverwijdering’ ontwikkeld door BME in opdracht van Gewest Gooi en Vechtstreek (29 oktober 2009) En bestudering van onder andere: Aedesprotocol Wetgeving Voorstellen woningcorporaties Convenant inzake optimalisatie informatie-uitwisseling op basis van wettelijke verplichtingen tussen overheid en bedrijven m.b.t. de inventarisatie en verwijdering van asbest
R.W. van Manen Bestuurlijk juridisch medewerker sectie Bouwen & Wonen Gemeente Hilversum, Dienst Inwoners - Vergunningen en Handhaven 13 december 2010
Convenant voor verlening ‘paraplu’omgevingsvergunning voor slopen van asbest; 13-12-2010.