Onderwijskundige visie Gymnasium Aanbevelingen en actiepunten Athena programma
1961, Mozaïek van Piet Wiegersma. ‘De krijgshaftige Athena’ Hal Gymnasium van het Bernardinuscollege
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 1
Vooraf In dit concept worden een aantal concrete ideeën beschreven en aanbevelingen gedaan ter profilering van het gymnasium van het Bernardinuscollege. De onderwijskundige visie en het Athena programma staat centraal in dit conceptstuk. Medio mei 2010 werden de werkzaamheden van de profileringgroep stilgelegd. Enkele leden van de profileringcommissie hebben echter niet stilgezeten en zijn doorgegaan met het ontwikkelen van een concept ter profilering van het gymnasium. In oktober 2010 heeft de profileringcommissie gymnasium haar doorstart gemaakt. Er is gekozen voor een kleine wendbare stuurgroep die een voorstel zal doen in de vorm van dit voorliggende profileringconcept. Na een uitgebreide schets van de missie, onderwijskundige en didactische visie, de gymnasiumleerling, de leraar en de ouders wordt de onderwijskundige kapstok van het gymnasium, het Athena programma beschreven. Het profileringconcept gymnasium zal besproken worden met de profileringcommissie, de schoolleiding en dhr. F. Lambriks. De in het schooljaar 2009-‐2010 verschenen startnotitie gymnasium en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden hebben geleid tot inzichten die een duidelijk beeld geven en hebben geleid tot een onderwijskundige visie op het gymnasium. Naast visiebeschrijving op onderwijskundig en vakdidactisch vlak wordt er in dit concept een organisatievorm geschetst. Binnen de verschillende kapstokken in het stuk worden meerdere aanbevelingen en actiepunten geformuleerd. Het is van groot belang voor de aanpak van de aanbevelingen/actiepunten dat er daarin prioriteiten worden vastgesteld en dat er in de uitvoering een evenredige taakverdeling over de leden van de stuurgroep wordt vastgesteld. In deze prioriteitstelling dient een tijdpad opgenomen te worden. De belangrijkste taak van de voorzitter van de stuurgroep is de coördinatie van het toezicht op deze uitvoering. Daarnaast kan de voorzitter participeren in (onderdelen van) de uitvoering. De vaksecties van het Bernardinuscollege zullen door de schoolleiding ten nauwste bij de uitvoering betrokken moeten worden. In het profileringconcept zijn meerdere onderwerpen opgenomen die in een horizontale visie en ontwikkeling van de scholen van het Bernardinuscollege opgenomen kunnen/moeten worden met het oog op de effectiviteit zoals: portfolio, academische grondhouding, voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs, de electronische leeromgeving etc.
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 2
1. De missie van het Bernardinuscollege en haar gymnasium: onderwijskundige uitgangspunten algemeen. De algemene missie van het Bernardinuscollege luidt als volgt: ‘Het vormen van jonge mensen op intellectueel, cultureel en maatschappelijk gebied en hen voorbereiden op de toekomst door hen uit te dagen met gedegen, motiverend en inspirerend onderwijs dat voortkomt uit een rijke, op Franciscaanse grondslag gebaseerde onderwijs-‐ en vormingstraditie.’ In de missie staan de werkwoorden vormen, voorbereiden en uitdagen centraal. Voor de onderwijskundige doelstellingen van het gymnasium betekent dit het volgende. • Onderwijs op gymnasiumniveau zal uitdagend en wetenschappelijk georiënteerd moeten zijn (onderzoekend leren) als voorbereiding op een wetenschappelijke studie. Te denken valt aan vormen van onderwijs, waarbij de docent de kaders stelt en het einddoel aangeeft en de leerling, afhankelijk van de fase waarin hij zich bevindt, zo zelfstandig mogelijk zijn onderzoek doet, al of niet in samenwerking met anderen, waarbij hij ook de buitenwereld van de school betrekt. • Uit onderzoek blijkt dat de leerlingen op een gymnasium vaker dan op het atheneum een meer dan gemiddelde of hoge intelligentie hebben. Dit hoeft niet meteen te betekenen dat deze leerlingen hoogbegaafd zijn, al komt dat onder de leerlingen van het gymnasium wel relatief vaker voor dan bij de leerlingen van het atheneum. De leerlingen met een meer dan gemiddelde of hoge intelligentie denken vaak in andere structuren dan andere leerlingen. Ze geven vaak de voorkeur aan leren vanuit een algemene overkoepelende structuur naar onderdelen/details van een vak. (zie in het kader hiervan een beschrijving van top-‐down leren) De huidige reguliere methodes zijn vrijwel allemaal gericht op het zich eigen maken van details om vandaar uit tot een algemeen overzicht van een vak(gebied)/onderwerp te komen. • Het vakonderwijs zal samenhang moeten vertonen (geïntegreerd, door het jaar heen, niet apart naast de lessen) door een vakoverstijgende leerlijn, zowel horizontaal als verticaal. Horizontaal: tussen de vakken van een bepaalde jaarlaag; verticaal: tussen de opeenvolgende jaarlagen. In dit samenhangend onderwijs spelen de vakken Grieks en Latijn een essentiële rol, omdat zij de basis zijn van gymnasiaal onderwijs. Deze samenhang kan in onderbouw en bovenbouw apart vormgegeven worden. • Talentontwikkeling in het gymnasium vindt plaats op vooral twee talentgebieden: Cultuur en Techniek. • Het leren is een sociale activiteit, waarin een verbinding wordt aangegaan tussen interesse, leerhouding en studievaardigheden van de leerling. Omdat het bij gymnasiumleerlingen gaat om leerlingen die een surplus hebben, komt het voor dat bij de studie op de basisschool en in het eerste leerjaar alles dikwijls is komen aanwaaien en de leerling geen leerhouding en studievaardigheden aangeleerd heeft. • Doorlopende leerlijn: het gymnasium bouwt voort op datgene wat de leerling op de basisschool heeft meegekregen en bereidt voldoende voor op het succesvol kunnen doorlopen van een universitaire vervolgopleiding. Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 3
Aanbevelingen / actiepunten algemeen - Stichting Zelfstandige Gymnasia. Het lidmaatschap van deze stichting wordt uit de mottenballen gehaald en weer tot leven gewekt. Het lidmaatschap is van belang voor uitwisseling van materiaal en projecten met een gymnasiale inslag. Bovendoen blijven we op de hoogte van de ontwikkelingen binnen het gymnasiumonderwijs en kunnen we daar actief in participeren. - Keuze voor het gymnasium van het Bernardinuscollege Uit het door ons gehouden onderzoek blijkt dat bij de keuze van de vervolgschool na de basisschool de keuze van het kind zelf, het advies van de basisschool en de hoge citoscore een doorslaggevende rol spelen, ook voor de ouders. Dat betekent dat wij ons niet alleen nog meer moeten richten op het ‘kiezend kind’ van groep 8, maar ook al op de leerling van groep 7. Te denken valt aan juniorklassen, uitnodigingen voor evenementen op school, een emailnieuwsbrief, een aparte pagina voor groep 7 en 8 op de website, een beginnerscursus Latijn voor leerlingen van groep 8 (‘Latijn voor dummies’). - Informatieavonden / open dag De informatieavonden en de open dag spelen een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol bij de keuze voor ons gymnasium, zo blijkt uit de enquêtes onder leerlingen van het gymnasium en hun ouders/verzorgers. Het blijft van belang om de leerling op die avonden centraal te houden (proeflessen, leerlingactiviteiten). Het gymnasium dient zich daar meer te profileren met aparte activiteiten. Actiepunt: vanuit de stuurgroep zal de commissie informatieavonden/open dag met ideeën gevoed worden. Een van de leden van de stuurgroep krijgt hier een specifieke verantwoordelijkheid. Onderstaande actiepunten gelden voor zowel de havo, het atheneum als het gymnasium van het Bernardinuscollege, maar zullen specifiek voor het gymnasium door de stuurgroep ‘gymnasiaal’ ingevuld moeten worden. - Talentgebied cultuur, actiepunt 1: vooruitlopend op de ontwikkeling richting Cultuurprofielschool (bijlage 1) zal een aparte werkgroep dit talentgebied in kaart brengen: -‐ formuleren van doelstellingen; -‐ inventariseren van wat er al in de praktijk gaande is; -‐ inventariseren van knelpunten en mogelijkheden, vooral m.b.t. het rooster; -‐ opstellen van een plan van aanpak en een tijdpad. Actiepunt 2: contacten leggen met Cultuurprofielschool Schöndeln in Roermond. Dit is inmiddels gebeurd. - Talentgebied technologie: aanhaken bij de ontwikkelingen binnen het bètaplatform richting Technasium.
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 4
2. De gymnasiumleerling In de literatuur wordt de gymnasiumleerling als volgt neergezet: de gymnasiumleerling is veeleisend, verbaal sterk, weet verbanden tussen de verschillende vakken te leggen, is onderzoekend, nieuwsgierig, eigenzinnig, zelfsturend en kritisch. De gymnasiumleerling is enigszins solistisch (hij/zij kan het zelf véél beter alleen en op eigen kracht) en heeft moeite met samenwerken. Een gymnasiumleerling wil veel, in en buiten de school, en dat niet alleen op intellectueel gebied. De gymnasiumleerling is getalenteerd, heeft een surplus in vergelijking met andere vwo-‐leerlingen. 3. De leerling op het gymnasium van het Bernardinuscollege: een beeld (bijlage 2) De leerling verwacht van het gymnasium een goede voorbereiding op een universitaire studie. Zij maken hun huiswerk om goede cijfers te halen of gewoon omdat het moet. De mening over de werkdruk is fifty-‐fifty. In het algemeen kunnen zij meer aan, meer uitgedaagd worden. Een goed contact met de docent is belangrijk, maar niet doorslaggevend voor het behalen van goede resultaten. Een goede docent heeft volgens de leerlingen veel vakkennis, houdt zich aan afspraken, kan op meerdere manieren uitleggen, straalt vertrouwen uit en kan goed vertellen, oefent controle uit, is goed benaderbaar,kweekt interesse voor zijn vak en is duidelijk over de cijfergeving. Over de begeleiding van de kant van de mentor / (profiel)coördinator zijn de leerlingen redelijk tevreden. 4. De gymnasiumdocent: een profiel Een docent aan het gymnasium beschikt over de volgende competenties: - een grote deskundigheid op haar/zijn vakgebied. Onkunde wordt genadeloos door leerlingen afgestraft; - een passie voor haar/zijn vak is een absolute voorwaarde; - de competentie om goede vragen te kunnen stellen om een leerling nieuwsgierig te maken. Zij/hij is niet primair een uitlegger, maar een vakvrouw/man die leerlingen met een scherpe probleemstelling binnen het vakgebied kan uitdagen. De uitgangspunten en de methodiek van Topdown-‐leren dient hij te kennen en te beheersen (zie bijlage 3); - een verbale kracht om de discussie met de leerling aan te kunnen; - een minstens basale kennis van de klassieke cultuur en de betekenis daarvan voor haar/zijn vak, voor de gang door de geschiedenis en voor de huidige samenleving; - de competentie om verbanden aan te kunnen leggen met andere vakken en met de actualiteit om zo de samenhang in de wetenschappelijke benadering te kunnen laten zien. Voor de gymnasiumleerling is dit essentieel; - een academische benadering. Zie hieronder paragraaf 5. Punt 6 en bijlage 4. Aanbevelingen / actiepunten t.b.v. docenten voor korte en lange termijn: - Het oprichten van een gymnasium-‐expertgroep als vervolg op de stuurgroep, die de didactiek verder uitwerkt, de aanbevelingen uit gaat voeren, scholing voor docenten regelt, het Athena programma ter hand neemt, de samenwerking met het atheneum verder vorm geeft en het gymnasium in Parkstad op de kaart zet. De onderwijsdirecteur wordt voorzitter. - Docenten die voldoen aan het bovenbeschreven profiel, gaan les geven aan het gymnasium. Dit is geen voorkeursbehandeling, maar een opdracht. De schoolleiding, in het bijzonder de onderwijsdirecteur van het gymnasium, treedt hier sturend op. Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 5
-
Docenten volgen zo nodig vakeigen bijscholing / verdieping, ook met het oog op het aanleggen van verbanden met andere vakbenaderingen. Docenten volgen scholing in ten minste een basale kennis van de klassieke cultuur en de doorwerking daarvan in de geschiedenis tot op vandaag. Docenten volgen scholing in het historisch, maatschappelijk, en waarden-‐ kader van het eigen vak. Op basis van de ouders-‐ en leerling-‐enquête worden concrete aanbevelingen gedaan op het gebied van klassenmanagement, benadering van de leerling, inhoudelijke inrichting van de lessen, transfer. Deze aanbevelingen staan in een aparte bijlage vermeld.
5. Didactiek en onderwijsorganisatie Enige vooropmerkingen bij een te volgen didactiek: De gymnasiumleerling zal wat zijn capaciteiten aan de bovengrens van de Dublindescriptoren beschrijving zitten in vergelijking met de atheneumleerling. Hij zal meer capaciteiten aan de dag leggen op het gebied van eigen kunnen, zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid, verbreding en verdieping, perspectief aanbrengen, etc. Aangezien hij in het algemeen liever zelfstandig leert en niet in samenwerking met anderen, is er op dat gebied nog winst te behalen. Aangezien hij vaak erg perfectionistisch is, zeer gevoelig voor cijfers/kritiekpunten/eigen falen heeft hij er vaak moeite mee om te presenteren voor een grote groep. Ook hier valt een behoorlijke winst te halen door presenteren in de didactiek op het gymnasium in het curriculum op te nemen. Aanbeveling Elo inzetten om de leeromgeving aantrekkelijker te maken voor de leerlingen: zie de bestaande activiteit op gymnasium 2. In het kader van het te ontwikkelen Technasium moet deze benadering uitgebreid kunnen worden. In de didactiek staan de volgende kernbegrippen centraal: 1. verbredend en verdiepend. De didactiek is gericht op het in toenemende mate aanbrengen van een academische benadering. 2. Uitdagend: onderwijs waarbij de nadruk ligt op probleemconfrontatie en niet op uitleg. Het is een didactiek met een eisend karakter. 3. Zelfreflecterend: het eigen leerproces van de leerling is onderwerp van evaluatie. 4. Vakoverstijgend en samenhangend; leerlingen leren om zelf verbanden tussen vakinhouden aan te brengen in: -‐ de reguliere lessen; -‐ duale lessen(reeksen) over een bepaald onderwerp; -‐ projecten; -‐ essays, werkstukken, profielwerkstuk 5. Kaderstellend: plaatsen van vakinhouden in historisch, maatschappelijk en levensbeschouwelijk kader. 6. Gerichtheid op het Wetenschappelijk Onderwijs; de academische houding. De academische houding draagt onder andere de volgende kenmerken: Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 6
-‐ een onderzoekende houding, waarbij de ‘waarom-‐vraag’ centraal staat; -‐ een kritische houding naar zichzelf die zich onder andere uit in de competentie tot zelfreflectie en de gerichtheid op waarheidsvinding in het debat, niet op het winnen daarvan; -‐ de competentie om, al probleemoplossend en analyserend, verworven inzichten te plaatsen in een grotere maatschappelijke en historische context; -‐ de competentie om door middel van presentaties zelfverworven kennis over te brengen op anderen. -‐ levensbeschouwelijk/ethisch kunnen reflecteren over het eigen werkterrein. Aanbevelingen / actiepunten - Het Pegasusnetwerk Het Pegasusnetwerk is een samenwerkingsverband van docenten aan gymnasia dat zich bezighoudt met het ontwikkelen van lesmateriaal voor het gymnasium. Het netwerk werkt samen met het APS. We kunnen lid worden van dit netwerk wanneer we ook door ons zelf uitgewerkte programma’s/vakoverstijgende projecten ter beschikking willen stellen van andere gymnasia. Actiepunt: contact opnemen met het Pegasusnetwerk. - Binnen het netwerk is vanuit de praktijk een gymnasiale didactiek ontwikkeld (zie bijlage 5). Leden van de stuurgroep hebben een eerste scholingsdag/studiedag gevolgd. Actiepunt: overleg met het APS over vervolg scholing. - Top down leren (zie bijlage 3): leden van de stuurgroep hebben een eerste informatie-‐ scholingsmoment gevolgd. Er lopen goede contacten met het Graaf Huijncollege, waar top down leren geoefend en gepraktiseerd wordt. Actiepunt: deze contacten voortzetten en, na evaluatie, besluiten over een mogelijke scholing in top down leren op het gymnasium van het Bernardinuscollege. - Samenhangend onderwijs in de onderbouw kan onder andere gekoppeld worden aan het excursieprogramma van de sectie klassieken: Eerste klassen: Thermenmuseum Heerlen, Archeologisch park Xanten. Betrokken secties: Klassieke talen; geschiedenis; aardrijkskunde; beeldende vorming, biologie en verzorging. Tweede klassen: Catacomben Valkenburg, Gallo-‐Romeins museum Tongeren. Betrokken secties: Klassieke talen, levensbeschouwing, geschiedenis, beeldende vorming. Derde klassen: Trier. Betrokken secties: Klassieke talen, geschiedenis, levensbeschouwing, Duits. Actiepunt 1: een werkgroep onder regie van de vakgroep Klassieken maakt in samenwerking met andere vakgroepen een consistent programma voor de onderbouw. - Doorlopende verticale leerlijn van basisschool tot en met universiteit: actiepunt 1: voor contacten met de basisscholen: zie onder aanbevelingen / actiepunten algemeen. Ten aanzien van de didactiek op de eerste klassen Gymnasium moet opgemerkt worden dat de eerste klassers door het veelvuldig frontaal en klassikaal lesgeven in het eerste leerjaar veel ’afgeleerd’ krijgen van Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 7
leeractiviteiten als zelfstandig werken, presenteren en samenwerken, waar zij op de basisschool aan gewend waren geraakt. Dit geldt overigens voor alle eerste klassen van de drie scholen. Contacten met de basisscholen zouden dus niet alleen moeten gaan over toelevering van leerlingen en over hun vorderingen op het Bernardinuscollege, maar vooral ook over didactiek. Actiepunt 2: contacten met het universitair vervolgonderwijs: -‐ bestendigen en uitbouwen van de contacten die lopen via het bètaplatform (RWTH, UM, Luik, Hasselt, TU Eindhoven); -‐ bestendigen en uitbouwen van de contacten met de Radboud Universiteit in Nijmegen. De eerste pilot heeft al plaatsgevonden: gymnasiumdag 30 september 2010, waarbij de faculteit Griekse en Latijnse Taal en Cultuur betrokken was. Deze activiteit wordt geëvalueerd. Bestaande contacten met faculteiten (Letterenfaculteiten, faculteit Religiewetenschappen) kunnen aangewend worden voor masterclasses, projecten, bezoeken aan universiteiten; -‐ Het Ruud de Moor-‐instituut van de OU Heerlen houdt zich bezig met leerstrategieën in relatie tot onderwijsmanagement en onderwijsorganisatie. Het is zeer de moeite waard om met dit instituut contact op te nemen. Een oud-‐ gymnasiast van het Bernardinuscollege is daar werkzaam; -‐ Stimuleren van de Academic Experience.
De onderwijsorganisatie van het gymnasium (rooster, lessentabel) loopt vrijwel parallel aan die van het atheneum. Uit onderzoek en uit eigen ervaringen is gebleken dat een gymnasiumleerling met minder contacttijd toe kan in vergelijking met de atheneumleerling. Wanneer onderwijs-‐op-‐maat meer en meer het uitgangspunt wordt zou ook op het terrein van de onderwijsorganisatie een slag te slaan zijn: Aanbevelingen / actiepunten - Actiepunt: een werkgroep gaat het volgende onderzoeken: -‐ is het mogelijk om minder uren reguliere lesstof aan gymnasiumleerlingen aan te bieden, waarbij de ‘resterende tijd’ ingevuld wordt als ‘gymnasiale verrijking’? Heeft dat gevolgen voor het rooster, zo ja welke? Moeten we geen rekening houden met de calculerende gymnasiast, die zal zeggen: dan maar atheneum, daar krijg ik voldoende tijd om de verplichte lesstof af te werken? -‐ de mogelijkheden en onmogelijkheden onderzoeken wat betreft het extra onderwijs in de vorm van het Athena programma. (Vgl. het Athena programma in par. 5 van deze notitie en bijlage 6.) - De voorbereiding op de academische werkhouding verdiept en intensiveert zich naar het einde van de opleiding toe. Hoe kan aan dit proces vorm gegeven worden? Cursussen methodologie? Argumentatieleer? 5. Het onderwijskundig concept van het gymnasium in concreto: Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 8
Het Athena programma Het Athena programma zal een van de markantste onderdelen worden, waarmee het gymnasium van het Bernardinuscollege zich zal profileren in de regio. Van de eerste tot en met de zesde klas wordt de gymnasiast uitgedaagd om naast de verwerking van de reguliere leerstof te komen tot verdieping waarbinnen de leerling tegemoet komt aan zijn/haar capaciteiten, kwaliteiten en belangstelling; het zogenaamde ‘Athena programma’ . Het onderwijs op het Gymnasium doet een voortdurend beroep op een open en lerende houding van de leerling. Dit doet recht aan de uitgangspunten van de school met betrekking tot de academische grondhouding. De opleiding van de gymnasiast is immers gericht op het later te volgen wetenschappelijk onderwijs. De gymnasiast zal gedurende zijn opleiding in ruime mate geconfronteerd worden met de klassieke cultuur in de vorm de klassieke talen Grieks en/of Latijn en de klassieke kunsten. Het ‘Athena programma’ is een (verplicht )verrijkend aanbod naast de reguliere leerstof en bestaat uit samenhangend thematisch onderwijs. Het samenhangend thematisch onderwijs wordt door vakclusters vormgegeven : Alfa, Bèta , Gamma. Iedere gymnasiast volgt in de Tweede Fase, per leerjaar, een blok Athena programma waarbinnen hij keuzes maakt uit het programma-‐aanbod . Het Athena programma zal deels plaatsvinden in de lessen maar ook bestaan uit een aanbod, verplicht buiten de reguliere lessen. Het aantoonbaar maken van de invloed van de klassieke talen en cultuur zal waar mogelijk een grote rol spelen binnen het Athena programma. Het Athena programma kenmerkt zich door thematisch aangeboden leerinhouden . De leerling verwerkt de leerinhouden ook thematisch en in samenhang. Een thema is inhoudelijk samengesteld uitgaande van de samenhang tussen de vakken uit een van de vakclusters. Vanaf het schooljaar 2011-‐2012 zal het Athena programma gerealiseerd worden in de eerste en vierde klassen van het gymnasium. Het programma van de overige klassen zal vanaf het schooljaar 2012-‐2013 deel gaan uitmaken van het curriculum. Elk onderdeel van het plusprogramma heeft een duidelijke meerwaarde voor de leerlingen. Daarom wordt bij elk onderdeel in de bovenbouw de preacademische vorming en de te ontwikkelen competenties aangegeven. Ook wordt er daar waar mogelijk en relevant een verbinding met de klassieken gelegd om het gymnasiale karakter te onderstrepen. Bij een aantal onderdelen wordt getoetst aan de hand van papers De beoordeling is naar Amerikaans model: Honors, High Pass, Pass of Fail. In schema ziet de inhoud van het Athena programma er in ontwerp als volgt uit: Eerste jaar Eerste trimester: Griekse mythologie Tweede trimester: Klassiek Romeins (geschiedenis, techniek, eetcultuur, hygiëne) i.s.m. Thermenmuseum Derde trimester: capita selecta: cultuur (in samenwerking met Schunck*) en astronomie. Tweede en derde jaar Invulling overlaten aan secties/onderwijsdirecteur (invoering pas in schooljaar 2012/2013 resp. 2013/2014). De onderdelen zullen gekoppeld worden aan excursies Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 9
Vierde jaar Eerste trimester: ‘Breed Klassiek’ Keuze uit: - Klassieke Natuurwetenschappen (primair NT&NG) - Oudheid in de Westerse literatuur (primair CM) - Politiek in Athene, Rome en heden (primair EM) Tweede en derde trimester: Retorica (voor alle profielen) Vijfde jaar Eerste trimester: Methoden en technieken (voor alle profielen) Tweede trimester: Filosofie Keuze uit: - Wetenschapsfilosofie (primair NT&NG) - Aristotelische ethiek (primair CM&EM) Derde trimester: reis: “Ivy League experience”. Tijdens de reis bezoeken de leerlingen een aantal topuniversiteiten waar ze hoor-‐ en werkcolleges volgen. Daarnaast bezoeken ze ook de culturele en historische hoogtepunten in deze steden. Zesde jaar Geen plusprogramma; volledige focus op eindexamen (Het volledige programmaconcept is opgenomen in de bijlagen, nummer 6) Schematische weergave opbouw Athena programma Basisleerstof Excelleren BV Samenhang Projecten TF Samenhang Samenhang Samenhang Basisleerstof Projecten Projecten Projecten Gym 1 Gym 2 Gym 3 Gym 4 BV=basisvorming, TF=Tweede Fase
Masterclass Samenhang Excelleren TF Basisleerstof examengericht Gym 5
Masterclass Excelleren TF Basisleerstof examengericht Gym 6
7. Begeleiding Portfolio Een portfolio is een persoonlijke (soms digitale) map waarin de leerling beschrijft wat hij kan, waaruit dat blijkt en hoe hij zichzelf verder wilt ontwikkelen. Een portfolio dient twee doelen: De leerling kan zijn docent/begeleider laten zien wat hij heeft geleerd en wat hij in zijn mars heeft (competenties). Het helpt de leerling om na te denken (reflecteren) over wat hij bereikt heeft en wat hij in de komende tijd wil leren. Inhoud van het portfolio Een portfolio bestaat meestal uit: Een cv-‐deel met persoonlijke gegevens. Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 10
De reflectie van de leerling op zijn eigen competenties. Een dossier met bewijzen, zoals diploma’s, testresultaten, certificaten, producten, etc. Een persoonlijk ontwikkelingsplan. Het portfolio stimuleert de leerling om over zijn eigen ontwikkeling na te denken: wat zijn mijn sterke en zwakke punten? Welke competenties beheers ik goed, welke zou ik kunnen verbeteren? Hoe kan ik anderen laten zien waar ik goed in ben? Hoe kan ik mijn zwakke punten verbeteren? Op die manier speelt de leerling zelf in toenemende mate de hoofdrol bij het ‘managen’ van zijn leerproces. Het persoonlijk ontwikkelingsplan in het portfolio moet uiteraard passen binnen de kaders van de opleiding. Aanbeveling / actiepunt Werken met een portfolio kan ook van belang zijn voor leerlingen van havo en atheneum. De respectievelijke stuurgroepen zullen daar nog een uitspraak over doen. Misschien ziet een portfolio er op elke school anders uit, maar in wezen dient het eenzelfde doel: reflectie op het leerproces en op de leerresultaten, waarbij de leerling zelf het meest actief is. Begeleiden van een portfolio is een aparte vaardigheid voor docenten/begeleiders (mentoren en profiel-‐ / leerjaarcoördinatoren. Actiepunt: een horizontale werkgroep over havo, atheneum en gymnasium gaat aan het werk rond het portfolio. Het verdient aanbeveling om daat het APS bij in te schakelen. 8 De ouders / verzorgers Enkele conclusies uit de enquête: De voornaamste redenen waarom zij voor het gymnasium hebben gekozen zijn de keuze van hun kind zelf, het advies van de basisschool en de hoge citoscore. De voornaamste redenen waarom zij voor het gymnasium van het Bernardinuscollege hebben gekozen waren: de sfeer tijdens open dag en informatieavonden en de reputatie van het college. Ouders verwachten dat docenten de leerlingen weten te motiveren en te inspireren, dat zij goed vakinhoudelijk onderwijs geven, dat zij hen goede studievaardigheden met het oog op het vervolgonderwijs bijbrengen en dat zij de leerlingen zelfstandig leren denken. Van het lesprogramma verwachten de ouders dat het een goede voorbereiding biedt op het universitair onderwijs, dat het de nadruk legt op vakinhoudelijke kennis en aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen . Het leggen van een relatie met de klassieke cultuur en het aantonen van het maatschappelijk belang van gymnasiaal onderwijs behoren niet tot het verwachtingspatroon van de ouders. Van het buitenlesprogramma verwachten de ouders dat dit het blikveld van de op allerlei gebied verruimt, dat het vakoverstijgend werkt, eventueel met een gymnasaal accent en dat het aansluit bij het lesprogramma. Deze conclusies zijn aanleiding (geweest) om de ouders meer op de hoogte te brengen van de inhoud van de gymnasiale vorming, niet alleen met betrekking tot de vakken Latijn en Grieks, maar ook met betrekking tot de te hanteren didactiek en het extra onderwijsaanbod. Concreet heeft dit geresulteerd in: - een cursus Latijn voor ouders - aanpassing van karakter en inhoud van de info-‐avonden Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 11
Aanbeveling / actiepunt - evalueren van de cursus Latijn voor ouders. Als deze niet is doorgegaan, nagaan waarom. - Onderzoeken van een mogelijk alternatief voor deze cursus: enkele lezingen door het schooljaar heen. 9. Het gymnasium van het Bernardinuscollege op de kaart van Parkstad In deze aanbevelingen zijn voldoende activiteiten opgesomd waarmee het gymnasium zich ook in de pers kan profileren. Aanbevelingen / actiepunten Algemeen: het wordt eindelijk eens tijd voor een professionelere benadering van de regionale media door het inhuren van een professional. Een goed gesprek met ‘t Swarte Schaap of een onderwijsmarketingbureau (Boom Breda) zou wonderen kunnen verrichten ten aanzien van de verbetering van de contacten met de media. Een lid van de stuurgroep gaat zich actief bemoeien met de contacten met de media. Hij zorgt er voor een persoonlijk contact met medewerkers van de media: journalisten, programmamakers. Hij zorgt ook voor toelevering naar de website van de school. Ook intern, binnen de school, dient de berichtgeving over gymnasiumactiviteiten, beter verzorgd te worden: we zijn immers trots op ons gymnasium. 10. Uitvoeringsplan Vertikale onderwerpen (Gymnasium specifiek) Athena Didaktiek Universitair Digitaal Ouders PR en programma Leerling Onderwijs leren Marketing Docent specifiek Ontwikkelen: Ontwikkelen: Radboud Leerinhouden Gymnasium Universiteit Organisatie Didaktiek Nijmegen Expertgroep Pergasus Gymnasium Topdown Etc. Leren Samenhang Klassieke vorming Doelstellingen en tijdpad 2011: Personele Bezetting: Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 12
Horizontale onderwerpen (in samenwerking met havo en atheneum) Academische grondhouding Portfolio Klassenmanagement Competentie denken Technasium/Cultuurprofielschool Bijlagen Bijlage 1: Cultuurprofielschool Bijlage 2: Gymnasium Bernardinuscollege leerlingenenquête juni 2010 Bijlage 3: Topdown leren Bijlage 4: Gerichtheid op het Wetenschappelijk Onderwijs; de academische vorming. Bijlage 5: Pegasus: de didactische benadering samengevat Bijlage 6: Athena programma Bijlage 7: Gymnasium Bernardinuscollege enquête ouders juni 2010
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 13
Bijlage 1 Cultuurprofielschool Op Cultuurprofielscholen staat kunst en cultuur prominent op het rooster, komen meerdere kunstdisciplines aan bod en sluiten de kunstvakken zoveel mogelijk aan bij de andere vakken. Het curriculum wordt stevig aangevuld met buitenschoolse activiteiten in samenwerking met culturele instellingen. Sommige scholen bieden een apart programma voor getalenteerde leerlingen. Waarom cultuurprofilering? De meest voorkomende redenen die scholen noemen om een Cultuurprofielschool te worden, zijn: 1. Aansluiten bij leerwensen van leerlingen op het gebied van kunst en cultuur. 2. Het geven van een inhoudelijke impuls aan de kunstvakken en het aanbieden van extra kunstdisciplines/thema's. 3. Mogelijkheden bieden aan talentvolle leerlingen. 4. Kunst en cultuur heeft een positief effect op het schoolklimaat en dit is goed voor de pr. Hoe word je Cultuurprofielschool? Scholen die Cultuurprofielschool willen worden kunnen zich aanmelden bij het Steunpunt Cultuurprofielscholen. De scholen sturen diverse documenten waaronder het cultuurbeleidsplan en zelfevaluatie-‐instrumenten naar het visitatieteam. Dit bestaat uit een schoolleider, een kunst-‐ en cultuurcoördinator en twee leerlingen afkomstig van twee andere lidscholen, aangevuld met twee vaste leden. Vervolgens wordt de school een dag lang bezocht door het visitatieteam, die de school al dan niet voordraagt als lid van de Vereniging. Website cultuurprofielscholen.nl met informatie, handreikingen, tools en schoolportretten.
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 14
Bijlage 2
Gymnasium leerlingenenquête juni 2010 De geënquêteerden Alle leerlingen van het gymnasium van het Bernardinuscollege (385) hebben de enquête via hun schoolmail ontvangen. 253 leerlingen hebben de enquête ingevuld, hetgeen overeenkomt met 67%, waarvan 44% man en 56% vrouw. 61% van de onderbouw, 39% van de leerlingen van de Tweede Fase heeft de vragen ingevuld. Redenen voor de keuze van het gymnasium De vragen van dit onderdeel waren tweeledig: Geef het belangrijkste aan (één antwoord mogelijk) en geeft op een schaal van 5 bij iedere antwoordmogelijkheid aan of dit antwoord van groot belang of volstrekt onbelangrijk is. De voornaamste reden waarom zij voor het gymnasium hebben gekozen is het advies van de basisschool en de hoge citoscore (39%; 86% vindt dit enigszins tot van groot belang) en de status van een gymnasiumdiploma (25%; 83% vindt dit enigszins tot van groot belang). Dit wordt bevestigd door de redenen, gegeven onder ‘anders’(22%). De interesse in de cultuur van Grieken en Romeinen scoort 10%. Of vrienden ook naar het gymnasium zouden gaan wordt niet van groot belang geacht (62%). De voornaamste redenen waarom zij voor het gymnasium van het Bernardinuscollege hebben gekozen waren: de sfeer tijdens open dag en informatieavonden (37%; 71% vond dit enigszins tot van groot belang), de reputatie van het college (15%; doorgevraagd vindt 83% dit enigszins tot van groot belang) en het feit van broer/zus op het college (13%). Slechts 8% spreekt over de bereikbaarheid van de school (doorgevraagd vindt 41% deze reden enigszins tot van groot belang), 1% over de belangstelling voor de klassieke talen. Bij dit laatste item spreekt 34% over ‘enigszins tot van groot belang’, 28% over ‘niet van belang tot volstrekt onbelangrijk’. 5% is van mening dat het gymnasium van het Bernardinuscollege de beste gymnasiale vorming in Parkstad biedt. 40% verwacht van het gymnasium een goede voorbereiding op een universitaire studie, zij vinden dit enigszins tot van groot belang (79%). 21% wil gewoon een fijne studietijd. ‘Meer intellectuele uitdaging’ en ‘contact met gelijkgestemden en met leerlingen op gelijk niveau’ scoren ieder 12%. 76% acht een goede gymnasiale vorming van enigszins tot groot belang. En wil ook meer intellectueel uitgedaagd worden (71%). De bezinning op de Europese identiteit wordt neutraal tot niet van groot belang geacht (79%). Het beeld van de vooropleiding is schimmig. 38% heeft geen duidelijk beeld, 39% wel en 23% weet op deze vraag geen antwoord te geven. Huiswerk – werkdruk De belangrijkste reden om huiswerk te maken is: de wens om goede cijfers te behalen (26%), gewoon omdat het moet (25%), om geen straf te krijgen (14%), om de grotere hoeveelheden bij proefwerken beter aan te kunnen (14%), om bevorderd te worden (12%). Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 15
Factoren als een goed contact met de docent, een vak ‘leuk vinden’, straf van de ouders, willen uitblinken, nieuwsgierigheid spelen geen rol. De mening over de werkdruk is fiftyfifty: 41% zegt hoog, 40% vindt dat niet het geval. 42% besteedt gemiddeld 2,5 uur per dag aan het huiswerk. 76% is tevreden over de behaalde cijfers, 54% echter is niet onmiddellijk tevreden over iedere voldoende, ook al is het een zes. 69% begint een tot twee dagen van te voren te leren voor een proefwerk. 97% maakt goed gebruik van de agenda, maar de helft heeft wel eens een toets ‘verknald’, omdat het opgegeven huiswerk niet goed genoteerd was. Bijna tweederde (61%) wisselt leer-‐ en maakwerk af, 33% doet dat niet. 67% zoekt in woordenboeken, op de computer of anderszins iets op wanneer men het niet weet, 15% doet dat niet. Ruim een kwart (27%) toont naar eigen inzicht een gebrek aan zelfdiscipline, 62% vindt dat niet. 89% heeft geen moeite om huiswerk te maken, wanneer er thuis geen toezicht is. 48% wordt niet afgeleid door muziek, computer of MSN, 39% wordt dat wel. Driekwart heeft geen moeite om huiswerk en hobby’s te combineren. 83% maakt zich dan ook geen zorgen omdat ze het werk regelmatig afhebben. Meer dan de helft heeft boeken en schriften altijd bij zich, 41% heeft wel eens een toets ‘verknald’ omdat het boek/schrift nog in het kluisje lag. 58% vindt de hoeveelheid proefwerken goed, 27% vindt dat niet. De hoeveelheid stof bij overhoringen vindt 63% niet veel. Als het over de proefwerken gaat liggen de percentages anders: 46% zegt ‘veel’, 36% zegt ‘niet veel’. Een kleine helft (47%) denkt betere cijfers te behalen bij meer overhoringen tussendoor. Een kwart van de respondenten leest in de zomervakantie nooit een boek, driekwart wel. 72% kijk ook thuis naar televisiedocumentaires, 21% alleen op school. 51% kijk niet dagelijks naar het journaal, 37% wel. Lessen en docenten 45% functioneert beter wanneer het lesdoel aan het begin van de les duidelijk vermeld wordt. 14% geeft aan dat docenten hun lesdoel aan het begin van de les duidelijk formuleren, 62% zegt dat dit niet het geval is. Huiswerk maken in de klas: in globaal de helft van de meeste lessen krijgen de leerlingen naar eigen zeggen tijd om huiswerk te maken. 75% maakt ook gebruik van die tijd. 44% krijgt in de les de kans m al aan het huiswerk te beginnen, 46% niet. Bijna driekwart (74%) van de docenten geeft het huiswerk duidelijk op.11% van de docenten schenkt in de les aandacht aan de vraag, hoe de leerling zijn huiswerk moet beginnen, meer dan driekwart (77%) doet dat niet. Aan de wijze waarop de leerling zijn huiswerk moet maken, schenkt 32% van de docenten aandacht, 52% doet dat niet. De helft van de docenten controleert vervolgens het huiswerk. Op de vraag of bij controle van het huiswerk dat laatste vaker in orde zou zijn, antwoordt 42% met ‘ja’, 41% met ‘nee’. Bijna de helft (46%) geeft aan er niet van overtuigd te zijn betere cijfers te halen, wanneer het huiswerk gemaakt zou worden, 34% denkt van wel. 34% geeft aan dat de docent bruikbaar commentaar geeft op het gemaakte huiswerk. Voor 40% is dat niet het geval. 70% van de respondenten stelt voldoende vragen in de les wanneer zij iets niet weten. Als zij iets niet snappen, dan vraagt 79% de docent om het nog eens uit te leggen. 42% denkt voor de uitleg de docent nodig te hebben, 37% denkt van niet. 60% geeft aan dat de uitleg van de docent goed en helder is. ‘De meeste docenten helpen mij op weg wanneer ik een slecht punt heb gescoord’: de antwoorden waar, niet waar en weet niet liggen vlak bij elkaar op rond de 33%. Bijna de Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 16
helft (48%) denkt dat verplichting van de kant van de docent om extra werk te maken wanneer slechte cijfers worden gescoord, niet zou helpen. 25% denkt van wel. Een kwart (74%) geeft aan een goed contact te hebben met de docenten. 56% werkt harder voor een docent, waar men goed contact mee heeft. Voor 27% is dat niet het geval. 53% vindt voldoende uitdaging in de les. Voor 22% is dat niet het geval. Wat vinden leerlingen belangrijk tot heel belangrijk aan een goede docent: heeft humor: 84% oefent duidelijke controle uit: 90% toont persoonlijke interesse in de leerling: 64% is streng, maar rechtvaardig: 85% hanteert verschillende werkvormen: 66% kan goed vertellen: 92% probeert het maximale uit mij te halen: 85% kan op meerdere manieren uitleggen: 94%. 49% geeft aan beter te functioneren wanneer de docent op een afwisselende manier les geeft, voor 25% is dat niet het geval. straalt vertrouwen uit richting leerlingen: 93% houdt zich aan de afspraken: 95% hanteert consequent de regels 69% is goed benaderbaar: 90% heeft veel vakkennis: 96% kweekt interesse voor zijn vak: 90% heeft aandacht voor de klassieke cultuur: 25%. Overigens: 45% vindt dat niet belangrijk, 29% maakt het niet uit. De respondenten geven aan dat in 24% van de lessen aandacht wordt besteed aan de klassieke cultuur. In 59% van de lessen is dat niet het geval. streeft een goede relatie met de leerling na: 79% is duidelijk over de cijfergeving: 90% staat open voor een gesprek: 88%. De begeleiding Over de begeleiding zijn de leerlingen redelijk tevreden. 68% heeft een goed contact met de mentor/profielcoördinator, 17% heeft dat niet. Op de vragen of de leerlingen makkelijk praten met hun mentor/profielcoördinator en veel vertrouwen in hem/haar hebben wordt ongeveer hetzelfde antwoord gegeven als op de vraag naar het contact, zo ook op de vraag, of de mentor/profielcoördinator genoeg doet om hen te helpen. De helft van de respondenten wil niet dat de mentor/profielcoördinator ingrijpt bij slecht presteren. Bijna een derde geeft aan dat de mentor/profielcoördinator alleen praat met leerlingen die minder goed presteren. 60% vindt dat dit niet het geval is. Een kwart geeft aan dat de mentor/profielcoördinator meestal in de gaten heeft als de leerling ergens mee zit. 47% zegt dat dit niet het geval is. De mentor/profielcoördinator is niet te streng (79%) en redelijk voldoende geïnteresseerd in privé-‐zaken (68%). De mentor/profielcoördinator bemoeit zich niet teveel met privé-‐zaken (68%). 10% vindt dat de mentor/profielcoördinator altijd partij kiest voor de ouders, 56% zegt van niet.
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 17
Bijlage 3 Topdown leren Begaafde kinderen denken anders. Zij benaderen alles vanuit een totaaloverzicht. Dit maakt deze leerlingen anders, dan alleen hun opvallende intelligentie: begaafde mensen denken en leren top-‐down, in tegenstelling tot de gemiddeld en laag intelligente mens die bottom-‐up denkt. De top-‐down denker denkt vanuit het geheel naar de delen en hij moet dus een overzicht hebben van het geheel voordat hij de losse onderdelen voor zichzelf een plaats kan geven. Dat klinkt simpel, maar het heeft grote consequenties, vooral voor het onderwijs. Rekenen en taal worden zorgvuldig opgebouwd in de onderwijsmethodes. Losse vaardigheden als optellen en vermenigvuldigen worden ingeoefend voordat ze worden samengesmeed tot gecompliceerde bewerkingen. Eerst moeten de tafels uit het hoofd worden geleerd om later deelsommen te kunnen maken. Zo is het ook met taal. Voordat er enig taalonderwijs gegeven kan worden, moeten de leerlingen eerst kunnen lezen. Dan wordt er geoefend met zinsbouw, spelling en dergelijke en pas later gaan we het hebben over ontleden en grammatica. Dat het vak ‘begrijpend lezen’ is bedoeld om teksten te leren analyseren als training voor het latere tekstverklaren, vertellen we er niet bij. Het hoogbegaafde kind (dat alles letterlijk neemt) denkt dat het moet leren om wat hij leest ook echt te begrijpen en zit zich elke week in bochten te wringen om iets te ‘leren’ wat hij van nature al in overvloed heeft meegekregen. De top-‐down denker heeft behoefte aan uitleg waartoe de leerstof die we hem aanbieden dient. De grotere context heeft zijn interesse, het waarom, het kader waarin hij de nieuwe kennis kan gebruiken. Pas wanneer hij het kan plaatsen is hij in staat om de losse delen waaruit ons onderwijs bestaat, in zich op te nemen en samen te voegen met reeds aanwezige kennis en vaardigheden. Hij is tijdens de les dus voortdurend op zoek naar de kaders en systemen die passen bij de stof die op dat moment wordt behandeld. Dat kan ertoe leiden dat hij niet genoeg aandacht heeft voor de leerstof zelf en de essentie van het verhaal mist. De zin van het leren op school hangt voor de hoogbegaafde leerling nauw samen met de toepasbaarheid van het geleerde. Pas wanneer helder en duidelijk is welke functie het leren heeft, is de begaafde leerling in staat de leerstof in zijn eigen systeem te integreren. De adequate aanpak hiervan zou dus zijn om leerstof aan te bieden vanuit gehelen. Maar ook de afzonderlijke leerstappen zouden didactisch zo moeten worden aangeboden dat de leerling zelf de ontdekkingen doet waardoor hij begrijpt waar het om gaat. Deze kinderen nemen niets zomaar voor waarheid aan. Ze moeten zelf de verbanden ontdekken en die gaan ze niet zien doordat een leraar zegt dat ze er zijn. Leren leren Er is nog meer waar de begaafde leerling in de groep te weinig aan toe komt. Onderwijs is gebaseerd op het leveren van prestaties. Wie op een bepaald gebied voldoende presteert krijgt daarop niet zoveel begeleiding als kinderen die relatief minder presteren. Wie vanwege zijn intelligentie over de hele linie goed presteert, wordt zich dus Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 18
minder bewust van het proces van kennisvergaring dan leerlingen die moeite hebben met een bepaald vakgebied. Bij hoogbegaafde kinderen gaat het er juist om dat ze hun eigen leerproces leren analyseren en dat ze gaan zien waar ze zelf invloed kunnen hebben op dat proces. Als ze te weinig zicht hebben op de manier waarop ze iets leren weten ze, wanneer de leerstof in het voortgezet onderwijs moeilijker wordt en ze zelfstandiger aan de slag moeten, niet hoe ze dat moeten aanpakken. Ze hebben nooit geleerd hoe ze moeten leren en begrijpen niet dat ze onvoldoendes halen wanneer ze wel goed opletten in de les en daarna de stof nog eens doorlezen (zoals ze op de basisschool gewend waren). Daardoor worden ze heel onzeker en gaan soms behoorlijk twijfelen aan zichzelf. Als iedereen beweert dat je heel intelligent bent en je bakt er desondanks heel weinig van op school, wat kan er dan nog meer aan de hand zijn… Wie doubleert in de brugperiode van het voortgezet onderwijs krijgt bijna steevast het advies om het een niveau lager te proberen (soms krijgt deze leerling al een HAVO-‐advies mee uit angst dat hij het door zijn slechte werkhouding op een VWO-‐afdeling niet zal redden). De glijbaan van het voortgezet onderwijs wordt dat genoemd. De leerstof wordt alleen maar oninteressanter voor de leerling en zijn motivatie wordt nog meer aangetast. Het zou beter werken als middelbare scholen deze leerlingen in een aparte klas zouden zetten en hen naast het normale VWO-‐programma een training gaven hoe ze de leerstof te lijf moeten gaan. Voor beelddenkers is de Beeld en Brein4) methode ontwikkeld. Deze aanpak gaat uit van het creëren van je eigen beelden bij de geschreven tekst. Beelden zijn gemakkelijker te onthouden en weer op te roepen als de leerstof wordt overhoord. Voor begaafde kinderen heeft deze methode het voordeel dat het een totaalbeeld van de te leren stof oplevert. Zo zet de leerling de bottom-‐up aanpak van de leerboeken om in zijn eigen totaalbeeld, wat naadloos in zijn top-‐down-‐systeem past. Wanneer er binnen de plusgroep aandacht is voor het niet kunnen opnemen van de leerstof op de bottom-‐up manier van de doorsnee leerling, kan hij ook voor dat aspect van het onderwijs in een behoefte voorzien.
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 19
Bijlage 4 Gerichtheid op het Wetenschappelijk Onderwijs; de academische vorming. Op de vraag naar academicus / academisch / academische waarden geeft Robbert Dijkgraaf, president van de KNAW het volgende antwoord: ‘Dat is iemand die zich de academische waarden heeft eigen gemaakt. Ik improviseer nu, want eigenlijk willen we de definitie liever open laten. Maar een academicus is op de eerste plaats kritisch, vooral op zichzelf. Wetenschap is één groot gevecht tegen vooringenomenheid en ijdelheid, tegen blinde vlekken. Een ander belangrijk kenmerk waar een goed academicus aan moet voldoen is de bereidheid tot debat. Je moet immers altijd bereid zijn om op zoek te gaan naar data die je ongelijk aantonen. Ook moet een wetenschapper zichzelf en zijn werk in een grotere context kunnen zien. Hoe verhoudt mijn werk zich tot de rest van de maatschappij, nu en in de toekomst. Een academicus moet ook de samenhang der dingen kunnen zien.’ (De Tribune, maart 2010, p. 23). Descriptoren academische vorming op het gymnasium De leerling • heeft een zodanige kennis en inzicht van de vakgebieden, dat die aansluiten op / toereikend zijn voor het volgen van een studie op WO-‐niveau. • toont de wil om dingen uit te zoeken, het vermogen om zelf onderzoek te doen, problemen uit te zoeken en zelfstandig te komen tot een voorgestelde en altijd nader te toetsen oplossing van problemen binnen vakgebieden. • bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn voor het volgen van een studie op WO-‐niveau. Daarbij horen vooral -‐ een adequate lees-‐ en schrijfvaardigheid in Nederlands en Engels -‐ een hoge mate van zelfstandig en planmatig kunnen studeren -‐ een systematische aanpak, waarbij gebruik gemaakt wordt van theorieën en modellen -‐ een nieuwsgierige en kritische houding -‐ de ecologische vaardigheid (de vaardigheid om samenhang binnen het eigen en de aangrenzende vakgebieden te zoeken en te vinden). • bezit sociaalcommunicatieve vaardigheden als: -‐ presenteren / argumenteren / debatteren -‐ functioneren in teamverband -‐ functioneren in een ict-‐rijke omgeving. • is bekwaam in samenwerken en communiceren met andere leerlingen in het kader van probleemoplossende discussies binnen verschillende vakgebieden. • houdt rekening met de context van tijd en plaats bij het analyseren van problemen binnen vakgebieden. • weet de levensbeschouwelijke en ethische aspecten van een bepaalde probleemstelling en oplossing in een vakgebied aan te wijzen en te beargumenteren.
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 20
Bijlage 5 Pegasus: de didactische benadering samengevat HELDERHEID De leerling Weet wat er wordt verwacht - over het einde van de opdracht - de beschikbare tijd - de beschikbare middelen
De docent - stelt de kaders
EIGENAARSCHAP De leerling - krijgt vertrouwen - heeft een hoge mate van zelfsturing in het leerproces - reflecteert over wat er geleerd is
De docent - activeert
UITDAGING De leerling - werkt naar een open einde - gaat verder dan de vorige keer - werkt aan een complexe opdracht
De docent - zaait twijfel
CONTEXT De leerling - plaatst het geleerde in een breder kader - begrijpt waarom dingen gedaan worden - denkt na over waar we mee bezig zijn
De docent - gaat de dialoog aan en levert dilemma’s
KEUZE De leerling De docent - kiest het onderwerp - stelt de kaders - plaats waar de opdracht uitgevoerd wordt - werkwijze - presentatievorm - tijdstip waarop aan de opdracht gewerkt wordt - met wie
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 21
Bijlage 6
Athena programma
Structuur
De bedoeling van het plusprogramma is een onderwijsaanbod dat door het gehele curriculum loopt én deel uitmaakt van dit curriculum (dus merendeels geen extra lesuren voor de leerlingen!). De enige uitzondering maken wij voor het zesde jaar waarin het eindexamen centraal moet staan. Eventueel kan daar wel nog aan extra onderwijsaanbod worden gedacht, zoals een academische lezingencyclus. In deze opzet hebben we een voorstel voor de brugklas en de vierde klas al ingevuld, omdat we met deze klassen volgend schooljaar willen starten. Vanuit onze expertise en affiniteit hebben we ook al een voorstel gedaan voor het vijfde jaar. Het tweede en derde jaar laten we liever aan de secties/onderwijsdirecteur over. Elk onderdeel van het Athenaprogramma heeft een duidelijke meerwaarde voor de leerlingen. Daarom wordt bij elk onderdeel in de bovenbouw de preacademische vorming en de te ontwikkelen competenties aangegeven. Ook is er vaak een sterke verbinding met de klassieken om het gymnasiale karakter te onderstrepen, ook dit wordt indien aanwezig bij een onderdeel aangegeven. Bij een aantal onderdelen toetsen we aan de hand van papers. Dit betekent dat de leerlingen van de tien 1-‐uurslessen vijf keer een paper moeten inleveren met de beoordeling voldoende of hoger. Zij kunnen zelf plannen wanneer zij dit doen kijkend naar hun werkbelasting en/of affiniteit. Een paper telt circa twee pagina’s en vormt een reflectie op het behandelde onderwerp/tekst. De leerling heeft een grote vrijheid bij de invulling. De beoordeling is naar Amerikaans model: Honors, High Pass, Pass of Fail.
Eerste jaar
Eerste trimester: Griekse Mythologie
Opbouw: • •
•
Mythologie: verhalend (bv. 5 lessen) [secties geschiedenis en klassieken] Mythologie: kunstzinnig (bv. 5 lessen) [secties geschiedenis, KUMU (Opera), KUBV en CKV] Sportdag: Olympische spelen [sectie LO]
Toetsing: Klassieke connectie:
niet (?)
spreekt voor zich
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 22
Preacademische vorming:
algemene ontwikkeling
Competenties: • •
Samenwerken Planningsvaardigheid
Tweede trimester: Klassiek Romeins
Opbouw: • • • •
Geschiedenis (voorbeelden): militaire strategie, infrastructuur en het ontstaan van Heerlen [secties geschiedenis en aardrijkskunde] Techniek (voorbeelden): Aquaducten, Romaanse bouwstijlen, schroef van Archimedes [sectie natuurkunde] Eetcultuur en hygiëne (voorbeelden): Aquaducten, bereiden van Römertopf [sectie biologie en filosofie] Project: Thermenmuseum
Toetsing: Klassieke connectie:
niet (?)
spreekt voor zich
Preacademische vorming:
algemene ontwikkeling
Competenties: • •
Samenwerken Planningsvaardigheid
Derde trimester: Capita Selecta
Keuze uit: • •
Cultuureducatie Astronomie
Opbouw:
Cultuureducatie • [secties KUMU, KUBV en CKV] • Project: Glaspaleis ? Astronomie • Inleiding in de sterrenkunde [sectie natuurkunde]
Toetsing:
niet (?)
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 23
Klassieke connectie:
kan, maar hoeft niet van toepassing te zijn
Preacademische vorming:
algemene ontwikkeling
Tweede en derde jaar Invulling overlaten aan secties/onderwijsdirecteur (invoering pas in schooljaar 2012/2013 resp. 2013/2014)
Vierde jaar
Eerste trimester: Breed Klassiek
Keuze uit:
• • •
Klassieke Natuurwetenschappen (primair NT&NG) Oudheid in de Westerse literatuur (primair CM) Politiek in Athene, Rome en heden (primair EM)
Opbouw:
Klassieke Natuurwetenschappen • Wiskunde: Pythagoras, Apollonius van Perga en Euclides • Natuurkunde: Democritus, Aristoteles, Ptolemaeus en Archimedes • Biologie: Aristoteles en Galenus Oudheid in de Westerse literatuur (voorbeelden) • Nederlands: Couperus (Xerxes) of Vestdijk (Aktaion onder de sterren) • Engels: James Joyce (Ulysses) of Shakespeare (Julius Caesar) • Frans: Camus (Le mythe de Sisyphe) of Flaubert (Salammbô) • Duits: Goethe (Iphigenie auf Tauris) of Hermann Broch (Der Tod des Vergil) Politiek in Athene, Rome en heden • Athene: Plato’s Republiek, Proces tegen Socrates of Thucydides • Rome: pamflet Cicero of studie naar imago in Keizerrijk van Olivier Hekster • Heden: Peter Jones, Vote for Caesar: how the ancient Greeks and Romans solved the problems of today of Cullen Murphy, Are we Rome? The fall of an empire and the fate of America
Toetsing: Klassieke connectie:
papers spreekt voor zich
Preacademische vorming:
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 24
alle drie programma’s laten de algemene ontwikkeling van de leerlingen enorm toenemen. • KN: wiskundige bewijsvoering • OWL: kennis van enkele klassieke werken uit de literatuur met een uitdieping van bijbehorende stromingen • PARH: goede voorbereiding op politicologie en geschiedenis
Competenties:
• • • •
Tekstanalyse Analysevaardigheid Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid Planningsvaardigheid
Tweede en derde trimester: Retorica (voor alle profielen)
Opbouw:
• • • • •
Opzetten van een betoog Debatvaardigheden Non-‐verbale communicatie/psychologie van het debat Drogredenen en stijlfiguren Gastcolleges door journalist, advocaat, politicus en lobbyist
Toetsing: • • •
Drie schrijfopdrachten Toets over drogredenen en stijlfiguren Deelname aan afsluitend debattoernooi (eventueel in de avond met uitnodiging naar ouders)
Klassieke connectie:
er wordt in de lessen steeds een link gelegd met de standaardwerken van Cicero en Quintilianus. De prijzen van het debattoernooi bestaan ook uit deze boeken.
Preacademische vorming: op de universiteit moeten studenten voortdurend presentaties houden en werkstukken schrijven. Daarnaast krijgen ze in het kader van hun studiekeuze al een eerste indruk van een aantal beroepen in de gastcolleges.
Competenties:
• • • • •
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid Stressbestendigheid Overredingskracht Analysevaardigheid
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 25
Vijfde jaar
Eerste trimester: Methoden en technieken (voor alle profielen) Opbouw: • • •
Wetenschappelijk onderzoek (2 lessen) [sectie natuurkunde] Statistiek (6 lessen aan de hand van een handboek) [secties wiskunde en natuurkunde] Bronnenonderzoek (4 lessen) [sectie geschiedenis]
Toetsing: • • •
Opstellen van een onderzoeksopzet Uitvoeren van een enquête Archiefonderzoek
Geen klassieke connectie
Preacademische vorming: al deze onderwerpen vormen de basis voor wetenschappelijk onderzoek en komen in alle studies in meer of mindere mate terug. Tevens vormt dit blok een voorbereiding voor het maken van het profielwerkstuk.
Tweede trimester: Filosofie Keuze uit:
• •
Wetenschapsfilosofie (primair NT&NG) Aristotelische ethiek (primair CM&EM)
Opbouw: •
•
WF: basis vormt een inleiding tot de wetenschapsfilosofie (Ton Derksen “Wetenschap of willekeur”) met daarnaast studie van primaire bronnen van David Hume, Karl Popper, Thomas Kuhn en Paul Feyerabend AE: close reading van de Ethica Nicomachea met verdere verdieping door secundaire literatuur (Alasdair MacIntyre, Martha Nussbaum en Amartya Sen)
Toetsing:
papers
Klassieke connectie:
is overduidelijk bij het ethiekblok, maar staat los van wetenschapsfilosofie.
Preacademische vorming: •
WF: wetenschapsfilosofie sluit bij alle natuurwetenschappen aan maar komt ook aan bod in filosofie, economie en sociale wetenschappen
Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 26
•
AE: close reading van teksten is nuttig voor alle taalstudies en humanities. Daarnaast staat de Aristotelische Ethiek nog steeds zeer hoog aangeschreven.
Competenties:
• • • •
Tekstanalyse Analysevaardigheid Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid Planningsvaardigheid
Derde trimester: Elitereis: “Ivy League experience” (primair top gymnasium) De vijftien beste leerlingen van het plusprogramma mogen deelnemen aan deze reis. Als leerlingen dit niet willen dan kunnen deze plaatsen door loting ingevuld worden door andere gymnasiumleerlingen. Deze reis vindt tijdens de reisweek plaats en is dus een alternatief voor enkele leerlingen naast de Romereis. Tijdens de reis bezoeken de leerlingen een aantal topuniversiteiten waar ze hoor-‐ en werkcolleges volgen. Daarnaast bezoeken ze ook de culturele en historische hoogtepunten in deze steden.
Opbouw: • • •
Boston: bezoek aan Harvard en/of MIT, Freedom Trail, Museum of Fine Arts/Isabella Stewart Gardner Museum en JFK Library and Museum (3 dagen) New Haven: bezoek aan Yale University en Yale Center for British Art (2 dagen) New York: bezoek aan Columbia University, Manhattantoer, Verenigde Naties, Ellis Island/Vrijheidsbeeld en Metropolitan Museum of Art/Guggenheim/MoMa (afhankelijk van exposities) (4 dagen)
Financiering: leerlingen betalen hetzelfde bedrag als voor de Romereis. Verder moet dekking gevonden worden door slaapplaatsen te regelen bij de universiteiten, een bijdrage van het stichtingsbestuur en inzameling onder alumni.
Zesde jaar
Geen plusprogramma; volledige focus op eindexamen Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 27
Bijlage 7
Gymnasium enquête ouders juni 2010 De geënquêteerden Alle ouders van de leerlingen van het gymnasium van het Bernardinuscollege (???) hebben de enquête via hun schoolmail ontvangen. 130 ouders hebben de enquête ingevuld, hetgeen overeenkomt met ???%, waarvan 47% man en 53% vrouw. De verdeling onderbouw-‐Tweede Fase is 60% -‐ 40% Redenen voor de keuze van het gymnasium De vragen van dit onderdeel waren tweeledig: Geef het belangrijkste aan (één antwoord mogelijk) en geef op een schaal van 5 bij iedere antwoordmogelijkheid aan of dit antwoord van groot belang of volstrekt onbelangrijk is. De voornaamste reden waarom zij voor het gymnasium hebben gekozen is de keuze van hun kind zelf (45%, 94% vindt dat enigszins tot van groot belang), het advies van de basisschool en de hoge citoscore (33%, 76% vindt dat enigszins tot van groot belang), omdat het gymnasium de beste vooropleiding is een universitaire studie (13%) of omdat een gymnasiale vorming van groot belang wordt geacht (10%). De status van een gymnasiumdiploma is voor geen enkele ouder reden om voor het gymnasium te kiezen. 46% vindt de status van het diploma van enigszins tot groot belang. Bij ‘anders’ had 25% een antwoord gegeven, in totaal 31 antwoorden, waarvan 15 in de categorie ‘keuze van het kind zelf’, 6 op grond van de open dag en 6 op grond van goede ervaringen van broer/zus op een van de scholen van het Bernardinuscollege. De voornaamste redenen waarom zij voor het gymnasium van het Bernardinuscollege hebben gekozen waren: de sfeer tijdens open dag en informatieavonden (31%; 89% vond dit enigszins tot van groot belang), de reputatie van het college (19%; doorgevraagd vindt 95% dit enigszins tot van groot belang). 10% is van mening dat het gymnasium van het Bernardinuscollege de beste gymnasiale vorming in Parkstad biedt. Slechts 4% spreekt over de bereikbaarheid van de school (doorgevraagd vindt 52% deze reden enigszins tot van groot belang), 2% volgt het advies van de basisschool om voor het gymnasium van het Bernardinuscollege te kiezen, 4% is oud-‐leerling en 5% gaat af op de goede ervaring van ouders die al een kind op het gymnasium hebben zitten. Het excursieprogramma is an sich geen reden geweest om voor het gymnasium van het Bernardinuscollege te kiezen. Verwachtingen ten aanzien van docenten, lessen en buitenlesprogramma 41% (100% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) van de ouders verwacht dat docenten de leerlingen weten te motiveren en te inspireren, 31% (100% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) dat zij goed vakinhoudelijk onderwijs geven, 15% (100% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) dat zij hen goede studievaardigheden met het oog op het vervolgonderwijs bijbrengen en 8% (99% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) dat zij de leerlingen zelfstandig leren denken. Een goed persoonlijk contact met de leerlingen en een voorbeeldfunctie scoren 1% respectievelijk 0%. Deze laatste twee items scoren ook hoog bij ‘enigszins tot van groot Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 28
belang’ maar, gerelateerd aan de andere antwoordmogelijkheden worden deze twee items toch niet belangrijk genoeg gevonden. Van het lesprogramma verwachten de ouders dat het een goede voorbereiding biedt op het universitair onderwijs (61%, 100% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden)), de nadruk legt op vakinhoudelijke kennis (23%, 96% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden)) en aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen (11%, 92% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden). Het leggen van een relatie met de klassieke cultuur en het aantonen van het maatschappelijk belang van gymnasiaal onderwijs behoren niet tot het verwachtingspatroon van de ouders (1% (72% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) respectievelijk 2%(54% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden). Van het buitenlesprogramma verwacht 63% (100% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) dat dit het blikveld van de op allerlei gebied verruimt, 13% (90% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) dat het vakoverstijgend werkt, eventueel met een gymnasaal accent en 11% (94% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) dat het aansluit bij het lesprogramma. 5% (65% geeft aan dit van enigszins tot groot belang te vinden) verwacht dat het de klassieke oudheid voor de leerlingen doet herleven en 4% dat het de buitenwereld in het leerproces betrekt. 2% verwacht een programma voor de ouders, 22% vindt dit enigszins tot van groot belang, 46% staat hierin neutraal en 32% vindt dit niet van belang. Huiswerk – werkdruk 58% van de ouders is het niet eens met de stelling dat de leerlingen teveel huiswerk hebben, 30% is het daar (enigszins) mee eens. 85% is van mening dat hun kind(eren) voldoende tijd aan het huiswerk besteden, 67% is het er niet mee eens dat de leerling teveel huiswerk op heeft. 33% is het met dat laatste wel (enigszins) eens. In zoverre de ouders dat kunnen overzien, krijgen de leerlingen van de docenten voldoende aanwijzingen om het huiswerk zelfstandig te kunnen maken (79%), worden de leerlingen intellectueel voldoende uitgedaagd (70%) en wordt hun nieuwsgierigheidvoldoende geprikkeld wordt (61%). Bij elk van deze vragen is overigens het percentage ‘weet ik niet’ een kwart tot een derde van het totaal. 43% van de ouders merkt aan de reacties van hun kind(eren) dat er in de lessen op de klassieke cultuur wordt ingespeeld. 31% weet dat niet en 26% merkt daar niets van. Contact mentor/(profiel)coördinator/docent 90% van de ouders kwalificeert het contact met de mentor als ‘goed’. Ook is de klassenmentor goed bereikbaar. Het contact met de profiel-‐ / leerjaarcoördinator scoort hier 71%, 28% weet het niet, 1% vindt het contact met de profiel-‐ / leerjaarcoördinator niet goed. Voor 78% is de profiel-‐ / leerjaarcoördinator goed bereikbaar en/of benaderbaar. Het contact van de ouders met de docenten is in het algemeen goed (71%). De docenten zijn in het algemeen goed bereikbaar en/of benaderbaar (73%). Bij de vragen over het contact liggen de antwoorden op ‘weet ik niet’ rond de 25%. Notitie en aanbevelingen profilering gymnasium december 2010 29