Onderzoek naar factoren ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid van de 45-64 jarige werkzoekenden
Overname voor eigen gebruik is alleen toegestaan na toestemming van Oudstanding Groep B.V. © 2014 Oudstanding Groep B.V.
1
Datum: mei, 2014 Dit onderzoek is in opdracht van Oudstanding Loopbaanbegeleiding tot stand gekomen. Voor meer informatie over het onderzoek of Oudstanding email naar
[email protected] of tel. nr. 020 - 681 71 00 en www.oudstanding.nl
Vraagstelling en auteur onderzoek, drs. Marianne Smit.
De content van het theoretisch kader en gehanteerde modellen zijn door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Expertisegebied Health & Performance at Work, in de vragenlijst en het onderzoek geïntegreerd.
Over OudstandingOudstanding is sinds 1998 dé arbeidsintermediair en loopbaanspecialist voor mensen van 45 tot 75 jaar. Oudstanding werkt actief aan het vergroten van kansen van de ervaren generaties op de arbeidsmarkt. Daarmee leveren we voor nu en voor de toekomst een zinvolle bijdrage aan het economisch verkeer. Werkgevers die de kwaliteiten van de verschillende generaties weten te benutten kunnen optimaal inspelen op de demografische ontwikkelingen. Dit getuigt niet alleen van verstandig economisch handelen, maar het levert ook een waardevolle bijdrage aan het oplossen van de problemen van de toenemende vergrijzing en ontgroening. Door het doen van onderzoek, het stimuleren van nieuwe inzichten en het ontwikkelen van producten en kennis wil Oudstanding een continue bijdrage leveren aan de discussie rondom langer doorwerken en duurzame inzetbaarheid. We zijn ons bewust van onze missie en zoeken voortdurend naar organisaties die met ons de toekomstbestendige standaard in Nederland willen zetten.
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................. 4 1.1 Achtergrond ................................................................................................................. 4 1.2 Onderzoeksvragen....................................................................................................... 5 2. Theoretisch kader .............................................................................................................. 5 2.1 Modellen ...................................................................................................................... 5 2.2 Opzet ........................................................................................................................... 6 2.2.1 Algemene gezondheid ........................................................................................... 6 2.2.2 Fysieke vitaliteit ..................................................................................................... 6 2.2.3 Mentale vitaliteit ..................................................................................................... 7 2.2.4 Werk zoekgedrag en steun .................................................................................... 8 2.2.5 Duurzame inzetbaarheid........................................................................................ 9 3. Rapportage en onderzoekspopulatie ................................................................................. 9 4. Resultaten naar leeftijd .....................................................................................................11 4.1 Algemene gezondheid ................................................................................................11 4.2 Fysieke vitaliteit...........................................................................................................11 4.3 Mentale vitaliteit ..........................................................................................................14 4.4 Werk zoekgedrag en steun .........................................................................................15 4.5 Duurzame inzetbaarheid .............................................................................................20 5. Resultaten naar duur werkloosheid ..................................................................................25 5.1. Algemene gezondheid ...............................................................................................25 5.2. Fysieke vitaliteit..........................................................................................................25 5.3. Mentale vitaliteit .........................................................................................................25 5.4 Werk zoekgedrag en steun .........................................................................................26 5.5 Duurzame inzetbaarheid .............................................................................................29 6. Conclusies ........................................................................................................................31 7. Aanbevelingen..................................................................................................................34 8. Nawoord Patricia Heerkens……………………………………………………………………...35 Referenties……………………………………………………………………………………….....366
3
1. Inleiding In dit hoofdstuk volgt een korte beschrijving van de aanleiding tot het onderzoek en de onderzoeksvragen. 1.1 Achtergrond De werkloosheid onder ouderen in Nederland blijft een punt van aandacht en zorg. De afgelopen jaren is de werkloosheid onder 45-65 jarigen opgelopen. Het CBS stelde in 2012 dat er aanzienlijk meer werkzoekende 45plussers zijn dan in 2005, toen de werkloosheid ook hoog was. Ook blijkt dat als deze populatie eenmaal en bovendien langer werkzoekend is, zij zeer moeilijk weer aan het werk komt. Daarnaast worden er diverse initiatieven ontplooid om de arbeidsparticipatie van de 45+ generaties te bevorderen en daarmee de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden en de verzorgingsstaat betaalbaar te houden. Een uitdagende spagaat. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (december 2013) voor om de focus te verleggen van bescherming van de oudere werkzoekende naar activering en ondersteuning bij het vinden van een nieuwe baan. Tevens wordt aangehaald dat gerichte re-integratie en scholing effectiever zal zijn dan algemene re-integratie of scholing. Oudstanding is loopbaanbegeleider en arbeidsintermediair voor de ervaren werkzoekende. Dit onderzoek is ontwikkeld om meer inzicht te krijgen welke activering en ondersteuning kan bijdragen aan de arbeidsmobiliteit van haar werkzoekende 45-64 jarige populatie. Duurzame inzetbaarheid is als belangrijk thema in dit onderzoek opgenomen. Duurzame inzetbaarheid is de mate waarin, medewerkers gezond, gemotiveerd en productief willen en kunnen blijven werken binnen of buiten organisaties. De discussie rondom het inzetten van duurzame inzetbaarheid en vitaliteitsmanagement speelt zich vaak alleen nog af binnen de muren van organisaties en is gericht op de werkende populatie. Werkgevers kijken uit naar duurzaam inzetbare en vitale medewerkers. Aannemelijk is dan ook dat werkgevers bij nieuwe instroom eerder geneigd zullen zijn om personen aan te nemen die over een goede gezondheid beschikken, gemotiveerd en productief zijn. Aspecten die vaak (door negatieve beeldvorming) minder snel toegedicht worden aan ouderen. Het thema duurzame inzetbaarheid zou dan ook een belangrijke in te zetten factor kunnen zijn om de arbeidsparticipatie van de oudere werkzoekende populatie te bevorderen. Tevens blijkt uit divers onderzoek, dat het geen werk hebben negatieve (gezondheids-) effecten heeft op personen. Werkzoekenden blijken bijvoorbeeld meer gezondheidsklachten te ervaren dan werkende personen, meer financiële zorgen te hebben, minder tevreden te zijn met hun leven, meer frustratie of stress te ervaren en minder te sporten. Werkonzekerheid hangt volgens veel onderzoekers dan ook samen met een lage gezondheid, chronische ziekte en psychische problemen (Burchell, 199; Ferrie e.a., 2002; Mauno en Kinunnen, 2002). Zoals aangestipt, blijkt dat als ouderen eenmaal werkzoekend zijn, de kans op langdurige werkloosheid groot is. Bovengenoemde factoren zouden aanleiding kunnen zijn voor het ontstaan van een vicieuze cirkel. Tevens worden in het onderzoek ‘Gezondheidsbeleving van werklozen: Wat is bekend en wat zijn witte vlekken?’ (Erasmus MC, Astri, 2011), een aantal belangrijke witte vlekken benoemd aangaande de kennis over determinanten van gezondheidsbeleving en effectieve interventies voor werklozen. Hierin wordt onder andere aangegeven dat er in de literatuur nog weinig beschrijving is over potentieel werkzame elementen in interventies op basis van praktijkervaringen. Er wordt aangegeven dat er meer inzicht nodig is in de specifieke rol van ‘gebrek aan sociale steun’, ‘gebrek aan grip op eigen leven’ en ‘empowerment’ in gezondheidsverbetering en snellere werkhervatting. Met dit onderzoek beoogt Oudstanding dan ook te inventariseren welke middelen kunnen bijdragen aan effectievere interventies voor de 45-64 jarige werkzoekende.
4
1.2 Onderzoeksvragen Om meer inzicht te krijgen in welke gerichte middelen kunnen bijdragen aan een verbeterde activering en ondersteuning van de werkzoekende 45plusser zijn de onderstaande onderzoeksvragen geformuleerd in dit onderzoek. Hoofdvraag:
Zijn er factoren die kunnen bijdragen om de duurzame inzetbaarheid en arbeidsmobiliteit van de 45-64 jarige werkzoekende te bevorderen?
Analytische deelvraag:
Wat zegt leeftijd over de fysieke & mentale vitaliteit, werk zoekgedrag en ervaren steun uit de omgeving van de 45-64 jarige werkzoekende? Wat zegt duur van werkloosheid over de fysieke & mentale vitaliteit, werk zoekgedrag en ervaren steun vanuit de omgeving van de 45-64 jarige werkzoekende? Waar liggen volgens de werkzoekende populatie de kansen om de arbeidsmobiliteit en duurzame inzetbaarheid van de 45-64 jarige werkzoekende te bevorderen?
2. Theoretisch kader In dit hoofdstuk zal op basis van gehanteerde modellen en literatuur, de opzet van het onderzoek worden toegelicht en in een theoretisch kader worden geplaatst. 2.1 Modellen Onderstaande modellen zijn door de HAN Hogeschool geïntegreerd in de opzet van de vragenlijst. Het model van Lalonde In Nederland wordt het model van Lalonde het meest gebruikt, als we het over gezondheid in het algemeen hebben. Het model onderscheidt hierbij proximale en distale determinanten van gezondheid. De proximale determinanten worden onder andere ingedeeld in persoonsgebonden factoren, leefstijl factoren en omgevingskenmerken. De distale factoren zijn structurele factoren, die bestaan uit demografische kenmerken, sociaaleconomische kenmerken en maatschappelijke-culturele kenmerken. Deze elementen samen bepalen de mate van gezondheid van een individu en kan dus ook inzicht geven in de (arbeids-) gezondheid van werkzoekenden in de leeftijdscategorie 45-64 jaar. Health and Performance Model Het Health and Performance Model, dat ontwikkeld is door experts binnen de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen is een model dat gericht is op het systematisch managen van bedrijfsactiviteiten met het doel, de (arbeids-)gezondheid van zowel individu en organisatie te bevorderen. Wanneer men volgens het HP-model werkt, is gezondheid een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering in een organisatie. Wanneer men investeert in het HPmodel kan dit voordelen opleveren zoals minder verzuim, meer voldoening, verhoging van de arbeidsproductiviteit, tevredenheid, betere prestaties, minder verloop, beter imago en sfeer. Werkzoekenden zijn echter geen personen die op dit moment werkzaam zijn binnen een organisatie. Toch heeft dit model ook een relatie met de werkzoekende doelgroep. Gezondheid en dan vooral (arbeids-)gezondheid is afhankelijk van zowel persoonlijke als omgevingsdeterminanten. Door deze determinanten te onderzoeken kunnen we iets zeggen over de (arbeids-)gezondheid van de werkzoekende populatie. Door te bekijken hoe het met deze (arbeids-)gezondheid is, kan er mogelijk een uitspraak worden gedaan in hoeverre een werkzoekende gezond genoeg is om werk te hervatten. Vervolgens is (arbeids-)gezondheid 5
een toekomstvoorspeller betreffende de prestaties van een individu. Deze uitkomsten zijn van groot belang voor organisaties en zeggen iets over de persoon die zij aannemen. Voor dit onderzoek werd ook gebruik gemaakt van het Health and Performance Model, om zo de (arbeids-)gezondheid van werkzoekenden in kaart te brengen. ASE model Daarnaast is ook het ASE Model (1975), een model dat gebruikt wordt voor het verklaren van gedrag, gehanteerd. Het wordt daarom ook wel het ASE-determinantenmodel genoemd. Dit model is in dit onderzoek geïntegreerd. Volgens dit model zijn er verschillende stadia, die mensen doorlopen voordat er sprake is van zichtbaar gedrag. Er worden drie factoren onderscheiden namelijk attitude (de houding van de persoon jegens gedrag), sociale invloed (de invloed die anderen op de persoon hebben) en de eigen effectiviteit ( het vertrouwen van de persoon in het eigen kunnen met betrekking tot gedrag). 2.2 Opzet Volgens het inzicht van de Nationale Denktank, zouden we naar gezondheid als veerkracht moeten kijken. Dat wil zeggen het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren bij de fysieke, mentale en sociale uitdagingen van het leven. In het onderzoek zijn diverse aspecten in kaart gebracht rondom deze definitie om antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen. Duurzame inzetbaarheid is als kapstok gehanteerd waarbij met name de focus is gelegd op gezondheid en motivatie determinanten. In onderstaande paragrafen wordt uiteengezet welke onderwerpen en determinanten zijn gehanteerd. 2.2.1 Algemene gezondheid In dit onderzoek wordt de eigen ervaren individuele gezondheid van de werkzoekende in kaart gebracht. Zo wordt nader gekeken naar het al dan niet gehinderd zijn door chronische ziekte, aandoeningen en/of handicaps en in hoeverre men zich in staat voelt om te werken. 2.2.2 Fysieke vitaliteit Naast vragen over de algemene eigen ervaren gezondheid, wordt de fysieke vitaliteit in dit onderzoek aan de hand van de zogenoemde BRAVO-factoren in kaart gebracht: bewegen, roken, alcohol, voeding en ontspanning. Onderzoek van Bredt en Lindeboom (2009) suggereert, dat als individuen een gezonde leefstijl hebben, zij zowel fysiek als mentaal gezonder zijn en een beter werkvermogen hebben. Dit komt omdat zij fitter zijn, minder snel moe worden, zich gemakkelijk kunnen concentreren waardoor de prestaties hoger zijn. Dit onderzoek wees ook uit, dat een slechte leefstijl zoals roken, overmatig alcohol, weinig bewegen leidt tot een slechtere gezondheid. Leefstijl factoren bepalen de werkprestaties van individuen maar ook hun kansen op de arbeidsmarkt (Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). Onderstaand zullen de BRAVO-factoren worden toegelicht: Bewegen In 1998 hebben experts de Nederlandse Norm, Gezond Bewegen opgezet. De norm is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid. Kijkend naar de leeftijd van de onderzochte populatie, voldoet men aan de norm als minimaal 5 dagen per week minstens 30 minuten matig intensief wordt bewogen. In 2011 voldeed ongeveer 58% van de Nederlandse bevolking aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Ook blijkt dat ouderen vaker voldoen aan de Nederlandse Norm bewegen dan Jongeren (CBS Statline, 2012). Naast voldoende beweging is het ook van belang om fit te zijn en te blijven. De zogenaamde Fitnorm is gebaseerd op minimaal drie keer per week minstens twintig minuten aan een stuk door zware intensieve lichaamsbeweging verrichten. Te denken valt dan aan sporten zoals hardlopen, zwemmen, voetballen of fietsen. Regelmatig sporten is belangrijk voor de conditie van hart en bloedvaten en longen (Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). Bewegen is nodig om een goede conditie van het hartvaatstelsel te behouden. Daarnaast heeft bewegen ook een positief effect op de mentale gezondheid, het zorgt voor een positief zelfbeeld en 6
vermindert de gevoelens van angst of depressie (De Wit et al., Hassmén, Koivula, & Uutela, 2000). 53% van de Nederlandse bevolking voldeed aan de Fitnorm (CBS Statline, 2012). De deelname aan sport neemt op hogere leeftijd vaak af. Ouderen doen het hier het slechtst. Gezien de vergrijzing zou een grote gezondheidswinst te behalen zijn bij de fitheid van ouderen. Roken Roken is van alle BRAVO-factoren het meest schadelijk voor de gezondheid en een belangrijke oorzaak van vroegtijdig overlijden. Daarnaast verhoogt roken het risico op kanker en longziekten (NKV,2012). Daarnaast blijkt uit onderzoek dat laagopgeleiden (32%) meer roken dan hoogopgeleiden(20%). Roken hangt significant samen met een hoger verzuimpercentage en kan leiden tot arbeidsongeschiktheid en lagere werkprestaties ((Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). In 2012 rookte ruim 26% van alle Nederlanders. Opvallend is dat de oudere generatie de meeste ex-rokers kent (Stivoro, 2013). Alcohol Alcohol heeft bijna op alle organen in het menselijk lichaam een negatief effect. Het risico op gezondheidsschade hangt af van de hoeveelheid alcohol die gedronken wordt en de mate waarin gedronken wordt. Algemeen is bepaald, dat hoe hoger de totale consumptie van alcohol is, hoe groter het risico op gezondheidsschade mogelijk is (Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). Op de lange termijn kan een teveel aan alcohol leiden tot psychische en fysieke klachten zoals hart- en vaatziekten, zenuw- en hersenschade, diabetes, leverkanker en overgewicht (RIVM, 2008). De psychische klachten zijn te onderscheiden in angst, slaapstoornissen, depressie en afhankelijkheid van alcohol (Anderson & Baumberg, 2006). De gehanteerde norm voor alcoholgebruik per dag, is twee standaard glazen voor vrouwen en drie standaardglazen voor mannen (CBS, 2012). Voeding Ook voeding speelt een belangrijke rol bij de gezondheid en vitaliteit. Onderzoek toont aan dat er een duidelijk verband is tussen voedingsgewoonten en de kans op kanker en hart- en vaatziekten. Het voedingscentrum (2006) gaf aan, dat een gevarieerd eetpatroon met weinig verzadigde vetten, veel groenten en vruchten als gezond wordt bezien. Het totale gezondheidsverlies door ongezonde voeding komt overeen met het gezondheidsverlies van rokers (Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). Volgens het voedingscentrum dienen mensen in de categorie 45-65 jaar dagelijks ten minste 200gram groente, 200gram fruit te eten en te ontbijten. Ontspanning Om een goede gezondheid te bewerkstelligen is goede ontspanning een voorwaarde. Hoe mensen ontspanning ervaren, verschilt. Veelal heeft dit te maken met iemands opvoeding en iemands fysieke en sociale omgeving. Individuen die zich ontspannen, werken vaak onbewust aan hun eigen herstel. Waar het om gaat is, dat het actuele spanningsniveau wordt afgebakend. Daarnaast gaat het ook, om het opbouwen van nieuwe energie. Het gaat dus om het verminderen van het hoogspanningsniveau in het dagelijks leven (Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). Een belangrijke factor die bijdraagt tot gezondheid is de slaapkwaliteit van een individu. Het gaat dan om de hoeveelheid uren die een individu per etmaal aaneengesloten slaapt. Slapen is een belangrijke pijler voor ontspanning en herstel, dus ook voor gezondheid. Volgens psychiater Thomas Wehr heeft een volwassen persoon behoefte aan minimaal acht uur slaap per nacht. In dit onderzoek zal slaap als factor voor ontspanning inzichtelijk worden gemaakt. 2.2.3 Mentale vitaliteit Hier gaat het om de geestelijke gezondheid. Dat men op een juiste manier weet om te gaan met stress en spanningen. Dat een individu in staat is zijn verstand en bewustzijn op een juiste manier te gebruiken. Een goede mentale gezondheid betekent, geen depressieve klachten of angststoornissen (Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). Uit onderzoek, blijkt dat 7
belangrijke determinanten van de mentale gezondheid, herstelvermogen, zingeving, coping en depressiviteit zijn. Deze zullen hieronder worden toegelicht en zijn in het onderzoek nader bekeken. Herstelvermogen Herstelvermogen is een belangrijke pijler voor gezondheid. Een slecht herstel is een belangrijke factor voor het ontstaan van gezondheidsproblemen. Indien individuen niet goed kunnen ontspannen wordt het risico op gezondheidsproblemen groter. Zo is de kans op psychische problemen groter en kan het voor iemand die werkend is, leiden tot overspannenheid en een burn-out (Kuiper, Heerkens, Balm, Bieleman, Nauta,2011). Zingeving Zingeving is voor ieder persoon anders. Sommige gebeurtenissen in het leven worden gekenmerkt tot zin of onzin. Zingeving bepaalt, daarom voor een individu zijn eigen denken en gedachten en visie op het leven. Het kan zijn dat men door een gebeurtenis wordt gedwongen zich te heroriënteren op het leven en de taak die men daarin wil vervullen. Deze levenstaken, zin van het leven is voor ieder mens verschillend. Een concrete definitie is daarom van dit begrip ook niet te geven omdat vragen, over de zin van het leven gewoonweg niet beantwoord kunnen worden met algemene beweringen (www.hgu.nl). Coping Coping is de manier waarop iemand gedragsmatig, cognitief en emotioneel reageert op omstandigheden die aanpassing vereisen (Aldwin & Brustrom, 1997; Lazarus, 1999). Coping beschrijft wat een individu doet om stressvolle situaties of emoties het hoofd te bieden, te verminderen of te minimaliseren. Vooral persoonskenmerken en sociale steun beïnvloeden hoe iemand omgaat met stress. Zo zijn persoonskenmerken verschillend en reageert de één heftiger in situaties dan de ander. Van sociale steun is bekend dat het stressoren kan neutraliseren. Wanneer iemand meer sociale steun ontvangt, zullen problemen ook op een planmatige en oplossingsgerichte manier worden aangepakt. Als mensen geen sociale steun ontvangen zal dit leiden tot passieve manieren om stress te hanteren (Hofstee, Bredt, van der Meulen, 2011). Depressie Dit is een gevoel van neerslachtigheid en somberheid. Soms hebben individuen hier last van na een tegenslag, maar gaat dit vaak vanzelf weer over. Bij sommige mensen blijven deze gevoelens echter aanhouden. Vaak mist men de energie om iets te ondernemen en heeft men last van zwaarmoedige stemmingen. Enkele verschijnselen van depressie zijn somberheid, lusteloos, prikkelbaar, gebrek aan interesse en plezier, wanhoop, angst, vermoeidheid (Schene et al., 2005; Verheul et al., 2005). 2.2.4 Werk zoekgedrag en steun Werkloosheid en de (sociale) druk die dat met zich meebrengt om weer aan het werk komen kan een sociale uitdaging zijn. Een belangrijke voorwaarde om de werkloosheidssituatie te kunnen veranderen is dat een werkzoekende de situatie ook echt zelf wil veranderen. Als een werkzoekende niet wil werken, is de kans klein dat de werkzoekende intensief naar werk zal zoeken. Het gevolg is dan ook, dat hij/zij minder snel werk zal vinden en het langer duurt voordat hij/zij kan terugkeren naar de arbeidsmarkt aangezien werkhervatting nooit plaatsvindt zonder zoekactiviteiten (klein Hesselink & Smulders, 2005; Rodriguez, 1997). Het Job Search Behaviour Scale van Blau (1994), is als kader gehanteerd om aspecten van werk zoekgedrag in kaart te brengen. Blau (1993) heeft het over voorbereidend- en actief zoekgedrag. Bij voorbereidend zoekgedrag gaat het dan om bijvoorbeeld sollicitatietrainingen en beroepskeuze advies. Tot actief zoekgedrag horen activiteiten die het doel hebben een nieuwe baan te vinden/lokaliseren. Het gaat dan om het lezen van personeelsadvertenties, bezoeken van uitzendbureaus maar ook om het inwinnen van informatie over een nieuwe baan. In het onderzoek zullen deze determinanten nader worden bekeken waarbij naar self-efficacy is gekeken. Dit betekent de mate waarin men zelf 8
overtuigd is en in staat is gewenst gedrag te vertonen; het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om met succes invloed uit te oefenen op de omgeving. In het verlengde hiervan wordt de steun (instrumenteel en emotioneel) die men ervaart vanuit de omgeving nader geïnventariseerd. Dit heeft te maken met de steun die men ontvangt uit de omgeving zoals familie, vrienden en collega’s. Volgens de literatuur is het zo, dat mensen die een groot netwerk hebben (meer sociale steun of emotionele steun ontvangen) beter bestand zijn tegen stress, depressie en psychosomatische klachten. Hoe groter de sociale steun en cohesie hoe positiever het effect op gezondheid is. Daarnaast blijkt, dat het hebben van sociale steun van essentieel belang is om sneller terug te keren tot de arbeidsmarkt ( Zwinkels WS, Besseling JJM, 2003). 2.2.5 Duurzame inzetbaarheid In het onderzoek zijn vragen opgenomen, die de behoeften en mening van de doelgroep in kaart brengen die kunnen bijdragen tot het sneller terugkeren naar de arbeidsmarkt. Om reintegratie inspanningen en de arbeidsmobiliteit van de ervaren generaties structureel te optimaliseren, zijn vragen gesteld die meer inzicht geven in elementen die eraan kunnen bijdragen om de duurzame inzetbaarheid van de werkzoekende oudere populatie te bevorderen.
3. Rapportage en onderzoekspopulatie Gegevens zijn geanalyseerd op significantie (student t-toets, chi kwadraat toets), waarbij een betrouwbaarheidsnorm van 95% is gehanteerd. In de rapportage wordt wanneer er sprake is van 95% betrouwbaarheid, apart melding gemaakt van significante verschillen die optreden in de resultaten. Dat wil zeggen de verschillen die niet op toeval berusten. Er is rekening gehouden met het feit dat enkele vragen ook sociaal wenselijk kunnen zijn beantwoord. In de rapportage zijn de verschillen geanalyseerd naar leeftijd en de duur dat men werkzoekend is. Ten aanzien van leeftijd, wordt de 45-54 jarige werkzoekende populatie (hierna ook te noemen ‘jongere’ werkzoekende) vergeleken met de 55-64 jarige populatie (hierna te noemen ‘oudere’ werkzoekende). Ten aanzien van de duur dat men werkzoekend is, wordt de populatie die minder dan 2 jaar werkzoekend is, vergeleken met de populatie die langer dan 2 jaar werkzoekend is. De onderzoekspopulatie in dit onderzoek zijn de werkzoekenden in de leeftijdscategorie 4564 jaar uit het kandidatenbestand van Oudstanding. De kandidaten zijn geselecteerd op leeftijd en het feit dat zij werkzoekend zijn. In dit onderzoek waren 1329 respondenten (N=1329).Volgens de steekproefcalculator is een respons van 635 personen noodzakelijk om 99% betrouwbaarheid te garanderen. De volgende algemene gegevens kunnen worden vermeld over de onderzoekspopulatie. In totaal zijn er (N=1329) respondenten, bestaande uit 758 mannen (57%) en 570 vrouwen (43%). Het aantal personen in leeftijdscategorieën varieerde:45-49 jaar (5%), 50-54 jaar (19%), 5559 jaar (39%), 60-64 jaar (38%). Wanneer gekeken wordt naar de duur, dat iemand werkzoekend is, blijkt 62% van de respondenten korter dan 2 jaar werkzoekend en 38% van de respondenten langer dan 2 jaar werkzoekend te zijn. Het opleidingsniveau varieerde van ‘geen opleiding afgemaakt’ tot ‘wetenschappelijk onderwijs’: geen opleiding gevolgd (0.7%), basis onderwijs (2%), voorbereidend onderwijs (5%), MAVO (13%), HAVO/VWO (12%), MBO (29%), HBO (30%), WO (9%). 9
Het merendeel van de respondenten is getrouwd of samenwonend zonder thuiswonenden kinderen (39%). Bijna een vijfde van hen heeft wel thuiswonende kinderen (19%). Ruim een kwart (28%) van de respondenten woont alleenstaand. Kijkend naar de tijd dat iemand werkzaam is geweest bij zijn laatste werkgever geeft 43% van de respondenten tussen de 0-10 jaar aan, 20% geeft aan tussen de 10-20 jaar en 25% geeft aan langer dan 20 jaar werkzaam te zijn geweest bij zijn laatste werkgever. Onderstaande figuur geeft weer, per leeftijdscategorie hoe lang men werkzoekend is. Figuur 1. Leeftijd en duur werkzoekend
41%
Tussen de 55-64 jaar
59%
Langer dan 2 jaar werkzoekend
31%
Tussen de 45-54 jaar
69% 0%
20%
40%
60%
Minder dan 2 jaar werkzoekend
80%
In de rapportage worden de geanalyseerde data uiteen gezet. Aanvullende tabellen kunnen worden opgevraagd en per appendix worden toegestuurd.
10
4. Resultaten naar leeftijd In dit hoofdstuk worden de meest opvallende significante verschillen besproken, die optreden tussen de bevraagde 45-54 jarige populatie ten opzichte van de 55-64 jarige populatie. 4.1 Algemene gezondheid Het merendeel van de onderzochte populatie, ervaart in het algemeen de gezondheid nu men werkzoekend is als ‘goed tot zeer goed’. Het betreft de eigen ervaren gezondheid. Daarbij, ervaart de 55-64 jarige populatie hun gezondheid in het algemeen significant positiever dan de 45-54 jarige populatie: 22% ‘zeer goed’ vs. 16% Langdurige ziekten, aandoeningen en/of handicaps Het merendeel van de totale populatie heeft geen langdurige ziekten. De 55-64 jarige populatie heeft niet significant vaker ziekten, aandoeningen en/of handicaps, ten opzichte van de 45-55 jarige populatie. Langdurige problemen met armen, handen, benen, voeten, rug en nek komen het meeste voor. Langdurige psychische problemen komt het meeste voor onder de 45-55 jarigen, 22% ten opzichte van 9% onder de 55-64 jarigen. Figuur 2. Heeft u één of meerdere langdurige ziekten, aandoeningen en/of handicaps?
65%
Nee
66% 45-54 jaar 55-64 jaar
35%
Ja
34%
0%
20%
40%
60%
80%
Lichamelijke en emotionele gezondheid De populatie tussen de 45-54 jaar, voelt zich significant vaker door zijn lichamelijke gezondheid gehinderd bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten dan de oudere populatie tussen de 55-64 jaar. Zo geeft 39% van de 45-54 jarigen aan, zich nooit gehinderd te voelen ten opzichte van 48% van de 55-64 jarigen. Wanneer wordt gevraagd naar de hinder door emotionele problemen bij het verrichten van dagelijkse activiteiten doet zich hetzelfde patroon voor, maar dan nog sterker. Zo geeft 43% van de 45-54 jarigen aan, zich nooit gehinderd te voelen als gevolg van emotionele problemen ten opzichte van 55% van de 5564 jarigen. Deze verschillen zijn significant. Hoewel men aangeeft, zich wel gehinderd te kunnen voelen bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, voelen beide leeftijdsgroepen zich over het algemeen fysiek en mentaal wel in staat om te werken. ’Mee eens’, fysiek in staat 67% van de 45-54 jarigen vs. 67% van de 5564 jarigen. ‘Mee eens’, mentaal in staat 65% van de 45-54 jarigen vs. 68% van de 55-64 jarigen.
4.2 Fysieke vitaliteit Aan de hand van de zogenaamde BRAVO-thema’s: Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding en Ontspanning, kan de leefstijl van mensen in kaart worden gebracht. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de populatie op deze vijf criteria scoort nu men werkzoekend is. 11
Bewegen Het merendeel van de totale populatie 67%, geeft aan, minimaal vijf dagen per week ten minste 30 minuten per dag in de vrije tijd te bewegen (Nederlandse bewegingsnorm). De meeste respondenten, 61% geven aan minimaal drie dagen 20 minuten intensief te sporten of te bewegen (Fitnorm). Men scoort wel een stuk lager op de vraag, hoe vaak men inspannende sporten of zware lichamelijke activiteiten beoefent per week, die lang genoeg duren om daar echt bezweet van te raken, (0 t/m 1 dag), 52% van de totale populatie. Roken Onder de 45-54 jarige populatie blijken meer rokers dan onder de 55-64 jarige populatie, maar de laatste groep bevat wel meer mensen die vroeger hebben gerookt. 44% van de 4554 jarige populatie heeft nog nooit gerookt, wat significant verschilt met 32% van de 55-64 jarigen. Dit komt overeen met ander onderzoek, dat de oudere populatie de meeste exrokers kent. Figuur 3. Rookt u?
Nee, maar ik heb vroeger wel gerookt
Nee, ik heb nooit gerookt
Ja
29% 49% 44% 32%
45-54 jaar 55-64 jaar
27% 20% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Alcohol Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu geeft aan dat senioren (vanwege meer vrije tijd en het meer geld omhanden hebben) en mensen met depressieve en stemmingsstoornissen een belangrijke risicogroep vormen ten aanzien van overmatig alcohol gebruik. Naarmate men ouder wordt, wordt tevens vermindering in alcohol gebruik geadviseerd. In het onderzoek antwoordt 35% van de 45-54 jarige populatie nooit alcohol te nuttigen ten opzichte van 25% van de 55-64 jarige populatie. De oudere werkzoekende blijkt significant vaker alcohol per week te drinken; 6 tot 7 dagen per week, 7% 45-54 jarigen vs. 15% 55-64 jarigen.
12
Figuur 4. Hoe vaak per week drinkt u alcoholische drank?
7%
6-7 dagen per week
15%
7% 9%
5 keer per week
27% 28%
2-4 keer per week
45-54 jaar 55-64 jaar
24% 24%
1 keer per week Nooit
25% 0%
10%
20%
30%
35% 40%
Voeding Op de vragen hoe vaak men per week ontbijt en hoeveel groente en fruit men eet, scoort de 55-64 jarige populatie hoger. Met betrekking op het dagelijks ontbijten en het aantal stuks fruit dat men eet, is dit verschil ook significant. Tabel A. Vraag Ik ontbijt 7 dagen per week Ik eet 7 dagen per week ten minste 200gr groenten Ik eet (drink) 7 dagen per week ten minste 2 stuks fruit
45-54 jaar 78% 39%
55-64 jaar 86% 41%
29%
35%
Ontspanning Ontspanning is gemeten in termen van ‘slaap ervaren’. Ontspanning in de zin van rust of ontspanning vinden in het doen van activiteiten, wordt in dit deel buiten beschouwing gelaten. In de paragraaf ten aanzien van mentale vitaliteit, zal het aspect herstelbehoefte nader worden belicht. 81% van de totale populatie geeft aan voldoende slaap te ervaren. De 55-64 jarigen geven significant vaker aan dat zij voldoende slapen (82% vs. 77%).
13
Figuur 5. Vindt u dat u voldoende slaapt?
77%
Ja
82% 45-54 jaar 55-64 jaar
23%
Nee
18%
0%
50%
100%
4.3 Mentale vitaliteit Deze paragraaf brengt de significante verschillen in de mentale vitaliteit tussen de twee werkzoekende leeftijdsgroepen in beeld. Hierbij wordt herstelvermogen, zingeving, depressiviteit en coping nader belicht. Herstelbehoefte Op een Likkert schaal van nooit tot altijd, is gevraagd hoe moeilijk het is voor de werkzoekende populatie om te ontspannen aan het einde van de dag. De 45-55 jarige populatie hebben meer moeite met ontspannen aan het einde van een dag, zijn vaker echt op, of komen vaker door vermoeidheid niet meer toe aan andere bezigheden. Alleen ten aanzien van het, moeilijk kunnen ontspannen aan het einde van de dag, is dit verschil significant. 63% van de 55-64 jarigen geeft aan, dit nooit tot zelden moeilijk te vinden ten opzichte van 52% van de 45-54 jarigen. Zingeving Naarmate de leeftijd oploopt blijken de activiteiten significant vaker aan te sluiten bij de persoonlijke doelen en waarden die men nastreeft. Ook ervaart de 55-64 jarige werkzoekende zijn leven significant vaker als zinvol (67% vs. 54%). Figuur 6. Ervaart u uw leven als zinvol?
54%
Vaak-zeer vaak-altijd
67%
38%
Af en toe - regelmatig
45-54 jaar
28%
55-64 jaar
9% 4%
Nooit - zelden
0%
20%
40%
60%
80%
14
Stemming en energie Klachten met betrekking tot stemming en energie blijken zich onder de 55-64 jarige populatie minder vaak voor te doen dan onder de 45-55 jarige populatie. De oudere leeftijdsgroep heeft minder last van somberheidsklachten en een gebrek aan energie. De meeste verschillen zijn significant ten aanzien van, een onrustige gestoorde slaap, je neerslachtig en somber voelen, je minder voelen dan anderen, moeilijk op gang kunnen komen, je gespannen voelen, je nutteloos voelen, nergens meer belangstelling in hebben, piekeren, snel geïrriteerd zijn, een gebrek aan energie hebben en je s ’morgens niet fris en uitgerust voelen. Men kon aangeven in de vragenlijst in welke mate men deze klachten ervaart op een schaal van nooit tot zeer vaak. In onderstaande figuur is terug te lezen hoeveel mensen deze klachten vaak ervaren. Figuur 7. Het vaak ervaren van stemming en energie klachten.
s'Morgens niet fris en uitgerust voelen
11%
8%
Een gebrek aan energie hebben
16%
10%
Snel geirriteerd zijn
11%
6%
Piekeren
21%
14%
Nergens meer belangstelling in hebben
5%
9%
Je nutteloos voelen
15%
11%
Je gespannen voelen
10%
Moeilijk op gang kunnen komen
10%
45-54 jaar 55-64 jaar
14% 18%
11% 10%
Je minder voelen dan anderen Je neerslachtig of somber voelen
9%
Onrustige/verstoorde slaap ervaren
12% 11%
0%
5%
10%
15%
16% 20%
25%
Coping Bij de vragen die inzicht geven in wat de populatie doet om stressvolle situaties of emoties het hoofd te bieden, worden geen significante verschillen geconstateerd. Rond de driekwart geeft aan zich nooit/zelden/af en toe zich bij de gang van zaken neer te leggen. Met een zeer grote meerderheid gaat men nauwelijks moeilijke situaties uit de weg. Regelmatig tot vaak grijpt men direct in als er moeilijkheden zijn, men bedenkt verschillende mogelijkheden om een probleem op te lossen en men zet de zaken eerst op een rij. De populatie laat zich niet snel uit het veld slaan, maar gaat wel op een afwegende manier met stressvolle situaties om.
4.4 Werk zoekgedrag en steun In deze paragraaf worden significante verschillen in het werk zoekgedrag en de ervaren steun uit de omgeving tussen de twee werkzoekende leeftijdsgroepen besproken.
15
UWV richtlijn voor solliciteren De jongere werkzoekenden solliciteren significant vaker dan de oudere werkzoekenden (32% solliciteert minstens 8 keer per 4 weken tegenover 20% van de oudere werkzoekenden en 15% meer dan 12 keer per 4 weken vs. 10%). 69% van de 45-54 jarigen solliciteert vaker dan de minimum 1-4 sollicitatie UWV norm ten opzichte van 52% onder de 55-64 jarigen. Figuur 8. Hoe vaak solliciteert u gemiddeld per 4 weken nu u werkzoekend bent?
15% 10%
meer dan 12 keer 8-12 keer
10%
17% 45-54 jaar
4-8 keer
37% 32%
1-4 keer
31% 0%
55-64 jaar
48%
10% 20% 30% 40% 50% 60%
Voorbereidend werk zoekgedrag Hieronder wordt het voorbereidend werk zoekgedrag gedurende de gehele periode dat men werkzoekend is beschreven. Van beide populaties blijkt een meerderheid geen omscholingsactiviteiten/training, loopbaan/reintegratiebegeleiding, sollicitatie- of netwerktrainingen te hebben gevolgd. Wel heeft men een CV klaar liggen en velen hebben een Linkedin profiel. De jongere werkzoekenden hebben significant vaker een Linkedin profiel en/of een Twitter account. Tabel B. Voorbereidend werk zoekgedrag Heeft een CV klaar liggen Heeft een Linkedin profiel Heeft sollicitatietrainingen gevolgd Heeft (om) scholingsactiviteiten/training gevolgd Heeft netwerktraining gevolgd Heeft loopbaan/reintegratiebegeleiding gehad Heeft een Twitter account
45-54 jaar
55-64 jaar
99% 73% 46% 43%
98% 63% 46% 42%
35% 37% 34%
39% 35% 26%
Actief werk zoekgedrag De 45-54 jarige populatie blijkt significant meer actief werk zoekgedrag te ondernemen dan de 55-64 jarige populatie. Zo blijkt de jongere populatie significant vaker in de krant of internet te hebben gekeken naar advertenties of naar aanleiding van vacatures sollicitatiebrieven te hebben verstuurd naar mogelijke werkgevers of heeft men contact opgenomen met een uitzendbureau en/of arbeidsbureau/intermediair. Het privé netwerk wordt wel vaker dan het zakelijk netwerk ingezet bij het zoeken van een baan. Bij de vraag hoe vaak men op sollicitatiegesprek is geweest bij potentiele werkgevers ten tijde dat men werkzoekend is, blijkt de 45-54 jarige doelgroep vaker op gesprek te gaan ten 16
opzichte van de oudere doelgroep. Dit lijkt in lijn met de significant hogere sollicitatiefrequentie. Op de vraag of men in de periode dat men werkzoekend is op sollicitatiegesprek is geweest, antwoordt 53% van de 55-64 jarigen met (bijna) nooit en 42% onder de 45-54 jarigen. Zie onderstaande figuur. Figuur 9. Heeft u sollicitatiegesprekken gevoerd met mogelijke werkgevers?
1% 1%
Zeer vaak
13%
Vaak
7% 45-54 jaar 45% 39%
Soms
55-64 jaar
42%
(bijna) Nooit
53% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Interne & externe factoren Factoren die het werk zoekgedrag mede kunnen bepalen, worden hieronder verder uiteengezet. Waar, hoe, wie Op de vraag of men helder voor ogen heeft waar (bedrijf, instelling) men de komende maand gaat proberen werk te zoeken, blijkt dat beide groepen hier vaak niet een helder beeld bij hebben. Op de vraag hoe (verrichten open sollicitaties, rechtstreeks contact, via advertenties op internet/krant) men de komende maand gaat proberen werk te zoeken, heeft de populatie dat wat beter op het netvlies staan. Op de vraag of men weet aan wie men de komende maand hulp moet vragen om aan een baan te komen, valt het op dat men dit vaak niet voldoende helder voor ogen heeft. Wanneer naar de verschillen tussen beide groepen wordt gekeken, dan blijken de jongere werkzoekenden op alle facetten het significant beter voor ogen te hebben. Tabel C. Vraag
Schaal Zeer mee eens/eens
45-54 jaar 40%
55-64 jaar 32%
Mij staat helder voor ogen waar ik de komende maand werk ga zoeken Mij staat helder voor ogen hoe ik de komende maand werk ga zoeken Ik weet aan wie ik de komende maand hulp zal vragen om aan werk te komen
Zeer mee eens/eens
56%
46%
Zeer mee eens/eens
25%
23%
Motivatie Een zeer ruime meerderheid van de werkzoekenden blijkt (zeer) gemotiveerd om de komende maand werk te zoeken. De 45-54 jarige populatie is echter significant gemotiveerder. Deze significante verschillen tussen beide populaties lijken ook overeen te komen met het eerder benoemde beeld wat zich voltrekt met betrekking tot de (in) activiteit 17
rondom solliciteren (ten aanzien van genoemde UWV norm en het eerder benoemde actief werk zoekgedrag) en het verschil wat optreedt naar leeftijd. Figuur 10. Ik ben zeer gemotiveerd om de komende maand werk te zoeken.
70% 59%
Zeer mee eens-eens
22% 26%
Voldoende mee eens Zeer mee oneensoneens
45-54 jaar 55-64 jaar
8,00% 15% 0%
20%
40%
60%
80%
Belemmeringen Activiteiten zoals mantelzorg, vrijwilligerswerk, het volgen van een opleiding, het opzetten van een onderneming met als doel om werk te vinden worden niet vaak als belemmering ervaren door de werkzoekende populatie. Evenmin zouden bijvoorbeeld lichamelijke en psychische gezondheidsproblemen het zoeken naar betaald werk niet in de weg staan of is niet van toepassing. De financiële situatie en leeftijd worden echter wel vaak als belemmering ervaren, waarbij er significante verschillen zijn tussen de twee leeftijdsgroepen. Financiële situatie: Ruim een vijfde (22%) van de 45-54 jarige populatie geeft aan, dat financiële belemmeringen niet van toepassing zijn op het zoeken naar een betaalde baan ten opzichte van bijna een derde (31%) van de 55-64 jarige populatie. De jongere populatie ervaart meer belemmering. Leeftijd: Voor beide doelgroepen is leeftijd een aanzienlijke belemmering bij het zoeken naar een betaalde baan. Naarmate de leeftijd van de werkzoekende populatie toeneemt, ondervindt men hier meer belemmering van. Ruim twee derde ervaart leeftijd als tamelijk tot zeer belemmerend. De oudere populatie vindt leeftijd significant vaker zeer belemmerend (34% vs. 27%). Daarbij moet worden opgemerkt dat er ook een hele kleine groep is die leeftijd als helemaal niet belemmerend ervaart. Zie onderstaande figuur.
18
Figuur 11. Ondervindt u, uw leeftijd als belemmering bij het zoeken naar een betaalde baan?
7% 9%
Niet van toepassing
33%
Zeer belemmerend
44%
14% 12%
Tamelijk belemmerend
45-54 jaar
20% 15%
Belemmerend Beetje belemmerend
8%
55-64 jaar
14%
13% 12%
Helemaal niet belemmerend 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Steun Beide leeftijdsgroepen ervaren met name niet veel praktische c.q. instrumentele steun van de omgeving bij het zoeken van een baan. Rond de helft geeft aan dergelijke steun nooit te ontvangen en ruim een derde antwoordt met soms. De oudere populatie van 55-64 jaar reageert significant vaker met nooit op vragen als ‘mensen uit mijn omgeving bieden mij hulp aan bij het vinden van een baan’, ‘anderen moedigen mij aan om werk te zoeken’ en‘ er zijn mensen die mij praktische hulp bieden bij het zoeken van een baan’. Figuur 12. Er zijn mensen die mij praktische hulp bieden bij het zoeken van een baan.
2% 2%
Zeer vaak
10% 6%
Vaak
45-54 jaar 43%
Soms
55-64 jaar
34% 45%
(bijna) Nooit
58% 0%
20%
40%
60%
80%
Wanneer wordt ingegaan op de meer emotionele steun, (‘er zijn mensen die laten zien dat ze om me geven’, ‘er zijn mensen die mij ondersteunen als ik van streek en somber of gespannen ben’ en ‘er zijn mensen bij wie ik terecht kan voor goede raad’) antwoorden beide groepen positiever en vaker met soms, vaak en zeer vaak en aanzienlijk minder met nooit. Er zijn ook geen significante verschillen.
19
4.5 Duurzame inzetbaarheid De volgende onderwerpen zijn ingebracht om de mening van de werkzoekende populatie naar leeftijd inzichtelijk te krijgen over wat zou kunnen bijdragen aan een betere inzetbaarheid en arbeidsmobiliteit. Loopbaanontwikkeling Op de vraag of men meer stil had willen staan bij loopbaanontwikkeling toen men nog werkte, antwoord 57% van de 45-54 jarigen en 45% van de 55-64 jarigen met ja. Het verschil is significant. Figuur 13. Had u toen u nog werkte meer stil willen staan bij uw loopbaanontwikkeling?
43%
Nee
55% 45-54 jaar 57%
Ja
55-64 jaar
45% 0%
20%
40%
60%
Inzetbaarheid Op de vraag of men meer aan de eigen inzetbaarheid had willen doen toen men nog werkzaam was, zodat men betere arbeidsperspectieven zou hebben gehad, antwoordt een kleine meerderheid van de respondenten met nee. Wel is er ook een aanzienlijke groep die inzetbaarheid als toegevoegde waarde ziet. Figuur Terugkijkend toen u nog werkte, had u meer willen doen aan uw inzetbaarheid, zodat u betere perspectieven heeft bij baanverlies?
55% 62%
Nee
45-54 jaar 55-64 jaar
45% 38%
Ja
0%
20%
40%
60%
80%
Social media training Op de vraag of social media training ertoe kan bijdragen om sneller een baan te vinden zijn de meningen nogal verdeeld: ruim een derde antwoordt bevestigend, een iets grotere groep ontkennend en rond een kwart heeft geen mening. 55-64 jarigen antwoorden significant vaker met ‘geen mening’. Wellicht dat dit te maken heeft met minder kennis over wat social media kunnen betekenen bij het vinden van een baan in de huidige arbeidsmarkt. Dit komt overeen met eerdere bevindingen in dit onderzoek waaruit blijkt, dat vooral de oudere 20
populatie niet duidelijk voor ogen heeft hoe men moet zoeken om sneller aan werk te komen en minder actief is op Linkedin en Twitter. Figuur 14. Kan social media er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
20%
Geen mening
28% 45%
Nee
36%
45-54 jaar 55-64 jaar
36% 36%
Ja 0%
10% 20% 30% 40% 50%
Onderhouden vitaliteit Ongeveer de helft van de populatie antwoordt bevestigend op de vraag of het onderhouden van de vitaliteit kan bijdragen aan het sneller vinden van een baan. Ook zijn er een aantal die zich hier nog geen mening over hebben gevormd. Figuur 15. Kan het onderhouden van de vitaliteit er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
12% 15%
Geen mening
33% 31%
Nee
45-54 jaar 55-64 jaar 55% 54%
Ja
0%
20%
40%
60%
Verbeteren gezondheid De helft van de ondervraagden is van mening dat het verbeteren van de gezondheid geen bijdrage levert aan het sneller vinden van een baan en rond een derde is van mening dat dit wel zou helpen. Dit lijkt in lijn met antwoorden op andere vragen uit het onderzoek waaruit blijkt dat men de eigen ervaren gezondheid positief beoordeelt en men over het algemeen niet veel aan chronische ziekten of handicaps lijdt en men de gezondheid overwegend niet als belemmering voor werkhervatting ervaart. De jongere populatie beantwoordt de vraag overigens significant vaker met ja.
21
Figuur 16. Kan het verbeteren van de gezondheid er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
16% 16%
Geen mening
50% 51%
Nee
45-54 jaar 55-64 jaar
34% 28%
Ja
0%
20%
40%
60%
Verbeteren competenties Vooral de jongere werkzoekenden geven te kennen dat verbetering van competenties kan bijdragen aan snellere werkhervatting. De oudere werkzoekenden tonen zich wat meer gereserveerd in dit opzicht. Het verschil is significant: 60% vs. 49%. Figuur 17. Kan het verbeteren van competenties er volgens u toe bijdragen, dat u sneller een baan vindt?
12% 15%
Geen mening
28% 36%
Nee
45-54 jaar 55-64 jaar 60%
Ja
49% 0%
20%
40%
60%
80%
Kennis verkrijgen huidige arbeidsmarkt Een kleine meerderheid van de respondenten geeft aan dat meer kennis van de huidige arbeidsmarkt een positief effect zal hebben op het vinden van werk. Bijna een derde is het hier echter niet mee eens en ongeveer een tiende heeft geen mening.
22
Figuur 18. Kan meer kennis verkrijgen van de huidige arbeidsmarkt, er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
10% 16%
Geen mening
32% 32%
Nee
45-54 jaar 55-64 jaar 58% 52%
Ja 0%
20%
40%
60%
80%
Verbeteren sollicitatievaardigheden De 45-54 jarige populatie is meer overtuigd van het belang van verbeteren van de sollicitatievaardigheden dan de oudere werkzoekenden, die naar verhouding vaker naar ‘geen mening’ neigen. Figuur 19. Kan het verbeteren van sollicitatievaardigheden, er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
8%
Geen mening
14% 43% 48%
Nee
45-54 jaar 55-64 jaar
49%
Ja
39% 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60%
Specifieke 45+ begeleiding vanuit het UWV Het overtuigende merendeel van de respondenten meent dat specifieke 45+ begeleiding vanuit het UWV ertoe kan bijdragen om sneller een baan te vinden. Jongere werkzoekenden zijn hier vaker van overtuigd dan de ouderen, die vaker ontkennend of met geen mening antwoorden.
23
Figuur 20. Kan specifieke 45+ begeleiding er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
7%
Geen mening
15% 23% 31%
Nee
45-54 jaar 55-64 jaar 69%
Ja
54% 0%
20%
40%
60%
80%
Meer begeleiding vanuit laatste werkgever Een meerderheid van de respondenten geeft aan dat begeleiding vanuit de laatste werkgever geen opbouwende bijdrage had kunnen leveren aan snellere werkhervatting. Wel antwoordt de 45-54 jarige populatie significant vaker met ja ten opzichte van de 55-64 jarige populatie. Dit lijkt ook in lijn met de vraag, dat de 45-54 jarige populatie, tevens significant meer behoefte had gehad aan loopbaanontwikkeling toen men nog werkte. Figuur 21. Kan meer begeleiding vanuit uw laatste werkgever, er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
21% 24%
Geen mening
52% 59%
Nee
45-54 jarigen 55-64 jarigen
26% 17%
Ja 0%
20%
40%
60%
80%
24
5. Resultaten naar duur werkloosheid In onderstaand hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de meest opvallende significante verschillen die naar voren komen als men differentieert naar hoe lang de populatie werkzoekend is. Deze deelvraag is toegevoegd aan het onderzoek om een nadere analyse te maken of en wat voor invloed dit heeft op de besproken determinanten. Hierbij is een t-test analyse gemaakt, die inzichtelijk maakt welke verschillen er optreden als gekeken wordt naar de populatie langer dan 2 jaar werkzoekend vs. korter dan 2 jaar werkzoekend.
5.1. Algemene gezondheid Op de vraag hoe men de eigen gezondheid ervaart nu men werkzoekend is, blijken degenen die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn, de gezondheid significant minder te ervaren ten opzichte van degenen die korter dan 2 jaar werkzoekend zijn: ’gaat wel’ 27% vs. 17%. Langdurige ziekten, aandoeningen en/of handicaps De groep die langer dan 2 jaar werkzoekend is, blijkt significant vaker gebukt te gaan onder 1 of meerdere langdurige ziekten of aandoeningen/handicaps ten opzichte van degenen korter dan 2 jaar werkzoekend: 43% vs.29%. Lichamelijke en emotionele gezondheid Degenen minder dan 2 jaar werkzoekend geven met 50% aan, nooit hinder te ervaren door de lichamelijke gezondheid in dagelijkse activiteiten de afgelopen 12 maanden vs. 39%. Ook in hinder ervaren door emotionele problemen, geven degenen minder dan 2 werkzoekend, 56% nooit hinder te ervaren ten opzichte van degenen langer dan 2 jaar werkzoekend, 47%. De populatie langer dan 2 jaar werkzoekend geeft significant vaker aan, gehinderd te zijn door fysiek of mentaal ongemak. Op de vraag of men zich fysiek en mentaal in staat voelt om te werken, geeft de groep langer dan 2 jaar werkzoekend significant vaker aan, zich niet in staat te voelen om te werken door fysiek of mentaal ongemak. 72% minder dan 2 jaar werkzoekend vs. 58% van degenen langer dan 2 jaar werkzoekend voelen zich in staat om te werken. En 73% minder dan 2 jaar werkzoekend voelen zich mentaal in staat om te werken vs. 60% langer dan 2 jaar werkzoekend.
5.2. Fysieke vitaliteit Bij de Bravo- onderdelen die de leefstijl van de populatie in kaart brengt, komen geen significante verschillen naar voren als men kijkt naar de duur dat men werkzoekend is. Echter, 22% van degenen langer dan 2 jaar werkzoekend geven significant vaker aan minder te zijn gaan bewegen vs. 15% korter dan 2 jaar werkzoekend. Op het aspect slaap (ontspanning), valt op te merken, dat de meesten voldoende slaap ervaren. Echter de respondenten minder dan 2 jaar werkzoekend, ervaren significant vaker voldoende slaap 83% vs.77% van degenen die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn.
5.3. Mentale vitaliteit Onderstaand worden de 4 aspecten belicht die de mentale vitaliteit in dit onderzoek in kaart brengen en de significante verschillen die daarbij optreden naar de duur dat men werkzoekend is. Herstelbehoefte Alleen ten aanzien van de vraag hoe vaak het voorkomt dat men door vermoeidheid niet meer toekomt aan andere bezigheden, blijkt de groep minder dan 2 jaar werkzoekend, significant minder gehinderd te worden door vermoeidheid, waardoor ze niet meer toekomen aan andere bezigheden.
25
Zingeving Op het ervaren van zingeving in het leven, zijn geen significante verschillen op te merken tussen de 2 groepen. Duur werkzoekend zijn, lijkt daarmee niet van invloed te zijn op zingevingsvragen. In het vorige hoofdstuk was dit wel het geval als men kijkt naar leeftijd; naarmate de leeftijd stijgt, neemt ‘het leven als zinvol ervaren’ toe. Stemming en energie Degenen die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn, vertonen significant meer gevoelens van somberheid en gebrek aan energie. Zo voelt 7% minder dan 2 jaar werkzoekend zich vaak neerslachtig en somber ten opzichte van 13% langer dan 2 jaar werkzoekend en ervaart 10% van degenen minder dan 2 jaar werkzoekend vs. 13% langer werkzoekend een gebrek aan energie. Dit onderdeel vertoonde tevens veel significante verschillen toen werd gekeken naar verschillen tussen de diverse leeftijdsgroepen in het vorige hoofdstuk. Coping De respondenten die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn, leggen zich significant vaker neer bij de gang van zaken en gaan moeilijke situaties vaker uit de weg. Coping lijkt hier effect te hebben op hoe lang iemand werkzoekend is of/en vice versa. In het vorige hoofdstuk waren geen significante verschillen te benoemen op dit onderdeel als men leeftijd in ogenschouw nam.
5.4 Werk zoekgedrag en steun In deze paragraaf worden de significante verschillen in het werk zoekgedrag en de ervaren steun vanuit de omgeving besproken kijkend naar de duur dat iemand werkzoekend is. UWV richtlijn voor solliciteren Degenen langer dan 2 jaar werkzoekend solliciteren significant minder vaak dan degenen korter dan 2 jaar werkzoekend. Figuur 22. Hoe vaak solliciteert u gemiddeld per 4 weken nu u werkzoekend bent?
Meer dan 12 keer
12% 10%
8-12 keer
13% 10%
4-8 keer
Minder dan 2 jaar werkzoekend 26%
37% 38%
1-4 keer 0%
20%
40%
2 jaar of langer werkzoekend 53% 60%
Voorbereidend en actief werk zoekgedrag Op de vragen die betrekking hebben, op het hebben gevolgd van (om) scholingsactiviteiten of trainingen, loopbaan/re-integratie begeleiding of (sollicitatie) trainingen, hebben de respondenten die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn, significant vaker aan dit soort activiteiten deelgenomen. Onderstaande figuur laat zien dat 63% van degenen minder dan 2 jaar werkzoekend vs. 49% langer werkzoekend, geen (om) scholingsactiviteiten of trainingen hebben gevolgd.
26
Figuur 23. Heeft u (om-) scholingsactiviteiten of trainingen gevolgd?
37%
Ja
51% Minder dan 2 jaar werkzoekend 63%
Nee
2 jaar of langer werkzoekend
49%
0%
20%
40%
60%
80%
Onderstaande figuur laat zien, dat 48% van de mensen die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn, loopbaan/re-integratie begeleiding hebben gehad en 29% van degenen minder dan 2 jaar werkzoekend. Er is een aanzienlijke meerderheid die geen begeleiding heeft gehad. Figuur 24. Heeft u loopbaan/re-integratie begeleiding gehad?
29%
Ja
48% Minder dan 2 jaar werkzoekend 71%
Nee
2 jaar of langer werkzoekend
52%
0%
20%
40%
60%
80%
Onderstaande figuur laat zien, dat de populatie langer dan 2 jaar werkzoekend, significant vaker sollicitatietrainingen heeft gevolgd dan de populatie die korter werkzoekend is. Uit de vorige grafiek blijkt dat de populatie minder dan 2 jaar werkzoekend met 29% aangeeft loopbaan begeleiding te hebben gehad. In onderstaande grafiek heeft 41% van deze groep echter wel sollicitatietrainingen gevolgd.
27
Figuur 25. Heeft u sollicitatietrainingen gevolgd?
41%
Ja
53%
Minder dan 2 jaar werkzoekend 2 jaar of langer werkzoekend
59%
Nee 48%
0%
20%
40%
60%
80%
Bij het actieve werk zoekgedrag is er alleen een significant verschil op te merken hoe vaak men in de krant of op internet naar advertenties kijkt waarin personeel wordt gevraagd, 92% van de populatie, minder dan 2 jaar werkzoekend antwoordt significant meer met ‘zeer vaak/vaak’ ten opzichte van 88% van de populatie langer dan 2 jaar werkzoekend. Interne & externe factoren Factoren die het werk zoekgedrag mede bepalen, worden hieronder verder uiteengezet. Waar, hoe, wie Vooral op de vraag of men helder voor ogen heeft waar (bedrijf, instelling) men de komende maand gaat proberen werk te zoeken, blijkt dat beide groepen dit niet voldoende voor ogen hebben. Op de vraag hoe (verrichten open sollicitaties, rechtstreeks contact, via advertenties op internet/krant) heeft de populatie dit wat beter op het netvlies. Ook weet men niet goed aan wie men de komende maand hulp zal vragen om aan een baan te komen; 7% van de populatie minder dan 2 jaar werkzoekend antwoordt met ‘zeer mee eens’ ten opzichte van 6% van de populatie langer werkzoekend. Wanneer naar de verschillen tussen beide groepen wordt gekeken, dan blijken degenen minder dan 2 jaar werkzoekend op al deze facetten het significant beter voor ogen te hebben. Motivatie Op de vragen die aangeven hoe gemotiveerd men is om aan een baan te komen de komende maand, is de populatie minder dan 2 jaar werkzoekend significant gemotiveerder dan degenen die langer werkzoekend zijn. Op de vraag, ik ben van plan de komende maand veel tijd te steken in het vinden van een baan, antwoordt 28% van degenen korter dan 2 jaar werkzoekend met ‘zeer mee eens’ ten opzichte van 20% minder dan 2 jaar werkzoekend. Belemmeringen Er zijn geen significante verschillen op te merken bij mogelijke belemmeringen zoals fysiek, psychisch, mantelzorg, volgen van een opleiding, starten eigen bedrijf, financiële situatie of leeftijd, die het vinden van betaald werk in de weg zouden staan als men kijkt naar de duur dat men werkzoekend is. Steun Met betrekking tot het ervaren van praktische steun vanuit de omgeving, ervaart de populatie (bijna) nooit tot soms steun ten aanzien van het krijgen van tips, nuttige informatie of praktische hulp van anderen. Degenen langer dan 2 jaar werkzoekend ervaren significant minder steun dan de populatie minder dan 2 jaar werkzoekend.
28
Figuur 26. Mensen uit mijn omgeving bieden mij hulp aan bij het vinden van een baan.(geven tips, aanbevelen bij anderen) 3% 2%
Zeer vaak
13% 8%
Vaak
Minder dan 2 jaar werkzoekend
Soms
36%
(bijna) Nooit
37% 0%
20%
40%
47%
2 jaar of langer werkzoekend
54% 60%
De populatie ervaart meer emotionele steun; 71% van de respondenten minder dan 2 jaar werkzoekend antwoordt met ‘vaak tot zeer vaak’, dat er mensen zijn die laten zien dat ze om ze geven en 63% van de respondenten langer dan 2 jaar werkzoekend. Degenen langer dan 2 jaar werkzoekend ervaren significant minder emotionele steun dan degenen die minder lang werkzoekend zijn.
5.5 Duurzame inzetbaarheid Significante verschillen worden in deze paragraaf uiteengezet om de behoefte van de populatie naar duur werkloosheid inzichtelijk te krijgen en wat naar hun mening zou kunnen bijdragen aan een verbeterde inzetbaarheid en arbeidsmobiliteit. Inzetbaarheid Op de vraag of men meer had willen doen aan de eigen inzetbaarheid toen men nog werkte om een beter perspectief te verkrijgen bij baanverlies, geeft 46% langer dan 2 jaar werkzoekend aan vs. 36% minder dan 2 jaar werkzoekend significant vaker aan, hier wel meer behoefte aan te hebben gehad. Social media training Hier treedt een significant verschil op tussen beide groepen. De groep die langer dan 2 jaar werkzoekend is, vindt minder vaak en heeft vaker geen mening over het feit dat social media training een bijdrage zou kunnen leveren aan het sneller vinden van een baan; nee 45% langer dan 2 jaar werkzoekend vs. 34% korter werkzoekend en geen mening 27% vs. 26%. Kennis verkrijgen van de huidige arbeidsmarkt 58% van degenen minder dan 2 jaar werkzoekend vs. 46% langer dan 2 jaar werkzoekend menen significant vaker dat het verkrijgen van meer kennis over de huidige arbeidsmarkt een positieve bijdrage levert. Dit lijkt overeen te komen met de in dit hoofdstuk genoemde resultaten, waarbij de respondenten aangeven niet goed te weten waar, hoe en bij wie ze moeten zoeken om sneller aan een baan te komen. Ook bleken degenen langer dan 2 jaar werkzoekend dit significant minder helder voor ogen te hebben. Echter op deze vraag antwoordt deze groep behoudender en ook significant vaker met geen mening.
29
Figuur 27. Kan kennis verkrijgen van de huidige arbeidsmarkt, er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
Geen mening
Nee
13% 18% Minder dan 2 jaar werkzoekend
29% 36% 58% 46%
Ja
2 jaar of langer werkzoekend
0% 20% 40% 60% 80%
Verbeteren sollicitatievaardigheden Degenen die minder lang werkzoekend zijn, zijn significant vaker van mening dat het verbeteren van de sollicitatievaardigheden een bijdrage zou kunnen leveren aan snellere werkhervatting; 46% vs. 34%. Uit voorgenoemde resultaten blijkt ook dat degenen langer dan 2 jaar werkzoekend, significant vaker sollicitatietrainingen hebben gevolgd. Specifieke 45+ begeleiding vanuit het UWV Een meerderheid van de totale populatie geeft aan een toegevoegde waarde te zien in specifieke 45+ begeleiding vanuit het UWV. De populatie minder dan 2 jaar werkzoekend is echter significant vaker van mening dat dit een positieve bijdrage levert ten opzichte van degenen langer dan 2 jaar werkzoekend. Figuur 28. Kan meer specifieke 45+ begeleiding vanuit het UWV, er volgens u toe bijdragen dat u sneller een baan vindt?
Geen mening
Nee
Ja
13% 14% Minder dan 2 jaar werkzoekend
27% 34% 61% 52%
2 jaar of langer werkzoekend
0% 20% 40% 60% 80%
30
6. Conclusies Om meer inzicht te krijgen in welke gerichte middelen kunnen bijdragen aan een verbeterde activering en ondersteuning van de werkzoekende 45plusser zijn de onderstaande onderzoeksvragen geformuleerd in dit onderzoek. Hoofdvraag:
Zijn er factoren die kunnen bijdragen om de duurzame inzetbaarheid en arbeidsmobiliteit van de 45-64 jarige werkzoekende te bevorderen?
Analytische deelvraag:
Wat zegt leeftijd over de fysieke & mentale vitaliteit, werk zoekgedrag en ervaren steun uit de omgeving van de 45-64 jarige werkzoekende? Wat zegt duur van werkloosheid over de fysieke & mentale vitaliteit, werk zoekgedrag en ervaren steun vanuit de omgeving van de 45-64 jarige werkzoekende? Waar liggen volgens de werkzoekende populatie de kansen om de arbeidsmobiliteit en duurzame inzetbaarheid van de 45-64 jarige werkzoekende te bevorderen?
Naar aanleiding van de resultaten worden in dit hoofdstuk de belangrijkste conclusies beschreven die perspectief bieden op een verdere optimalisatie van re-integratie trajecten, loopbaanbegeleiding en duurzame inzetbaarheidsvraagstukken. Leeftijd als belemmerende factor Sinds haar oprichting in 1998 voert Oudstanding de dialoog met werkgevers om bij het aannemen van personeel een hogere leeftijd niet bij voorbaat als belemmerende factor te bestempelen maar toegevoegde waarde als doorslaggevende factor te hanteren. In het onderzoek, ‘Wat drijft gepensioneerden om te blijven werken?’ van 2010 dat Oudstanding in samenwerking met TNO heeft uitgevoerd, kwam naar voren dat ouderen veel leeftijdsdiscriminatie ondervinden. Vervolgens blijkt ook in dit onderzoek dat de oudere werkzoekende met overgrote meerderheid aan te geven dat leeftijd een zeer belemmerende factor voor ze is bij het vinden van een baan. Ook naarmate de leeftijd stijgt, neemt dit verschil significant toe. De resultaten maken duidelijk dat ondanks de vele inspanningen vanuit de werkzoekende zelf of de maatschappij, er nog geen kentering is gekomen aangaande de belemmeringen die de doelgroep ervaart aangaande de leeftijd. Ook bleek uit het rapport van het Sociaal Cultureel Plan Bureau in januari 2014, dat discriminatie het meest wordt ervaren vanwege leeftijd met name in combinatie met het zoeken naar werk. Beeldvorming rondom leeftijd lijkt hardnekkig en een moeilijk te veranderen discussie. Deze discussie lijkt meer gevoerd te moeten worden rondom alle aanwezige vormen van discriminatie en hoe als maatschappij een meer mindful en duurzaam gericht bewustzijn gecreëerd zou moeten worden. Dit onderzoek toont echter ook aan dat er voldoende factoren aanwezig zijn, los van de discussie rondom leeftijd, die een verbeterde arbeidsmobiliteit kunnen bewerkstelligen. Deze factoren zullen in de conclusie en aanbevelingen worden besproken. Gezondheid De meerderheid van de 45-64 jarige werkzoekende ervaart de gezondheid als goed tot zeer goed en voelt zich fysiek en mentaal in staat om te werken. Ook blijkt dat naarmate de leeftijd toeneemt men niet vaker ziekten, aandoeningen en/of handicaps heeft. Opvallend is wel dat de werkzoekende tussen 45-54 jaar zich juist vaker lichamelijk of emotioneel gehinderd voelt bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Ook ervaren de 45-54 jarigen vaker fysieke en emotionele hinder. Met name ten aanzien van mentaal welbevinden en het 31
ervaren van emotionele en depressieve klachten zit de 55-64 jarige aanzienlijk beter in zijn vel. Ook ervaren ze meer zingeving. Ook blijken ze meer slaap te ervaren en ook beter aan de norm voor gezond eten te voldoen. Ze nuttigen echter vaker alcoholische drank. Dit komt ook overeen met ander onderzoek waarbij senioren als risicogroep worden aangemerkt ten aanzien van het nuttigen van meer of te veel alcohol. De werkzoekende populatie ingeschreven bij Oudstanding voldoet ruim aan het landelijk gemiddelde (vergeleken met de cijfers van het Nationaal Kompas Volksgezondheid) met betrekking tot het voldoen aan de Nederlandse bewegingsnorm en Fitnorm. 67% van de oudere werkzoekende populatie voldoet aan de Nederlandse bewegingsnorm en 61% aan de Fitnorm. Men scoort echter wel veel minder op het wekelijks intensief beoefenen van inspannende sporten of zware lichamelijke activiteiten. Hier ligt dan ook nog bandbreedte om de vitaliteit te bevorderen. Als wordt gekeken naar de duur dat men werkzoekend is, blijken degenen die langer werkzoekend zijn, vaker een ziekte, aandoening en/of handicap te hebben. Het merendeel voelt zich wel in staat om te werken. Ziekte zou mede kunnen bepalen waarom mensen langer werkzoekend zijn en minder snel worden aangenomen. Toch hebben velen niet een (chronische) ziekte, maar ervaart de gehele populatie die langer werkzoekend is wel een minder goede gezondheid, fysiek en emotioneel welbevinden. Dit komt overeen met ander onderzoek dat werkloosheid een negatieve invloed heeft op het welbevinden. Ook blijkt dat naarmate men langer werkzoekend is, de mate van bewegen significant minder wordt. Daarbij komt dat ten aanzien van coping, degenen die langer werkzoekend zijn, zich significant vaker neerleggen bij de gang van zaken en zij moeilijke situaties vaker uit de weg gaan. Coping lijkt hiermee effect te hebben op hoe lang iemand werkzoekend is en vice versa. De meerderheid van de onderzochte populatie geeft ook zelf aan er een toegevoegde waarde in te zien dat het onderhouden van de vitaliteit ertoe kan bijdragen om eerder een baan te vinden. Hiermee lijkt de werkzoekende populatie zelf ten aanzien van het verbeteren van de vitaliteit een positieve attitude uit te stralen. Uit voorgaande blijkt dat er voldoende aanknopingspunten zijn om de fysieke en mentale vitaliteit juist ten tijde van werkloosheid op pijl te houden c.q. te verbeteren om op die manier de duurzame inzetbaarheid te bevorderen. Werk zoekgedrag Uit onderzoek blijkt dat actief werk zoekgedrag ook een belangrijke voorwaarde is om weer aan het werk te komen. De 45-54 jarigen en degenen minder dan 2 jaar werkzoekend vertonen significant actiever werk zoekgedrag en solliciteren aanzienlijk vaker dan de 55-64 jarigen en degenen die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn. Hoewel de gehele populatie opvallend vaak aangeeft (bijna) nooit op sollicitatiegesprek te zijn geweest tijdens de werkzoekende periode, worden de 45-54 jarigen vaker uitgenodigd op een sollicitatiegesprek. Ook blijken de 45-54 jarige werkzoekenden en degenen die minder dan 2 jaar werkzoekend zijn gemotiveerder om werk te zoeken. Meerdere (externe) factoren, zoals leeftijd en (chronische) ziekten/aandoeningen, kunnen dit mede verklaren. Het is opvallend dat de werkzoekenden niet duidelijk voor ogen hebben waar (bedrijf, instelling), hoe (verrichten open sollicitaties, rechtstreeks contact, via advertenties op internet/krant) of aan wie ze hulp moeten vragen om aan een baan te komen. De 55-64 jarige werkzoekende heeft dit minder goed voor ogen dan de 45-54 jarige werkzoekende en ook degenen die langer werkzoekend zijn blijken zich meer in het duister te bevinden. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er ruimte is om het werk zoekgedrag gerichter naar behoefte c.q. persoonlijke situatie te verbeteren en duurzamer te stimuleren, ook gezien het feit dat de overgrote meerderheid nog geen vorm van werk zoekbegeleiding c.q. steun heeft gehad of gezocht en degenen die ouder en langer werkzoekend zijn minder goed weet waar, hoe en bij wie ze moeten zijn om aan een baan te komen. 32
Steun De populatie blijkt niet veel (praktische c.q. instrumentele) steun vanuit de omgeving te ervaren. Ook blijken de 55-64 jarige werkzoekenden en degenen die langer werkzoekend zijn deze steun significant minder te ervaren. Steun blijkt van essentieel belang voor het sneller terugkeren naar de arbeidsmarkt. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat aangaande de determinant ‘steun’ nog een waardevolle stap gemaakt kan worden. Er zal nader bekeken moet worden welke en of specifieke (praktijkgerichte) interventies de ervaren instrumentele steun vanuit de omgeving duurzaam kunnen bevorderen. Duurzaam aangezien degenen die langer dan 2 jaar werkzoekend zijn deze ‘steun’ significant minder ervaren. In het volgende hoofdstuk aangaande de aanbevelingen hierover meer. Mening 45+ werkzoekenden Opvallend is dat de 55-64 jarige werkzoekenden ten opzichte van de 45-54 jarige werkzoekenden en degenen die langer werkzoekend minder toegevoegde waarde zien in middelen die hen eerder aan werk zouden kunnen helpen. Toch zijn er voldoende aanknopingspunten waarbij de populatie van mening is dat er middelen zijn die hen sneller aan een baan zouden kunnen helpen. Men ziet met name een toegevoegde waarde in het meer kennis verkrijgen van de huidige arbeidsmarkt, social media vaardigheden en ontwikkelen van competenties. Dit is in lijn met de eerder genoemde bevindingen dat men niet goed weet waar, hoe en wie ze moeten benaderen om eerder aan het werk te komen. Ook meent de meerderheid dat het onderhouden van de vitaliteit een positieve bijdrage kan leveren. Als daarbij wordt gekeken naar de uitkomsten op de ervaren fysieke en mentale vitaliteit zijn hier aanzienlijke aanknopingspunten om de vitaliteit te optimaliseren en te onderhouden. Velen zien geen toegevoegde waarde in meer begeleiding of steun vanuit de werkgever of het werken aan de eigen inzetbaarheid toen men nog werkzaam was. Men verwacht niet daarmee eerder aan werk te zijn gekomen, ondanks het feit dat men een gebrek aan steun blijkt te ervaren. Degenen tussen de 45-54 jaar en degenen minder langer werkzoekend achten het echter wel vaker als toegevoegde waarde. Opvallend is dan ook dat velen wel aangeven dat specifieke 45+ begeleiding vanuit het UWV er toe kan bijdragen om sneller een baan te vinden. Dit ligt ook in lijn met het feit dat de gerichte interventies meer perspectief lijken te bieden. Gezien de discussie rondom de effectiviteit van re-integratie, outplacement en loopbaan begeleidingstrajecten biedt de mening van de werkzoekende een opening voor verdere dialoog aangaande de kwaliteit en (mogelijk gebrek aan) duurzaamheid van trajecten aangezien er wel een gebrek aan steun wordt ervaren. Ten aanzien van het duurzame inzetbaarheidsvraagstuk, kan daarbij worden opgemerkt dat 45% van de onderzoekspopulatie langer dan 10 jaar werkzaam was bij zijn laatste werkgever. Werken aan duurzame inzetbaarheid lijkt daarmee ook een belangrijk thema voor organisaties en de overheid om werknemers van alle leeftijden flexibel, employable en vitaal te houden mede met het oog op het feit dat men ook buiten de organisatie kan komen te staan en men in dat geval de nieuwe ontstane situatie flexibeler en veerkrachtiger tegemoet kan treden en de zelfredzaamheid bevordert.
33
7. Aanbevelingen Ondanks dat leeftijd en het hebben van (chronische) ziekten/aandoeningen een aanzienlijke belemmerende factor met zich meebrengt om werk te vinden, toont het onderzoek aan dat er diverse bepalende en tevens ook meer beïnvloedbare factoren geoptimaliseerd kunnen worden om de arbeidsmobiliteit te bevorderen. Het strekt tot de aanbeveling deze factoren in duurzame inzetbaarheid vraagstukken te integreren. Het strekt tot de aanbeveling om de empowerment van de werkzoekenden te vergroten zodat men zelfredzamer kan worden en het vertrouwen in eigen kunnen kan vergroten. Hiervoor is bepaalde steun nodig vanuit de omgeving, die de populatie over het algemeen niet ervaart of ogenschijnlijk niet kan vinden. Als (praktische) interventies het gebrek aan ervaren steun vanuit de omgeving kunnen ondervangen door middel van gerichte loopbaan – en re-integratietrajecten dan zouden gerichte begeleidingstrajecten een katalyserende functie kunnen krijgen. Daarbij dient het aspect duurzaam ook in ogenschouw te worden genomen, namelijk naarmate men langer werkzoekend maar ook ouder wordt, blijkt men minder gemotiveerd om werk te zoeken maar ook minder enthousiast dat begeleiding soelaas biedt. Ondanks dat leeftijd en gezondheid een grote rol spelen, kan het ook zijn dat er niet (meer) voldoende bewustzijn of kennis aanwezig is ten aanzien van de mogelijkheden die er nog wel zijn om de self-efficacy te vergroten en om de motivatie op pijl te houden. Hiermee kan rekening worden gehouden bij het ontwikkelen van interventies die een meer structurele en duurzame aard krijgen. Ook komt naar voren uit het onderzoek dat er vele nuances aanwezig zijn, betreffende de situatie waarin men verkeert en de factoren die van invloed zijn op de situatie maar ook die van invloed zullen zijn op het al dan niet succesvol zijn in het (sneller) vinden van werk. Een meer tailormade gerichte aanpak in begeleiding strekt dan ook tot de aanbeveling. Door het bieden van de gewenste steun en deze specifiek af te stemmen kan een ‘veerkrachtiger en duurzamer’ vangnet worden gecreëerd zolang iemand in een werkloosheidssituatie verkeert. Zo blijkt uit het onderzoek dat er bandbreedte is om werkzoekenden duurzamer en structureler te stimuleren bij het onderhouden en ontwikkelen van de fysieke en mentale vitaliteit, motivatie, kennis en competenties. Interventies kunnen hierop ingezet worden. Om meer inzicht te krijgen in de behoeften en leefwereld van de werkzoekenden kan door middel van co-creatie in samenwerking met de doelgroep een specifiekere afstemming plaats vinden welke steun geboden dient te worden. Op deze manier kan er een structureel vangnet worden gecreëerd om ook ten tijde van werkloosheid de duurzame inzetbaarheid te blijven onderhouden. Hoewel organisaties zich er meer bewust van worden dat duurzame inzetbaarheid een belangrijk thema is om op de agenda te zetten, onderschrijft dit onderzoek tevens de waarde en het maatschappelijk belang hiervan. Gezien de vergrijzende arbeidsmarkt, het feit dat we langer zullen moeten doorwerken, er steeds meer van mensen gevraagd wordt rondom productiviteit in kwaliteit en kwantiteit en de grote werkloosheid onder ouderen, zal er van alle betrokken partijen een bepaalde inspanning vereist worden om de arbeidsmobiliteit en duurzame inzetbaarheid van de oudere werkzoekende te optimaliseren.
34
8. Nawoord Patricia Heerkens Het onderzoek heeft een aantal bijzondere uitkomsten opgeleverd waarvan ik er een paar graag persoonlijk wil toelichten. Het feit dat veel werkzoekenden sociale steun uit hun eigen omgeving ontberen is een belangrijk en opvallend aandachtspunt. Ze durven pas om hulp te vragen als ze al te diep zijn ‘weggezakt’ en denken, vaak onterecht, alles zelf wel te kunnen. Werkzoekenden gaan veel te lang op een niet constructieve manier door in hun zoektocht zonder dat ze stappen vooruit komen. Wanneer ze hun baan kwijtraken reageert de omgeving medelevend; ze verzekeren ze ervan dat ze zullen uitkijken naar mogelijkheden. Maar die aandacht ebt weg en dan staan ze er alleen voor. Het is belangrijk dat ze durven aangeven dat ze hulp nodig hebben. Uit het onderzoek blijkt dan ook dat het belangrijk is dat werkzoekenden eerder begeleid worden. Mensen kunnen vaak niet goed onder woorden brengen wat ze precies willen (of ze weten het niet) en passende hulp daarbij vergroot de kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk. Werknemers die met ontslag te maken krijgen kiezen geregeld voor een vertrekpremie in plaats van een outplacementtraject. Dat kan op dat moment goed voelen maar ze kunnen er later door in de problemen komen. De arbeidsmarkt is veranderd de afgelopen jaren en begeleiding bij het zoeken van een nieuwe baan is voor velen echt noodzaak. Opvallend vind ik verder dat de werkzoekenden van 55 tot 65 jaar beter in zijn vel steekt dan de 45-54 jarige. Dit zou bijvoorbeeld kunnen komen doordat de eerste groep zijn financiën beter op orde heeft of leeft met de wetenschap dat ze niet meer heel lang hoeven te werken. Het meenemen van fysieke vitaliteit in een begeleidingstraject is naar mijns inziens zeer belangrijk. Veel werkzoekenden voelen zich door hun verminderde lichamelijke gezondheid gehinderd bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. We hebben zelf onlangs gemerkt, in een pilot die we hebben opgezet en uitgevoerd, dat onze deelnemers door sporten en een gezonder levenspatroon zich daadwerkelijk fitter gingen voelen. Ze kregen meer energie en zitten beter in hun vel. Dat stralen ze uit, ook richting de potentiële nieuwe werkgever. Ze bouwen tevens meer veerkracht op en leren hoe ze hun grenzen kunnen verleggen. Wat ik enigszins verontrustend vind, is de mate waarin de langdurig werkzoekende solliciteert. Het grootste gedeelte neemt genoegen met 1-4 sollicitaties per maand. Dat is echt te weinig. Om succesvol te zijn in de zoektocht naar een nieuwe baan moeten meer kwalitatieve pogingen worden ondernomen. Minstens 8 keer zou de norm moeten zijn, maar het liefst zie ik er 15. Ze moeten laten zien dat ze er zijn. Er is duidelijk behoefte aan praktische hulp bij het solliciteren. Dat ervaren we ook in de praktijk: zolang er geen focus is en geen inzicht in de kernkwaliteiten en drijfveren zal een simpele sollicitatietraining mensen niet gaan helpen in het vinden van een baan. Om de arbeidsmobiliteit van mensen te bevorderen zal hier dus veel meer aandacht voor moeten komen. Werkzoekenden die alles inzetten en er volledig voor gaan vinden uiteindelijk vaak wel een baan. De arbeidsmarkt kunnen ze niet veranderen maar de manier waarop ze zichzelf profileren wel. Mensen vinden het vaak lastig om zichzelf goed te ‘verkopen’, daar kan begeleiding bij helpen. Het is voor de werknemers belangrijk om altijd, ook wanneer ze niet met ontslag te maken hebben, na te denken over hun duurzame inzetbaarheid. Daar moeten ze niet mee wachten tot het laatste moment. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat de werkzoekenden meer stil hadden willen staan bij loopbaanontwikkeling toen zij nog werkten. Bedrijven kunnen ook hun voordeel doen met dit gegeven.
35
Referenties Publicaties Hofstee Mikkel, Bredt Folef, van der Meulen Pepijn (2011). Gezond gedrag is besmettelijk! ‘Handboek voor vitaliteit, gezondheidsmanagement en duurzame inzetbaarheid. Kluwer uitgeverij, Alphen a/d Rijn. Kuiper Chris, Heerkens Yvonne, Balm Marcel, Bieleman André, Nauta Noks (2011). Arbeid & Gezondheid. ‘een handboek voor paramedici en arboprofessionals. Bohn Stafleu van Loghum. Houten. Schaufeli Wilmar, Bakker Arnold (2013). De psychologie van arbeid en gezondheid. Bohn Stafleu van Loghum. Houten. Verhoeven Nel (2011). Wat is onderzoek?. ‘Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs’. Boom Lemma uitgevers. Den Haag. Internet Bastiaanssen Marjolein, Kuis Yolanda, burdorf Alex, van der Velde Cecile (2008). Dossier Verzuim en re-integratie. http://www.arbokennisnet.nl/images/dynamic/Dossiers/Verzuim_reintegratie/D_Verzuim_en_ re%C3%AFntegratie.pdf CBS (2013). Werkeloosheid verder gestegen. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/A9D7B73A4E63-4A20-A7AE-066543BCD57F/0/pb13n054.pdf CBS (2013). Nederlandse Norm gezond bewegen. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/toelichtingen/alfabet/n/nederlandse-norm-gezondbewegen.htm Erasmusuniversiteit (2011). Gezondheidsbeleving van werklozen: wat is bekend en wat zijn witte vlekken?. http://www.onderzoekwerkeninkomen.nl/rapporten/16i2qgj7/gezondheidsbeleving-vanwerklozen-wat-is-bekend-en-wat-zijn-witte-vlekken.pdf van Lijden Kiristin (2006). Minder slapen dan leef je langer. http://www.kennislink.nl/publicaties/minder-slapen-dan-leef-je-langer De Nationale Denktank (2013). http://www.nationale-denktank.nl www.kennislink.nl (2014). Ministerie van sociale Zaken en Werkgelegenheid (2013). Gezond aan het werk. ‘samenwerken aan gezondheidsbevordering en participatie van mensen in de bijstand’. http://www.gemeenteloket.minszw.nl/binaries/content/assets/Re-integratie/2013-0204/Essaybundel-expertmeeting-Gezond-aan-het-werk-.pdf Dr.J.M.H. Schellekens (2003). Beweging als warming-up voor reintegratie. ‘De invloed van een reconditioneringsprogramma op lichamelijke conditie, het welbevinden en de kansen op werkhervatting’. Geraadpleegd op 5 oktober 2013. http://www.bewegenwerkt.nl/bewegenwerkt-nl/publicaties/onzediensten/GroningenPilotSchellekens.pdf Rijksuniversiteit Groningen (2007). Onderzoek naar langdurig werkloze en snelle werkhervatters. http://gmw.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2007/ondenalaw/Schellekens-
36
etal_Eindrapport_K_1.pdf Sociaal Cultureel Planbureau, persbericht (24 januari, 2014). Universiteit van Twente (2014). Hoeveel alcohol is te veel. http://www.utwente.nl/gezondensterk/gezond_alcoholgebruik/alcohol/ Wendel-Vos (2013). Hoeveel mensen zijn voldoende lichamelijk actief?. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijkeactiviteit/hoeveel-mensen-zijn-voldoende-lichamelijk-actief/ Geurts (2013). Hoeveel mensen voldoen aan de richtlijnen goede voeding?. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/voeding/hoeveel-mensenvoldoen-aan-de-richtlijnen-goede-voeding/
37