Onderwijsraad Aan de minister van onderwijs en wetenschappen, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer.
Sisiffkenmerk 371 K vY/CR
Nassaulaan 6 2514 JS 's-Gravenhage Telefoon 070-3637955 Telefax 070-3561474
Uw kenmerk 's-Gravenhaqe, VO/BVE/AE/M-90063426-I d.d. 28 juni 1990, alsmede VO/BVE/AE/M-91010893 d.d. 12 februari 1991
Onderwerp Verzoek om erkenning van de Stichting Vakopleiding voor de Detailhandel in Schoenen te Doorn.
In antwoord op uw bovengenoemde adviesaanvraag, in eerste instantie d.d. 28 juni 1990, gevolgd door uw schrijven d.d. 12 februari 1991, inzake het verzoek om erkenning in het kader van de artikelen 4 en 5 van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen (WEO) door de Stichting Vakopleiding en Vakexamens voor de Detailhandel in Schoenen bericht de Afdeling kwartair onderwijs van de Onderwijsraad u als volgt. Op grond van contact met uw ministerie is het de Afdeling indertijd gebleken dat, ingevolge een verandering in de juridische structuur van de voorziening voor de vakopleiding en vakexamens voor de detailhandel in schoenen in 1987, de erkenningsaanvraag formeel had moeten worden ingediend door de op 29 december 1987 opgerichte Stichting Vakopleiding voor de Detailhandel in Schoenen (SVOS) te Doorn. Deze stichting is niet de rechtsopvolger van de eerder vermelde Stichting Vakopleiding en Vakexamens, die erkend was ingevolge de Wet erkenning instellingen schriftelijk onderwijs (Weiso) . Blijkens uw brief d.d. 30 oktober 1990 aan de inspecteur VO/OV (waarvan u een afschrift aan de Onderwijsraad zond) met het verzoek een aanvullend inspectie-advies te geven, bent u bereid de onderhavige aanvraag te beschouwen als gedaan door de SVOS. De Afdeling zal in het hiervolgende de SVOS derhalve aanduiden als aanvrager. Het verzoek om erkenning dat u de Afdeling op 28 juni 1990 om advies zond bevatte blijkens het formulier "Erkenningsaanvraag" een verzoek om erkenning voor de ondernemersopleiding voor de Schoendetailhandel. Volgens het formulier "Opgave cursussen" omvat deze opleiding de cursus Vakbekwaamheid voor de schoendetailhandel, alsmede de cursussen Bedrijfsvoering en Bedrijfsbeheer. Bij beide
Vermeld bij beantwoording van een brief kenmerk en datum
2 laatstgenoemde cursussen is vermeld dat deze worden gegeven in samenwerking met de Stichting Vakopleiding Detex (hierna te noemen: Detex). Op het betreffende formulier zijn tevens de cursussen Schoenverkoper, Schoenconsulent en Pedicure genoemd. De cursussen Schoenverkoper en Pedicure dienen, zoals in het hiervolgende moge blijken, alsnog onder de erkenningsaanvraag te worden gebracht. De cursus Schoenconsulent valt naar de mening van de Afdeling buiten de reikwijdte van de WEO. Wat betreft de cursus Schoenverkoper heeft de Afdeling ervan kennis genomen dat in de brochure "Vakopleidingen Schoendetailhandel" wordt vermeld dat deze cursus is erkend door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen op grond van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen. Mogelijk houdt deze mededeling verband met een erkenning ingevolge de WEISO van de vroegere Stichting Vakopleiding en Vakexamens. Gezien de eerdergenoemde verandering in de juridische structuur zal laatstgenoemde cursus ook onder de onderhavige erkenningsaanvraag moeten worden begrepen. Alvorens nader in te gaan op de betreffende cursussen lijkt het de Afdeling goed het volgende kort te vermelden. Zij heeft ervan nota genomen dat in de textielbranche een nieuwe opleidingsstructuur voor het ondernemersdiploma is ontwikkeld. De vier branches in de modedetailhandel, te weten de textieldetailhandel, de sportdetailhandel, de detailhandel in schoenen en die in koffers en lederwaren werken daarin samen. Voor alle branches worden de opleidingen Commerciële en Administratieve vaardigheden (het tweede leerjaar) alsmede de Managementcursus (het derde leerjaar) verzorgd door Detex. De Vakopleiding (het eerste cursusjaar) wordt voor de detailhandel in schoenen verzorgd door aanvrager (de SVOS). Eerder, op 2 februari 1990, adviseerde de Afdeling u over het verzoek om erkenning van Detex dat zowel de erkenning van de ondernemersopleiding voor de textielhandel als die voor de sportdetailhandel betrof (OR 4/338 K) . Detex verzorgt voor beide opleidingen (in tegenstelling derhalve tot die voor de schoenenbranche) ook de vakcursus. De Federatie Sportzaken Nederland (F.S.N.) heeft deze taak overgedragen aan Detex. De Afdeling adviseerde u na te gaan of de opleiding voor de sportvakhandel diende te worden begrepen onder het verzoek om erkenning van Detex, dan wel dat de F.S.N, daarvoor een afzonderlijke erkenningsaanvraag zou moeten indienen. Uit uw beschikking d.d. 7 maart 1990 (VO/BVE/AE/M-90023200-II) alsmede uit uw eerder genoemde brief d.d. 30 oktober maakt de Afdeling op dat u van mening bent dat Detex als aanvrager moet worden beschouwd voor de sportdetailhandel. Bij het onderhavige verzoek om erkenning ligt de situatie iets anders daar - zoals eerder vermeld - aanvrager zelf het eerste cursusjaar van de ondernemersopleiding verzorgt. In haar advies inzake Detex berichtte de Afdeling u dat naar haar mening de instelling die uiteindelijk ervoor
3 verantwoordelijk is dat aan de eisen van de WEO en het Besluit op de erkende onderwijsinstellingen (BEO) wordt voldaan als aanvrager dient te worden beschouwd. In net algemeen zal dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn die de overeenkomst met de cursist sluit. De Afdeling tekent hierbij aan dat zij uit uw brief van 30 oktober 1990 aan de inspecteur VO/OV niet kan opmaken of uw beslissing inzake de vraag naar het bevoegd gezag of wel de vraag door wie de aanvraag moest worden ingediend met betrekking tot de ondernemersopleiding voor de sportvakhandel is genomen op grond van het door de Afdeling geformuleerde criterium. In het onderhavige geval is het volgens de Afdeling niet zonder meer duidelijk wie als contractpartner moet worden beschouwd. Het "aanmeldingsformulier 1991/1992", onderdeel van de brochure "Vakopleidingen schoendetailhandel" betreft zowel de vakcursus voor de schoendetailhandel als de door Detex verzorgde opleidingen commerciële en administratieve vaardigheden en management (het tweede en derde cursusjaar). Door ondertekening van het aanmeldingsformulier verklaart de cursist zich bekend en accoord met de in de prospectus (van de SVOS) vermelde voorwaarden. Op grond hiervan is de Afdeling van oordeel dat in casu de SVOS terecht als aanvrager optreedt. Onjuist en verwarrend acht de Afdeling dat toekomstige cursisten zich blijkens het aanmeldingsformulier behorend bij de "Studiegids 1991/1992" van Detex, ook bij Detex kunnen inschrijven voor het tweede en derde cursusjaar van de ondernemersopleiding voor de detailhandel in schoenen, door welke handeling zij een overeenkomst met Detex sluiten. De Afdeling is van mening dat - indien de SVOS inderdaad als aanvrager wordt beschouwd - de aanmelding casu guo het sluiten van de studieovereenkomst voor de gehele ondernemersopleiding (derhalve ook voor het tweede en derde leerjaar) uitsluitend bij casu quo met aanvrager dient te geschieden. De Studiegids van Detex zal in die zin moeten worden aangepast. Overigens constateert de Afdeling dat hierdoor een discrepantie zal ontstaan met de bovengenoemde ondernemersopleiding voor de sportdetailhandel. Uit een oogpunt van doorzichtigheid van het cursusaanbod voor de modehandel alsmede van duidelijkheid voor toekomstige cursisten acht de Afdeling deze consequentie niet gelukkig. Wat betreft de vraag of aan de overige eisen van wet en besluit wordt voldaan merkt de Afdeling het volgende op. Zij is van mening dat de activiteit van aanvrager die buiten de reikwijdte van de WEO valt, te weten de cursus Schoenconsulent, het belang van het onderwijs waarop de aanvraag betrekking heeft niet schaadt (artikel 16 WEO). Inzake de ondernemersopleiding is de Afdeling van oordeel dat de financiële, de organisatorische en de onderwijskundige continuïteit voldoende zijn gewaarborgd. Ook de kwaliteit van het onderwijs voldoet naar mening van de Afdeling aan de eisen die daaromtrent in artikel 9 WEO en artikel 2 BEO zijn gesteld. Wat betreft de vakopleiding is de
.
4 Afdeling bij haar oordeel afgegaan op het inspectierapport, het leerplan en de beoordeling daarvan door een deskundige, de beoordelingen van lesbezoeken alsmede op de slagingspercentages. Voor het door Detex verzorgde tweede en derde leerjaar baseert zij haar oordeel op haar eerder genoemd advies inzake Detex. Blijkens het inspectie-advies voldoen voorts de lokaliteiten aan de in artikel 14 BEO gestelde eisen. Wat betreft de bevoegdheid casu quo de bekwaamheid van de docenten verbonden aan de vakcursus (art. 7 WEO) , conformeert de Afdeling zich aan het oordeel van de inspecteur ter zake. De docenten verbonden aan het tweede en derde leerjaar zijn - naar de Afdeling aanneemt - verbonden aan de reeds erkende instelling Detex. Een beoordeling is derhalve niet meer nodig. Inzake de overeenkomst met de cursist (artikel 11 WEO) merkt de Afdeling het volgende op. De Afdeling baseert haar opmerkingen op het aanmeldingsformulier 1991/1992 en de prospectus met de algemene voorwaarden waarnaar dit formulier verwijst: de brochure "Vakopleidingen Schoendetailhandel". Wat betreft de benaming constateert de Afdeling dat op het aanmeldingsformulier de vakopleiding wordt aangeduid als de cursus "Vakbekwaamheid voor de schoendetailhandel". In de brochure staat deze opleiding vermeld onder de kop "Vaktechnische Schoencursus (VK-cursus)", terwijl in de beschrijving ook de term "vakopleiding" wordt gebruikt. De Afdeling is van mening dat de benaming "vakcursus" hier op haar plaats is. In de brochure ontbreken gegevens over de kosten van boeken en leermiddelen die eventueel buiten de instelling om moeten worden aangeschaft (art. 11, eerste lid, onderdeel f, ter eerste WEO). Met betrekking tot de bepalingen over voortijdige beëindiging van de cursus dient te worden aangegeven hoe het te restitueren maandbedrag wordt berekend voor de cursussen CV/EA en Management (het tweede en derde leerjaar). In punt 13 (Financiën) van de lescirculaire nr. 1, verzonden aan de cursisten 1989/1990 van het eerste jaar (d.d. 25 augustus 1989) wordt een terugbetalingsregeling van lesgeld in geval van voortijdige beëindiging gegeven. De Afdeling wijst erop dat een regeling ter zake uitsluitend in de overeenkomst met de cursist dient te worden vastgelegd en daarna niet bij een eenzijdig schrijven kan worden beperkt. Zij neemt aan dat thans uitsluitend de regeling zoals vermeld onder punt 9 van de algemene voorwaarden wordt gehanteerd, aangevuld met een mededeling over de berekening van het te restitueren bedrag (maandtermijn). In verband met het vorengaande merkt de Afdeling nog op dat, aangezien de brochure deel uitmaakt van de overeenkomst, het aanbeveling verdient daarin het jaar van uitgave te noemen, zodat geen misverstand kan ontstaan over de vraag naar welke brochure in het aanmeldingsformulier wordt verwezen. Naar aanleiding van het onder punt 10 van de algemene voorwaarden vermelde merkt de Afdeling op dat bij annulering van een cursus wegens onvoldoende belangstelling dient te worden bepaald dat het reeds betaalde bedrag geheel
5 aan cursisten wordt gerestitueerd, inclusief administratiekosten en eventueel andere reeds betaalde bedragen. Punt 11 van de algemene voorwaarden, waarin aanvrager zich het recht voorbehoudt de cursusdagen, -tijden en -plaatsen zonodig te wijzigen is naar mening van de Afdeling te ruim geformuleerd. Zij wijst erop dat, wanneer het om meer dan een incidentele wijziging gaat en het een substantiële wijziging van structurele aard betreft, dit voor de cursist een grond moet zijn om de overeenkomst desgewenst te beëindigen op het tijdstip van ingang van de nieuwe situatie met restitutie van de kosten met betrekking tot de periode na beëindiging. De vermelding van punt 14 acht de Afdeling voorbarig. Zij neemt aan dat daar in plaats van de Hoofdinspecteur BVE de Inspectie Onderwijs voor Volwassenen dient te worden genoemd. Ook merkt de Afdeling nog op dat op bladzijde 3 van de prospectus ten onrechte wordt vermeld dat aanvrager is erkend door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen. Inzake de schriftelijke cursus "Schoenverkoper" kan de Afdeling geen advies uitbrengen daar zij de nodige gegevens daartoe mist. In haar rapport d.d. 22 mei 1990 gaat de inspectie ervan uit dat deze cursus reeds erkend is in het kader van de WEO en volstaat zij met de mededeling dat aan de vereisten als neergelegd in de artikelen 4 t/m 8 van het BEO (betreffende correctie bij het schriftelijk onderwijs) is voldaan. Zoals hierboven reeds is gezegd is de Afdeling van mening dat ook deze cursus onder de erkenningsprocedure dient te vallen. Met betrekking tot de Basisopleiding Pedicure heeft de Afdeling ervan kennis genomen dat aanvrager bij brief van 28 januari 1991 u heeft verzocht voor deze cursus een aanvullende erkenning te verlenen op grond van artikel 3 van het Besluit reikwijdte van de wet op de erkende onderwijsinstellingen. De Afdeling merkt op dat, nu aanvrager nog niet is erkend, dit verzoek om erkenning in de onderhavige erkenningsaanvrage moet worden betrokken en de inspectie hierover advies dient uit te brengen. Daar zij nog geen inspectierapport heeft ontvangen is de Afdeling niet in staat u inzake deze cursus te adviseren. Het is de Afdeling overigens opgevallen dat in de toegezonden informatie over de Basisopleiding Pedicure wordt vermeld dat deze zowel opleidt voor het EPP-examen (Examen Platform Pedicure) als het SEPVO-examen (Stichting Examens en Proeven voor het Voetverzorgingsbedrij f ) . De Afdeling wijst erop dat, zoals ook in eerdere adviezen is vermeld en door u is onderschreven, de te erkennen opleiding in zijn geheel moet zijn gericht op examens als in de Wet of het Besluit op de erkende onderwijsinstellingen zijn genoemd. In casu dient te worden medegedeeld dat de cursus is gericht op het vakdiploma voetverzorging, waarvan de examens onder toezicht van een door het ministerie van Economische Zaken aangewezen gecommitteerde worden afgenomen door de Stichting Examens en Proeven voor het Voetverzorgingsbedrij f te 's-Gravenhage.
6 Gelet op het bovenstaande kan de Afdeling u thans nog geen advies uitbrengen over deze onderdelen van het verzoek van aanvrager. Zij dient hiervoor eerst te beschikken over de nodige informatie waaronder het oordeel van de inspectie betreffende de cursus Schoenverkoper alsmede over het inspectie-advies inzake de Basisopleiding Pedicure. Namens de Afdeling voornoemd,
(drs. J.A.A. Greven, voorzitter) ,
(mr. W.J.E. van de Water coördinerend secretaris)