Regeling toelating tot praktijkonderwijs van LWOO-leerlingen en leerlingen met een indicatie voor (voortgezet) speciaal onderwijs in bijzondere gevallen.
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschap, Gelet op artikel XVIIa, eerste lid, van de Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 288), Besluit Artikel 1 Begripsbepalingen Minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; WVO: de Wet op het voortgezet onderwijs; WEC: de Wet op de expertisecentra; CvI: de commissie voor de indicatiestelling, bedoeld in artikel 28c van de WEC; Permanente commissie leerlingenzorg: de permanente commissie leerlingenzorg, bedoeld in artikel 10h, vierde lid, van de WVO; RVC: de regionale verwijzingscommissie voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 10g, tweede lid, van de WVO; RVC-besluit: het Besluit RV C’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging; Ouders: ouders, voogden of verzorgers; Bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs of van een school met een afdeling praktijkonderwijs. Artikel 2 Criteria 1.
In afwijking van artikel 10g, derde lid, van de WVO en artikel 4, eerste en derde lid, van het RVCbesluit kan ook een aanvraag tot indicatiestelling voor praktijkonderwijs worden ingediend voor een leerling voor wie naar het oordeel van het bevoegd gezag het zorg- en onderwijsaanbod van het praktijkonderwijs het beste aansluit bij de behoeften van de leerling en die: a.
het vmbo bezoekt met een positieve beschikking voor leerwegondersteunend onderwijs met •
scores op de criteria in het grensvlak van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs, of
•
naar het oordeel van het bevoegd gezag een toegenomen problematiek nadat een positieve beschikking leerwegondersteunend onderwijs is afgegeven, of
•
naar het oordeel van het bevoegd gezag een stapeling va n andersoortige problematiek dan beoordeeld wordt bij de indicatiestelling voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs, ofwel
1
b.
beschikt over een positieve indicatie van de CvI voor toelating tot het speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs dan wel leerlinggebonden financiering en die: •
voldoet aan het leerachterstandscriterium of het IQ-criterium voor toelating tot het praktijkonderwijs blijkens gegevens die gebaseerd zijn op test- en screeningsinstrumenten als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het RVC-besluit, of
•
naar het oordeel van het bevoegd gezag, ongeacht het IQ en de leerachterstand, zoals vermeld in artikel 4, derde lid, van het RVC-besluit, een zodanige problematiek heeft dat indicatiestelling voor praktijkonderwijs geboden is.
Artikel 3 Procedure Een aanvraag tot indicatiestelling voor praktijkonderwijs voor een leerling als bedoeld in artikel 2 wordt ingediend bij de regionale verwijzingscommissie door een bevoegd gezag. Artikel 4 Aanvraagvereisten De aanvraag tot indicatiestelling voor praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 2, wordt uitsluitend ingewilligd door de RVC op voorwaarde dat de aanvraag bevat: a.
een kopie van de beschikking voor leerwegondersteunend onderwijs, of een kopie van de positieve indicatie van de CvI;
b.
een op schrift gestelde zienswijze en instemming van de ouders;
c.
een advies van de permanente commissie leerlingenzorg van het samenwerkingsverband vo waar de verwijzende school voor vmbo aan deelneemt, of van het samenwerkingsverband van de school of afdeling voor praktijkonderwijs voor leerlingen die niet afkomstig zijn van het vmbo;
d.
een motivering waaruit blijkt dat de desbetreffende leerling behoort tot de doelgroep van deze regeling zoals omschreven in artikel 2;
e.
een leerling-dossier dat in elk geval bevat: •
het handelingsplan of een onderwijskundige rapportage van de desbetreffende leerling;
•
een beschrijving van de acties en de resultaten van deze acties die de verwijzende school heeft ondernomen in het kader van de begeleiding van de leerling;
•
een document waarin wordt aangegeven welke externen voor advies of hulp zijn ingeschakeld bij de begeleiding van de leerling;
•
een beschrijving van de risico’s als de leerling toch in het vmbo of een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs blijft;
•
eventueel relevante test- en toetsgegevens.
Artikel 5 Monitoring De regionale verwijzingscommissies VO rapporteren in november 2004 aan de minister over het aantal en het type leerlingen voor wie op basis van deze regeling een beschikking praktijkonderwijs is afgegeven tot en met 1 oktober 2004. Artikel 6 Bekendmaking
2
Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal melding gemaakt worden in de Staatscourant. Artikel 7 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na uitgifte van Uitleg OCenWRegelingen waarin deze regeling wordt geplaatst. De regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2005. Artikel 8 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toelating tot praktijkonderwijs van LWOO-leerlingen en leerlingen met een indicatie voor (voortgezet) speciaal onderwijs in bijzondere gevallen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven Toelichting 1.
Algemeen
Het leerwegondersteunend onderwijs in het vmbo is bedoeld voor leerlingen die in principe wel de capaciteiten in huis hebben om een leerweg in het vmbo succesvol af te ronden, maar voor wie extra zorg noodzakelijk is om daadwerkelijk een vmbo-diploma te behalen. Het praktijkonderwijs is alleen bedoeld voor leerlingen van wie wordt verwacht dat zij niet in staat zullen zijn om één van de leerwegen in het vmbo met succes af te sluiten. Deze leerlingen worden direct opgeleid voor en begeleid naar een plek op de regionale arbeidsmarkt. Het praktijkonderwijs kan slechts leerlingen toelaten met een indicatie voor praktijkonderwijs. De regionale verwijzingscommissie beoordeelt op basis van criteria met betrekking tot de leerachterstand en het IQ of leerlingen in aanmerking komen voor een indicatie praktijkonderwijs. Alleen voor leerlingen die afkomstig zijn van het (speciaal) basisonderwijs, het (voortgezet-) speciaal onderwijs, of het eerste laarjaar vmbo kan een aanvraag tot indicatiestelling bij de regionale verwjizingscommissie worden ingediend. Bovendien is herindicatie niet mogelijk. Inmiddels is gebleken dat in enkele uitzonderlijke situaties een leerling toch aangewezen is op praktijkonderwijs, terwijl hij of zij (net) niet voldoet aan de criteria of het indienen van een aanvraag niet meer mogelijk is. Deze regeling maakt maatwerk waarbij toelating tot het praktijkonderwijs gewenst is, mogelijk. Het gaat hierbij nadrukkelijk om uitzonderingen. 2.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1: Met de term ‘bevoegd gezag’ wordt in deze regeling uitsluitend een bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs of van een school met een afdeling praktijkonderwijs bedoeld. Artikel 2: Criteria
3
In artikel 2 van deze regeling worden twee categorieën leerlingen benoemd voor wie een uitzondering gemaakt mag worden met betrekking tot de toelating tot het praktijkonderwijs op de bestaande regelgeving. Het gaat daarbij ten eerste om vmbo-leerlingen met een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs van wie in alle redelijkheid niet (meer) verwacht kan worden dat deze leerling in staat zal zijn om een vmbo-diploma te behalen, en waarbij het praktijkonderwijs antwoord heeft op de specifieke zorgbehoefte van de leerling. Met ‘scores op het grensvlak van praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs’ worden tegenstrijdige scores op de verschillende criteria en een IQ score in de bandbreedte van 75 t/m 80 bedoeld (artikel 4 van het RVC-besluit van 27 mei 2003, staatsblad 262, te raadplegen via www.overheid.nl). Ten tweede zijn er enkele leerlingen met een indicatie van de Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) voor toelating tot het (voortgezet) speciaal onderwijs dan wel leerlinggebonden financiering, die niet aan de criteria voor een beschikking praktijkonderwijs voldoen of met een stapeling van andersoortige problematiek dan beoordeeld door de RVC, maar voor wie geldt dat het zorg- en onderwijsaanbod van het praktijkonderwijs het beste aansluit bij de behoeften van de leerling. Het is aan het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs of van een school met een afdeling praktijkonderwijs om op basis van de criteria in artikel 2 van deze regeling te beoordelen of een leerling tot één van deze twee categorieën behoort en in aanmerking dient te komen voor toelating tot het praktijkonderwijs op grond van deze regeling. Artikel 3: procedure Alleen het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs of van een school met een afdeling voor praktijkonderwijs kan een aanvraag tot indicatiestelling voor praktijkonderwijs indienen in deze bijzondere gevallen. De voorbereiding en het aanleveren van de benodigde documenten is voornamelijk een taak van de verwijzende school. Artikel 4: aanvraagvereisten De verwijzende school bereidt het grootste deel van de aanvraag voor. Dit betekent dat de school in elk geval zorg dient te dragen voor het aanleveren van de informatie die in de onderdelen a en e van dit artikel gevraagd wordt. Vervolgens kan de PCL een advies (onderdeel c) opstellen op basis van deze informatie. De school of afdeling voor praktijkonderwijs maakt na overleg met de verwijzende school en op basis van de informatie waar naar wordt verwezen in onderdeel a,c en e een afweging of de desbetreffende leerling voldoet aan de criteria (artikel 2). De school of afdeling van praktijkonderwijs kan deze afweging pas goed maken als er over de leerling voldoende en relevantie informatie is verstrekt door de verwijzende school. De verwijzende school kan gevraagd worden meer informatie aan te leveren. Tevens kan in overleg tussen de scholen besloten worden om een leerling op een bepaald gebied te testen. Als de school of afdeling voor praktijkonderwijs tot de conclusie komt dat de zorgbehoefte van de leerling aansluit bij het aanbod van het praktijkonderwijs en de leerling voldoet een aan de andere eisen zoals die gesteld worden in artikel 2, dan kan het bevoegd gezag van de school voor praktijkonderwijs een aanvraag voor een beschikking praktijkonderwijs indienen bij de regionale verwijzingscommissie. Onderdeel d wordt verzorgd door de school of afdeling praktijkonderwijs. De betrokken scholen bepalen overigens in onderling overleg wie de ouders benadert om hen te vragen hun zienswijze en instemming met betrekking tot een overstap naar het praktijkonderwijs schriftelijk aan te leveren.
4
De regionale verwijzingscommissie gaat bij haar beoordeling van de aanvraag slechts na of voldaan is aan de administratieve verplichtingen (aanvraagvereisten). Een kwalitatieve beoordeling is immers reeds gemaakt door het praktijkonderwijs.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven
5