Dataverwerving en Analyse (1PP40) In opdracht van D66 Kenniseconomieplatform In samenwerking met TU/e
Onderzoek Startershulp “Biedt starterondersteuning in Zuidoost-Brabant datgene wat een technostarter nodig heeft om een succesvolle start te maken en in hoeverre maakt de technostarter hier gebruik van?”
Juni 2005
Door: Frank Karsten Mark Wilde Luc van Sas Sander Schepens
(0513114) (0416128) (0530827) (0529794)
Voorwoord Eindhoven, 6 juni 2005 In het kader van het vak Dataverwerving en Analyse (DVA) hebben wij dit onderzoek uitgevoerd. Dit is een 2e-jaars vak van de studie Technische Bedrijfskunde aan de Technische Universiteit te Eindhoven. Het doel van dit vak is “het verzamelen en analyseren van empirische data met als doel het kunnen vaststellen en verklaren van de prestaties van een operationeel proces. De taak van de studenten in DVA is op basis van deze onderzoeksvraagstelling het onderzoek uit te voeren”. Aan dit onderzoek zijn 9 weken parttime besteed. Met veel plezier hebben wij aan deze enigszins afwijkende opdracht - andere studenten lopen stage binnen een bedrijf - gewerkt. We hebben er zelf in twee opzichten veel van opgestoken. Allereerst hebben we geleerd hoe we een onderzoek moeten uitvoeren, zijn we bekend geworden met interviewtechnieken en hebben we geleerd hoe we dit laten uitmonden in een verslag. Ten tweede hebben we veel over de startersfase geleerd, iets wat wellicht voor onszelf belangrijk kan worden in de toekomst. Mochten wij ooit zelf nog van plan zijn een bedrijf op te starten, dan weten we tegen welke problemen we aan kunnen lopen. Wij realiseren ons dat dit onderzoek geen uitsluitsel geeft over waar het precies aan schort in de startershulp en wat er concreet moet veranderen. Wel denken wij dat we onze persoonlijke doelstelling bereikt hebben en dat dit onderzoek een goede aanleiding kan zijn voor verder onderzoek. Graag hadden wij wat meer interviews afgenomen, maar door tijdgebrek evenals een lage respons, zijn we daar niet aan toegekomen. Veel van de benaderde personen kampten met tijdgebrek of wilden niet meewerken. Bij het maken van afspraken voor interviews is zo veel kostbare tijd verloren gegaan. Via deze weg bedanken wij alle personen die tijd hebben vrijgemaakt om aan dit onderzoek mee te werken. We danken hen voor hun behulpzaamheid en openheid naar ons toe. Ook willen wij onze TU-begeleider Jo Daams bedanken voor zijn begeleiding met betrekking tot de sturing en het wegwijs maken in het vak. Tot slot willen wij onze begeleiders Henk de Vries, Jan-Willem Dijk en Maarten Maresch bedanken voor hun enthousiasme, inzet en de begeleiding tijdens het onderzoek. Mark Wilde, Sander Schepens, Frank Karsten, Luc van Sas.
1
Samenvatting Dit verslag verkent de ondersteuning die aan technostarters wordt geboden. De bevindingen zijn gebaseerd op interviews die gehouden zijn met startersondersteuningsorganisaties en technostarters. De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: “Biedt startersondersteuning in Zuidoost-Brabant datgene wat een technostarter nodig heeft om een succesvolle start te maken en in hoeverre maakt de technostarter hier gebruik van?” Een technostarter heeft vooral behoefte aan ondersteuning bij de financiering, huisvesting, marketing en algemene ondernemersvaardigheden. De conclusie is dat de starter redelijk goed geholpen wordt, maar dat op een aantal punten verbetering mogelijk is. Er is ten eerste weinig risicokapitaal beschikbaar en het aanvragen van subsidies is lastig en tijdsintensief. Coaches kunnen technostarters wel helpen bij marketing of algemene ondernemersvaardigheden, maar soms is de match tussen starter en coach niet optimaal. Het netwerk van ondersteuningsorganisaties is niet transparant voor een starter en vele weten dan ook niet welke ondersteuningsmogelijkheden beschikbaar zijn. Er is ook een zekere overlap tussen de ondersteuningsorganisaties. Tenslotte lijkt er sprake te zijn van een ‘doorverwijscultuur’. Eén centraal loket waar starters met al hun vragen terechtkunnen en waar inzicht wordt geboden in alle mogelijke diensten en aanwezige organisaties, zou een verbetering zijn. Technostarters ondervinden bovendien hinder van de huidige faillissementsregeling en het belastingsklimaat. Uit literatuuronderzoek blijkt dat een consistent beleid en nauwe samenwerking van kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven bij kan dragen aan een beter technostarterklimaat.
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding ----------------------------------------------------------------------------------------------------------- 4 2. Plan van aanpak -------------------------------------------------------------------------------------------------- 5 3. Belangrijkste aandachtspunten voor een starter -------------------------------------------------------------- 7 4. Geboden ondersteuning ----------------------------------------------------------------------------------------- 8 4.1 Financiering -------------------------------------------------------------------------------------- 8 4.2 Technologie/Product---------------------------------------------------------------------------- 11 4.3 Marketing/klanten en kennis ------------------------------------------------------------------ 11 4.4 Huisvesting -------------------------------------------------------------------------------------- 12 5. Discussie --------------------------------------------------------------------------------------------------------- 14 5.1 Financiën----------------------------------------------------------------------------------------- 14 5.2 Marketing/klanten en kennis ------------------------------------------------------------------ 14 5.3 Huisvesting -------------------------------------------------------------------------------------- 15 5.4 Doorverwijscultuur ----------------------------------------------------------------------------- 15 5.5 Overige punten ---------------------------------------------------------------------------------- 16 6. Leerpunten vanuit het Buitenland ----------------------------------------------------------------------------- 18 6.1 Finland ------------------------------------------------------------------------------------------- 18 6.2 België--------------------------------------------------------------------------------------------- 29 6.3 Verenigde Staten -------------------------------------------------------------------------------- 20 6.4 Ierland -------------------------------------------------------------------------------------------- 21 7. Algemeen literatuuronderzoek naar Incubators ------------------------------------------------------------- 22 8. Conclusies-------------------------------------------------------------------------------------------------------- 23
3
1. Inleiding “Nederland moet zich concentreren op ‘slimmer’ werken, bijvoorbeeld door een betere aansluiting tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Nederland is geen lage lonenland en zal dat ook nooit worden. We kunnen dus niet concurreren op arbeidsproductiviteit zoals China en India. Maar hoe wel? Door meer toegevoegde waarde in de producten te stoppen.” Minister Brinkhorst stelt dat Nederland genoodzaakt is om maatregelen te nemen gezien het trage economische herstel. Het kabinet heeft in totaal € 800 miljoen extra uitgetrokken om in 1 2010 van Nederland een kenniseconomie te maken. ” In Nederland is veel kennis aanwezig. Binnen universiteiten en andere kennisinstellingen worden onderzoeken gedaan op allerlei gebieden en nieuwe toepassingen ontwikkeld. Ook in het bedrijfsleven ontstaan nieuwe ideeën. Helaas weet Nederland al deze kennis onvoldoende naar de markt te brengen. Oorzaken hiervan liggen mogelijkerwijs in het onderwijs, waar studenten niet voldoende worden opgeleid tot (zelfstandig) ondernemer. Maar ook de risicoaversie die heerst in de Nederlandse cultuur, speelt een rol. Om het ‘vermarkten’ van kennis te stimuleren en zo te laten bijdragen aan de economische groei, zijn er verschillende mogelijkheden. Meer aandacht voor het ondernemerschap in het onderwijs, het toegankelijker maken van beschikbare kennis binnen universiteiten en kennisinstellingen voor het grootbedrijf en het MKB en het ondersteunen en begeleiden van startende ondernemingen, zijn hier voorbeelden van. Het laatste punt, starterondersteuning, is het onderwerp van dit onderzoek. Starters creëren werkgelegenheid op de lange termijn. Technostarters in het bijzonder brengen innovatieve producten en diensten naar de markt en leveren zo hun bijdrage aan de groei van de kenniseconomie. Er zijn verschillende instanties en instellingen actief die startende ondernemingen ondersteunen. Ze bieden meerdere vormen van ondersteuning, waarbij ze zich wel of niet specifiek richten op een bepaald type onderneming of een bepaalde branche. Dit onderzoek richt zich op ondersteuning die wordt geboden voor de technostarter, waarbij een technostarter wordt gezien als een startende onderneming met een technisch innovatief product, proces of dienst. Deze onderneming bestaat minder dan vijf jaar. Het onderzoek beperkt zich tot de regio Zuidoost-Brabant; een regio waar op dit gebied de laatste jaren vele initiatieven zijn gestart. De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: “Biedt starterondersteuning in ZuidoostBrabant datgene wat een technostarter nodig heeft om een succesvolle start te maken en in hoeverre maakt de technostarter hier gebruik van?” Middels interviews met verschillende instanties en technostarters is getracht een zo volledig mogelijk beeld te vormen van de huidige situatie. De werkwijze die hierbij is gehanteerd wordt in het plan van aanpak verder toegelicht. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt een inventarisatie gegeven van de belangrijkste aandacht- c.q. probleempunten van een startende ondernemer. Ofwel, wat moet er allemaal geregeld worden als je een onderneming start? Hierna wordt ingegaan op wat de verschillende instanties en instellingen aan starterondersteuning bieden in relatie tot deze aandachtspunten. In het hoofdstuk “discussie” worden de bevindingen naast elkaar gelegd en geanalyseerd. Verder is er een kort onderzoek gedaan naar de situatie in het buitenland ten aanzien van starterondersteuning. De leerpunten die hieruit naar voren zijn gekomen worden besproken. In de conclusie worden alle bevindingen nog eens naast elkaar gelegd.
1) bron: www.d66.nl
4
2. Plan van aanpak Om het onderzoek gestructureerd uit te voeren, is bij aanvang een duidelijk plan van aanpak geformuleerd, waarin de opzet van het onderzoek wordt weergegeven. Dit plan is slechts een richtlijn; de punten zijn niet chronologisch afgewerkt. Literatuur (internet-)onderzoek naar situatie in Nederland Ter inleving in de stof is deze eerste stap uitgevoerd. Er wordt gekeken naar welke instanties er zijn en wat voor bestaande onderzoeken al zijn gedaan. Het interviewen van starterhulporganisaties Hiermee wordt getracht een zo volledig starterhulporganisaties bieden.
mogelijk
beeld
te
vormen
van
wat
Het interviewen van startende ondernemers In deze stap wordt onderzocht wat de knelpunten zijn voor technostarters en of naar hun mening aan de vraag naar hulp wordt voldaan. Daarnaast wordt gekeken of de starters op de hoogte zijn van de ondersteuningsmogelijkheden, in hoeverre ze hier gebruik van maken en hoe ze de ondersteuning ervaren. Literatuur(internet-)onderzoek naar startershulp in het buitenland Tot slot wordt gekeken naar het buitenland. Wat valt er te leren van de geboden startershulp en de organisatie hiervan in Finland, België, Ierland en de Verenigde Staten?
Werkwijze en verantwoording daarvan In dit onderzoek is ervoor gekozen om data te verzamelen aan de hand van persoonlijke interviews. Deze methode heeft de voorkeur vanwege de diepte en het detail van de informatie die op deze manier verkregen kan worden2. Bovendien heeft de onderzoeker in deze methode de meeste invloed op de kwaliteit van de informatie. De interviewer kan tijdens het interview bijsturen, en door middel van doorvragen informatie achterhalen waar hij met behulp van andere technieken niet achter zou komen. Nadeel van deze methode is echter dat het tijdrovend is. Elk interview vereist een gedegen voorbereiding. Immers, met de geïnterviewde moet een soort van vertrouwensband opgebouwd worden. Dit kan alleen als deze de indruk krijgt dat de interviewer verstand van zaken heeft en geïnteresseerd is in hetgeen hij mee bezig is. Ook het uitwerken van de interviews kost veel tijd. Tijdens de interviews is niet uitgegaan van een standaard vragenlijst, maar slechts van een aantal richtlijnen. Voor elk van de interviews zijn deze richtlijnen aangevuld met een gedeelte dat toegespitst is op de geïnterviewde organisatie. Algemene richtlijnen die overal zijn gebruikt zijn terug te vinden in bijlage 1 (starterhulporganisaties) en bijlage 2 (technostarters). Geïnterviewde instanties In het onderstaande schema staan de geïnterviewde starterhulporganisaties en technostarters weergegeven. In bijlage 3 is een korte beschrijving gegeven van de starterhulporganisaties. Aangezien het interview is gericht op de geboden starterondersteuning is een beschrijving van de geïnterviewde technostarters achterwege gelaten.
5
Starterhulporganisaties
Starters
Figuur 1: “Geïnterviewde instanties en bedrijven” Persoon Dhr. N. Coopmans Mevr. J de Bruin Dhr. T. Schurgers Dhr. R. Baas Dhr. B. de Jong Mevr. E. Lemkes-Straver Dhr. H. Veenstra Mevr. M. van der Hede Dhr. W. Duis Dhr. S. Peijs Dhr. T. Bosman Dhr. M. van Hout Dhr. D. de Cloe Dhr P. van Uden Dhr M. Leusink Dhr. A. Baars Dhr. R. van Druten
Naam organisatie NV Rede Syntens Incubator 3+ BOM Innovation Lab Stichting Horizon Coach Incubator 3+ Technopartner Duis Engineering Motio Suprapolix Monito AIS Silver Arrows Teletop Ivium DTI
SenterNovem is een belangrijke organisatie ten aanzien starterondersteuning. Wegens tijdgebrek, ontbreekt een interview met deze organisatie in dit onderzoek. Er is echter wel literatuur (internet)-onderzoek gedaan naar de activiteiten van SenterNovem. Een korte beschrijving is opgenomen in bijlage 3. Senter Novem en de ondersteuningsactiviteiten die het biedt, zijn tevens aan bod gekomen in verscheidene interviews met andere organisaties en starters.
2) Bron: Business research Methods, eighth edition. Donald R. Cooper, Pamela S. Schindler, 2003.
6
3. Belangrijkste aandachtspunten voor een starter Om een nieuw bedrijf succesvol van de grond te krijgen, is het noodzakelijk dat een ondernemer een aantal zaken goed regelt. Waar hierbij de nadruk op ligt hangt sterk samen met het type bedrijf. Zo bestaat er meestal weinig kapitaalbehoefte bij een net gestarte dienstverlener. Een bedrijf dat een eigen productiehal moet inrichten, heeft echter een zeer grote behoefte aan kapitaal. In het onderzoek is in kaart gebracht wat de belangrijkste aandachtspunten voor (techno)starters zijn bij de start van de onderneming. De volgende zaken kwamen naar voren tijdens de interviews met de starterhulporganisaties en deze werden later bevestigd tijdens de interviews met de technostarters zelf. Financieel Technostarters hebben groter dan gemiddelde kapitaalbehoefte. In de meeste gevallen betreft het een technologie die nog niet klaar is voor de markt en nog verder ontwikkeld moet worden tot een bruikbaar product. Het ontwikkelen van een concept tot een prototype kan tot 5 jaar in beslag nemen. Na de ontwikkeling van een prototype, wordt het product vermarkt en de productie opgeschaald. De kapitaalbehoefte in de verschillende fasen verloopt in een stijgende lijn. Huisvesting Veel starters werken in eerste instantie vanuit thuis. Naarmate het bedrijf groeit, groeit de behoefte aan huisvesting. Oorzaken hiervoor zijn een eventuele groeiende behoefte aan personeel, het opzetten van productiefaciliteiten en het op representatieve wijze kunnen ontvangen van klanten. De huisvesting kan bestaan uit kantoorruimte en/of uit een pand waar de productie kan plaatsvinden. Technologie/product De technologie is de grote toegevoegde waarde voor een technostarter. Het innovatieve product is de “edge” om een plaats in de markt te verkrijgen. De innovatieve technologie of het idee dat een technostarter heeft is dus belangrijk en daar moet veel aandacht aan worden besteed. De meeste technostarters zijn zelf goed bekend met de gebruikte technologieën, maar ook zij kunnen de nodige ondersteuning gebruiken bij het verder ontwikkelen en vermarkten ervan. Marketing/Klanten Wil een onderneming op de lange termijn blijven bestaan, dan zal zij moeten zorgen dat zij klanten krijgt. Dit kan voor een startende ondernemer lastig zijn, omdat hij/zij hier nog nooit mee te maken heeft gehad. Het goed vermarkten van het product of de dienst is dan ook belangrijk. Er moet goed nagedacht worden over vragen zoals wie precies de klanten zijn, wat zij verwachten van het product, hoeveel de klant bereid is te betalen en hoe de klant het beste bereikt kan worden. De marketing van een product of dienst is een gedeelte van de bedrijfsvoering waar een technostarter moeite mee heeft. Een typische technostarter is vooral gericht op de technologie van het product en wil dat graag zo goed mogelijk krijgen. Het principe “een goed product verkoopt zichzelf” is vaak het beeld dat een technostarter heeft van de marketing. Kennis Een ondernemer moet een duizendpoot zijn. In de beginfase ontbreekt het nog aan de nodige kennis en ervaring ten aanzien van het ondernemen. De administratie, de juridische aspecten en het omgaan met de belastingdienst zijn voorbeelden van zaken waar aandacht aan moet worden besteed. Een starter dient hier zelf de nodige kennis voor te vergaren, ofwel deze van buiten te betrekken.
7
4. Geboden Ondersteuning Aan de hand van de in het vorige hoofdstuk genoemde punten, zal worden besproken hoe de starterhulporganisaties in de behoefte van de technostarter voorzien. In figuur 2 is schematisch weergegeven op welke punten de organisaties ondersteuning bieden. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het wel en niet aanbieden van ondersteuning en een grijs gebied. Het kan namelijk zo zijn dat een organisatie bepaalde ondersteuning wel aanbiedt, maar dit niet tot de hoofdtaken behoort. Ten aanzien van de starterhulporganisaties is er onderscheid gemaakt tussen organisaties die in direct contact staan met de starters en organisaties die indirect, ofwel via andere instanties ondersteuning bieden. Figuur 2: “Schematische weergave ondersteuning per gebied door starterhulporganisaties” BOM
Incubator 3+
Direct Innovation Syntens/ Lab Livewire
NV Rede
Senter Novem
Indirect Techno partner
Financieel -lening -subsidie -participatie -garantstelling Huisvesting Marketing/klanten Kennis Technologie/product Organisatie biedt geen ondersteuning Organisatie biedt in geringe mate ondersteuning Organisatie biedt ondersteuning Figuur 2 biedt inzicht op welke gebied de organisaties ondersteuning bieden. Hoe zij dit doen, zal per punt verder worden toegelicht.
4.1 Financiering NV Rede, BOM, Innovation Lab, Technopartner en Incubator 3+ spelen een rol op het gebied van financiering. Daarnaast is er een rol weggelegd voor informele venture capital investors en business angels. Deze zijn hier niet meegenomen. Afhankelijk van de fase waarin een technostarter zich bevindt, is er een bepaalde kapitaalbehoefte. In figuur 3 wordt weergegeven welke organisaties in welke fase financiering aanbieden. De faseverdeling is overgenomen uit een schema dat door Technopartner wordt gebruikt. Figuur 3: “Financiering door starterhulporganisaties, per fase” Fase 1: Plannen
Toelichting
Creëren ideeën
Kapitaal behoefte ( in € )
Organisaties
Innovation Lab, Incubator 3+ (SKE)
Fase 2: Beginnen
Fase 3: Groeien
Van idee naar businessplan en prototype
Van businessplan naar eerste klant
Van eerste klant naar omzet
Van omzet naar winst
< 30.000 (preseed)
< 125.000 (seedcapital)
+/- 100.000
miljoenen
Incubator 3+ (SKE), SenterNovem (WBSO)
Rede, BOM, Technopartnerlabel, SenterNovem (WBSO)
Rede, BOM, SenterNovem (WBSO)
Rede, BOM
8
NV Rede: Rede heeft de volgende mogelijkheden voor lening of participatie: • Het Rede MKB fonds. Perspectiefvolle bedrijven in de regio Eindhoven kunnen van een aanvullende financiering voorzien tot een maximumbedrag van € 125.000,- in de vorm van een al dan niet achtergestelde lening of borgtocht met een looptijd van maximaal 3 jaar. De bedrijven moeten behoren tot de industrie of de stuwende zakelijke dienstverlening en mogen niet meer dan 50 werknemers hebben. Deze financiering heeft een tijdelijk karakter en bovendien moeten ook andere financiers meedoen. • Het Stimulus Venture Capital Fund BV. Het SVCF is bedoeld voor kleine en middelgrote ondernemingen (tot 250 werknemers) uit de Regio Zuidoost-Brabant die behoren tot de industriële sector, die de seedfase al voorbij zijn. De financiering is voor die bedrijven een uitbreiding van het risicokapitaal en vindt plaats op basis van zakelijke condities, in de vorm van een aandelenparticipatie, veelal aangevuld met een achtergestelde lening. De participatie in het aandelenkapitaal betreft altijd een minderheidsbelang. De totale financiering kan maximaal € 500.000 per onderneming bedragen. Rede heeft de volgende subsidiemogelijkheden voor jonge, kansrijke MKB bedrijven: • Stimulus Investering Regeling (SIR). Deze regeling is voor ondernemingen die financiële steun zoeken bij nieuwe investeringen. De regeling is bedoeld voor ondernemingen tot 100 werknemers uit de regio Eindhoven die behoren tot de industrie of een aan de industrie gelieerde sector. Tot de doelgroep behoren jonge (jonger dan 8 jaar) ondernemingen met minder dan 100 werknemers gevestigd in de Regio Eindhoven. Maximaal € 45000 subsidie is beschikbaar. • Stimulus Advies Regeling (SAR). SAR is gericht op financiële steun bij externe advisering. De regeling is bedoeld voor ondernemingen tot 100 werknemers uit de regio Eindhoven die behoren tot de industrie of een aan de industrie gelieerde sector. Tot de doelgroep behoren MKB ondernemingen met minder dan 100 werknemers gevestigd in de Regio Eindhoven. Maximaal € 45000 subsidie is beschikbaar. • Stimulus Kenniswijk Regeling (SKR). De regeling is voor financiële steun voor het in eigen beheer of in opdracht ontwikkelen van een innovatieve elektronische Kenniswijk consumentendienst (dit is een grootschalig experiment in de Regio Eindhoven om de ontwikkeling van ICT diensten en voorzieningen voor de consument te stimuleren). De maximale subsidie is € 50000. BOM: Het BOM Startercentrum biedt uitsluitend financiële ondersteuning in de latere fasen van een startende onderneming en hanteert enkele harde criteria voor bedrijven om in aanmerking te komen: • Er moet binnen 1 jaar omzet komen. • Er moet al personeel in dienst zijn en er moet al een onderneming zijn (niet ouder dan 3,5 jaar). • De onderneming moet speur- of ontwikkelingsactiviteiten hebben en de producten tenminste gedeeltelijk zelf produceren • De rechtsvorm is NV of BV. • Er moet al een goed businessplan zijn. Er zijn de volgende financieringsmogelijkheden: • BOM Ontwikkelfonds. Dit fonds financiert innovatieve starters tot maximaal € 90.000 in aandelenkapitaal en een achtergestelde lening. • Technostartersfonds Zuidoost-Nederland. Dit fonds biedt risicodragend venture capital aan jonge innovatieve ondernemingen met een hoge R&D component. Financiering (€ 45000 tot € 225000) heeft de vorm van een aandelenparticipatie, eventueel aangevuld met een achtergestelde lening. De deelnemers zijn ABN/Amro, BOM, LIOF, Gilde, NPM en Parnib.
9
Innovation Lab: Innovation lab biedt in het kader van Tijdelijke Ondernemers Plaatsen (TOP) renteloze leningen (tot een maximum van € 17.000,- per jaar) waarmee de potentiële starter in eigen levensonderhoud kan voorzien gedurende de prestart fase van zijn beoogde hightech bedrijf. Syntens: Syntens heeft subsidiemogelijkheden om de kosten van innovatief onderzoek door TNO te verlagen. Echter, deze regeling is vooral bedoeld voor MKB’s die innovatief onderzoek willen laten doen en is minder geschikt voor technostarters. Technopartner: Technopartner financiert instellingen die startershulp aanbieden. De aanvraag van een lening door een starter komt binnen via instanties zoals incubator 3+, maar wordt beoordeeld door Technopartner. Hiervoor wordt onder andere een college van externe adviseurs ingeschakeld. Technopartner zelf wordt gefinancierd door de overheid. Voor de stimulering van het algemene starterklimaat hebben ze een aantal middelen tot hun beschikking: • Kennisexploitatieregeling (SKE). Kennisexploitatieverbanden (bestaande uit minimaal één kennisinstelling en één onderneming) komen in aanmerking voor subsidie. De subsidie kan oplopen tot € 2,5 miljoen per project. De doelgroep van het Subsidieprogramma bestaat uit publiekprivate kennisexploitatieverbanden, zoals Incubator 3+. De technostarter maakt doorgaans geen deel uit van deze verbanden, maar vormt juist de doelgroep van de kennisexploitatieverbanden. • Seed-faciliteit. Deze faciliteit verbetert de risico-rendementsverhouding voor investeerders en vergroot de financieringsmogelijkheden voor technostarters in de seedfase. • Technopartnerlabel. Via deze regeling staat zij garant voor het terugbetalen van een deel van de lening die een bank aan een technopartner verstrekt. De bank doet een beroep op deze regeling als ondernemers de bank onvoldoende zekerheden kunnen bieden. • Het ondersteunen van bestaande en nieuwe business angel netwerken die voorlichting geven aan (nieuwe) business angels en bedrijven die kapitaal willen aantrekken via business angels. Incubator 3+ Binnen incubator is er kapitaal beschikbaar in de preseed fase en ondersteuning beschikbaar in de seedfase. In de preseed fase kan er een lening worden verstrekt van maximaal € 35.000. Dit geld dient voornamelijk voor onderzoeken naar de technische en commerciële haalbaarheid, dan wel voor het opstellen van een businessplan te worden gebruikt. Het betreft risicokrediet en hoeft bij tegenvallende resultaten niet te worden terugbetaald. Voor de financiering in de seedfase zal de ondernemer zal zelf een of meerdere investeerders aan moeten trekken, maar Incubator 3+ kan hierbij ondersteunen door gebruik te maken van zijn netwerk van contacten, waar onder andere NV Rede en BOM deel van uitmaken. Met subsidieregelingen wil de overheid onder meer technologische innovaties, haalbaarheidsonderzoeken en (inter-)nationale samenwerking stimuleren. Het ontwerp van de regelingen ligt bij de overheid. Organen als SenterNovem voeren de regelingen uit. Een voorbeeld van subsidie is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) die het vernieuwen van producten of productieprocessen ondersteunt. Deze regeling voor fiscaal voordeel voor R&D activiteiten is gericht op bevordering van onderzoek en ontwikkeling bij bedrijven. Het is echter niet specifiek bedoeld voor jonge innovatieve bedrijven, maar toch vervult het toch een belangrijke rol in het voorzien in de financiële behoefte van jonge technostarters. In zekere zin wordt de WBSO regeling door de technostarters in de R&D intensieve beginperiode als een soort ‘(pre)seed captical’ gebruikt.
10
4.2 Technologie/product Ten aanzien van de technologie en het ontwikkelen van het product, bestaat de ondersteuning voornamelijk uit het bieden van faciliteiten voor het ontwikkelingswerk en het in contact brengen met de juiste personen of instanties voor kennis en informatie. Via incubator 3+ kan een starter terecht bij bijvoorbeeld de hightech campus van Philips. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het uitgebreide netwerk van contacten dat binnen Incubator 3+ aanwezig is. Innovation Lab legt de link naar de Technische Universiteit Eindhoven middels contacten met verscheidene docenten en hoogleraren. Ook biedt innovation lab ondersteuning bij het maken van een prototype. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van TU/e laboratoria en andere resources. De overige instanties bieden zelf geen feitelijke ondersteuning op dit gebied. Wel kunnen ze een starter in veel gevallen in contact brengen met de instanties die hen verder kunnen helpen.
4.3 Marketing/klanten en kennis Starterhulporganisaties proberen daar naar eigen zeggen voornamelijk te begeleiden met behulp van coaches en hun netwerk. Een coach is een persoon die vaak al wat langer meeloopt in het bedrijfsleven en veel ervaringen heeft opgedaan. Vaak is het ook een succesvol ondernemer. Het beeld dat starters hebben van een goede coach verschilt sterk. De één legt de nadruk op professionaliteit, de ander op de frequentie van het informele contact met een vertrouwenspersoon. Het is dus lastig om aan te geven waaraan een goede coach moet voldoen, maar in het algemeen heeft men behoefte aan personen met ervaring en bovendien aan een commerciële, zakelijke inbreng en niet zozeer een technologische inbreng. Een starter krijgt via de starterhulporganisaties de contactgegevens van een coach waar ze vervolgens contact mee kunnen opnemen. De gesprekken met de coaches zijn normaal gesproken kosteloos, waarbij veelal wel een maximaal aantal uren wordt gehanteerd. De coaches fungeren voornamelijk als klankbord. Een starter kan aangeven waar hij moeite mee heeft en de coach kan daar advies uit eigen ervaring over geven. Het initiatief ligt vooral bij de starter. Als deze ergens hulp kan gebruiken, wordt er contact opgenomen met de coach. Gemiddeld genomen hebben een starter en zijn coach één keer in de maand een gesprek. Een coach kan tevens assisteren bij het zoeken naar bedrijven die de starter vooruit kunnen helpen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het vinden van geschikte leveranciers. De coach stelt hiervoor zijn netwerk ter beschikking. Een starter komt niet vaak aan klanten via zijn coach. Dit komt voornamelijk doordat een coach niet per sé in dezelfde markt opereert als de starter. De hulp die een starter op dit gebied kan verwachten van zijn coach is een algemeen advies ten aanzien van marketing. Hetzelfde geldt voor de overige hulp die geboden wordt door starterhulporganisaties. De pogingen van starterhulporganisaties en coaches om starters in contact te brengen met potentiële klanten wordt niet als nuttig beschouwd door een starter. Daar staat tegenover dat het misschien ook niet reëel is om dit te verwachten. Het advies dat gegeven wordt over de marketing wordt in die gevallen waar het nodig is wel als positief ervaren. NV Rede en BOM gaan via aandelenparticipaties een partnership aan met de startende ondermeningen. Ze willen de succeskansen van deze onderneming dan ook maximaliseren en dat proberen ze te doen door een coach te bieden, die vooral helpt bij de marketingkant. Innovation Lab gebruikt haar netwerk om starters kosteloos of tegen zeer geringe kosten en op een drempelverlagende manier in contact te brengen met allerlei adviseurs zoals coaches, accountants, octrooi- en patentadviseurs, etc. Ook verzorgt het cursussen/seminars voor ondernemersvaardigheden en alle facetten met betrekking tot het opzetten van een bedrijf: in
11
het kader van de TOP-regeling kan men tegen gereduceerd tarief masterclasses ondernemerschap bij professor Leo Verhoeff volgen. Dit zijn 6 sessies van 2 dagen die alle onderwerpen van strategie tot financiën tot marketing behandelen. Ook kunnen starters bij Innovation Lab ondersteuning krijgen bij het opstellen van het business plan en commerciële, technische haalbaarheidsstudies en marktverkenningen laten verrichten. Technopartner biedt een actief forum aan waarop meer dan 7000 leden (starters, technische ondernemingen, investeerders, experts en kennisinstellingen) vragen stellen, beantwoorden, adviezen geven en ideeën en ervaringen uitwisselen. Syntens heeft het LiveWire programma. Een starter krijgt daarbij gedurende één jaar een persoonlijke coach. Samen met deze coach wordt het bedrijf geanalyseerd om kansen en bedreigingen helder in kaart te brengen. Vervolgens wordt samen met de coach een plan van aanpak gemaakt voor een gestructureerde groei van de onderneming. Via klankbordgesprekken wordt bepaald op welk terrein training of advies nodig is. Tevens wordt er geassisteerd bij het schrijven van een ondernemingsplan. Er is maximaal 16 uur per starter beschikbaar. In de praktijk is het zo dat een adviseur ongeveer 4 à 5 keer per jaar met een starter om de tafel gaat zitten. Adviseurs nemen actief deel; zij benaderen zelf de starters om ze te adviseren en stimuleren. Adviseurs hebben verschillende achtergronden, van technisch tot juridisch tot economisch. Starters kunnen binnen Syntens doorverwezen worden naar de meest geschikte adviseur.
4.4 Huisvesting NV Rede NV Rede heeft 5 bedrijvencentra waar starters zich kunnen vestigen. Het betreft in het algemeen kleinschalige ruimtes (25 m2) in een pand waar alles geregeld is. In het Twinning center, één van de bedrijvencentra van NV Rede zijn vergaderkamers beschikbaar, er is voldoende parkeerruimte en er is een receptionist(e) aanwezig om de telefoon aan te nemen. Rede omschrijft het dan ook niet als huisvesting, maar als een huisvestingsformule. Contracten worden afgesloten voor 1 jaar, met een opzegtermijn van 4 maanden. In het 2 Twinning Center is de huurprijs € 685,- (netto per maand voor 25 m ). De gemiddelde kosten liggen op € 500,- netto per maand. Dit lijkt duur, maar met alle services meegerekend is dit niet het geval aldus de contactpersoon van NV Rede. Innovation Lab Innovation Lab biedt kantoorruimte aan in het bedrijvencentrum Eutechpark op het terrein van de Technische Universiteit Eindhoven. Er zijn kantoren beschikbaar vanaf 12 m2. Er zijn verschillende diensten en faciliteiten aanwezig waar de gevestigde bedrijven gebruik van kunnen maken. Hier wordt echter wel een vergoeding voor in rekening gebracht. Innovation Lab hanteert een opzegtermijn van 2 kalendermaanden. De basis huurprijzen liggen rond de € 200,- netto per m2 per jaar (afhankelijk van de locatie). Voor starters is er een kortingsregeling van 40% in het eerste jaar, 25% in het tweede jaar en 10% in het derde jaar. Dit is in het kader van de zogenaamde TOP-regeling. Het vierde jaar wordt er geen korting meer gegeven. TU/e Innovation Lab biedt niet alleen huisvesting aan afgestudeerden en medewerkers van de TU/e, maar ook aan anderen die een technologisch innovatief bedrijf willen beginnen. Medewerkers en afgestudeerden van de TU/e krijgen wel voorrang. Er worden een aantal criteria gehanteerd voor toelating in het Eutechpark: • • • •
Het betreft een zelfstandige, startende of pas opgestarte, technologisch innovatieve onderneming. Het betreft business-to-business activiteiten. De onderneming richt zich op een kennisgebied van de TU/e (informatica, bouwkunde, scheikunde, elektrotechniek, technische bedrijfskunde e.d.) De ondernemer is (bijna) afgestudeerd aan een WO- of Hbo-instelling.
12
•
Er wordt minimaal 20 uur per week door de onderneming in de geboden ruimte gewerkt.
13
5. Discussie 5.1 Financiën Op het moment zitten er geen gaten in de financieringsstructuur, ofwel er zijn in elke fase financieringsmogelijkheden voorhanden. Voordat Technopartner in het leven geroepen werd, was er echter een gebrek aan preseed kapitaal. Technopartner heeft dit opgevangen met de SKE-regeling. Maar hoewel de aanwezige gelden goed over alle fasen zijn verspreid, blijven er algemene klachten dat er weinig geld geleend kan worden. Er is te weinig risicokapitaal aanwezig in Nederland voor technologie bedrijven, zeker in vergelijking met andere landen. Nu is het zo dat starters bij verschillende instanties financiering kredieten en subsidies aanvragen en zo de gehele financiering rond krijgen. Gebruik maken van slechts één financieringsmogelijkheid is niet toereikend. Technostarters zijn terughoudend ten aanzien van het aannemen van geld in ruil voor participaties. Starters zijn normaal gesproken overtuigd van hun product en willen het liefst de gouden bergen die ze zien voor de volle 100% zelf behouden. Ook geeft een participatie de financier inspraak in de onderneming. Veel starters zijn bang dat ze hierdoor veel zeggenschap kwijt raken. Het zelf bekostigen met betaalde opdrachten, inzet van eigen middelen en bijvoorbeeld de WBSO subsidie, geniet de voorkeur boven participaties. Starters zien echter ook de voordelen van participaties. Naast het aantrekken van kapitaal, kunnen zo ook kennis en een netwerk van contacten worden binnengehaald. In verschillende interviews is naar voren gekomen dat het aanvragen van subsidies een lastige, bureaucratische bezigheid is. Bij een aanvraag komt veel papierwerk kijken en ondanks dat bepaalde subsidies in eerste instantie aan lijken te sluiten bij de behoefte en situatie van de starter, wordt men toch vaak afgewezen. De strenge selectiecriteria en voorwaarden zijn hier de oorzaak van. Een voorbeeld is de veel gehanteerde regel dat de onderneming binnen 1 jaar een product naar de markt moet brengen. Bij technologisch innovatieve producten gaat er echter vaak 5 jaar overheen voor het klaar is voor de markt. Ook zijn veel regels voor meerdere interpretaties vatbaar, waardoor de starter lijkt te zijn overgeleverd degene die de aanvraag behandelt. De aanvraagprocedures nemen gemiddeld drie tot zes maanden in beslag. Een dergelijke periode is voor veel starters te lang. Veel subsidieverstrekkers verlangen (begrijpelijkerwijs) dat er verantwoording wordt afgelegd over hoe het bedrag is besteed. Hierop wordt ook gecontroleerd. Dit neemt voor de starter extra tijd in beslag; tijd die liever ergens anders aan wordt besteed. Al met al krijgen veel starters het gevoel dat als ze hun tijd en energie steken in hun product of aan het binnenhalen van nieuwe klanten, ze meer verdienen dan met het binnenhalen van subsidies. Een aantal starters hebben een professionele subsidieadviseur ingehuurd. Deze tracht zo veel mogelijk subsidies te verkrijgen, in ruil voor een percentage van het verkregen subsidiebedrag. Dit percentage ligt meestal rond de 20%.
5.2 Marketing/Klanten en kennis Ondersteuning ten aanzien van marketing en het binnenhalen van klanten, gebeurt voornamelijk in de vorm van coaching en het beschikbaar stellen van een netwerk van contacten. Daarnaast worden door verschillende starterhulporganisaties cursussen en seminars georganiseerd. Coaching wordt als positief ervaren door technostarters. Een coach is vaak zelf een ervaren ondernemer of heeft op een andere manier ervaring met het ondernemen en de bijbehorende struikelblokken. Vanuit deze achtergrond geven zij dan ook ervaring en kennis door aan technostarters. Dit betreft meestal praktische tips over onderwerpen waar nog (te) weinig aan gedacht is geschonken door de technostarter en doorverwijzingen via het netwerk van de coach naar bedrijven en personen die daarmee kunnen helpen.
14
Zoals al eerder aangegeven worden via een coach of het netwerk van de starterhulporganisaties weinig tot geen klanten binnengehaald. Eén van de redenen hiervan is dat een coach meestal werkzaam is (geweest) in een geheel andere branche of markt dan de vaak zeer specifieke nichemarkt waar de technostarter in opereert. Het verdient aandacht om bij de match van technostarter aan coach hier extra op te letten en te proberen om een technostarter te koppelen aan een coach die in hetzelfde of een vergelijkbaar marktsegment zit. Dit is niet gemakkelijk aangezien er ook een zekere “klik” moet bestaan tussen een coach en technostarter; de starter moet de coach kunnen vertrouwen. Daarnaast kunnen starterhulporganisaties alleen putten uit hun eigen contacten met coaches. Bij een eventuele samenwerking tussen al deze organisaties zou er een veel grotere groep ontstaan waaruit gekozen kan worden. Het netwerk van de starterhulporganisaties en de coaches wordt tevens aangedragen als invulling van de behoefte aan overige kennis over bijvoorbeeld juridische zaken, belastingen en de interne organisatie. Op deze wijze wordt aan deze behoefte goed voldaan. Starterhulporganisaties hebben zelf de nodige kennis in huis en kennen de verschillende partijen die op dit gebied hulp kunnen verstrekken en verwijzen daar ook naar door.
5.3 Huisvesting In de huisvesting wordt voldaan door NV Rede en Innovation Lab voert de TOP-regeling uit. Er zijn dus verschillende panden waar een starter terecht kan voor zowel kantoorruimte als werkruimte. Hierin wordt dus voorzien. Een aantal starters gaf echter aan dat ze de huurprijzen te hoog vinden. Meer flexibiliteit werd hierin belangrijk gevonden. Het Twinning Center in Eindhoven levert er een snelle internetverbinding en een secretaresse bij, maar niet elke technostarter heeft hier behoefte aan. Innovation Lab biedt ook allerlei extra diensten aan, maar niet als totaalpakket. Per keer dat er gebruik wordt gemaakt van een dienst worden hier kosten voor in rekening gebracht. Daarnaast hebben sommige technostarters ook faciliteiten nodig zoals een laboratorium. Hierin kan worden voorzien door het Innovation Lab van de TU/e.
5.4 Doorverwijscultuur Een punt dat veel aan bod is gekomen tijdens het interviewen van de starters is de zogenaamde ‘doorverwijscultuur’ die heerst bij de verschillende starterhulporganisaties. In de ideale situatie benadert de starter een centrale organisatie zoals de Kamer van Koophandel, welke hem doorverwijst naar de organisaties die hem kunnen helpen. Zo gaat het in de praktijk echter niet. Aan de hand van het onderzoek is in kaart gebracht hoe er wordt doorverwezen; op grond van welke criteria, en in welk stadium de starter zich op dat moment bevindt. Het antwoord hierop is eenduidig. Dergelijke richtlijnen zijn er simpelweg niet en het doorverwijzen gebeurt volledig informeel. Wanneer de ene organisatie de starter op een bepaald gebied niet kan ondersteunen en denkt dat een andere organisatie dat wel kan, wordt de starter doorverwezen. De ondernemer is dus sterk afhankelijk van in hoeverre de contactpersoon bij een starterhulporganisatie op de hoogte is van de verschillende mogelijkheden. In de meeste gevallen is deze kennis toereikend en komt de starter uiteindelijk wel bij de juiste instanties terecht. Het komt echter ook voor dat een starter in het geheel niet wordt doorwezen, hoewel dat wel zeer nuttig zou zijn geweest. Het is dus de vraag of deze manier van werken optimaal is. Vooral de markt voor het verkrijgen van coaching is niet transparant voor een individuele technostarter. Deze zal veel tijd en moeite moeten steken om zijn weg te vinden in het labyrint van ondersteuningsorganisaties. Schematisch is de ‘doorverwijscultuur’ weergegeven in figuur 4.
15
Figuur 4: “schematische weergave van onderlinge doorverwijzingen van starterhulporganisaties” Technopartner Stichting Horizon SenterNovem
Syntens
Innovations Lab Incubator 3+
BOM
NV Rede KvK
Stichting Horizon en Technopartner staan niet direct met starters in contact en vallen in figuur 4 dus enigszins buiten de wirwar van doorverwijzingen. De overige zeven organisaties staan in willekeurige volgorde en geven de wirwar aan doorverwijzingen weer. De wijze waarop de technostarter in dit netwerk verzeild raakt lopen sterk uiteen. Hij vindt een website op internet, kent een organisatie uit de media of is erop gewezen door iemand uit zijn omgeving. Overigens moet gezegd worden dat een aantal organisaties zelf onderdeel uitmaakt van incubator 3+ (initiatief van Stichting Horizon) en dat maakt het erg lastig om de doorverwijzingen duidelijk grafisch weer te geven. Gedurende het onderzoek is er door verschillende starters gesuggereerd dat het voordelen zou bieden als al de instanties worden samengevoegd tot één grote organisatie. Het aanbod wordt hierdoor overzichtelijker en men hoeft niet meer bij verschillende instanties langs. Enkele starters zien het echter als een voordeel dat er meerdere organisaties zijn. Zo kan er namelijk op meerdere plaatsen financiering worden aangevraagd en is de starter hiervoor niet afhankelijk van één organisatie. Incubator 3+ is druk bezig om de inspanningen van de vele hulporganisaties te bundelen en te stroomlijnen. Wanneer een starter bij één van de partners van Incubator 3+ binnenkomt, wordt er bekeken wie er het beste bij past. Er is echter geen standaardloket waar iedere starter als eerste binnenkomt.
5.5 Overige punten •
In interviews is naar voren gekomen dat de belastingdienst geen regeling heeft voor starters. Subsidies, leningen en andere financieringen die aan starters worden verstrekt zijn allen gebaseerd op een vermogensbehoefte exclusief BTW. Over de investeringen die door starters worden gedaan, moet echter wel BTW worden afgedragen. Uiteindelijk krijgen ze dit bedrag terug, maar hier gaat een periode van enkele maanden overheen. Ze zullen het bedrag dus moeten voorfinancieren. Voor starters, die over het algemeen niet veel financiële ruimte hebben, is dit een probleem. Indien kan worden aangetoond dat de onderneming recht heeft op BTW teruggave en tevens kan worden aangegeven binnen welke termijn dit bedrag wordt ontvangen, zijn banken wel bereid hier een lening voor te verlenen. Het zou wenselijk zijn dat de Belastingdienst een regeling zou treffen om starters in deze tegemoet te komen.
•
De faillissementsregeling in Nederland zou moeten worden versoepeld. In het huidige systeem is het zo, dat schulden die overblijven na een faillissement de ondernemer geruime tijd kunnen achtervolgen. In een dergelijke situatie is het zeer moeilijk om nog een lening te krijgen en een nieuwe onderneming te kunnen starten. Men moet
16
dus wel vijf keer nadenken voordat men risicokapitaal aantrekt, omdat het maar één keer geprobeerd kan worden. •
Nederlandse studenten leren geen ondernemersvaardigheden gedurende hun studie. Dit gat zou opgevuld kunnen worden door bijvoorbeeld tijdens economielessen op de middelbare school aandacht aan ondernemerschap te schenken, of door ondernemersvakken verplicht in het vakkenpakket van universitaire studies op te nemen.
•
In het onderzoek is getracht de doelstellingen van de starterhulporganisaties te achterhalen. Deze zijn over het algemeen niet duidelijk naar voren gekomen. Doelstellingen die wel genoemd zijn, zijn in de trant van “creëer 50% meer technostarters”. Doelstellingen gericht op de prestaties van de ondersteunde technostarters, bijvoorbeeld ten aanzien van de te bereiken omzet en het te creëren aantal arbeidsplaatsen, zijn niet gevonden.
•
Sinds kort is www.technopartnerzuid.nl online, waar een overzicht van mogelijke starterhulporganisaties wordt gemaakt. Het is nog niet volledig en de uitleg over wat bij welke organisatie te halen valt kan nog verduidelijkt worden, maar het is een stap in de goede richting.
•
De financiering van veel starterhulpprogramma’s hangt af van overheidsregelingen, zoals Twinning, BioStart, etc. De looptijd van deze regelingen is gemiddeld 2 jaar, en dit is te kort. Het probleem is dat hierdoor veel instellingen hun activiteiten niet kunnen continueren en een stille dood sterven. Sommige instellingen, zoals Incubator 3+, lukt het wel om langer dan oorspronkelijk de bedoeling was te bestaan en juist die is heel succesvol.
17
6. Leerpunten vanuit het buitenland In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de startershulp geregeld is in Finland, België, Ierland en de Verenigde Staten.
6.1 Finland In Finland wordt de door de overheid beheerde organisatie Finnvera geroemd voor het verstrekken van microleningen. Dit zijn relatief kleine bedragen met een laag rentepercentage, waarvoor geen onderpand hoeft te worden gesteld. Voor dit onderzoek is dit echter niet relevant, omdat technostarters juist een grote kapitaalbehoefte hebben, en daarom weinig gebaat hebben bij een kleine lening. De focus in dit onderzoek ligt op het gebied rond Helsinki. Deze regio telt 1,2 miljoen inwoners, en is het meest ontwikkeld van Finland. Zo zijn er zeven universiteiten en lag de werkloosheid vroeger traditioneel onder de 2%. In 1992-1994 ging dit bergafwaarts, en in 1995 erkende Finland het probleem van te weinig starters. Het zogenaamde “YRITTÄMISESTÄ TYÖTÄ” project werd gelanceerd ter promotie van incubator activiteiten, als subprojecten zijn er ondernemerschap, ideeënstroom, de weg naar groei en continue ontwikkeling. Potentiële starters werden verteld dat 50% van kosten van een haalbaarheidsstudie werden gefinancierd. Bovendien zou er in de eerste jaren verdere financiële hulp beschikbaar zijn. Ook stimuleerde het project incubators die zelf initiatief namen om andere starters te trainen. Vandaag de dag staat de Helsinki regio bekend om haar technologiebeleid. Overigens is het vreemd dat deze regio zo bekend is; er bestaat een Helsinki Region Marketing bureau, dat deze regio internationaal promoot. Dé drijfveer van het succes in deze regio is de kennis die er vergaard wordt. De volgende drie 3 instellingen zijn daarbij het meeste aansprekend : • de University of Helsinki (UH), met ruim 37.000 studenten, 468 professoren en een omzet van bijna € 446 miljoen • de Helsinki University of Technology (HUT) ,met bijna 250 professoren, zo’n 15.000 studenten en een jaarlijkse omzet van € 189 miljoen • het toegepaste onderzoeksinstituut VTT (het Finse equivalent van TNO) met bijna 3000 stafmedewerkers, waarvan 2137 in Helsinki en een totale omzet van ongeveer € 220 miljoen Eerstgenoemde is nauw betrokken bij het Helsinki Business and Science Park. Dit park telt momenteel zo’n veertig starters. De andere twee zijn gevestigd in het Otaniemi Science Park. In dit park zijn bovendien zo’n 200 hightech bedrijven gevestigd. Andere interessante organisaties zijn het Jyväskylä Science Park en de Kareltek Technology Centre. Meer informatie hier over is onder meer te vinden in “Best practices in Incubator Infrastructure and Innovation support”1 Deze science parken worden door meerdere stakeholders uit de overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen ondersteund. De Helsinki regio laat zien hoe kennis van uit universiteiten in het bedrijfsleven gebracht kan worden. Hét grote voordeel van de regio is, dat alle incubators functioneren als één groot informeel netwerk. Dit werkt uitstekend, omdat ze allemaal niet meer dan 50 km uit elkaar liggen. De netwerken worden omschreven als niet-hiërarchisch en informeel 3. Starters hebben een breed scala aan mogelijkheden, want ze kunnen zelf kiezen met welke incubator ze in zee gaan. 1) Best Practices in Incubator Infrastructure and Innovation Support Finland, November 19-20, 1998. Zie: http://www.otech.fi/download/finalreport/Final_Report_Helsinki.pdf 2) Steun aan startende ondernemingen; Een gids met goede werkwijzen voor bedrijfsondersteunende organisaties 3) www.technopolis.co.uk/ group/nl/3349_Ehv_triple_helix.pdf
18
6.2 België België heeft het stimuleren van nieuwe innovatieve ondernemingen de afgelopen jaren een hoge prioriteit gegeven. Dit is te zien in het aantal initiatieven op dit gebied dat gesteund wordt door de overheid. Een specifiek succesverhaal springt eruit als we Leuven bekijken. Er zijn daar zijn 2 instanties die zich bezig houden met de ondersteuning van innovatieve nieuwe bedrijven. IMEC en LRD. Al in 1972 werd KU Leuven Research and Development (LRD) opgericht om de commerciële taken van de Katholieke Universiteit Leuven te beheren. Dit doen zij allereerst door het beheren en stimuleren van de contract research van de Universiteit. Een tweede taak is het managen van de product portfolio en daarnaast begeleiden en stimuleren zij de spin-offs van de universiteit. Een groot gedeelte van het succes van de LRD is te danken aan de goede inbedding in de Universiteit. Zo zijn er binnen LRD virtuele onderzoeksdivisies gecreëerd waar onderzoekers uit verschillende onderzoeksgroepen en faculteiten als interdisciplinaire groep hun contract research kunnen inbrengen. Ook kunnen zij vanuit de LRD participeren (intellectueel en financieel) in spin-offs die ze hebben gecreëerd. Dat de universiteit het aantal spin-offs wil bevorderen is duidelijk te merken aan hun beoordeling- en beloningscriteria. Naast de traditionele wetenschappelijke beoordeling en incentives bestaat er een tweede beoordeling- en beloningsstructuur die gebaseerd is op de innovatie activiteiten. Het consistente beleid van de universiteit gedurende 30 jaar op dit gebied heeft intussen een schat aan ervaring opgeleverd waar de LRD van profiteert. IMEC is oorspronkelijk een onderzoeksafdeling die is afgesplitst van de KU Leuven in 1984, toen de eerste directeur van IMEC de Vlaamse regering had weten te overtuigen dat Vlaanderen er goed aan zou doen te investeren in een van de los van de universiteit staande onderzoeksinstelling op het gebied van de micro-elektronica. IMEC wordt nu gezien als een van de Europese ‘Centres of Excellence’ en heeft wereldwijd een toonaangevende status in het micro-elektronica onderzoek. Een uniek aspect van IMEC is de aanwezigheid van zeer hoogwaardige onderzoeksapparatuur en faciliteiten die door bedrijven en universitaire onderzoekers gebruikt worden voor onderzoek en ontwikkeling. IMEC is echter geen ‘probleemoplosser’. Het werkt samen met het Vlaamse MKB, maar niet om korte termijn projecten uit te voeren. Het doel is ze op de hoogte te brengen van technologie ontwikkelingen in de toekomst. De kritische succesfactoren van IMEC zijn volgens Johan van Hellepute (Vice-president IMEC)1: • De commitment en de lange termijn visie van de Vlaamse overheid (zowel op lokaal als op hogere niveaus) en de KU Leuven. Vooral de KU Leuven staat bekend om zijn lange geschiedenis en het consistent doorvoeren van zijn commercialiseringstrategie. • De nauwe samenwerking tussen Universiteit, Stad, IMEC en bedrijfsleven. Zo is er bijvoorbeeld een denktank opgezet om de stad te adviseren over hoe het zich nog beter kan profileren als kennisregio. Deze denktank bestaat onder andere uit de burgemeester, de rector van KU Leuven, de Vice-president van IMEC en de directeur van LRD. Leuven heeft als regio dus 2 sterke spelers op het gebied van innovatie. Wat hebben deze instellingen gedaan om de bekende hindernissen van technostarters weg te halen en om Leuven als kennisregio neer te zetten?
1) Bron: www.technopolis.co.uk/ group/nl/3349_Ehv_triple_helix.pdf
19
Allereerst heeft Leuven zich toegelegd op digital systems processing (DSP). Het toeleggen op één technologie heeft er voor gezorgd dat veel internationale grote bedrijven die op dit gebied actief zijn, zich in Leuven hebben gevestigd. Inmiddels zijn er ruim 1800 gekwalificeerde professionals op dit gebied werkzaam in Leuven. Daarnaast was het net zoals in Nederland, ook voor technostarters in België een groot probleem om aan financiering te komen. Met name in de preseedfase was het lastig om geld te krijgen. Om dit probleem op te lossen werden er een aantal fondsen opgericht die zich hier op richten. Deze fondsen hebben in totaal zo’n 69 miljoen euro geïnvesteerd in met name technostarters. Deze fondsen zijn opgericht vanuit de KU Leuven in samenwerking met een tweetal banken en door IMEC.
6.3 Verenigde Staten In de VS hebben de universiteiten het heft in eigen handen genomen om ondernemerschap te ondersteunen, terwijl in Nederland de universiteiten afwachten en proberen bij overheidsinitiatieven aan te haken. De beste incubators in de VS blijken dan ook de universiteitsgeaffilieerde te zijn. 1 Rolmodellen in de USA zijn : • Babson University; deze is toonaangevend op het gebied van Entrepreneur onderzoek in de wereld. In 1967 werd al de eerste Entrepreneur studie aangeboden en in 1978 werd het eerste Entrepreneur centrum opgericht. De Entrepreneur faculteit is nu de grootste in de wereld. • Massachusetts Institute of Technology; deze heeft het MIT Entrepreneurship Centre opgezet. Dit centrum coördineert alle activiteiten op het gebeid van Entrepreneurship binnen MIT en is zeer succesvol. Via dit centrum zijn vele duizenden bedrijven 11 opgericht die samen een jaarlijkse omzet van ∼10 dollar hadden. De studenten van MIT maken dus graag gebruik van dit centrum. • Stanford University; deze is het meest bekend door het aangrenzende “Silicon Valley” gebied. In Silicon Valley zijn meer dan 7000 elektronica- en softwarebedrijven gevestigd en elke week komt er weer een dozijn nieuwe bij. De krachtige motor achter deze innovatiemachine is de overheersende ondernemingscultuur (risico’s nemen en concurrentiedrift is van belang), de sterke technologische infrastructuur waardoor de kennis vanuit de universiteit effectief overgedragen kan worden naar starters en ondernemingen en het grote aantal aanwezige venture capital fondsen. Een groot deel van de bedrijven die hier gehuisvest zijn, is opgestart door oudstudenten en medewerkers van Stanford. In 1996 is hier het Center for Entrepreneurial Studies opgericht, om alle onderzoek en ondersteuning onder te brengen in één centrale organisatie. Opvallende zaken rondom de Entrepreneur centra van deze universiteiten zijn: • Er is een ‘technology licensing’ afdeling, die ervoor zorgt dat de onderzoeken die gedaan worden uiteindelijk ook als patent geregistreerd worden. Als mede-eigenaar van deze patenten zal deze afdeling haar eigen kosten weer terugverdienen. Een onderzoeker krijgt ook een percentage van de opbrengsten van zijn patent, als dit commercieel uitgewerkt wordt. • Er is een ondersteunende afdeling die onderzoek op het gebied van Entrepreneurship ondersteunt en seed capital verstrekt. Oud-leerlingen van de universiteiten, die o.a. financiële steun hebben ontvangen, worden aangemoedigd om deze afdeling te ondersteunen met financiële bijdragen. Studenten doneren dan ook gemiddeld 5% van de aandelen. • De hulp is gedecentraliseerd en regionaal gestructureerd. Dit blijkt te werken. In Nederland zijn de starterhulporganisaties ook regionaal gestructureerd en afgaande op de situatie in Amerika, zou dit niet veranderd moeten worden. Technostarters moet je tegen het lijf kunnen lopen. Ze lopen niet aan de deur te dringen en moet dus via locale contacten worden opgepikt. 1) Ronald Kleverlaan, De Academische Entrepreneur: Verbeteradvies ondersteuning entrepreneurship door Nederlandse universiteiten. Amsterdam, 2002.
20
6.4 Ierland Enterprise Ireland is de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de Ierse industrie. Het werkt samen met allerlei ondernemingen om zo een goede concurrentiepositie te verwerven op de wereldmarkt. Er zijn drie strategische prioriteiten: technology innovation, business development en internationalisation. Ten aanzien van (techno)starters biedt Enterprise Ireland ondersteuning die vergelijkbaar is met de ondersteuning die door de Nederlandse instanties wordt geboden. Financiering, netwerk en coaching worden ook hier genoemd. In de loop der jaren heeft Enterprise Ireland vanuit een zwakke basis ondernemingsfonden gecreëerd die functioneren in een hightech markt. Het verstrekken van Venture Capital voor hightech spin-offs in Ierland is een groot succes geweest voor Enterprise Ireland en voor de formatie van nieuwe ondernemingsfondsen in Ierland. De methode die Enterprise Ireland heeft gebruikt om dit te bereiken, was niet het vervangen, maar het samenwerken met Private Capital. Het management van de fondsen is in handen van professionals die voorheen ook al investeringsfondsen beheerden. Dit beleid trok bestaande kapitaal verstrekkers enigszins richting de hightech, high risk en high reward sectoren. Het beleid is gericht op het handhaven van een streng toezicht op de analyse van investeringskansen. Dit heeft geleid tot een groep van succesvolle investeringsmanagers op dit gebied. Het Centre for Strategy & Evaluation Services (CSES) heeft in opdracht van de Europese Commissie Enterprise DG een benchmark uitgevoerd tussen verscheidene incubators uit verschillende EU landen. In dit onderzoek wordt ten aanzien van Ierland ook het belang van sterke samenwerkingsverbanden met de publieke en privé sector als kritische succesfactor genoemd.
Bronnen • [Technology Innovation Strategy, from knowledge to the marketplace, www.enterprise-ireland.com] • [http://www.knife.ie] • [http://europa.eu.int/comm/enterprise/entrepreneurship/support_measures/incubators/]
21
7. Algemeen literatuur onderzoek naar incubators Er is in de literatuur veel onderzoek gedaan naar incubators en op innovatie gebaseerde economieën. Er is gekeken naar wat er van deze onderzoeken geleerd kan worden in relatie tot startershulp. Een incubator is een organisatie die zich bezig houdt met het faciliteren, begeleiden, financieren en adviseren van nieuwe bedrijven. In de literatuur worden er 5 verschillende incubatortypes onderscheiden, namelijk de regionale business incubator, de university incubator, de independent commercial incubator, de company-internal incubator en de virtual incubator. Deze zijn gecategoriseerd naar het doel waarvoor zij in het leven zijn geroepen. Daarnaast worden er ook 5 diensten geschetst die een incubator levert: 1 Acces to physical resources: Huisvesting. 2 Office support: Een secretaresse, computer netwerk, fax en kopieerfaciliteiten, boekhouding, etc. Over het algemeen geen dingen waar een ondernemer moeite mee heeft, maar het zijn veelal zaken die hem werk uit handen neemt, zodat deze zich kan concentreren op belangrijkere zaken. 3 Acces to financial resources: Financiering 4 Entrepreneurial start-up support: Advisering 5 Acces to Networks: Netwerk Bijna al deze diensten werden komen ook uit de interviews naar voren als zaken waar een technostarter behoefte aan heeft. Een uitzondering is de office support. Acces to physical resources en office support zijn echter nauw verbonden en worden door de onderzocht starterhulporganisaties veelal gecombineerd aangeboden. Opvallend is dat in de literatuur wordt beweerd dat een incubator minstens vier van deze diensten moet aanbieden om nog als incubator bestempeld te mogen worden. De reden hiervoor is dat het voor technostarters van groot belang is om op tijd op de markt te komen met het product en met het bundelen van deze diensten in één aanbieder hoeft een starter verder geen tijd te besteden aan het selecteren en vergelijken van verschillende aanbieders. In één artikel wordt het als volgt omschreven: “For an entrepreneur, beating the clock means beating competition. Successful incubators have understood this principle, and shelter entrepreneurs temporarily from outside tribulations so that they can focus on critical business building.”1 Wat hierbij interessant is, is dat er binnen de geïnterviewde starterhulporganisaties geen enkele organisatie is genoemd die deze diensten gebundeld aanbiedt. In door innovatie geleide economieën is vooral de prioriteit die een overheid geeft aan innovatie en de duur en consistentie van deze prioriteit belangrijk. Dit moet zich uiten in de vorm van financiële middelen en een consistent beleid ten opzichte van het weghalen van belemmeringen voor technostarters en het stroomlijnen van subsidieaanvragen. Uit de interviews is gebleken dat dit binnen Nederland nog verbeterd kan worden.
Bronnen: Architecting gloCal (global–local), real-virtual incubator networks (G-RVINs) as catalysts and accelerators of entrepreneurship in transitioning and developing economies: lessons learned and bestpractices from current development and business incubation practices, Elias G. Carayannis en Maximilian von Zedtwitz, 2005. Small Business Incubators For Local Economic Development, Kuratko, Donald F.; LaFollette, William R., 1987, Economic Development Review Building an innovation-based economy: The Malaysian technology business incubator experience, Mohd Ghazali Mohd Yunos, Journal of Change Management, 2002
22
8. Conclusies De onderzoeksvraag van dit onderzoek is tweeledig. Er is gekeken of starterhulporganisaties datgene bieden waar technostarters om vragen. Daarnaast is onderzocht of de starters hier optimaal gebruik van maken. Om een antwoord te kunnen geven op het eerste deel van de vraag, is de behoefte van technostarters in 5 punten opgedeeld: financieel, huisvesting, technologie/product, marketing/klanten en kennis. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen het aanbod van starterhulporganisaties op al deze punten in de behoefte kan worden voorzien. Voor zover starters bekend zijn met de diensten en deze als nuttig zien, maken ze gebruik van de geboden starterondersteuning. Niet alle starters zijn echter goed op de hoogte van alle mogelijkheden. Ondersteuning waar gericht naar gevraagd wordt, zoals financiering en huisvesting wordt uiteindelijk gevonden. De mogelijkheden waar een starter niet gericht naar vraagt, maar die wel nuttig kunnen zijn, zijn niet altijd bij hen bekend. Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid tot het verkrijgen van een coach. Verder zijn er nog enkele punten naar voren gekomen die voor verbetering vatbaar zijn ten aanzien van de starterhulporganisaties: •
Financiering is niet toereikend Met de start van Technopartner zijn er voor elke fase waar een technostarter zich in kan bevinden financieringsmogelijkheden. De starters geven echter aan dat de bedragen die verstrekt worden niet toereikend zijn.
•
Subsidieaanvragen zijn te bureaucratisch Door de vele regels en voorwaarden rondom de verschillende subsidies, is het niet duidelijk waarvoor men eventueel wel of niet in aanmerking komt. Het aanvragen van een subsidie kost veel tijd en energie. Mogelijke verbeteringen zijn het overzichtelijker maken van het totale aanbod door vermindering van het aantal subsidies en het helderder en doorzichtiger maken van de regels en voorwaarden. De aanvraagprocedures moeten vereenvoudigd worden en de behandelingstijd verkort. Een andere mogelijkheid zou zijn om technostarters een voorkeursbehandeling te geven, zodat hun aanvragen eerder afgehandeld zijn.
•
Match tussen coach en starter niet optimaal Technostarters opereren in het algemeen in een zeer specifieke markt. Het zou wenselijk zijn als een coach kennis heeft van deze markt en zijn ervaringen en contacten kan delen met de starter. Bij het toewijzen van een coach door de starterhulporganisaties wordt met dit aspect niet of nauwelijks rekening gehouden.
•
Aanbod is niet altijd bekend en ondoorzichtig Starters zijn veelal niet bekend met de vele verschillende starterhulporganisaties en komen pas na enig speurwerk en informeren binnen hun eigen netwerk, bij een instantie terecht. Wat welke organisatie precies doet, is hen in eerste instantie niet duidelijk. De verschillende instanties verwijzen naar elkaar door als zij zelf niet in de behoefte van de starter kunnen voorzien, zodat starters in theorie uiteindelijk met de juiste instanties in contact komen. Dit systeem van doorverwijzen neemt veel van de starter’s kostbare tijd in beslag en werkt niet altijd feilloos. Eén centraal loket waar starters met al hun vragen terecht kunnen en waar inzicht wordt geboden in alle mogelijke diensten en aanwezige organisaties, zou wenselijk zijn.
Naast de conclusies ten aanzien van de starterhulporganisaties, zijn er gedurende het onderzoek nog enkele punten naar voren gekomen die betrekking hebben op het starterklimaat in Nederland. •
Het ontbreken van (een) starterregeling(en) bij de belastingdienst Alle leningen, kredieten en subsidies die aan starters verstrekt worden zijn gebaseerd op de kapitaalbehoefte exclusief BTW. Over de investeringen die starters doen, moet echter wel BTW worden afgedragen. Dit bedrag wordt uiteindelijk geretourneerd. De
23
periode tussen de betaling en de teruggave moet door de starter voorgefinancierd worden. Voor veel starters is dit problematisch. •
Huidige faillissementregeling niet bevorderlijk voor ondernemersklimaat Met de huidige regelgeving kunnen schulden als gevolg van een faillissement een starter blijven achtervolgen. In een dergelijke situatie is het zeer moeilijk tot onmogelijk om nieuwe financiering te krijgen. Dit is een overweging die meespeelt bij potentiële starters.
Uit een kort literatuuronderzoek naar onder andere de werking van starterhulporganisaties in het buitenland komen een aantal succesfactoren naar voren. • • •
Nauwe samenwerking met universiteiten/kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven is van essentieel belang Creëren van een groot draagvlak en het bereiken van een kritieke massa Een consistent beleid en lange termijn visie van overheid en universiteiten leidt tot succes
24
Bronvermelding: EZ/EIM, Entrepreneurship in the Netherlands. Knowledge transfer: developing high-tech ventures. Den Haag/Zoetermeer, 2003 MERIT, CIVI eindrapport Hatching: Faciliteren van doorgroei bij high-tech starters. Maastricht, 2001. UniPartners, Eindrapport Inventarisatie technostarters in de regio Eindhoven. Eindhoven, 2003. Bridges.org, Measuring Success in Entrepreneurship Support Initiatives: What Works and What More is Needed. South Africa, 2002. Prof. Dr. Hans Wissema, Technostarters: What, why and how. Rotterdam, 2004. European trendchart on innovation; Policy Benchmarking Workshop. Luxemburg, 2002. Innovation/SMEs Programme. European trendchart on innovation; Start-up of technology based firms. 2002. Ronald Kleverlaan, De Academische Entrepreneur: Verbeteradvies ondersteuning entrepreneurship door Nederlandse universiteiten. Amsterdam, 2002. TechnoPolis BV, Samenwerking: basis voor economisch succes Regio Eindhoven. Amsterdam, 2003. Business research Methods, eighth edition. Donald R. Cooper, Pamela S. Schindler, 2003. Ministry of Trade and Industry, Observatory of European SMEs: Regional clusters in Europe. Brussel, 2002. Architecting gloCal (global–local), real-virtual incubator networks (G-RVINs) as catalysts and accelerators of entrepreneurship in transitioning and developing economies: lessons learned and bestpractices from current development and business incubation practices, Elias G. Carayannis en Maximilian von Zedtwitz, 2005. Technology Innovation Strategy, from knowledge to the marketplace, www.enterpriseireland.com] http://www.knife.ie http://europa.eu.int/comm/enterprise/entrepreneurship/support_measures/incubators Architecting gloCal (global–local), real-virtual incubator networks (G-RVINs) as catalysts and accelerators of entrepreneurship in transitioning and developing economies: lessons learned and bestpractices from current development and business incubation practices, Elias G. Carayannis en Maximilian von Zedtwitz, 2005. Best Practices in Incubator Infrastructure and Innovation Support Finland, November 19-20, 1998. Steun aan startende ondernemingen; Een gids met goede werkwijzen voor bedrijfsondersteunende organisaties Hightech ondernemerschap in Nederland, Marcel Kreijen, Edwin van Scherrenburg en Jaap van Tilburg, Holland Management Review, 2003 Leuven parel van kennis Samenwerking: basis voor economisch succes, Gemeente Eindhoven, 2003, pagina 31-37
25
Small Business Incubators For Local Economic Development, Kuratko, Donald F.; LaFollette, William R., 1987, Economic Development Review Building an innovation-based economy: The Malaysian technology business incubator experience, Mohd Ghazali Mohd Yunos, Journal of Change Management, 2002 A comparative study of two European business incubators, Erkko Autio; Magnus Klofsten, Journal of Small Business Management, 1998 Technology business incubators to help build an innovation-based economy, Rustam Lalkaka, Journal of Change Management, 2002
26
Bijlage 1: Opzet Interview hulporganisaties Onderstaand stuk is als leidraad meegenomen tijdens de interviews met hulporganisaties. Uiteraard is het grootste deel van de vragen dat er staat niet letterlijk zo gesteld.
Inleiding • •
Voorstellen We doen een onderzoek naar startershulp, met nadruk op nieuwe innovatieve ondernemingen. Doel: o Welke instanties zijn er voor beginnende ondernemers waar ze terecht kunnen voor ondersteuning, begeleiding en advies? o Wat bieden de verschillende instanties aan ondersteuning, begeleiding en advies? o In hoeverre wordt de beschikbare hulp gebruikt door starters? o In hoeverre sluit de beschikbare hulp aan op wat starters nodig hebben? o Is er sprake van overlap? o Wat valt er te leren van het buitenland op dit gebied? Opzet: • Benaderen instanties • Benaderen starters • Resultaten analyseren
Opdrachtgevers: D66 kenniseconomie platform (Maarten Maresch, JanWillem Dijk en Henk de Vries), TU/e begeleider Jo Daams. D66 kenniseconomie platform = Denktank voor D66 die zich richt de stimulatie van de kenniseconomie. (bij een aantal organisaties zijn de opdrachtgevers bij naam genoemd, bij andere niet) • Alle informatie die u ons geeft wordt vertrouwelijk behandeld. • Vraag om toestemming voor opnemen gesprek.
Het Interview Organisatie • Achtergrondinformatie: hoe is de organisatie ontstaan? zelfstandig opererend of vanuit de overheid? Hoe lang bestaat de organisatie? • Welke hulp biedt de organisatie aan starters o Financieel o Juridisch o Marketing o Huisvesting o Kennis, technologie o Octrooien/patenten o Relaties/netwerk o Begeleiding/coaching algemeen o ?? • Hoe ver, lang , diep reikt de hulp die de organisatie biedt? Ervaringen • Op welk gebied, in de organisaties ervaring, ondervinden startende ondernemers de meeste problemen • Wanneer is in de organisaties ogen een onderneming geslaagd? Hoe groot is volgens deze definitie het slagingspercentage. Marketing/promotie • Via welke weg(en) komen starters bij de organisatie terecht? Toekomstvisie • Verwacht de organisatie dat de behoeften van starters zullen veranderen in de nabije toekomst • Hoe speelt de organisatie hier op in?
27
In kaart brengen samenhang met andere organisaties • Werken de organisatie samen met andere startershulp organisaties en zo ja hoe? En zo nee, waarom niet? • Is er duidelijk onderscheid tussen de verschillende organisaties en zo ja waar? • Is er overlap tussen de verschillende organisaties en zo ja waar? • Op basis van welke criteria en met welke boodschap wordt er doorverwezen? Kwantitatieve resultaten • Hoeveel ondernemingen worden per jaar ondersteund? • Wat is het slagingspercentage? • Hoe worden de resultaten gemeten? • Mogen wij daar gebruik van maken?
Afsluiting
28
Bijlage 2: Opzet Interview Starters Onderstaand stuk is al leidraad meegenomen tijdens de interviews met technostarters.
Inleiding (zie bijlage 1)
Interview Achtergrondinformatie bedrijf zelf Startershulp De volgende punten zijn gaandeweg in het gesprek aan bod gekomen, en zijn niet letterlijk zo genoemd. Er kunnen ook dingen aan bod zijn gekomen die niet op deze lijst staan. • Welke organisaties hebben geholpen? • Hoe daar terecht gekomen? • Op welke gebieden hulp gehad? • Financiering toereikend? • Hulp als goed ervaren? • Nog hulp willen hebben op gebieden waar geen hulp voor was? • Gebruik gemaakt van coach? Ervaringen daarmee. Achtergrond coach. • Visie over groot aantal kleine organisaties. • Wat zou er anders moeten? • Hoe wordt er doorverwezen tussen de organisaties? • Overige opmerkingen.
Afsluiting
29
Bijlage 3: Starterhulporganisaties Stichting Horizon
http://www.programmahorizon.nl/
Het Programma Horizon is een strategisch actieplan voor versterking van de economische structuur in de Regio Eindhoven op middellange termijn. Deze regio vormt de kern van het economisch samenhangend gebied Zuidoost Nederland. Een toptechnologieregio met als basis de maakindustrie en de potentie om uit te groeien tot een kennis- en netwerkeconomie. Stichting Horizon is initiatiefnemer van Incubator 3+. SenterNovem http://www.senternovem.nl/ SenterNovem is op 1 mei 2004 ontstaan uit de fusie tussen Senter en Novem, twee agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken. Deze nieuwe organisatie bundelt kennis van innovatie, energie, klimaat, milieu en leefomgeving. SenterNovem draagt hiermee bij aan een sterkere positie van het bedrijfsleven in ons land en aan een duurzamere samenleving, met zorg voor mens en milieu. Technopartner http://www.technopartner.nl/ TechnoPartner stimuleert en helpt mensen die een onderneming willen starten op basis van een technische vinding. Het verbeteren van het klimaat voor technostarters, daar staat TechnoPartner voor. Dit klimaat wil zij verbeteren door: •
technostarters toegang te geven tot geld, kennis, ervaring en apparatuur;
•
een platform waar technostarters terecht kunnen met vragen, ideeën en opmerkingen;
•
het motiveren van kennisinstellingen en investeerders hun geld en kennis ter beschikking te stellen aan pioniers.
Syntens http://www.syntens.nl/syntens Syntens helpt bedrijven met succesvol innoveren. Een adviseur van Syntens biedt een onafhankelijk klankbord. Incubator 3+ http://www.incubator3plus.nl/ Speciaal voor starters met technologisch innovatieve en kansrijke plannen en ideeën is incubator 3+ in het leven geroepen. Het stimuleert en faciliteert technostarters in de idee- en planfase. Doel is het aantal succesvolle technostarters in de technologieregio Eindhoven en elders in de provincie NoordBrabant te verhogen. Incubator 3+ wil daarmee bijdragen aan de economische ontwikkeling en de versterking van de Nederlandse kenniseconomie. Innovation lab http://w3.tue.nl/nl/de_universiteit/il/ Binnen de TU/e is TU/e Innovation Lab opgericht als de centrale regisserende organisatie, direct onder het CvB, maar wel met decentrale verankering in de faculteiten en onderzoeksinstituten, waarin alle activiteiten m.b.t. kennisvalorisatie bijeengebracht worden, worden gecoördineerd en vooral worden geactiveerd. De TU/e hoopt daarmee van een passieve en versnipperde aanpak te komen tot een slagvaardige, geïntegreerde en vooral pro actieve aanpak van kennisvalorisatie. Daarbij worden drie pijlers onderscheiden, te weten: 1. Intensievere en meer strategische samenwerking met het Grootbedrijf 2. Proactieve en intensieve samenwerking met het MKB, gericht op innovatiestimulering in dit segment 3. Actieve ondersteuning, begeleiding en stimulering van hightech starters, al dan niet voortkomend uit de universiteit zelf en al dan niet gebaseerd op vindingen vanuit de universiteit. NV Rede http://www.rede.nl/ NV REDE is de Economische Ontwikkelingsmaatschappij voor de Regio Eindhoven. Al sinds 1983 ontplooit NV REDE een scala aan activiteiten met het doel om de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in het werkgebied te stimuleren. NV REDE richt zich daarbij uitsluitend op ondernemingen die behoren tot de industrie of de zakelijke dienstverlening. Het werkgebied van NV REDE omvat 22 gemeenten, waaronder de centrumsteden Eindhoven en Helmond. Alle gemeenten zijn direct of indirect aandeelhouder van NV REDE en dragen jaarlijks
30
financieel bij aan de instandhouding van het takenpakket. De doelgroep is middelgrote en kleine bedrijven in de industrie en dienstverlenende sector. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) http://www.bom.nl/ Taak van de BOM is het stimuleren van de economische ontwikkeling van Brabant. Daarvoor wordt een groot aantal activiteiten en is de BOM actief in een breed werkveld, waar veel verschillende sectoren en partners bij betrokken zijn. Centraal in al die activiteiten staan de twee kerncompetenties van de BOM: organiseren en financieren.
31