Besprekingsverslag
Van
Utrechtseweg 48 3704 HE Zeist Postbus 360 3700 AJ Zeist
Suzanne Spaan (TNO)
www.tno.nl
Aanwezig
T +31 88 866 60 00 F +31 88 866 87 28
[email protected]
Harrie van Avendonk (MTS van Avendonk), Marloes van Avendonk (MTS van Avendonk), Jan Brok (NVP), Stefan van der Velden (Colt International), John Houben (Intercontinental), Willem Dijkhuizen (Productschappen Vee en vlees, Pluimvee en Eieren), Albert Winkel (WUR), Bas Knoll (TNO), Suzanne Spaan (TNO) Afwezig
Marco van Beek (van Beek Pluimvee), Dick Schieven, Paul Grefte, Raymond Jansma (Jansma BV / NVP), Lia van der Vorte (ENS), Ron Zanders (Versleijen / Big Dutchman), Erik den Besten (JPE), Ruud Rutten (Schippers-Bladel), Ton Voncken (Syntens), Hilko Ellen (WUR), Tineke Rens (Stof? Pak het aan! / HPA), Maikel van Niftrik (TNO) Kopie aan
Erik Tielemans (TNO), Jeroen Terwoert (TNO) Onderwerp
Notitie n.a.v. bijeenkomst pluimvee 28 mei 2013 - Reductie stof en endotoxinen in de werkomgeving
Tijdens de bijeenkomst van 9 april is gediscussieerd over de huidige situatie met betrekking tot blootstelling aan stof en endotoxinen in de pluimveesector, en mogelijke oplossingsrichtingen voor deze problematiek. Tijdens de bijeenkomst van 28 mei is verder gebrainstormd over de onderwerpen die tijdens de eerste bijeenkomst de meeste interesse van de aanwezigen hadden, en nog een aantal onderwerpen zijn de revue gepasseerd: 1. Ionisatie (inclusief presentatie van John Houben (Intercontinental BV) m.b.t. systeem IC-IonIC) 2. Optimalisatie adembescherming 3. Innovatieve stalconcepten 4. Extra: slim meten 5. Extra: oliefilm De presentaties van TNO en Intercontinental en de deelnemerslijst worden tegelijkertijd met deze notitie onder de betrokkenen verspreid. Tijdens de daarop volgende discussie/brainstorm kwamen de volgende punten naar voren:
Datum 28 mei 2013 Onze referentie
Doorkiesnummer +31 88 866 18 21 Doorkiesfax +31 88 866 87 28
Datum 28 mei 2013 Onze referentie Pagina 2/6
1. Ionisatie - Is een veelbelovende techniek (zeker op het gebied van emissiereductie) - Er zijn meerdere systemen op de markt, bijvoorbeeld: o Intercontinental – IC-ionIC o BAM – Fine dust reduction system (FDRS) Wordt waarschijnlijk door ENS Europe in de markt gezet in de agrarische industrie (afspraken over gemaakt met BAM?) o Zehnder - Flimmer filter o Colt – Ionisatiebuizen Lijkt zeer effectief te zijn, wordt voornamelijk toegepast in industriële settings voor het reduceren van fijn stof door samenklontering en uitzakken Zijn nu met eerste tests in stallen bezig - Vooralsnog voornamelijk gericht op het reduceren van de concentratie in de ruimte en de reductie van emissie naar buiten. Er wordt bijna een halvering van de achtergrondconcentratie fijn stof in de ruimte genoemd bij pluimvee. Het effect van het systeem op endotoxinen en/of persoonlijke blootstelling is onbekend: heb je er ook iets aan bij het ontstaan van het stof (de pieken die dichtbij de werknemer ontstaan)? - Intercontinental: Het systeem is ontwikkeld door het uit te proberen in de praktijk (trial and error, bijv. de dimensies van de draden). Het systeem is voornamelijk effectief bij korte rondes (6 weken, mestkuikens), omdat dan met de stalwisseling en –schoonmaak automatisch tijdig stofafvoer plaatsvindt; bij langere rondes treedt er verzadiging op en werkt de techniek niet (goed) meer. Is bezig om deze techniek ook in die gevallen toepasbaar te maken, hier zit echt een vraag. Mogelijke opties die zijn besproken, zijn: o Installatie (kooisysteem) de ‘drager’ van het vuil laten zijn, waarbij tijdens de dag het vuil zich aan de installatie hecht, en ’s-avonds / ‘s-nachts wordt het vuil verwijderd door contact van de kippen met de installatie (vuil valt op transport/mestafvoerband en wordt zo afgevoerd); o Ontwikkelen van automatische schoonmaaktechniek die het mogelijk maakt om tussentijds het verzamelde vuil te verwijderen zonder de kippen te hoeven verwijderen uit de stallen (bijv. stethoscoop-krabber, veegsysteem die over het dak wordt geleid); o Ontwikkelen van (makkelijk te reinigen) oppervlakten waarop het vuil wordt verzameld, die kunnen worden verwisseld dan wel worden schoongemaakt. ENS Europe uit Gassel heeft bijvoorbeeld afvang op platen getest, waar stof vanzelf af zakt door zwaartekracht. Vooralsnog bleek het plaatoppervlak te klein. o Coating ontwikkelen waaraan het vuil langer kan hechten bij lading en makkelijker loslaat bij geen lading (in relatie tot schoonmaaktechniek). 2. Optimalisatie adembescherming - Er wordt veel gebruik gemaakt van adembescherming in de sector. Dit betreft vaak ook werkzaamheden waarbij zware lichamelijke arbeid wordt verricht (zweten e.d., waarbij in geval van adembescherming met aangezogen lucht er kans bestaat op voorhoofdsholteontsteking en dergelijke).
Datum 28 mei 2013 Onze referentie Pagina 3/6
-
-
-
-
Hoewel het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen geen oplossing is voor het probleem zelf (het ontstaan van blootstelling), en eigenlijk alleen zou moeten worden gebruikt als tijdelijke oplossing, is het gezien de hoge blootstellingen die voorkomen en het nog ontbreken van een structurele oplossing echter logisch dat dit (voorlopig) regelmatig wordt toegepast. Aanknopingspunten voor optimalisatie zijn er op het gebied van ergonomie, comfort, dimensionering / afstelbaarheid (bij bukken e.d.). Er zijn door Bas Knoll (TNO) punten genoemd die voor verbetering vatbaar zijn en relatief snel zijn aan te pakken, namelijk: o Dynamische ademondersteuning (anticiperen op de ademhaling) incl. afvoer om beslaan (condensatie) te voorkomen en de efficiëntie te verhogen, o Tochtvrije (verdeling van) luchttoevoer in de helm, o Ergonomische verbeteringen t.a.v.: Draagcomfort Balans bij schouwen/bukken In- en uitrollen luchtslang (haken voorkomen) Persoonlijke pasvorm (aansluiting op het gelaat. Dit onderwerp kan het beste als clustervraag worden aangepakt. Dat wil zeggen dat de sector/branche bij de leveranciers van adembescherming aan moet geven dat ze willen dat er betere apparatuur op de markt komt, waarvoor aanknopingspunten (met eventueel dimensioneringen e.d. op papier staan) Zie verder het onderdeel afspraken
3. Innovatieve stalconcepten - De vorige bijeenkomst kwam naar voren dat men verschillende ideeën heeft bij dit begrip, en dat dit begrip verder moet worden ingevuld/omkaderd; - Aspecten die onderdeel zijn van een innovatief stalconcept zijn: o Automatisering, substraat, vloertypen, licht, ventilatie / zonebeluchting, etc. o Autonome ontwikkelingen / economische- en marktaspecten / dierwelzijn o Combinatie van optimalisatie van kwaliteit (gezondheid dieren, verhoogde productie business case voor pluimveebedrijven / leveranciers), milieu (emissie naar buiten, voldoen aan richtlijnen) en arbeidsomstandigheden (blootstelling / gezondheidsrisico’s mensen) o Wettelijke kaders zijn van belang; - Door nieuwe regelgeving (per 2012) hebben veel pluimveehouders net hun stal vernieuwd / aangepast (nieuwe systemen, bijv. van legbatterij naar volièresysteem). In verband met afschrijvingen en dergelijke zal hier dus de eerstkomende jaren niet (veel) in worden geïnvesteerd. - Hoewel een nieuw stalconcept het meest voor de hand ligt in het geval van nieuwbouw (ongeveer om de 25 jaar), kan ook bestaande bouw wel worden aangepast. Een keer in de 10-15 jaar wordt het ‘interieur’ van een stal vervangen. Daarop meeliften, want tussentijds inpluggen van nieuwe technieken komt maar beperkt voor; - Op het moment zijn er verschillende ‘individuen’ bezig met de ontwikkeling en het in de markt zetten van nieuwe stalconcepten (bijv. Dick Schrieven en Paul Grefte). Hierbij worden echter over het algemeen niet alle facetten betrokken
Datum 28 mei 2013 Onze referentie Pagina 4/6
-
-
-
(bijv. nadruk op klimaatneutraal, dierwelzijn, etc.). Een meer collectieve aanpak met arbeidsomstandigheden als integraal onderdeel zou wenselijk zijn. Met betrekking tot het doen van investeringen/de ontwikkeling van nieuwe initiatieven zijn een aantal zaken van belang: o Financiën: Het gaat al een tijdje niet goed in de sector, waardoor het financieren van initiatieven lastig is. Er moet geld worden verdiend, en gezondheid staat daarbij niet hoog op de prioriteitenlijst o Vergunningen: Bij het aanvragen van een vergunning moet aan richtlijnen voor emissie naar buiten worden voldaan. Hierbij kunnen alleen systemen met een RAV-code worden opgenomen. Dus zolang een nieuwe systeem nog niet getest is, en een code heeft, kan deze moeilijk worden ingezet o Tijdspad (o.a. in relatie tot vergunningen): door de duur van een traject van vergunningen e.d. (4 à 5 jaar) kunnen niet altijd de laatste ontwikkelingen worden meegenomen (aanpassen vergunning); Redenen voor nieuwe ontwikkelingen zijn over het algemeen regelgeving of een (acuut) probleem. De gezondheid van mensen is over het algemeen geen drijvende kracht voor zulke ontwikkelingen, maar zou daarvan wel deel moeten gaan uitmaken. Daarvoor is bekendheid met het onderwerp, en een besef van de risico’s van groot belang. Hierbij spelen de branche- / sectororganisaties ook een belangrijke rol; Alle aanwezigen geven aan het belang van dit onderwerp in te zien, en men onderkent dat de samenstelling zoals aanwezig tijdens deze bijeenkomst zeer gewenst is om dit vorm te geven. Om dit te behouden zou een soort platform moeten worden opgericht, en zou een notitie moeten worden geschreven om dit onderwerp breed op de kaart te kunnen zetten (bijv. bij lobbywerk) en zo meer invulling te kunnen geven aan ‘de stal van de toekomst’. Zie verder het onderdeel afspraken.
4. Slim meten - Meer kennis over de relatie tussen stof en endotoxinen is zeker nodig, onder andere in combinatie met deeltjesgrootte-verdeling: o Vanuit emissie wordt er voornamelijk gekeken naar PM10 en PM2.5. o Endotoxinen zijn waarschijnlijk onderdeel van PM2.5 (Albert Winkel). - Hoewel endotoxinenmetingen duur zijn, en men door de hoge correlatie tussen stof- en endotoxinenconcentraties wel kan aannemen dat wanneer je naar de stofconcentratie kijkt, en je met beheersmaatregelen blootstelling aan stof beheerst, je dan ook iets kunt zeggen over de relatie met endotoxinen, gaat dit maar ten dele op. Hiervoor is nog te weinig bekend over de precieze factoren die de blootstelling aan endotoxinen beïnvloeden. - Door middel van effectiviteitsmetingen zou in kaart kunnen worden gebracht of de technieken die worden toegepast voor de reductie van stoffen naar buiten dan wel reductie van de (achtergrond)concentratie stof in het binnenmilieu van de stal ook een effect hebben op de persoonlijke blootstelling aan stof en endotoxinen van mensen. 5. Oliefilm (en andere bronaanpak) - Tijdens de bijeenkomst kwam naar voren dat gezien de omvang van de problematiek een vorm van bronaanpak (dus zorgen dat er zo min mogelijk stof
Datum 28 mei 2013 Onze referentie Pagina 5/6
-
-
en endotoxinen in de lucht komen, zodat deze ook niet hoeven te worden verwijderd) het meest effectief zou zijn. Voorbeelden die werden genoemd waren het strooiselmateriaal en gebruik maken van een oliefilm; Vooral voor de oliefilm was wel interesse. Bijv. Intercontinental brengt al een oliefilm systeem op de markt voor in de varkenshouderij en mestkuikens, op basis van een olienevel/mist. Bij varkens wordt daarmee tot 90% stofreductie bereikt. Die hebben echter geen verenpak zoals het pluimvee. Het systeem is voor (opfok) leghennen ook niet toepasbaar, omdat dan het gehele kooisysteem onder de olie komt te zitten (i.v.m. schoonmaken e.d.). Intercontinental gaat samen met de WUR kijken of het systeem d.m.v. een aantal aanpassingen ook toepasbaar kan worden gemaakt voor leghennen (laatste onderdeel van project stofreductie); Met betrekking tot (opfok) leghennen is een aantal opties genoemd, namelijk: o Faseren, zoneren, afbakenen o Alleen op de looppaden vernevelen o Alleen ’s-nachts vernevelen, wanneer de dieren in hun kooien zitten o Het is van belang dat de kippen kunnen blijven ‘stofbaden’, hier moet rekening mee worden gehouden (effect op strooiselmateriaal).
Aanvullende opmerkingen/informatie: - De oplossingsrichtingen die zijn genoemd, zijn een mooie combinatie van trajecten op de korte (PBM), midden-lange (ionisatie) en de lange (innovatieve stalconcepten) termijn. Deze trajecten zouden parallel aan elkaar moeten gaan lopen; - Dhr. Dijkhuizen vertelt dat de PVE onder andere bezig is met een project rond biologische agentia in de pluimveesector, om biologische agentia op te laten nemen in de arbocatalogus. Dit project wordt uitgevoerd door IRAS, die onder andere werkplekmetingen (vnl. stof, in kippenslachterijen) gaat uitvoeren. Dhr. Dijkhuizen zal zorgen dat de resultaten van dit project beschikbaar komen. Verder is geopperd dat men bij het doen van de stofmetingen wellicht het onderscheid in PM10 en PM2.5 mee kan nemen, gezien het feit dat dit van belang is voor de relatie met endotoxinen (zie 1. Slim meten); - Dhr. Dijkhuizen geeft aan dat er vanuit de PVE / Stof pak ’t aan nog wel (beperkt) budget beschikbaar is; - De onderzoeken die de WUR heeft uitgevoerd in de pluimveesector, waaronder het testen van de IC-IonIC en de komende metingen rond de aanpassing van het oliefilmsysteem voor toepassing bij leghennen, zijn uitgevoerd in het kader van het project ‘Stofproductie pluimveeproductie’ (gefinancierd door het ministerie van Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)). Dit project is bijna afgerond, de rapportage wordt eind van dit jaar / begin volgend jaar verwacht. Afspraken: 1. Harrie en Marloes van Avendonk en TNO (Bas Knoll, TNO Delft; TNO Rijswijk of TNO Soesterberg) gaan met toestemming/goedkeuring/ondersteuning van de NVP (Jan Brok) een project opzetten rond de optimalisatie van adembescherming, hoogstwaarschijnlijk in de vorm van een technologiecluster (financieringsvorm TNO). Bij leveranciers dient interesse te worden gekweekt.
Datum 28 mei 2013 Onze referentie Pagina 6/6
Een mogelijke leverancier, die hierbij aan zou kunnen sluiten, is SchippersBladel, waar Mts van Avendonk op dit moment de PBM die zij gebruiken aanschaffen. 2. TNO en de WUR gaan kijken of men samen een project vorm kan geven op het gebied van innovatieve stalconcepten (oftewel: een integrale aanpak waarin optimalisatie van kwaliteit, milieu en gezondheid van dier en mens worden gecombineerd). Wellicht willen andere partijen zich hierbij aansluiten (graag contact opnemen met de WUR of TNO). Verder is hierbij van belang dat dit onderwerp met een zekere regelmaat terugkomt op de desbetreffende agenda’s, en er wordt gelobbyd om dit onderwerp (hoger) op de politieke agenda te krijgen. Activiteiten die daarbij zijn genoemd zijn: - NVP / PVE: Onderwerp (gezondheidsrisico’s van stof en endotoxinen) regelmatig onder de aandacht brengen bij de achterban; - NVP / PVE / WUR / TNO: Onderwerp onder de aandacht brengen in politiek e.d. en bij andere stakeholders; - NVP / PVE / WUR / TNO / pluimveehouders / leveranciers: Opzetten van een platform en/of het schrijven van een notitie waarin deze aanpak wordt geintroduceerd; - NVP / PVE / WUR / TNO / pluimveehouders / leveranciers: Nagaan welke mogelijkheden qua financieringsvormen er zijn, en wat nodig is om hier gebruik van te kunnen maken (bijv. Topsectoren, hier heeft de WUR ervaring mee); - WUR (Albert Winkel): Albert is van plan een publicatie te schrijven rond de mogelijkheden die er zijn rond stof/emissiereductie en hoe deze zouden moeten worden toegepast (á la innovatieve stalconcepten). Partijen die zich met ionisatie (of andere beheerssystemen) bezighouden, worden uitgenodigd om contact op te nemen met TNO indien zij mogelijkheden zien voor de optimalisatie/aanpassing hiervan met behulp van TNO. TNO heeft verschillende financieringsmogelijkheden tot haar beschikking voor (innovatieve) projecten, waarbij kennisoverdracht dan wel kennisontwikkeling centraal staan (voor een voorbeeld, zie bijlagen “TNO Infoblad cofinanciering (SMO)“ en “TNO Infoblad Technologieclusters MKB”).