Onderzoek onderhoudstoestand
Datum: juni 2011
steller: Chris Meys, Sector Ruimte, afdeling Plannen en Projecten
Inhoudsopgave Pag. 3 4 6 7 11 15 18 23
• • • • •:• • • • •
Samenvatting Inleiding en aciitergrond Onderzoeksopzet Bestaande subsidiemogelijkheden voor religieuze monumenten Beleidsontwikkelingen en praktijkvoorbeelden De Roermondse situatie Aanbevelingen Literatuurlijst Bijlagen:
• •
Overzicht rijks- en gemeentelijke monumenten in de gemeente Roermond Tabel financiële consequenties
2
Samenvatting Het onderhoud en de restauratie van monumentale religieuze gebouwen baart zorgen. Door de omvang en de typische stijlkenmerken van deze gebouwen is restauratie en onderhoud kostbaar. Als gevolg van de verregaande ontkerkelijking verminderen de mogelijkheden van de (kerk)besturen om deze lasten zelfstandig te dragen zienderogen. Het resultaat hiervan is dat belangrijke monumenten van onze cultuur met een prominente rol in het stadsbeeld, dreigen te vervallen en uiteindelijk gevaar lopen te verdwijnen. Een uitkomst die niet strookt met het Thema 'Prachtige Stad' zoals dat verwoord is in het Coalitieakkoord 2010-2014. Op basis van voorliggend onderzoek is duidelijk geworden dat de Roermondse religieuze rijks- en gemeentelijke monumenten over het algemeen in een goede tot zeer goede onderhoudstoestand verkeren. De kosten voor het onderhoud kunnen desondanks echter niet meer (alleen) gedragen worden door de kerkbesturen. Omdat de religieuze monumenten niet alleen een sacrale functie vervullen en gelet op het Coalitieakkoord 2010-2014 waarin monumentenzorg nadrukkelijk als een kerntaak is opgevat, zou aanleiding kunnen bestaan om samen met de (kerk)besturen, het bisdom en de andere overheden het onderhoud van deze gebouwen financieel meer dan voorheen te ondersteunen. Het huidige budget voor monumentenzorg en archeologie is ontoereikend om de religieuze monumenten op een adequate en structurele wijze te ondersteunen. Op basis van de Monumentenen archeologieverordening 2011 is subsidiëring mogelijk maar slechts tot een maximum bedrag van € 5.500 per monument per jaar. In een zesjarige periode is vanuit de gemeente een budget van € 850.668 vereist om een adequate bijdrage te leveren aan het onderhoud en restauratie van de religieuze monumenten in Roermond, gerelateerd aan de totale kosten ad. € 5.491.680. Wanneer de aanbevelingen van het rapport overgenomen worden is het verstandig om een aanvullend subsidiebudget vrij te maken voor het onderhoud van de religieuze monumenten en daarbij een subsidieregeling te laten ontwerpen. Een dergelijke keuze betekent dat de gemeente structureel een budget daarvoor dient te reserveren. Het is in dat geval wenselijk dat de gemeente net zoals de provincie, het Rijk volgt in haar systematiek van zesjarige onderhoudssubsidies. Samenwerking tussen (kerk)besturen, met als inzet efficiencywinst, dient een voorwaarde te zijn voor subsidiëring evenals de monumentenstatus en op voorwaarde dat de religieuze monumenten in gebruik zijn voor de (ere-)dienst en dus als niet-rendabel kunnen worden gewaardeerd.
3
Inleiding en achtergrond Het onderhoud en de restauratie van monumentale religieuze gebouwen in Roermond, Limburg, maar ook in de rest van Nederland baart zorgen. ^Door de omvang en de typische stijlkenmerken van deze gebouwen is restauratie en onderhoud kostbaar. ^ Tegelijkertijd verminderen de mogelijkheden van de (kerk)besturen om deze lasten zelfstandig te dragen zienderogen. Uit recent onderzoek van het Bisdom Roermond bleek dat tussen 1992 en 2010 10% van de katholieke kerkgebouwen in Limburg is gesloten als gevolg van voortschrijdende ontkerkelijking en de daarmee niet meer op te brengen onderhoudskosten van de kerkgebouwen.^ Het resultaat hiervan is dat belangrijke monumenten van onze cultuur dreigen te vervallen en uiteindelijk dreigen te verdwijnen. Een uitkomst die niet strookt met het Thema 'Prachtige Stad' zoals dat verwoord is in het Coalitieakkoord 2010-2014; 'Onze gemeente kent een rijke tiistorie. Wij koesteren onze historie en daarmee het behoud van onze historische gebouwen'.
Op pagina 24 van het Coalitieakkoord wordt
over het onderwerp Monumenten gesteld:'Onze monumenten stad. Bij de heroverweging
vormen mede het kapitaal van onze
van beleid in 2011 dient het monumentenbeleid
haar verdiende plaats te
behouden'.^ Wethouder Van Rey, portefeuillehouder monumentenzorg, heeft al geruime tijd aandacht voor de in de eerste alinea geschetste problematiek. Enkele jaren geleden heeft hij een gesprek over de kwestie gehad met de voormalig deken van de kathedraal. Naar aanleiding van de ernst van de situatie heeft hij in 2009 gepoogd in samenwerking met de Provincie bij de overige Limburgse gemeenten draagvlak te creëren voor een andere aanpak van het onderhoud van religieuze monumenten en voor een bredere overheidssteun in deze aangelegenheid. Voorzichtig moet geconcludeerd worden dat, behalve bij de Gemeente Roermond en bij de Provincie, het probleem onvoldoende wordt onderkend. Behoud van dergelijke monumentale gebouwen is gewenst. Niet alleen vanuit (architectuur)historisch en stedenbouwkundig oogpunt maar evenzeer vanuit citymarketing, toerisme en de sociaal maatschappelijke betekenis. Monumentale religieuze gebouwen nemen een centrale plaats in hun wijk of dorp in. Vaak maken ook andere instanties gebruik van deze monumentale religieuze monumenten, bijvoorbeeld als accommodatie om een jaarvergadering te houden of een concert te geven. Bovenstaande problematiek die in onderstaande praktijkvoorbeelden uit de doeken wordt gedaan vraagt om een gemeentelijke visie ten aanzien van de (mede-)verantwoordelijkheid voor het onderhoud van deze gebouwen. Recente
praktijkvoorbeelden:
De H. Hartkerk Tegen de in de vorige paragraaf geschetste achtergrond moet de problematiek van de H. Hartkerk worden bezien. De kerk in de wijk het Roermondse Veld vormt een bijzonder belangrijk (rijks)monument waarvan de hoge kosten voor het onderhoud niet meer door het kerkbestuur alleen gedragen kunnen worden. De H. Hartkerk heeft van het Rijk in het kader van de BRIM-
^ in heel Nederland staan ongeveer 7.000 kerken waarvan er ruim 4.000 een monumentenstatus h e b b e n . ' W e spreken in deze studie van religieuze monumenten omdat het hoofdzakelijk maar niet alleen over kerkgebouwen gaat. De kosten van onderhoud bedragen in Nederland ongeveer 4 0 % van de kerkelijke begroting. ' Persbericht oktober 2010. Overigens telt Limburg nu nog zo'n 360 R.K.-kerkgebouwen, waarvan 165 de status van rijksmonument hebben. " G e m e e n t e Roermond, Coalitieakkoord 2010-2014, Roermond 2010, pag. 8, 9 en 24
4
subsidieregeling (Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten) op basis van de op € 1.151.061 gestelde subsidiabele kosten een maximale subsidie van € 650.000 gekregen (65% over het maximale subsidiabele bedrag van € 1.000.000), voor het herstel van de daken van het kerkgebouw. Deze werkzaamheden betreffen de eerste fase van het restauratieplan op basis van een zesjarig onderhoudsplan. De tweede fase van het onderhoud start dan in 2017 en daar zal een bedrag van rond de één miljoen euro mee zijn gemoeid. Nu deze subsidie verleend is door het Rijk is behoud van de kerk nog steeds allerminst zeker. Er dient namelijk nog een gat van € 401.061 gedicht te worden waarvoor het kerkbestuur een beroep op de provincie en de gemeente heeft gedaan. Zelf dient het kerkbestuur nog € 251.061 bijeen te brengen. Op basis van het bestaand gemeentelijk beleid (opgenomen in hoofdstuk 4 van de Monumenten- en archeologieverordening 2011) zou aan de H. Hartkerk eenmaal per jaar een subsidie van maximaal € 5.500 kunnen worden verleend. Het behoeft geen uitleg dat dit een ontoereikend bedrag is voor een dergelijk project. Zonder een aanzienlijke bijdrage is het project financieel niet haalbaar. Bovendien wordt dan geen provinciale bijdrage verleend, een dergelijke bijdrage is door de provincie gekoppeld aan een gemeentelijke bijdrage. Daarnaast bestaat het risico dat zoals in bovenstaand voorbeeld gelden van Rijk en provincie onbenut blijven doordat de gemeente geen subsidie verstrekt. Op 8 juli 2010 heeft het college besloten een subsidie van € 125.000 te verlenen aan de H. Hartkerk. Het bestaande subsidiebudget was ontoereikend. In het kader van de vaststelling van de jaarrekening is door de raad € 125.000 beschikbaar gesteld waardoor de subsidie mogelijk gemaakt kon worden. De provincie Limburg heeft conform haar regeling eenzelfde bedrag beschikbaar gesteld. De
Ursulakapel
In juli 2010 is van de Stichting Ursula Kapel een subsidieaanvraag ontvangen voor het laatste deel van de restauratie van de kapel gelegen aan de Voogdijstraat. Ook in deze casus gaat het om een groter religieus monument dat niet 'geholpen' is met de bestaande gemeentelijke subsidieregeling. De subsidiabele kosten van de laatste fase van de restauratie bedragen namelijk € 154.077,45. Momenteel kan vanuit de gemeente slechts het maximum subsidiebedrag van € 5.500 worden verleend. De Kapel in 't Zand Onlangs informeerde het kerkbestuur van de Kapel in 't Zand naar gemeentelijke subsidiemogelijkheden. Zij hebben van het Rijk een BRIM-subsidie van € 407.342 vedeend gekregen op basis van € 626.680 aan subsidiabele kosten. De provincie kan daar nog eens € 62.680 aan bijdragen mits de gemeente eenzelfde bedrag beschikbaar stelt. Dit bedrag is 10 % subsidie over een bedrag van € 626.680 aan subsidiabele kosten. Ook in dit project kan vanuit de gemeente slechts het maximum subsidiebedrag van € 5.500 worden verleend. Daarom is voor dit project aan de gemeenteraad een voorstel ingediend om subsidie mogelijk te maken vanuit de jaarrekening 2010. Op 7 juli 2011 heeft de raad besloten een subsidie van € 62.680 beschikbaar te stellen voor dit project. Aangezien in 2010 voor het eerst de rijksmonumentale kerkgebouwen in de BRIM-regeling konden instromen zijn ditjaar voor de eerste maal zo'n groot aantal subsidieverzoeken binnengekomen bij de gemeente. Reden te meer om eens te onderzoeken hoe het met de onderhoudstoestand van de religieuze monumenten in Roermond is gesteld.
5
Onderzoeksopdracht Aangezien de aan de H. Hartkerl< verstrekte subsidie een precedentwerking kan liebben voor subsidieaanvragen van andere religieuze monumenten werd besloten nader onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van gemeentelijke subsidie aan religieuze monumenten in Roermond. ^
Vraagstelling Het onderzoek dat uitgevoerd is moet een antwoord bieden op drie belangrijke vragen: 1. 2. 3.
Hoe is het onderhoud van religieuze monumenten (in gebruik voor de eredienst) in Roermond geregeld en hoe is de onderhoudstoestand van deze monumenten? Is een gemeentelijke bijdrage in het onderhoud van religieuze monumenten in Roermond te billijken? Is een gemeentelijke bijdrage haalbaar en waaruit zou deze gemeentelijke bijdrage kunnen bestaan?
Afbakening Het onderzoek dat is uitgevoerd had alleen betrekking op het onderhoud van de religieuze rijksmonumentale en gemeentelijke monumenten (zie het overzicht in de bijlage). Niet- monumentale kerken, kapellen en moskeeën etc. zijn niet meegenomen in het onderzoek. Onder onderhoud wordt verstaan het regulier onderhoud van een monument om het in stand te houden en verval tegen te gaan. In de bedragen die in deze studie genoemd worden in de tabel is voor zover van toepassing ook de restauratieachterstand meegenomen. Gevolgde
werkwijze
Om een goed beeld te krijgen van de onderhoudstoestand van de religieuze monumenten in Roermond is contact opgenomen met de afdeling Bouwzaken van het Bisdom Roermond. De afdeling Bouwzaken, in de persoon van de heer Broen, bouwinspecteur van het bisdom voor Noord- en Midden- Limburg, heeft de gemeente Roermond te woord gestaan. De met de heer Broen gevoerde gesprekken boden een goed algemeen overzicht maar riepen ook nadere vragen op. Om die reden zijn alle (kerk)besturen van een religieus monument uitgenodigd om op gesprek te komen (ook van de protestantse Minderbroederskerk en de Synagoge). Zij kennen de problematiek van hun eigen monument namelijk het beste. Deze gesprekken zijn in de maanden september tot en met november 2010 gevoerd aan de hand van een vooraf opgestelde vragenlijst (zie dossier). In het kader van onderhavig onderzoek is met vertegenwoordigers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Provincie Limburg gesproken. Om een beter inzicht te krijgen in de bestaande subsidiemogelijkheden is in de volgende paragraaf een overzicht opgenomen van de bestaande subsidiemogelijkheden die open staan voor religieuze monumenten.
^ Collegebesluit 29 maart 2010
Bestaande subsidiemogelijkheden voor religieuze monumenten Rijksmonumenten Landelijke
subsidiemogelijkheden
Rijksmonumenten kunnen vanuit liet Rijk op basis van de BRliVI-regeling een subsidie van 6 5 % van de subsidiabele kosten tegemoet zien met een maximaal subsidiebedrag van € 650.000 over een periode van zes jaar. De BRIM-regeling dekt onderhoud- en instandhoudingkosten. Kosten voor verbeteringen zoals nieuwe verwarming worden niet subsidiabel geacht. In 2010 is in totaal 69 miljoen euro BRIM-subsidie toegekend aan 421 rijksmonumenten. Het aandeel dat naar de rijksmonumentale kerkgebouwen is gegaan is groot te noemen. In totaal hebben 260 kerken 50 miljoen euro aan subsidie toegekend gekregen. Overigens was de BRIM-regeling ruimschoots overtekend. Er waren maar liefst 1183 aanvragen ingediend. Voor 2011 is 58 miljoen euro vanuit het Rijk beschikbaar gesteld voor de BRIM-regeling. Op 17 januari is bekend gemaakt dat de BRIM 2011 wederom ruimschoots overtekend is. Op de eerste dag dat aanvragen konden worden ingediend kwamen meer dan 2.000 aanvragen binnen waardoor er een loting heeft plaatsgevonden. Naar verwachting zullen er rond de 450 aanvragen gehonoreerd kunnen worden. Het gros van de monumenten zal dus buiten de boot vallen! De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft bevestigd dat voor de komende jaren de ingezette koers ten aanzien van de subsidiëring van rijksmonumenten wordt gehandhaafd. ® Bij het Nationaal Restauratiefonds is sinds 2009 een regeling in werking getreden die het mogelijk maakt voor eigenaren van rijksmonumentale kerken om een laagrentende lening af te sluiten om aanpassingen in het kerkgebouw te realiseren. Het gaat om werkzaamheden die nodig zijn om faciliteiten aan te brengen in een kerk, zoals sanitaire voorzieningen, verwarming of een pantry. Door deze faciliteiten kan de kerk naast de eredienst ook gebruikt worden voor andere doeleinden zoals concerten, tentoonstellingen en vergaderingen. Onderhoud van het gebouw kan dus niet uit deze lening worden gefinancierd. Provinciale
subsidiemogelijkheden
De provincie subsidieert rijksmonumenten volgens haar Monulisa-2011- regeling in 10% over de door het Rijk op basis van de BRIM-regeling vastgestelde subsidiabele kosten voor instandhouding en restauratie. De provinciale subsidiemogelijkheid staat alleen open als er een rijkssubsidie is verleend. De regeling voor instandhouding en restauratie kent geen maximum subsidiebedrag per monument maar wel een voor 2011 vastgesteld subsidieplafond van € 1.600.000. De provincie subsidieert daarnaast ook het onderhoud van rijksmonumenten met maximaal 50% van de van rijkswege vastgestelde subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.672 per jaar en met dien verstande dat de subsidie nooit hoger is dan de door het Rijk verieende subsidie. ^ De provincie subsidieert in beide gevallen alleen op voorwaarde dat de gemeente eenzelfde geldelijke bijdrage levert (matching). ® Indien de toe te kennen subsidie voor restauratie en instandhouding minder dan € 5.000 bedraagt dan
O p 21 oktober 2010 gevoerd gesprek met mevr. M. V a n de Bovenkamp van de Rijksdienst voor liet Cultureel Erfgoed ^ Onderhoud en instandhouding zijn begrippen die de provincie hanteert in haar subsidieregels om onderscheid tussen de nieuwe BRIM-regeling te maken en de oude BROM-regeling, beide rijksregelingen voor monumenten. Onder restauratie verstaat de provincie werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument maar het onderhoud en de instandhouding te boven gaan. ° O p basis artikel 2.a, lid 2 van de Monulisa-2011-regeling is een subsidieaanvraag mogelijk wanneer bij de aanvraag een kopie of kopieën van de beschikking(en) waaruit blijkt dat de besluitvorming inzake subsidies en vergunning(en) bij rijk en gemeente reeds heeft plaatsgevonden. Volgens ambtenaren van de provincie wordt hiermee een positieve subsidiebeschikking van rijk en gemeente bedoelt en dus vereist. Volgens de coördinatoren monumentenzorg en juristen van de gemeente Roermond is een beschikking vereist. Daarmee is niet gezegd dat het een positieve beschikking dient te zijn om subsidie bij de provincie te kunnen aanvragen.
7
wordt deze niet verieend. Voor de l
subsidiemogelijkheden
Vanuit de gemeente Roermond kan een subsidie aan niet-rendabele rijksmonumenten worden verleend op grond van artikel 14 van de Monumenten- en archeologieverordening 2011. Het betreft een subsidie van 2 5 % van de subsidiabele kosten met een maximaal subsidiebedrag van € 5.500 per jaar. In de nieuwe verordening die in 2011 verschijnt wordt de mogelijkheid geboden om jaarlijks een maximale subsidie te verlenen. Subsidiemogelijkheden
door het bisdom
Het bisdom levert geen bijdrage aan rijksmonumenten aangezien deze al op steun van de rijksoverheid, de provincie en in een enkel geval de gemeente kunnen rekenen. Het bisdom is geen eigenaar. De kerkbesturen zijn eigenaar. Overzicht huidige subsidiemogelijkheden religieuze rijksmonumenten Percentage
Maximaal
van de
subsidiebedrag
subsidiabele kosten Rijkssubsidie (BRIM-regeling)
65 %
€650.000
Provinciaal subsidie (Monulisaregeling)
10 %
€ 100.000 (bij matching door gemeente, thans dus maximaal €5.500)
Gemeentelijke subsidie
25%
€5.500
Bisdom
-
-
Totaalbedrag
€661.000 verdeeld over 6 jaar
Telefonisch gevoerd gesprek met dhr. R. Theunissen, beleidsambtenaar van de provincie Limburg maart 2011
Gemeentelijke Landelijke
monumenten
subsidiemogelijkheden
Religieuze gemeentelijke monumenten maken gebruik van een ander subsidieregime. Gemeentelijke monumenten kunnen geen beroep doen op rijksmiddelen. Provinciale
subsidiemogelijkheden
De provincie subsidieert op basis van de Monulisa 2011-regeling niet-monumentale gebouwen in gebruik voor de openbare eredienst voor buitengewoon herstel in 10% van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde subsidiabele kosten. De provincie subsidieert alleen op voorwaarde dat de gemeente eenzelfde geldelijke bijdrage levert (matching). De gemeentelijke subsidie bedraagt nu een subsidie van 2 5 % van de subsidiabele kosten met een maximaal subsidiebedrag van € 5.500 per twee jaar. Indien de toe te kennen provinciale subsidie voor restauratie en instandhouding minder dan € 5.000 bedraagt dan wordt deze niet verleend. Voor de kosten van onderhoud en buitengewoon herstel wordt geen provinciale subsidie verleend indien het subsidiebedrag minder dan € 500 bedraagt. De provinciale Monulisa 2011-regeling voor eigenaren van gebouwen die bestemd zijn voor de openbare eredienst schrijft voor dat de subsidie van overheidswege in totaal maximaal 90% mag bedragen van de subsidiabele kosten. Bedragen boven de 90% worden in mindering gebracht op de verstrekte subsidie. De provincie heeft te kennen gegeven dat de Monulisa-regeling blijft voorbestaan. Het beschikbare subsidiebudget wordt wellicht wel aangepast met het oog op de aankomende bezuinigingen. ^° Voor 2011 bedraagt het subsidieplafond € 1.600.000. Gemeentelijke
subsidiemogelijkheden
Vanuit de gemeente Roermond kan een subsidie aan gemeentelijke monumenten worden verleend op grond van de Monumenten- en archeologieverordening 2011. Het betreft een subsidie van 2 5 % van de subsidiabele kosten met een maximaal subsidiebedrag van € 5.500 per jaar. In de nieuwe verordening die in 2011 verschijnt wordt de mogelijkheid geboden om jaadijks een maximale subsidie te vedenen. Subsidiemogelijkheden
door het bisdom
Religieuze gemeentelijke monumenten kunnen een subsidie van 2 0 % van de subsidiabele kosten tegemoet zien waaraan geen maximum bedrag gekoppeld is. Het bisdom hanteert wel een subsidieplafond per jaar, maar de ervaring leert dat het subsidiebudget vrijwel nooit wordt uitgeput. Het bisdom is geen eigenaar. De kerkbesturen zijn eigenaar. Bij dit overzicht dient opgemerkt te worden dat de onderhoudskosten voor gemeentelijke monumenten niet onderdoen voor die van rijksmonumenten. Desondanks staan voor gemeentelijke religieuze monumenten minder subsidiemogelijkheden en overeenkomstige budgetten open.
Telefoniscli gevoerd gesprek met dhr. R. Theunissen, beleidsambtenaar van de provincie Limburg op 23 maart 2011
9
Overzicht huidige subsidiemogelijkheden religieuze gemeentelijke monumenten Percentage
Maximaal
van de
subsidiebedrag
subsidiabele kosten Rijkssubsidie (BRIIVI-regeling)
-
-
Provinciaal subsidie (Monulisaregeling)
10 %
€ 49.999 (bij matching door gemeente, thans dus maximaal € 5.500)
Gemeentelijke subsidie
25%
€ 5.500
Bisdom
20%
Geen maximumbedrag
Totaalbedrag
€ 60.999 plus het bedrag dat het bisdom beschikbaar stelt, verdeeld over 6 jaar
Beleidsontwikkelingen en praktijkvoorbeelden Landelijke
beleidsontwikkelingen
De verwachting is dat in Nederland binnen een bestek van 10 jaar ongeveer 1200 van de ruim 4200 kerken hun deuren zullen sluiten. Landelijk gezien zijn er diverse manieren waarop overheden kerkbesturen ondersteunen om de gebouwen te onderhouden." Herbestemming van (kerk)gebouwen is op nationaal niveau een belangrijk thema. Zowel in het jaar van het Religieus Erfgoed, 2008 als in de in 2009 verschenen beleidsbrief M O M O (Modernisering Monumentenzorg) komt het thema herbestemming sterk naar voren. Deze beleidsbrief wordt door de huidige regering verder uitgewerkt. Een ander belangrijk punt dat landelijk speelt is het onderzoek naar en gebruik van kerken die al dan niet nog in gebruik zijn voor de openbare eredienst of voor andere doeleinden als: concerten, lezingen etc.
Subsidiemogelijkheden
in andere
provincies
De financiering van het onderhoud van kerkgebouwen heeft ook bij andere provincies de aandacht. Zo kunnen kerkgebouwen in de Provincie Noord-Holland een beroep doen op twee regelingen, een voor onderhoud en een voor restauratie. De Provincie Utrecht werkt met zogenaamde 'Erfgoedparels', dit zijn themajaren die de mogelijkheid van subsidies bepalen. In 2010 hebben de provincies NoordBrabant, Utrecht en Zeeland de oprichting van een organisatie tot behoud en herbestemming van religieus erfgoed met een financiële bijdrage van € 12.500 per provincie mogelijk gemaakt. Deze nieuwe organisatie gaat eigenaren en gebruikers van kerkelijke gebouwen ondersteunen met kennis, ontwikkelcapaciteit en financiering bij het vinden van neven- en herbestemmingen. V o o r z o v e r nodig en noodzakelijk zal ook aankoop en beheer van de gebouwen mogelijk zijn. In Friesland is in 2008 een groot onderzoek uitgevoerd naar de onderhoudstoestand en het gebruik van k e r k e n . I n Friesland biedt de provincie 15% subsidie voor onderhoud van rijksmonumentale kerkgebouwen. Niet-monumentale kerkgebouwen kunnen rekenen op een subsidie van 35% in het onderhoud. Voor alle kerken geldt een maximumbedrag van € 60.000 per jaar. Of er net als in Limburg sprake is van subsidieverlening op basis van matching is niet bekend.
Subsidiemogelijkheden
in andere
gemeenten
Er zijn gemeenten waar de steun bestaat uit het bekostigen van het abonnement op de Monumentenwacht. Ook worden facilitaire diensten aangeboden. Stichtingen tot behoud van monumentale kerkgebouwen worden opgericht en ontvangen structurele overheidssteun. Een voorbeeld hiervan is de Stichting Oude Groninger Kerken die sinds 1969 bestaat. Sommige gemeenten hebben in hun subsidieverordening een aparte paragraaf gewijd aan deze problematiek, vaak met afwijkende subsidieregimes. De genieente Utrecht werkt met een 'Revolving Fund' waarbinnen in samenwerking met het Nationaal Restauratiefonds laagrentende leningen worden verstrekt. De gemeente Groningen heeft een aparte subsidieregeling voor rijks- en gemeentelijke religieuze monumenten. In Limburg heeft alleen de gemeente Sittard-Geleen een aparte subsidieregeling voor religieuze monumenten. De gemeenten Maastricht en Heeden verstrekken incidenteel gelden voor onderhoud aan religieuze monumenten. Sommige lagere overheden kopen religieuze monumenten aan om ze zelf te restaureren en her te bestemmen. " Landelijk is de problematiek onder de aandacht gebracht door de V N G . Door de V N G is in 2008, het jaar van het religieus erfgoed, een Handreiking Reiigieus Erfgoed, uitgegeven. http://www.aldefrysketsjerken.nl/pdf/inventarisatierapport-tink-om%27e-tsjerken.pdf
(laatst gezien op 9-5-2011)
11
Ontwikkelingen in het Bisdom
Roermond
In mei 2011 zag het rapport Blauwdruk 2020 van het bisdom Roermond het daglicht. Het rapport geeft vigeer welke richting het bisdom voorziet voor de kerk in Limburg. Het bisdom concludeert in haar rapport dat de verregaande ontkerkelijking en het teruglopend kerkbezoek ook aan Limburg niet onopgemerkt voorbij zijn gegaan. De kerk is in de provincie Limburg als gevolg van voornoemde ontwikkelingen te ruim behuisd en moet haar gebouwenbestand inkrimpen. " Ten aanzien van onderhoud en restauratie van het aantal kerkgebouwen in Limburg signaleert het bisdom Roermond dat het een kostbare aangelegenheid is die niet of nauwelijks meer te bekostigen is. Daarbij kampen de meeste kerkbesturen met teruglopende inkomsten en het vinden van gekwalificeerde bestuursleden. Het bisdom Roermond is voornemens om 'strategische plaatsen van christelijke hoop' te creëren. Dat dienen plaatsen te zijn die beschikken over een actieve geloofgemeenschap. Het doel van het bisdom is tweeledig, ruimere parochies met minder (dure) kerkgebouwen en een professioneel en daadkrachtig kerkbestuur. Momenteel werken de ruim 300 parochies in Limburg al samen in clusterverband. Het bisdom gaat parochies verplichten om nog meer samen te werken, namelijk in federatieverband
Binnen de gemeentegrenzen van Roermond ontstaan 3 federatieverbanden (zie
onderstaande tabel). Federatie
Kerkgebouwen
Parocfiiefederatie
H. Christoforus met de Kathedraal en de Munsterkerk, H. Michaël te Herten, Kapel in het Zand
Parochiefederatie Roermond-Oost
H. Hart van J e z u s , H. T o m a s , H. Laurentius, O.L.V. van G o e d e Raad en st. Jozef te Asenray
Parochiefederatie Swalmen
H. Lambertus te Swalmen, H. Theresia te Boukoul en H. Dionisius Asselt
Tabel: R.K. parochiefederaties binnen de gemeente Roermond
Een federatieverband kent één kerkbestuur met één exploitatie en één financiële administratie voor meerdere parochies en kerkgebouwen.
Alle normale inkomsten uitgaven lopen via deze ene
exploitatierekening. Buitengewone inkomsten en uitgaven zoals subsidies of uitgaven voor groot onderhoud komen rechtstreeks ten gunste dan wel ten laste van het vermogen respectievelijk de voorzieningen van de betrokken p a r o c h i e s . V o o r het kerkbestuur van een federatieverband is ook de taak weggelegd om een inventarisatie te maken van de kerkgebouwen die gehandhaafd moeten en kunnen blijven. In 2020 dienen in de hele provincie de federatieverbanden gerealiseerd te zijn, in de stedelijke gebieden in 2015.^^
Blauwdruk 2020 Bisdom Roermond p.16 " Blauwdruk 2020 Bisdom Roermond, p.9. Blauwdruk 2020 Bisdom Roermond p.20. Blauwdruk 2020 Bisdom Roermond p.15 " Blauwdruk 2020 Bisdom Roermond p.30 Alle normale inkomsten uitgaven lopen via deze ene exploitatierekening. Buitengewone inkomsten en uitgaven zoals subsidies of uitgaven voor groot onderhoud komen rechtstreeks ten gunste dan wel ten laste van het vermogen respectievelijk de voorzieningen van de betrokken parochies. Overigens blijven in de nieuwe administratie vermogens die door hun aard onverbrekelijk met een bepaalde parochie verbonden zijn zichtbaar. Blauwdruk 2020 Bisdom Roennond p.20
12
Om meer inkomsten te genereren is het bisdom bovendien voornemens om de kerkbijdrage in Limburg te verhogen tot 1% van het bruto-jaarinkomen van de parochiaan en de huidige vrijstelling van kerkengeld voor betalende parochianen voor trouw- en rouwmissen te schrappen. ^® Conclusie Op grond van de 'Blauwdruk 2020' mag verwacht worden dat de komende 10 jaar veel kerkgebouwen hun deuren zullen gaan sluiten. Of de kerkgebouwen behouden kunnen blijven is maar de vraag. Herbestemming blijft een lastige zaak omdat de meeste kerkgebouwen niet gemakkelijk te herinrichten zijn en een hoog energieverbruik hebben. Niet-monumentale gebouwen dreigen volgens het rapport daarbij als eerste het onderspit te delven omdat ze geen aanspraak kunnen maken op subsidiegelden.
Het onderhoud van monumentale kerkgebouwen
in het buitenland
in het buitenland is de zorg voor het onderhoud op een heel andere wijze geregeld dan in Nededand. De scheiding tussen kerk en staat is daar niet zo pregnant aanwezig. In Nededand hechten we daar veel waarde aan terwijl het hier niet gaat om staatsteun aan de kerk maar staatssteun om het onderhoud van monumenten te bekostigen. In onderstaande paragrafen een korte schets van de financiering van het onderhoud van religieuze monumenten in de ons omringende landen. '^^ België In het vanouds grotendeels rooms-katholieke België is het beheer van de kerkgebouwen in handen van 'de kerkfabrieken'. Dit zijn openbare instellingen, waarin de kerkelijke en burgerlijke overheid verenigd zijn. De kosten van onderhoud van kerkgebouwen worden bijgepast door de burgerlijke gemeente. Deze kosten nemen gemiddeld 0,9 % van de gemeentelijke begroting in. Aan de restauraties van beschermde kerkgebouwen dragen ook andere overheden bij. Door de steeds groter wordende problemen met de instandhouding van kerken en kloosters verhevigt de laatste tijd de discussie over andersoortig gebruik en herbestemming van kerkgebouwen. De burgedijke gemeente heeft in de besluitvorming over de gebouwen meer inbreng dan in Nederland.
Frankrijk In Frankrijk staan vrijwel alleen Rooms-katholieke kerkgebouwen. Alle gebouwen van voor 1905 zijn in eigendom van de staat. Steeds meer kerkgebouwen -vooral dorpskerken- zijn op dit moment ernstig in verval. De krant Le Figaro meldde in mei 2007 dat volgens een onderzoek van de Senaat op dit moment bijna 1/5 deel van de 15.000 beschermde plattelandskerken bedreigd wordt in zijn voortbestaan. In Nederland is de scheiding tussen kerk en staat erg sterk ontwikkeld. Echter in andere landen, notabene in Frankrijk waar deze scheiding is uitgevonden, draagt de overheid wel in ruime mate bij aan het onderhoud van kerken. Desondanks is door het grote aantal kerken het subsidiegeld snel verdeeld.
Blauwdruk 2020 Bisdom Roermond p 30 Tekst aan de hand van wvwv.toekomstkerkgebouwen.nl (laatst gezien op 31-5-2011)
13
Verenigd Koninkrijl< In het Verenigd Koninkrijk bestaan veel erfgoedorganisaties die zich o.a. ook met kerkgebouvi/en bezig houden. Er is bijvoorbeeld een Churches Conservation Trust dat kerkgebouwen in stand houdt, die niet meer door de kerkgemeenschap zijn te onderhouden. De Trust is een samenwerkingsverband tussen Staat, Church of England en enkele goede doelenorganisaties. De Trust bestaat al ruim 40 jaar en heeft ongeveer 340 parochiekerken onder beheer. Duitsland In Duitsland betalen kerkleden een vrij hoog bedrag aan 'Kirchensteuer' (kerkbelasting van 8% op de inkomstenbelasting) aan de overheid. Dit bedrag wordt besteed aan het onderhoud van de kerkgebouwen. Ook hier heeft men met een sterke daling van het aantal kerkleden te maken, al verschilt het per deelstaat. Momenteel betalen nog ongeveer 15 miljoen Duitsers Krchensteuer. Er zijn diverse organisaties bezig om als vangnet te fungeren, maar er worden ook veel kerkgebouwen gesloopt.
14
De Roermondse situatie Onderhoudstoestand De Roermondse religieuze rijks- en gemeentelijke monumenten verkeren over het algemeen in een goede tot zeer goede onderhoudstoestand. Dat kan gesteld worden op basis van de met het bisdom en de (kerk)besturen gevoerde gesprekken en de door hen verstrekte onderhoudsrapporten.
De
enige gebouwen waar de komende jaren grootschalig onderhoud/ restauratie verwacht wordt zijn: de Munsterkerk in verband met de restauratie van de kerktorens, de H. Hartkerk met een restauratiebehoefte van 2,2 miljoen in de komende 12 jaar (o.a. daken) en de Michaëlskerk te Herten vanwege een omvangrijke restauratie van het dak. Ondanks dat de Roermondse religieuze monumenten er over het algemeen in een goede staat van onderhoud verkeren is permanent onderhoud noodzakelijk om de monumenten in een goede conditie te houden. De meeste kerkbesturen werken met onderhoudsplannen die opgesteld zijn naar aanleiding van een inspectie door de Monumentenwacht Limburg. Dat is een positieve ontwikkeling aangezien deze plannen een goed inzicht bieden in de onderhoudsproblematiek van de betreffende panden. De rapporten worden jaadijks geactualiseerd en bieden dus een goed inzicht in de onderhoudstoestand. De rapporten van de Monumentenwacht worden bij indiening van de subsidieaanvraag verplicht gesteld door Rijk en provincie. Kennis, expertise en continuïteit van de
(kerk)besturen
Op basis van de met de kerkbesturen gevoerde gesprekken bestaat de indruk dat de deskundigheid van de kerkbesturen op het gebied van onderhoud van monumentale gebouwen in zijn algemeenheid tekort schiet De besturen bestaan in de regel uit goed bedoelende vrijwilligers die echter op het vlak van het onderhoud van monumentale gebouwen over onvoldoende kennis en expertise beschikken. Het schrijven van subsidieaanvragen en het opstellen van onderhoudsplannen zijn de laatste jaren steeds ingewikkelder geworden. De meeste besturen geven zelf aan dat het hen aan voldoende kennis en kunde op het vlak van onderhoud van monumentale gebouwen ontbreekt. In alle kerkbesturen hebben vrijwel alleen mannen van 60/ 65+ en ouder zitting. De meerderheid van de bestuurders zijn reeds al lange tijd actief. Het maken van onderhoudsplannen en opstellen van subsidieaanvragen wordt meestal uitbesteed aan (dure) commerciële bureaus. Momenteel mogen de meeste kerkbesturen zich verheugen in het feit dat ze veel beschikbare vrijwilligers hebben voor het uitvoeren van klein onderhoud aan het kerkgebouw. De tijd die vrijwilligers en kerkbestuur kwijt zijn aan hun taken is behoodijk. Een lid van het bestuur is gemiddeld anderhalve dag kwijt aan zijn functie. Het is de vraag of er in de toekomst nog vrijwilligers gevonden worden die bereid zijn een dergelijk aantal uren te investeren. Bij veel kerkbesturen is de continuïteitsvraag in het bestuur: 'watals
iemand wegvalt, ermee stopt,
aan de orde.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geeft desgevraagd aan dat zij over het algemeen een positief beeld heeft van de uit Limburg ingediende subsidieaanvragen. De kwaliteit van de ingediende plannen is in orde. Daarbij dient aangetekend te worden dat de subsidieaanvragen meestal in opdracht van een kerkbestuur door een professioneel bureau worden opgesteld. Aan de expertise van deze professionele bureaus hangt natuudijk een prijskaartje.
In de bijlage zijn de gespreksverslagen opgenomen.
15
Samenwerking
van
(kerk)besturen
Hoewel de kerkbesturen vanuit het dekenaat dienen samen te werken in clusters verioopt de samenwerking met andere kerkbesturen m o e i z a a m . E e n aantal kerkbesturen geeft desgevraagd aan dat ze bang zijn om hun eigen vermogen te moeten delen met een armlastige(re) parochie. Als al samengewerkt wordt dan bestaat deze samenwerking op dit moment in de regel alleen uit pastorale samenwerking binnen het cluster. Wanneer op pastoraal gebied niet samengewerkt wordt dan wordt op zakelijk gebied, in het bijzonder het gebied van onderhoud en restauratie, ook niet samengewerkt. Ook het bisdom signaleert dat er sprake is van rivaliserende kerkbesturen die samenwerking in de weg staat. Relatie van kerkbesturen
met het Bisdom
Ten aanzien van de samenwerking met het bisdom merken de meeste kerkbesturen op dat deze positief vedoopt. Het bisdom, in de persoon van de afdeling Bouwzaken, dient de kerkbesturen van advies bij het beoordelen van bouwplannen. Enkele kerkbesturen hebben minder goede ervanngen met het bisdom en de indruk bestaat dat het bisdom onvoldoende kennis in huis heeft om offertes, restauratieplannen, rapporten van de monumentenwacht en kostenramingen op waarde te schatten. Er wordt in hun ogen door het bisdom teveel doorverwezen naar professionele commerciële bureaus. Bovendien laat het aantal geschikte commerciële bureaus in Limburg te wensen over. De indruk leeft bij enkele kerkbesturen dat hoewel de geboden kwaliteit in orde is, de prijs die gevraagd wordt, vaak veel te hoog is. Sommige bureaus hebben (bijna) een monopoliepositie in de provincie. Kerkbesturen geven zelf ook aan dat ze behoefte hebben aan ondersteuning op het vlak van kennis en expertise ten aanzien van het onderhoud en restauratie van religieuze monumenten. Kerkbesturen zijn niet altijd even prijsbewust bezig. Een illustratief voorbeeld daarvan is het feit dat kerkbesturen te kennen geven niet altijd minimaal twee offertes op te vragen bij werkzaamheden die een investering van € 20.000 vergen. Ook bij hogere bedragen wordt niet altijd prijsbewust ingekocht. Inkomsten De inkomsten van kerkbesturen lopen de laatste jaren sterk terug. Op het vermogen wordt daardoor fors ingeteerd. Als gevolg daarvan wordt steeds meer een beroep op overheidsmiddelen gedaan. Het aantal parochianen daalt bij de meeste kerken nog steeds of heeft in het gunstigste geval een stabiel laag punt bereikt. Zorgelijk is ook dat de gemiddelde leeftijd van de parochianen blijft stijgen. De aanwas van jeugdigen blijft uit. Wel zijn in sommige parochies deelkerken actief die een behoorlijk bezoekersaantal genereren. Denk in dit verband aan de Surinaamse gemeenschap, de Sri-LankaChristenen of de Christoffelgroep. De schenkingen aan de kerk en de vaste kerkbijdragen lopen sterk terug. De kerk heeft de laatste jaren steeds meer concurrentie gekregen van andere goede doelen. Gelovigen voelen zich ook niet zo verbonden met een bepaalde parochie(kerk). Voor onvoorziene uitgaven wordt door kerkbesturen gespaard of ad hoe een plan bedacht om de kosten te kunnen opvangen. Verhuur van het religieus monument aan derden is voor veel kerkbesturen onontgonnen terrein. Ze zijn van mening dat niet alle activiteiten zich daar voor lenen. Bovendien voldoen de gebouwen vaak niet aan de eisen die aan een ander gebruik worden gesteld en is de concurrentie op de 'accommodatiemarkt' groot. Creatieve manieren om middelen bijeen te krijgen zijn de meeste besturen vreemd.
In Roermond zijn de volgende clusters gevormd: Roermond Oost (Maasniel, Asenray, Leeuwen, Donderberg en Roermondse Veld), Swalmen (Asselt, Swalmen en Boukoul) Binnenstad en Herten (Kathedraal, Munsterkerk en Michaëlskerk te Herten). In de praktijk wil Asselt niet met Swalmen en Boukoul samenwerken en Asnray niet met de overige parochies van RoermondOost. Kapel in 't Zand staat op zichzelf omdat het geen parochiekerk betreft.
16
Toekomstverwachting In de toekomst hopen de meeste kerkbesturen dan ook op toenemende overheidsmiddelen te kunnen rekenen. Slechts enkele besturen proberen op een creatieve wijze inkomsten te genereren, bijvoorbeeld door activiteiten te ontwikkelen met de plaatselijke V W of een fotoboek uit te geven over Roermondse monumenten om op deze wijze middelen te genereren. Het is lastig om subsidie in het bedrijfsleven te vinden. Door de economische crisis zijn de mogelijkheden afgenomen. Incidenteel wordt er op lokaal vlak wel bijvoorbeeld materieel ter beschikking gesteld of voor de kostprijs aangeboden. De (kerk)besturen geven aan dat ze verheugd zijn dat de gemeente zich interesseert voor de problematiek van het onderhoud van religieuze monumenten.
17
Conclusies en aanbevelingen Conclusies De religieuze monumenten nemen een belangrijke plaats in het silhouet van de bisschopsstad in. Het Roermondse religieus erfgoed verkeert over het algemeen in een goede staat van onderhoud. De kosten voor het onderhoud kunnen desondanks echter niet meer (alleen) gedragen worden door de kerkbesturen. Door de omvang en typische stijlkenmerken van de religieuze monumenten is onderhoud en restauratie een kostbare zaak. Daar komt bij deze groep monumenten door hun gebruik 'voor de openbare eredienst' als gevolg van de ontkerkelijking niet meer rendabel te exploiteren zijn. Bovendien vervullen de religieuze monumenten niet alleen een sacrale functie. Deze bijzondere groep gebouwen bezitten naast hun monumentale waarden ook stedenbouwkundige waarden. Ze nemen een centrale plaats in hun wijk of dorp in en dienen de sociale cohesie in hun wijk. De monumenten worden ingezet voor andere doeleinden zoals door verenigingen die het gebruiken als accommodatie om een jaarvergadering te houden of een uitvoering te geven. Ook uit oogpunt van toerisme is hun voortbestaan belangrijk voor de aantrekkingskracht van de stad. Een gemeentelijke bijdrage', hoger dan de huidige mogelijkheden, is derhalve te billijken. Van provinciale middelen kan namelijk momenteel tot een maximum van € 5.500 per monument gebruik worden gemaakt aangezien de huidige subsidieparagraaf in de gemeentelijke Monumentenen archeologieverordening 2011 niet voorziet in grotere bedragen. Doordat de provinciale subsidie afhankelijk is van een gemeentelijke 'matching' is het belangrijk om de mogelijkheid te bieden om deze provinciale gelden te matchen zodat ook Roermondse monumenten gebruik kunnen maken van deze qua financiën ruimere subsidiemogelijkheden. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat gelden van het Rijk en de provincie niet vedoren gaan voor de Roermondse religieuze monumenten. Het zou kunnen dat rijksgelden niet benut worden omdat de resterende financiering niet rond komt. Ovengens is dit in Roermond nog nooit voorgekomen. Een pijnpunt is in dit kader wel dat religieuze rijksmonumenten bij de provincie pas voor subsidie in aanmerking komen wanneer zij een positieve beschikking van rijk en gemeente kunnen ovedeggen. Dit betekent dat wanneer een religieus rijksmonument buiten de boot valt bij de rijkssubsidie het daardoor alleen nog van de gemeente subsidie kan verwachten! Het Rijk gaat in de toekomst uitsluitend nog het regulier onderhoud subsidiëren en nadrukkelijk geen restauratieachterstanden. In de bijlage is een overzicht opgenomen waarin op basis van de gegevens van het Bisdom en kerkbesturen de 6-jarige onderhoudskosten per gebouw vermeld zijn. De H. Hartkerk, de Synagoge, de daken van de Munsterkerk en de Michaëlskerk te Herten hebben nog een restauratieachterstand. Binnen de in de tabel weergegeven budgetten kan deze restauratieachterstand weggewerkt worden. De BRIM-regeling subsidieert namelijk op basis van zesjarige onderhoudsplannen. Ook is in het overzicht opgenomen welke subsidies deze gebouwen van Rijk en provincie mogen verwachten. Wanneer gebouwen niet structureel worden onderhouden, worden reeds uitgevoerde restauraties teniet gedaan. Een keuze om te subsidiëren volgens de geldende verordening of om geen aanvullende subsidie te verstrekken houdt in dat monumentale waarden van de gebouwen zullen afnemen en op termijn verloren gaan. Het is verstandig om aansluiting bij het rijks- en provinciale subsidiesysteem te zoeken. Ook het bisdom blijkt langzamerhand oog te krijgen voor het probleem van het onderhoud van religieuze monumenten en de problemen van teruglopende inkomsten en het vinden van deskundige bestuursleden. Aanbevelingen Vanuit monumentenzorg wordt op basis van bovenstaande conclusies aanbevolen om een gemeentelijke subsidieregeling in het leven te roepen of de subsidiemogelijkheden voor religieuze monumenten in de bestaande regeling te verruimen.
18
Uitwerking van de aanbevelingen
in de gemeentelijke
subsidiemogelijkheden
Wanneer wordt besloten om de bestaande subsidieregeling te verruimen of om naast de bestaande gemeentelijke subsidieregeling een separate regeling voor religieuze monumenten in het leven te roepen wordt aanbevolen de regeling alleen open te stellen voor religieuze monumenten. Religieus betekent dat het om monumenten moet gaan die nog in de originele functie zijn, dus in gebruik voor de eredienst. Religieuze monumenten die in gebruik zijn voor de eredienst zijn in deze tijd waarin het aantal parochianen sterk afgenomen is, als gevolg van de dalende inkomsten niet-rendabel te exploiteren. Religieuze monumenten die herbestemd zijn, zijn vaak wel rendabel te exploiteren en worden daardoor niet meer als religieuze monumenten aangemerkt. Twee voorbeelden daarvan in Roermond zijn de als gezondheidscentrum herbestemde H. Geestkerk en het tot stadswoningen herbestemde rijksmonumentale Carmelitessenklooster gelegen aan de Venloseweg. Ook de regelingen van rijk- en provincie hanteren een speciaal subsidieregime voor 'monumenten
in gebruik
voorde openbare eredienst'. Het is aan te bevelen op deze regelingen aan te sluiten. Het tweede critenum is eveneens van groot belang, dat een object de monumentenstatus heeft. Gezien het aantal kerkgebouwen is een duidelijke keuze voor alleen de monumentale religieuze gebouwen aan te raden en te verantwoorden. Een derde voorwaarde dient te zijn dat er geen sprake meer is van restauratieachterstand. Afgewogen dient wel te worden of in de subsidieregeling de mogelijkheid geboden wordt om nog eenmaal achterstallig onderhoud te subsidiëren. Dit zou dan wel alleen mogelijk moeten zijn in het geval van de eerste subsidieaanvraag door desbetreffend (kerk)bestuur. Het Rijk subsidieert geen achterstanden meer, alleen nog onderhoud en instandhouding. Wanneer uw college naar analogie van Rijk en provincie een subsidieregeling instelt voor het onderhoud van religieuze monumenten op basis van zesjarige onderhoudsplannen, dan wordt redelijkerwijs van uw college verwacht dat het gaat om een lange termijn beleidslijn die de vierjange grens van een college overschrijd. Aanvullende
voorwaarden
Eveneens dient in de subsidievoorwaarden de samenwerking tussen (kerk)besturen gestimuleerd te worden. Het belangrijkste argument daarvoor is gelegen in het feit dat veel zaken in het onderhoud van kerkgebouwen veel efficiënter kunnen worden geregeld. Door centraal in te kopen, dit wil zeggen met verschillende kerkbesturen samen, kunnen lagere prijzen worden bedongen en kunnen de werkzaamheden efficiënter gepland worden. Een mogelijkheid om samenwerking tussen de verschillende kerkbesturen te bevorderen is door er een subsidievoorwaarde van te maken. Dit sluit aan bij de federatievorming die het bisdom in gang heeft gezet. In zijn algemeenheid dienen (kerk)besturen het onderhoud van hun gebouwen prijsbewuster te organiseren. Het is wenselijk dat een te ontwerpen subsidieregeling aansluit op de bestaande BRIM- regeling van het Rijk en de Monulisa-regeling van de provincie Limbijrg (zie dossier). Bekeken zal moeten worden of de regeling in de bestaande Monumenten- en archeologieverordening kan worden opgenomen. Het is gewenst om aan te sluiten op de regelingen van de andere overheden maar wel de vrijheid te houden om alleen een gemeentelijke subsidie te verlenen zonder dat de aanvrager een rijks- en of provinciale subsidie weet te bemachtigen. Rijks- en provinciale middelen kunnen namelijk uitgeput raken waardoor een subsidieaanvraag kan worden afgewezen. Bij het eventueel instellen van een subsidieregeling wordt aanbevolen kleine monumentale wegkapellen etc. buiten beschouwing te laten. De onderhoudskosten zijn namelijk goed te subsidiëren vanuit de bestaande gemeentelijke subsidiemogelijkheden. Voor subsidie komen dan alleen de grote religieuze monumenten in aanmerking zoals opgenomen in het overzicht (zie bijlage).
19
Subsidiepercentages
en bedragen
Onduidelijk is op dit moment nog het percentage subsidie dat wenselijk zou zijn om te vedenen. Of er een ander percentage en maximumbedrag aan een rijksmonument dan aan een gemeentelijk monument vedeend kan worden is onderwerp van discussie. Aanbevolen wordt om wat de religieuze rijksmonumenten aangaat het provinciale subsidiepercentage aan te houden om daardoor de mogelijkheid te bieden voor religieuze rijksmonumenten om de provinciale mogelijkheden optimaal te kunnen benutten. Ten aanzien van religieuze gemeentelijke monumenten is het de vraag of het wenselijk en haalbaar is om eenzelfde subsidiepercentage te verstrekken als aan de rijksmonumenten. Het is te verdedigen om voor religieuze gemeentelijke monumenten een hoger subsidie mogelijk te maken aangezien gemeentelijke monumenten geen aanspraak kunnen maken op rijksmiddelen. In de bijlage is een overzicht terug te vinden waarop twee verschillende subsidiepercentages met hun financiële consequenties terug te vinden zijn. Overigens kan de vermogenspositie van een (kerk)bestuur geen reden zijn om subsidie te weigeren of minder subsidie te vedenen. Het is onmogelijk om inzicht te krijgen in de vermogenspositie. Naast een officieel bestuur kunnen steunstichtingen actief zijn. Financiële
consequenties
Religieuze niksmonumenten De totale kosten van onderhoud, instandhouding en restauratie van de religieuze rijksmonumenten bedragen voor zes jaar € 4.821.680. Wanneer de gemeente een subsidiepercentage van 10% hanteert is daar in een penode van 6 jaar voor de rijksmonumenten een bedrag van € 482.168 mee gemoeid. Per jaar gaat het dan om een bedrag van € 80.361,33. Dat betekent niet dat in elk van de zes jaren een gelijk bedrag wordt uitbetaald. In totaal kunnen religieuze rijksmonumenten dan rekenen op maximaal 85% overheidssubsidie (rijk 65%, gemeente 10% en provincie 10%). Religieuze gemeentelijke monumenten De totale kosten van onderhoud, instandhouding en restauratie van de religieuze gemeentelijke monumenten bedragen € 670.000. Wanneer de gemeente overeenkomstig met de rijksmonumenten een subsidiepercentage van 10% hanteert is voor deze groep monumenten in een periode van 6 jaar daar een bedrag van € 6 7 . 0 0 0 mee gemoeid. Per jaar zou dat een bedrag van € 11.167 aan subsidie betekenen. Dat betekent niet dat in elk van de zes jaren een gelijk bedrag wordt uitbetaald. In totaal kunnen religieuze gemeentelijke monumenten dan rekenen op maximaal 40% subsidie van bisdom, provincie en gemeente (bisdom 20%, provincie en gemeente elk 10%). Religieuze rijksmonumenten kunnen daarentegen in totaal op 8 5 % subsidie rekenen (65% rijksoverheid, 10% provincie en 10% gemeente). Gemeentelijke monumenten hebben een subsidie van 5 5 % nodig vanuit de gemeente om aan het subsidiepercentage van 85% te geraken (55% gemeente, 20 % bisdom en 10% provincie). Wanneer de gemeente voor de groep religieuze gemeentelijke monumenten een subsidiepercentage van 5 5 % hanteert is in een periode van 6 jaar een bedrag van € 368.500 benodigd. Per jaar zou dat een bedrag van € 61.416,67 aan subsidie betekenen. Overige aspecten financiële consequenties Bij de hierboven genoemde bedragen valt aan te tekenen dat aan de H. Hartkerk reeds € 125.000 aan subsidie verieend is en de gemeenteraad in de vergadering van 7 juli 2011 ingestemd heeft met het voorstel van het college om aan het kerkbestuur van de Kapel in het Zand een subsidie van € 62.680
20
te verlenen. Deze bedragen kunnen van het in de financiële tabel te lezen totaalbedrag worden afgetrokken omdat ze reeds uit andere budgetten gereserveerd zijn (zie bijlage). Een belangrijk aspect om mee te nemen is het gegeven dat binnen de normale onderhoudscyclus van een gebouw ook bijzonder hoge onderhoudskosten kunnen optreden. Bijvoorbeeld het repareren van een leiendak. Zo'n dak gaat ongeveer 75 jaar mee. Het kost al gauw enkele tonnen om het te vervangen. De opvatting die nogal wat (kerk)besturen hebben dat het normale onderhoud qua kosten wel mee valt is dus niet geheel juist. Financiële
tiaalbaarheid
In het licht van de bezuinigingen en kerntakendiscussie is het belangrijk op te merken dat monumentenzorg op basis van het Coalitieakkoord als kerntaak wordt aangemerkt. Het huidige budget dat voor monumentenzorg en archeologie beschikbaar is gesteld is wanneer de conclusies en aanbevelingen van het rapport opgevolgd worden ontoereikend om de religieuze monumenten op een adequate en structurele wijze te ondersteunen. Aanvullend budget is benodigd om de aanbevelingen uit te kunnen voeren. Daar komt bij dat voor komende jaren het jaadijks budget voor monumentenzorg en archeologie te maken krijgt met een structurele bespanng van € 30.000 op een jaadijks budget van € 125.000. De raad heeft dat besloten op basis van het door de raad vastgestelde Kerntakenboek. Wanneer wordt besloten een subsidiebudget vrij te maken voor het onderhoud van de religieuze monumenten, dan betekent dat wel dat de gemeente structureel een budget dient te reserveren. Het ligt voor de hand dat de gemeente net zoals de provincie, het Rijk volgt in haar systematiek van zesjange onderhoudssubsidies. Het beleid van Rijk is erop gencht om door middel van zesjarige onderhoudsplannen rijksmonumenten in een goede staat van onderhoud te houden. Na afloop van een zesjarige termijn kan opnieuw een subsidieaanvraag voor z e s jaar worden gedaan. Het is wenselijk voor een nieuwe regeling om aan te sluiten op de regelingen van Rijk en provincie. Echter, deze gaan uit van zesjarige onderhoudsplannen. Subsidieverplichtingen zullen dus aangegaan moeten worden voor een periode langer dan vier jaar.
21
Literatuurlijst Internet •
http://www.toekomstkerkgebouwen.nl/
•
http://www.vng.nl/smartsite.dws?ch=,tkm&id=74491
•
www.skkn.nl
•
www.vmbk.nl www.groningerkerken.nl
•
http://www.refdag.nl/dossiers/overzicht-dossiers/kerk-godsdienst/religieus-erfgoed
•
http://www.restauratiefonds.nl/Site/nlnl/Eigenaren/Financieren/Financienngsvormen/Kerken+Nevenfunctie-lening.htm
•
http://www.managersonline.nl/vaknieuws/financieel/20001/gemeente-speelt-belangrijke-rol-bijbehoud-religieus-erfgoed.html
•
http://www.bisdom-roermond.nl/kerkelijkeJnfo/index.php?Klsection=23
•
http://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/cultureel-erfgoed/monumenten/erfgoedparels/
•
http://www.noord-holland.nl/web/Actueel/Nieuws/Artikel/Extra-investering-in-restauratierijksmonumenten.htm
•
http://www.sohk.nl www.cultureelerfgoed.nl
•
www.limburg.nl http://www.belvedere.nu/download/1200583755belvedere_nieuws_32.pdf
•
•
http://wv™/.aldefrysketsjerken.nl/
http://www.aldefrysketsjerken.nl/pdf/inventarisatierapport-tink-om%27e-tsjerken.pdf
Publicaties •
Bisdom Roermond, Blauwdruk 2020 Bisdom Roermond, 2011
•
Crul, I., 'Help de kogel gaat door de kerk'. V N G Magazine 62, 2008
•
Gemeente Roermond, Coalitieakkoord
•
Handreiking religieus erfgoed, van kerkelijk gebruik tot tierbestemming.
•
2010-2014, Roermond 2010 Leiden, 2008
Linssen. M en J . Huisman, Belvedère Nieuws, jg. 12, nr.32 2088 (themanummer over religieus erfgoed)
•
Rheinhilde de Roy en L. Spruit, Meervoudig gebruik van kerkgebouwen,
•
Schram, A. en K. Doevendans, Kansen voor kerkgebouwen. gebruik en herbestemming.
Utrecht 2007
Nijmegen 2002
Vragen en uitdagingen bij
Bijlagen
23
Overzicht reiiaieuze rijks- en gemeentelijke monumenten in de gemeente Roermond Religieuze riJI<smonumenten zijn: de voorbouw van de Synagoge aan de Hamstraat 20; -
de H. Hartkerk; de Lambertuskerk te Swalmen; het complex de Kapel in 't Zand (klooster en kerk); de Christoffelkathedraal; de Munsterkerk; de Dionisiuskerk; de Caroluskapel; de Ursulakapel; de Minderbroederskerk.
Religieuze gemeentelijke
monumenten
zijn:
de achterbouw van de Synagoge aan de Hamstraat 20; de Theresiakerk te Boukoul; de Michaëlskerk te Herten; de kerk van Asenray.
24
Tabel financiële consequenties Rijksmonumentale onderhoudsplan kerk 6 jaar Minderbroederskerk € 300.000 Dionisiuskerk € 150.000 Kapel in het Zand Kerk €626.680 Kapel in het Zand Klooster € 325.000 Chnstoffel kathedraal €600.000
Munsterkerk Lambertuskerk, Swalmen Caroluskapel Ursulakapel
€ 1.000.000 €200.000 € 120.000 € 100.000
Heilig Hartkerk
€ 1.000.000
Synagoge voorbouw Totaal
€400.000 €4.821.680
Gemeentelijke monumenten Theresiakerk Boukoul St. Jozefkerk, Asenray St. Michaëlskerk G M Synagoge, achterbouw Totaal Totaal Gemeentelijke monumenten Theresiakerk Boukoul St. Jozefkerk, Asenray St. Michaëlskerk G M Synagoge, achterbouw Totaal Totaal
10,00% € 30.000 €15.000 €62.680 €32.500 €60.000 Het betreft de maximale subsidie op basis van de door het rijk gestelde grens van € 100.000 € 1.000.000,00, groot onderhoud €20.000 € 12.000 € 10.000 Het betreft de maximale subsidie op basis van de door het rijk gestelde grens van € 100.000 € 1.000.000,00, groot onderhoud Het betreft het restauratiedeel. Voor een herbestemming zal € 40.000 mogelijk meer nodig zijn. €482.168
subsidie over onderhoudsplan 6 jaar 6 jaar 55%, €99.000 € 180.000 €60.000 €33.000
23
€400.000
Het betreft een deel € 220.000 restauratieachterstand.
€ 30.000 €670.000
€ 16.500 € 368.500
€5.491.680
€ 850.668
subsidie over onderhoudsplan 6 jaar 10% 6 jaar € 18.000 € 180.000 €6.000 €60.000 €40.000 €400.000 €30.000 € 670.000 €5.491.680
24
€3.000 €67.0000 €549.168
Subsidiepercentage is hoger dan dat voor religieuze rijksmonumenten om uiteindelijk hetzelfde subsidiepercentage van 85% mogelijk te maken. Het percentage bestaat bij rijksmonumenten uit 65% afkomstig van rijksoverheid en 10% van provincie en 10% van de gemeente. Voor gemeentelijke monumenten geldt bijdrage bisdom 20%, provincie 10%. De gemeente dient dan 5 5 % bij te dragen om 8 5 % subsidie mogelijk te maken. ^'^ Subsidiepercentage voor religieuze gemeentelijke monumenten is gelijk aan subsidie voor religieuze rijksmonumenten.
25