Afschrift. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN
29 FeSmiari 1?40. No.
8$?
AFDEELING
S»Ö«
DE MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, Golüt op a r t i k e l 4» pe»i&raKf f f va» i f t Aea&Aaiaoh S t a t u u t ; öealen het b e s l u i t , v a s â©a tSstesa S o f t e n e r 1939* vs» -tem Se&aat àmt Heaerlas&eeba ^soemtalae&e lloogeselioeX t e Botter&e» t o t i n s t e l l i n g Tau ee» staelUamdig-eeoa$8&8£E[ aoetoraal e r a s e s ; aessieB-liet berlobt« Tas den leden November 1959* ¥»n d* f aoulteSÉ 6e? eeoaos&eafee wetenschappen U B C* g e w e s t e l i j k e u n i v e r s i t e i t va» Aaaterdm; im&& gezien het advies van de aasest« isfâeelln® va» âes ön&arwijarasa" van den 21atea Februari 194ö f Me.lB? 50; tear algasieae ke&nie t e brengen* â a t 4e Sesaat â e r &a&e&lafaâ0a&e leasostie^ue Hoogeaohool t e Botterâ&m bea&pfeaii beeft t ô t i n s t e l l i n g va& ©#a steatkiiHfâig-^eeosomiiaôbL âoetoraaH eateea» o?Hvatten& de vlakken: 1« a^aatbuiamôuâkua&a, t* ata&tarecht en aüjalaietratief1 r*eït&* 3 en 4» taae &asr volgende vakken a) burgerlijk reent es lianâelareobt, b) aconomiashe aas&rijkakun&e» e) eooaomisahe gesehledeaie, d) koloniale economie en koloniale politiek {gecombineerd}, e) volkenraaat, f) leer fer opeaaare ftnaneita»
g) be£tnura«a$assoaap* h) arbeS&sraGht ( geeossbineerd met testistonluis b u r g e r l i j k recht en haMelsraant} t AAN
de eerste afdeeling van den Onderwijsraad. 7423 - '39
| | belastingrecht (g©combineerd aas testimonium b u r g e r l i j k reeii haadelareolit} t j ) al^emeene geschiedenis van dan aieuaatea t i j d , *'' k) «enig Ä Ä E door des candida&t stet gaa4via&e» van den Senaat vak u i t de vakken van de economische of andere f a c u l t e i t * Deze beschikking s a l w>rden gap-laatatjia 4e Ifederlaadsehe ataattacouswt en i a a f a e s r i f t worden mede^Meelâ a^s ' Jo* Curatoren van de Si&teXMtâaene Sconossdsoh« ïS&ogeacaool t e H am van de Katholieke iäeonosiisehe Hoogeaehool t e Tilburg tmv d eel ing aan des Senaat- en aan Burgemeester e s Wathoude&e va asafcerdaüf. %G& meftedeeliag aan 4« Fa&ulteit 4«? laoiiessiaon« schappen| gQj» t e a e r a t e àf^#eliag vsa âaa Onda^tjaraajd* »a-öRAVaiHJC3» 29 Februari 1940* Ovavwaakomstlg de geparafeerde aissafe Ba Sacretaria-Generaal»
(van Poelje)*
^KL|?0D3:a m »•<ï ßfit£^f XV<
^
fccii
187 50»
^
Jil
^
;
februari
40
26 S e p t . 1 9 3 9 , )73 en 21 November 1939 »No. 5161, Af d. H. 0, I n s t e l l i n g s t a a t k u n d i g eeon. cor a a l examen»
De E e r s t e Afdeeling van den Onderwijsraad h e e f t de e e r Uwe E x c e l l e n t i e n i e r b i j -wederom aan t e bieden; l.hefc b e s l u i t , d . d . 2 0 September 1939» van den Senaat der Nederlandsehe Economische Hoogeschool t e Rotterdam (ingekomen t e n D e p a r t e mente 22 September 1939) t o t i n s t e l l i n g van een staatkundig-economisch d o c t o r a a l examen. 2 . h e t daartegen i n g e s t e l d beroep» d . d . 1 6 November 1939» van de f a c u l t e i t der Economische Wetenschappen van de Gemeentelijke U n i v e r s i t e i t van Amsterdam (ingekomen t e n Departemente 18 November 1939)» De Afdeeling moge n a a r a a n l e i d i n g van deze stukken h e t navolgende berichten. S e t gewone d o c t o r a a l examen i n de economische wetenschappen i s jf thans g e r e g e l d i n a r t i k e l 4 , § 93» Academisch S t a t u u t , maar § 97 maakt de f a c u l t e i t , zoo noodig vereenigd met een d e r f a c u l t e i t e n der r e c h t s g e l e e r d h e i d , bevoegd om bovendien andere d o c t o r a l e examens af t e n e men op den grondslag van het i n § 90 vermelde candidaatsexamen. De Senaat der Rotterdamâche Hoogeschool, d i e i n dezen dezelfde bevoegdheden h e e f t a l s een f a c u l t e i t der economische wetenschappen aan een u n i v e r s i t e i t , h e e f t h i e r v a n g e b r u i k gemaakt door de i n s t e l l i n g van h e t bovenbedoelde d o c t o r a a l examen» doch de Amsterdamsche economische f a c u l t e i t verzoekt nu aan Uwe E x c e l l e n t i e d i t b e s l u i t n i e t goed t e keuren» b l i j k b a a r bedoelende h e t i n § 9 7 | derden v o l z i n , aangeduide beroep i n t e s t e l l e n , op grond waarvan h e t b e s l u i t aan de Kroon t e r v e r n i e t i g i n g kan worden voorgedragen. -Omtrent—
pne E x c e l l e n t i e den M i n i s t e r van çrwijs, Kunsten en Wetenschappen
f
s-Gravenhage»
2.
Omtrent het daarvoor aangevoerde motief kan opgemerkt worden dat het ingestelde examen, evenals dat van § 93» twee verplichte en twee keuzevakken omvat* Het eene verplichte vak is in beide gevallen staathuishoudkunde. Terwijl het examen ingevolge § 93 daarnaast bedrijfshuishoudkunde als verplicht vak bezit» treedt bij het ingestelde examen staats- en administratief recht hiervoor in de plaats. De keuzevakken zijn deels dezelfde, deels andere. Men kan niet volhouden, dat op grond daarvan het ingestelde examen lichter zou zijn, althans een minder gerechtvaardigde aanspraak kan geven op het doctoraat in de economische wetenschappen. Daarvan zou dus alleen sprake kunnen zijn in verband met het andere verplichte vak. Nu acht de Amsterdamsche faculteit een economische vorming, waarbij staathuishoudkunde het eenige verplichte economische vak voor het doctoraal examen is, onvolledig, hetgeen dus beteekent, dat zij bedrijfshuishoudkunde hierbij onmisbaar acht. Op grond van verkregen inlichtingen, acht de Afdeeling dit oordeel niet geheel gerechtvaardigd. Het zou iets anders zijn, wanneer de bedrijfshuishoudkunde bij een bepaalde opleiding voor het doctoraat economische wetenschappen geheel achterwege bleef. Dit vak wordt echter oqk geëxamineerd bij het candidaatsexamen. De doctorandus, die het ingestelde examen afgelegd heeft, heeft voor de bedrij f shuishoudkund e iets in de plaats gekregen, waardoor men zeker niet kan zeggen, dat zijn examen als geheel genomen, lichter was. Volgens de Amsterdamsche faculteit ontbreekt hem echter de volledige staatkundige vorming, omdat hij juridische propaedeuse gemist heeft. Daarbij kan alleei gedacht zijn aan het vak "inleiding tot de rechtswetenschap11. De Afdeeling erkent, dat het onderwijs in staatsrecht bezwaren zal opleveren, wanneer het niet op onderwijs in dit vak kan voortbouwen, maar deze bezwaren zijn niet onoverkomelijk. Het onderwijs in burgerlijk recht en handelsrecht, dat voor het candidaatsexamen verplicht is, geeft een aanvulling van het juridische deel dezer opleiding, die natuurlijk allerminst volledig is, al ware het alleen omdat procesrecht en strafrecht geheel ontbreken» maar de abituriënt krijgt dan ook niet de bevoegdheden van den doctorandus in de rechtsgeleerdheid, doch slechts de onderwijsbevoegdheden, bedoeld in artikel 22ter Academisch Statuut. Dat hij als doctorandus in de economische wetenschappen een schijn van wetenschappelijkheid zou wekken, die niet gerechtvaardigd is, kan op mjr-rnnA
3.
grond van het bovenstaande n i e t worden volgehouden en waar het examen, waarover de s t r i j d l o o p t , reeds ruim 15 j a a r aan de Rotterdamsche hoogeschool wordt afgenomen en t a l van ':e^liefß: geëxamineerd en door hun promotie b l i j k van wetenschappelijke vorming hebben gegeven, geeft de Afdeeling in overweging, om het ingestelde beroep ongegrond t e v e r k l a r e n . De Afdeeling merkt nog op» dat Uwe Excellentie vóór 16 Maart e.k., omtrent het i n g e s t e l d e beroep een b e s l i s s i n g moet nemen. Namens de Afdeeling voornoemd, »Voorzitter. »Secretaris.
Praeadvies van den heer van der Pot.
Aan den heer Voorzitter van de Eerste Afdeeling van den Onderwijsraad. Naar aanleiding van het mij gedane verzoek om van praeadvies te dienen over het bezwaar, door de FACULTEIT DER ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN A M DE GEMEENTELIJKE UNIVERSITEIT TE AMSTERDAM ingebracht tegen HET BESLUIT VAN DEN SENAAT DER NEDo ECON.HOOGESCHOOL TE ROTTERDAM tot instelling van ©en doctoraal EXAMEN IN DE staatkundig-economische richting, heb ik de eer het volgende te berichten. Het gewone doctoraal examen in de economische wetenschappen is thans geregeld in artikel 4, § 93» Academisch Statuut, maar § 97 maakt de faculteit, zoo noodig vereenigd met een der faculteiten der rechtsgeleerdheid, bevoegd om bovendien andere doctorale examens af te nemen op den grondslag van het in § 90 vermelde candidaatsexamen. De Senaat der Rotterdamsche Hoogeschool, die in de&en dezelfde bevoegdheden heeft als een faculteit der economische wetenschappen aan een universiteit, heeft hiervan gebruik gemaakt door de instelling van het bovenbedoelde doctoraal examen, doch de Amsterdamsche economische faculteit verzoekt nu den Minister dit besluit niet goed te keuren, blijkbaar bedoelende het in § 97» derden volzin, aangeduide beroep in té stellen, op grond waarvan het besluit aan de Kroon ter vernietiging kan worden voorgedragen. Omtrent het daarvoor aangevoerde motief kan opgemerkt worden, dat het ingestelde examen, evenals dat van § 93, twee verplichte en twee keuze-vakken omvat. Het eene verplichte vak is in beide gevallen staathuishoudkunde. Terwijl het examen ingevolge § 93 daarnaast bedrijfshuishoudkunde als verplicht vak bezit, treedt bij het ingestelde examen staats- en administratief recht hiervoor in de plaats. De keuzevakken zijn deels dezelfde, deels andere. Men kan niet volhouden, dat op grond daarvan het ingestelde examen lichter Î0U zijn, althans een minder gerechtvaardigde aanspraak kan geven op het doctoraat in de economische wetenschappen. Daarvan zou dus alleen sprake kunnen zijn in verband met het andere verplichte vak. -Nu-